Blog van medewerkers
- er niet langer een noodzaak is om de gegevens te bewaren gelet op het doel waarvoor de gegevens verzameld zijn;
- de natuurlijk persoon zijn toestemming intrekt om de persoonsgegevens te bewaren;
- de natuurlijk persoon bezwaar maakt tegen het gebruiken van zijn persoonsgegevens;
- de organisatie de verordening niet naleeft.
Daarnaast krijgt een natuurlijk persoon ook het recht om een kopie of overheveling te verzoeken van zijn persoonsgegevens.
- Privacybeleid
De organisatie krijgt de verplichting om, nog meer dan nu al het geval is, goed te documenteren. Nu geldt onder omstandigheden een meldplicht bij het CBP. Onder de verordening wordt het een verplichting voor bedrijven om het doel van de bewerking van persoonsgegevens te beschrijven en het proces correct in te richten.
Iedere organisatie die met persoonsgegevens werkt krijgt nu de verplichting om een privacybeleid te formuleren en daarin bepaalde aspecten op te nemen.
Datalekken
De verordening introduceert ook een meldplicht voor datalekken. Dit laatste houdt in dat feitelijk ieder incident waarbij gegevens verloren, vernietigd, ongeautoriseerd vrijgegeven of verspreid worden, moet worden gemeld. Binnen 24 uur moet een dergelijk lek bij de toezichthouder gemeld worden. Ook de natuurlijke personen die erdoor getroffen worden moeten onverwijld geïnformeerd worden indien het datalek mogelijk negatieve gevolgen heeft voor hun privacy.
Boetes voor overtreding privacyregels
De mogelijkheden voor het CBP om een boete op te leggen voor overtreding van de privacyregels zijn nog beperkt. De staatssecretaris van veiligheid en justitie komt met voorstellen om die bevoegdheid en mogelijkheid uit te breiden. De staatssecretaris heeft de Tweede Kamer toegezegd in november 2014 met een brief met voorstellen is komen.
Op grond van de verordening kunnen toezichthouders [hoge] boetes opleggen. De boetes komen meer in de buurt van de boetes die we kennen in het mededingingsrecht. De verordening maakt boetes mogelijk tot 5% van de wereldwijde jaaromzet met een maximum van € 100 miljoen. Boetes kunnen worden opgelegd voor onder meer:
- niet tijdig of niet volledig informeren van natuurlijke personen;
- niet melden of niet volledig melden van datalekken;
- het niet voldoen aan een verzoek tot verwijdering of niet voorzien van de door een natuurlijk persoon opgevraagde informatie.
Wat betekent dit voor de praktijk
- op dit moment nog niet zoveel. Immers de verordening is nog niet definitief en het is nog onduidelijk wanneer deze in werking treedt. De inhoud van het voorstel voor de verordening geeft wel aan welke richting het op gaat. Bij het maken van beleidskeuzes die verder strekken dan de korte termijn is het verstandig om toch alvast met de inhoud van het voorstel rekening te houden. Zo heeft de verordening gevolgen voor onder andere big data, privacyreglementen, privacy functionarissen, etc.
- wanneer deze verordening in werking treedt zal allereerst vastgesteld moeten worden of de verordening voor uw organisatie gevolgen heeft en wat deze gevolgen zijn.
- er zal privacybeleid geformuleerd moeten worden dat in overeenstemming is met de verordening. Bestaande privacystatements zullen moeten worden geëvalueerd en [waarschijnlijk] worden aangepast om nog compliant te zijn.
- mogelijk betekent dit dat er een privacy functionaris aangesteld moet worden wanneer dat nu nog niet het geval is.
- mogelijk betekent dit dat anders met eigen data of aangekochte data omgegaan moet worden. Uw big data beleid moet mogelijk worden aangepast.
advocaat te Boxtel, Den Bosch, Eindhoven en Tilburg
[post_title] => Nieuwe EU Privacyverordening [post_excerpt] =>Op 14 maart 2014 heeft het Europees Parlement positief gereageerd op een voorstel voor een Privacy Verordening. Dit heeft veel stof doen opwaaien. De veranderingen ten opzichte van de huidige regelgeving zijn groot. De rechten voor natuurlijke personen worden groter. Het niet naleven van de privacy regels kan leiden tot substantiële boetes. Toch blijven er nog mogelijkheden, ook voor big-data gebruik. Wat verandert er?
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nieuwe-eu-privacyverordening [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:04:48 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:04:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/11/24/nieuwe-eu-privacyverordening/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 7101 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-11-24 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-11-24 00:00:00 [post_content] => Veel overheidsinstanties hebben te maken met een veelheid aan verzoeken om stukken openbaar te maken. Veelal geheel gerechtvaardigd en terecht. Soms lijkt het er echter op dat er stukken worden opgevraagd met geen enkel ander doel dan winstbejag. Winstbejag in de zin dat een dwangsom wordt verbeurd op het moment dat het opsturen van de gevraagde stukken te lang duurt. Terwijl minister Plasterk een beperkt en kort wetsvoorstel heeft voorgelegd om een einde te maken aan het betalen van dwangsommen bij oneigenlijk gebruik en er een uitgebreider wetsvoorstel aanhangig is van de leden Voortman en Schouw, waarin expliciet een antimisbruikbepaling is opgenomen, zit de rechter niet stil en haakt dezelfde rechter aan bij het Burgerlijk Wetboek om misbruik niet te honoreren. Op woensdag 19 november 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [verder ook wel aangeduid als: ‘Afdeling’] een dergelijke casus namelijk betiteld als misbruik van procesrecht [zaaknummer 201400648/1/A3]. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State verwijst onder meer naar artikel 13 lid 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, op basis waarvan degene die een bevoegdheid toekomt haar niet kan inroepen als zijn deze misbruikt. In het tweede lid is bepaald dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door haar uitoefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Ingevolge het derde lid kan uit de aard van de bevoegdheid voortvloeien dat zij niet kan worden misbruikt. In de aangevallen uitspraak van de rechtbank is allereerst overwogen dat de juridische adviseur die appellant in beroep heeft vertegenwoordigd, namens diverse cliënten administratief beroep heeft ingesteld tegen verkeersboetes. In aansluiting daarop heeft hij aanzienlijke aantallen Wob-verzoeken, ingebrekestellingen en verzoeken tot het vaststellen van een dwangsom verzonden. De brieven van de juridisch adviseur zijn gestandaardiseerd, zodat soms identieke ingebrekestellingen op dezelfde dag worden verzonden, waarbij slechts wordt verwezen naar een eerder gedaan verzoek. Regelmatig heeft de juridisch adviseur meerdere Wob-verzoeken betreffende dezelfde verkeersboete ingediend, aldus de rechtbank. De rechtbank heeft bovendien op de website van de juridisch adviseur gelezen dat de adviseur zijn rechtsbijstand praktijk op no cure no pay basis uitvoert. De rechtbank heeft vervolgens, onder verwijzing naar de artikelen 13 en 15 van Boek 3 van het BW geoordeeld dat appellant dan wel de juridisch adviseur misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen en om daarop voortbouwende rechtsmiddelen in te stellen, waaronder rechtsmiddelen met betrekking tot het niet tijdig nemen van een besluit. Aan dat oordeel heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat appellant, dan wel de juridisch adviseur, in de betrokken zaken en in andere zaken een onredelijk grote hoeveelheid correspondentie heeft verstuurd, alleen maar om de voortgang van de afdoening te frustreren en zo dwangsommen te incasseren. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de adviseur meerdere malen geen kenmerk of een verkeerd postbusnummer heeft vermeld, alsmede dat de eerste Wob-verzoeken betrekking hadden op verkeersboetes maar dat op die verzoeken voortbouwende vervolgprocedures feitelijk geen verband meer hielden met de verkeersboetes! De rechtbank heeft verder overwogen dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest dat een dergelijke handelwijze wordt beloond met het innen van grote hoeveelheden dwangsommen uit publieke kas. Ten overvloede heeft de rechtbank overwogen dat zich de vraag opdringt of de juridisch adviseur procedeert uit eigen belang of wegens het belang van appellant. De Afdeling geeft aan dat voor het niet ontvankelijk verklaren van een bij een rechter ingesteld rechtsmiddel wegens misbruik van recht zwaarwichtige gronden zijn vereist, aangezien met een niet-ontvankelijk verklaring de betrokkene in feite het recht op toegang tot de rechter wordt ontzegd. Dit geldt temeer wanneer het gaat om een door een burger tegen de overheid ingesteld rechtsmiddel, gelet op de –soms zeer verstrekkende- bevoegdheden waarover de overheid beschikt en welke een burger in de regel niet pleegt te hebben. In het licht daarvan en gelet op artikel 13 lid 2 van Boek 3 BW en de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2003, zaaknummer 200302497/1 [AB 2004,9] zijn in geval van een dergelijk rechtsmiddel zwaarwichtige gronden onder meer aanwezig indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waarvoor zij gegeven zijn, dan het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwader trouw. Een min of meer overmatig beroep op door de overheid geboden faciliteiten in het algemeen zijn op zichzelf geen misbruik van recht. De Afdeling geeft de rechtbank gelijk en heeft daarbij oog voor een analyse van het procesgedrag van appellant en zijn adviseur. De Afdeling komt tot de conclusie dat er geen andere plausibele verklaring is dan het oogmerk om ten laste van de overheid dwangsommen en proceskostenvergoedingen te incasseren. Daar komt bij dat hij op ‘no cure, no pay’ basis handelde, en dus het geldelijk belang van de zaak een eigen belang werd van de adviseur. De adviseur heeft kortom volgens de Afdeling de bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen gebruikt met kennelijk geen ander doel dan om ten laste van de overheid geldsommen te incasseren, heeft hij die bevoegdheid gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, zodanig dat dit gebruik blijk geeft van kwader trouw. Derhalve heeft hij misbruik gemaakt van de wettelijke bevoegdheid. Dit geldt evenzeer voor het gebruik van een bevoegdheid om de beroepen bij de rechtbank in te stellen, nu die beroepen niet los kunnen worden gezien van het doel waarmee de adviseur de Wob heeft gebruikt. Deze handelwijze moet aan appellant worden toegerekend, aangezien de adviseur de betrokken handelingen namens appellant heeft verricht en appellant de adviseur daartoe heeft gemachtigd. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Awb bepalingen betreffende de beslistermijnen en het verbeuren van dwangsommen wegens overschrijding daarvan heeft de wetgever niet gewild dat door onredelijk gebruik van het recht om aanvragen in te dienen dwangsommen, ten laste van de publieke kas kunnen worden geïncasseerd. Zoals uit de betreffende kamerstukken volgt, komt dit tot uitdrukking in artikel 4:17 lid 6 aanhef en onder b en c Awb: daarin is bepaald dat een bestuursorgaan geen dwangsommen wegens het niet tijdig geven van een beschikking kan verbeuren indien de aanvrager geen belanghebbende is of indien de aanvraag kennelijk niet ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. Gezien de kamerstukken komt dit tevens tot uitdrukking in artikel 4:15 lid 2 aanhef en onder b en c Awb, waarin is bepaald dat de termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort zolang de vertraging aan de aanvrager kan worden toegerekend. Daarmee is onder meer gedacht aan de situatie dat wegens het aanzienlijke aantal aanvragen, dat bij een bestuursorgaan wordt ingediend, daarom niet binnen de wettelijke beslistermijn kan worden beslist. De Afdeling komt tot het oordeel dat de namens appellant door de juridisch adviseur verrichte handelingen misbruik van een wettelijke bevoegdheid inhouden. Om tot die conclusie te komen, is rekening gehouden met namens anderen door de adviseur verrichte handelingen, aangezien die blijk geven van in dit geval relevante kennis en ervaring en licht werpen op zijn algemene, ook in het geval van appellant, gevolgde werkwijze. Conclusie: applaus voor de rechter! advocaat te Den Bosch, Eindhoven en Tilburg [post_title] => Misbruik Wet Openbaarheid van bestuur afgestraft [post_excerpt] =>Veel overheidsinstanties hebben te maken met een veelheid aan verzoeken om stukken openbaar te maken. Veelal geheel gerechtvaardigd en terecht. Soms lijkt het er echter op dat er stukken worden opgevraagd met geen enkel ander doel dan winstbejag. Winstbejag in de zin dat een dwangsom wordt verbeurd op het moment dat het opsturen van de gevraagde stukken te lang duurt.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => misbruik-wet-openbaarheid-van-bestuur-afgestraft [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-10 16:27:06 [post_modified_gmt] => 2022-02-10 15:27:06 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/11/24/misbruik-wet-openbaarheid-van-bestuur-afgestraft/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 7099 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-11-11 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-11-11 00:00:00 [post_content] => De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 november 2014 [zaaknummer 201309344/1/R2] geoordeeld over een bestemmingsplan. Een van de beroepschriften werd bij voorbaat ter zijde geschoven. In dit geval heeft iemand gebruik gemaakt van de mogelijkheid om beroep in te stellen. maar bleek dat dezelfde persoon geen zienswijze tegen het ontwerpplan had ingediend. Het verweer van haar is dat zij over de betreffende materie in overleg was met de burgemeester. Wil je in beroep je stem laten horen, dan zal je tegen het ontwerpplan wel een zienswijze moeten hebben ingediend. Uitzonderingen daargelaten. Was hier sprake van zo’n uitzondering? Helaas. De Afdeling bestuursrechtspraak is onverbiddelijk. Geoordeeld wordt dat er geen rechtvaardiging is gelegen in het feit dat zij niet op de hoogte was van de terinzagelegging van het ontwerpplan en dat zij in een gesprek met de burgemeester tijdens de periode van terinzagelegging daar niet op is gewezen. De rechter controleert nog wel of volgens de wettelijke regels het ontwerpplan bekend is gemaakt. En dat is het geval. Dus vist zij achter het net. Haar opmerkingen ten aanzien van het bestemmingsplan worden in beroep niet meer inhoudelijk behandeld. Ook als zij inhoudelijke onjuistheden kan aanwijzen in het bestemmingsplan zal haar dat normaal gesproken niet meer helpen. De hoogste bestuursrechter in Nederland heeft een uitspraak gedaan, waar zij het mee zal moeten doen. De komende jaren hoeft zij natuurlijk niet bij de pakken neer te gaan zitten. Als zij een bepaalde wens heeft over de invulling van een perceel grond, bijvoorbeeld voor een woning, en dat nu niet direct kan omdat het bestemmingsplan dat niet toelaat is er wellicht wel een pleister te vinden, als de gemeente daar beleidsmatig geen bezwaar tegen heeft. Maar dan zal er wel een procedure doorlopen moeten worden. Het is daarom beter te voorkomen dan te genezen. Het bestuursprocesrecht is een pad vol valkuilen. Je moet daarom bij de tocht over dit pad erg goed blijven opletten. Een moment van onachtzaamheid is voldoende om in de valkuil te tuimelen. advocaat te Den Bosch, Eindhoven en Tilburg [post_title] => Wel in gesprek met de burgemeester, maar geen zienswijze ingediend? Jammer, maar helaas! [post_excerpt] =>De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 november 2014 [zaaknummer 201309344/1/R2] geoordeeld over een bestemmingsplan. Een van de beroepschriften werd bij voorbaat ter zijde geschoven.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wel-in-gesprek-met-de-burgemeester-maar-geen-zienswijze-ingediend-jammer-maar-helaas [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-10 16:51:18 [post_modified_gmt] => 2022-02-10 15:51:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/11/11/wel-in-gesprek-met-de-burgemeester-maar-geen-zienswijze-ingediend-jammer-maar-helaas/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 7098 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-11-06 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-11-06 00:00:00 [post_content] => Werknemers hebben op basis van Europese regelgeving het recht om collectieve acties te voeren, waaronder als meest sprekend voorbeeld staken. Tot zeer recent was het uitgangspunt dat het recht op collectieve acties in principe beperkt was tot het bedrijf waar de werknemers werkzaam waren. De Hoge Raad heeft daar in zijn uitspraak van 31 oktober 2014 echter een belangrijke uitbreiding aan toegevoegd. Onder omstandigheden is het toegestaan dat werknemersorganisaties, zoals de vakbond, een oproep doen aan het personeel van andere ondernemingen om als het ware “mee te staken”. In de uitspraak van de Hoge Raad speelde het volgende. Bedrijf E exploiteert een kolenwasserij bij een van de terreinen van bedrijf R in de haven van Amsterdam. Bedrijf R is een op- en overslagbedrijf. De kolenwasserij van bedrijf E wordt ongeveer driewekelijks bevoorraad door zeeschepen, die in IJmuiden worden gelicht omdat zij teveel diepgang hebben om de haven van Amsterdam binnen te varen. Nadat de zeeschepen zijn gelicht varen zij door naar de haven van Amsterdam waar ze bij de kolenwasserij worden gelost. Het lossen van deze schepen wordt gedaan door werknemers van bedrijf R. Bedrijf R had een belangenconflict met de vakbond en sinds 24 september 2012 vonden op het bedrijfsterrein van bedrijf R collectieve acties plaats. Op of omstreeks 9 oktober 2012 is een zeeschip aangekomen in IJmuiden met circa 120.000 ton steenkool bestemd voor bedrijf E aan boord. Bedrijf E heeft opdracht gegeven aan bedrijf R om het schip te lichten en te lossen. Bedrijf R maakt voor het lichten gebruik van drijvende kranen. Tijdens het lichten ontstond een onaangekondigde staking van de werknemers van bedrijf R. Als gevolg daarvan kon het zeeschip niet gelicht worden en moesten de drijvende kranen op last van de autoriteiten worden weggehaald en het zeeschip is naar een ankerplaats gebracht omdat het de toegang tot de haven blokkeerde. Vervolgens heeft de vakbond hun kaderleden bij andere overslagbedrijven in de regio verzocht zich solidair te verklaren met de acties bij bedrijf R en de schepen van klanten van bedrijf R niet te lossen. Dit werk werd door de vakbond “besmet verklaard”. Het personeel van veel overslagbedrijven in de regio heeft zich solidair verklaard met de vakbond en de werknemers van bedrijf R. Het zeeschip met steenkolen is daarom ook niet gelicht en/of gelost. Bedrijf E heeft de vakbond gesommeerd de besmetverklaring op te heffen, de vakbond heeft hieraan niet voldaan. Na procederen tot aan het gerechtshof moest de Hoge Raad zich buigen over de vraag of de zogenaamde “besmetverklaring” door de vakbond geoorloofd was in het licht van het recht op collectieve acties zoals dat is opgenomen in artikel 6 van het Europees Sociaal Handvest. De Hoge Raad heeft overwogen dat de strekking van artikel 6 van het Europees Sociaal Handvest, als waarborg van een doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen, geen aanleiding geeft om het begrip “collectief optreden” beperkt uit te leggen. Dit brengt mee dat een werknemersorganisatie in beginsel vrij is in de keuze van de middelen om haar doel te bereiken. Of sprake is van een collectieve actie in de zin van deze bepaling, wordt aldus vooral bepaald door het antwoord op de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Het gerechtshof heeft bepaald dat de besmetverklaring niet valt onder een collectieve actie in de zin van artikel 6 ESH, voor zover het daarbij ging om werkzaamheden in andere ondernemingen dan bedrijf R. De Hoge Raad heeft dit oordeel van tafel geveegd. De Hoge Raad geeft aan dat bepalend is of de besmetverklaring in redelijke wijze kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen, en daarmee tot het actiedoel [hetgeen volgens de Hoge Raad bijvoorbeeld het geval kan zijn indien de besmetverklaring bedrijf E kan prikkelen druk uit te oefenen op bedrijf R]. Tot slot sluit de Hoge Raad af met de overweging dat niet is gebleken dat in dit geval de actie in verband met artikel G van het Europees Sociaal Handvest moest worden verboden of beperkt omdat zij, gelet op de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer in acht moet worden genomen door de vakbonden, ten aanzien van een derde [in dit geval bedrijf E], in zodanige mate inbreuk maakt op diens rechten dat beperking, maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk is. De conclusie op basis van het bovenstaande luidt dan ook dat bedrijven er rekening mee moeten houden dat een staking bij het ene bedrijf ook van invloed kan zijn bij een bedrijf dat geen problemen heeft met zijn personeel. Belangrijke situaties daarbij zijn bijvoorbeeld leveranciers, nu het personeel van bijvoorbeeld de afnemende partij het personeel van de leverancier kan verzoeken om de acties te steunen. Met deze uitspraak in de hand kunnen de vakbonden dit zelfs aanwakkeren. De vraag is tot slot of het zo’n vaart zal lopen, nu Nederland geen land is waar uitgebreide collectieve acties veel voorkomen, maar mogelijk dat deze uitspraak een eerste aanleiding is voor meer acties onder de werknemers. advocaat te Den Bosch, Eindhoven en Tilburg [post_title] => Stakingsrecht uitgebreid!? [post_excerpt] =>Werknemers hebben op basis van Europese regelgeving het recht om collectieve acties te voeren, waaronder als meest sprekend voorbeeld staken. Tot zeer recent was het uitgangspunt dat het recht op collectieve acties in principe beperkt was tot het bedrijf waar de werknemers werkzaam waren. De Hoge Raad heeft daar in zijn uitspraak van 31 oktober 2014 echter een belangrijke uitbreiding aan toegevoegd. Onder omstandigheden is het toegestaan dat werknemersorganisaties, zoals de vakbond, een oproep doen aan het personeel van andere ondernemingen om als het ware “mee te staken”.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => stakingsrecht-uitgebreid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-09 16:15:09 [post_modified_gmt] => 2022-02-09 15:15:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/11/06/stakingsrecht-uitgebreid/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 7096 [post_author] => 24 [post_date] => 2014-11-04 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-11-04 00:00:00 [post_content] =>Op 10 oktober 2014 wees de Hoge Raad een relevant arrest over de aloude discussie over de “onrechtmatige kredietopzegging”. Het volgende daarover.
Tot voor kort gingen veel rechtbanken bij de toetsing of een kredietopzegging, al dan niet onrechtmatig was, uit van het arrest Rabobank/Aarding van het Hof Arnhem uit 2003: ook wanneer de kredietovereenkomst voorzag in een opzeggingsbevoegdheid, mocht dat recht alleen worden uitgeoefend als voor kredietopzegging een voldoende zwaarwegende grond bestaat en de kredietopzegging voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarbij formuleerde het Hof Arnhem een groot aantal factoren waaraan betekenis toekwam in het kader van de vraag of de kredietopzegging rechtsgeldig was. Dat waren de volgende eisen:
“4.31 Voor de rechtsgeldigheid van de opzegging van een bankkrediet zal onder meer betekenis toekomen aan de volgende factoren:
- De duur, de mate van exclusiviteit, de omvang en de ingewikkeldheid en het verloop van de kredietrelatie;
- een aanmerkelijke afname van de kredietwaardigheid en/of aanmerkelijke toeneming van het bancaire kredietrisico, waarbij met name van belang zal zijn of er voldoende dekking door zekerheid bestaat dan wel kan worden verleend en de mate van waarschijnlijkheid of en in welke omvang deze zal blijven bestaan (alles te stellen op de liquidatiewaarde);
- het gedrag en de betrouwbaarheid van de kredietnemer alsmede de mate waarin en de tijdigheid waarmee deze de bank op de hoogte heeft gesteld en stelt van alle voor de kredietrelatie relevante omstandigheden;
- of en in welke mate de kredietnemer toerekenbaar is tekortgeschoten (bij voorbeeld door (structurele en/of ruime) overschrijding van de kredietlimiet);
- de kans dat de onderneming van de kredietnemer, al of niet na reorganisatie of doorstart, zal overleven en de mate waarin de kredietnemer een reorganisatie heeft opgestart;
- welke termijn de kredietnemer krijgt om een andere (huis-)bankier te zoeken en welke ernstige financiële problemen voor de kredietnemer (zullen) ontstaan indien hij zijn financieringsbehoefte niet op korte termijn elders kan onderbrengen;
- de wijze van besluitvorming van de bank voorafgaand aan de opzegging en de wijze waarop overleg is gevoerd met de kredietnemer en of en in welke mate de bank de kredietnemer tevoren heeft gewaarschuwd;
- of de bank door eigen gedragingen (zoals toelating van overschrijding van de kredietlimiet) verwachtingen heeft gewekt;
- andere maatschappelijke belangen (waaronder het voorbestaan van werkgelegenheid).”
De Hoge Raad bepaalde in het arrest van 10 oktober jl.: alleen indien opzegging in de bijzondere omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan een contractueel opzeggingsrecht niet worden uitgeoefend. Dat lijkt aan te sluiten bij Rabobank/Aarding, maar dat is niet [geheel] juist.
Daar waar Rabobank/Aarding voor leek te schrijven dat met kredietopzegging terughoudend moet worden omgesprongen en die kredietopzegging alleen dan niet onrechtmatig is als aan de genoemde voorwaarden is voldaan, lijkt het arrest van de Hoge Raad het tegenovergestelde te bepalen: kredietopzegging is in beginsel rechtmatig, indien de kredietovereenkomst daarin voorziet, tenzij de kredietopzegging onaanvaardbaar is. Dat is een geheel andere insteek, ik meen in het voordeel van de banken. Onaanvaardbaarheid is een veel zwaardere drempel die door de opgezegde aangetoond moet worden. Uiteraard wordt er daarbij gekeken naar de omstandigheden van het geval, waarbij bijvoorbeeld mee speelt of er een termijn voor herfinanciering wordt gegeven [in het arrest van de Hoge Raad 8 maanden].
Het arrest van de Hoge Raad: zie uitspraak.
Uiteraard is kredietopzegging nog steeds maatwerk, en moet daar niet te lichtvaardig mee worden omgesprongen. Sparren over wel of niet opzeggen kan altijd. U kunt altijd contact opnemen.
[post_title] => Kredietopzegging mag altijd tenzij onaanvaardbaar. De Hoge Raad herformuleert [oktober 2014] [post_excerpt] =>Op 10 oktober 2014 wees de Hoge Raad een relevant arrest over de aloude discussie over de “onrechtmatige kredietopzegging”. Het volgende daarover.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kredietopzegging-mag-altijd-tenzij-onaanvaardbaar-de-hoge-raad-herformuleert-oktober-2014 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:06:54 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:06:54 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/11/04/kredietopzegging-mag-altijd-tenzij-onaanvaardbaar-de-hoge-raad-herformuleert-oktober-2014/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 7097 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-11-04 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-11-04 00:00:00 [post_content] => Ouders die kinderalimentatie betalen kunnen vanaf 1 januari 2015 een deel van die betaalde alimentatie niet meer aftrekken van de inkomstenbelasting. Dit heeft [soms] aanzienlijke gevolgen voor het netto te besteden bedrag wat de betalende ouder over houdt en derhalve invloed op de draagkracht van de betalende ouder. Om die reden kan het vervallen van het fiscaal voordeel een relevante wijziging van omstandigheden zijn, waardoor de te betalen kinderalimentatie op een lager bedrag kan worden vastgesteld. In een recent arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juli 2014 [ECLI:NL:GHARL:2014:5868] heeft het hof het vervallen van het fiscale voordeel meegenomen bij de berekening van de draagkracht van de man. Zie uitspraak. Om er achter te komen of het vervallen van het fiscale voordeel een relevante wijziging oplevert, dient er nieuwe alimentatieberekening gemaakt te worden. Na deze nieuwe berekening kunt u beoordelen of het zinvol is om een eventuele procedure te starten waarbij de rechter de te betalen alimentatie opnieuw vaststelt. Indien u hierover meer informatie wenst, of indien u een berekening wil laten maken, kunt u vanzelfsprekend contact met ons opnemen. Wij helpen u graag verder. advocaat te Den Bosch, Eindhoven en Tilburg [post_title] => Alimentatie per 1 januari 2015 niet meer aftrekbaar [post_excerpt] =>Ouders die kinderalimentatie betalen kunnen vanaf 1 januari 2015 een deel van die betaalde alimentatie niet meer aftrekken van de inkomstenbelasting. Dit heeft [soms] aanzienlijke gevolgen voor het netto te besteden bedrag wat de betalende ouder over houdt en derhalve invloed op de draagkracht van de betalende ouder.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => alimentatie-per-1-januari-2015-niet-meer-aftrekbaar [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-09 16:15:23 [post_modified_gmt] => 2022-02-09 15:15:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/11/04/alimentatie-per-1-januari-2015-niet-meer-aftrekbaar/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 7095 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-11-04 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-11-04 00:00:00 [post_content] =>De partij die “namaak” buggy’s verkoopt moet van de rechter een rectificatie plaatsen in twee tijdschriften. Een volledige recall vindt de rechter niet nodig. Verder is sprake van misleidende reclame door te suggereren dat een type buggy door de adverteerder wordt of werd verkocht.
Deze zaak gaat over de verkoop van buggy’s. De ene partij heeft het auteursrecht op de buggy met de naam “limbo”. Bij de verkoop van deze buggy wordt gebruik gemaakt van het woordmerk KOELSTRA en het beeldmerk:
De andere partij, Babysupershop uit Tilburg, verkoopt, o.a. via verschillende webwinkels, een nagenoeg identieke buddy, ook onder de naam ”Limbo”. De buddy’s die deze partij verkoopt blijken een gebrekkig scharnier te hebben. Na daartoe te zijn aangeschreven erkent Babysupershop de inbreuk, legt een onthoudingsverklaring af en doet opgave van de verkopen. Zij weigert mee te werken aan een volledige recall en rectificatie.
De voorzieningenrechter oordeelt dat een volledige recall niet nodig is. Wel moet Babysupershop in twee tijdschriften de volgende rectificatie plaatsen:
Wij hebben in onze winkel in Tilburg en op de websites [B superstore].nl, kadocus.nl, babysupershop.eu, buggy-shop.nl, kinderwagens-shop.nl, babykinder-shop.nl en buggyshop.eu , een buggy verkocht onder het merk [A], model Limbo Techno Grey. Deze buggy is niet van [A] afkomstig maar een namaakkopie. De daarin gebruikte scharnieren voldoen niet aan de veiligheidseisen die [A] aan haar producten stelt. Wij bieden u aan om in het geval u een exemplaar van deze buggy heeft gekocht, deze te retourneren. Wij zullen daarbij het aankoopbedrag en alle verzendkosten aan u vergoeden.
Misleidende reclame
Babysupershop heeft op een van haar websites ook een afbeelding van het model “Simba Twin” geplaatst met de tekst:
“[A] buggy Simba Twin Sand.
Beschikbaarheid: niet op voorraad. € 200,00 (doorgestreept) Nu € 99,99”
Dit type buggy is afkomstig uit de nieuwste collectie van de merkhouder en Babysupershop heeft dit type buggy nimmer in haar assortiment gehad, zodat zij deze evenmin in voorraad kan hebben gehad. Met de aanbieding van dit type buggy, voorzien van een afbeelding ervan en de tekst “beschikbaarheid: niet in voorraad”, wordt de suggestie gewekt dat Babysupershop deze buggy wel in voorraad heeft gehad, dan wel dat deze buggy gekocht kan worden en geleverd kan worden zodra zij weer op voorraad is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze uitingen om die reden misleidend zijn en derhalve in strijd zijn met artikel 6:194 sub c BW.
De merkhouder stelt verder dat Babysupershop met deze advertentie ook suggereert dat de adverteerder een erkende wederverkoper van de merkhouder is, vanwege de vermelding dat het gehele assortiment uit voorraad leverbaar is. De voorzieningenrechter deelt dit standpunt niet. De merkhouder heeft niet onderbouwd dat het relevante publiek bekend is met het feit dat de merkhouder werkt met erkende of geselecteerde wederverkopers. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat het publiek verwacht dat een verkoper die het hele assortiment voert, een door de merkhouder erkende wederverkoper moet zijn. Daarom zijn er onvoldoende aanwijzingen dat het publiek bij het lezen van de bewuste advertentie van Babysupershop ten onrechte zal denken dat de adverteerder tot het dealernetwerk van de merkhouder behoort.
De merkhouder had ook gesteld dat het gebruik van een zogeheten “van-voor-prijsindicatie”, waarbij eerst een hogere prijs wordt genoemd, welke wordt doorgestreept en daarna een lagere prijs, misleidend is. De voorzieningenrechter deelt dit standpunt niet.
Keyword advertising
Babysupershop maakt gebruik van keyword advertising door te bewerkstelligen dat degene die op internet zoeken op KOELSTRA [het woordmerk van de merkhouder], bij haar websites uitkomen. De merkhouder stelt dat Babysupershop inbreuk maakt op het woordmerk KOELSTRA door deze wijze van adverteren. De rechtbank verwijst vervolgens naar het Google-arrest en het Interflora-arrest.
In deze arresten is bepaald dat er sprake is van merkinbreuk in de zin van artikel 9 lid 1 sub a GMVo als een adverteerder een merk van een derde als keyword gebruikt op een wijze waarbij de herkomstaanduidingsfunctie of de investeringsfunctie van het merk wordt aangetast. “Van aantasting in de herkomstaanduidingsfunctie is sprake als het voor de gemiddelde internetgebruiker onmogelijk of moeilijk is te weten of de waren of diensten waarop de advertentie betrekking heeft afkomstig zijn van de merkhouder, een daaraan economisch verbonden onderneming of van een derde. De investeringsfunctie wordt afgebroken als het keyword adverteren het gebruik van het merk door de merkhouder ter verwerving of behoud van een reputatie die consumenten kan aantrekken en aan hem kan binden, aanzienlijk verstoort. Uit deze jurisprudentie volgt ook dat van aantasting in de reclamefunctie van een merk bij gebruik als keyword geen sprake is. Adverteren met gebruikmaking van keywords strekt er in de regel louter toe internetgebruikers een alternatief te bieden voor de waren of diensten van de merkhouder en belet de merkhouder niet zijn merk ook zelf doeltreffend te gebruiken om de consument te informeren en te overtuigen. Het enkele feit dat het gebruik door een derde van een aan het merk gelijk teken de merkhouder ertoe verplicht om grotere reclame-inspanningen te leveren om de bekendheid van het merk bij de consument te behouden of verhogen maakt dit niet anders.” Aldus de rechtbank.
Vervolgens overweegt de voorzieningenrechter dat de wijze waarop Babysupershop gebruik maakt van keyword advertising de herkomstaanduidingsfunctie van het woordmerk KOELSTRA niet aan tast. De gemiddelde internetgebruiker die na het intoetsen van het woordmerk in een zoekmachine, een advertentie van Babysupershop bij de advertenties aantreft en daarop klikt, komt op een website waarop duidelijk is vermeld van welke producenten de daarop aangeboden producten afkomstig zijn. Alleen bij de producten die daadwerkelijk van de merkhouder afkomstig zijn is dat vermeld, bij andere producten zijn andere merknamen vermeld. Daarmee weet de internetconsument onmiddellijk dat het hier niet gaat om de website van de merkhouder of een onderneming waarmee zij een economische band heeft. De herkomstaanduidingsfunctie van het woordmerk KOELSTRA is daarom niet in het geding.
Rechtbank Den Haag, 22 oktober 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:13292
Zie uitspraak
advocaat te Boxtel, Den Bosch, Eindhoven en Tilburg
[post_title] => Geen volledige recall bij inbreuk op IE rechten [post_excerpt] =>De partij die “namaak” buggy’s verkoopt moet van de rechter een rectificatie plaatsen in twee tijdschriften. Een volledige recall vindt de rechter niet nodig. Verder is sprake van misleidende reclame door te suggereren dat een type buggy door de adverteerder wordt of werd verkocht.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => geen-volledige-recall-bij-inbreuk-op-ie-rechten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:08:52 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:08:52 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/11/04/geen-volledige-recall-bij-inbreuk-op-ie-rechten/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 7093 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-10-28 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-10-28 00:00:00 [post_content] => PlantLab voert al enige tijd procedures tegen Deliscious. Ik heb daar al eerder over geschreven zie artikel. Na een mislukte samenwerking zou de klimaatcel van Deliscious inbreuk maken op het octrooi van PlantLab voor een systeem voor het telen van een gewas. PlantLab zoekt informatie over de klimaatcel van Deliscious. PlantLab heeft beslag onder derden laten leggen op o.a. digitale bestanden. In dit incident vordert Plantab op basis van 843a Rv inzage in die bestanden. Dit betekent dat voldoende aannemelijk moet worden dat sprake is van inbreuk op een geldig octrooi. Nu zowel de geldigheid van het ingeroepen octrooirecht als de inbreuk daarop gemotiveerd wordt betwist, dient PlantLab voldoende concrete feiten en omstandigheden aan te voeren die grond bieden voor een redelijk vermoeden van de geldigheid van het octrooi en van de (dreigende) inbreuk op dit octrooi, aldus de rechtbank. PlantLab verwijst daarvoor naar een interview in een vakblad met Deliscious. De rechtbank overweegt dat uit dit citaat niet kan worden afgeleid dat inbreuk wordt gemaakt op het octrooi. Het verzoek om inzage wordt afgewezen. Rb Den Haag, 22 oktober 2014 Zie uitspraak Wat betekent dit voor de praktijk?- Inzage krijgen in bestanden waar door middel van een bewijsbeslag beslag op is gelegd is niet eenvoudig.
- Toch is het de moeite waard om te proberen omdat het soms de enige manier is om of bewijs veilig te stellen of om überhaupt informatie te krijgen.
- De ene rechter geeft makkelijker toestemming tot inzage dan de andere rechter. Soms kan het de moeite waard zijn om te kijken aan welke rechter je toestemming vraagt. Soms zijn meerdere rechters bevoegd om een dergelijke toestemming te verlenen. In deze zaak was dat niet het geval.
- Wanneer de producent weet dat een product onveilig is of mogelijk onveilig is, dan dient zij haar distributeurs daar actief en volledig over te informeren.
- Wanneer nationale toezichthouders de verhandeling van producten verbieden omdat de producten [mogelijk] onveilig zijn, dan dient de producent haar distributeurs daar actief en volledig over te informeren.
- Wanneer een producent onjuiste en/of onvolledige informatie verstrekt aan haar distributeurs dan kan dat betekenen dat de rechter een beroep op een beperking van aansprakelijkheid die in een overeenkomst is opgenomen onaanvaardbaar vindt en dus buiten beschouwing laat.
Producent is aansprakelijk voor schade distributeur ten gevolge van recall omdat producent een gebrekkig product heeft geleverd en de distributeur onvolledig en zelfs misleidende informatie heeft gegeven. De producten kan geen beroep doen op de beperking van de aansprakelijkheid zoals in de distributieovereenkomst overeengekomen. De producent is aansprakelijk voor de volledige schade.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => producent-aansprakelijk-voor-schade-waaronder-de-schade-door-recall [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-17 15:32:13 [post_modified_gmt] => 2021-12-17 14:32:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/10/28/producent-aansprakelijk-voor-schade-waaronder-de-schade-door-recall/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 7092 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-10-08 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-10-08 00:00:00 [post_content] => Wie kent hem niet, de Rubik’s Cube. Aan iedere zijde een andere kleur en nadat alle kleuren zijn gemixt, proberen om weer alle kleuren op hun plaats te krijgen. De kubus is al jaren populair en het verbaast niet dat hij werd nagemaakt. Rubik was het daar niet mee eens en startte een procedure. Hij deed primair een beroep op het auteursrecht op de kubus zonder de kleurenopdruk, waarbij het dus gaat om de vorm van de kubus, de samenstelling en de draaibaarheid. Subsidiair deed Rubik [volgens het Hof] een beroep op het auteursrecht op de kubus inclusief de kleurvakken, waarbij de vormgeving bestaat uit zes kleurvlakken en de beweegbaarheid waardoor eindeloos veel kleurvariaties mogelijk zijn. In hoger beroep heeft het Hof het in kort geding gegeven vonnis vernietigd en geoordeeld dat de kubus an sich - zonder de kleurvlakken- niet auteursrechtelijk is beschermd omdat de vorm technisch bepaald is. Dat ook andere vormen mogelijk zijn, doet daaraan niet af. Wel acht het Hof de kubus beschermd inclusief de bekende kleurvlakken waarmee hij op de markt is gebracht: rood, oranje, geel, wit, blauw en groen. De keuze voor die kleuren geeft de kubus een oorspronkelijk karakter en daardoor kan de kubus in die vorm auteursrechtelijk worden beschermd. Dit vonnis van het Hof betekent dus dat andere partijen de kubus in andere kleuren op de markt kunnen brengen [de kubus an sich is immers niet beschermd door auteursrecht]. Rubik was het daarmee oneens in ging in cassatie bij de Hoge Raad omdat Rubik vond dat het Hof had moeten onderzoeken of er binnen de technische eisen van de kubus an sich ruimte was voor persoonlijke creatieve keuzes. Ook de ‘namaker’ heeft in cassatie gesteld dat het Hof niet juist oordeelde en wel dat door Rubik geen subsidiair beroep gedaan zou zijn op bescherming op basis van de kleurvlakken en voorts dat de kleurvlakken niet oorspronkelijk zijn. [dus de “namaker wilde de kubus in alle kleuren op de markt kunnen brengen ook in de originele kleuren”] Op 19 september jl. heeft de Hoge Raad arrest gewezen en daaruit blijkt dat de Hoge raad van mening is dat het Hof op juiste gronden heeft geoordeeld. De kubus mag dus in andere kleurstellingen op de markt worden gebracht. Wel moest de “namaker” in cassatie relatief veel advocaatkosten betalen aan Rubik en Rubik niet aan de “namaker” omdat deze te laat haar vordering zou hebben ingediend. Dat was nog een schrale troost voor de bedenker van de populaire kubus. [post_title] => Kubus van Rubik [post_excerpt] =>Wie kent hem niet, de Rubik’s Cube. Aan iedere zijde een andere kleur en nadat alle kleuren zijn gemixt, proberen om weer alle kleuren op hun plaats te krijgen. De kubus is al jaren populair en het verbaast niet dat hij werd nagemaakt. Rubik was het daar niet mee eens en startte een procedure. Hij deed primair een beroep op het auteursrecht op de kubus zonder de kleurenopdruk, waarbij het dus gaat om de vorm van de kubus, de samenstelling en de draaibaarheid. Subsidiair deed Rubik [volgens het Hof] een beroep op het auteursrecht op de kubus inclusief de kleurvakken, waarbij de vormgeving bestaat uit zes kleurvlakken en de beweegbaarheid waardoor eindeloos veel kleurvariaties mogelijk zijn.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kubus-van-rubik [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-14 16:55:49 [post_modified_gmt] => 2021-12-14 15:55:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/10/08/kubus-van-rubik/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 7100 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-11-24 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-11-24 00:00:00 [post_content] =>Op 14 maart 2014 heeft het Europees Parlement positief gereageerd op een voorstel voor een Privacy Verordening. Dit heeft veel stof doen opwaaien. De veranderingen ten opzichte van de huidige regelgeving zijn groot. De rechten voor natuurlijke personen worden groter. Het niet naleven van de privacy regels kan leiden tot substantiële boetes. Toch blijven er nog mogelijkheden, ook voor big-data gebruik. Wat verandert er?
Huidige situatie
De huidige privacyregelgeving is vastgelegd in de Wet Bescherming Persoonsgegevens [Wbp] uit 2000. Met die wet is de Europese privacy richtlijn uit 1995 omgezet in Nederlandse wetgeving. Europa heeft voor de nieuwe regelgeving gekozen voor een verordening in plaats van een nieuwe richtlijn. Een richtlijn moet een Lid-Staat omzetten in nationale wetgeving. Een verordening werkt direct en hoeft niet in nationale wetgeving te worden omgezet.
Nadat het Europees parlement akkoord is gegaan met het voorstel voor een verordening moet ook de raad van ministers akkoord gaan met het voorstel.
Het voorstel voor de verordening wordt waarschijnlijk in december 2014 besproken in een debat in de Eerste Kamer.
De verordening zal waarschijnlijk in 2015/2016 in werking treden.
Belangrijkste wijzigingen door nieuwe verordening
- Één toezichthouder
Voor bedrijven die in meerdere Lid-Staten werken is dit goed nieuws. Nu hebben ze te maken met verschillende nationale toezichthouders die bevoegd zijn. Wanneer het voorstel wordt aangenomen krijgen deze bedrijven met één Europese toezichthouder te maken.
Voor de bedrijven die niet in meerdere Lid-Staten werken verandert er niets. Zij blijven te maken krijgen met hun nationale toezichthouder zoals in Nederland het College Bescherming Persoonsgegevens [CBP].
- Nieuwe rechten voor natuurlijke personen
De verordening introduceert het recht om vergeten te worden. Recent heeft het Europees Hof in een zaak tegen Google bepaald dat een natuurlijk persoon het recht heeft om te vragen zijn persoonsgegevens te verwijderen uit zoekresultaten. Een dergelijk recht wordt nu ook in de verordening vastgelegd. Dit betekent dat een organisatie persoonsgegevens moet verwijderen indien:
- er niet langer een noodzaak is om de gegevens te bewaren gelet op het doel waarvoor de gegevens verzameld zijn;
- de natuurlijk persoon zijn toestemming intrekt om de persoonsgegevens te bewaren;
- de natuurlijk persoon bezwaar maakt tegen het gebruiken van zijn persoonsgegevens;
- de organisatie de verordening niet naleeft.
Daarnaast krijgt een natuurlijk persoon ook het recht om een kopie of overheveling te verzoeken van zijn persoonsgegevens.
- Privacybeleid
De organisatie krijgt de verplichting om, nog meer dan nu al het geval is, goed te documenteren. Nu geldt onder omstandigheden een meldplicht bij het CBP. Onder de verordening wordt het een verplichting voor bedrijven om het doel van de bewerking van persoonsgegevens te beschrijven en het proces correct in te richten.
Iedere organisatie die met persoonsgegevens werkt krijgt nu de verplichting om een privacybeleid te formuleren en daarin bepaalde aspecten op te nemen.
Datalekken
De verordening introduceert ook een meldplicht voor datalekken. Dit laatste houdt in dat feitelijk ieder incident waarbij gegevens verloren, vernietigd, ongeautoriseerd vrijgegeven of verspreid worden, moet worden gemeld. Binnen 24 uur moet een dergelijk lek bij de toezichthouder gemeld worden. Ook de natuurlijke personen die erdoor getroffen worden moeten onverwijld geïnformeerd worden indien het datalek mogelijk negatieve gevolgen heeft voor hun privacy.
Boetes voor overtreding privacyregels
De mogelijkheden voor het CBP om een boete op te leggen voor overtreding van de privacyregels zijn nog beperkt. De staatssecretaris van veiligheid en justitie komt met voorstellen om die bevoegdheid en mogelijkheid uit te breiden. De staatssecretaris heeft de Tweede Kamer toegezegd in november 2014 met een brief met voorstellen is komen.
Op grond van de verordening kunnen toezichthouders [hoge] boetes opleggen. De boetes komen meer in de buurt van de boetes die we kennen in het mededingingsrecht. De verordening maakt boetes mogelijk tot 5% van de wereldwijde jaaromzet met een maximum van € 100 miljoen. Boetes kunnen worden opgelegd voor onder meer:
- niet tijdig of niet volledig informeren van natuurlijke personen;
- niet melden of niet volledig melden van datalekken;
- het niet voldoen aan een verzoek tot verwijdering of niet voorzien van de door een natuurlijk persoon opgevraagde informatie.
Wat betekent dit voor de praktijk
- op dit moment nog niet zoveel. Immers de verordening is nog niet definitief en het is nog onduidelijk wanneer deze in werking treedt. De inhoud van het voorstel voor de verordening geeft wel aan welke richting het op gaat. Bij het maken van beleidskeuzes die verder strekken dan de korte termijn is het verstandig om toch alvast met de inhoud van het voorstel rekening te houden. Zo heeft de verordening gevolgen voor onder andere big data, privacyreglementen, privacy functionarissen, etc.
- wanneer deze verordening in werking treedt zal allereerst vastgesteld moeten worden of de verordening voor uw organisatie gevolgen heeft en wat deze gevolgen zijn.
- er zal privacybeleid geformuleerd moeten worden dat in overeenstemming is met de verordening. Bestaande privacystatements zullen moeten worden geëvalueerd en [waarschijnlijk] worden aangepast om nog compliant te zijn.
- mogelijk betekent dit dat er een privacy functionaris aangesteld moet worden wanneer dat nu nog niet het geval is.
- mogelijk betekent dit dat anders met eigen data of aangekochte data omgegaan moet worden. Uw big data beleid moet mogelijk worden aangepast.
advocaat te Boxtel, Den Bosch, Eindhoven en Tilburg
[post_title] => Nieuwe EU Privacyverordening [post_excerpt] =>Op 14 maart 2014 heeft het Europees Parlement positief gereageerd op een voorstel voor een Privacy Verordening. Dit heeft veel stof doen opwaaien. De veranderingen ten opzichte van de huidige regelgeving zijn groot. De rechten voor natuurlijke personen worden groter. Het niet naleven van de privacy regels kan leiden tot substantiële boetes. Toch blijven er nog mogelijkheden, ook voor big-data gebruik. Wat verandert er?
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nieuwe-eu-privacyverordening [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:04:48 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:04:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/11/24/nieuwe-eu-privacyverordening/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1351 [max_num_pages] => 136 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 7322384539d8616f34e703863fdc4cae [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )