Blog van medewerkers
- het gebruik van een handelsnaam kan worden afgeleid uit facturen, orderbonnen; een inschrijving in het handelsregister is geen vereiste.
- een rechter kan schade begroten maar moet daarvoor dan wel voldoende concrete aanknopingspunten krijgen om dat te doen.
Zie ook Software & ICT
De Stichting Hondensport Friesland krijgt ruzie met het bestuurslid dat de website heeft gemaakt en onderhoudt en de domeinnaam [op zijn naam] heeft geregistreerd.
De stichting vordert o.a. een schadevergoeding voor het mislopen van inkomsten van cursusgelden.
De Hoge Raad oordeelt dat een concurrentiebeding, dat als gevolg heeft dat een perceeleigenaar geen tankstation mag oprichten of geen motorbrandstof mag afnemen van een andere partij dan de Texaco verkoper op Texel, in strijd is met het kartelverbod uit de Mededingingswet.
De feiten:
In een akte voor de overdracht van grond op Texel was de bepaling opgenomen:
- dat het de koper of diens rechtsopvolgers verboden is om in het door hem aangekochte onroerend goed, in enigerlei vorm een verkooppunt van autobrandstoffen te vestigen, of te doen vestigen, hetzij direct, als ook financieel in welke vorm ook bij een dergelijk bedrijf belang te hebben;
- op verbeurte van een boete.
Het is de koper wel toegestaan de onroerende zaak te gebruiken als verkooppunt van motorbrandstoffen, mits de toelevering van dergelijke brandstoffen geschiedt via BV A te Texel.
Op Texel zijn 7 tankstations gevestigd, waarvan er 5 eigendom zijn van BV A althans de motorbrandstoffen van BV A [Texaco] afnemen. Het marktaandeel van deze vijf tankstations in de Texelse markt ligt rond de 63%.
De eigenaar van de onroerende zaak heeft aan BV A aangegeven dat hij op het perceel motorbrandstoffen wil gaan verkopen en heeft verzocht om hem te ontheffen van de (eventuele) uit het beding voortvloeiende verplichtingen. BV A heeft aangegeven de eigenaar te houden aan het concurrentiebeding.
Daarop vordert de eigenaar dat de rechter het concurrentiebeding vernietigt als zijnde in strijd met het kartelverbod van artikel 6 Mededingingswet. Daarnaast zou sprake zijn van misbruik van een economische machtspositie zoals bedoeld in artikel 24 Mededingingswet.
De rechtbank wijst de vorderingen van de eigenaar af. Het gerechtshof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart voor recht dat het concurrentiebeding nietig is wegens strijd met art. 6 lid 1 Mededingingswet.
Bij de Hoge Raad wordt geklaagd over het arrest van het hof.
Zo stelt BV A dat het hof ten onrechte overweegt dat het concurrentiebeding in de gegeven omstandigheden daadwerkelijk het (merkbaar) effect heeft dat de mededinging wordt beperkt .
De HR is het daar niet mee eens.
De overweging van het hof is begrijpelijk, in aanmerking genomen enerzijds dat de mogelijkheid ontbreekt om elders op Texel een concurrerend tankstation te exploiteren, en anderzijds dat het beding naar zijn aard de eigenaar bij gebruik van de onderhavige percelen elke mogelijkheid ontneemt om bij andere leveranciers van motorbrandstoffen betere condities te bedingen dan BVA aanbiedt, hetgeen haar kan belemmeren in haar concurrentiepositie op de Texelse markt voor de detailhandel in motorbrandstoffen.
BV A klaagt er verder over dat het hof ten onrechte althans onbegrijpelijk Texel heeft aangemerkt als de relevante (geografische) markt.
De HR is het daar niet mee eens.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomst met een mededingingsbeperkende strekking, moet onder meer acht worden geslagen op het functioneren en de structuur van de betrokken markt of markten. Onder de relevante (geografische) markt moet worden verstaan het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen en diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daarin duidelijk andere concurrentievoorwaarden heersen (HR 18 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9439, NJ 2010/140).
De HR is het eens met het oordeel van het hof dat Texel als aparte (geografische) markt moet worden beschouwd, waarbij het klaarblijkelijk het oog had op de markt voor de detailhandel in motorbrandstoffen. Het hof overweegt dat het niet voor de hand ligt dat op het eiland verblijvende automobilisten (louter) voor het tanken de reis naar het vasteland ondernemen, gelet alleen al op de daarmee gepaard gaande kosten en/of gemoeide tijd. Het hof geeft daarmee aan dat op het eiland andere concurrentievoorwaarden heersen dan op het vasteland.
Het hof is voor de bepaling van de geografische markt niet alleen uitgegaan van de inwoners van Texel, maar van alle op het eiland verblijvende automobilisten, onder wie ook toeristen. Texel heeft circa 14.000 inwoners, 47.000 toeristische slaapplaatsen, 4 miljoen toeristische overnachtingen en 750.000 dagjesmensen per jaar, aldus BV A . BV A had gesteld dat “veel Texelaren dagelijks (en/of wekelijks) naar het vaste land forensen”, De HR overweegt dat dit niets afdoet aan het oordeel van het hof dat het voor veel (andere) op het eiland verblijvende automobilisten niet rendabel is om de overtocht naar het vasteland te maken louter om te tanken.
HR, 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA374
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- Voordat het marktaandeel berekend kan worden moet allereerst de relevant geografische markt bepaald worden. Ga bij het bepalen van die markt uit van de klant: wat vindt de klant het gebied waarbinnen hij het betreffende product / dienst koopt.
- Wanneer een partij een marktaandeel van meer dan 50% heeft dan is het interessant om te kijken of deze een economische machtspositie heeft. Zo ja, dan de mededingingswet meebrengen dat deze partij een leveringsverplichting heeft of dat een concurrentiebeding met deze partij nietig is.
- Wat voor een verkoper met een dominante marktpositie geldt, geldt ook voor een inkoper met een dominante marktpositie. Ook deze kan in zijn concurrentiemogelijkheden beperkt worden door de mededingingswet.
De Hoge Raad oordeelt dat een concurrentiebeding, dat als gevolg heeft dat een perceeleigenaar geen tankstation mag oprichten of geen motorbrandstof mag afnemen van een andere partij dan de Texaco verkoper op Texel, in strijd is met het kartelverbod uit de Mededingingswet.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => concurrentiebeding-in-akte-overdracht-tankstation-in-strijd-met-mededingingsrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 08:55:00 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 08:55:00 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/11/04/concurrentiebeding-in-akte-overdracht-tankstation-in-strijd-met-mededingingsrecht/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 7021 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-10-29 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-10-29 00:00:00 [post_content] =>Inter Access zou voor Tyco een ERP-systeem ontwikkelen en hosting, onderhoud en support met betrekking tot dat systeem leveren. Het was de bedoeling dat de feitelijke ingebruikname plaats zou vinden op 1 oktober 2007. Op 1 oktober 2007 was het systeem niet gebruiksklaar. Bij brief van 11 oktober 2007 schrijft Tyco dat Inter Access haar verplichtingen niet is nagekomen. Tyco stelt dat de “Go Live” datum van 1 oktober 2007 als een fatale termijn geldt. Inter Access betwist dit en stelt dat zij nog niet in verzuim verkeert omdat zij niet in gebreke is gesteld. Zij vordert betaling van facturen en een schadevergoeding omdat zij door Tyco niet in staat is gesteld om verder na te komen.
Inter Access verwijst naar een bijlage bij de overeenkomst waar staat “Start date Operatione phase II: Expected 2nd half 2007”. Tyco heeft niet gesteld dat een exacte datum als fatale datum is afgesproken. Een “Go Live” datum is niet noodzakelijkerwijs een “fatale datum”.
Tyco stelt dat partijen gedurende de looptijd van de overeenkomst alsnog een fatale termijn zijn overeengekomen. Partijen zouden de streefdatum van 1 oktober 2007 gaandeweg als fatale termijn hebben aangemerkt. De opmerking in e-mails dat een “Go Live” “has been scheduled for” 1 oktober 2007 is te vaag om overeenstemming ten aanzien van een fatale datum aan te nemen. Het zelfde geldt voor het stelselmatig herhalen van 1 oktober 2007 als datum voor de “Go Live”. Van belang is dat uit niets blijkt dat partijen aan de datum van 1 oktober 2007 de betekenis van een fatale datum hebben gegeven.
Tyco stelt verder dat de “Go Live” datum op grond van gewoontes in de ICT-wereld moet worden gezien als een fatale datum. Tyco legt een deskundigenrapport over waarin in deze zin zou zijn geconcludeerd. Het gerechtshof overweegt dat daarmee niet zonder meer is gezegd dat sprake is van een fatale termijn.
Tyco stelt verder dat Inter Access in verzuim zou zijn op grond van de “aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid”. Dit gelet op het slechte presteren van Inter Access gedurende het gehele proces. Het hof volgt Tyco niet en overweegt dat Tyco niet heeft aangegeven waarom uit de door haar gestelde tekortkomingen voortvloeit dat van haar niet gevergd kon worden Inter Access in gebreke te stellen en haar daarbij een redelijke termijn te gunnen om alsnog na te komen.
De vorderingen van Inter Acces
Tyco betwist [voor het eerst] facturen uit 2007. Dit strandt omdat er niet binnen bekwame tijd na ontvangst van de facturen is geprotesteerd.
Inter Acces vordert betaling van de termijnbetalingen tot einde van de duur van de overeenkomst. Het hof wijst deze vordering toe omdat Tyco de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met mogelijke besparingen aan de zijde van Inter Access.
Gerechtshof Amsterdam, 9 juli 2013, Tycobuilding Services Products / Inter Access
Zie uitspraak.
Wat betekent dit voor de praktijk?
- wanneer een partij een contractuele verplichting niet nakomt, dan kunnen daar pas consequenties aan verbonden worden nadat die partij te kennen is gegeven dat zij een verplichting niet is nagekomen, dat ze binnen een redelijke termijn deze verplichting alsnog moeten nakomen en dat wanneer ze dat wederom niet doet ze aansprakelijk is voor schade, de overeenkomst ontbonden wordt, etc. Dit is een ingebrekestelling. Pas na een ingebrekestelling kan een partij in verzuim zijn.
- een uitzondering hierop is de situatie wanneer een termijn is aangemerkt als een “fatale termijn”. In dat geval is geen ingebrekestelling nodig wanneer een partij niet tijdig een verplichting nakomt.
- uit deze uitspraak blijkt dat niet te snel moet worden aangenomen dat een termijn een fatale termijn is. Dit moet zonneklaar vastliggen.
- wanneer discussie mogelijk is over de vraag of een termijn een “fatale termijn” is dan is het raadzaam zekerheidshalve [“voor zover vereist] toch een ingebrekestelling te sturen.
- formuleer een ingebrekestelling zorgvuldig. Rechters oordelen regelmatig dat een ingebrekestelling niet aan de vereisten voldoet waardoor de afnemer zijn verplichtingen alsnog moet nakomen.
Zie ook pagina Software & ICT
[post_title] => Wanneer is sprake van een fatale termijn voor de levering van een ERP systeem? [post_excerpt] =>
Inter Access zou voor Tyco een ERP-systeem ontwikkelen en hosting, onderhoud en support met betrekking tot dat systeem leveren. Het was de bedoeling dat de feitelijke ingebruikname plaats zou vinden op 1 oktober 2007. Op 1 oktober 2007 was het systeem niet gebruiksklaar. Bij brief van 11 oktober 2007 schrijft Tyco dat Inter Access haar verplichtingen niet is nagekomen. Tyco stelt dat de “Go Live” datum van 1 oktober 2007 als een fatale termijn geldt. Inter Access betwist dit en stelt dat zij nog niet in verzuim verkeert omdat zij niet in gebreke is gesteld. Zij vordert betaling van facturen en een schadevergoeding omdat zij door Tyco niet in staat is gesteld om verder na te komen.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-is-sprake-van-een-fatale-termijn-voor-de-levering-van-een-erp-systeem [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 08:59:46 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 08:59:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/10/29/wanneer-is-sprake-van-een-fatale-termijn-voor-de-levering-van-een-erp-systeem/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 7020 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-10-22 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-10-22 00:00:00 [post_content] =>Het begrotingsakkoord van 11 oktober 2013 dat door het kabinet Rutte-Asscher werd gesloten met D66, CU en SGP, zorgt voor een versnelling van de invoering van de uit het Sociaal Akkoord voortvloeiende wijzigingen op het punt van onder meer het ontslagrecht en flexibele arbeid.
De wijzigingen zoals opgenomen in het Sociaal Akkoord van april 2013 blijven inhoudelijk overeind, maar worden eerder ingevoerd. De veranderingen op het punt van het ontslag die per 1 januari 2016 zouden gaan gelden, worden nu per 1 juli 2015 ingevoerd. Per 1 januari 2015 wordt reeds na 6 maanden voor WW’ers alle arbeid als passend aangemerkt. Dit zou oorspronkelijk pas per 1 januari 2016 gaan gelden. Verder worden de maatregelen voor flexibele arbeid waarvoor de beoogde inwerkingtreding 1 januari 2015 was, nu reeds per 1 juli 2014 worden ingevoerd.
Nu door deze versnelde invoering met name de veranderingen op het punt van flexibele arbeid snel dichterbij komen, volgt onderstaand een overzicht van specifiek deze veranderingen waarvan de beoogde ingangsdatum reeds 1 juli 2014 is.
- De ketenregeling [art. 7:668a BW] wordt aangepast. Nu krijgt een werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd na drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd of na een periode van drie jaar [afwijken hiervan is mogelijk bij CAO]. De nieuwe ketenbepaling geeft een werknemer al na twee jaar recht op een vast dienstverband. Je mag binnen deze twee jaar nog steeds maximaal drie contracten overeenkomen. Bij CAO kan alleen nog worden afgeweken van de ketenregeling indien het werken met tijdelijke contracten gelet op de aard van het werk noodzakelijk is. De maximale afwijking in de CAO mag zijn zes contracten in een periode van vier jaar. Elkaar opvolgende contracten, waar minder dan zes maanden tussen is gelegen, tellen vanaf juli 2014 gewoon mee in de keten. Nu is dit zo bij drie maanden. Van deze periode van zes maanden tussen de contracten kan bovendien bij CAO niet meer worden afgeweken. Bij contracten met werknemers tot 18 jaar [dus t/m 17 jaar] met een omvang van 12 uur of minder, is de ketenregeling echter niet van toepassing. Deze contracten tellen ook niet mee bij de toepassing van de ketenregeling na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.
- Voor tijdelijke contracten van zes maanden of korter vervalt de mogelijkheid om een proeftijd overeen te komen.
- Bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een duur van zes maanden of langer dient een aanzegtermijn van één maand in acht te worden genomen.
- De mogelijkheid tot het opnemen van een concurrentiebeding in een contract voor bepaalde tijd vervalt behalve bijzondere omstandigheden [voor werkgever geldt motiveringsplicht].
- In de zorg kunnen geen nul-urencontracten meer worden gebruikt.
- Het oneigenlijk gebruik van “driehoeksrelaties” [denk hierbij aan uitzendarbeid en payrolling] wordt tegengegaan. De bijzondere ontslagregels bij payrolling worden geschrapt en de werknemer moet transparantie worden geboden over de aard van zijn arbeidsrelatie.
- De arbeidsverledeneis die per 2014 zou worden ingevoerd in de Ziektewet wordt afgeschaft. Werknemers met een flexibel arbeidscontract kunnen hierdoor tijdens hun ziekte een uitkering krijgen die in hoogte vergelijkbaar is met werknemers met een contract voor onbepaalde tijd. Tegelijkertijd blijven de sociale partners er voor verantwoordelijk dat minder mensen een beroep doen op de WIA.
Wilt u alle maatregelen uit het Sociaal Akkoord van april 2013, zoals ook op het gebied van ontslag, vergoeding en ww bekijken, dan verwijs ik u naar http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/04/11/kabinet-en-sociale-partners-eens-over-sociale-agenda-voor-arbeidsmarkt-van-de-21e-eeuw.html
Een overzicht van de op 11 oktober 2013 gemaakte begrotingsafspraken is te vinden via http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/10/11/begrotingsafspraken-2014.html
Het begrotingsakkoord van 11 oktober 2013 dat door het kabinet Rutte-Asscher werd gesloten met D66, CU en SGP, zorgt voor een versnelling van de invoering van de uit het Sociaal Akkoord voortvloeiende wijzigingen op het punt van onder meer het ontslagrecht en flexibele arbeid.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => begrotingsakkoord-leidt-tot-versnelde-inwerkingtreding-wijzigingen-ontslag-en-flexibele-arbeid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:00:54 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:00:54 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/10/22/begrotingsakkoord-leidt-tot-versnelde-inwerkingtreding-wijzigingen-ontslag-en-flexibele-arbeid/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 6989 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-09-13 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-09-13 00:00:00 [post_content] =>Vanaf het moment dat duidelijk wordt dat u en uw partner uit elkaar gaan, moet er een heleboel geregeld worden. Omdat in die situatie veel emoties spelen, is het soms moeilijk om bij het begin te beginnen. Hieronder zet ik op een rijtje waar sowieso naar gekeken moet worden.
1. Een regeling voor uw kinderen: het ouderschapsplan.
U moet samen bekijken hoe u de zorg voor uw minderjarige kinderen gaat regelen en hoe u de kosten van de kinderen gaat verdelen.
Voor het berekenen van de kosten van uw kinderen en de bijdragen van de ouders bestaan berekeningsnormen.
U kunt het beste zo veel mogelijk informatie over de inkomsten en de kosten van u en uw partner over tenminste het laatste jaar tot en met nu verzamelen. Hebben u en/of uw partner een eigen bedrijf, dan kunnen de jaarstukken over de laatste drie jaren van belang zijn.
2. Een regeling rond uw huur- of koopwoning
Bekeken moet worden wie het beste, al dan niet met de kinderen, in de woning kan blijven wonen en of dit tijdelijk of definitief is.
Het is mogelijk dat een van u tijdelijk in het huis blijft wonen, en dat de ander het huis later overneemt. Het tijdelijk alleen blijven wonen in een koopwoning kan veel financiële/fiscale gevolgen hebben. Hetzelfde geldt als een van uw beiden de woning overneemt. Zo krijgt u waarschijnlijk te maken met de nieuwe hypotheekregels van de banken.
Ook speelt nu vaak dat de woning minder waard is dan de hypotheekschuld.
Er zijn allerlei regelingen mogelijk, maar vanwege de diverse juridische en fiscale gevolgen is het verstandig om u daarover goed te laten voorlichten.
3. De [eventuele] partneralimentatie.
Partneralimentatie moet in principe betaald worden als een van de ex-partners niet in de kosten van het eigen levensonderhoud kan voorzien én als de andere partner voldoende
financiële draagkracht heeft om partneralimentatie te betalen.
Op dit moment geldt nog steeds een maximale termijn voor de partneralimentatie van 12 jaar.
U en uw partner kunnen daar in onderling overleg van af wijken.
Ook hier kunt u het beste zoveel mogelijk informatie over de inkomsten en de kosten van u en uw partner vanaf tenminste een jaar geleden verzamelen, en bij eigen bedrijven in ieder geval de jaarstukken over de laatste drie jaren.
4. Verdeling van de gemeenschap van goederen of afwikkeling van uw huwelijkse voorwaarden.
Als u huwelijkse voorwaarden heeft, kan een deskundige familierechtadvocaat of mediator u voorlichten over de gevolgen daarvan. Bij een gemeenschap van goederen, maar ook bij de meeste huwelijkse voorwaarden, heeft uw advocaat of mediator een volledig overzicht van al uw bezittingen en al uw schulden nodig.
Het gaat dan zowel om de bezittingen op ieders naam afzonderlijk als om gezamenlijke bezittingen. Veel huwelijkse voorwaarden kennen een periodiek verrekenbeding. Als dat nooit is uitgevoerd, wat voor de meeste echtparen geldt, is het uitgangspunt dat de waarde van alle bezittingen fifty fifty moet worden verdeeld. Dit kan ook gelden voor uw bedrijf. Daar zijn echter een aantal uitzonderingen op! Om dat na te gaan, is het voor uw advocaat of mediator van belang dat er inzicht in is hoe de bezittingen zijn betaald/gefinancierd en door wie.
5. Een regeling van uw ouderdomspensioenaanspraken en nabestaandenpensioenaanspraken
Daarvoor is van belang dat u de Uniform Pensioen Overzichten van alle pensioenfondsen waar u en uw partner pensioen hebben opgebouwd, verzamelt.
Via “mijn pensioenoverzicht.nl” kunt u ook de nodige informatie achterhalen.
De feiten
De gemeente Kampen nodigt een aantal bedrijven uit voor een onderhandse aanbesteding van restauratiewerkzaamheden. Hoofdstuk 7 van het ARW 2005 is van toepassing verklaard. De algemene voorwaarden van de gemeente vormen onderdeel van de aanbestedingsstukken. In die algemene voorwaarden staat dat een inschrijver om in aanmerking te kunnen komen voor de opdracht, vóór de inschrijving, een verklaring moet verstrekken van haar bank. De bank moet daarin verklaren dat zij bereid is om een bankgarantie te verstrekken, groot 5% van de totale aanneemsom [hierna:”de bereidverklaring”].
Een inschrijver schrijft in zonder de bereidverklaring te verstrekken. Daarop wordt de inschrijving ongeldig verklaard. De dag na de aanbesteding verstrekt de inschrijver alsnog de bereidverklaring. De gemeente gunt vervolgens definitief aan een ander bedrijf. De inschrijving blijkt ongeldig.
De inschrijver heeft vervolgens in kort geding gevorderd dat de gemeente haar inschrijving alsnog geldig moet verklaren. Die vordering is afgewezen. Nu vordert zij in een bodemprocedure een schadevergoeding.
De beoordeling
De rechtbank moet beoordelen of de inschrijving terecht ongeldig is verklaard. De inschrijver stelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld. De eis van de bereidverklaring was alleen te vinden in de algemene voorwaarden, een van de bestekstukken. De inschrijver stelt dat hij er niet op bedacht hoefde te zijn dat die eis daarin was gesteld. In de uitnodigingsbrief was de eis niet vermeld. De inschrijver stelt dat de opsomming in de uitnodigingsbrief een limitatieve opsomming was.
De rechtbank overweegt dat het feit dat in de uitnodigingsbrief stukken worden genoemd die bij de inschrijving moeten worden overgelegd, niet betekent dat er niet elders in de bestekstukken andere stukken genoemd kunnen worden die ook overgelegd moeten worden. In de uitnodigingsbrief wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van een cd-rom met daarop het bestek en bijlagen.
De rechtbank overweegt dan:”
“Van een normaal oplettende, aandachtig lezende inschrijver mag worden verwacht dat hij onderkent dat niet alleen in de uitnodigingsbrief is vermeld aan welke vereisten op welk moment moet zijn voldaan, maar dat zulke vereisten ook kunnen blijken uit de overige bijgevoegde bestekdocumenten.
De bereidverklaring wordt als één van de te verstrekken gegevens genoemd. Het overleggen van een bereidverklaring is hiermee een vereiste voor een geldige inschrijving. Nu [eiseres 1] de bereidverklaring niet heeft verstrekt, is de inschrijving incompleet en dus ongeldig”.
Volgens de inschrijver was dit gebrek eenvoudig te herstellen en had zij daartoe in de gelegenheid moeten worden gesteld.
De eis van de bereidverklaring is een geschiktheidseis. De inschrijver verwijst naar bepalingen in het ARW 2005 waarin herstelmogelijkheden voor bewijsstukken van geschiktheidseisen zijn opgenomen. De rechtbank overweegt dat hoofdstuk 7 van het ARW 2005 [de onderhandse procedure] geen dergelijke bepaling. Voor een onderhandse procedure kent het ARW 2005 dus geen herstelmogelijkheid voor bewijsstukken van geschiktheidseisen.
De rechtbank overweegt dat in de jurisprudentie onder omstandigheden wordt aangenomen dat een inschrijver in de gelegenheid moet worden gesteld een eenvoudig gebrek te herstellen. De rechtbank overweegt:
“Die gelegenheid is er slechts als is voldaan aan de volgende cumulatieve criteria: de gemaakte fout is een gevolg van omstandigheden die in de risicosfeer van de aanbestedende dienst liggen, het moet gaan om een evidente verschrijving of onbedoelde omissie en de fout moet hersteld kunnen worden zonder schending van het gelijkheidsbeginsel.”
De rechtbank overweegt verder dat hier geen sprake van is. Van een normaal oplettende, aandachtig lezende inschrijver mag worden verwacht dat hij weet dat niet alleen in de uitnodigingsbrief, maar ook in andere bestekdocumenten vereisten kunnen staan.
Wanneer dit voor de inschrijver onduidelijk was dan had hij vóór de inschrijving hier vragen over moeten stellen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de inschrijver gemaakte fout geen gevolg is van omstandigheden die in de risicosfeer van de gemeente Kampen liggen.
De vorderingen worden daarom afgewezen.
Rechtbank Overijssel, 28 augustus 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:1989
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- een inschrijver moet de bestekstukken zorgvuldig lezen en erop bedacht zijn dat in de verschillende bestekdocumenten eisen kunnen staan waaraan voldaan moet worden.
- een inschrijver mag niet afgaan op een opsomming van de te verstrekken documenten, tenzij uitdrukkelijk is aangegeven dat de opsomming limitatief is.
- wanneer een inschrijver zekerheid wil of een opsomming limitatief is dan dient hij daar in de inlichtingenfase een vraag over te stellen.
- het herstellen van gebreken is echt een uitzondering en kan alleen in uitzonderingssituaties. Het gebrek moet dan het gevolg zijn van een omstandigheid die in de risicosfeer van de aanbestedende dienst ligt [bv een gebrek in een excelsheet dat door de aanbestedende dienst is verstrekt].
zie ook aanbestedingsrecht
[post_title] => Ongeldige inschrijving doordat de bereidverklaring van de bank ontbrak [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ongeldige-inschrijving-doordat-de-bereidverklaring-van-de-bank-ontbrak [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:02:48 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:02:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/09/12/ongeldige-inschrijving-doordat-de-bereidverklaring-van-de-bank-ontbrak/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 6986 [post_author] => 10 [post_date] => 2013-09-12 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-09-12 00:00:00 [post_content] =>
Op 15 augustus jl. is nieuw rijksbeleid ingegaan met als doel de grensbedragen voor het gunnen van opdrachten onder de Europese drempelwaarden rijksbreed te harmoniseren.
In de circulaire "Grensbedragen voor procedures Aanbestedingswet 2012 onder de drempelwaarde" wordt bij het vaststellen van de hoogte van de grensbedragen aangesloten bij de Aanbestedingswet 2012 en de Gids Proportionaliteit [Gids-P].
Uit de circulaire blijkt dat ten aanzien van opdrachten voor levering en diensten met een waarde onder de € 50.000,= de argumenten voor het vragen om meer dan één offerte in het algemeen niet opwegen tegen de lasten die voor ondernemers en aanbestedende diensten voortvloeien uit het organiseren van een aanbesteding met meerdere inschrijvers. Het rijksbrede kader voor het toepassen van de procedures onder Europese aanbestedingsdrempel is vervolgens zo vastgesteld dat bij leveringen of diensten tot € 50.000,= en bij werken tot € 150.000,= de enkelvoudige onderhandse procedure gevolgd wordt. Bij hogere bedragen tot de Europese drempelwaarden [bij leveringen en diensten] en tot € 1.500.000,= [bij werken] geldt een meervoudige onderhandse procedure. Wanneer sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend belang en bij werken vanaf € 1.500.000,= tot de Europese drempelwaarde geldt een nationale aanbesteding [die dus gepubliceerd dient te worden].
De circulaire is beleid en dus niet verplicht maar er zal naar verwachting rijksbreed toepassing aan worden gegeven. Ter motivering van de keuze voor de procedures onder de Europese drempels zou de aanbestedende dienst in beginsel kunnen volstaan met een verwijzing naar de circulaire. Bedacht moet echter worden dat in de Gids-P wordt opgemerkt dat in algemene zin bij de waarde van een "kleine opdracht" voor levering en diensten kan worden gedacht aan opdrachten tot € 40.000,= à € 50.000,= terwijl in de Gids-P ook balkjes zijn weergegeven waaruit juist lijkt te moeten worden afgeleid dat enkelvoudig onderhands gunnen voor de centrale overheid slechts is toegestaan bij opdrachten met een waarde tot € 33.000,=.
Een en ander betekent dat het niet verstandig is dat het rijksbrede kader zoals vastgelegd in de circulaire, klakkeloos wordt toegepast. De aanbestedende dienst [op het niveau van de centrale overheid] zal er goed aan doen om ook op basis van artikel 1.4 Aanbestedingswet 2012 te bepalen welke procedure moet worden toegepast. Artikel 1.4 schrijft voor dat de aanbestedende dienst de keuze voor de manier waarop hij voornemens is de overeenkomst tot stand te brengen, op basis van objectieve criteria moet bepalen. Daarbij moet ingevolge de Gids-P op in ieder geval de navolgende zaken acht worden geslagen: de omvang van de opdracht, de transactiekosten voor de aanbestedende dienst en de inschrijvers, het aantal potentiële inschrijvers, het gewenste eindresultaat, de complexiteit van de opdracht en het type van de opdracht alsmede het karakter van de markt.
Ook is te adviseren de circulaire kritisch te beoordelen waar het gaat om de voorgeschreven nationale aanbesteding [met een publicatie op nationaal niveau] wanneer sprake is van een opdracht met een duidelijk grensoverschrijdend belang.
Immers, bij een duidelijk grensoverschrijdend belang lijkt veeleer een publicatie op Europees niveau en daarmee een "Europese aanbesteding" de aangewezen weg.
Het voornoemde betekent ook dat aanbestedende diensten die niet tot de rijksoverheid behoren, voorzichtig moeten zijn bij het – vrijwillig – hanteren van de circulaire. Dit ook omdat uit de Gids-P blijkt dat bij decentrale overheden andersluidende uitgangspunten gelden.
Voor [potentiële] inschrijvers c.q. gegadigden geldt dat ook zij de door een aanbestedende dienst gemaakte keuze voor een aanbestedingsprocedure op basis van de circulaire kritisch moeten beoordelen en die keuze altijd moeten leggen langs de lat van de in bovenstaand genoemde diverse objectieve criteria.
Zie ook Aanbestedingsrecht
[post_title] => Enkelvoudig onderhands gunnen bij rijksopdrachten [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => enkelvoudig-onderhands-gunnen-bij-rijksopdrachten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:03:00 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:03:00 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/09/12/enkelvoudig-onderhands-gunnen-bij-rijksopdrachten/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 6988 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-09-12 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-09-12 00:00:00 [post_content] => Steeds meer aanstaande echtgenoten stellen huwelijkse voorwaarden op voordat zij gaan trouwen, en willen daarin ook andere afspraken neerleggen dan alleen de verdeling van geld en goederen. Omdat familierechtadvocaten als geen ander weten welke problemen er kunnen rijzen na een echtscheiding, gaan ook steeds meer aanstaande echtgenoten vóór hun huwelijk praten met een familierechtadvocaat. Wij krijgen dan ook wel de vraag of er een voorhuwelijkse alimentatieovereenkomst kan worden gesloten. Op grond van twee uitspraken van de Hoge Raad, uit 1980 en 1996, wordt aangenomen dat het in ieder geval mogelijk is om voor het huwelijk een partneralimentatieverplichting af te spreken die gelijk is aan of hoger dan de wettelijke alimentatieverplichting. Maar in veel gevallen zal het juist de bedoeling zijn om voor het trouwen af te spreken dat er geen of minder partneralimentatie hoeft te worden betaald bij een eventuele scheiding. Tot een aantal jaren geleden was de heersende mening dat het niet mogelijk was zo’n afspraak te maken voor het huwelijk. Inmiddels lijkt er een ontwikkeling plaats te vinden op dit gebied. In 2005 heeft de Rechtbank Zwolle een uitspraak gedaan in een situatie dat in de huwelijkse voorwaarden was neergelegd dat er na echtscheiding geen aanspraak zou worden gemaakt op partneralimentatie. De rechtbank gaf aan dat zo’n bepaling in bepaalde gevallen geldig zou kunnen zijn. Daarnaast zijn de maatschappelijke opvattingen rond partneralimentatie aan het veranderen. Er gaan stemmen op om een kortere maximale alimentatieduur dan de huidige 12 jaar te hanteren. Ook zijn er steeds minder [ex-]echtelieden volledig economisch afhankelijk van elkaar. Indien u zo’n afspraak in uw huwelijkse voorwaarden wil opnemen, is het wel van groot belang dat daarbij goed wordt omschreven waaróm deze afspraak wordt gemaakt. Een duidelijke en uitvoerige considerans bij zo’n overeenkomst kan maken dat een rechter na echtscheiding vindt dat er inderdaad in uw geval geen alimentatieplicht is. [post_title] => Kun je afspraken over partneralimentatie maken voordat je gaat trouwen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kun-je-afspraken-over-partneralimentatie-maken-voordat-je-gaat-trouwen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-24 14:26:03 [post_modified_gmt] => 2021-12-24 13:26:03 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/09/12/kun-je-afspraken-over-partneralimentatie-maken-voordat-je-gaat-trouwen/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 6991 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-09-12 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-09-11 22:00:00 [post_content] =>Soms beschikt alleen een tegenpartij over het materiaal dat essentieel is om bewijs te leveren van uw vordering. Dat kan correspondentie [e-mails] zijn, facturen, tekeningen, goederen, etc. Alleen voor zaken over intellectueel eigendomsrecht regelt de wet dat daar bewijsbeslag voor kan worden gelegd. Wanneer u aanwijzingen heeft dat een inbreukmaker beschikt over inbreukmakende goederen dan kunt u daar beslag op laten leggen.
De Hoge Raad heeft nu aangegeven dat bewijsbeslag ook mogelijk is in niet-IE zaken. In een arrest geeft de HR de regels en waarborgen voor een dergelijk bewijsbeslag.
De feiten
Een fusie ging niet door. Dit zou het gevolg zijn van vertrouwelijk of onjuiste informatie die door een partij aan de beoogde overnemer zou zijn verstrekt. Tijdens een bespreking had een partij aangegeven over 16.000 e-mails te beschikken die het gelijk van de eiser zouden aantonen. Die partij was niet bereid om die e-mails aan de eiser af te staan.
De eiser verzocht om bewijsbeslag te mogen leggen op die e-mails. Aan de Hoge Raad worden regels gevraagd voor het bewijsbeslag.
De regels voor bewijsbeslag:
- Beslaglegging kan slechts plaatsvinden onder de in art. 843a Rv gestelde voorwaarden en kan slechts betrekking hebben op "bescheiden" in de zin van die bepaling. Beslag is ook mogelijk op digitale bestanden. Onder toezicht van de deurwaarder kunnen ter plaatse kopieën worden gemaakt van de digitale bestanden. Het beslag rust dan op de kopie. Beslag kan ook op voorwerpen worden gelegd.
- Het recht om beslag te mogen leggen betekent niet dat de beslaglegger ook recht heeft op afgifte, inzage of afschrift van de bescheiden die in beslag genomen zijn. De verzoeker heeft geen recht om bij de beslaglegging aanwezig te zijn.
- Bij het verzoek om beslag te mogen leggen moeten de in beslag te nemen bescheiden zo precies mogelijk worden omschreven als in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van de verzoeker kan worden verlangd. Dit om een fishing expedition te voorkomen.
- In het verzoekschrift moet worden aangegeven welke “rechtsbetrekking” de aanleiding is voor het verzoek. Ook moet worden toegelicht wat het belang is van de verzoeker bij de beslaglegging en op grond van welke feiten en omstandigheden de beslaglegging noodzakelijk is. De verzoeker moet verder toelichten waarom er een gegronde vrees bestaat dat, zonder de beslaglegging, de in beslag te nemen bescheiden verloren zullen gaan. Tenslotte moet worden toegelicht waarom het bewijs niet op een andere, minder ingrijpende wijze kan worden geleverd. De rechter moet vervolgens beoordelen of het bewijsbeslag gerechtvaardigd is naar maatstaven van proportionaliteit en subsidiariteit.
- De rechter kan het verlof om bewijsbeslag te mogen leggen toewijzen zonder dat de andere partij wordt gehoord. Dat kan met name wanneer het aannemelijk is dat uitstel tot onherstelbare schade zal leiden of indien er een aantoonbaar gevaar voor verduistering of verlies van bewijs bestaat.
- De rechter kan toestemming verlenen om voor leggen van het bewijsbeslag een privéwoning te betreden. De rechter kan voorwaarden stellen om het privéleven en het familie- en gezinsleven van degene onder wie het beslag wordt gelegd, zoveel mogelijk te respecteren.
- Wanneer er vertrouwelijke stukken in beslag worden genomen dan kan de deurwaarder twee processen-verbaal maken: eentje voor de verzoeker [met daarin een globale omschrijving van de in beslag genomen bescheiden] en eentje voor de beslagene [met daarin een gedetailleerde beschrijving van de in beslag genomen bescheiden].
- Wanneer bestanden voor de deurwaarder alleen toegankelijk zijn wanneer codes, wachtwoorden, etc. worden verstrekt, dan mag de deurwaarder die bestanden of gegevensdrager [bv de server] in beslag nemen. Het is dan aan de rechter die de hoofdzaak beoordeelt om afgifte van de codes, wachtwoorden, etc. te bevelen of niet. De rechter kan ook consequenties verbinden aan de weigering om deze codes, wachtwoorden, etc. af te geven.
- Wanneer bestanden zich op een andere plaats bevinden, bv in de cloud, dan moet de beslagene deze gegevens voor de deurwaarder toegankelijk maken.
HR, 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9958
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- Ook in niet-IE zaken is bewijsbeslag mogelijk.
- De HR stelt stevige motiveringseisen aan het verzoekschrift om bewijsbeslag te mogen leggen.
- Degene onder wie beslag wordt gelegd moet een vergaande medewerking verlenen, zoals het toegankelijk maken van digitale bestanden die zich in de cloud bevinden.
Soms beschikt alleen een tegenpartij over het materiaal dat essentieel is om bewijs te leveren van uw vordering. Dat kan correspondentie [e-mails] zijn, facturen, tekeningen, goederen, etc. Alleen voor zaken over intellectueel eigendomsrecht regelt de wet dat daar bewijsbeslag voor kan worden gelegd. Wanneer u aanwijzingen heeft dat een inbreukmaker beschikt over inbreukmakende goederen dan kunt u daar beslag op laten leggen.
De Hoge Raad heeft nu aangegeven dat bewijsbeslag ook mogelijk is in niet-IE zaken. In een arrest geeft de HR de regels en waarborgen voor een dergelijk bewijsbeslag.
Uiterlijk is belangrijk anno 2013 en uiterlijk kan je kopen door chirurgische ingrepen. Te kleine borsten? Hup, een silicone erin. Afhangende oogleden? Liften die boel! Te dik? Laten wegzuigen! Maar wat nu als je als werkgever een werknemer in dienst hebt, die zichzelf wil verfraaien?
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => borstvergroting-ooglidcorrectie-en-opgespoten-lippen-moet-de-werkgever-betalen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-13 14:55:12 [post_modified_gmt] => 2021-12-13 13:55:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/09/05/borstvergroting-ooglidcorrectie-en-opgespoten-lippen-moet-de-werkgever-betalen/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 7023 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-11-04 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-11-04 00:00:00 [post_content] =>De Stichting Hondensport Friesland krijgt ruzie met het bestuurslid dat de website heeft gemaakt en onderhoudt en de domeinnaam [op zijn naam] heeft geregistreerd.
De stichting vordert o.a. een schadevergoeding voor het mislopen van inkomsten van cursusgelden.
Registratie domeinnaam onrechtmatig
De stichting stelt dat zij het bestuurslid opdracht had gegeven op haar naam een domeinnaam te registreren en een website te maken. Er zou dus sprake zijn van een overeenkomst van opdracht. Het bestuurslid betwist dit en stelt dat hij de domeinnaam al voor eigen gebruik had geregistreerd voordat hij de opdracht kreeg.
De rechtbank oordeelt dat de stichting niet heeft kunnen aantonen dat zij het bestuurslid opdracht heeft gegeven om op naam van de stichting een of deze domeinnaam te registeren.
Maar de rechtbank overweegt ook dat uit de door de stichting overgelegde stukken [een orderbon, facturen] ouder dan de registratie van de domeinnaam, blijkt dat de stichting werd omschreven als de 'Stichting Hondensport Friesland'. Dit betekent dat het bestuurslid de handelsnaam van de stichting als domeinnaam op eigen naam en voor eigen gebruik heeft laten registreren en dat hij zich daarvan bewust moet zijn geweest. Na zijn vertrek bij de stichting heeft het bestuurslid de domeinnaam hondensportfriesland.nl verbonden met zijn eigen website Only4Dogs die als webshop een bedrijfsmatig karakter heeft. Het bestuurslid heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank jegens de stichting onrechtmatig gehandeld.
Schade
De stichting vordert vergoeding van de schade die zij geleden stelt te hebben omdat gedurende een bepaalde tijd de stichting voor nieuwe cursisten niet via de website bereikbaar was. Daardoor stelt zij cursusgelden te zijn misgelopen. De rechter moet de schade schatten op basis van de schattingen van de stichting. Met de enkele stelling dat het mislopen van cursusgelden van € 60,00 van 30 cursisten een gemiddelde is, heeft de stichting de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gegeven om de omvang van deze schadepost te begroten. De rechtbank kan op basis van deze niet onderbouwde en betwiste stelling evenmin een schatting maken van de schadeomvang. Een dergelijke schatting dient in een ‘‘controleerbare en aanvaardbare gedachtegang’’ plaats te vinden. Deze vordering van de stichting wordt afgewezen.
Rechtbank Noord-Nederland, 23 oktober 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:6503
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- het gebruik van een handelsnaam kan worden afgeleid uit facturen, orderbonnen; een inschrijving in het handelsregister is geen vereiste.
- een rechter kan schade begroten maar moet daarvoor dan wel voldoende concrete aanknopingspunten krijgen om dat te doen.
Zie ook Software & ICT
De Stichting Hondensport Friesland krijgt ruzie met het bestuurslid dat de website heeft gemaakt en onderhoudt en de domeinnaam [op zijn naam] heeft geregistreerd.
De stichting vordert o.a. een schadevergoeding voor het mislopen van inkomsten van cursusgelden.