WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 17
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 17
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1425
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 160, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 41096
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-02-14 10:31:39
[post_date_gmt] => 2024-02-14 09:31:39
[post_content] => Inleiding
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In het omgevingsplan van de gemeente is opgenomen welke activiteiten zijn toegestaan per locatie. Wanneer iemand een activiteit uitvoert die niet is toegestaan op een locatie onder het omgevingsplan, handelt die persoon daarmee in strijd met het omgevingsplan. Ook kan het voorkomen dat er wordt gebouwd zonder een omgevingsvergunning, ook dit is strijdig met het omgevingsrecht. Burgers en bedrijven dienen zich te houden aan de regels uit de Omgevingswet, indien ze dit niet doen kan de overheid handhavingsinstrumenten inzetten of kunnen belanghebbenden een aanvraag tot handhaving doen.
Verbodsbepalingen
Onder het oude recht was de wettelijke grondslag voor handhaving van het omgevingsrecht geregeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo. Door een project zonder omgevingsvergunning uit te voeren werd bijvoorbeeld artikel 2.1 lid 1 onder b van die wet overtreden.
Onder de Omgevingswet zijn de verbodsbepalingen opgenomen in paragraaf 5.1.1. Het is bijvoorbeeld verboden om een omgevingsplanactiviteit uit te voeren zonder een omgevingsvergunning [art. 5.1 lid 1 sub a Ow].
Hoe is handhaving geregeld onder de Omgevingswet?
Uitgangspunt is dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is en daarmee belast is met handhaving, tenzij een ander bestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen [art. 18.2 Ow]. Het bevoegd gezag kan personen aanwijzen als toezichthouder om toezicht te houden op de naleving van de Omgevingswet [art. 18.6 Ow].
Onder de Omgevingswet is het hoofdstuk handhaving opgedeeld in drie afdelingen:
- Bestuursrechtelijke handhaving
De bestuursrechtelijke handhavingstaak bestaat uit het toezicht houden op de naleving van de Omgevingswet, het verwerken van klachten over de naleving van de Omgevingswet en het opleggen en ten uitvoer leggen van bestuurlijke sancties [art. 18.1 Ow].
- Strafrechtelijke handhaving
In deze afdeling is één artikel opgenomen over de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet.
- Kwaliteitsbevordering en afstemming van handhaving. Deze afdeling is van toepassing op de te verrichten werkzaamheden van het bevoegd gezag in het kader van de handhavingstaak neergelegd in artikel 18.1 Omgevingswet.
Onder de Omgevingswet zijn de volgende
handhavingsinstrumenten te vinden:
- Last onder dwangsom [art. 5:31d Awb]
De last onder dwangsom is een
algemene sanctie opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Dit is een sanctie gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Wanneer de overtreder niet binnen de bepaalde termijn herstelmaatregelen treft, wordt een dwangsom opgelegd en verbeurd.
Last onder bestuursdwang [art. 125 Gemeentewet, art. 122 Provinciewet en art. 61 Waterschapswet]
- Het bestuursorgaan dat als bevoegd gezag is aangemerkt kan een last onder bestuursdwang opleggen. Dit is een maatregel die net als de last onder dwangsom gericht is op herstel, de overtreding dient te worden beëindigd en de rechtmatige situatie moet worden hersteld. Als de overtreder de situatie niet binnen een redelijke termijn herstelt doet de overheid dit en kan zij de kosten verhalen op de overtreder.
- Intrekken van een begunstigde beschikking [art. 18.10 Ow]
Het bevoegd gezag kan een beschikking intrekken (geheel of gedeeltelijk) wanneer de houder van de beschikking handelt in strijd met de activiteit waarvoor de beschikking is gegeven of de geldende regels.
- Bestuurlijke boete [§18.1.4 Ow]
Een bestuurlijke boete is een bestraffende bestuurlijke sanctie die door de inwerkingtreding van de Omgevingswet is uitgebreid in reikwijdte. In paragraaf 18.1.4 is opgenomen in welke situaties de bestuurlijke boete kan worden opgelegd en wat de hoogte van de boete is. Een bestuurlijke boete zal bijvoorbeeld worden opgelegd wanneer het
niet mogelijk is de situatie te herstellen.
- Bestuurlijke strafbeschikking [art. 257ba Sv]
Bij de bestuurlijke strafbeschikking is een bestuursorgaan bevoegd een geldboete op te leggen.
- Strafbaarstelling op grond van de Wet op de economische delicten [art. 18.16 Ow]
Artikelen uit de Omgevingswet zijn als
economisch strafbaar aangemerkt in de Wet op de economische delicten. Het bevoegd gezag kan een gedraging voorleggen aan het Openbaar Ministerie wanneer de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De straf wordt in dit geval opgelegd door de strafrechter.
Overgangsrecht
Voor handhavingszaken die al in gang waren gezet vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt overgangsrecht. Het overgangsrecht is verdeeld in ambtshalve genomen handhavingsbesluiten en handhavingsbesluiten in reactie op een handhavingsverzoek.
- Indien een sanctiebesluit (ambtshalve) is genomen vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing [art. 4.23 Invoeringswet Omgevingswet].
- Indien een verzoek om handhaving vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gedaan is het oude recht van toepassing [art. 4.3 Invoeringswet Omgevingswet] [ABRS, 24-01-2024, ECLI:NL:RVS:2024:254].
Dus, handhavingszaken die al zijn gestart vóór de inwerkingtreding, maar nog lopen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden afgehandeld onder het
oude recht.
Handhaving van de algemene zorgplicht
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is er een toename aan zorgplichten. Het bevoegd gezag kan deze zorgplichten handhaven. In de Omgevingswet is een algemene zorgplicht voor de fysieke leefomgeving opgenomen [art. 1.6 Ow]. De algemene zorgplicht kan dienen als een basis voor handhaving wanneer geen regels te zijn aan te wijzen en er een ‘onmiskenbare strijd’ is met die algemene zorgplicht. Daarnaast is er een algemeen verbod opgenomen om activiteiten te verrichten die aanzienlijk nadelige gevolgen voor de
fysieke leefomgeving creëren [art. 1.7a Ow]. Het algemeen verbod is een vangnet indien geen specifieke decentrale regels of rijksregels van toepassing zijn en strafrechtelijke handhaving hiervan is mogelijk.
Concluderend
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is veel op het gebied van handhaving hetzelfde gebleven doordat handhaving grotendeels is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. De bijzondere handhavingsbepalingen zijn van hoofdstuk 5 Wabo naar hoofdstuk 18 Omgevingswet gegaan. Veranderingen met het oude stelsel zijn onder andere de ruime bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen en de vervanging van een groot aantal vergunningen door zorgplichten. Daarnaast is de bouwstop die als beheersmaatregel was opgenomen in artikel 5.17 Wabo is niet terug te vinden in de Omgevingswet maar valt nu onder de bestuurlijke sanctie van artikel 5:2 Awb.
Dit artikel is mede geschreven door
Anne Verberne
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
![Rutger Boogers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/12/BG-RUTGER-6-nieuw-200x300.jpg)
[post_title] => Handhaving onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => handhaving-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:34:04
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:34:04
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41096
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 41088
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-02-13 12:01:29
[post_date_gmt] => 2024-02-13 11:01:29
[post_content] => De rechtbank Overijssel deed onlangs uitspraak in een privacy kwestie tussen de Autoriteit Persoonsgegevens en de gemeente Enschede. De gemeente zou door middel van
wifi-tracking beginselen uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming schenden, waarvoor de AP een boete heeft opgelegd. De gemeente Enschede was het niet eens met de opgelegde boete, en ging in beroep bij de rechtbank Overijssel. In dit artikel ga ik dieper in op de zaak en zal ik uiteindelijk behandelen wat
de uitspraak van de rechtbank is.
De feiten
Sinds 2017 maakt de gemeente Enschede gebruik van sensoren in de binnenstad om het aantal passanten te tellen. Deze sensoren detecteerden de wifi-signalen van voorbijkomende smartphones.
De
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) startte een onderzoek na aanleiding van verschillende klachten die zij had ontvangen. De AP oordeelde in haar onderzoeksrapport dat de gemeente met deze ‘wifi-tracking’ inderdaad de Europese privacyregels schond.
De AP had naar aanleiding van het rapport het voornemen bekend gemaakt om een bestuurlijke
boete en/of een last onder
dwangsom op te leggen. De gemeente heeft tegen dit voornemen een zienswijze ingediend. Dit echter zonder succes. De AP legde een boete op aan de gemeente van €600.000,- voor overtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), omdat zij zonder grondslag persoonsgegevens heeft verwerkt van gebruikers van mobiele telefoons waarop de wifi stond ingeschakeld in de binnenstad van Enschede
Wanneer mag de AP een boete opleggen aan een overheidsorgaan?
Onder overweging 26 van de
AVG is vastgesteld dat de principes van gegevensbescherming van toepassing zijn op alle gegevens die betrekking hebben op een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Bij het bepalen of een natuurlijke persoon als identificeerbaar wordt beschouwd, wordt rekening gehouden met alle objectieve factoren. Dit omvat de kosten en de tijd die nodig zijn voor de identificatie, evenals de middelen die redelijkerwijs kunnen worden ingezet voor dit doel.
Op grond van artikel 18, eerste lid van de Uitvoeringswet AVG is de AP bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen aan een overheidsinstantie of overheidsorgaan. Inbreuken op de basisbeginselen zoals de doelmatigheid, rechtmatigheid en transparantie, kunnen leiden tot geldboetes tot €20.000.000,-.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de tracking techniek het daadwerkelijk mogelijk maakte om mensen te identificeren. De sensoren slaan namelijk tijdelijk de MAC-adressen op. Een MAC-adres is een uniek identificatienummer van de netwerkmodule in mobiele apparaten, waarmee je met het internet kunt verbinden.
Het
MAC-adres op zichzelf is geen persoonsgegeven. Maar volgens de AP kan het MAC-adres in combinatie met de locatiegegevens wel kwalificeren als een persoonsgegeven.
Doordat de AP de discretionaire bevoegdheid heeft om al dan niet een boete op te leggen, rust volgens vaste rechtspraak een verzwaarde bewijslast op dat bestuursorgaan om, door middel van overtuigend bewijs, aan te tonen dat de regels zijn overtreden. Volgens de rechtbank heeft de AP niet bewezen dat de gemeente met haar gebruikte methode persoonsgegevens heeft verwerkt.
De rechtbank oordeelde dat de AP niet adequaat had onderzocht of het realistisch was om te verwachten dat medewerkers van door de gemeente ingehuurde bureaus of gemeentemedewerkers, die toegang hadden tot de gegevens, in staat waren om natuurlijke personen direct of indirect te identificeren met behulp van de beschikbare middelen.
Dit onderzoek had mede moeten kijken naar de kosten en de tijd die nodig zijn voor identificatie, rekening houdend met de op het moment van gegevensverwerking beschikbare technologie en de technologische ontwikkelingen.
Hierdoor kon het besluit tot een bestuurlijke boete niet in stand blijven en werd de boete geschrapt.
Conclusie
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft als bestuursorgaan met een discretionaire bevoegdheid om boetes op te eggen een verzwaarde bewijslast om aan te tonen dat er sprake is van een schending van de AVG. De eisen aan deze bewijsvoering zijn hoog zodat de rechten van de betrokkenen worden beschermd en dat boetes niet lichtzinnig of zonder voldoende bewijs worden opgelegd, zeker nu deze boetes hoog kunnen oplopen.
Er kan pas sprake zijn van een overtreding van de AVG als voldoende aannemelijk is dat een persoon geïdentificeerd was of kon worden met behulp van de beschikbare middelen.
Heeft u vragen over de AVG, of heeft u een
privacy kwestie?
Neem dan contact op met een van onze specialisten.
![Jody Esveldt 1](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/12/JODY-nieuw-1-200x300.jpg)
[post_title] => AVG-boete van AP wegens wifi-tracking door gemeente ongegrond?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => avg-boete-van-ap-wegens-wifi-tracking-door-gemeente-ongegrond
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-14 09:36:39
[post_modified_gmt] => 2024-02-14 08:36:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41088
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 41081
[post_author] => 74
[post_date] => 2024-02-09 09:54:29
[post_date_gmt] => 2024-02-09 08:54:29
[post_content] => Het grote voordeel van tijdelijke
huurovereenkomsten is dat deze na afloop van de huurperiode van rechtswege eindigen. Dit in tegenstelling tot
huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd die [afgezien van ontbinding vanwege wanprestatie] alleen eindigen als de huurder of verhuurder de huur opzegt. Hierbij komt de huurder vergaande huurbescherming toe; de verhuurders kan de huur slechts opzeggen als voldaan wordt aan een beperkt aantal wettelijke opzeggingsgronden.
Verhuurders maken in de praktijk vaak gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten, omdat huurders dan geen
huurbescherming toekomt. Met het wetsvoorstel Wet vaste huurcontracten wordt het gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten echter afgeschaft. De gedachte is dat dit voor meer zekerheid voor huurders zorgt. Voor specifieke doelgroepen geldt echter een uitzondering en kan nog wel gebruik worden gemaakt van tijdelijke huurovereenkomsten. De groepen voor wie de uitzondering gaat gelden zijn inmiddels bekend. Het gaat hierbij om de volgende groepen:
- Studenten;
- Huurders die in verband met dringende werkzaamheden of renovatie van hun woning tijdelijk elders wonen;
- Urgent woningzoekenden;
- Huurders met wie de verhuurder een tweedekanscontract aangaat: huurder waarvan een eerder huurcontract is beëindigd, bijvoorbeeld omdat deze ernstige overlast veroorzaakte;
- Wezen en nabestaanden;
- Gescheiden ouders;
- Huurders die werken op de Waddeneilanden;
- Vergunninghouders [statushouders] die direct uit een COA-opvanglocatie komen en in afwachting zijn op definitieve huisvesting
Het
wetsvoorstel en de uitzonderingen zijn afgelopen week naar beide Kamers gestuurd. Naar verwachting zal de wet op 1 juli 2024 inwerkingtreden. Daarmee lijkt dus definitief een eind te komen aan het gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten.
![Robin de Hoon](https://bg.legal/wp-content/uploads/2023/08/Robin-de-Hoon-200x300.jpg)
[post_title] => Uitzonderingen verbod op tijdelijke huurcontracten bekend
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => uitzonderingen-verbod-op-tijdelijke-huurcontracten-bekend
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-09 09:54:29
[post_modified_gmt] => 2024-02-09 08:54:29
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41081
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 41042
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-02-07 15:42:46
[post_date_gmt] => 2024-02-07 14:42:46
[post_content] =>
Inleiding
Het is ruim een maand geleden dat de
Omgevingswet in werking is getreden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de eerste jurisprudentie. Tot nu toe is de rechtspraak gefocust op het overgangsrecht.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht regelt de overgang van oude regelgeving naar de huidige regelgeving. Het is vaak het geval dat een aanvraag al is gedaan of een procedure al is gestart vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Over onder andere de volgende onderwerpen is in de rechtspraak bevestigd welke regelgeving dan van toepassing is.
Aanvraag omgevingsvergunning [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:41]
Op een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wabo van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.Ook andere vergunningsverleningen zijn aan bod gekomen in de rechtspraak. Zo is in ECLI:NL:RBNNE:2024:118 geoordeeld dat op een aanvraag ingediend voor verlening een watervergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet de Waterwet van toepassing is.
Deel van omgevingsplan
Op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan blijft de beroepsprocedure uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, onder de voorwaarde dat het onderwerp vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. Dit is op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:45].In ECLI:NL:RVS:2024:226 kwam dit aan bod maar dan voor een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan.
Handhaving [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:153]
Indien een verzoek om handhaving is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht van toepassing tot dat het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt. In deze zaak zag het verzoek op de Waterwet en blijft daarom de Waterwet van toepassing. In ECLI:NL:RVS:2024:140 zag het verzoek bijvoorbeeld op de Wabo en blijft daarom de Wabo van toepassing en in ECLI:NL:RVS:2024:254 zag het verzoek op het Bouwbesluit 2012 en blijft daarom het Bouwbesluit 2012 van toepassing.
Wet natuurbescherming
Op een aanvraag voor een natuurvergunning ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wet natuurbescherming van toepassing. Dit is op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:129].
Een
aanvraag voor natuurontheffing die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend wordt afgehandeld onder de regelingen uit de Wet natuurbescherming. Wanneer de uitspraak onherroepelijk is geworden wordt de ontheffing gelijk gesteld met een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder g, van de Omgevingswet. Dit is op grond van artikel 2.6, eerste lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet [Rb. Midden-Nederland
ECLI:NL:RBMNE:2024:212].
Bestuurlijke sanctie
Het oude recht blijft van toepassing op een bestuurlijke sanctie die vóór de inwerkingtreding van de omgevingswet is opgelegd [Rb. Zeeland-West-Brabant ECLI:NL:RBZWB:2024:371].Voor een overtreding waarvoor vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een last onder dwangsom is opgelegd blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold van toepassing. Dit geldt tot dat de last is uitgevoerd, de dwangsom is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:113].
Tracébesluit [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:276]
Wanneer een ontwerptracébesluit vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd blijft het oude recht van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.44, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingsrecht.
Planschade [ECLI:NL:RVS:2024:225]
In artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet is bepaald dat het oude recht toepasselijk is op verzoeken voor schadevergoeding.
Rechtsgevolgen
Wanneer de bestuursrechter een besluit vernietigt kan hij de rechtsgevolgen in stand laten. In
ECLI:NL:RBOBR:2024:101 is de vergunning vernietigd maar blijven de rechtsgevolgen in stand. In deze uitspraak wordt duidelijk hoe een vernietigd besluit kan worden aangeduid: “
Artikel 4.13 van de Invoeringswet bepaalt dat, een omgevingsvergunning voor een activiteit waarop een verbodsbepaling van toepassing is als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning voor die activiteit. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt met zich mee dat het vernietigde herstelbesluit met de vervangen voorschriften 3.2.7 en 4.1.1 geldt als een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1 tweede lid, van de Omgevingswet zodra deze uitspraak onherroepelijk is.”
Tegen een bestemmingsplan dat in februari 2022 is vastgesteld hebben meerdere partijen beroep ingesteld. Er wordt onder andere betoogd dat bepalingen in strijd zijn met de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving. Volgens de Afdeling hoeft het plan echter niet aan de Omgevingswet te voldoen. Toen het plan werd vastgesteld was de Omgevingswet nog niet in werking getreden, het plan moet alleen voldoen aan de op het moment van vaststelling geldende regels. In deze zaak zag de Afdeling dus geen aanleiding voor exceptieve toetsing aan de bepalingen aan de Omgevingswet.
![Rutger Boogers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/12/BG-RUTGER-6-nieuw-200x300.jpg)
[post_title] => Jurisprudentie overzicht Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => jurisprudentie-overzicht-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-07 15:46:21
[post_modified_gmt] => 2024-02-07 14:46:21
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41042
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 41040
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-02-07 10:27:21
[post_date_gmt] => 2024-02-07 09:27:21
[post_content] => Het lijkt een vrij simpele vraag, toch is het beantwoorden hiervan vrij complex. Waar moet u beginnen? Naar welke regelgeving moet u kijken? In onderstaand artikel geven we een overzicht van de belangrijkste regels en de grijze gebieden die er bestaan binnen de geldende wet- en regelgeving.
MDR en IVDR
De regels omtrent de medische hulpmiddelen zijn neergelegd in de Verordening (EU) nr. 2017/745 van de Europese Unie betreffende medische hulpmiddelen (EU MDR) en Verordening (EU) nr. 2017/746 betreffende hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (IVDR).
De EU-MDR bevat juridisch bindende definities van medische hulpmiddelen en accessoires voor medische hulpmiddelen, alsook uitsluitingen van het toepassingsgebied van de Verordening om
medische hulpmiddelen af te bakenen van andere nauw verwante producten (zoals geneesmiddelen, producten voor geavanceerde therapie, biologische bestanddelen, cosmetica of levensmiddelen).
Daarnaast bevat bijlage XVI van de EU-MDR een lijst van producten zonder medisch doel waarop de verordening ook van toepassing is.
De IVDR bevat de specifieke definities voor hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (IVD's), die in feite een subset zijn van medische hulpmiddelen, evenals IVD-accessoires. Daarnaast worden bijbehorende uitsluitingen van het toepassingsgebied vastgesteld, die een differentiële kwalificatie mogelijk maken van medische hulpmiddelen die geen IVD's zijn, maar ook van algemene laboratoriumapparatuur of apparatuur voor uitsluitend onderzoek.
Toepassen van MDR en IVDR
Allereerst is het cruciaal om gedetailleerd te kijken of je product valt onder de definitie van een medisch hulpmiddel zoals beschreven in Artikel 2 van de
MDR. Deze definitie is zeer ruim geformuleerd en omvat medische hulpmiddelen die alleen of in combinatie gebruikt worden voor specifieke medische doeleinden zoals diagnose, preventie, monitoring, behandeling of verlichting van een ziekte. Ook hulpmiddelen voor onderzoek, vervanging of wijziging van anatomie of fysiologische processen vallen hieronder.
Essentieel bij deze beoordeling het door de fabrikant beoogde medische doel van het product. Dit is uiteindelijk het doorslaggevende element voor de kwalificatie onder de MDR. Naast complete medische hulpmiddelen moet je ook kijken naar accessoires, onderdelen en componenten. Als deze het veiligheidsprofiel of de beoogde werking van een medisch hulpmiddel significant veranderen worden deze ook als medisch hulpmiddel gezien.
Daarnaast introduceert de MDR een nieuwe productcategorie in Bijlage XVI met voorheen niet-gereguleerde producten voor
esthetische doeleinden die nu ook aan de regels voor medische hulpmiddelen moeten voldoen. Denk aan contactlenzen, middelen voor het invullen van rimpels en hulpmiddelen voor vetverwijdering.
Voor hulpmiddelen met een diagnostische toepassing buiten het menselijk lichaam is vervolgens de definitie van belang zoals beschreven in Artikel 2 van de IVDR. Let op dat een product niet zomaar onder de IVDR valt door het label “voor in-vitro diagnostiek” maar dat het een concreet medisch doel moet hebben zoals gedefinieerd in dit artikel. Ook invasieve monstersystemen vallen overigens onder de MDR en niet de IVDR.
Grijze gebieden
Als je product niet duidelijk binnen de definitie van medisch hulpmiddel of hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek valt, betekent dat niet automatisch dat wet- en regelgeving geen toepassing vindt. Er zijn namelijk grijze gebieden waar de grens tussen regulering niet altijd even duidelijk is.
Een veelvoorkomend voorbeeld is de grens tussen medische hulpmiddelen en geneesmiddelen. Denk bijvoorbeeld aan antibacteriële spoelmiddelen voor de neus.
Valt dit nu onder de regels voor medische hulpmiddelen of voor geneesmiddelen? Een ander voorbeeld zijn
medicijnafgiftesystemen zoals pleisters, die zowel onder de geneesmiddelenregels kunnen vallen als onder de regels voor medische hulpmiddelen.
Software en AI-toepassingen kunnen volgens de MDR en IVDR geclassificeerd worden als medische hulpmiddelen. Software die alleen zoekopdrachten uitvoert, gegevens verzendt of opslaat, of als planningshulpmiddel fungeert, wordt niet als medisch hulpmiddel beschouwd. Een stappenteller of een app die de gebruiker helpt herinneren om zijn/haar medicijnen in te nemen, is ook geen medisch hulpmiddel.
Het Europese Hof van Justitie besliste in zaak C-329/16 (
Snitem and Philips France) dat software die gebruik maakt van patiënt specifieke gegevens om de arts te helpen bij het voorschrijven van geneesmiddelen door mogelijke contra-indicaties, interacties tussen geneesmiddelen en bijwerkingen te identificeren, medische hulpmiddelen zijn.
Andere grensgebieden waar verschillende interpretaties mogelijk zijn, zijn die tussen medische hulpmiddelen en biociden (bijv. desinfectiemiddelen), cosmetica (bijv. anti-rimpel crèmes), voedingsmiddelen (bijv. voedingssupplementen) en algemene consumentenproducten.
Conclusie
Er zijn verschillende stappen die doorlopen moeten worden om te weten hoe jouw hulpmiddel kwalificeert. Ook bij grijze gebieden is het zaak om grondig uit te zoeken wat de
juiste Europese regelgeving is die op jouw specifieke product van toepassing is. Maak hiervoor gebruik van de beschikbare richtlijnen en gedegen dossieropbouw. Bij vragen kunt u contact opnemen met een van onze medewerkers!
![Jody Esveldt](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/12/JODY-nieuw-200x300.jpg)
[post_title] => Wanneer classificeert uw product als een medisch hulpmiddel?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wanneer-classificeert-uw-product-als-een-medisch-hulpmiddel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-07 10:27:21
[post_modified_gmt] => 2024-02-07 09:27:21
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41040
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 40954
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-02-02 09:55:55
[post_date_gmt] => 2024-02-02 08:55:55
[post_content] => Regelmatig neemt er in onze praktijk iemand contact op met de vraag over gebruik van
afbeeldingen en teksten online op social media. Veel mensen delen hun werk graag op social media, omdat ze daar snel een groot publiek mee kunnen bereiken. Het online delen lijkt soms echter een eigen leven te gaan leiden, waardoor contentmakers hun werk soms zelfs op platforms zien staan waar ze niet eens een account hebben.
Auteursrecht (of copyright in het Engels) ontstaat automatisch op
een waarneembaar,
creatief, en
origineel werk. Het is niet nodig om het werk ergens te registreren om auteursrechten te verkrijgen. In beginsel is de maker auteursrechthebbende (er zijn uitzonderingen die in het kader van dit artikel niet van belang zijn). Als een ander jouw werk wil gebruiken, moet hij of zij aan jou toestemming vragen.
Ook als je jouw werk op social media zet, blijf je auteursrechthebbende van jouw werk. Er is
geen juridische verplichting om een copyrightvermelding bij het werk te plaatsen, maar het wordt wel aanbevolen om duidelijk te maken dat het werk van jou is.
![Fact Social Media](https://bg.legal/wp-content/uploads/2024/02/Fact-Social-Media-1024x1024.png)
Let op: je draagt je content dus niet over aan social media platforms zoals Facebook, Instagram en TikTok. Deze platforms krijgen wèl een
niet-exclusieve licentie om het werk te delen of te gebruiken, zoals uiteengezet in hun gebruiksvoorwaarden.
Het
delen van jouw content kan dus vrijelijk binnen het platform waar jij jouw content zelf op plaatst, ook door anderen, wat natuurlijk een van de functies van deze platforms is. Dit betekent echter niet dat anderen het werk zonder toestemming van jou als maker/rechthebbende elders – ook niet op andere platforms - kunnen gebruiken. Als iemand een foto die je op Instagram hebt geplaatst, wil delen of op andere wijze gebruiken buiten Instagram, moeten ze daarvoor toestemming vragen.
Heb je vragen over social media en
auteursrecht? Zie je dat iemand zonder toestemming jouw werk gebruikt? Neem contact op met onze specialisten!
![Yvonne Vetjens 1](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/09/Yvonne-Vetjens-1-200x300.jpg)
[post_title] => Ook als een afbeelding op social media staat, moet je toestemming vragen voor gebruik
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ook-als-een-afbeelding-op-social-media-staat-moet-je-toestemming-vragen-voor-gebruik
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-02 11:20:09
[post_modified_gmt] => 2024-02-02 10:20:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=40954
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 40921
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-01-31 10:57:05
[post_date_gmt] => 2024-01-31 09:57:05
[post_content] =>
Inleiding
In de farmaceutische industrie is elke dag zonder de lancering van
een generiek geneesmiddel cruciaal. Fabrikanten kijken dus uit naar het einde van octrooien of aanvullende beschermingscertificaten (ABC's) om hun producten op de markt te brengen. Ideaal gezien streven fabrikanten naar een lancering van hun generieke versie op de eerste dag na het verlopen van de termijn.
De Europese Unie (EU) heeft de Productievrijstellingsverordening nr. 2019/933 ingesteld om generieke fabrikanten te helpen hun geneesmiddelen gereed te maken voor lancering op de eerste dag na het verlopen van het ABC-certificaat. Deze verordening staat opslag van het geneesmiddel toe tot zes maanden voor het certificaat verloopt en faciliteert tevens de productie van het generieke geneesmiddel in een EU-land voor export naar andere landen.
Maar wat zijn de beperkingen en vereisten van deze productievrijstellingsverordening? De zaak
Jansen Biotech Inc. tegen Samsung Bioepis NL B.V. bij de rechtbank Den Haag heeft hierover enige verduidelijking gegeven. In deze blog gaan we dieper in op de feiten van de zaak,
de uitspraak, maar ook de relevantie voor de praktijk.
Feiten van de zaak
Amerikaanse onderneming Jansen Biotech Inc. ('Jansen') is de houder van ABC’s voor een geneesmiddel genaamd 'Stelara'. Dit is een antilichaammedicijn voor de behandeling van de ziekte van Crohn, colitis ulcerosa, plaque psoriasis en artritis psoriasis. Jansen heeft ABC's in Italië, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Het ABC biedt een aanvullende termijn van bescherming na het verlopen van het oorspronkelijke octrooi dat Stelara beschermt.
Samsung Bioepis NL B.V. ('Samsung') is een generieke
geneesmiddelenfabrikant die een generiek alternatief voor Stelara heeft ontwikkeld, genaamd 'SB17'. Samsung is van plan om dit geneesmiddel in Denemarken en Italië te produceren en op te slaan, met de bedoeling het beschikbaar te stellen in deze landen na het verlopen van de ABC's, en bovendien het geneesmiddel te exporteren naar andere landen.
Conform de productievrijstellingsverordening heeft Samsung Jansen via een kennisgeving op 24 oktober 2023 op de hoogte gesteld van zijn intentie. Op 30 oktober 2023 heeft Samsung ook de landen aangekondigd waarnaar ze zullen exporteren, namelijk het Verenigd Koninkrijk, Canada en Zuid-Korea. Ze verklaarden bovendien dat ze deze landen de handelsvergunningsreferentienummers zullen verstrekken zodra ze deze ontvangen.
Wat staat ter discussie?
Over de intenties van Samsung gaf Jansen aan dat Samsung geen geldig beroep kan doen op de in artikel 5, lid 2, sub a, onder i en ii van het ABC-certificaat neergelegde productievrijstelling voor export naar derde partijen. Dit werd aangegeven om de volgende redenen:
- De vrijstelling was niet geldig omdat er geen referentienummers van de handelsvergunningen werden verstrekt in de kennisgeving;
- Er zijn nog steeds
geldige octrooien in de landen waarnaar Samsung van plan is te exporteren; en
- De productievrijstellingsverordening verleent Samsung niet het recht om opslag voor export in de EU uit te voeren.
Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank het bezwaar van Jansen en oordeelde dat Samsung productievrijstelling heeft voor export naar andere landen. Daarom is Samsung vrij om door te gaan met de productie en opslag van SB17. In haar beslissing heeft de rechtbank zich uitgesproken over alle drie de redenen voor het bezwaar van Jansen, die als volgt luiden:
- Referentienummers van de handelsvergunningen zijn niet vereist op het moment van verzending van de kennisgeving. Het vereisen hiervan zou Samsung onnodig vertragen en het doel van de Productievrijstellingsverordening, namelijk het mogelijk maken van concurrentie tussen fabrikanten in en buiten de EU, ondermijnen.
- De productievrijstellingsverordening beoordeelt niet of er geldige octrooirechten zijn in de landen waarnaar SB17 zal worden geëxporteerd. Als Samsung ervoor kiest om naar een land te exporteren waarvan ze weten dat er octrooirechten zijn, is het aan Jansen om inbreukprocedures in dat land in te stellen.
- De rechtbank concludeerde dat, hoewel de
productievrijstellingsverordening opslag voor export niet expliciet noemt, het wel aangeeft dat andere vereiste handelingen voor export zijn toegestaan. Het impliciet toestaan van opslag voor een redelijke termijn wordt aangenomen volgens gebruikelijke praktijken.
Relevantie voor de praktijk
Deze uitspraak onderstreept de cruciale rol van de productievrijstellingsverordening voor generieke geneesmiddelenfabrikanten, waardoor ze competitiever kunnen opereren en snel kunnen reageren op de vraag vanuit de markt. Generieke fabrikanten hebben dus nu meer zekerheid over hun
positie in de markt en de mogelijkheid om hun producten sneller te distribueren. Dit is positief nieuws voor de generieke fabrikanten, zeker in tijden van een geneesmiddelentekorten.
Heeft u vragen over
octrooien of ABC’s? Neem contact op met onze octrooigemachtigde of een van onze juristen.
![Magdaleen Jooste 3](https://bg.legal/wp-content/uploads/2023/12/Magdaleen-Jooste-3-225x300.jpg)
[post_title] => Wat betekent de productievrijstellingsverordening van fabrikanten van generieke geneesmiddelen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wat-betekent-de-productievrijstellingsverordening-van-fabrikanten-van-generieke-geneesmiddelen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-01-31 10:57:05
[post_modified_gmt] => 2024-01-31 09:57:05
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=40921
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 40923
[post_author] => 7
[post_date] => 2024-01-30 16:34:44
[post_date_gmt] => 2024-01-30 15:34:44
[post_content] =>
Het aanbod op de Nederlandse woningmarkt is al jaren krap. Door de enorme vraag naar (betaalbare) woningen is de concurrentie groot en moeten kopers snel beslissen of zij een bod uit willen brengen. Hierdoor blijft er vaak maar weinig tijd over om de woning grondig te controleren, en is de kans groter dat er een woning aangekocht wordt die later niet volledig aan de verwachtingen blijkt te voldoen. In bepaalde gevallen kan de koper dan terugvallen op het non-conformiteitsvereiste uit het BW: de verkoper is op grond van dit vereiste namelijk verplicht om een zaak over te dragen die beantwoordt aan de overeenkomst.
Het non-conformiteitsvereiste in het BW
Het non-conformiteitsvereiste is terug te vinden in artikel 7:17 van het BW. Dit artikel bepaalt dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als die, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag hierbij in ieder geval verwachten dat de woning de eigenschappen bezit die nodig zijn om deze normaal te kunnen gebruiken. Een soortgelijke bepaling is daarom ook vaak terug te vinden in
de koopovereenkomst.
Uit artikel 7:17 BW volgt echter dat een koper zich niet kan beroepen op de omstandigheid dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien dit hem ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. Er rust dus een onderzoeksplicht op de koper: van hem wordt verwacht dat hij de aangekochte zaak goed onderzoekt of laat onderzoeken voordat hij overgaat tot het sluiten van de koop.
Het normale gebruik van een woning
De koper mag op grond van artikel 7:17 BW verwachten dat de gekochte woning eigenschappen bezit die nodig zijn voor een normaal gebruik.
Volgens de Hoge Raad houdt dit in dat een woning bewoond moet kunnen worden op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast.
Toch zal niet ieder gebrek het normale gebruik van een woning belemmeren. De
Hoge Raad hanteert namelijk een uitgangspunt waarbij de koper, afhankelijk van de ouderdom en de prijs van de woning, tot op zekere hoogte rekening dient te houden met een bepaalde mate van meteen te verrichten (achterstallig) onderhoud, ook al was de noodzaak daartoe ten tijde van het sluiten van de koop niet direct zichtbaar. Een koper van een reeds
bestaande woning kan en mag dus niet verwachten dat de woning de eigenschappen heeft van een nieuwe woning.
De onderzoeks- en mededelingsplicht
In het kader van artikel 7:17 BW rust er een
onderzoeksplicht op de koper. Voor de kenbaarheid van gebreken geldt in zijn algemeenheid dat als een koper aanleiding heeft om te twijfelen aan de staat waarin de zaak zich bevindt, van hem verwacht mag worden dat hij daarnaar onderzoek zal laten verrichten. Als de koper nalaat onderzoek te verrichten terwijl dat redelijkerwijs wel van hem gevergd had mogen worden, en dat onderzoek het gebrek ook aan het licht zou hebben gebracht, zal in beginsel geen sprake zijn van een gebrek dat voor de koper niet kenbaar was.
Uit de jurisprudentie volgt dat hier wel een mededelingsplicht van de verkoper tegenover staat. Indien de verkoper weet dat een woning bepaalde gebreken heeft waarvan de aanwezigheid en/of de ernst niet zonder nader onderzoek kenbaar is, zal hij hiervan mededeling moeten doen aan de koper. Komt de verkoper de verplichting niet na, is hij
naar oordeel van het hof voor dit gebrek aansprakelijk, in de meeste gevallen ook als het gebrek voor de koper wel kenbaar was.
Hierdoor bestaat de kans dat de koper en de verkoper tijdens een geschil over non-conformiteit van een woning naar elkaar blijven wijzen. Volgens vaste jurisprudentie van
de Hoge Raad prevaleert de mededelingsplicht echter boven de onderzoeksplicht. De koper mag in beginsel namelijk vertrouwen op de juistheid van de mededelingen van de verkoper. Wel kan hier in verband met de omstandigheden van het geval een uitzondering op worden gemaakt, zoals volgt uit
deze uitspraak van de Hoge Raad.
Conclusie
Bij de aankoop van een woning is het aan de verkoper om een woning af te leveren die beantwoordt aan de overeenkomst. Als de woning later niet aan de verwachtingen blijkt te voldoen, is vereist dat de ontdekte gebreken het normale gebruik van de woning in de weg staan. Het is dan ook verstandig om bij de aankoop van een woning duidelijk vast te leggen wat er bedoeld wordt met ‘normaal gebruik’. Hierbij moeten eventuele gebreken in verband met de ouderdom en de aankoopprijs van de woning in acht genomen worden.
De koper heeft tijdens het aankoopproces een onderzoeksplicht. Indien hij twijfelt over de staat waarin de woning zich bevindt, mag daarom van hem verwacht worden dat hij daarnaar onderzoek zal laten verrichten. Doet de koper dit niet, kan er later in beginsel geen sprake zijn van een gebrek dat voor de koper niet kenbaar was. De verkoper heeft tijdens
het aankoopproces echter ook de plicht om de koper in te lichten over de gebreken waarmee hij bekend is. Indien de verkoper deze verplichting niet nakomt, is hij in de meeste gevallen aansprakelijk. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad prevaleert deze mededelingsplicht boven de onderzoeksplicht, aangezien de koper in beginsel mag vertrouwen op de juistheid van de mededelingen van de verkoper. Hier kan in bepaalde gevallen wel een uitzondering op worden gemaakt, waardoor u als koper altijd alert moet blijven!
Heeft u vragen over non-conformiteit in het kader van de aankoop van een woning?
Neem dan contact op met een van onze specialisten!
![Marc Heuvelmans 1](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/11/MARC-3-200x300.jpg)
[post_title] => In welke gevallen levert de aankoop van een woning non-conformiteit op?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => in-welke-gevallen-levert-de-aankoop-van-een-woning-non-conformiteit-op
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-01-30 16:34:44
[post_modified_gmt] => 2024-01-30 15:34:44
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=40923
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 40916
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-01-29 10:52:15
[post_date_gmt] => 2024-01-29 09:52:15
[post_content] => Verslavingen gaan vaak gepaard met ernstige medische en sociale problematiek. In sommige gevallen is een opname noodzakelijk om een verslaafde goed te kunnen helpen, ook al is dit tegen de wil van deze persoon. Zo’n gedwongen behandeling roept echter principiële vragen op over de persoonlijke vrijheid en autonomie van de betrokkene.
Wanneer is verslaving voldoende reden om iemand tegen zijn wil op te nemen? Zorginstellingen, die vaak de eerste signalen opvangen, hebben moeite met het beantwoorden van deze vraag.
Deze vraag speelde ook in
een zaak die tot de Hoge Raad is gekomen. Het ging om een verzoek tot een zorgmachtiging voor een 35-jarige man met een ernstige alcoholverslaving. Zowel de officier van justitie als de rechtbank achtten gedwongen behandeling noodzakelijk. Tegen dit oordeel stelde de betrokkene, de man in kwestie, cassatie in.
In deze blog wordt dit arrest nader geanalyseerd. Wat waren de feiten, hoe oordeelde de rechterlijke instanties en wat betekent dit voor de praktijk van de gedwongen zorgverlening aan verslaafden?
Feiten
De 35-jarige betrokkene in deze zaak kampte al geruime tijd met
overmatig alcoholgebruik. Hij was hierdoor meermaals opgenomen in een ziekenhuis. Ook vertoonde hij tekenen van ondervoeding en ging zijn gezondheid snel achteruit. Zijn arts stelde dat betrokkene zonder behandeling waarschijnlijk binnen enkele maanden zou overlijden aan de gevolgen van zijn alcoholgebruik.
De officier van justitie verzocht daarom de rechtbank om een zorgmachtiging voor gedwongen opname voor de duur van 6 maanden. De rechtbank stelde vervolgens in haar beslissing dat er sprake was van een psychische stoornis bij betrokkene en verleende de zorgmachtiging. Hierop ging betrokkene in cassatie.
Juridisch kader: zorgmachtiging bij verslaving
Verplichte zorg mag alleen worden verleend door middel van een door een rechter verleende zorgmachtiging. Eenieder (dus ook een zorginstelling) kan bij de gemeente een melding doen over een persoon voor wie de noodzaak tot geestelijke gezondheidszorg, die mogelijk verplicht verleend moet worden, moet worden onderzocht.
Zorginstellingen zijn vaak de eerste die signalen opvangen van een persoon die mogelijk ernstig nadeel ondervindt van een psychische stoornis. Zij kunnen een belangrijke rol spelen in het beoordelen van de situatie en het vaststellen of er mogelijk een noodzaak is voor verplichte zorg.
Wanneer mag iemand tegen zijn wil worden opgenomen voor behandeling van een verslaving?
De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) stelt hiervoor verschillende voorwaarden:
- Er moet sprake zijn van een psychische stoornis.
- Als gevolg van die stoornis bestaat een risico op ernstig nadeel voor de betrokkene of anderen.
- Er zijn geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg.
- De verplichte zorg moet in verhouding staan tot het beoogde doel ervan. De verplichte zorg wordt afgewogen tegen het ernstig nadeel zonder de verplichte zorg, het causale verband.
Een alcohol- of drugsverslaving kan op zichzelf worden gezien als een
psychische stoornis. Echter, de Hoge Raad heeft eerder bepaald dat deze omstandigheid op zichzelf niet genoeg is voor verplichte zorg. De verslaving moet zodanig ernstig zijn dat iemand hierdoor geen autonome keuzes meer kan maken. Hij moet als het ware een “willoos werktuig” van zijn verslaving zijn geworden. Pas dan is aan het vereisten van psychische stoornis voldaan.
De rechtbank moet in haar beslissing dus goed motiveren waarom bij een persoon dit het geval is. Waaruit blijkt dat hij dermate in de greep van zijn verslaving is komen te zitten dat zijn wilsvorming ernstig is aangetast? Alleen aan de hand daarvan is een zorgmachtiging voor gedwongen behandeling proportioneel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank kwam tot het oordeel dat de verslaving de betrokkenen in zijn greep had en dat zijn denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend werd beïnvloed dat betrokkene het ernstig nadeel, bestaande uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang, niet kan worden toegerekend. De betrokkene heeft geen blijk van inzicht in de ernst van zijn situatie, aldus de rechtbank.
De rechtbank oordeelde daarom dat een
verplichte opname gerechtvaardigd is om de betrokkene de kans te geven om op andere gedachten en tot herstel te komen. Daarna heeft de rechtbank overwogen dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, zodat verplichte zorg nodig is.
Daarna heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen alternatieven zijn die minder ingrijpend zijn en hetzelfde doel bereiken, dat de aangedragen verplichte zorg proportioneel en naar verwachting doeltreffend is, en dat bij het kiezen van de juiste zorg rekening is gehouden met de vereisten om de maatschappelijke participatie van de betrokkene te stimuleren, evenals met diens veiligheid.
Cassatie
Namens de betrokkene uiteindelijk cassatie ingesteld. Allereerst wordt geklaagd dat de rechtbank blijk heeft gegeven van een psychische stoornis in de zin van de wet. Volgens het cassatiemiddel kan een verslaving, ook indien wordt aangenomen dat dit een psychiatrische ziekte is, niet tot het rechtsoordeel leiden dat de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen die gevaarlijke daden van de betrokkene in overwegende mate beheerst.
Volgens
het cassatiemiddel was daar in deze zaak geen sprake van en bleek dit uit noch de bestreden beschikking, noch uit de medische verklaring of de toelichting daarop op zitting (hetgeen ontbrak). De rechtbank zou hiermee onvoldoende hebben vastgesteld dat de betrokkene een “willoos werktuig” is geworden van zijn verslaving. Betrokkene zou er welbewust voor kiezen niet te willen stoppen met drinken van alcohol.
Ten tweede wordt geklaagd dat het ook onduidelijk is gebleven of de rechtbank het vereiste causaal verband tussen de psychische stoornis en ernstig gevaar heeft vastgesteld.
Oordeel op de cassatiemiddelen
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad stelde dat gezien de diagnose en hetgeen door diverse deskundigen ter zitting is verklaard, de rechtbank de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf niet heeft miskend. Deze conclusie is in het licht van de
medische verklaring en het zorg-/behandelplan niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd, aldus de Procureur-Generaal.
Tevens volgt uit de conclusie dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van betrokkene (te weten het overmatig drinken van alcohol) dat voortvloeit uit de psychische stoornis, waardoor ook de tweede klacht faalt.
Uiteindelijk oordeelt de Hoge Raad dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking.
Conclusie
De vraag of aan het wettelijk stoornisbegrip wordt voldaan is in geval van verslavingsziekte dikwijls niet eenvoudig te beantwoorden. Dat geldt ook voor
de onderhavige zaak. Het verzoek tot zorgmachtiging moet met uiterste zorgvuldigheid voorbereid worden. Zorginstellingen die aan de hand van signalen vermoeden hebben dat verplichte zorg nodig is dienen deze signalen goed te noteren in het medisch dossier en een melding doen bij het college van burgemeesters en wethouders.
De zorginstelling moet er ook voor zorgen dat alle procedures en de uitvoering van de zorg in overeenstemming zijn met de Wvggz en andere relevante wet- en regelgeving. Heeft u als zorginstelling behoefte aan advies, of heeft u vragen over de procedures die u kunt doorlopen?
Neem contact op met een van onze medewerkers!
![Jody Esveldt 1](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/12/JODY-nieuw-1-200x300.jpg)
[post_title] => Wanneer kan een verslaving aanleiding vormen voor gedwongen opname?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wanneer-kan-een-verslaving-aanleiding-vormen-voor-gedwongen-opname
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-01-29 10:52:15
[post_modified_gmt] => 2024-01-29 09:52:15
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=40916
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 40792
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-01-26 09:03:58
[post_date_gmt] => 2024-01-26 08:03:58
[post_content] =>
Inleiding
De afgelopen jaren is private equity steeds actiever geworden op de zorgmarkt en is er veel te doen over dit onderwerp. Waar in 2019 nog ongeveer de helft van de investeringen bij grote zorginstellingen werd gedaan door private equity, was dit percentage in 2022 met zo’n 10% gestegen. Transacties in de Nederlandse zorgsector worden dus in steeds grotere mate gedomineerd door private equity. In deze blog staan we daarom stil bij de gevolgen van private equity in de zorg.
Wat is private equity?
Private equity is een veelgebruikte verzamelnaam voor
investeringen door gespecialiseerde fondsen of bedrijven die in (privé)bedrijven participeren. Investeringsmaatschappijen kopen bedrijven buiten de beurs om op, vaak met als doel om deze in waarde te laten groeien en na een aantal jaar met winst door te verkopen of naar de beurs te brengen.
Waarom is de zorgsector aantrekkelijk?
De zorg lijkt voor private investeerders in eerste instantie niet de meest makkelijke sector om geld in te verdienen. Het is een streng gereguleerde sector en op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (
Wtza) zijn er
strikte voorwaarden voordat een zorginstelling mag overgaan tot winstuitkering. Tevens ligt er
een wetsvoorstel voor de Wet Integere Bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) waarin een winstuitkeringsverbod is opgenomen dat mogelijk gehele zorgsoorten uitsluit van winstuitkering.
De zorg is vanouds echter een stabiele sector. De vraag naar zorg blijft veelal op ongeveer hetzelfde niveau en dit maakt de sector
aantrekkelijk voor investeerders die willen investeren in een markt zonder te veel schommelingen. De vergrijzing en de toenemende vraag naar zorg bieden daarnaast ook in de toekomst kansen voor stabiele en voorspelbare inkomstenstromen.
Ook zijn er in de zorg nog veel kleine zorgaanbieders actief. Deze worden door investeerders vaak opgekocht, waarna ze worden toegevoegd aan grotere ketens die fondsen in handen hebben. Als kleine zorgaanbieders samengaan met grotere ketens, kunnen ze de voordelen van grootschaligheid benutten. Dit houdt in dat ze toegang krijgen tot een gecentraliseerd administratief systeem, voordeliger kunnen inkopen en best practices kunnen uitwisselen. Dergelijke integratie kan resulteren in een
efficiëntere bedrijfsvoering en lagere operationele kosten.
Tevens bieden innovaties in de zorg een directe en significante impact op de gezondheid en het welzijn van mensen. Dit geeft investeringen in de zorgsector niet alleen een financiële waarde, maar ook een maatschappelijke waarde.
Twijfel over de gevolgen voor de zorg
Over de toegevoegde waarde van private equity in de zorgsector zijn de meningen echter verdeeld.
Critici zijn van mening dat het leveren van zorg en het behalen van rendement niet samengaan, en dat de zorg geen verdienmodel is. Investeerders zouden daarnaast soms fors overbieden om een praktijk binnen te kunnen halen. Om dit geld terug te kunnen verdienen zou flink bezuinigd worden, waardoor men vreest voor een afname in de kwaliteit van de zorg en de zorg steeds duurder wordt.
Voorstanders zijn echter van mening dat het kapitaal van investeerders juist gebruikt kan worden om te investeren in verbetering van de zorg. Private equity brengt ook vaak netwerken en kennis van de markt mee. Door te investeren in innovatieve medische apparatuur, digitale gezondheidsoplossingen zoals telezorg en e-health, en onderzoek en ontwikkeling, kunnen zorgaanbieders hun serviceaanbod verbeteren en betere gezondheidsuitkomsten bereiken. Dit kan leiden tot een
hogere patiënttevredenheid en -retentie, wat uiteindelijk resulteert in financiële voordelen voor de zorginstellingen en aantrekkelijke rendementen voor de investeerders.
Ook kan door middel van digitalisering het groeiende personeelstekort in de zorgsector mogelijk opgelost worden. Daarnaast zou private equity een uitkomst kunnen bieden voor gepensioneerde huisartsen die nu vaak geen opvolger kunnen vinden voor hun praktijk. Steeds minder jonge huisartsen willen praktijkhouder worden, waardoor de continuïteit van huisartsenpraktijken in het geding komt.
Afgelopen jaar heeft Maarten Hijink, destijds kamerlid van de SP, een aantal vragen aan het voormalige kabinet gesteld over de toenemende activiteit van private equity in de zorgsector. Volgens Ernst Kuipers, destijds minister van VWS, bracht de opkomst van private equity in de zorg mogelijk een aantal risico’s met zich mee. Zo moest ervoor gewaakt worden dat het belang van de investeerders niet boven het belang van goede en toegankelijke zorg kwam te staan. Door Kuipers werd echter ook erkend dat acquisitie door private equity voor een prikkel kon zorgen die zou leiden tot meer innovatie in de zorgsector. Het was hierbij voornamelijk van groot belang dat alle partijen in de zorg zich aan de geldende wet- en regelgeving zouden houden.
Toezicht
Toezichthouders en zorgverzekeraars houden de veranderende Nederlandse zorgsector nauwlettend in de gaten om de kwaliteit van de zorg te kunnen garanderen. Zo heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in april 2023 een aanwijzing gegeven aan de commerciële huisartsenketen Centric Health. De spoedzorg van de huisartsenketens
voldeed niet aan de eisen van de Landelijke Huisartsenvereniging, waardoor verbetering noodzakelijk was om nadere maatregelen te voorkomen. Inmiddels voldoen de praktijken weer aan de eisen, of zijn zij niet langer onderdeel van het bedrijf.
Eerder deze maand werd bekend dat de commerciële huisartsenketen Co-Med afgelopen zomer terecht op de vingers is getikt door de IGJ, zo oordeelde de interne bezwarencommissie van het ministerie van VWS. De IGJ greep deze zomer in nadat er klachten waren binnengekomen over de bij de keten aangesloten huisartsenpraktijken. Deze zouden
onvoldoende bereikbaar zijn en de zorg zou daarnaast tekortschieten. Hierdoor voldeed Co-Med niet aan de wettelijke normen, waardoor hun patiënten gezondheidsrisico’s liepen. Door de opgelegde aanwijzing kreeg Co-Med een week de tijd om aan de richtlijnen te kunnen voldoen. Indien dit niet zou lukken, werden er boetes opgelegd.
In november 2023 kwam daarnaast naar buiten dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de overname van twee huisartsenpraktijken in Bergen op Zoom door Co-Med had geblokkeerd. De NZa was er niet van overtuigd dat Co-Med na 1 januari 2024 voldoende huisartsenzorg voor patiënten kon garanderen. Twee eerdere overnameplannen van Co-Med bleken daarnaast niet goed te zijn verlopen, volgens de NZa was er destijds echter nog geen juridische grond om de overnames af te wijzen.
Conclusie
De zorgsector in Nederland wordt in steeds grotere mate gedomineerd door private equity. Het is een
aantrekkelijke sector voor investeerders die willen investeren in een markt zonder al te veel schommelingen. De meningen over de gevolgen van private equity in de zorg zijn nogal verdeeld. De opkomst van private equity brengt een aantal risico’s met zich mee, maar daarnaast zijn er ook een aantal voordelen te benoemen. Om de kwaliteit in de zorgsector te kunnen blijven garanderen houden toezichthouders en zorgverzekeraars de veranderende zorgsector nauwlettend in de gaten.
Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Aarzel dan niet om
contact met ons op te nemen!
![Jody Esveldt 1](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/12/JODY-nieuw-1-200x300.jpg)
[post_title] => Opkomst van private equity in het Nederlandse zorgstelsel
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => opkomst-van-private-equity-in-het-nederlandse-zorgstelsel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-01-26 09:03:58
[post_modified_gmt] => 2024-01-26 08:03:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=40792
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 41096
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-02-14 10:31:39
[post_date_gmt] => 2024-02-14 09:31:39
[post_content] =>
Inleiding
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit
vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In het omgevingsplan van de gemeente is opgenomen welke activiteiten zijn toegestaan per locatie. Wanneer iemand een activiteit uitvoert die niet is toegestaan op een locatie onder het omgevingsplan, handelt die persoon daarmee in strijd met het omgevingsplan. Ook kan het voorkomen dat er wordt gebouwd zonder een omgevingsvergunning, ook dit is strijdig met het omgevingsrecht. Burgers en bedrijven dienen zich te houden aan de regels uit de Omgevingswet, indien ze dit niet doen kan de overheid handhavingsinstrumenten inzetten of kunnen belanghebbenden een
aanvraag tot handhaving doen.
Verbodsbepalingen
Onder het oude recht was de wettelijke grondslag voor handhaving van het omgevingsrecht geregeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo. Door een project zonder omgevingsvergunning uit te voeren werd bijvoorbeeld artikel 2.1 lid 1 onder b van die wet overtreden.
Onder de Omgevingswet zijn de
verbodsbepalingen opgenomen in paragraaf 5.1.1. Het is bijvoorbeeld verboden om een omgevingsplanactiviteit uit te voeren zonder een omgevingsvergunning [art. 5.1 lid 1 sub a Ow].
Hoe is handhaving geregeld onder de Omgevingswet?
Uitgangspunt is dat het college van burgemeester en wethouders het
bevoegd gezag is en daarmee belast is met handhaving, tenzij een ander bestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen [art. 18.2 Ow]. Het bevoegd gezag kan personen aanwijzen als toezichthouder om toezicht te houden op de naleving van de Omgevingswet [art. 18.6 Ow].
Onder de Omgevingswet is het hoofdstuk handhaving opgedeeld in
drie afdelingen:
- Bestuursrechtelijke handhaving
De bestuursrechtelijke handhavingstaak bestaat uit het toezicht houden op de naleving van de Omgevingswet, het verwerken van klachten over de naleving van de Omgevingswet en het opleggen en ten uitvoer leggen van bestuurlijke sancties [art. 18.1 Ow].
- Strafrechtelijke handhaving
In deze afdeling is één artikel opgenomen over de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet.
- Kwaliteitsbevordering en afstemming van handhaving. Deze afdeling is van toepassing op de te verrichten werkzaamheden van het bevoegd gezag in het kader van de handhavingstaak neergelegd in artikel 18.1 Omgevingswet.
Onder de Omgevingswet zijn de volgende
handhavingsinstrumenten te vinden:
- Last onder dwangsom [art. 5:31d Awb]
De last onder dwangsom is een
algemene sanctie opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Dit is een sanctie gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Wanneer de overtreder niet binnen de bepaalde termijn herstelmaatregelen treft, wordt een dwangsom opgelegd en verbeurd.
Last onder bestuursdwang [art. 125 Gemeentewet, art. 122 Provinciewet en art. 61 Waterschapswet]
- Het bestuursorgaan dat als bevoegd gezag is aangemerkt kan een last onder bestuursdwang opleggen. Dit is een maatregel die net als de last onder dwangsom gericht is op herstel, de overtreding dient te worden beëindigd en de rechtmatige situatie moet worden hersteld. Als de overtreder de situatie niet binnen een redelijke termijn herstelt doet de overheid dit en kan zij de kosten verhalen op de overtreder.
- Intrekken van een begunstigde beschikking [art. 18.10 Ow]
Het bevoegd gezag kan een beschikking intrekken (geheel of gedeeltelijk) wanneer de houder van de beschikking handelt in strijd met de activiteit waarvoor de beschikking is gegeven of de geldende regels.
- Bestuurlijke boete [§18.1.4 Ow]
Een bestuurlijke boete is een bestraffende bestuurlijke sanctie die door de inwerkingtreding van de Omgevingswet is uitgebreid in reikwijdte. In paragraaf 18.1.4 is opgenomen in welke situaties de bestuurlijke boete kan worden opgelegd en wat de hoogte van de boete is. Een bestuurlijke boete zal bijvoorbeeld worden opgelegd wanneer het
niet mogelijk is de situatie te herstellen.
- Bestuurlijke strafbeschikking [art. 257ba Sv]
Bij de bestuurlijke strafbeschikking is een bestuursorgaan bevoegd een geldboete op te leggen.
- Strafbaarstelling op grond van de Wet op de economische delicten [art. 18.16 Ow]
Artikelen uit de Omgevingswet zijn als
economisch strafbaar aangemerkt in de Wet op de economische delicten. Het bevoegd gezag kan een gedraging voorleggen aan het Openbaar Ministerie wanneer de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De straf wordt in dit geval opgelegd door de strafrechter.
Overgangsrecht
Voor handhavingszaken die al in gang waren gezet vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt overgangsrecht. Het overgangsrecht is verdeeld in ambtshalve genomen handhavingsbesluiten en handhavingsbesluiten in reactie op een handhavingsverzoek.
- Indien een sanctiebesluit (ambtshalve) is genomen vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing [art. 4.23 Invoeringswet Omgevingswet].
- Indien een verzoek om handhaving vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gedaan is het oude recht van toepassing [art. 4.3 Invoeringswet Omgevingswet] [ABRS, 24-01-2024, ECLI:NL:RVS:2024:254].
Dus, handhavingszaken die al zijn gestart vóór de inwerkingtreding, maar nog lopen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden afgehandeld onder het
oude recht.
Handhaving van de algemene zorgplicht
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is er een toename aan zorgplichten. Het bevoegd gezag kan deze zorgplichten handhaven. In de Omgevingswet is een algemene zorgplicht voor de fysieke leefomgeving opgenomen [art. 1.6 Ow]. De algemene zorgplicht kan dienen als een basis voor handhaving wanneer geen regels te zijn aan te wijzen en er een ‘onmiskenbare strijd’ is met die algemene zorgplicht. Daarnaast is er een algemeen verbod opgenomen om activiteiten te verrichten die aanzienlijk nadelige gevolgen voor de
fysieke leefomgeving creëren [art. 1.7a Ow]. Het algemeen verbod is een vangnet indien geen specifieke decentrale regels of rijksregels van toepassing zijn en strafrechtelijke handhaving hiervan is mogelijk.
Concluderend
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is veel op het gebied van handhaving hetzelfde gebleven doordat handhaving grotendeels is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. De bijzondere handhavingsbepalingen zijn van hoofdstuk 5 Wabo naar hoofdstuk 18 Omgevingswet gegaan. Veranderingen met het oude stelsel zijn onder andere de ruime bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen en de vervanging van een groot aantal vergunningen door zorgplichten. Daarnaast is de bouwstop die als beheersmaatregel was opgenomen in artikel 5.17 Wabo is niet terug te vinden in de Omgevingswet maar valt nu onder de bestuurlijke sanctie van artikel 5:2 Awb.
Dit artikel is mede geschreven door
Anne Verberne
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
![Rutger Boogers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/12/BG-RUTGER-6-nieuw-200x300.jpg)
[post_title] => Handhaving onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => handhaving-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:34:04
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:34:04
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41096
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1425
[max_num_pages] => 143
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => fea3f39a2bf8b239a2b92974ab3b6f36
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Inleiding Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet...
Lees meer
De rechtbank Overijssel deed onlangs uitspraak in een privacy kwestie tussen de Autoriteit Persoonsgegevens en de gemeente Enschede. De gemeente zou door middel van wifi-tracking beginselen uit de Algemene Verordening...
Lees meer
Het grote voordeel van tijdelijke huurovereenkomsten is dat deze na afloop van de huurperiode van rechtswege eindigen. Dit in tegenstelling tot huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd die [afgezien van ontbinding vanwege...
Lees meer
Inleiding Het is ruim een maand geleden dat de Omgevingswet in werking is getreden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de eerste jurisprudentie. Tot nu toe is de...
Lees meer
Het lijkt een vrij simpele vraag, toch is het beantwoorden hiervan vrij complex. Waar moet u beginnen? Naar welke regelgeving moet u kijken? In onderstaand artikel geven we een overzicht...
Lees meer
Regelmatig neemt er in onze praktijk iemand contact op met de vraag over gebruik van afbeeldingen en teksten online op social media. Veel mensen delen hun werk graag op social...
Lees meer
Inleiding In de farmaceutische industrie is elke dag zonder de lancering van een generiek geneesmiddel cruciaal. Fabrikanten kijken dus uit naar het einde van octrooien of aanvullende beschermingscertificaten (ABC’s) om...
Lees meer
Het aanbod op de Nederlandse woningmarkt is al jaren krap. Door de enorme vraag naar (betaalbare) woningen is de concurrentie groot en moeten kopers snel beslissen of zij een bod...
Lees meer
Verslavingen gaan vaak gepaard met ernstige medische en sociale problematiek. In sommige gevallen is een opname noodzakelijk om een verslaafde goed te kunnen helpen, ook al is dit tegen de...
Lees meer
Inleiding De afgelopen jaren is private equity steeds actiever geworden op de zorgmarkt en is er veel te doen over dit onderwerp. Waar in 2019 nog ongeveer de helft van...
Lees meer