Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 22
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 22
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1446
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 210, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 40153
                    [post_author] => 16
                    [post_date] => 2023-12-12 10:54:00
                    [post_date_gmt] => 2023-12-12 09:54:00
                    [post_content] => Per 1 juli 2022 stelde de zorginstelling een algeheel verbod in voor roken zowel binnen in de gebouwen als buiten op haar terrein. Volgens de huisregels was er alleen een verbod voor roken in de gebouwen. Een cliënt was het niet eens met het algehele rookverbod en diende een klacht in bij de klachtencommissie en later bij de rechter. Volgens cliënt werden de huisregels ten onrechte niet toegepast. De rechter heeft uitspraak gedaan op 30 november 2023.

Onderhavige Casus

Cliënt [en dus tevens klager] was gedwongen opgenomen in de betreffende zorginstelling en moest een tijd in de instelling verblijven. Door het algehele rookverbod wordt hij gedwongen te stoppen met roken, terwijl hij dat niet wil en ook niet met dat doel is opgenomen in de instelling. Cliënt wil toestemming om te kunnen blijven roken. De zorginstelling stelt zich op het standpunt dat zij het rookverbod volgens de wet moest instellen.

Klachtencommissie

De klachtencommissie verklaart zich onbevoegd om van de klacht kennis te nemen. De cliënt stapt naar de rechter.

Rechtbank

De rechtbank doet uitspraak op 30 november 2023 nadat de zaak door de Hoge Raad was terugverwezen naar de rechtbank. De rechtbank moest volgens de Hoge Raad het beleid wel toetsen. Rechtbank oordeelt vervolgens dat voor de zorginstelling geen wettelijke verplichting bestond om per 1 juli 2022 een algeheel rookverbod in te voeren. In de tabaks- en rookwarenwet staat namelijk dat de verplichting van een rookverbod niet geldt ‘in ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer’ en ‘in open lucht’. Het betreft dus een eigen keuze van de zorginstelling. Onjuist is dan ook de stelling van de zorginstelling dat het algehele rookverbod dwingend voortvloeit uit de wet. En daarom het minder vergaande rookverbod van artikel 11 van de huisregels niet langer zou gelden. Verder geldt dat in de huisregels alleen regels kunnen worden opgenomen die noodzakelijk zijn voor ‘de ordelijke gang van zaken en de veiligheid’ binnen de accommodatie, aldus de rechtbank. De zorginstelling geeft aan dat het rookverbod dient om de gezondheid van cliënten, medewerkers en bezoekers te bevorderen. Volgens de rechtbank valt dit niet onder ‘de ordelijke gang van zaken en veiligheid. ‘ De zorginstelling heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat het algehele rookverbod noodzakelijk is voor de ordelijke gang van zaken en veiligheid, passend bij de doelgroep, aldus de rechtbank. De klacht van [inmiddels ex-]cliënt is gegrond.

Schadevergoeding

Klager vordert nog een schadevergoeding van € 1.000,00 voor het hem aangedane leed. Klager verblijft reeds geruime tijd in een andere instelling waardoor hij niet heeft kunnen profiteren van de gegrondverklaring van zijn klacht. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen o.a. nu de klager niet inzichtelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk schade heeft geleden door het algehele rookverbod. Volledige uitspraak. Edith de Koning [post_title] => Mag een zorginstelling een algeheel rookverbod instellen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => mag-een-zorginstelling-een-algeheel-rookverbod-instellen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-12-12 10:57:10 [post_modified_gmt] => 2023-12-12 09:57:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40153 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 40142 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-12-11 14:08:10 [post_date_gmt] => 2023-12-11 13:08:10 [post_content] => De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 6 december 2023 het advies vastgesteld over het wetsvoorstel voor verbetering van de beschikbaarheid van de jeugdzorg.

Inhoud voorstel

Het wetsvoorstel verplicht gemeenten tot gezamenlijke regionale inkoop van specialistische jeugdzorg via jeugdregio’s. Dit gaat over kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en nog aan te wijzen vormen van gespecialiseerde jeugdhulp. Doel hiervan is te bevorderen dat deze vormen van zorg altijd in voldoende mate beschikbaar zijn.  Het voorstel maakt verder de landelijke inkoop van specialistische jeugdzorg mogelijk. In het voorstel worden ook eisen gesteld aan de toezichtstructuur en de financiële verantwoording voor aanbieders van jeugdhulp en gecertificeerde instellingen, die verantwoordelijk zijn voor kinderbescherming en jeugdreclassering. Daarnaast krijgt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) taken op het terrein van de Jeugdwet zoals stelselonderzoek, vroegsignalering en toezicht.

Wat vindt de Afdeling advisering?

De Afdeling advisering ziet het voorstel als een eerste stap in de uitwerking van de zogenoemde Hervormingsagenda Jeugd, waarin de regering maatregelen heeft opgenomen om het functioneren van het stelsel van jeugdzorg te verbeteren. Het belang van verplichte regionalisering en standaardisering wordt onderschreven. De Afdeling constateert echter ook dat gemeenten maar slechts beperkt invloed hebben op de instroom, uitstroom en inkoop(voorwaarden) van specialistische jeugdzorg. Daarom is het de vraag waarom de regering er in het wetsvoorstel niet voor heeft gekozen om deze zeer specialistische vormen van zorg vanuit het Rijk in te kopen en te financieren. De Afdeling advisering vindt ook dat de regering meer duidelijkheid moet bieden over de betekenis van beschikbaarheid van jeugdzorg. Het is onduidelijk of dit meer van gemeenten vraagt dan nu het geval is. Ook vraagt dit om afbakening van de reikwijdte van de jeugdhulpplicht en helderheid over de financiële randvoorwaarden voor de jeugdzorg. Daarnaast moet rekening worden gehouden met arbeidsmarkttekorten en moeten er keuzes worden gemaakt over de zorgverlening. Dat deze thema’s worden opgepakt is afgesproken in de Hervormingsagenda Jeugd. De Afdeling advisering adviseert de regering om in het wetsvoorstel zelf de regio-indeling op te nemen en te bepalen welke vormen van specialistische jeugdhulp verplicht moeten worden geregionaliseerd. Het is beter dit in de wet te plaatsen dan in een ministeriële regeling. Tot slot vindt de Afdeling advisering het niet proportioneel om aan (alle) jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen de voorgestelde eisen te stellen over een interne toezichthouder en transparante bedrijfsvoering. En de Afdeling advisering adviseert om de taken van de NZa te verduidelijken en daarbij toezicht en advies te scheiden. Zie hier de volledige tekst van het advies. Rik Wevers 1 [post_title] => Advies wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg gepubliceerd [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => advies-wet-verbetering-beschikbaarheid-jeugdzorg-gepubliceerd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-12-11 14:08:10 [post_modified_gmt] => 2023-12-11 13:08:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40142 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 40108 [post_author] => 73 [post_date] => 2023-12-08 08:53:50 [post_date_gmt] => 2023-12-08 07:53:50 [post_content] => Het delen van medische gegevens bij de buitengerechtelijke afhandeling van claims wegens medische aansprakelijkheid blijft een discussiepunt. In een prejudiciële procedure bij de Hoge Raad is duidelijkheid geschapen over de zeggenschap van de patiënt en de geheimhoudingsplicht van artsen en ziekenhuizen. In dit artikel vatten we het arrest samen en staan we kort stil bij de gevolgen.

De feiten

Een patiënte heeft in 2018 een kijkoperatie ondergaan in het Albert Schweitzer ziekenhuis (ASZ), uitgevoerd door een chirurg. Tijdens deze operatie is de darm van patiënte geperforeerd. Patiënte heeft het ASZ aansprakelijk gesteld wegens een medische fout. Het ASZ heeft patiënte gevraagd een 'medische machtiging' te ondertekenen, zodat haar medische gegevens gedeeld kunnen worden met de medisch adviseur van de aansprakelijkheidsverzekeraar MediRisk. De advocaat van patiënte heeft laten weten dat patiënte alleen akkoord gaat met het delen van medische informatie met de medisch adviseur. Als anderen, zoals schadebehandelaars, de medische informatie willen verwerken is er vooraf toestemming nodig. Het ASZ is vervolgens een procedure gestart bij de rechtbank Rotterdam om vast te laten stellen dat het ziekenhuis ook zonder de toestemming van patiënte de benodigde medische gegevens mag delen met MediRisk.

De kernvragen

De rechtbank Rotterdam heeft een prejudiciële procedure bij de Hoge Raad gestart, waarin de vraag centraal staat of het delen van medische gegevens bij de buitengerechtelijke afhandeling van claims zonder toestemming van de patiënt is toegestaan. Een prejudiciële vraag is een vraag die een rechter in een lopende procedure aan de Hoge Raad stelt, om zo verduidelijking te krijgen over de interpretatie van een wettelijke regel. Dit gebeurt wanneer de Hoge Raad nog geen eerdere uitspraak heeft gedaan over dezelfde vraag. Het stellen van deze vraag moet noodzakelijk zijn om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen in een lopende zaak, bovendien moeten deze vragen relevant zijn voor meerdere vergelijkbare zaken. De kernvragen in deze zaak zijn als volgt: ‘Is het toegestaan voor een medische hulpverlener om medische informatie van de patiënt aan een jurist te verstrekken zonder de toestemming van de patiënt? En als er geen toestemming is verleend, kan de patiënt dan desondanks verwachten dat het ziekenhuis een substantieel standpunt inneemt met betrekking tot zijn vordering?’ Fact Friday medische gegevens 2

Het oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad komt in het arrest tot het oordeel dat de patiënt zeggenschap behoudt over zijn of haar medische gegevens. De Hoge Raad oordeelde dat het medisch beroepsgeheim eraan in de weg staat dat medische gegevens zonder toestemming van de patiënt worden gedeeld, ook wanneer dit met een jurist van het ziekenhuis of de aansprakelijkheidsverzekeraar is. Het belang van een zorgvuldige beoordeling van de claim weegt niet zwaar genoeg om de vertrouwelijkheid van medische gegevens en de zeggenschap van de patiënt opzij te zetten. Tegelijkertijd moet de patiënt met de consequenties van zijn keuze dealen. Als de patiënt weigert toestemming te geven voor het delen van relevante medische gegevens, kan van het ziekenhuis geen standpunt over de aansprakelijkheid worden verlangd. De Hoge Raad volgt met zijn uitspraak het advies van de Advocaat-Generaal Hartlief.

Wat betekent deze uitspraak voor de praktijk?

De Hoge Raad geeft in het arrest handvatten over de inhoud van een ‘afdoende’ medische machtiging. Daarmee is er meer duidelijkheid gekomen over de juridische kaders voor het delen van medische gegevens bij de buitengerechtelijke afhandeling van claims. Tegelijkertijd blijft maatwerk vereist gezien de uiteenlopende omstandigheden van het geval. Het creëren van wederzijds vertrouwen tussen patiënt en ziekenhuis blijft daarbij een essentieel aandachtspunt. Heeft u vragen of wilt u meer informatie aarzel dan niet om contact op te nemen. Jody Esveldt [post_title] => Moet een patiënt zijn medische gegevens delen bij de afhandeling van een buitengerechtelijke claim? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => moet-een-patient-zijn-medische-gegevens-delen-bij-de-afhandeling-van-een-buitengerechtelijke-claim [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-12-08 08:54:48 [post_modified_gmt] => 2023-12-08 07:54:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40108 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 40067 [post_author] => 6 [post_date] => 2023-12-05 13:30:15 [post_date_gmt] => 2023-12-05 12:30:15 [post_content] => Dit was een deel van de tekst die koffieproducent Moyee, samen met een afbeelding van een waardebon, op haar verpakking had staan. Douwe Egberts (hierna: ‘DE’) reageerde als door een wesp gestoken. Moyee kreeg een boze brief van de advocaat van DE. In het FD vertelt Moyee over deze brief. DE stelde dat Moyee inbreuk zou maken op het auteursrecht van DE en dat consumenten zouden worden misleid. Daarbij werd verwezen naar het bijna honderd jaar oude puntenspaarsysteem van DE. Zelfs prinses Beatrix werd erbij gehaald. Door het afbeelden van de waardebon zou inbreuk worden gemaakt op het auteursrecht en merkenrecht van DE. De begeleidende tekst zou zelfs ‘kleinerend, beledigend en schofferend zijn’. Moyee zou, door het gebruik van de afbeelding, ongerechtvaardigd voordeel hebben getrokken uit de reputatie en het prestige van het puntensysteem van DE.

Afbeelding Moyee

Moyee heeft de afbeelding op haar verpakkingen gebruikt zoals hieronder weergegeven: Afbeelding Moyee Wordt hiermee inbreuk gemaakt op het auteursrecht en/of de merkrechten van DE? Is dit onrechtmatig?

Hoe zit dit juridisch?

AI Moyee gaf aan bij het maken van de afbeelding niet te hebben gekeken naar de afbeelding op de verpakking van DE. Moyee zou AI hebben gebruikt voor het maken van de afbeelding. Daarbij zou de prompt zijn gebruikt: ‘Maak een parodie op een veel gebruikt spaarpuntensysteem’. DE heeft op haar verpakkingen waardebonnen staan zoals hieronder afgebeeld: Afbeelding verpakkingen waardebonnen (Bron: https://voedselbankachterhoek.nl/2020/12/03/koffiepunten-sparen-voor-de-voedselbank/) De kans dat het gebruik van een AI-tool tot een output leidt die veel lijkt op een bestaand, auteursrechtelijk beschermd ontwerp, is aanwezig. Er kan zelfs een output uitkomen die identiek is aan een afbeelding die bij de training is gebruikt. De kans is dus aanwezig dat er met de gebruikte prompt een afbeelding uit komt die veel lijkt op de afbeelding van de waardebon van DE.

Wie is verantwoordelijk?

Het is en blijft de verantwoordelijkheid, en dus aansprakelijkheid, van degene die de output van een AI-systeem gebruikt, om te waarborgen dat de output geen inbreuk maakt op de (IE-)rechten van een ander. In dit geval is het moeilijk voorstelbaar dat een medewerker van Moyee, die de output van de AI-tool zag, geen verband zou leggen met de waardebon van DE.

Parodie

Het uitgangspunt van de Auteurswet is dat een auteursrechtelijk beschermd werk, zoals een afbeelding, alleen door de maker mag worden gebruikt. De maker mag anderen toestemming verlenen om het werk te gebruiken (‘verveelvoudigen’ en ‘openbaar maken’). Echter, de Auteurswet kent een aantal uitzonderingen op dit exclusieve recht. Zo bepaalt artikel 18b Aw: “Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de openbaarmaking of verveelvoudiging ervan in het kader van een karikatuur, parodie of pastiche mits het gebruik in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is.” In de jurisprudentie zijn een aantal richtlijnen ontwikkeld voor wat wel en niet als een ‘parodie’ wordt gezien. Zoals:
  • Een parodie mag geen commercieel karakter of concurrentiemotief hebben;
  • Een nabootsing mag niet verder gaan dan voor de herkenbaarheid van het geparodieerde werk nodig is;
  • Een parodie mag niet nodeloos afbreuk doen aan het origineel.
Is de zin ‘Waarom waardeloze punten sparen voor nog waardelozere cadeautjes’ een parodie? Zelf zou ik de zin niet beschouwen als een parodie. Zeker gezien Moyee aangeeft dat er niet gekeken is naar de waardebon van DE. Alhoewel ik dat een ongeloofwaardige stelling vind. In plaats daarvan zou ik een beroep doen op de vrijheid van meningsuiting.

Merkinbreuk

DE heeft een aantal registraties van de waardebon als (Benelux) (beeld)merk. Deze merken zijn geregistreerd voor, o.a., koffieproducten. Zie bijvoorbeeld: [gallery size="medium" columns="2" ids="40074,40076"]             Deze merkregistraties bieden een solide basis voor het optreden tegen partijen die een vergelijkbare afbeelding gebruiken op of ter promotie van vergelijkbare producten. Maakt Moyee met haar afbeelding inbreuk op de merkrechten van DE? Het antwoord is altijd een subjectieve beoordeling, waarbij het oordeel van de ene rechter anders kan uitvallen dan het oordeel van een andere rechter. Zelf zie ik wel zodanige overeenkomsten dat de kans zeker aanwezig is dat een rechter dit als inbreuk op het merkrecht van DE zou aanmerken.

Conclusie

  • Door AI gegenereerde output (afbeeldingen en/of tekst) kunnen inbreuk maken op de (IE-)rechten van andere partijen. Wanneer je zelf een AI-tool gebruikt, dien je de output kritisch te bekijken. Wanneer je een andere partij content laat maken (afbeeldingen en/of tekst) dan zou ik vragen of deze partij kan garanderen dat de content geen inbreuk maakt op rechten van derden;
  • Een beroep op de ‘parodie’ moet je goed kunnen onderbouwen en slaagt zelden. Zeker in een commerciële context;
  • Een merkregistratie kan een goede basis bieden om op te treden tegen concurrenten die een identiek of vergelijkbare afbeelding, slogan of naam gebruiken. Wij verzorgen merkregistraties.
Voor meer informatie kun je contact opnemen met Jos van der Wijst. Jos van der Wijst 2 [post_title] => “Waarom waardeloze punten sparen voor nog waardelozere cadeautjes” [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => waarom-waardeloze-punten-sparen-voor-nog-waardelozere-cadeautjes [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-12-05 14:00:48 [post_modified_gmt] => 2023-12-05 13:00:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40067 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 40061 [post_author] => 67 [post_date] => 2023-12-04 15:58:35 [post_date_gmt] => 2023-12-04 14:58:35 [post_content] => De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) biedt ondernemingen de mogelijkheid om hun schulden te herstructureren via een akkoord dat bindend is voor alle in het akkoord betrokken schuldeisers en aandeelhouders. Het akkoord kan ook worden opgelegd aan tegenstemmende schuldeisers, mits goedgekeurd door de rechter. Op deze manier kunnen schulden buiten faillissement geherstructureerd worden. In een onlangs gepubliceerd vonnis kwam de vraag aan de orde of reeds betaalde schulden achteraf nog gesaneerd kunnen worden. Als dat het geval is zouden deze schuldeisers de ontvangen betalingen moeten terugstorten.

De feiten

Bij vonnis van 3 augustus 2023 wordt een WHOA-akkoord door de Rechtbank Midden-Nederland gehomologeerd (goedgekeurd). De onderneming, een zelfbedieningsgroothandel in de horecabranche, kwam door veranderende marktomstandigheden, hoge verhuiskosten en een dalende omzet als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen. Een herstructurering via de WHOA bleek de enige mogelijkheid om faillissement te voorkomen. De onderneming besloot om 20 november 2022 als peildatum te hanteren. Alleen schulden die op deze datum bestonden werden meegenomen in het akkoord. Daarnaast werden schuldeisers en aandeelhouders onder het akkoord ingedeeld in vijf klassen. De hoogte van de uitkering onder het akkoord verschilde per categorie. Elke klasse heeft voor het akkoord gestemd en niemand heeft zich tegen het akkoord uitgesproken. Wel zijn er twee schuldeisers die geen stem hebben uitgebracht, omdat zij na de peildatum per ongeluk volledig zijn betaald als gevolg van een automatische incasso. Hierdoor waren zij niet langer stemgerechtigd onder het akkoord. De Belastingdienst eiste in het kader van zijn medewerking aan de totstandkoming van het akkoord echter dat de bedragen door deze schuldeisers werden terugbetaald. De onderneming heeft vervolgens geprobeerd om via een aanvullende mededeling op het WHOA-akkoord een terugbetalingsverplichting op te leggen aan de betreffende (gewezen) schuldeisers. Hoe is de rechter hiermee omgegaan bij de beoordeling van het akkoord?

De beoordeling

De rechtbank heeft overwogen dat de WHOA geen wettelijke regeling bevat over een datum waarop schulden worden gefixeerd zoals dat bijvoorbeeld wel het geval is in faillissement. Hierdoor bestaat geen algemene (wettelijke) rechtsgrond tot terugbetaling. De vraag is of zo’n rechtsgrond wel bestaat in geval van goedkeuring van het akkoord door de rechtbank. De bedoeling van de aanbieder van het akkoord was dat het door de betreffende schuldeisers teveel ontvangen bedrag zou worden verrekend met toekomstige verplichtingen. In het akkoord is hierover echter geen uitdrukkelijke bepaling of informatie opgenomen. Slechts is vermeld dat de betreffende schuldeisers behoren tot de schuldeisers uit de vierde categorie. Op basis van deze enkele vermelding in het akkoord kan volgens de rechtbank niet worden aangenomen dat het akkoord een terugbetalingsverplichting creëert voor de reeds betaalde schuldeisers. Was de uitkomst anders geweest als wel een uitdrukkelijke terugbetalingsverplichting in het akkoord was opgenomen? Nee. Volgens de rechtbank heeft het aanbieden van een akkoord – en het verzoek tot homologatie daarvan – over het algemeen slechts betrekking op het herstructureren van schulden. Dit houdt in beginsel dus niet in dat via de WHOA aan (gewezen) schuldeisers nieuwe financiële verplichtingen kunnen worden opgelegd. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat - voor zover wel een terugbetalingsverplichting zou zijn ontstaan – dit niet tot een andere uitkomst zou leiden op grond van een belangenafweging. Dus ook in dat geval zou de rechtbank het akkoord hebben goedgekeurd.

De conclusie

In geval van het aanbieden van een (WHOA-)akkoord doet de aanbieder van het akkoord er verstandig aan om automatische incasso’s (van schulden die onder het akkoord vallen) te laten blokkeren. Als het akkoord zelf geen uitdrukkelijke terugbetalingsclausule bevat, dan bestaat geen rechtsgrond voor het terugvorderen van reeds betaalde schulden. Bevat het akkoord wel een uitdrukkelijke terugbetalingsclausule, dan is het nog maar de vraag of deze bepaling wel kan worden opgelegd aan schuldeisers via de WHOA. De rechtbank heeft hier nog geen definitief oordeel over gegeven, maar lijkt wel te impliceren dat het opleggen van een terugbetalingsverplichting via de WHOA niet mogelijk is. Volgens de rechtbank is het niet de bedoeling om via de WHOA nieuwe financiële verplichtingen op te leggen aan schuldeisers. Heeft u vragen over de WHOA? Neem dan contact op met een van onze collega’s! Remco de Jong nieuw 1 [post_title] => Een geslaagd WHOA-akkoord: geen terugbetalingsverplichting voor reeds betaalde schuldeisers [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-geslaagd-whoa-akkoord-geen-terugbetalingsverplichting-voor-reeds-betaalde-schuldeisers [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-12-04 15:58:35 [post_modified_gmt] => 2023-12-04 14:58:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40061 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 39992 [post_author] => 73 [post_date] => 2023-12-01 09:28:11 [post_date_gmt] => 2023-12-01 08:28:11 [post_content] => In oktober 2023 velde de Rechtbank Den Haag een belangrijk oordeel over een octrooigeschil tussen de farmaceutische bedrijven Synthon en Novartis. De zaak ging over de geldigheid van een octrooi op een combinatietherapie van twee geneesmiddelen voor de behandeling van hartfalen. Daarbij ging het onder meer om de vraag of voldaan was aan het vereiste van inventiviteit.

Octrooien: de achtergrond

Een octrooi, ook wel patent genoemd, geeft aan de houder van het octrooi een exclusief recht derden te verbieden de geoctrooieerde uitvinding toe te passen. De bescherming van een Nederlands of Europees octrooi duurt, in beginsel 20 jaar. Niet iedere uitvinding komt voor octrooirechtelijke bescherming in aanmerking. Hiervoor, moet een uitvinding nieuw, inventief en industrieel toepasbaar zijn. Daarnaast moeten ideeën en concepten concreet en specifiek uitgewerkt zijn in de vorm van een product of proces.

Het geschil: inventief genoeg?

Novartis, een wereldwijd opererende farmaceutische onderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie en verhandeling van innovatieve geneesmiddelen, had een octrooi verkregen op de combinatie van de bloeddrukverlager valsartan en de stof sacubitril. Samen bleken ze de symptomen van hartfalen te verlagen. Op basis van dit octrooi heeft Novartis ook een aanvullend beschermingscertificaat (ABC) verkregen, dat de exclusiviteit voor deze combinatietherapie verlengt tot 2028. Het Nederlandse farmaceutisch bedrijf Synthon, als producent van generieke geneesmiddelen, heeft belang bij het kunnen aanbieden van een goedkoper generiek alternatief zodra de exclusiviteit van Novartis afloopt. Door het ABC is echter sprake van een langere periode van marktexclusiviteit. Synthon betwistte de geldigheid van dit octrooi met het argument dat de combinatie van beide stoffen voor een deskundige al voor de hand had gelegen. Volgens de stand van de techniek op de prioriteitsdatum zou deze uitvinding voor de gemiddelde vakpersoon niet inventief zijn en doet hiermee een poging om het ABC ongeldig te laten verklaren. Synthon meent dus dat ten onrechte octrooibescherming voor liefst 25 jaar is verleend, wat concurrentie door goedkopere alternatieven te lang blokkeert. Lees ook: Het belang van voortvarende handhaving van octrooirecht Fact Friday combinatietherapie

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank gebruikt de Problem Solution Approach om de inventiviteit van het octrooi te beoordelen. Deze benadering omvat drie stappen:
  1. Het vaststellen van het "dichtstbijzijnde stand van de techniek", oftewel de technologische kennis die het meest lijkt op de uitvinding in kwestie.
  2. Het identificeren van het "objectief technisch probleem" dat de uitvinding oplost, in vergelijking met deze dichtstbijzijnde stand van de techniek.
  3. Beoordelen of de voorgestelde oplossing voor dit probleem voor een vakbekwaam persoon niet voor de hand liggend zou zijn, gegeven de stand van de techniek op de prioriteitsdatum van het octrooi.
Deze benadering identificeert als kerninnovatie de toevoeging van de NEP-remmer sacubitril aan de monotherapie met valsartan. Volgens de rechtbank was er geen sprake van een specifieke reden om te zoeken naar een combinatietherapie met valsartan. De rechtbank verwierp het standpunt van Synthon door te oordelen dat weldegelijk sprake was van een inventieve stap. Hoewel combinatietherapieën in het algemeen gangbaar waren, was specifiek deze combinatie van geneesmiddelen niet eerder onderzocht. De eerdere technische kennis suggereerde niet dat deze combinatie succesvol zou zijn in de behandeling van hypertensie en hartfalen. Volgens vaste rechtspraak van het Europese Octrooibureau is sprake van een uitvinding indien de combinatie meer oplevert dan een simpele optelling van de afzonderlijke effecten. Aan die voorwaarde voor inventiviteit is hier voldaan. Beide middelen op zichzelf waren ook niet effectief gebleken bij de behandeling van hartfalen. Dat de combinatie wel effectief bleek, was dus een onverwachte en inventieve stap. Voor een vakpersoon was de specifieke combinatie van valsartan en sacubitril niet logischerwijs als voor de hand liggend te beschouwen.

Conclusie

Deze uitspraak geeft duidelijkheid over de vereiste inventiviteit voor octrooibescherming van een combinatietherapie. Het gaat erom of de specifieke combinatie en het synergistische effect ervan voldoende onverwacht is in het licht van de stand van de techniek voor de gemiddelde vakpersoon. Die voorwaarde achtte de rechtbank hier vervuld. Deze uitspraak kan de motivatie van farmaceutische bedrijven om innovatief onderzoek te doen naar doeltreffende medicijncombinaties voor de behandeling van complexe aandoeningen versterken. Het biedt hen de essentiële zekerheid dat hun inspanningen beschermd kunnen worden, mits ze voldoen aan de criteria voor octrooirechtelijke bescherming. Heb je meer vragen over het handhaven van je octrooirecht, of het verweer voeren tegen een claim op basis van een octrooirecht, neem dan contact op met een van onze medewerkers. Jody Esveldt 1 [post_title] => Combinatietherapie: voldoende inventief voor een octrooi? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => combinatietherapie-voldoende-inventief-voor-een-octrooi [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-12-01 09:28:11 [post_modified_gmt] => 2023-12-01 08:28:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=39992 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 40018 [post_author] => 7 [post_date] => 2023-11-30 15:53:42 [post_date_gmt] => 2023-11-30 14:53:42 [post_content] => Het komt helaas regelmatig voor dat er geschillen ontstaan tussen aandeelhouders onderling. Vaak lukt het om deze problemen in onderling overleg op te lossen, maar dit is niet altijd mogelijk. De wettelijke geschillenregeling kan in zulke gevallen een oplossing bieden. Deze regeling is van toepassing op BV’s en in bepaalde gevallen ook op NV’s. Een van de twee mogelijkheden die terug te vinden is in de wettelijke geschillenregeling is de uittredingsregeling.  

De uittredingsregeling

De uittredingsregeling kan uitkomst bieden indien een aandeelhouder van mening is dat zijn rechten of belangen door gedragingen van één of meerdere medeaandeelhouders ernstig zijn geschaad. Als de aandeelhouder hierdoor van mening is dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd, kan hij tegen zijn medeaandeelhouders een vordering tot uittreding instellen. Het gaat hierbij dus niet om het belang van de vennootschap zelf dat is geschaad, maar om het individuele belang van één van de aandeelhouders. De vordering tot uittreding kan daarnaast ook in worden gesteld tegen de vennootschap op grond van gedragingen van één of meer medeaandeelhouders of van de vennootschap zelf. De uittredingsvordering zet dus een gedwongen aandelenovername in gang. Iedere aandeelouder (ongeacht zijn belang) is bevoegd om deze vordering tot uittreding in te stellen. De gronden voor het instellen van deze vordering kunnen erg uiteenlopen. Er hoeft namelijk niet alleen sprake te zijn van zogenaamde ‘misdragingen’ en bij de vordering kunnen zelfs gedragingen in de privésfeer betrokken worden.

Billijke verhoging

Als een aandeelhouder uittreedt, moeten zijn aandelen overgenomen worden door de overige aandeelhouders. Om de koopprijs van deze aandelen vast te stellen wordt een deskundige benoemd. Vervolgens bepaalt de rechter hoeveel aandelen de medeaandeelhouders over moeten nemen en tegen welke prijs. In het geval dat de rechter van oordeel is dat de gedragingen van de medeaandeelhouders hebben geleid tot een vermindering van de waarde van de aandelen, kan hij een billijke verhoging op de koopprijs toepassen. De Ondernemingskamer oordeelde in 2021 dat hierbij als uitgangspunt moet worden genomen dat de peildatum voor de waardering van de aandelen gelegen is dichtbij het tijdstip waarop de overdracht plaatsvindt. Afwijking van dit uitgangspunt door het kiezen van een eerder gelegen peildatum is denkbaar in situaties waarbij aanleiding is voor het toekennen van een billijke verhoging. De afgelopen jaren is een billijke verhoging van de aandelenprijs in het kader van de uittredingsprocedure al een aantal keer gevorderd. Er is geen specifiek toetsingskader waaruit volgt wanneer een billijke verhoging al dan niet gerechtvaardigd is. Toch lijkt het voor ‘aannemelijk maken’ voldoende te zijn dat een uittredende minderheidsaandeelhouder een billijke verhoging vordert, en de gedaagde deze vordering niet betwist.

Toegewezen vorderingen

Zo stelde een uittredende minderheidsaandeelhouder in 2014 te zijn benadeeld door een emissiebesluit dat was genomen door zijn medeaandeelhouder. Door dit besluit waren zijn aandelen (20%) verwaterd, waardoor zijn belang in de vennootschap was afgenomen. De uittredende minderheidsaandeelhouder verzocht daarom om een billijke verhoging, zodat hij alsnog 20% van de waarde van de vennootschap zou verkrijgen. Dit verzoek werd toegewezen door de rechter, waardoor de uittredende minderheidsaandeelhouder op grond van deze uitspraak een prijs kreeg voor zijn aandelen waar in feite een compensatie voor de gedragingen van zijn medeaandeelhouder in was meegenomen. Een jaarrekening waarin het eigen vermogen van een vennootschap te laag wordt weergegeven kan ook leiden tot een billijke verhoging. Volgens de rechter ontstond hierdoor een nadeel voor de uittredende vennoot, waardoor een billijke verhoging van de aandelenprijs gerechtvaardigd was. De rechtbank in Den Haag paste vorig jaar een billijke verhoging toe omdat het bestuur van een vennootschap een onzakelijke transactie was aangegaan die de vennootschap schade had berokkend. Hierdoor was de uittredende minderheidsaandeelhouder ernstig in zijn belangen geschaad en was een billijke verhoging gerechtvaardigd. Een billijke verhoging kan dus ook toegepast worden wegens gedragingen van anderen dan de gedaagde, met name bestuurders.

Afgewezen vorderingen

De billijke verhoging wordt echter niet in alle gevallen toegewezen. Zo oordeelde de rechtbank eerder in 2014 dat bepaalde door een uittredende aandeelhouder gemaakte kosten niet verdisconteerd kunnen worden in de waarde van de over te nemen aandelen. Het niet uitkeren van dividend leidt daarnaast niet tot een waardevermindering van de aandelen, waardoor een billijke verhoging in die gevallen niet op zijn plaats is. Ook kunnen aandeelhouders onderling overeenkomen dat de aandelen van één van de aandeelhouders overgenomen moeten worden. Als er verder geen sprake is van gedragingen op grond waarvan de uittredende aandeelhouder zodanig in haar rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van het aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer kan worden gevergd, kan de billijke verhoging hierop volgens de rechtbank niet worden toegepast. Er is dan nog wel een mogelijkheid dat de rechter aan die afspraken voorbij gaat als de toepassing daarvan leidt tot een kennelijk onredelijke prijs. Het deskundigenbericht kan daarnaast ook van belang zijn bij de beoordeling of een billijke verhoging toegepast moet worden.  Als uit dit bericht blijkt dat er geen sprake is van gedragingen die een negatief effect hebben gehad op de waarde van de aandelen, zal de rechter terughoudend zijn met het toestaan van een billijke verhoging.

Conclusie

Een uittredende aandeelhouder kan middels de uittredingsregeling een gedwongen aandelenovername in gang zetten. Hierbij kan hij een vergoeding vorderen voor zijn geleden schade middels een billijke verhoging van de aandelenprijs. Dit komt voor in gevallen waarbij de aandelen van de uittredende aandeelhouder door handelen van medeaandeelhouders, de vennootschap of van derden minder waard zijn geworden. Hiervoor dient door de uittredende aandeelhouder in ieder geval voldoende aannemelijk te worden gemaakt dat de waardevermindering niet toe te rekenen is aan zijn eigen gedragingen. Wil u zelf een uittredingsprocedure starten en twijfelt u of de billijke verhoging in uw situatie wellicht van toepassing is? Neem dan contact op met één van onze advocaten van de afdeling Ondernemingsrecht. Marc Heuvelmans [post_title] => Uittredingsregeling en de koopprijs van aandelen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => uittredingsregeling-en-de-koopprijs-van-aandelen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-11-30 16:06:05 [post_modified_gmt] => 2023-11-30 15:06:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40018 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 39979 [post_author] => 16 [post_date] => 2023-11-24 09:39:07 [post_date_gmt] => 2023-11-24 08:39:07 [post_content] => Duiken in ondiep water is zeer gevaarlijk. Helaas komt het regelmatig voor dat een zwemmer hierdoor een dwarslaesie oploopt. Is de eigenaar van het openbaar water mogelijk aansprakelijk? Onlangs heeft rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een dergelijke zaak.

Het ongeval

Op 12 juni 2020 ging het slachtoffer met zijn vriend zwemmen op een plaats aan het meer waar meerdere personen aan het zwemmen waren. Een aantal personen stond al in het water en moedigden de jongen aan om ook in het water te komen. De 16-jarige jongen trok een sprintje vanaf de oever, is een stukje het water in gerend en vervolgens het water ingedoken. Door deze duik in het ondiepe water heeft hij zijn nek gebroken. Hij heeft een dwarslaesie waardoor hij blijvend rolstoel gebonden is. Het betreffende deel van het meer is gelegen in een openbaar natuurgebied. Het Landschap is de eigenaar/beheerder. Het slachtoffer heeft Het Landschap aansprakelijk gesteld. Nationale Nederlanden is de verzekeraar van Het Landschap.

Argumenten in de  aansprakelijkstelling

Het slachtoffer vindt dat Het Landschap aansprakelijk is op basis van de volgende feiten:
  • Het natuurgebied is een natuur- en recreatiegebied waar veel gezwommen wordt. Juist ook op de plaats waar het ongeval plaatsvond.
  • Ten tijde van het ongeval werd er nog meer gezwommen, nu door de Covid-maatregelen weinig andere recreatie mogelijk was. Het Landschap wist dit.
  • Ook was bekend dat het water op veel plaatsen ondiep was.
  • Het is een feit van algemene bekendheid dat jongeren niet altijd de nodige voorzichtigheid in acht nemen.
  • Er was dan ook een grote kans dat een jongere recreant in het water zou duiken zonder eerst te kijken hoe diep het water was.
De eigenaar/beheerder had recreanten moeten waarschuwen. Bijvoorbeeld door borden te plaatsen die waarschuwen voor het ondiepe water. Het Landschap heeft dit niet gedaan en hiermee haar zorgplicht geschonden. Het Landschap is aansprakelijk, aldus het slachtoffer.

Verweer Het Landschap

Het meer is niet aangemerkt als zwemlocatie in de zin van de wet. Kwaliteits- en veiligheidseisen zijn dan ook niet van toepassing. Bij de ingang van het natuurgebied staat een bord; ‘betreden op eigen risico’. Ondiep water en zwemmen is in zijn algemeenheid niet gevaarlijk. De kans op gevaar is gering. Dit gevaar doet zich pas voor als iemand al rennend het ondiepe water induikt. Er waren ook geen indicatoren die erop zouden wijzen dat je daar kon duiken [duikplank, kade of andere kunstmatige verhoging]. Het water was niet helder. Des temeer reden om zich eerst ervan te vergewissen of het water diep genoeg was om te duiken. Daarbij is het zeer bezwaarlijk om in een natuurgebied van ongeveer 9000 hectare waarschuwingsborden te plaatsen. Het Landschap beschikt niet over deze financiële middelen. Ook is het maar de vraag of de waarschuwingsborden hadden geholpen, aldus het Landschap. Het Landschap/Nationale Nederlanden erkent geen aansprakelijkheid.

Uitspraak Rechtbank

Het feit dat het natuurgebied niet is ingericht als zwemlocatie ontslaat Het Landschap niet van iedere zorgplicht. Het meer werd veelal door jongeren gebruikt als onofficiële zwemlocatie. Het was open water met laag gras aan het water, aldus geschikt om te zwemmen en te zonnen. Volgens de rechtbank valt het wel te verwachten dat een jongere recreant een duik neemt in ondiep water. Waarschuwingsborden [bv in het water] hadden wel geholpen en het is niet bezwaarlijk deze te plaatsen. Dit wil niet zeggen dat het Landschap op alle plaatsen deze borden moet plaatsen. Maar op deze plaats wel gelet op de omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat het Landschap aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval.

Eigen schuld

Wel is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer voor de helft [50%] eigen schuld heeft aan het ongeval. Hij is zelf niet voorzichtig geweest. Omdat hij de plek niet kende en het geen officiële zwemlocatie was had hij eerst moeten kijken hoe diep het water was. Aldus een vergoedingsverplichting voor Het Landschap van 50% van de schade. De rechtbank past wel een billijkheidscorrectie toe op basis van de ernst van het blijvend letsel dat het slachtoffer op jonge leeftijd heeft opgelopen. Het Landschap/Nationale Nederlanden zal 80% van de schade moeten vergoeden.

Conclusie

Deze uitspraak is in overeenstemming met eerdere uitspraken, alhoewel daar vaak wel sprake is van officiële zwemrecreatie. Het betreft hier open water zonder formele zwemrecreatie. Maar ook dan kan dus een eigenaar/beheerder aansprakelijk zijn voor zwemongevallen, afhankelijk van de omstandigheden. Edith de Koning [post_title] => Dwarslaesie door duik in ondiep open water. Kan de eigenaar/beheerder aansprakelijk zijn? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => dwarslaesie-door-duik-in-ondiep-open-water-kan-de-eigenaar-beheerder-aansprakelijk-zijn [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-11-24 09:39:07 [post_modified_gmt] => 2023-11-24 08:39:07 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=39979 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 39952 [post_author] => 60 [post_date] => 2023-11-23 10:41:04 [post_date_gmt] => 2023-11-23 09:41:04 [post_content] => Toegang tot een bankrekening is van essentieel belang om deel te kunnen nemen aan het economische verkeer. Uit artikel 4:71f Wft volgt dat op banken een verplichting rust om consumenten een betaalrekening aan te bieden. Er is echter geen wettelijke regel die banken verplicht om een zakelijke betaalrekening te verstrekken aan niet-consumenten. Het staat banken daardoor in principe vrij om een zakelijke cliënt te weigeren op grond van de contractsvrijheid. Een zakelijke bankrekening is ook voor ondernemers echter essentieel om deel te kunnen nemen aan het betalingsverkeer. Uit het ‘Yin Yang’-arrest van de Hoge Raad in 2021 volgt dat banken daardoor onder bijzondere omstandigheden toch verplicht kunnen worden om een zakelijke bankrekening aan te bieden. Eerder schreven wij hierover al deze blog. De belangenafweging uit het ‘Yin Yang’-arrest is de afgelopen twee jaar al een aantal keer door rechters toegepast. In dit artikel worden deze uitspraken nader toegelicht.

‘Yin Yang’-arrest

In 2021 oordeelde de hoge raad in het 'Yin Yang'-arrest dat de verplichting die voortvloeit uit artikel 4:71f Wft onder bepaalde omstandigheden ook kan gelden ten aanzien van niet-consumenten. In beginsel kunnen banken een gerechtvaardigd belang hebben om zakelijke cliënten te weigeren met een beroep op hun contractsvrijheid. Zonder zakelijke betaalrekening wordt het bestaansrecht van een onderneming echter in gevaar gebracht. Aan de hand van de omstandigheden van het geval dient daardoor te worden bekeken of het gerechtvaardigde belang van banken daadwerkelijk in de weg staat aan een verplichting tot het aanbieden van een betaalrekening. De rechter moet hierbij een belangenafweging maken en kijken of het belang van de ondernemer bij het openen van een bankrekening zwaarder weegt dan het belang van de bank om geen bankrekening aan te bieden.

Recente jurisprudentie

In 2022 had een ondernemer met een aantal BV’s bij veertien banken geprobeerd om een zakelijke betaalrekening te openen. Zijn verzoek was door elke bank afgewezen, waaronder door de ING. De ondernemer bankierde privé bij de ING en had daar ook een betaalrekening voor één van zijn andere BV’s. Het hof oordeelde dat de contractsvrijheid van ING beperkt kon worden doordat de bank op grond van haar maatschappelijke positie ook ten aanzien van zakelijke consumenten de verplichting kon hebben om een betaalrekening aan te bieden, zoals volgde uit het ‘Yin Yang’-arrest. Volgens de rechter woog het belang van de ondernemer om een betaalrekening te openen in dit geval zwaarder dan het belang van de ING. Doordat bij veertien banken een aanvraag voor een betaalrekening was ingediend, was voldoende duidelijk gemaakt dat deelname van het maatschappelijke verkeer voor de vennootschap van de ondernemer echt was uitgesloten. Hierdoor kon de ING verplicht worden om een zakelijke bankrekening te verstrekken. Eerder dit jaar oordeelde de rechtbank in een geschil tussen Triodos bank en een zakelijke cliënt. Triodos weigerde een onderneemster een zakelijke rekening te verstrekken, omdat zij niet aan de acceptatiecriteria voldeed. De aandeelhouder van de onderneming had een belang in de sector zakelijk vastgoed en Triodos accepteerde dit soort ondernemingen niet. De rechtbank beantwoordde de vraag of Triodos kon worden verplicht om een betaalrekening te openen aan de hand van de maatstaf uit het ‘Yin Yang’-arrest. De onderneemster had wel een duidelijk en zwaarwegend belang om een betaalrekening te hebben, maar werd bij Triodos uitgesloten door de acceptatiecriteria die de bank hanteerde op basis van haar missie. Bij andere banken kon zij waarschijnlijk wel gewoon een betaalrekening openen, Triodos werd daarom niet verplicht om een zakelijke bankrekening te verstrekken. De rechter stelde hierbij dat de belangenafweging waarschijnlijk anders uitgepakt had als alle Nederlandse banken de onderneemster uit zouden sluiten. Daarnaast oordeelde de rechter eerder dit jaar ook in een geschil tussen een bouwbedrijf en ABN AMRO. De bank had de rekening van het bouwbedrijf geblokkeerd wegens een fraudeonderzoek. Kort daarna had ABN AMRO de relatie met het bouwbedrijf opgezegd op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden. Het bouwbedrijf vorderde bij de rechter om ABN AMRO te veroordelen om alsnog een bankrekening ter beschikking te stellen. De rechter maakte een belangenafweging en die viel uit in het nadeel van het bouwbedrijf. Het vertrouwen van ABN AMRO was ernstig geschaad en de risico’s voor hervatting van de relatie met het bouwbedrijf waren groot en evident. Tegenover dit zwaarwegende belang kon hervatting met de ABN AMRO niet opwegen. Daarnaast bleek ter zitting ook dat het bouwbedrijf elders een rekening had geopend, waardoor zij alsnog toegang had tot het betalingsverkeer. Dat het bouwbedrijf liever bij ABN AMRO bankierde, hoefde hierbij niet mee te wegen.

Conclusie

De uitspraak uit het ‘Yin Yang’-arrest maakt het voor bedrijven mogelijk onder omstandigheden een bank te dwingen een zakelijke betaalrekening te openen. Toch is de uitkomst van dit arrest geen vrijbrief en zeker geen hosanna. Rechters maken op basis van het arrest een belangenafweging om te bekijken hoe het gerechtvaardigde belang van banken om een zakelijke rekening te weigeren, zich verhoudt tot een verplichting tot het aanbieden van een betaalrekening aan zakelijke cliënten. Uit recente jurisprudentie volgt dat de bank hiertoe vrijwel alleen maar gedwongen kan worden als de ondernemer aan kan tonen dat het bij geen enkele bank, althans niet bij de systeembanken, mogelijk is een zakelijke rekening te openen. In dat geval wordt deelname aan het betalingsverkeer volledig uitgesloten en zal de rechter een bank kunnen verplichten om alsnog een zakelijke rekening te verschaffen. Als dit niet aangetoond kan worden, is de kans groot dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van de bank. Banken kunnen zich in dat geval beroepen op hun contractsvrijheid en de zakelijke cliënt weigeren. Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met één van onze specialisten van de afdeling Ondernemingsrecht. Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Onder welke omstandigheden zijn banken verplicht om een zakelijke rekening te openen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => onder-welke-omstandigheden-zijn-banken-verplicht-om-een-zakelijke-rekening-te-openen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-11-23 10:41:04 [post_modified_gmt] => 2023-11-23 09:41:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=39952 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 39905 [post_author] => 85 [post_date] => 2023-11-20 15:32:07 [post_date_gmt] => 2023-11-20 14:32:07 [post_content] => Een pittig beoordelingsgesprek, een onenigheid met werkgever of een andere vervelende werksituatie leidt veelal tot ziekte van een werknemer. Zo'n ziekmelding brengt werkgever vaak in een lastig parket. Er kunnen ook twijfels ontstaan over de legitimiteit van de ziekmelding; is de werknemer écht ziek of probeert hij onder de situatie op werk uit te komen? En moet een werkgever in zo'n situatie altijd het loon betalen? Cas Kroese licht toe hoe u hier als werkgever mee omgaat.

De rol van de bedrijfsarts bij een arbeidsconflict

De bedrijfsarts moet beoordelen of er sprake is van arbeidsongeschiktheid. Bij een ziekmelding vanwege een arbeidsconflict is geen sprake van reguliere arbeidsongeschiktheid. De ziekmelding is niet te wijten aan een medische aandoening maar aan een conflictsituatie op het werk. In dergelijke gevallen volgt de bedrijfsarts de STECR-richtlijn. Deze richtlijn adviseert stappen te nemen zoals een interventieperiode, gesprekken met een derde partij en mediation. Een interventieperiode dient als een time out van (vaak) 2 weken om het conflict te laten bezinken zodat partijen vervolgens of in de tussentijd tot een oplossing kunnen komen.

Wanneer moet ik bij ziekte het loon doorbetalen?

De plicht tot loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid is geregeld in artikel 7:629 BW. Dit artikel bepaalt dat werknemers in principe recht hebben op loon als zij hun werk niet kunnen verrichten vanwege ziekte. Een arbeidsconflict kan ook leiden tot een situatie waarin de werknemer niet bij zijn werkgever kan werken. In dit geval valt de loondoorbetalingsplicht niet onder artikel 7:629 BW maar onder artikel 7:628 BW. Dit artikel bepaalt dat de werknemer recht heeft op loon, tenzij het arbeidsconflict voor rekening en risico van de werknemer komt. Dit is in de praktijk zelden het geval. In de praktijk raakt een werknemer vaak overspannen door een conflict met de werkgever als het conflict niet wordt opgelost. De werknemer wordt dan alsnog door de bedrijfsarts als arbeidsongeschikt vanwege medische redenen gekwalificeerd. De loondoorbetalingsplicht verschuift dan van 7:628 naar 7:629 BW. Als er sprake is van een arbeidsconflict trekt de werkgever veelal aan het kortste eind en zal de werkgever het loon van de werknemer moeten doorbetalen. Als de werknemer niet meewerkt aan zijn re-integratie, dan kan dat wel reden zijn het loon op te schorten of zelfs stop te zetten.

Aanbevelingen voor werkgevers bij een arbeidsconflict

Voor werkgevers die te maken krijgen met een arbeidsconflict is het belangrijk om zich bewust te zijn van de volgende zaken:
  • Bij een arbeidsconflict is het zaak niet te escaleren. Onredelijk gedrag kan juridische consequenties hebben.
  • Wanneer de arbeidsverhouding onherstelbaar beschadigd is, kunt u een onderlinge regeling overwegen. Dit kan het conflict beslechten zonder verdere juridische escalatie.
  • Mocht een schikking niet binnen bereik liggen, kunt u een juridische procedure overwegen. Het is raadzaam om de werknemer vrij te stellen van werk. Een werknemer laten doorwerken is immers strijdig met het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsrelatie.
  • Het is van essentieel belang voor zowel de werknemer als de werkgever om de adviezen van de bedrijfsarts op te volgen.
Arbeidsongeschiktheid naar aanleiding van arbeidsconflicten is een delicate kwestie. Het vereist een zorgvuldige balans tussen het volgen van juridisch advies en het tonen van empathie voor de situatie van de werknemer. Een proactieve benadering, gericht op mediation en conflictresolutie, is vaak de beste manier om deze complexe situaties te beheren. In de praktijk merken we dat een dreigend arbeidsgeschil moeilijk zelf op te lossen is. Juridische ondersteuning kan dan bijdragen aan een goede aanpak. Onjuiste handelswijzen kunnen u duur komen te staan. Neem gerust contact op als u vragen heeft. Cas Kroese [post_title] => Moet het loon worden doorbetaald bij een ziekmelding door een arbeidsconflict? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => moet-het-loon-worden-doorbetaald-bij-een-ziekmelding-door-een-arbeidsconflict [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-11-20 15:56:46 [post_modified_gmt] => 2023-11-20 14:56:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=39905 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 40153 [post_author] => 16 [post_date] => 2023-12-12 10:54:00 [post_date_gmt] => 2023-12-12 09:54:00 [post_content] => Per 1 juli 2022 stelde de zorginstelling een algeheel verbod in voor roken zowel binnen in de gebouwen als buiten op haar terrein. Volgens de huisregels was er alleen een verbod voor roken in de gebouwen. Een cliënt was het niet eens met het algehele rookverbod en diende een klacht in bij de klachtencommissie en later bij de rechter. Volgens cliënt werden de huisregels ten onrechte niet toegepast. De rechter heeft uitspraak gedaan op 30 november 2023.

Onderhavige Casus

Cliënt [en dus tevens klager] was gedwongen opgenomen in de betreffende zorginstelling en moest een tijd in de instelling verblijven. Door het algehele rookverbod wordt hij gedwongen te stoppen met roken, terwijl hij dat niet wil en ook niet met dat doel is opgenomen in de instelling. Cliënt wil toestemming om te kunnen blijven roken. De zorginstelling stelt zich op het standpunt dat zij het rookverbod volgens de wet moest instellen.

Klachtencommissie

De klachtencommissie verklaart zich onbevoegd om van de klacht kennis te nemen. De cliënt stapt naar de rechter.

Rechtbank

De rechtbank doet uitspraak op 30 november 2023 nadat de zaak door de Hoge Raad was terugverwezen naar de rechtbank. De rechtbank moest volgens de Hoge Raad het beleid wel toetsen. Rechtbank oordeelt vervolgens dat voor de zorginstelling geen wettelijke verplichting bestond om per 1 juli 2022 een algeheel rookverbod in te voeren. In de tabaks- en rookwarenwet staat namelijk dat de verplichting van een rookverbod niet geldt ‘in ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer’ en ‘in open lucht’. Het betreft dus een eigen keuze van de zorginstelling. Onjuist is dan ook de stelling van de zorginstelling dat het algehele rookverbod dwingend voortvloeit uit de wet. En daarom het minder vergaande rookverbod van artikel 11 van de huisregels niet langer zou gelden. Verder geldt dat in de huisregels alleen regels kunnen worden opgenomen die noodzakelijk zijn voor ‘de ordelijke gang van zaken en de veiligheid’ binnen de accommodatie, aldus de rechtbank. De zorginstelling geeft aan dat het rookverbod dient om de gezondheid van cliënten, medewerkers en bezoekers te bevorderen. Volgens de rechtbank valt dit niet onder ‘de ordelijke gang van zaken en veiligheid. ‘ De zorginstelling heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat het algehele rookverbod noodzakelijk is voor de ordelijke gang van zaken en veiligheid, passend bij de doelgroep, aldus de rechtbank. De klacht van [inmiddels ex-]cliënt is gegrond.

Schadevergoeding

Klager vordert nog een schadevergoeding van € 1.000,00 voor het hem aangedane leed. Klager verblijft reeds geruime tijd in een andere instelling waardoor hij niet heeft kunnen profiteren van de gegrondverklaring van zijn klacht. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen o.a. nu de klager niet inzichtelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk schade heeft geleden door het algehele rookverbod. Volledige uitspraak. Edith de Koning [post_title] => Mag een zorginstelling een algeheel rookverbod instellen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => mag-een-zorginstelling-een-algeheel-rookverbod-instellen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-12-12 10:57:10 [post_modified_gmt] => 2023-12-12 09:57:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40153 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1446 [max_num_pages] => 145 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 2437cb201f84b002f38a796d54053ff5 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Per 1 juli 2022 stelde de zorginstelling een algeheel verbod in voor roken zowel binnen in de gebouwen als buiten op haar terrein. Volgens de huisregels was er alleen een...
Lees meer
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 6 december 2023 het advies vastgesteld over het wetsvoorstel voor verbetering van de beschikbaarheid van de jeugdzorg. Inhoud voorstel Het...
Lees meer
Het delen van medische gegevens bij de buitengerechtelijke afhandeling van claims wegens medische aansprakelijkheid blijft een discussiepunt. In een prejudiciële procedure bij de Hoge Raad is duidelijkheid geschapen over de...
Lees meer
Dit was een deel van de tekst die koffieproducent Moyee, samen met een afbeelding van een waardebon, op haar verpakking had staan. Douwe Egberts (hierna: ‘DE’) reageerde als door een...
Lees meer
De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) biedt ondernemingen de mogelijkheid om hun schulden te herstructureren via een akkoord dat bindend is voor alle in het akkoord betrokken schuldeisers en aandeelhouders....
Lees meer
In oktober 2023 velde de Rechtbank Den Haag een belangrijk oordeel over een octrooigeschil tussen de farmaceutische bedrijven Synthon en Novartis. De zaak ging over de geldigheid van een octrooi...
Lees meer
Het komt helaas regelmatig voor dat er geschillen ontstaan tussen aandeelhouders onderling. Vaak lukt het om deze problemen in onderling overleg op te lossen, maar dit is niet altijd mogelijk....
Lees meer
Duiken in ondiep water is zeer gevaarlijk. Helaas komt het regelmatig voor dat een zwemmer hierdoor een dwarslaesie oploopt. Is de eigenaar van het openbaar water mogelijk aansprakelijk? Onlangs heeft...
Lees meer
Toegang tot een bankrekening is van essentieel belang om deel te kunnen nemen aan het economische verkeer. Uit artikel 4:71f Wft volgt dat op banken een verplichting rust om consumenten...
Lees meer
Een pittig beoordelingsgesprek, een onenigheid met werkgever of een andere vervelende werksituatie leidt veelal tot ziekte van een werknemer. Zo’n ziekmelding brengt werkgever vaak in een lastig parket. Er kunnen...
Lees meer