WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 22
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 22
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1425
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 210, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 39540
[post_author] => 71
[post_date] => 2023-10-30 15:48:42
[post_date_gmt] => 2023-10-30 14:48:42
[post_content] => Als er een discussie plaatsvindt over auteursrechtinbreuk is de eerste vraag altijd: rust er auteursrecht op het originele werk? De drempel van auteursrecht is laag, maar moet natuurlijk wel gehaald worden. Hoe bepaal je dat er auteursrecht op je ontwerp, product of kunstwerk rust?
Eigen, intellectuele schepping
Binnen de EU is er sprake van auteursrecht als het gaat om een “eigen, intellectuele schepping”. In Nederland moet volgens de rechtspraak de drempel van het “eigen oorspronkelijke karakter en persoonlijke stempel” (hierna: “EOK&PS) gehaald worden. Dat geeft al wat houvast. Er moet menselijke creativiteit aan te pas komen, het moet oorspronkelijk zijn - het mag nog niet eerder gemaakt zijn - en de persoonlijkheid van de maker moet te herkennen zijn. Het mag hieruit wel duidelijk worden dat per kunstwerk, ontwerp of product moet worden bepaald of er sprake is van auteursrecht.
Discussie bij de rechtbank
Dit is de reden dat er bij de rechtbank toch nog regelmatig wordt gediscussieerd over het auteursrecht. Kan een eiser zijn auteursrecht niet goed onderbouwen terwijl een gedaagde dit recht gemotiveerd betwist? Dan is er een risico dat de rechter bepaalt dat er geen auteursrecht op het betreffende voorwerp rust. Hoe onderbouw je je auteursrecht dan goed? Daarover gaat een vraag die het Hooggerechtshof van Zweden aan het Europese Hof van Justitie stelde.
Zweedse tafels
De eiser in de Zweedse procedure is een interieur- en meubilairontwerper die een tafel heeft ontworpen. De gedaagde handelt in meubilair en andere interieurproducten, waaronder een tafel die zeer veel op de tafel van de eiser lijkt. In de eerste instantie oordeelde de rechter dat er auteursrecht op de tafel rust en dat de gedaagde partij daar inbreuk op had gemaakt. Er is hoger beroep ingesteld en tijdens dit beroep is een discussie ontstaan over de onderbouwing van auteursrechtelijke bescherming.
Twee ideeën over auteursrecht
Kort gezegd zijn er twee ‘stromingen’ binnen deze discussie: het maakproces en het resultaat. De eerste idee over het auteursrecht is dat de creatie een uitdrukking van de persoonlijkheid van de maker moet zijn – hierbij is het maakproces belangrijk. De andere idee gaat meer uit van originaliteit, het werk moet geen imitatie van een ander werk zijn – hierbij is het resultaat het belangrijkst.
Vraag aan het Europese Hof
De vragen van het Zweedse hof gaan over deze factoren. Wat weegt het zwaarst, waar moeten rechters (en dus ook rechthebbenden) op letten? Dit soort vragen is belangrijk zodat rechters in de gehele EU tot dezelfde uitspraken kunnen komen en er meer rechtszekerheid ontstaat. Wij volgen dit op de voet. En mocht u in de tussentijd vragen hebben over auteursrecht, dan kunt u daarover natuurlijk bij ons terecht.
[post_title] => Wanneer rust er auteursrecht op je product, ontwerp of kunstwerk?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wanneer-rust-er-auteursrecht-op-je-product-ontwerp-of-kunstwerk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-30 15:48:42
[post_modified_gmt] => 2023-10-30 14:48:42
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39540
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 39502
[post_author] => 46
[post_date] => 2023-10-26 09:50:08
[post_date_gmt] => 2023-10-26 07:50:08
[post_content] => Diefstal op de werkvloer kan vele vormen aannemen, variërend van kleine kantoorbenodigdheden tot misdrijven zoals verduistering of fraude. Eerder schreef ik al over financiële fraude. Binnen zorginstellingen zie ik helaas vaak dat ook eigendommen van bewoners worden ontvreemd. Dat kan gaan om sieraden, contant geld of gebruik van de pinpas. Om deze kwestie aan te pakken, is het van belang om een evenwicht te vinden tussen een doortastende aanpak en het respecteren van de rechten van de werknemers. Een zorgvuldig opgesteld en duidelijk geformuleerd bedrijfsbeleid met betrekking tot diefstal en fraude is een essentiële eerste stap om deze problemen te voorkomen en aan te pakken.
Wat te doen als er sprake is van diefstal op de werkvloer? Ten eerste is het hebben van een duidelijk bedrijfsbeleid van groot belang. Dit beleid moet niet alleen diefstal voorkomen, maar ook de juiste stappen vastleggen om het aan te pakken als het toch gebeurt. Als diefstal wordt vermoed, is een grondig onderzoek van belang. Vergeet niet dat het naleven van de wet van essentieel belang is, juist vanwege de strenge eisen bij ontslag. Lees daarvoor ook mijn eerder blog over ontslag op staande voet bij diefstal. Dit alles moet gebeuren met respect voor de privacy en rechten van iedereen die erbij betrokken is.
Een zorgvuldig onderzoek naar de vermeende diefstal, met respect voor de privacy en rechten van alle betrokken partijen, is van cruciaal belang. Het is raadzaam om juridisch advies in te winnen bij een ervaren arbeidsrechtadvocaat om ervoor te zorgen dat alle stappen die worden genomen rechtmatig zijn en dat de belangen van alle betrokken partijen worden beschermd.
Duidelijke communicatie met het personeel is ook cruciaal. Zorg ervoor dat ze op de hoogte zijn van de regels en de mogelijke gevolgen van diefstal. Dit kan niet alleen helpen om herhaling te voorkomen, maar ook om een sfeer van vertrouwen op de werkvloer te creëren.
Ik ben er om te helpen als u advies nodig heeft over hoe u dit soort situaties juridisch het beste kunt aanpakken. Neem gerust contact op als u vragen heeft.
[post_title] => Diefstal door werknemers op de werkvloer
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => diefstal-door-werknemers-op-de-werkvloer
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-26 09:50:08
[post_modified_gmt] => 2023-10-26 07:50:08
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39502
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 39407
[post_author] => 73
[post_date] => 2023-10-24 15:37:44
[post_date_gmt] => 2023-10-24 13:37:44
[post_content] => Het verschoningsrecht staat onder druk. Recentelijk zijn er meerdere gevallen geweest waarin het Openbaar Ministerie (OM) dit recht heeft geschonden. In dit artikel leggen we uit wat het verschoningsrecht inhoudt, wat het verschil is met privacyrecht en waarom het cruciaal is voor een eerlijk proces.
Het verschoningsrecht
Het verschoningsrecht houdt in dat bepaalde beroepsgroepen, zoals advocaten, artsen en geestelijken, het recht hebben om vertrouwelijke informatie van hun cliënten geheim te houden.
Zij mogen deze informatie niet delen met derden, ook niet als de rechter of politie ernaar vraagt. Het doel hiervan is dat burgers vrijuit kunnen praten met hun advocaat, dokter of priester, zonder angst dat deze privé-informatie later tegen hen wordt gebruikt.
Het verschoningsrecht is een fundamenteel recht in ons rechtsstelsel. Het verschoningsrecht is een van de manieren waarop privacy wordt beschermd, met name in situaties waarin individuen vertrouwelijke informatie delen met professionals. Het waarborgt dat iedereen een eerlijk proces krijgt en zich vrijuit kan verdedigen.
Als advocaten geen geheimhoudingsplicht zouden hebben, zouden cliënten misschien bepaalde informatie achterhouden uit angst dat het tegen hen wordt gebruikt. Hierdoor kunnen advocaten hun werk als raadsman en verdediging niet goed doen.
Schendingen van het verschoningsrecht door het OM
Recentelijk zijn er meerdere gevallen geweest waarin het OM vertrouwelijke communicatie tussen advocaten en hun cliënten in handen heeft gekregen en gebruikt heeft.
In de fraudezaak rond Box Consultants is vertrouwelijke communicatie tussen het advocatenkantoor Stibbe en hun cliënt in handen van het OM gekomen. Ook in een andere misbruikzaak zou het OM vertrouwelijke informatie hebben ingezien. Tevens is het mogelijk dat in de zaak tegen advocaat Inez Weski vertrouwelijke informatie was bekeken.
Dit ondermijnt het vertrouwen in een eerlijk proces. Als het verschoningsrecht niet wordt gerespecteerd, hebben burgers geen vrije toegang meer tot rechtshulp. Ze weten dan niet zeker of hun gesprekken met een advocaat wel privé blijven.
Het OM heeft toegegeven dat interne procedures rondom het verschoningsrecht niet deugden en dat opsporingsambtenaren deze procedures niet altijd goed hebben gevolgd. Er lijkt sprake te zijn van een 'instrumentele' in plaats van intrinsieke motivatie bij het OM om het verschoningsrecht te respecteren.
In een persbericht benadrukt het OM echter dat zij het verschoningsrecht beschouwen als “een fundamenteel rechtsbeginsel” dat moet garanderen dat iedereen vrijelijk met een vertrouwenspersoon, zoals een advocaat, notaris of arts, moet kunnen communiceren.
Het verschil tussen het verschoningsrecht en privacyrecht
Zoals eerder gesteld heeft het verschoningsrecht raakvlakken met het privacyrecht. Beide rechten zorgen ervoor dat burgers zich vrijuit kunnen uiten zonder dat hun vertrouwelijke gesprekken worden gedeeld met derden.
Toch is er een belangrijk verschil. Het privacyrecht beschermt de persoonlijke levenssfeer in brede zin, terwijl het verschoningsrecht specifiek gaat over de vertrouwelijke relatie tussen een burger en zijn advocaat, arts of notaris.
Het balanceren van deze rechten met de noodzaak van openbare veiligheid en rechtshandhaving is vaak een complex juridisch en ethisch debat.
[post_title] => Het verschoningsrecht: het belang en structurele schendingen door het OM
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-verschoningsrecht-het-belang-en-structurele-schendingen-door-het-om
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-27 10:21:32
[post_modified_gmt] => 2023-10-27 08:21:32
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39407
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 39346
[post_author] => 74
[post_date] => 2023-10-20 13:43:40
[post_date_gmt] => 2023-10-20 11:43:40
[post_content] => In een eerdere blog schreef ik er al over: de Wet Betaalbare Huur. Het demissionair kabinet wil met dit wetsvoorstel het al bestaande puntensysteem naar het middenhuursegment uitbreiden en dwingend maken. Naar verwachting zal de wet ertoe leiden dat 300.000 huurwoningen een lagere huurprijs krijgen.
Het wetsvoorstel kreeg de afgelopen maanden veel kritiek. De huurprijzen zouden zodanig laag worden dat het verhuren van woningen niet meer rendabel is. Dit met als gevolg dat veel vrijgekomen huurwoningen niet opnieuw worden verhuurd, maar verkocht. Deze kritiek lijkt inmiddels terecht. Woningplatform Pararius concludeerde dat in het afgelopen kwartaal 7% van de woningen die te koop werden aangeboden afkomstig was uit het huuraanbod in de vrije sector. Afgelopen jaar was dat nog 4%.
Velen gingen er na de val van het kabinet vanuit dat het wetsvoorstel controversieel zou worden verklaard, zodat de behandeling ervan zou worden uitgesteld tot een nieuw kabinet is aangetreden. Uiteindelijk is het wetsvoorstel toch niet controversieel verklaard. Dit betekent dat de voorgenomen regulering van de middenhuur vooralsnog doorgaat.
Het wetsvoorstel ligt op dit moment ter goedkeuring bij de Raad van State. Als het voorstel wordt goedgekeurd, dan zal het voorstel ter stemming naar de Tweede Kamer gaan. De kans dat het voorstel in de Tweede kamer zal worden behandeld is echter klein, omdat vier weken voor de verkiezingen van 22 november geen vergaderingen meer worden gehouden. Het is vervolgens afwachten hoe het huidige wetsvoorstel door de kamers wordt aangenomen. Dat de wet per 1 januari 2024 wordt ingevoerd als destijds de bedoeling was, lijkt echter verkeken.
[post_title] => Update: voorgenomen regulering middenhuur gaat vooralsnog door
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => update-voorgenomen-regulering-middenhuur-gaat-vooralsnog-door
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-20 13:43:40
[post_modified_gmt] => 2023-10-20 11:43:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39346
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 39339
[post_author] => 16
[post_date] => 2023-10-19 14:33:54
[post_date_gmt] => 2023-10-19 12:33:54
[post_content] => Bestuurder met alcohol op veroorzaakt een ongeval. Inzittende loopt letsel op. Kan de verzekeraar de letselschade verhalen op de bestuurder?
In 2014 veroorzaakt de bestuurder van een auto onder invloed van alcohol een verkeersongeval. De inzittende loopt letsel op. De verzekeraar van de auto vergoedt de schade aan de inzittende en zoekt verhaal bij de bestuurder. De bestuurder wil niet betalen nu hij uitgaat van dekking op de polis. De zaak komt tot aan de Hoge Raad die onlangs uitspraak heeft gedaan.
WAM verzekeraar [Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen]
Het uitgangspunt van de WAM is dat het slachtoffer [behoudens enkele wettelijke uitsluitingen] altijd schadeloos gesteld moet worden. Wel speelt eventueel gedeeltelijk eigen schuld een rol. Bijvoorbeeld het letsel is mede ontstaan door het niet dragen van de gordel. Ook meerijden met een bestuurder waarvan men wist dat deze teveel alcohol had genuttigd kan gedeeltelijk eigen schuld opleveren.
Onderhavige casus
De auto was van de vader van bestuurder. De vader van de bestuurder had voor de auto een WAM verzekering afgesloten. In de WAM is geregeld dat een benadeelde bij een verkeersongeval zich direct kan wenden tot de verzekeraar van de betreffende auto.
In de polis van vader staat dat er geen dekking is als de bestuurder niet had mogen rijden, omdat hij teveel alcohol op had. Deze uitsluiting kan echter [wettelijk] niet aan de gewonde inzittende tegengeworpen worden. Op basis van de WAM krijgt de inzittende een schadevergoeding van € 105.000,00.
De verzekeraar wil gaan verhalen op de bestuurder die onder invloed van alcohol het ongeval heeft veroorzaakt. Niet het volledige bedrag maar de verzekeraar vordert € 25.000,00 van de bestuurder.
Is verhaal op de bestuurder mogelijk?
De verzekeraar was wettelijk verplicht om de inzittende schadeloos te stellen, terwijl er geen dekking was. Dit betekent dat de verzekeraar het bedrag dat zij heeft uitgekeerd mag verhalen op de aansprakelijke persoon [hier bestuurder].
Wel bestuurder, maar niet verzekeringnemer
Het verhaalsrecht van de verzekeraar geldt echter niet ten aanzien van de bestuurder die niet de verzekeringnemer is, tenzij hij niet, te goeder trouw, mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt. In casu is de vader van de bestuurder verzekeringnemer.
De bestuurder betaalt niet en de verzekeraar stapt naar de rechter.
De hamvraag is of de bestuurder onder invloed van alcohol niet, te goeder trouw, mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door verzekering was gedekt.
Rechtbank en Hof
Wijzen beiden de vordering van de verzekeraar af.
Het Hof komt in het kort tot de conclusie dat het geen feit van algemene bekendheid is dat schade bij rijden onder invloed zeer wel van dekking kan zijn uitgesloten. Om mogelijke dekkingsconsequenties te begrijpen en te overzien is specifieke kennis en enig juridisch inzicht nodig, aldus het Hof. Het Hof gaat er dus van uit dat de bestuurder, te goeder trouw, mocht aannemen dat er dekking zou zijn.
Verzekeraar legt de zaak voor aan de Hoge Raad
De Hoge Raad geeft aan dat goede trouw ook ontbreekt als de bestuurder goede reden had te twijfelen over de vraag of zijn aansprakelijkheid door verzekering was gedekt. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof Amsterdam en verwijst terug naar Gerechtshof Den Haag.
Conclusie
Als de bestuurder ook de verzekeringsnemer is, speelt de discussie over goede trouw niet inzake het aannemen van dekking. Immers uit de polisvoorwaarden blijkt dat er geen dekking is voor schade die veroorzaakt wordt als de bestuurder onder invloed van alcohol verkeert. Het betreft een verzekeringsovereenkomst tussen verzekeringnemer en verzekeraar.
Maar het is dus anders als de auto wordt uitgeleend en de bestuurder dan dus geen verzekeringnemer is. Dan is de vraag of de bestuurder, te goeder trouw, ervan uit mocht gaan dat er dekking is? Dit is dus voor discussie vatbaar.
Het ongeval was van 2014. Kunnen we in ieder geval nu, 9 jaar later, niet stellen dat het een feit van algemene bekendheid is dat schade bij rijden onder invloed niet is verzekerd?
Gerechtshof Den Haag zal arrest gaan wijzen.
Gehele uitspraak: ECLI:NL:HR:2023:1164
[post_title] => Kan de verzekeraar letselschade verhalen op (dronken) bestuurder?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => kan-de-verzekeraar-letselschade-verhalen-op-dronken-bestuurder
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-20 09:20:47
[post_modified_gmt] => 2023-10-20 07:20:47
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39339
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 39277
[post_author] => 65
[post_date] => 2023-10-18 12:04:14
[post_date_gmt] => 2023-10-18 10:04:14
[post_content] => Wanneer een product met een merk door de merkhouder zelf op de Europese markt wordt gebracht, is er sprake van uitputting. Een derde partij mag dit product vervolgens binnen de Europese Unie doorverkopen, waartegen de merkhouder in beginsel niet kan optreden. Dit is anders wanneer de toestand van het product wordt gewijzigd of verslechterd. Dit is nogmaals bevestigd in een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag. In deze blog leggen we uit waar je op moet letten als doorverkoper.
Achtergrond van de uitspraak
Notino is een Tsjechische partij die actief is in meerdere landen. In Nederland is Notino uitsluitend actief met een webshop, waarop zij onder andere parfums aanbiedt van de merken Mancera en Montale. World Branding Mark (hierna: "WBM") is de merkhouder van deze merken. Notino heeft dan ook parfums verkocht met de merken van WBM.
WBM heeft met Silk Cosmetics, een distributeur van exclusieve parfummerken, een exclusieve licentieovereenkomst gesloten voor de Benelux. Hierdoor is Silk Cosmetics bevoegd om de parfums op de markt te brengen en om op te treden tegen inbreuken op de merken van WBM.
Silk Cosmetics heeft testaankopen gedaan bij Notino. Deze testaankopen zijn door een gerechtsdeurwaarder onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat aan de onderzijde van de doos van het Mancera-parfum een sticker was geplakt over een deel van de origineel bedrukte tekst én over een stuk weggesneden karton.
Tijdens het onderzoek naar het Montale parfumflesje bleek verder dat er aan de zijkant, onderaan de fles, een sticker met een QR-code was geplakt. Bij het verwijderen van deze sticker bleek dat de toplaag van het flesje was weggekrast, waardoor blank metaal zichtbaar werd.
Geen uitputting
Gelet op de feiten kon Notino zich niet beroepen op uitputting van het WBM merk. Silk Cosmetics had gegronde redenen om zich te verzetten tegen de verdere verhandeling van deze producten met de merken van WBM erop. Immers, de toestand van de producten was, nadat Silk Cosmetics deze in de handel had gebracht, gewijzigd en verslechterd. Niet alleen was er in de kartonnen verpakking geknipt, ook de toplaag van het metalen flesje was weggekrast. Hierdoor is het voor de consument niet meer mogelijk om te achterhalen door wie deze producten zijn geproduceerd en of deze origineel zijn. De verslechteringen doen bovendien afbreuk aan de luxe uitstraling van deze parfums, aldus de rechtbank.
Het gevolg is dat Notino inbreuk maakt op de merkrechten van WBM. Notino moet met deze inbreuk stoppen en de inbreukmakende producten vernietigen.
Conclusie
Het is de plicht van de wederverkoper om te bewijzen dat de door hem of haar verkochte producten door de merkhouder zelf op de Europese markt zijn gebracht. Voor wederverkopers is het daarom van belang om de ingekochte producten te controleren. Mochten de product(verpakking)en zijn gewijzigd of verslechterd, dan is het raadzaam om extra op te letten. Bovendien mogen wederverkopers dus ook niet zelf wijzigingen aanbrengen aan het product. Dit kan er namelijk voor zorgen dat een beroep op uitputting niet opgaat en dat er sprake is van inbreuk op het merkrecht.
Heeft u vragen over het merkenrecht? Neem dan contact op met een van onze specialisten.
[post_title] => Verbod op wederverkoop van parfums
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => verbod-op-wederverkoop-van-parfums
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-18 12:21:15
[post_modified_gmt] => 2023-10-18 10:21:15
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39277
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 39241
[post_author] => 73
[post_date] => 2023-10-16 11:38:49
[post_date_gmt] => 2023-10-16 09:38:49
[post_content] => Minister Kuipers van Volksgezondheid heeft onlangs het beleid voor de voorwaardelijke toelating van geneesmiddelen tot het basispakket van de zorgverzekering op twee punten aangepast. Dat schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. In dit artikel worden deze twee punten toegelicht, waarbij ook wordt bekeken wat dit voor de praktijk betekent.
Aanpassing van de voorwaardelijke toelating
In principe worden geneesmiddelen alleen opgenomen in het basispakket als deze bewezen effectief zijn. Een uitzondering hierop is de Voorwaardelijke Toelating (VT) van medicijnen, waarbij een middel tijdelijk en onder voorwaarden wordt toegelaten. Het Zorginstituut Nederland adviseert hierbij de Minister van Volksgezondheid. In dit geval had het Zorginstituut aanbevolen de regels op twee punten te verduidelijken.
De regels voor de voorwaardelijke toelating van geneesmiddelen zijn vastgelegd in het Besluit zorgverzekering en de Regeling zorgverzekering. De oude regeling was strikter en liet minder ruimte voor uitzonderingen.
Voorheen werd in de oude regelgeving strikt gekeken naar de beoordeling door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Ook kon het maximale termijn voor de voorwaardelijke toelating niet worden verlengd.
Onvervulde behandelbehoefte
Eén van de criteria voor VT is dat er sprake moet zijn van een onvervulde behandelbehoefte. Deze wordt echter niet altijd even duidelijk omschreven in de beoordeling van het EMA.
Eerder schreven we al dat Nederland een verbod kent op het afleveren van geneesmiddelen die nog niet tot de markt zijn toegelaten. In dat artikel wordt ook benoemd dat een geneesmiddelenfabrikant niet gedwongen kan worden een patiënt toegang te geven tot het experimentele geneesmiddel. Een geneesmiddel dat dus veelbelovend lijkt, maar nog niet volledig is goedgekeurd, zal daarom niet beschikbaar zijn voor patiënten. Zo kan een onvervulde behandelbehoefte ontstaan.
Het Zorginstituut zal voortaan door de wijziging in regelgeving zelf een inschatting maken of er nog andere geneesmiddelen beschikbaar zijn voor een groep van patiënten met een bepaalde aandoening, of dat het nieuwe geneesmiddel een meerwaarde heeft voor bepaalde patiëntengroepen.
Ook kunnen artsen aangeven dat een bepaald medicijn van toegevoegde waarde is, waardoor dit criterium ruimer kan worden geïnterpreteerd door het Zorginstituut.
Maximale termijn
Oorspronkelijk werd de maximale VT-termijn van 7 jaar direct vastgesteld en was verlenging nadien niet mogelijk. Het Zorginstituut vond dit te rigide, omdat zich onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen, bijvoorbeeld een tegenvallende patiëntinclusie.
In dergelijke gevallen kan de termijn van 7 jaar voortaan alsnog worden verlengd naar maximaal 14 jaar. Het Zorginstituut zal per aanvraag beoordelen of hier gegronde redenen voor zijn.
Conclusie
De nieuwe, soepelere interpretatie van de VT-regels moet er in de praktijk voor gaan zorgen dat meer veelbelovende geneesmiddelen tijdelijk kunnen worden vergoed, nog voordat hun effectiviteit volledig is bewezen.
Artsen kunnen hierdoor eerder met deze middelen experimenteren bij patiënten die niet goed reageren op de bestaande behandelopties. Ook voor patiënten betekent dit dat zij sneller toegang krijgen tot vernieuwende medicatie die mogelijk beter bij hun situatie past. Dit komt de toegankelijkheid van innovatieve behandelingen ten goede. De aanpassingen gelden per direct.
Heeft u vragen over wetgeving omtrent geneesmiddelen? Of heeft u een andere vraag op het gebied van zorg en life sciences? Neem gerust contact op met een van onze specialisten.
[post_title] => Voorwaardelijke toelating geneesmiddelen ruimer geïnterpreteerd
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => voorwaardelijke-toelating-geneesmiddelen-ruimer-geinterpreteerd
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-16 11:58:11
[post_modified_gmt] => 2023-10-16 09:58:11
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39241
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 38798
[post_author] => 6
[post_date] => 2023-10-13 09:00:13
[post_date_gmt] => 2023-10-13 07:00:13
[post_content] => Afgelopen jaren zijn veel processen binnen de zorg gedigitaliseerd. Het merendeel van deze ontwikkelingen is een direct gevolg van de hogere eisen die worden gesteld aan zorginformatiesystemen: niet alleen vanuit de markt, maar ook in sector specifieke wet- en regelgeving wordt de lat hoog gelegd.
Om ervoor te zorgen dat systemen aan de wettelijke vereisten blijven voldoen, zijn zorginstellingen veelal aangewezen op hun ICT-leverancier. Wanneer deze er niet voor zorgt dat de systemen worden doorontwikkeld, dan kan een zorginstelling genoodzaakt zijn om over te stappen naar een andere IT-leverancier. In de praktijk is dit echter niet eenvoudig, aangezien de migratie naar een ander systeem (nadelige) financiële én operationele consequenties kan hebben.
Dit blijkt ook uit een zaak die eerder dit jaar aan de rechtbank Den Haag werd voorgelegd. In het onderstaande artikel lees je meer over de overwegingen van de rechtbank en de wijze waarop afhankelijkheid van een ICT-leverancier (vendor lock-in) contractueel kan worden voorkomen.
Wat ging eraan vooraf?
Medned Information Consultancy (Medned) ontwikkelt en levert een zorginformatiesysteem voor (grote) ziekenhuizen. Het systeem wordt onder andere afgenomen door het Groene Hart Ziekenhuis (GHZ) in Gouda. In de afgelopen jaren worden er echter steeds hogere eisen gesteld aan dit soort systemen, waardoor GHZ genoodzaakt is om over te stappen naar een ander systeem. Om toegang te behouden tot de (oude) patiëntgegevens, neemt GHZ daarom een ‘raadpleegpakket’ af bij Medned. Daarnaast maken zij nog andere contractuele afspraken om de migratie naar het nieuwe systeem en het raadpleegpakket zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Nadien is er tussen partijen een conflict ontstaan over de hoogte van de facturen die door Medned zijn verzonden. GHZ stelt namelijk dat Medned misbruik maakt van haar (machts)positie, door onder andere via naheffingen/toeslagen hoge bedragen bij GHZ in rekening te brengen.
Medned is het daar niet mee eens: de hoogte van de facturen zou namelijk deels zijn ingegeven door de – aan GHZ te wijten – vertraagde implementatie van de software.
Oordeel van de rechtbank
Naheffing
De rechtbank constateert allereerst dat er een naheffingsclausule in de licentieovereenkomst is opgenomen. Medned meent dat zij op grond van deze bepaling bij het vroegtijdig beëindigen van de overeenkomst aanspraak kan maken op een naheffing van 20% van de licentiekosten (10% + 10 procentpunten), waar GHZ meent dat de naheffing slechts 11% van de licentiekosten kan bedragen (10% + 10% van de voornoemde 10%).
De rechtbank legt deze bepaling uit aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Daarbij wordt gekeken naar hetgeen partijen in de gegeven omstandigheden aan de contractsbepaling mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De taalkundige uitleg van de bepaling is daarbij niet doorslaggevend, maar kan wel van groot belang zijn, al helemaal wanneer het gaat om twee professionele contractspartijen, zoals hier het geval is.
Wanneer de rechtbank deze maatstaf toepast, komt zij tot de conclusie dat Medned 20% van de licentiekosten als naheffing in rekening mocht brengen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst de rechtbank naar de overeenkomst, waarin de term ‘procentpunten’ wordt gebruikt, waarmee zowel taal- als rekenkundig een absoluut verschil tussen percentages wordt aangegeven.
GHZ mocht ook niet op grond van een eerdere overeenkomst met Medned – waarbij een lager naheffingstarief werd gehanteerd – verwachten dat een soortgelijk tarief voor deze overeenkomst zou gelden, aangezien de oude overeenkomst (na verlenging) wél tussentijds kon worden beëindigd. In dergelijke gevallen zou de naheffing enkel moeten worden betaald over de periode die nog resteerde, waar de naheffing in de huidige overeenkomst berekend moet worden over de volledige periode waarvoor de licentie zou gelden. De strekking van de bepaling is dus anders, waardoor GHZ daaraan geen verwachtingen kon ontlenen.
Volgens de rechtbank blijkt dus uit de taalkundige uitleg én de omstandigheden van het geval, dat GHZ een naheffing van 20% dient te betalen.
Raadpleegpakket
Partijen verschillen ook van mening over de wijze waarop de overgang naar het raadpleegpakket zou verlopen. Medned meent op basis van hetgeen dat bepaald is in de overeenkomst dat het raadpleegpakket – en het lagere licentietarief – pas zou ingaan, wanneer gedurende één kwartaal niet meer dan vijf (eind)gebruikers het informatiesysteem hebben geraadpleegd. GHZ vindt dit onredelijk, aangezien zij duidelijk had aangegeven dat zij per 1 januari wilde overgaan op het raadpleegpakket en het gebruik van het informatiesysteem wilde staken. Daarnaast heeft zij aangegeven dat zij inmiddels het aantal gebruikers heeft teruggebracht naar vijf, waardoor er onnodig (extra) kosten in rekening zijn gebracht.
Ook hier past de rechtbank de Haviltex-maatstaf toe, waarbij wederom – aangezien het om twee professionele contractspartijen gaat – veel waarde wordt gehecht aan de taalkundige uitleg. Volgens de rechtbank dient GHZ alsnog (extra) kosten te betalen, aangezien in de overeenkomst staat dat de overgang naar het raadpleegpakket slechts mogelijk is wanneer gedurende één kwartaal het aantal gebruikers niet meer dan vijf bedraagt. GHZ heeft echter gedurende die periode het aantal gebruikers (ongv. 141) teruggebracht naar vijf, waardoor er wel degelijk meer accounts actief waren gedurende het kwartaal. De kosten die zien op dat kwartaal, komen dus voor rekening van GHZ.
Oudere versie van de software
In de licentieovereenkomst is ook afgesproken dat GHZ een toeslag op de kosten moet betalen wanneer zij gebruik blijft maken van een softwareversie die langer dan zestien maanden geleden is opgeleverd. GHZ voert echter aan dat niet van haar mocht worden verwacht dat zij een nieuwe versie van de software zou installeren, aangezien zij kenbaar had gemaakt dat zij het gebruik van het systeem zou gaan afschalen. Daarnaast stelt GHZ dat Medned onvoldoende heeft gedaan om haar ertoe te bewegen om over te stappen naar een nieuwe versie van het softwarepakket.
De rechtbank maakt wederom gebruik van de Haviltex-maatstaf en komt tot de conclusie dat Medned de toeslag bij GHZ in rekening mocht brengen. Daarbij wordt – naast de tekstuele uitleg – in aanmerking genomen dat Medned meermaals berichten aan GHZ heeft gestuurd, waarin werd gewezen op de beschikbaarheid van een nieuwe versie van het softwarepakket en werd verzocht om deze onverwijld te installeren. GHZ heeft daar echter geen reactie opgegeven en heeft evenmin daarop actie ondernomen, waardoor het volgens de rechtbank niet onredelijk is dat Medned ook de toeslag in rekening brengt.
Geschikte IT-omgeving voor raadpleegpakket
GHZ stelt tot slot dat het raadpleegpakket pas twee jaar na de afgesproken overgangsdatum door Medned is opgeleverd en dat het merendeel van diens hoge facturen direct daaraan zijn te herleiden. GHZ meent dan ook dat de facturen moeten worden gematigd, aangezien het late opleveren niet voor haar rekening en risico behoort te komen. Medned brengt hiertegen in dat zij enkel de verplichting had om de software op te leveren, maar dat GHZ zelf verantwoordelijk was voor het inrichten van een geschikte IT-omgeving waarop de software kon draaien.
De rechtbank volgt het verweer van Medned, aangezien GHZ onvoldoende heeft gesteld/onderbouwd waaruit de tekortkoming van Medned zou blijken. Daarnaast heeft GHZ niet aangegeven welke bedragen onterecht in rekening zijn gebracht, waardoor de vordering onvoldoende bepaald is en niet kan worden toegewezen.
Conclusie en tips voor de praktijk
Alhoewel de taalkundige uitleg van een contract niet doorslaggevend hoeft te zijn, zal men bij twee professionele contractspartijen (i.e. zorginstelling en ICT-leverancier) daar toch veel waarde aan hechten. Het is dan ook verstandig om vooraf met een ICT-leverancier duidelijke afspraken te maken, voor het geval de (op)levering van een zorginformatiesysteem onverhoopt fout loopt. Daarbij kan worden gedacht aan afspraken over:
- Tussentijdse beëindiging en continuïteit (mogelijkheid tot het blijven inzien van gegevens).
- Verantwoordelijkheid voor (het installeren van) updates en het beschikbaar stellen van een geschikte IT-omgeving.
- Het al dan niet moeten meewerken aan de migratie naar een ander IT-leverancier (e.g. dataportabiliteit).
Heeft u vragen over het sluiten van IT-contracten en het mitigeren van ‘
vendor lock-in’ risico’s binnen de zorg? Neem dan gerust contact op of maak vrijblijvend een afspraak met ons op één van onze vestigingen in ’s-Hertogenbosch, Eindhoven (BIC) en/of Oss (Pivot Park).
[post_title] => ICT-contracten in de zorg: voorkom vendor lock-in!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ict-contracten-in-de-zorg-voorkom-vendor-lock-in
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-11-03 09:47:45
[post_modified_gmt] => 2023-11-03 08:47:45
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38798
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 39224
[post_author] => 73
[post_date] => 2023-10-12 13:47:15
[post_date_gmt] => 2023-10-12 11:47:15
[post_content] => Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft een concentratiebesluit van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ongeldig verklaard [1]. Deze uitspraak heeft niet alleen vergaande gevolgen voor de betrokken organisaties, maar heeft ook gevolgen voor de praktijk.
In dit artikel schijn ik licht op de achtergrond van het leerstuk, de rechtszaak en de gevolgen voor de praktijk rondom fusies in de zorg.
Concentratie
Concentraties kunnen verschillende vormen aannemen zoals fusies, overnames, of de oprichting van een gezamenlijke onderneming. Een "concentratiebesluit" is een beslissing van een bevoegde autoriteit, in dit geval de NZa, over de vraag of de concentratie tussen ondernemingen is toegestaan.
In de gezondheidszorg zijn er extra regels voor concentraties om te waarborgen dat de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg niet in gevaar komen. Artikel 49a van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) stelt bijvoorbeeld dat zorgaanbieders voordat ze een concentratie mogen aangaan voorafgaande goedkeuring moeten krijgen van de NZa.
Het concentratiebesluit zal gebaseerd zijn op een beoordeling van diverse factoren, zoals de impact van de concentratie op de marktconcurrentie, de kwaliteit van de zorg en de belangen van stakeholders zoals patiënten en personeel.
De rechtszaak
Gehandicaptenzorgorganisatie LeekerweideGroep en de ouderen- en thuiszorgorganisatie Wilgaerden mochten van de NZa fuseren. Echter, de familievereniging van Leekerweide voelde zich buitengesloten van het besluitvormingsproces, wat heeft geleid tot een rechtszaak.
Op grond van artikel 49c van de WMG moeten stakeholders op een zorgvuldige wijzen betrokken worden bij de voorbereiding van een
fusie of overname. Leekerweide stelde dat alleen de cliëntenraad en de ondernemingsraad als stakeholder aangemerkt konden worden. Een ongevraagd advies van de familievereniging werd daardoor genegeerd.
De rechter oordeelde dat de familievereniging wel degelijk betrokken had moeten worden en vernietigde het goedkeuringsbesluit van de NZa wegens onrechtmatigheid. Deze beslissing brengt een complex web van gevolgen met zich mee.
De goedkeuring kan niet meer achteraf worden verleend, omdat het ontbreken van eerdere betrokkenheid van de familievereniging bij de concentratieplannen niet meer te herstellen is. Anderzijds heeft de NZa aangegeven niet handhavend op te treden.
Het College van beroep heeft aangegeven geen uitspraak te doen over het al dan niet ongedaan maken van de concentratie. De situatie voor LeekerweideGroep en Wilgaerden is dus nog onduidelijk, toch is de familievereniging blij met de uitspraak. In een persbericht laat zij weten dat zij overweegt verdere juridische stappen te ondernemen.
Gevolgen voor de praktijk
De uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft tevens gevolgen voor
toekomstige fusies. Zorgorganisaties zullen zich bewust moeten zijn van het feit dat zij familieverenigingen en andere stakeholders bij de besluitvorming moeten betrekken, een vereiste dat voorheen vaak in de wind werd geslagen.
Het negeren van deze stap kan leiden tot vernietiging van goedkeuringsbesluiten door toezichthouders of rechtbanken.
Als een fusie of overname al heeft plaatsgevonden zonder de vereiste goedkeuring, zoals in dit geval, kan dit leiden tot aanzienlijke procedurele en operationele complicaties. Het kan onduidelijk zijn hoe men de situatie moet 'ontvlechten' en wat de juridische en financiële gevolgen zijn voor de betrokken partijen.
Toekomstige fusies en overnames zullen mogelijk meer tijd en resources vergen om ervoor te zorgen dat alle wettelijke vereisten zijn vervuld. Dit kan zowel de snelheid als de kosteneffectiviteit van deze bedrijfsbewegingen beïnvloeden.
Conclusie
Al met al, deze zaak onderstreept het belang van juridische zorgvuldigheid en het proactief managen van risico's in het complexe en streng gereguleerde landschap van de Nederlandse gezondheidszorg. Een belangrijke les die hieruit getrokken kan worden, is het belang van een zorgvuldige juridische voorbereiding en advisering. De regelgeving rondom zorgconcentraties is complex en de vereisten zijn strikt.
Gezien de complexiteit van de regelgeving en de vergaande gevolgen van het niet naleven ervan, is het raadzaam voor
zorgorganisaties om tijdig juridische expertise in te schakelen. Deze expertise kan helpen om te zorgen dat aan alle wettelijke vereisten is voldaan, en om potentieel kostbare en tijdrovende juridische uitdagingen te voorkomen.
Onze specialisten staan klaar om te helpen bij uw concentraties. Schroom niet om tijdig contact met ons op te nemen.
[1] College van Beroep voor het bedrijfsleven 19 september 2023,
ECLI:NL:CBB:2023:507
[post_title] => Concentratiebesluit NZa vernietigd: gevolgen voor toekomstige zorgfusies
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => concentratiebesluit-nza-vernietigd-gevolgen-voor-toekomstige-zorgfusies
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-12 13:47:15
[post_modified_gmt] => 2023-10-12 11:47:15
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39224
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 39212
[post_author] => 71
[post_date] => 2023-10-11 10:37:17
[post_date_gmt] => 2023-10-11 08:37:17
[post_content] => Eerder schreven we al over het gebruik van een
merk in een kunstwerk. Maar hoe zit het andersom:
kun je een kunstwerk als merk gebruiken?
Kunstwerk als merk weigeren?
Er zijn grofweg twee gronden waarop een kunstwerk-als-merk geweigerd kan worden, specifiek omdat het een kunstwerk is (afgezien van andere gronden waarop een merkaanvraag kan worden geweigerd). Wordt een kunstwerk afgewezen, dan is dat meestal omdat onderscheidend vermogen ontbreekt. Het publiek ziet dan vooral een kunstwerk, maar geen merkteken dat verwijst naar een dienst of product. Deze redenering kan voor zowel bekende als onbekende kunstwerken gelden. De andere reden is dat een werk zodanig is verweven met
cultureel erfgoed of de identiteit van een volk of land dat het als niet passend wordt beschouwd om het als merkteken te gebruiken. Hoe pakt dat uit in concrete gevallen? Laten we eens naar enkele voorbeelden van de afgelopen jaren kijken.
Frida Kahlo als merk?
Een Mexicaans bedrijf wilde recentelijk verschillende kunstwerken in de EU
als merk laten inschrijven, waaronder enkele bekende schilderijen van de beroemde Mexicaanse kunstenares Frida Kahlo. Het Europese Bureau voor Intellectueel Eigendom (EUIPO)
weigerde dit. De kunstwerken zullen volgens het EUIPO niet als merktekens worden herkend door het publiek, maar ‘slechts’ als een afbeelding van een kunstwerk worden gezien. Ze missen dus onderscheidend vermogen.
De Nachtwacht als merk?
Ook in Nederland hadden we ook een dergelijke zaak rondom een bekend kunstwerk. De
Nachtwacht is wereldberoemd en juist daarom niet te gebruiken als merk wegens ontbreken van onderscheidend vermogen, zo oordeelde het gerechtshof in Den Haag in 2017.
Melkmeisje als merk?
Tegelijkertijd wist Nestlé eerder wel een bewerkte afbeelding van het
Melkmeisje van Vermeer als merk in te schrijven in Zwitserland. Wat hier mogelijk meespeelt is dat het Melkmeisje weliswaar beroemd is, maar niet bij het erfgoed van de nationale identiteit van Zwitserland hoort.
Mona Lisa als merk?
De Mona Lisa was onderwerp van een recente merkendiscussie, deze keer in Hongarije, waarbij men een zwartwit-afbeelding van het schilderij als merk aanvroeg. Het Hongaarse Bureau voor Intellectueel Eigendom (HIPO) wees de aanvraag af. Ook in andere landen werd een merkaanvraag voor de Mona Lisa afgewezen. Echter, in andere landen werd dezelfde afbeelding van de
Mona Lisa wèl als merk ingeschreven.
Kunstwerk als merk inschrijven?
Uit bovenstaande valt de concluderen dat er
geen eenduidigheid is over de kwestie of een kunstwerk als merk kan worden ingeschreven. Wil je het toch proberen? Let dan in ieder geval op het volgende:
- Zorg er dan in ieder geval voor dat er geen auteursrecht (meer) rust op het kunstwerk gemaakt door een ander òf dat je toestemming hebt van de rechthebbende om het kunstwerk als merk in te schrijven.
- Houd er bij het inschrijven van een merk altijd rekening mee dat een merk een herkenningsteken is. Zal het publiek jouw merk als zodanig herkennen of zal het vooral een kunstwerk zien?
- Een heel bekend werk kan worden gezien als deel van erfgoed of op een andere manier een band kunnen hebben met een land of gemeenschap. Het zal waarschijnlijk moeilijk zijn om zo’n werk als merk in te schrijven.
- Het maakt op dit moment nog veel uit in welk land je een kunstwerk als merk wilt inschrijven, het merkenbureau van het ene land gaat er makkelijker mee akkoord dan het andere land (zie het voorbeeld van de Mona Lisa hierboven). Houd hier rekening mee als je een merk aanvraagt.
Wil je een merk aanvragen of heb je andere vragen over
merkenrecht? Neem contact op met onze specialisten!
[post_title] => Een kunstwerk als merk: mag dat?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => een-kunstwerk-als-merk-mag-dat
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-11 10:37:17
[post_modified_gmt] => 2023-10-11 08:37:17
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39212
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 39540
[post_author] => 71
[post_date] => 2023-10-30 15:48:42
[post_date_gmt] => 2023-10-30 14:48:42
[post_content] => Als er een discussie plaatsvindt over auteursrechtinbreuk is de eerste vraag altijd:
rust er auteursrecht op het originele werk? De drempel van auteursrecht is laag, maar moet natuurlijk wel gehaald worden. Hoe bepaal je dat er auteursrecht op je ontwerp, product of kunstwerk rust?
Eigen, intellectuele schepping
Binnen de EU is er sprake van
auteursrecht als het gaat om een “eigen, intellectuele schepping”. In Nederland moet volgens de rechtspraak de drempel van het “eigen oorspronkelijke karakter en persoonlijke stempel” (hierna: “EOK&PS) gehaald worden. Dat geeft al wat houvast. Er moet
menselijke creativiteit aan te pas komen, het moet oorspronkelijk zijn - het mag nog niet eerder gemaakt zijn - en de persoonlijkheid van de maker moet te herkennen zijn. Het mag hieruit wel duidelijk worden dat per kunstwerk, ontwerp of product moet worden bepaald of er sprake is van auteursrecht.
Discussie bij de rechtbank
Dit is de reden dat er bij de rechtbank toch nog regelmatig wordt gediscussieerd over het auteursrecht. Kan een eiser zijn auteursrecht niet goed onderbouwen terwijl een gedaagde dit recht gemotiveerd betwist? Dan is er een risico dat de rechter bepaalt dat er geen auteursrecht op het betreffende voorwerp rust.
Hoe onderbouw je je auteursrecht dan goed? Daarover gaat een vraag die het Hooggerechtshof van Zweden aan het Europese Hof van Justitie stelde.
Zweedse tafels
De eiser in de Zweedse procedure is een interieur- en meubilairontwerper die een tafel heeft ontworpen. De gedaagde handelt in meubilair en andere interieurproducten, waaronder een tafel die zeer veel op de tafel van de eiser lijkt. In de eerste instantie oordeelde de rechter dat er auteursrecht op de tafel rust en dat de gedaagde partij daar inbreuk op had gemaakt. Er is hoger beroep ingesteld en tijdens dit beroep is een discussie ontstaan over de onderbouwing van
auteursrechtelijke bescherming.
Twee ideeën over auteursrecht
Kort gezegd zijn er twee ‘stromingen’ binnen deze discussie: het
maakproces en het
resultaat. De eerste idee over het auteursrecht is dat de creatie een uitdrukking van de persoonlijkheid van de maker moet zijn – hierbij is het maakproces belangrijk. De andere idee gaat meer uit van originaliteit, het werk moet geen imitatie van een ander werk zijn – hierbij is het resultaat het belangrijkst.
Vraag aan het Europese Hof
De vragen van het Zweedse hof gaan over deze factoren. Wat weegt het zwaarst, waar moeten rechters (en dus ook rechthebbenden) op letten? Dit soort vragen is belangrijk zodat rechters in de gehele EU tot dezelfde uitspraken kunnen komen en er meer rechtszekerheid ontstaat. Wij volgen dit op de voet. En mocht u in de tussentijd vragen hebben over auteursrecht, dan kunt u daarover natuurlijk bij ons terecht.
[post_title] => Wanneer rust er auteursrecht op je product, ontwerp of kunstwerk?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wanneer-rust-er-auteursrecht-op-je-product-ontwerp-of-kunstwerk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-30 15:48:42
[post_modified_gmt] => 2023-10-30 14:48:42
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39540
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1425
[max_num_pages] => 143
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 2437cb201f84b002f38a796d54053ff5
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Als er een discussie plaatsvindt over auteursrechtinbreuk is de eerste vraag altijd: rust er auteursrecht op het originele werk? De drempel van auteursrecht is laag, maar moet natuurlijk wel gehaald...
Lees meer
Diefstal op de werkvloer kan vele vormen aannemen, variërend van kleine kantoorbenodigdheden tot misdrijven zoals verduistering of fraude. Eerder schreef ik al over financiële fraude. Binnen zorginstellingen zie ik helaas...
Lees meer
Het verschoningsrecht staat onder druk. Recentelijk zijn er meerdere gevallen geweest waarin het Openbaar Ministerie (OM) dit recht heeft geschonden. In dit artikel leggen we uit wat het verschoningsrecht inhoudt,...
Lees meer
In een eerdere blog schreef ik er al over: de Wet Betaalbare Huur. Het demissionair kabinet wil met dit wetsvoorstel het al bestaande puntensysteem naar het middenhuursegment uitbreiden en dwingend...
Lees meer
Bestuurder met alcohol op veroorzaakt een ongeval. Inzittende loopt letsel op. Kan de verzekeraar de letselschade verhalen op de bestuurder? In 2014 veroorzaakt de bestuurder van een auto onder invloed...
Lees meer
Wanneer een product met een merk door de merkhouder zelf op de Europese markt wordt gebracht, is er sprake van uitputting. Een derde partij mag dit product vervolgens binnen de...
Lees meer
Minister Kuipers van Volksgezondheid heeft onlangs het beleid voor de voorwaardelijke toelating van geneesmiddelen tot het basispakket van de zorgverzekering op twee punten aangepast. Dat schrijft hij in een brief...
Lees meer
Afgelopen jaren zijn veel processen binnen de zorg gedigitaliseerd. Het merendeel van deze ontwikkelingen is een direct gevolg van de hogere eisen die worden gesteld aan zorginformatiesystemen: niet alleen vanuit...
Lees meer
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft een concentratiebesluit van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ongeldig verklaard [1]. Deze uitspraak heeft niet alleen vergaande gevolgen voor de betrokken organisaties, maar...
Lees meer
Eerder schreven we al over het gebruik van een merk in een kunstwerk. Maar hoe zit het andersom: kun je een kunstwerk als merk gebruiken? Kunstwerk als merk weigeren? Er...
Lees meer