Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 88
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 88
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1312
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 870, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 12559
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2018-08-20 10:57:05
                    [post_date_gmt] => 2018-08-20 08:57:05
                    [post_content] => De mededelingsplicht van de verkoper heeft voorrang boven de onderzoeksplicht van de koper. Voor productaansprakelijkheid moet sprake zijn van bv letselschade.

 

Feiten

In deze zaak gaat het om een producent van sauzen, margarines en vetten voor de levensmiddelenbranche (deze noem ik hierna de ‘Producent’). De andere partij levert ingrediënten aan onder ander productiebedrijven in de levensmiddelenbranche (deze noem ik hierna de ‘Leverancier’). Sinds 2010 levert de Leverancier ingrediënten aan de Producent. Vanaf 2014 volgens een schriftelijke vastgelegde productspecificatie. In oktober 2015 plaatst de Producent telefonisch een jaarorder voor 2016 voor de verkoop en levering van 35.000 kg xanthaangom. Dit product zou in 2016 op afroep worden geleverd in zakken van 25 kg.

In april zijn er een aantal batches geleverd door de Leverancier. De Producent stelt deze batches te hebben verbruikt bij de productie van satésaus waarvan de viscositeit veel te laag was. Deze satésaus was daardoor niet verkoopbaar.

De Producent heeft door een derde een onderzoek laten uitvoeren naar de oorzaak van het probleem. Deze derde concludeert in zijn rapport dat de aanwezigheid van amylase de oorzaak is van de lage viscositeit van de satésaus.

De Producent stelt in deze procedure dat de Leverancier onrechtmatig heeft gehandeld door  xanthaangom te leveren die het verteringsenzym amylase bevatte. Daardoor werd de daarmee geproduceerde satésaus onverkoopbaar. Mocht de rechtbank dat niet zo vinden dan stelt de Producent dat de Leverancier toerekenbaar tekort is geschoten (wanprestatie) door geen xanthaangom te leveren die geschikt was voor de productie van satésaus (zonder de bacterie Xanthomonas campestris).

 

Het vonnis[1]

Productaansprakelijkheid

De rechtbank overweegt dat de eerste vordering is gebaseerd op productaansprakelijkheid. De regels voor productaansprakelijkheid zijn vastgelegd in het Nederlandse recht en gebaseerd op een Europese richtlijn.

De tweede vordering is gebaseerd op het Weens Koopverdrag (hierna ‘WKV’). Dit is van rechtswege van toepassing omdat partijen, in deze overeenkomst die ziet op de internationale koop en verkoop van roerende zaken, niet nadrukkelijk een afwijkende keuze hebben gemaakt.

De rechtbank overweegt verder dat voor productaansprakelijkheid onder meer vereist is dat de schade die ten gevolge van het gestelde gebrek in het product is geleden, bestaat uit schade door dood of lichamelijk letsel dan wel uit schade aan zaken die - kort gezegd - in de privésfeer worden gebruikt (artikel 6:190 BW). Maar door de Producent is helemaal niet gesteld dat hier sprake van was. Noch is dat gebleken.

Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het in het verkeer brengen van een product dat bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het bestemd was, schade veroorzaakt, onrechtmatig jegens gebruikers van dat product. Deze vorm van aansprakelijkheid geldt volgens de Hoge Raad evenwel alleen voor de producent van het betreffende product dan wel voor de leverancier daarvan, mits deze aan de producent gelijk kan worden gesteld (Hoge Raad 22 september 2000, NJ 2000, 644).

In deze zaak werd de xanthaangom door de Leverancier geleverd in zakken met daarop de naam van de Chinese producent. En dus kan de Leverancier niet worden aangemerkt als de producent in de zin van de productaansprakelijkheidsregelgeving.

Kortom, de regelgeving voor productaansprakelijkheid is niet van toepassing. De vordering die daarop is gebaseerd wordt dus afgewezen.

 

Toerekenbare tekortkoming

Op grond van artikel 35 WKV moet de verkoper aan de koper de verkochte zaken afleveren waarvan de hoeveelheid, de kwaliteit en de omschrijving voldoen aan de in de overeenkomst gestelde eisen en die zijn verpakt op de in de overeenkomst vereiste wijze.

De tweede vordering is gebaseerd op de stelling dat de geleverde producten niet conform de daar aan te stellen eisen voldeden.

De rechtbank overweegt dat, tenzij partijen anders zijn overeengekomen, de zaken slechts dan aan de overeenkomst beantwoorden, indien zij (voor zover hier van belang):

- geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor zaken van dezelfde omschrijving gewoonlijk zouden worden gebruikt;

- geschikt zijn voor een bijzonder doel dat uitdrukkelijk of stilzwijgend aan de verkoper ter kennis is gebracht op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst, tenzij uit de omstandigheden blijkt dat de koper niet vertrouwde of redelijkerwijs niet mocht vertrouwen op de vakbekwaamheid en het oordeel van de verkoper.

Partijen zijn het erover eens dat het probleem met de satésaus is veroorzaakt doordat de gebruikte xanthaangom amylase bevatte, waardoor het andere gebruikte bindmiddel, zetmeel, afbrak althans leidde tot scheiding van deze bindmiddelen, waardoor geen goede binding van de satésaus werd bereikt. De Leverancier betwist dat de gebruikte xanthaangom door haar is geleverd en betwist verder dat de aanwezigheid van amylase een gebrek in het product oplevert. Daarbij stelt de Leverancier dat de Producent heeft verzuimd een ingangscontrole te verrichten. Daarmee heeft zij de producten aanvaard met de eigenschappen die het had.

De rechtbank overweegt vervolgens dat de Producent onvoldoende heeft onderbouwd dat een door de Leverancier geleverde batch xanthaangom de oorzaak was van het niet binden van de satésaus. Omdat zij dat niet zodanig heeft onderbouwd dat er geen andere conclusie mogelijk is, moet zij het bewijs hiervan alsnog leveren.

Vervolgens gaat de rechtbank er veronderstellenderwijs vanuit dat de Producent slaagt in het leveren van het bewijs. Dan wordt de stelling van de Leverancier van belang dat zij niet wist welk recept de Producent gebruikte. En dat is relevant omdat in de door de Leverancier geleverde xanthaangom standaard amylase aanwezig is die zetmeel afbreekt althans zetmeel en suiker scheidt, waardoor geen goede binding wordt bereikt.

De rechtbank passeert deze stelling van de Leverancier. De rechtbank verwijst naar de website van de Producent waar deze aangeeft dat zij voor haar satésaus (en ook voor haar overige sauzen) zetmeel gebruikt. Dat had de Leverancier dan ook kunnen weten. In zoverre was de door de Leverancier geleverde xanthaangom dus niet geschikt voor het doel waarvoor de Producent het ging gebruiken.

De rechtbank overweegt daarbij dat een koper op grond van artikel 38 lid 1 WKV weliswaar de verplichting heeft om geleverde zaken te keuren, maar daarop kan de verkoper zich niet beroepen, indien het niet beantwoorden van de zaken aan de overeenkomst betrekking heeft op feiten die hij kende of waarvan hij niet onkundig had kunnen zijn en die hij niet aan de koper heeft bekend gemaakt (artikel 40 WKV).

De rechtbank overweegt dat daar sprake van is. De Leverancier wist dat zij xanthaangom leverde die amylase bevatte, en dat dit product niet in combinatie met zetmeel zou kunnen worden gebruikt. Met deze wetenschap had de Leverancier wat moeten doen. De rechtbank verwijst naar de in het WKV opgenomen voorrang van de mededelingsplicht van de verkoper boven de onderzoeksplicht van de koper. En dus had de Leverancier de Producent hierop moeten wijzen. Uit niets wijst dat de Producent op basis van informatie van de Leverancier had hoeven te vermoeden dat amylase in het geleverde product zou voorkomen.

Op basis van dit alles overweegt de rechtbank dat - als komt vast te staan dat de door de Producent geleden schade het gevolg is van een batch xanthaangom die door de Leverancier is geleverd - het door de Leverancier geleverde product niet aan de overeenkomst met de Producent beantwoordde. Op basis van artikel 74 WKV heeft de Producent dan recht op vergoeding door de Leverancier van de schade die zij dientengevolge heeft geleden.

Omdat de Leverancier verschillende schadeposten heeft betwist, moet de Producent bewijs leveren van de door hem gestelde schadeposten.

Wat betekent dit voor de praktijk:
  • De specifieke regelgeving voor productaansprakelijkheid is alleen van toepassing wanneer sprake is van dood of lichamelijk letsel dan wel uit schade aan privézaken;
  • Bij productaansprakelijkheid is de producent aansprakelijk en dat is niet gelijk aan een (in Europa gevestigde) tussenhandelaar.
  • Op grond van het Weens Koopverdrag heeft de mededelingsplicht van de verkoper voorrang boven de onderzoeksplicht van de koper.
  • Wanneer een koper op haar website informatie plaatst over haar productieproces, productiemethoden dan is dat informatie waar een verkoper kennis van heeft c.q. had kunnen nemen. De verkoper wordt bekend verondersteld met deze wetenschap. Dit kan betekenen dat de verkoper de koper actief moet informeren over eigenschappen van de verkochte producten.
  • Als verkoper moet je dus ook de website van de koper in de gaten houden omdat informatie die daarop staat vermeld kan leiden tot een actieve mededelingsplicht van de verkoper.
  • De case van de Producent valt of staat met de mogelijkheid om aan te tonen dat een door de Leverancier geleverde batch is gebruikt bij de productie van de betreffende satésaus. Hoe kan dit bewijs geleverd worden? Blockchain technologie kan dit in de toekomst mogelijk eenvoudiger maken. Bij een product recall kan informatie op basis van blockchain technologie ook behulpzaam zijn.
[1] Rechtbank Midden-Nederland, 11-07-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3817       [post_title] => Voldoen geleverde ingrediënten voor voedingsmiddelen aan de conformiteitseis? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voldoen-geleverde-ingredienten-voor-voedingsmiddelen-aan-de-conformiteitseis [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:31 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:31 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12559 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 12538 [post_author] => 26 [post_date] => 2018-08-14 12:16:30 [post_date_gmt] => 2018-08-14 10:16:30 [post_content] => Net voorafgaand aan het zomerreces hebben de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel dat een vergoeding inhoudt voor de door werkgevers aan langdurig zieke werknemers betaalde transitievergoeding als hamerstuk aangenomen. Wel is door de Eerste Kamer nog als vraag bij minister Koolmees neergelegd of alle werkgevers de betaalde transitievergoeding vergoed kunnen krijgen of dat er een grens gaat gelden qua omvang van de onderneming. De datum van inwerkingtreding is nog niet bekend, maar laatstelijk is 1 april 2020 beoogd. Omdat de wet een  terugwerkende kracht heeft tot en met 1 juli 2015 is het raadzaam dat werkgevers nu al rekening houden met deze wet indien zij de arbeidsovereenkomst met een langdurig zieke (willen) beëindigen of al vanaf die datum beëindigd hebben. Achtergrond Voor de WWZ was uitgangspunt dat een werkgever een werknemer na twee jaar ziekte – indien de werkgever geen verwijt trof van deze ziekte – geen ontslagvergoeding verschuldigd was bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst nadien. Achtergrond vormde dat het voldoende werd geacht dat de werkgever al gehouden was tot twee jaar verplichte loondoorbetaling (minimaal 70% van het maximum dagloon) bij ziekte en daarnaast ook nog kosten maakte voor begeleiding en re-integratie. Toenmalig minister Asscher bleek geen gehoor te willen geven aan de veelvuldig opgaande stemmen, ook onder de WWZ een uitzondering te maken op het verplicht betalen van een transitievergoeding aan deze langdurig zieken. Wel kwam hij, om dubbele kosten voor werkgevers en het aanhouden van zogenaamde ‘slapende dienstverbanden’ met langdurig zieke werknemers te voorkomen, met een wetsvoorstel dat een compensatie inhoudt van de door de werkgever betaalde transitievergoeding aan deze categorie werknemers. De compensatie zal worden betaald uit het Algemeen werkloosheidsfonds (AWF) en worden uitgevoerd door het UWV. Er zal echter wel voor werkgevers een premieverhoging van het de uniforme AWF tegenover staan. Ondanks het feit dat dit wetsvoorstel op veel kritiek stuitte - zo ook van de Raad van State - wordt het wetsvoorstel nu toch wet. Het lijkt aannemelijk dat de door de Eerste Kamer gestelde vraag of de compensatie voor alle werkgevers gaat gelden bevestigend zal worden beantwoord, omdat niets in de parlementaire stukken wijst op een andersluidend antwoord. Het woord is echter op dit punt uiteraard nog aan minister Koolmees. Belang voor de praktijk Omdat de vergoeding ook zal gaan gelden voor arbeidsovereenkomsten die beëindigd zijn vanaf 1 juli 2015 vanwege langdurige ziekte, is het goed dat werkgevers nu al rekening houden met alle uit dit wetsvoorstel voortvloeiende voorwaarden om voor vergoeding van de betaalde transitievergoeding in aanmerking te komen. Deze voorwaarden houden in dat de werkgever aan het UWV schriftelijke stukken moet toesturen, onder meer:
  • stukken waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Bijvoorbeeld door toezending aan het UWV van:
  • de door het UWV verleende ontslagvergunning wegens langdurige arbeidsongeschiktheid;
  • de beschikking van de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid wordt ontbonden;
  • de beëindigingsovereenkomst/vaststellingsovereenkomst die als reden van beëindiging met wederzijds goedvinden de langdurige arbeidsongeschiktheid noemt;
  • de schriftelijke instemming door werknemer met ontslag door werkgever wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
In de laatste drie gevallen dient de werkgever een verklaring mee te zenden inhoudende dat de werknemer ziek was op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigde, de exacte opgave van de periode van ziekte en de naam van de behandelend arbo-/bedrijfsarts.
  • de arbeidsovereenkomst (het is niet van belang of het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd betreft; ook een beëindiging van rechtswege waarbij de reden van niet verlengen de langdurige arbeidsongeschiktheid is, valt onder de compensatieregeling);
  • bewijs van betaling van de transitievergoeding;
  • loonstroken over de ziekteperiode;
  • de gegevens die zijn gebruikt om de hoogte van de transitievergoeding te berekenen.
Over deze laatste twee schriftelijke stukken wil het UWV kunnen beschikken, omdat de hoogte van de compensatie die de werkgever ontvangt op drie punten is beperkt. In de eerste plaats zal enkel worden vergoed de transitievergoeding waar een werknemer wettelijk recht op zou hebben op het moment dat de verplichte loondoorbetaling eindigt. Ten tweede wordt niet meer vergoed dan het betaalde bruto loon tijdens de ziekte en tellen werkgeverslasten dus niet mee. Een als gevolg van een opgelegde loonsanctie na twee jaar arbeidsongeschiktheid nog geldende loondoorbetalingsplicht wordt tot slot ook niet meegeteld bij het berekenen van de vergoeding. De compensatie voor een na 1 juli 2015 betaalde transitievergoeding aan een langdurig zieke kan pas door de werkgever bij het UWV worden aangevraagd na inwerkingtreding van de wet, maar moet dan ook binnen 6 maanden nadien zijn ingediend. Indien de wet inderdaad op 1 april 2020 in werking treedt zal dit dus uiterlijk 30 september 2020 zijn. Een aanvraagformulier zal nog door het UWV worden opgesteld. Wel luidt mijn advies dat werkgevers voor wie het speelt nu al alle benodigde gegevens verzamelen en met al deze voorwaarden bij een eventuele toekomstige beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een langdurige zieke werknemer rekening houden.   [post_title] => Compensatie transitievergoeding langdurig zieke werknemer: (bijna) een feit [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => compensatie-transitievergoeding-langdurig-zieke-werknemer-bijna-een-feit [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:33 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:33 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12538 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 12521 [post_author] => 26 [post_date] => 2018-08-07 14:44:34 [post_date_gmt] => 2018-08-07 12:44:34 [post_content] => Meer en meer is algemeen bekend dat het niet is toegestaan om zomaar foto’s van internet [al dan niet via Google] te halen en zelf te gebruiken. Bijvoorbeeld door deze te plaatsen op een website of in een nieuwsbrief. Het auteursrecht van de maker van de foto (of degene aan wie dat is overgedragen) zal dat in de meeste gevallen beletten.   Daarop bestaan natuurlijk uitzonderingen, bijvoorbeeld omdat niet iedere foto auteursrechtelijk beschermd is. Zo is bijvoorbeeld nog niet lang geleden bepaald dat een foto van een temperatuurmeter op het dashboard van een auto niet auteursrechtelijk beschermd is, omdat daar door de maker van de foto geen enkele creatieve keuze werd gemaakt. [1]. Over die situatie ga ik het nu echter niet hebben. Waar ik het wel over ga hebben is een verdere complicering van het omgaan met auteursrechtelijk beschermde foto’s van internet. Waren wij er net aan gewend dat de toestemming van de auteursrechthebbende van een foto noodzakelijk is voordat deze foto gebruikt mag worden, blijkt dat ook op die regel weer een uitzondering geldt. In een recent arrest van het Hof van Justitie van de EU kwam namelijk de vraag ter sprake of het plaatsen van een foto op de website van een school wel was toegestaan, ook al had de maker van de foto deze foto al zonder verdere beperkingen via een andere website online gezet. Het ging om een foto van de stad Còrdoba die een leerling van de al genoemde school had gebruikt op de voorkant van een werkstuk. De leerling had netjes gecheckt of de foto auteursrechtelijk beschermd was en kwam tot de conclusie dat de foto “vrij” was gegeven. Zonder zich van enig kwaad bewust te zijn, plaatste zij de foto op de voorpagina van haar werkstuk en leverde dit in. Daarmee deed de leerling overigens nog niets fout. Immers, er is een uitzondering voor onderwijs of wetenschappelijke doeleinden, waarbij het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal in bepaalde gevallen wel mag. Het ging hier fout toen de school van de leerling het werkstuk inclusief de foto op de voorkant plaatste op de website van de school. Daarmee kwam de foto in het bereik van een nieuw publiek. Immers gaat het om een ander publiek dan dat van de website waarop de foto eerder met toestemming van de fotograaf was geplaatst. Dit is van belang omdat de zogenaamde mededeling aan het publiek een belangrijk element is voor de vraag of een foto al dan niet geplaatst mag worden. Uit de genoemde uitspraak vloeit voort dat het plaatsen van de foto op de website van de school niet was toegestaan, althans dat de fotograaf het dit de school mocht beletten. Wat betekent dat nu concreet? Het betekent dat eenieder die (‘rechtenvrije’) foto’s van internet haalt om deze zelf te gebruiken dat dan nog heel goed gekeken moet worden of er niet sprake zal gaan zijn van een mededeling aan een nieuw publiek. Het plaatsen op bijvoorbeeld de eigen website van een bedrijf zal vermoedelijk steeds leiden tot het doen van een mededeling aan een nieuw publiek. De auteursrechthebbende kan daar een stokje voor steken. Om er dus volledig zeker van te zijn dat het plaatsen van een dergelijke foto kan, dient de toestemming gevraagd te worden aan de auteursrechthebbende. Tot slot is nog van belang dat het hierbij dus specifiek gaat om de situatie dat een auteursrechtelijk beschermd werk [in dit geval een foto] zelf geplaatst is op een andere website. Het enkel plaatsen van een link naar auteursrechtelijke beschermd materiaal wordt in principe niet gezien als het doen van een mededeling aan een nieuw publiek. De ratio daarachter is dat de controle over wat er wel of niet gebeurd met het auteursrechtelijk beschermde werk, blijft rusten bij de auteursrechthebbende. Immers wordt de originele foto verwijderd van de eerste website, dan is ook de link naar die website niet meer actief. Kortom, staar je niet blind op zogenaamde “rechtenvrije foto’s”, houd er steeds rekening mee dat er wel degelijk een aanvullende toestemming nodig zal zijn voor het gebruiken van de foto.   [1] https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2017:10089 [post_title] => Gebruiken van foto’s van internet, het blijft oppassen! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gebruiken-van-fotos-van-internet-het-blijft-oppassen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:34 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12521 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 12464 [post_author] => 39 [post_date] => 2018-08-07 11:37:27 [post_date_gmt] => 2018-08-07 09:37:27 [post_content] => In 2013 is door de overheid het Energieakkoord ondertekend, waarin gestreefd wordt naar een zoveel mogelijk energieneutrale gebouwde omgeving. Een van de voorgestelde maatregelen is de verplichting voor kantoorgebouwen om vanaf 1 januari 2023 een energielabel C of hoger te hebben. Sanctie voor niet naleving van deze verplichting is het verbod op het gebruik van het pand als kantoorpand. De labelverplichting zal worden opgenomen in het Bouwbesluit en op 9 mei 2018 heeft minister Ollongren de Tweede Kamer de meest recente ontwerpwijziging toegezonden.         De labelverplichting zal niet voor ieder kantoorpand gelden. De uitzonderingsmogelijkheden zijn:
  • Een kantoorgebouw met een gebruiksoppervlakte aan kantoorfuncties kleiner dan 50% van de totale gebruiksoppervlakte van het gebouw;
  • Een kantoorgebouw met een gebruiksoppervlakte van minder dan 100m²;
  • Een kantoorgebouw dat valt onder de categorie van artikel 2.2. van het Besluit energieprestatie gebouwen (waaronder monumentale panden);
  • Indien de maatregelen die nodig zijn om het benodigde energielabel te halen een langere terugverdientijd hebben dan 10 jaren. In dat geval kunnen maatregelen getroffen worden met een terugverdientijd van tot en met 10 jaren en de daarbij behorende energie-index.
Verwacht wordt dat de investeringen als gevolg van de verplichtstelling tussen de € 5,- en € 37,- per m² zullen kosten, afhankelijk van de te nemen investeringen.[1] De investeringskosten kunnen dus aanzienlijk in de papieren lopen. Uit het conceptbesluit blijkt niet wie er verantwoordelijk is voor het nemen van de maatregelen. Is dit de eigenaar van het pand of de gebruiker? In geval van verhuur is de eigenaar van het pand verantwoordelijk voor het aanvragen van het energielabel en het nemen van de energiebesparende maatregelen. Dit blijkt uit de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Hiermee wordt nog niet duidelijk voor wiens rekening de maatregelen komen. Dit hangt af van de inhoud van de huurovereenkomst. In veel gevallen zal bij de verhuur van kantoren gebruik gemaakt worden van het ROZ-model. In het meest recente ROZ-model uit 2015 is in artikel 10 een duurzaamheidsclausule opgenomen, waarbij partijen overeenkomen elkaar te ondersteunen in het behalen van de gezamenlijk geformuleerde dan wel te formuleren doelstelling. Dit geeft dus weinig houvast aan partijen. Artikel 11 van de algemene bepalingen regelt voor wiens rekening onderhoud aan het gehuurde komt. Zo komt het onderhoud, herstel en vernieuwing van het gehuurde voor rekening van de verhuurder. Onder onderhoud wordt gezien het zorgdragen dat het gehuurde in een goede toestand blijft. Onder herstel wordt gezien het terugbrengen dan wel vervangen van het gehuurde in een staat die het mogelijk maakt dat het gehuurde weer kan worden gebruikt zoals bij ingangsdatum van de huurovereenkomst. Onder vernieuwing tot slot wordt gezien het vervangen van het gehuurde wegens het bereiken van het einde van de technische levensduur. Hier kan men betogen dat het nemen van energiebesparende maatregelen noodzakelijk is om het gehuurde overeenkomstig de overeengekomen functie te kunnen gebruiken en derhalve onder herstel van het gehuurde valt. Immers, zonder energielabel C of hoger verliest het gehuurde haar kantoorfunctie. Of hier met succes een beroep op kan worden gedaan is allerminst zeker. De wetgever heeft aan het begrip ‘gebrek’ een ruime betekenis gegeven. In de wetsgeschiedenis heeft de wetgever overwogen dat als gebrek tevens een wettelijk voorschrift dat een bepaald gebruik verbiedt moet worden gezien.[2] De huurder zal zich op het standpunt willen stellen dat de labelverplichting hier ook onder valt. De gebrekenregeling uit het huurrecht is echter voor een belangrijke mate regelend recht. Zo is er in het ROZ-model ook afgeweken van de wettelijke regeling in het kader van de uitvoering van onderhouds- en renovatiewerkzaamheden. Er is niets geregeld omtrent gewijzigde wettelijke voorschriften. Dit betekent dat de verhuurder naar waarschijnlijkheid verplicht is om de energiebesparende maatregelen voor zijn rekening te nemen. In ieder geval is het van belang om voor nieuwe huurovereenkomsten hier duidelijke afspraken over te maken. Hierbij kan onder meer worden gedaan aan: wie is er verantwoordelijk voor het voldoen aan de labelverplichting, welke maatregelen worden genomen, de medewerkingsverplichting van de huurder, welke hinder kan de huurder ondervinden en hoe gaat men hier mee om, is de hinder te kwalificeren als gebrek, wie draagt de kosten voor de te nemen maatregelen en wat zijn de eventuele gevolgen voor de huurprijs? Kortom, het is voor zowel huurders als verhuurder van belang om goede afspraken te maken over de te nemen energiebesparende maatregelen om te voorkomen dat op 1 januari 2023 de deuren gesloten blijven. Voor meer informatie over de juridische implicaties van de voorgenomen labelverplichting, kunt u uiteraard met ons contact opnemen. [1] Een en ander blijkt uit het in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door EIB en ECN verrichte onderzoek. Te raadplegen via: <https://www.rijksoverheid.nl/...kantoren/Verplicht+energielabel+voor+kantoren.pdf>. [2] Kamerstukken II, 1997/98, 26089, 3, p. 14   [post_title] => Verplicht energielabel C kantoorpanden vanaf 1 januari 2023: verantwoordelijkheid huurder of verhuurder? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verplicht-energielabel-c-kantoorpanden-vanaf-1-januari-2023-verantwoordelijkheid-huurder-of-verhuurder [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:34 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12464 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 12528 [post_author] => 26 [post_date] => 2018-08-07 11:20:14 [post_date_gmt] => 2018-08-07 09:20:14 [post_content] => Lange tijd bestond onduidelijkheid over de vraag of een werkgever verplicht was het salaris van een werknemer die op staande voet was ontslagen door te betalen indien de kantonrechter het ontslag op staande voet had vernietigd, maar het ontslag op staande voet in hoger beroep wel rechtsgeldig werd geacht. Op 13 juli jl. maakte de Hoge Raad een einde aan deze onduidelijkheid.  Juridische problematiek De WWZ heeft met zich mee gebracht dat in een dergelijk geval het Gerechtshof de arbeidsovereenkomst niet kan beëindigen tegen een datum die in het verleden ligt. Moet de werkgever dan toch een werknemer, die vanwege het ontslag op staande voet niet meer wordt toegelaten tot het werk (zo ook niet na de uitspraak van de kantonrechter), het salaris doorbetalen vanaf de datum van ontslag op staande voet tot de door het Gerechtshof bepaalde veel latere ontbindingsdatum? Op basis van de systematiek van de wet en een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (HR 21 maart 2013, ECLI:NL:HR:2003:AF3057 Van der Gulik/Visser) werd – ondanks kritiek in de literatuur op de voor de werkgever onrechtvaardig geachte uitkomst  – door de Procureur-Generaal in deze zaak op 15 juni 2018 nog aan de Hoge Raad geadviseerd deze vraag met ja te beantwoorden. De werkgever kwam echter alsnog met de schrik vrij omdat de Hoge Raad op 13 juli 2018 ( ECLI:NL:HR:2018:1209 ) anders oordeelde. Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad is van mening dat het Gerechtshof terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een doorbetalingsverplichting over de periode vanaf ontslag op staande voet tot de nieuw bepaalde ontbindingsdatum. Daarbij wordt van belang geacht dat het er op lijkt dat de wetgever dit aspect niet specifiek heeft bekeken bij de totstandkoming van de WWZ. Bovendien levert een dergelijke doorbetalingsverplichting een verschil op met de spiegelbeeldige situatie dat de kantonrechter het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig had gevonden en pas in hoger beroep was geoordeeld dat het ontslag op staande voet toch vernietigd moest worden. In dat geval kan immers het Gerechtshof de arbeidsovereenkomst – en daarmee de loonaanspraak – wel met terugwerkende kracht herstellen. De Hoge Raad oordeelt dat er voor dit verschil geen behoorlijke rechtvaardiging lijkt te bestaan. Gelet hierop zouden de artikelen 7:627 en 7:628 BW met zich mee moeten brengen dat in het specifieke geval van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, waarvoor al zeer strenge eisen gelden, uitgangspunt is dat de oorzaak van het verrichten van werk in redelijkheid niet voor rekening van de werkgever wordt geacht; dus daarmee geen loondoorbetalingsverplichting op basis van deze artikelen. Dit lijkt in strijd met de eerdere uitspraak Van der Gulik/Visser, maar dit wordt door de Hoge Raad opgelost door te overwegen dat er in die kwestie weliswaar sprake was van een schorsing/op non-actiefstelling, maar geen ontslag op staande voet. Bij een rechtsgeldig ontslag op staande voet eindigt de arbeidsovereenkomst onmiddellijk en houdt daarmee ook de loonaanspraak van de werknemer op. Bovendien blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad dat er toch nog steeds een (gedeeltelijke) loondoorbetalingsverplichting van de werkgever kan bestaan in deze situatie. Eerst wordt daartoe verschil gemaakt tussen twee periodes. Periode 1, zijnde de tijd tussen het ontslag op staande voet en de uitspraak van de kantonrechter waarbij de opzegging wordt vernietigd. Vervolgens periode 2 vanaf de datum uitspraak kantonrechter tot de in hoger beroep bepaalde datum. In beide situaties wordt verondersteld dat de werknemer zich tot het verrichten van arbeid bereid heeft verklaard, maar niet tot het werk is toegelaten, ook niet na de beslissing van de kantonrechter. Tijdens beide perioden is uitgangspunt dat de oorzaak van het niet verrichten van werk in redelijkheid niet voor rekening van de werkgever zou moeten komen. Maar, tijdens periode 2 biedt de maatstaf van art. 628 lid 1 BW ruimte dat de uitspraak van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden toch geheel of gedeeltelijk voor risico van de werkgever komt. Deze omstandigheden kunnen bijvoorbeeld zijn de specifieke ontslaggrond en de reden waarom de werkgever ongelijk kreeg van de kantonrechter. Ook gedurende periode 1 kan er toch sprake zijn van een loondoorbetalingsverplichting, omdat de Hoge Raad bovendien overweegt dat de maatstaf van art. 628 lid 1 BW ook verder ruimte biedt om op grond van de omstandigheden van het geval af te wijken van het uitgangspunt van geen doorbetalingsverplichting. Als voorbeeld wordt genoemd dat de werknemer van zijn gedrag geen of slechts een gering verwijt kan worden gemaakt. Ook kan zo overweegt de Hoge Raad tot slot nog steeds als alternatief voor het oordeel dat er geen loondoorbetalingsverplichting is in periode 1 en 2 – door het Gerechtshof worden geoordeeld dat het salaris van de werknemer over deze perioden dient te worden gematigd (art. 7:680a BW) of de werknemer geheel of gedeeltelijk moet worden ontzegd (art. 6:248 lid 2 BW). Belang voor de praktijk Voor werkgevers vormt deze uitspraak een belangrijke steun in de rug om bij een gegeven ontslag op staande voet, dat pas in hoger beroep als rechtsgeldig wordt beoordeeld, toch te ontkomen aan een loondoorbetalingsverplichting tot de nieuw vastgestelde datum van beëindiging. Wel blijft voorzichtigheid geboden, omdat de Hoge Raad aangeeft dat van deze hoofdregel kan worden afgeweken. Bovendien blijkt ook maar weer eens hoe verschillend er door de gerechtelijke instanties kan worden geoordeeld over de rechtsgeldigheid van een gegeven ontslag op staande voet. Het advies blijft dan ook niet lichtvaardig over te gaan tot een ontslag op staande voet.   [post_title] => Hoge Raad komt werkgever tegemoet inzake loondoorbetaling bij rechtsgeldig ontslag op staande voet in hoger beroep [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hoge-raad-komt-werkgever-tegemoet-inzake-loondoorbetaling-bij-rechtsgeldig-ontslag-op-staande-voet-in-hoger-beroep [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:35 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12528 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 12455 [post_author] => 6 [post_date] => 2018-08-07 10:58:41 [post_date_gmt] => 2018-08-07 08:58:41 [post_content] => De producenten van Heksenkaas en Witte Wievenkaas bestrijden elkaar al enige jaren op verschillende fronten. Daarbij worden verschillende intellectuele eigendomsrechten ingeroepen. Merkenrecht In 2010 is het woordmerk Heksenkaas ingeschreven. In 2014 is inschrijving verzocht van het woord/beeldmerk Witte Wievenkaas. Door de merkhouder van Heksenkaas is daartegen een oppositieprocedure gestart. Het BBIE wijst de oppositie af overwegende dat de tekens op visueel, auditief en begripsmatig vlak niet overeenstemmen, zodat er geen sprake kan zijn van verwarringsgevaar. In hoger beroep tegen deze beslissing heeft het hof overwogen dat merk en teken in begripsmatig opzicht overeenstemmen dat tevens sprake is van een geringe mate van visuele en auditieve overeenstemming[1]. Het hof overweegt daarbij “ dat ook witte wieven door een deel van het publiek worden gezien als veelal geïsoleerd levende vrouwelijke magische wezen met veelal kwaadaardige bedoelingen, die angst in boezemen en daarmee als een soort heksen.” Tegen deze beslissing wordt cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof. De Hoge Raad overweegt[2] daarbij dat onvoldoende is toegelicht waaruit blijkt dat kennis en  betekenis van de term ‘witte wieven’ in voldoende onder het publiek is beschermd. De enkele betekenis van een term in literatuur is dus onvoldoende. Daarnaast overweegt de Hoge Raad dat onvoldoende is toegelicht waarom ‘iemand die niet bekend is met de beschreven kenmerken die de ‘witte wieven’ in volksverhalen bezitten, op zijn minst zal weten dat de term ‘witte wieven’ verwijst naar fictieve vrouwelijke wezens en dat die term een negatieve connotatie heeft.’ De zaak wordt terugverwezen naar het hof Den Haag. Auteursrecht We kennen auteursrechtelijke bescherming voor teksten, muziek, vormen, etc. Maar kan ook smaak auteursrechtelijk beschermd zijn? De producent van Heksenkaas stelde dat Witte Wievenkaas de smaak van de roomkaas heeft gekopieerd. Over de vraag of smaak auteursrechtelijk kan zijn beschermd is door Nederlandse rechters verschillend geoordeeld. De rechtbank Gelderland heeft in 2015 overwogen[3] dat zij de vraag of smaak auteursrechtelijk beschermd kan worden ‘proceseconomische redenen’ in het midden kon laten. De producent van Heksenkaas had, naar het oordeel van de rechtbank, ‘nagelaten feitelijk te beschrijven of aanschouwelijk te maken wat de voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komende vereiste elementen van de smaak van het product Heksenkaas zijn’. Door de producent van Heksenkaas was gesteld dat de rechtbank het product zelf zou moeten proeven. De rechtbank overweegt dat dit niet juist is. Het is aan de producent om te stellen waarom, althans wat maakt dat haar werk beschermd dient te worden. Alleen op deze manier kan bij een eventuele inbreukprocedure worden beoordeeld of de beweerdelijke inbreukmaker zijn werk aan een eerder bestaand werk heeft ontleend. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld. Het hof Arnhem-Leeuwarden verwijst[4] daarbij naar twee recente uitspraken van de Franse Cour de cassation die de mogelijkheid van auteursrechtelijke bescherming van een geur categorisch van de hand heeft gewezen, met name in zijn arrest van 10 december 2013. Het hof overweegt dat er gerede twijfel bestaat of en in hoeverre het Unierecht ruimte laat voor auteursrechtelijke bescherming van de smaak van een voedingsmiddel. Het antwoord op deze vraag heeft (mogelijk) gevolgen voor de stelplicht van degene die zich op een zodanige bescherming beroept. Om die reden worden prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie EU. Kort voor de uitspraak van het hof komt de uitspraak in een procedure tussen de producent van Heksenkaas en een ander product (Magic Cheese). De rechtbank Den Haag[5] concludeert dat smaak geen ‘werk’ is in de zin van de Auteurswet en dat smaak dus niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. De rechtbank overweegt dat de producent van Heksenkaas ‘dient te stellen dat en waarom de smaak van Heksenkaas een auteursrechtelijk beschermd werk is. Uit de Auteurswet vloeit in beginsel niet het vereiste voort dat de auteursrechtelijk beschermde trekken in alle gevallen gesteld moeten worden bij het inroepen van auteursrechtelijke bescherming van een werk. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van het gevoerde verweer, een toelichting op de auteursrechtelijke beschermde trekken als nadere onderbouwing wel vereist kan zijn om de vorderingen te kunnen doen slagen’. De rechtbank oordeelt dat de producent van Heksenkaas ‘gelet op de gemotiveerde betwisting door XXX, onvoldoende onderbouwd dat de combinatie van al deze op het eerste gezicht banale of triviale ingrediënten alsnog een smaak oplevert die van creatieve keuzes getuigt’. De rechtbank heeft na de zitting de producten ook geproefd: ‘De rechtbank is overigens ook proefondervindelijk niet tot het oordeel gekomen dat de ingrediënten in dit geval meer vormen dan de som der (triviale) delen: de meervoudige kamer van de rechtbank heeft in de raadkamer direct na de comparitie van partijen Heksenkaas .. geproefd en vastgesteld dat genoemde ingrediënten in meer of mindere mate terugkomen in de smaak. Dat de smaak van Heksenkaas, … anders is dan op basis van de ingrediënten verwacht zou mogen worden, waaruit wellicht creativiteit van de keuzes van [A] zou kunnen voortvloeien, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen. Van enige verrassende smaak is geen sprake.“ Op 25 juli 2018 is de conclusie van de Advocaat Generaal gepubliceerd. De eerste vraag is of de smaak van een voedingsmiddel een „werk” vormt en auteursrechtelijk kan worden beschermd krachtens richtlijn 2001/29. De AG vindt dat dit niet het geval is. Auteursrechtelijke bescherming heeft betrekking op oorspronkelijke uitdrukkingsvormen, en niet op denkbeelden, procedures, werkwijzen of mathematische concepten als zodanig. Om die reden vindt hij dat de vorm waarin een recept wordt uitgedrukt auteursrechtelijk kan worden beschermd, maar het recept an sich niet. De AG verwijst naar het onderscheid in dat in het Engels ‘idea/expression dichotomy’ wordt genoemd. De uitdrukkingsvorm moet dan wel ‘oorspronkelijk’ zijn. Vervolgens legt hij een verband met het merkenrecht waar geldt dat die oorspronkelijke uitdrukkingsvormen voldoende nauwkeurig en objectief identificeerbaar moet zijn. En daar zit het probleem: ‘Gelet op de huidige stand van de techniek lijkt de nauwkeurige en objectieve identificatie van een smaak of geur evenwel op dit moment niet mogelijk’. Het waarnemen van smaak (door smaak- en reukzin) is subjectief. Dit is niet anders wanneer de identificatie van smaak wordt overgelaten aan de rechter of een deskundige. Verder overweegt de AG dat ‘de mogelijkheid om een werk voldoende nauwkeurig en objectief te identificeren, en derhalve de omvang van de auteursrechtelijke bescherming ervan vast te stellen, is evenwel absoluut noodzakelijk teneinde het rechtszekerheidsbeginsel te eerbiedigen in het belang van de houder van het auteursrecht en meer in het bijzonder in het belang van derden tegen wie gerechtelijke procedures kunnen worden ingesteld, met name strafprocedures of inbreukprocedures wegens schending van het auteursrecht’. En dus geeft hij het HvJEU in overweging in de beantwoording van de vraag aan te geven dat smaak niet auteursrechtelijk beschermd kan worden. Wat betekent dit voor de praktijk?
  • Wanneer het HvJEU de conclusie van de AG volgt dan zal uiteindelijk ook het hof Arnhem-Leeuwarden oordelen dat smaak an sich niet auteursrechtelijk is beschermd.
  • Wel kan de uitdrukkingsvorm van een smaak / recept beschermd zijn. Dat kan het geval zijn wanneer deze uitdrukkingsvorm (i) oorspronkelijk is (het werk is het resultaat van een eigen intellectuele schepping van de auteur) en (ii) voldoende nauwkeurig en objectief identificeerbaar is. Bijvoorbeeld door een traditioneel gerecht op een originele manier vorm te geven. Dan is het recept dus niet beschermd, maar wel deze uitvoeringsvorm (ervan uitgaande dat deze uitvoeringsvorm inderdaad origineel is).
  • De beschermingsomvang kan vergroot worden door het te combineren met een merkregistratie.
  [1] Gerechtshof Den Haag, 28-02-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1943 [2] Hoge Raad, 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1215 [3] Rechtbank Gelderland, 10 juni 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4674 [4] Hof Arnhem-Leeuwarden, 23 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6697 [5] Rechtbank Den Haag, 3 mei 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:4384 [post_title] => Geen auteursrechtelijke bescherming voor smaak [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => geen-auteursrechtelijke-bescherming-voor-smaak [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:36 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12455 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 12478 [post_author] => 39 [post_date] => 2018-08-06 12:03:11 [post_date_gmt] => 2018-08-06 10:03:11 [post_content] => “Sorry, die factuur ken ik helemaal niet. Die heeft u naar een medewerker gestuurd die hier al lang niet meer werkt.” Debiteuren komen regelmatig met dit verweer om betaling van een factuur vooruit te kunnen schuiven en geen incassokosten te hoeven betalen. De rechtbank maakt daar korte metten mee.   De Rechtbank Limburg heeft op 18 juli 2018 een interessante uitspraak gedaan over de aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten in geval van het verzenden van een factuur naar het mailadres van een, inmiddels oud-medewerker.[1] De debiteur is in 2009 lid geworden van de vereniging van de schuldeiser. Partijen zijn overeengekomen dat de factuur jaarlijks per e-mail zou worden verzonden. De debiteur heeft hiervoor een mailadres verstrekt aan de schuldeiser. In 2016 werd de factuur voor het lidmaatschapsgeld niet betaald. Daarvoor werd de factuur die naar dat mailadres was gezonden wel betaald. Het door de debiteur opgegeven mailadres bleek van een inmiddels oud-medewerker te zijn. De debiteur weigert vervolgens de  buitengerechtelijke incassokosten te voldoen omdat hij pas op het moment van de ontvangst van de betalingsherinnering op de hoogte was van het bestaan van de factuur. De Rechtbank Limburg volgt dit standpunt niet en oordeelt dat het feit dat het door debiteur opgegeven mailadres inmiddels niet meer in gebruik is voor zijn rekening en risico komt. Het had op de weg van de debiteur gelegen om maatregelen te nemen zodat de berichten gericht aan het mailadres van de betrokken medewerker zouden worden doorgestuurd naar een ander, wel in gebruik zijnd mailadres. De debiteur dient daarom óók de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente te voldoen. De overwegingen van de rechtbank. Alvorens een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring – een factuur in dit geval – haar werking heeft, dient de verklaring die persoon ook te hebben bereikt. De in de praktijk bekend staande ontvangsttheorie betekent dat de eisende partij moet zien aan te tonen dat de verklaring de wederpartij heeft bereikt. Dit zorgt vaak voor een onmogelijke bewijspositie. De Hoge Raad heeft zich in 2013 eerder uitgelaten over de vraag wanneer een verklaring de geadresseerde heeft bereikt. De Hoge Raad oordeelde in zijn uitspraak dat het aannemelijke adres mag worden gebruikt om de verklaring aan toe te zenden. Hierbij kan worden gedacht aan de postbus, e-mailadres en woon- of vestigingsadres.[2] De uitspraak van de Rechtbank Limburg volgt in feite deze lijn en verduidelijkt de gevolgen van het toezenden van een factuur naar het bekende mailadres. Wordt tussen partijen een zeker mailadres gebruikt, dan mag de verzender hier ook gerechtvaardigd van uitgaan. Interne wijzigingen komen derhalve niet voor risico van de verzender. Te zien is dat ook de lagere rechtspraak mee gaat in de versoepeling van de bewijspositie van de schuldeiser en dat daarmee tegemoet gekomen wordt aan de praktijkbehoefte.
Wat betekent deze uitspraak nu voor de praktijk?
  • Wanneer u facturen per email verzendt, dan dient u ervoor te zorgen dat de email met factuur wordt verzonden naar een mailadres dat door de debiteur is aangegeven om facturen naar toe te zenden. Bewaar het bericht waarin de debiteur het mailadres geeft of bevestigt. Verwerk en bewaar email van debiteuren waarin zij een wijziging van het mailadres voor facturen doorgeven.
  • Wanneer u facturen per email ontvangt, dan dient u ervoor te zorgen dat het mailadres dat u aan een schuldeiser verstrekt beschikbaar blijft. Wanneer een medewerker naar wiens mailadres facturen werden verzonden is vertrokken, dan dient u of ervoor te zorgen dat mails worden doorgezonden naar een nog wel in gebruik zijnd mailadres of dat een automatisch bericht wordt teruggezonden dat dit mailadres niet langer in gebruik is.
Mocht u vragen hebben hoe u uw facturatie het best kunt inkleden of wilt u zich laten bijstaan om openstaande facturen te innen, neemt u dan vooral contact met ons op. [1] Rb. Limburg, 18 juli 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:6889. [2] Hoge Raad, 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4104, r.o. 3.3.2. [post_title] => Factuur naar verkeerd e-mailadres! Wie is verantwoordelijk? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => factuur-naar-verkeerd-e-mailadres-wie-is-verantwoordelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:37 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:37 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12478 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 12411 [post_author] => 26 [post_date] => 2018-08-01 11:19:12 [post_date_gmt] => 2018-08-01 09:19:12 [post_content] =>   Waar liggen de grenzen bij vormgeving van producten en reclame? Welke (intellectuele eigendoms-) rechten van anderen spelen daarbij een rol? Wanneer maak je inbreuk en wanneer is er geen probleem? Bogaerts & Groenen advocaten organiseert op dinsdag 25 september 2018 een workshop in De Gruyterfabriek te ‘s-Hertogenbosch over het onderwerp Grenzen Vormgeving. De workshop is interessant voor vormgevers en reclamebureaus. Klik hier voor meer informatie. [post_title] => Workshop over Grenzen Reclame [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => workshop-over-grenzen-reclame [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-02 11:23:57 [post_modified_gmt] => 2021-12-02 10:23:57 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12411 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 12418 [post_author] => 26 [post_date] => 2018-07-20 16:25:39 [post_date_gmt] => 2018-07-20 14:25:39 [post_content] =>   In een echtscheidingszaak die onlangs speelde had de man zijn ouderdomspensioen gebruikt om een huis in Frankrijk te kopen. De man voerde in de echtscheidingsprocedure aan dat hij zijn geïnvesteerde geld, een bedrag van € 65.953,= terug wilde hebben. De Rechtbank en het Hof gaven hem geen gelijk; de Hoge Raad uiteindelijk wel. Hoe zit het ook alweer met privé investeringen in het familierecht? En waarom besloot de Hoge Raad het bedrag van € 64.953,= toch volledig aan de man toe te kennen, in tegenstelling tot de Rechtbank en het Hof? In deze zaak waren de man en de vrouw twee keer met elkaar getrouwd. Hun eerste huwelijk duurde van 11 maart 1978 tot en met 12 juli 2005. Vervolgens zijn zij op 1 februari 2010 opnieuw met elkaar getrouwd, maar op 18 september 2015 was het voor de tweede maal over en uit. Tijdens de tweede echtscheidingsprocedure ontstond discussie over wat er moest gebeuren met een afkoop ouderdomspensioen dat de man had laten uitbetalen in april 2010. In eerste instantie had de man dit bedrag laten storten op een privé bankrekening. Enige tijd daarna besloot hij om dit bedrag te gebruiken voor het kopen van een woning in Frankrijk. Partijen waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Vergoedingsrecht De man stelt zich op het standpunt dat hij via artikel 1:95 lid 2 BW een zogenaamd “vergoedingsrecht” van € 64.953,= heeft op de huwelijksgemeenschap. Dit betekent dat je je privé geld terug kunt krijgen, ook al heb je dit geld geïnvesteerd in een gemeenschappelijk goed. Niet staat ter discussie dat de woning gemeenschappelijk eigendom is. Nu de woning gemeenschappelijk is kan de man op grond van 1:95 lid 2 BW zijn vergoedingsrecht [reprise] uitoefenen op de huwelijksgemeenschap. Het vergoedingsrecht heeft hij verkregen voor 1 januari 2012. Op basis van vaste jurisprudentie geldt dan dat de man een nominaal vergoedingsrecht heeft op de huwelijksgemeenschap. Oftewel, hij krijgt een vordering gelijk aan de hoogte van het geïnvesteerde bedrag. Had de man de investering gedaan na 1 januari 2012: dan wordt uitgegaan van de in artikel 1:87 BW neergelegde beleggingsleer. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met een eventuele waardestijging of waardedaling van het goed. Het vergoedingsrecht is een schuld van de gemeenschap die zowel de man als de vrouw voor de helft moet dragen. De Rechtbank wijst het verzoek van de man af. De man gaat in hoger beroep bij het Hof. Ook het Hof kent de man geen vergoedingsrecht toe. Uitspraak Hof Volgens het Hof moet worden gekeken naar jurisprudentie over stamrechtuitkeringen. Aan de hand hiervan kan worden bepaald of het bedrag van € 64.953,= in de huwelijksgemeenschap valt. Het Hof maakt een onderscheid tussen het deel van de afkoopsom pensioen voor- en het deel van de afkoopsom dat ziet op een vervanging van de pensioenaanspraken na de echtscheiding. Alleen het laatste deel van de afkoopsom valt volgens het Hof niet in de huwelijksgemeenschap. Voor dat laatste deel zou de man een vergoedingsrecht moeten krijgen, omdat dit deel aan hem verknocht is. Helaas kan het Hof op basis van de stukken niet vaststellen op welk bedrag het laatste deel moet worden becijferd. Kortom, de man krijgt gedeeltelijk gelijk, maar in feite krijgt hij niets terug van zijn pensioen. De Hoge Raad De man gaat in cassatie bij de Hoge Raad. Gelukkig voor de man oordeelt de Hoge Raad alsnog in zijn voordeel. De Hoge Raad stelt het volgende vast. De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding [Wvps] is van toepassing op hun [tweede] echtscheiding. Uitgaande van deze wet stelt de Hoge Raad vast dat de pensioenrechten van de man niet in de gemeenschap van goederen vallen [artikel 1:94 lid 2 sub b (oud) BW]. Daarbij komt dat alleen de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten voor verevening in aanmerking komen. De pensioenrechten die zijn opgebouwd in de periode tussen de twee huwelijken blijven buiten beschouwing. Het idee hierachter is dat de pensioenverevening alleen geldt voor de huwelijkse periode waarin beide partners door gezamenlijke inspanning en de taakverdeling in huis, later samen kunnen genieten van het opgebouwde pensioen. Tot slot volgt uit de Wvps dat bij echtscheiding inmiddels afgekochte pensioenrechten voor zoveel mogelijk moeten worden bestempeld als niet afgekochte pensioenrechten. Zoals hierboven aangegeven vallen pensioenrechten op grond van 1:94 lid 2 sub b [oud] BW niet in de huwelijksgemeenschap. Het uitgekeerde bedrag van € 64.953,= wordt door de Hoge Raad gekwalificeerd als privévermogen van de man. Na het doorlopen van alle gerechtelijke instanties in Nederland heeft hij alsnog recht op teruggave van het bedrag dat hij heeft geïnvesteerd in het Franse huis. [post_title] => Huis in Frankrijk gekocht met afkoop ouderdomspensioen, krijgt de man bij een echtscheiding zijn geld terug of niet? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => huis-in-frankrijk-gekocht-met-afkoop-ouderdomspensioen-krijgt-de-man-bij-een-echtscheiding-zijn-geld-terug-of-niet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:38 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12418 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 12380 [post_author] => 16 [post_date] => 2018-07-03 11:55:11 [post_date_gmt] => 2018-07-03 09:55:11 [post_content] => Organisaties kunnen ook aansprakelijk zijn voor de gevolgen van ongevallen die hun vrijwilligers tijdens het vrijwilligerswerk overkomen. Deze lijn was er al maar de Hoge Raad heeft het onlangs aangescherpt. Dit heeft gevolgen voor verenigingen, stichtingen en kerkgenootschappen die veelal met vrijwilligers werken.
Casus
Een 65-jarig lid van de vrijwillige klusgroep van de Parochie H.H. Vier Evangelisten plaatste verlichting op het dak van de kerk. Helaas is deze man bij het uitvoeren van de klus van het dak gevallen en liep ernstig letsel op. De man stelde de Parochie aansprakelijk voor zijn letselschade op basis van werkgeversaansprakelijkheid.
Werkgeversaansprakelijkheid / Zorgplicht werkgever
Op basis van de wet heeft een werkgever een zorgplicht voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. De werkgever is aansprakelijk voor schade die een werknemer lijdt tijdens zijn werk, tenzij de werkgever kan bewijzen dat hij voldoende maatregelen heeft genomen om een ongeval en schade te voorkomen.
Vrijwilligers
Alhoewel er geen arbeidsovereenkomst is tussen een vrijwilliger en de werkgever biedt de wet onder bepaalde voorwaarden toch bescherming aan vrijwilligers [maar ook aan bijvoorbeeld ZZP’ers]. Een van de voorwaarden voor een beroep door een vrijwilliger op werkgeversaansprakelijkheid is dat het moet gaan om werkzaamheden in de uitoefening van beroep of bedrijf. Het klassieke voorbeeld hiervan is dat een onderneming haar kantoorgebouw laat schilderen door een schilder. Dit zijn geen werkzaamheden die behoren tot de uitoefening van de onderneming, dus geen werkgeveraansprakelijkheid voor de ingehuurde [of vrijwillige] schilder.
Uitspraak kantonrechter in de ‘Parochie zaak’.
De kantonrechter wees de vordering af. De kantonrechter oordeelde dat het hier niet ging om werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Immers zij oordeelde dat het plaatsen van verlichting op het dak van de kerk niet tevens door werknemers van de parochie had kunnen worden verricht. Het slachtoffer gaat in beroep bij het Hof.
Uitspraak Hof
Het Hof wijst de vordering toe. Het Hof oordeelt dat in dit geval de vrijwilliger binnen het bereik van het beschermingsartikel voor werknemers valt. Het ophangen van de verlichting op het dak van de parochie wordt gezien als werkzaamheden in de uitoefening van het bedrijf. De parochie had de werkzaamheden ook door eigen werknemers kunnen laten verrichten.
Hoge Raad
De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Hof. Ook het feit dat de werkzaamheden die de man als vrijwillige klusser uitvoerde nog nooit door werknemers van de Parochie zijn uitgevoerd is niet van belang. De Hoge Raad benadrukt dat op dit punt enkel van belang is of de werkzaamheden hadden kunnen worden uitgeoefend door eigen werknemers.
Conclusie
Door de uitspraak is de reikwijdte van de werkgeversaansprakelijkheid voor vrijwilligers verruimd. Je zou je echter af kunnen vragen wie in casu de werknemers van de parochie zijn die de werkzaamheden ook hadden kunnen doen. De pastoor, koster, medewerkers huishoudelijke dienst? In het algemeen ontberen zij technische kennis en klusvaardigheden. Kan je deze werknemers het dak opsturen? Het Hof [en dus ook de Hoge Raad] stapt hier eenvoudig overheen; “….of werknemers in de parochie zijn aan te wijzen die dezelfde werkzaamheden verrichten, is dan minder van belang.” Voor verenigingen en stichtingen, die veel gebruik maken van vrijwilligers, is het zaak een goede verzekering [die dekking verleent voor werkgeversaansprakelijkheid] af te sluiten. Ook de verzekeringsmaatschappijen zullen met deze verruiming van de aansprakelijkheid wellicht voorwaarden en premies aan gaan passen. Dit artikel is gepubliceerd in “De Uitstraling”, juli 2018. [post_title] => Werkgever aansprakelijk voor vrijwilliger [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => werkgever-aansprakelijk-voor-vrijwilliger [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:39 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:39 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12380 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 12559 [post_author] => 6 [post_date] => 2018-08-20 10:57:05 [post_date_gmt] => 2018-08-20 08:57:05 [post_content] => De mededelingsplicht van de verkoper heeft voorrang boven de onderzoeksplicht van de koper. Voor productaansprakelijkheid moet sprake zijn van bv letselschade.   Feiten In deze zaak gaat het om een producent van sauzen, margarines en vetten voor de levensmiddelenbranche (deze noem ik hierna de ‘Producent’). De andere partij levert ingrediënten aan onder ander productiebedrijven in de levensmiddelenbranche (deze noem ik hierna de ‘Leverancier’). Sinds 2010 levert de Leverancier ingrediënten aan de Producent. Vanaf 2014 volgens een schriftelijke vastgelegde productspecificatie. In oktober 2015 plaatst de Producent telefonisch een jaarorder voor 2016 voor de verkoop en levering van 35.000 kg xanthaangom. Dit product zou in 2016 op afroep worden geleverd in zakken van 25 kg. In april zijn er een aantal batches geleverd door de Leverancier. De Producent stelt deze batches te hebben verbruikt bij de productie van satésaus waarvan de viscositeit veel te laag was. Deze satésaus was daardoor niet verkoopbaar. De Producent heeft door een derde een onderzoek laten uitvoeren naar de oorzaak van het probleem. Deze derde concludeert in zijn rapport dat de aanwezigheid van amylase de oorzaak is van de lage viscositeit van de satésaus. De Producent stelt in deze procedure dat de Leverancier onrechtmatig heeft gehandeld door  xanthaangom te leveren die het verteringsenzym amylase bevatte. Daardoor werd de daarmee geproduceerde satésaus onverkoopbaar. Mocht de rechtbank dat niet zo vinden dan stelt de Producent dat de Leverancier toerekenbaar tekort is geschoten (wanprestatie) door geen xanthaangom te leveren die geschikt was voor de productie van satésaus (zonder de bacterie Xanthomonas campestris).   Het vonnis[1] Productaansprakelijkheid De rechtbank overweegt dat de eerste vordering is gebaseerd op productaansprakelijkheid. De regels voor productaansprakelijkheid zijn vastgelegd in het Nederlandse recht en gebaseerd op een Europese richtlijn. De tweede vordering is gebaseerd op het Weens Koopverdrag (hierna ‘WKV’). Dit is van rechtswege van toepassing omdat partijen, in deze overeenkomst die ziet op de internationale koop en verkoop van roerende zaken, niet nadrukkelijk een afwijkende keuze hebben gemaakt. De rechtbank overweegt verder dat voor productaansprakelijkheid onder meer vereist is dat de schade die ten gevolge van het gestelde gebrek in het product is geleden, bestaat uit schade door dood of lichamelijk letsel dan wel uit schade aan zaken die - kort gezegd - in de privésfeer worden gebruikt (artikel 6:190 BW). Maar door de Producent is helemaal niet gesteld dat hier sprake van was. Noch is dat gebleken. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het in het verkeer brengen van een product dat bij normaal gebruik voor het doel waarvoor het bestemd was, schade veroorzaakt, onrechtmatig jegens gebruikers van dat product. Deze vorm van aansprakelijkheid geldt volgens de Hoge Raad evenwel alleen voor de producent van het betreffende product dan wel voor de leverancier daarvan, mits deze aan de producent gelijk kan worden gesteld (Hoge Raad 22 september 2000, NJ 2000, 644). In deze zaak werd de xanthaangom door de Leverancier geleverd in zakken met daarop de naam van de Chinese producent. En dus kan de Leverancier niet worden aangemerkt als de producent in de zin van de productaansprakelijkheidsregelgeving. Kortom, de regelgeving voor productaansprakelijkheid is niet van toepassing. De vordering die daarop is gebaseerd wordt dus afgewezen.   Toerekenbare tekortkoming Op grond van artikel 35 WKV moet de verkoper aan de koper de verkochte zaken afleveren waarvan de hoeveelheid, de kwaliteit en de omschrijving voldoen aan de in de overeenkomst gestelde eisen en die zijn verpakt op de in de overeenkomst vereiste wijze. De tweede vordering is gebaseerd op de stelling dat de geleverde producten niet conform de daar aan te stellen eisen voldeden. De rechtbank overweegt dat, tenzij partijen anders zijn overeengekomen, de zaken slechts dan aan de overeenkomst beantwoorden, indien zij (voor zover hier van belang): - geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor zaken van dezelfde omschrijving gewoonlijk zouden worden gebruikt; - geschikt zijn voor een bijzonder doel dat uitdrukkelijk of stilzwijgend aan de verkoper ter kennis is gebracht op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst, tenzij uit de omstandigheden blijkt dat de koper niet vertrouwde of redelijkerwijs niet mocht vertrouwen op de vakbekwaamheid en het oordeel van de verkoper. Partijen zijn het erover eens dat het probleem met de satésaus is veroorzaakt doordat de gebruikte xanthaangom amylase bevatte, waardoor het andere gebruikte bindmiddel, zetmeel, afbrak althans leidde tot scheiding van deze bindmiddelen, waardoor geen goede binding van de satésaus werd bereikt. De Leverancier betwist dat de gebruikte xanthaangom door haar is geleverd en betwist verder dat de aanwezigheid van amylase een gebrek in het product oplevert. Daarbij stelt de Leverancier dat de Producent heeft verzuimd een ingangscontrole te verrichten. Daarmee heeft zij de producten aanvaard met de eigenschappen die het had. De rechtbank overweegt vervolgens dat de Producent onvoldoende heeft onderbouwd dat een door de Leverancier geleverde batch xanthaangom de oorzaak was van het niet binden van de satésaus. Omdat zij dat niet zodanig heeft onderbouwd dat er geen andere conclusie mogelijk is, moet zij het bewijs hiervan alsnog leveren. Vervolgens gaat de rechtbank er veronderstellenderwijs vanuit dat de Producent slaagt in het leveren van het bewijs. Dan wordt de stelling van de Leverancier van belang dat zij niet wist welk recept de Producent gebruikte. En dat is relevant omdat in de door de Leverancier geleverde xanthaangom standaard amylase aanwezig is die zetmeel afbreekt althans zetmeel en suiker scheidt, waardoor geen goede binding wordt bereikt. De rechtbank passeert deze stelling van de Leverancier. De rechtbank verwijst naar de website van de Producent waar deze aangeeft dat zij voor haar satésaus (en ook voor haar overige sauzen) zetmeel gebruikt. Dat had de Leverancier dan ook kunnen weten. In zoverre was de door de Leverancier geleverde xanthaangom dus niet geschikt voor het doel waarvoor de Producent het ging gebruiken. De rechtbank overweegt daarbij dat een koper op grond van artikel 38 lid 1 WKV weliswaar de verplichting heeft om geleverde zaken te keuren, maar daarop kan de verkoper zich niet beroepen, indien het niet beantwoorden van de zaken aan de overeenkomst betrekking heeft op feiten die hij kende of waarvan hij niet onkundig had kunnen zijn en die hij niet aan de koper heeft bekend gemaakt (artikel 40 WKV). De rechtbank overweegt dat daar sprake van is. De Leverancier wist dat zij xanthaangom leverde die amylase bevatte, en dat dit product niet in combinatie met zetmeel zou kunnen worden gebruikt. Met deze wetenschap had de Leverancier wat moeten doen. De rechtbank verwijst naar de in het WKV opgenomen voorrang van de mededelingsplicht van de verkoper boven de onderzoeksplicht van de koper. En dus had de Leverancier de Producent hierop moeten wijzen. Uit niets wijst dat de Producent op basis van informatie van de Leverancier had hoeven te vermoeden dat amylase in het geleverde product zou voorkomen. Op basis van dit alles overweegt de rechtbank dat - als komt vast te staan dat de door de Producent geleden schade het gevolg is van een batch xanthaangom die door de Leverancier is geleverd - het door de Leverancier geleverde product niet aan de overeenkomst met de Producent beantwoordde. Op basis van artikel 74 WKV heeft de Producent dan recht op vergoeding door de Leverancier van de schade die zij dientengevolge heeft geleden. Omdat de Leverancier verschillende schadeposten heeft betwist, moet de Producent bewijs leveren van de door hem gestelde schadeposten. Wat betekent dit voor de praktijk:
  • De specifieke regelgeving voor productaansprakelijkheid is alleen van toepassing wanneer sprake is van dood of lichamelijk letsel dan wel uit schade aan privézaken;
  • Bij productaansprakelijkheid is de producent aansprakelijk en dat is niet gelijk aan een (in Europa gevestigde) tussenhandelaar.
  • Op grond van het Weens Koopverdrag heeft de mededelingsplicht van de verkoper voorrang boven de onderzoeksplicht van de koper.
  • Wanneer een koper op haar website informatie plaatst over haar productieproces, productiemethoden dan is dat informatie waar een verkoper kennis van heeft c.q. had kunnen nemen. De verkoper wordt bekend verondersteld met deze wetenschap. Dit kan betekenen dat de verkoper de koper actief moet informeren over eigenschappen van de verkochte producten.
  • Als verkoper moet je dus ook de website van de koper in de gaten houden omdat informatie die daarop staat vermeld kan leiden tot een actieve mededelingsplicht van de verkoper.
  • De case van de Producent valt of staat met de mogelijkheid om aan te tonen dat een door de Leverancier geleverde batch is gebruikt bij de productie van de betreffende satésaus. Hoe kan dit bewijs geleverd worden? Blockchain technologie kan dit in de toekomst mogelijk eenvoudiger maken. Bij een product recall kan informatie op basis van blockchain technologie ook behulpzaam zijn.
[1] Rechtbank Midden-Nederland, 11-07-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3817       [post_title] => Voldoen geleverde ingrediënten voor voedingsmiddelen aan de conformiteitseis? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voldoen-geleverde-ingredienten-voor-voedingsmiddelen-aan-de-conformiteitseis [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:31 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:31 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12559 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1312 [max_num_pages] => 132 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 439a232dbe07ec18c6932dc8d518f99e [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
De mededelingsplicht van de verkoper heeft voorrang boven de onderzoeksplicht van de koper. Voor productaansprakelijkheid moet sprake zijn van bv letselschade.   Feiten In deze zaak gaat het om een...
Lees meer
Net voorafgaand aan het zomerreces hebben de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel dat een vergoeding inhoudt voor de door werkgevers aan langdurig zieke werknemers betaalde transitievergoeding als hamerstuk aangenomen....
Lees meer
Meer en meer is algemeen bekend dat het niet is toegestaan om zomaar foto’s van internet [al dan niet via Google] te halen en zelf te gebruiken. Bijvoorbeeld door deze...
Lees meer
In 2013 is door de overheid het Energieakkoord ondertekend, waarin gestreefd wordt naar een zoveel mogelijk energieneutrale gebouwde omgeving. Een van de voorgestelde maatregelen is de verplichting voor kantoorgebouwen om...
Lees meer
Lange tijd bestond onduidelijkheid over de vraag of een werkgever verplicht was het salaris van een werknemer die op staande voet was ontslagen door te betalen indien de kantonrechter het...
Lees meer
De producenten van Heksenkaas en Witte Wievenkaas bestrijden elkaar al enige jaren op verschillende fronten. Daarbij worden verschillende intellectuele eigendomsrechten ingeroepen. Merkenrecht In 2010 is het woordmerk Heksenkaas ingeschreven. In...
Lees meer
“Sorry, die factuur ken ik helemaal niet. Die heeft u naar een medewerker gestuurd die hier al lang niet meer werkt.” Debiteuren komen regelmatig met dit verweer om betaling van...
Lees meer
01 aug 2018
BG.legal
  Waar liggen de grenzen bij vormgeving van producten en reclame? Welke (intellectuele eigendoms-) rechten van anderen spelen daarbij een rol? Wanneer maak je inbreuk en wanneer is er geen...
Lees meer
  In een echtscheidingszaak die onlangs speelde had de man zijn ouderdomspensioen gebruikt om een huis in Frankrijk te kopen. De man voerde in de echtscheidingsprocedure aan dat hij zijn...
Lees meer
Organisaties kunnen ook aansprakelijk zijn voor de gevolgen van ongevallen die hun vrijwilligers tijdens het vrijwilligerswerk overkomen. Deze lijn was er al maar de Hoge Raad heeft het onlangs aangescherpt....
Lees meer