Blog van medewerkers
WP_Query Object ( [query] => Array ( [paged] => 125 [news-type] => blog ) [query_vars] => Array ( [paged] => 125 [news-type] => blog [error] => [m] => [p] => 0 [post_parent] => [subpost] => [subpost_id] => [attachment] => [attachment_id] => 0 [name] => [pagename] => [page_id] => 0 [second] => [minute] => [hour] => [day] => 0 [monthnum] => 0 [year] => 0 [w] => 0 [category_name] => [tag] => [cat] => [tag_id] => [author] => [author_name] => [feed] => [tb] => [meta_key] => [meta_value] => [preview] => [s] => [sentence] => [title] => [fields] => [menu_order] => [embed] => [category__in] => Array ( ) [category__not_in] => Array ( ) [category__and] => Array ( ) [post__in] => Array ( ) [post__not_in] => Array ( ) [post_name__in] => Array ( ) [tag__in] => Array ( ) [tag__not_in] => Array ( ) [tag__and] => Array ( ) [tag_slug__in] => Array ( ) [tag_slug__and] => Array ( ) [post_parent__in] => Array ( ) [post_parent__not_in] => Array ( ) [author__in] => Array ( ) [author__not_in] => Array ( ) [search_columns] => Array ( ) [ignore_sticky_posts] => [suppress_filters] => [cache_results] => 1 [update_post_term_cache] => 1 [update_menu_item_cache] => [lazy_load_term_meta] => 1 [update_post_meta_cache] => 1 [post_type] => [posts_per_page] => 10 [nopaging] => [comments_per_page] => 50 [no_found_rows] => [taxonomy] => news-type [term] => blog [order] => DESC ) [tax_query] => WP_Tax_Query Object ( [queries] => Array ( [0] => Array ( [taxonomy] => news-type [terms] => Array ( [0] => blog ) [field] => slug [operator] => IN [include_children] => 1 ) ) [relation] => AND [table_aliases:protected] => Array ( [0] => wp_term_relationships ) [queried_terms] => Array ( [news-type] => Array ( [terms] => Array ( [0] => blog ) [field] => slug ) ) [primary_table] => wp_posts [primary_id_column] => ID ) [meta_query] => WP_Meta_Query Object ( [queries] => Array ( ) [relation] => [meta_table] => [meta_id_column] => [primary_table] => [primary_id_column] => [table_aliases:protected] => Array ( ) [clauses:protected] => Array ( ) [has_or_relation:protected] => ) [date_query] => [queried_object] => WP_Term Object ( [term_id] => 56 [name] => Blog van medewerkers [slug] => blog [term_group] => 0 [term_taxonomy_id] => 56 [taxonomy] => news-type [description] => [parent] => 0 [count] => 1413 [filter] => raw ) [queried_object_id] => 56 [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) WHERE 1=1 AND ( wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56) ) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR ( wpml_translations.language_code = 'nl' AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' ) AND ( ( ( SELECT COUNT(element_id) FROM wp_icl_translations WHERE trid = wpml_translations.trid AND language_code = 'nl' ) = 0 ) OR ( ( SELECT COUNT(element_id) FROM wp_icl_translations t2 JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id WHERE t2.trid = wpml_translations.trid AND t2.language_code = 'nl' AND ( p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' ) ) ) = 0 ) ) ) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) GROUP BY wp_posts.ID ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC LIMIT 1240, 10 [posts] => Array ( [0] => WP_Post Object ( [ID] => 7042 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-02-26 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-26 00:00:00 [post_content] =>Op 18 februari 2014 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Werk en Zekerheid, met de nodige amendementen en moties goedgekeurd.
Onderstaand volgen in het kort de belangrijkste wijzigingen die nu al de aandacht verdienen, omdat deze, zoals het er nu naar uitziet vanaf juli 2014 in werking treden.
Vanaf 1 juli 2014:
Concurrentiebeding
Met betrekking tot het concurrentiebeding zijn er een aantal wijzigingen. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldt straks als hoofdregel dat het concurrentiebeding vanaf 1 juli 2014 niet meer mag worden overeengekomen. Alleen in uitzonderlijke situaties is het mogelijk om toch bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een concurrentiebeding overeen te komen. In dat geval zal gemotiveerd moet worden waarom in deze situatie een concurrentiebeding, gelet op de zwaarwegende bedrijfsbelangen nodig is. Tot 1 juli 2014 kunnen nog wel de huidige concurrentiebedingen in de arbeidsovereenkomst worden opgenomen. Het kan dus van belang zijn om voor 1 juli 2014 een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst op te nemen.
Aanzegtermijn bij beëindiging van het dienstverband
Vanaf 1 juli 2014 zal bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die langer duren dan 6 maanden een aanzegtermijn gaan gelden. Dit houdt in dat een werknemer waarvan het tijdelijke dienstverband niet wordt verlengd, dit uiterlijk één maand voor het einde van het dienstverband medegedeeld moet krijgen. De sanctie hierop is een boete in de vorm van een vergoeding die kan oplopen tot maximaal één maandsalaris. Van belang is om de administratie zodanig in te richten dat tijdig wordt aangegeven wanneer een arbeidsovereenkomst eindigt, zodat dit tijdig kan worden gecommuniceerd.
Proeftijd
Bij arbeidsovereenkomsten met een duur van minder dan zes maanden kan geen proeftijd meer worden overeengekomen. Voorts is van belang dat wanneer een arbeidsovereenkomst voor zes maanden wordt opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor een duur langer dan zes maanden of voor onbepaalde tijd, in beginsel ook geen proeftijd meer kan worden opgenomen. Daarbij gaat de wetgever ervan uit dat er voldoende kennis is bij de werkgever over de geschiktheid van de werknemer voor de verrichte werkzaamheden. Dit is natuurlijk anders in het geval de werknemer wezenlijk andere werkzaamheden gaat verrichten. Het kan derhalve van belang zijn om een goede afweging te maken omtrent de duur van de arbeidsovereenkomst.
Overgangsrecht
De bovenstaande wijzigingen zijn van kracht vanaf 1 juli 2014. Reeds bestaande arbeidsovereenkomsten op die datum vallen nog onder het huidige recht, maar bij nieuwe arbeidsovereenkomsten moeten bovenstaande wijzigingen worden gehanteerd.
Inwerkingtreding ketenregeling uitgesteld tot 1 juli 2015
De wijzigingen met betrekking tot de keten van tijdelijke contracten zou in werking treden per 1 juli 2014. Deze inwerkingtreding is uitgesteld tot 1 juli 2015. Vanaf 1 juli 2015 zullen werknemers eerder een vast dienstverband krijgen dan nu het geval is. Er kunnen maximaal drie arbeidsovereenkomsten in twee jaar worden gesloten, met tussenpozen van maximaal zes maanden. Bij een vierde opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, of als de laatste arbeidsovereenkomst de periode van twee jaar overschrijdt dan is er sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Afwijking kan alleen bij cao en de afwijking is gemaximeerd naar zes arbeidsovereenkomsten in maximaal vier jaar. Van de zes maanden termijn mag niet worden afgeweken.
Vanzelfsprekend zal met ingang van 1 juli 2015 ook het nodige veranderen op het gebied van ontslagrecht. Hierover later meer. De verwachting is dat de Eerste Kamer spoedig zich over het wetsvoorstel zal buigen.
[post_title] => Wetsvoorstel Werk en Zekerheid goedgekeurd; wat zijn de wijzigingen per 1 juli 2014? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wetsvoorstel-werk-en-zekerheid-goedgekeurd-wat-zijn-de-wijzigingen-per-1-juli-2014 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:31:25 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:31:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/26/wetsvoorstel-werk-en-zekerheid-goedgekeurd-wat-zijn-de-wijzigingen-per-1-juli-2014/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 7041 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-02-25 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-25 00:00:00 [post_content] =>Of te wel het belang van een nauwkeurig omschreven personeelsbeleid.
Een werknemer wordt ontslag op staande voet gegeven omdat hij op de werkvloer in het bezit was van wikkels met amfetamine/speed. De werknemer heeft het bezit van deze middelen erkend maar betwist dat het enkele bezit een ontslag op staande voet rechtvaardigt. De kantonrechter als voorzieningenrechter in kort geding moet over het ontslag oordelen.
De werkgever heeft als beleid dat aanwezigheid van verdovende middelen onacceptabel is voor het bedrijf, niet alleen omdat handelen in drugs verboden is, maar ook omdat het kan leiden tot gevaarlijke situaties op de werkvloer. Dat beleid aldus de rechter, is uiteraard redelijk en niet in strijd met goed werkgeverschap. De werkgever heeft het beleid aan de medewerkers bekend gemaakt via een memo en via een personeelswijzer. De werknemer erkent dat hij bekend is met het beleid van de werkgever.
Op het eerste gezicht zou toch kunnen worden gedacht dat het ontslag op staande voet stand houdt. Echter, niets is minder waar. De rechter overweegt dat uit het beleid van de werkgever niet blijkt dat ook bij het enkele in bezit hebben van [hard] drugs op de werkvloer, zonder meer ontslag op staande voet volgt en evenmin dat dit voor de werknemer duidelijk had kunnen zijn. Van belang is dat in de memo en de personeelswijzer alleen expliciet is aangegeven dat in geval van gebruik van of handel in drugs op de werkvloer altijd ontslag op staande voet zal volgen. Dat ook het enkel aanwezig hebben van drugs op de werkvloer tot ontslag op staande voet leidt, blijkt niet, althans onvoldoende uit het kenbaar gemaakte beleid, aldus de rechter.
De rechter stelt verder dat niet is gesteld of is gebleken dat het aanwezig hebben van drugs tot gevaarlijke situaties heeft geleid of het functioneren van de werknemer negatief heeft beïnvloed. Nu ook niet naar voren is gekomen dat werknemer tijdens het dienstverband niet naar behoren zou hebben gefunctioneerd alsmede nu werknemer zwaar wordt getroffen door het ontslag op staande voet, oordeelt de rechter dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden.
Wat deze uitspraak illustreert is dat het zaak is om in het personeelsbeleid nauwkeurig te omschrijven welke gedragingen leiden tot een ontslag op staande voet. En dat zoals hier wanneer er door de werkgever ook wordt beoogd het enkele bezit van drugs op de werkvloer met ontslag op staande voet te sanctioneren, zulks ook daadwerkelijk in voor de werknemers kenbaar beleid vast te leggen. Immers, wanneer niet expliciet in het personeelsbeleid voor de werknemers kenbaar wordt vastgelegd welke situaties tot een ontslag op staande voet leiden kan het “oprekken” van het personeelsbeleid waar het gaat om ontslagen op staande voet, al snel in strijd met het goed werkgeverschap worden beschouwd met alle voor de werkgever vervelende consequenties van dien wanneer een gegeven ontslag op staande voet geen stand houdt.
[post_title] => Ontslag op staande voet bij drugs op de werkvloer [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ontslag-op-staande-voet-bij-drugs-op-de-werkvloer [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:31:49 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:31:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/25/ontslag-op-staande-voet-bij-drugs-op-de-werkvloer/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 7040 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-02-25 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-25 00:00:00 [post_content] => Artikel 7:667 lid 4 BW is bedoeld om werknemers ontslagbescherming te bieden als een dienstverband voor onbepaalde tijd wordt beëindigd en vervolgens wordt voortgezet door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze regel wordt de zogeheten Ragetlieregel genoemd. Deze bescherming wordt slechts geboden als de eerste arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd anders dan door rechtsgeldige opzegging of door ontbinding door de rechter is geëindigd. Er heerste lange tijd onduidelijkheid of onder “rechtsgeldige opzegging” slechts een opzegging door de werkgever of ook een opzegging door de werknemer moet worden verstaan. In een recent arrest bracht de Hoge Raad duidelijkheid op dit punt. De casus was als volgt. De werknemer is sinds 15 oktober 1983 in dienst bij de werkgever. Begin augustus 2007 besluit de werknemer dat het tijd is voor een nieuwe uitdaging en ondertekent hij een arbeidsovereenkomst met een derde. Met zijn oude werkgever wordt afgesproken dat hij op 15 oktober 2007 uit dienst treedt. Op 13 november 2007 krijgt de werknemer spijt van zijn overstap en treedt opnieuw in dienst bij de oude werkgever, ditmaal op basis van een overeenkomst voor bepaalde tijd. Op 20 oktober 2009 deelt zijn werkgever echter mee dat zijn arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. De werknemer is het hiermee niet eens en vordert doorbetaling van loon. De kantonrechter en het hof wijzen de vordering van de werknemer af. Het hof overweegt hiertoe dat de werknemer de eerste arbeidsovereenkomst zelf heeft opgezegd, zodat er sprake is van een “rechtsgeldige opzegging”. De werknemer is het hiermee niet eens en gaat in cassatie bij de Hoge Raad. De vraag die de Hoge Raad moet beantwoorden betreft of een opzegging van de eerste arbeidsovereenkomst door de werknemer als een “rechtsgeldige opzegging” in de zin van artikel 7:667 lid 4 BW moet worden beschouwd. In zijn overwegingen sluit de Hoge Raad aan bij de parlementaire geschiedenis. Hieruit volgt dat de wetgever de eis van opzegging heeft gehandhaafd, omdat bij die beëindiging geen toetsing van het ontslag heeft plaatsgevonden door het UWV dan wel door de rechter. In deze ratio moet onder “rechtsgeldige opzegging” niet een opzegging door de werknemer worden verstaan. Er vindt immers geen toetsing van het ontslag plaats. De Hoge Raad ziet verder geen goede grond om onderscheid te maken met de situatie waarin de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd. De opzegging van de werknemer valt dus niet onder de term “rechtsgeldige opzegging” als bedoel in artikel 7:667 lid 4 BW. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en stelt de werknemer in het gelijk. De dienstbetrekking is daarmee niet geëindigd en de werkgever zal het loon moeten blijven doorbetalen totdat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. Met bovengenoemd arrest is duidelijk geworden dat onder “rechtsgeldige opzegging” als bedoeld in artikel 7:667 lid 4 BW een opzegging door de werkgever moet worden verstaan. Een opzegging door de werknemer leidt niet tot een doorbreking van de Ragetlieregel. Als de werkgever de ontslagbescherming op grond van de eerste arbeidsovereenkomst wil vermijden, dan zal hij de werknemer later dan drie maanden na de beëindiging een nieuwe arbeidsovereenkomst moeten aanbieden. Werkgever, bezint eer ge begint! De hierboven behandelde uitspraak is als volgt te vinden: ECLI:NL:HR:2013:2127. [post_title] => Bezint eer ge begint! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bezint-eer-ge-begint [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-09 11:57:27 [post_modified_gmt] => 2022-02-09 10:57:27 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/25/bezint-eer-ge-begint/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 7039 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-02-22 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-22 00:00:00 [post_content] => Bestaande wetgeving ter bescherming van belanghebbenden bij bankroet wordt niet ten volle benut. Bij een doorstart van een faillissement lees je regelmatig dat de vakbond furieus is. Recent vond FNV Bondgenoten bijvoorbeeld dat er bij de doorstart van het gefailleerde garnalenverwerkingsbedrijf Heiploeg sprake was van ‘faillissementsgerommel’. Er is momenteel een nieuwe faillissementsontwikkeling gaande, genaamd de stille bewindvoering oftewel prepack. Inmiddels wordt er gewerkt aan een nieuwe wet. Deze ontwikkeling kent zijn vóór- en tegenstanders, maar daar wil ik nu niet bij stil staan. Na het realiseren van een doorstart uit een prepack-situatie, laat de vakbond zich regelmatig kritisch uit over de bereikte doorstart en de gevolgen voor het personeel. De vakbond stoort zich vooral aan het gemak waarmee de werknemers na de doorstart bij de nieuwe werkgever in een ‘kiezen of delen’-dilemma worden geconfronteerd met versoberde arbeidsvoorwaarden. FNV Bondgenoten vindt het daarom hoogste tijd dat politiek Den Haag zorgt voor wetgeving die de werknemers bij een faillissement beschermt en misbruik onmogelijk maakt. De wetgeving waar FNV Bondgenoten op doelt — ter bescherming van het personeel tegen misbruik van het faillissement — bestaat al sinds jaar en dag. Het valt echter op dat hier in de praktijk zelden een beroep op wordt gedaan. Wat zijn de mogelijkheden voor werknemers? Ten eerste kunnen zij zich richten op het aanvechten van de faillietverklaring. Een werknemer is een belanghebbende bij de faillietverklaring en komt daarom de mogelijkheid toe van verzet. Een succesvol verzet leidt tot vernietiging van de faillietverklaring. Veelal zullen werknemers met een eventuele vernietiging van het faillissement echter een pyrrusoverwinning behalen, omdat op grond van de Faillissementswet ‘de door de curator verrichte handelingen niettemin geldig blijven’. Als de arbeidsovereenkomsten zijn opgezegd voordat het faillissement vernietigd wordt, blijft een opzegging dus van kracht. Met vernietiging van het faillissement bereikt een werknemer overigens wel dat de gebruikelijke regels, zoals die gelden buiten faillissement, wederom van toepassing worden. Dat is onder andere van belang voor de eventuele vernietiging van het ontslag of een ontslagvergoeding. Behalve op het aanvechten van de faillietverklaring kunnen werknemers zich richten op de opzegging van de arbeidsovereenkomsten. Na faillietverklaring heeft de curator de mogelijkheid om de dienstverbanden zonder ontslagvergunning te beëindigen. De curator heeft daarvoor de machtiging van de rechter-commissaris nodig. Nadat de curator die machtiging heeft verkregen, zal hij of zij in de regel overgaan tot het schriftelijk opzeggen van de arbeidsovereenkomsten. De curator moet, op straffe van vernietigbaarheid, in de opzeggingsbrief vermelden dat de werknemer gedurende vijf dagen de mogelijkheid van hoger beroep tegen de machtiging van de rechter-commissaris heeft. Deze termijn gaat in op de dag dat de werknemer de opzeggingsbrief heeft ontvangen. Ten derde kunnen de werknemers de bestuurder aanspreken op grond van een onrechtmatige daad. Dat is mogelijk indien het aanvragen van het eigen faillissement in hoofdzaak is gedaan om gemakkelijk en goedkoop van arbeidsrechtelijke verplichtingen af te komen, een en ander uiteraard afgezet tegen de feiten en omstandigheden van het geval. De schade van de werknemers kan mogelijk worden verhaald op de bestuurder, als voornoemd doel bewezen kan worden. Het is mij niet bekend of de werknemers in het genoemde faillissement van Heiploeg één van bovenstaande acties hebben ondernomen. Het is mij vanuit de praktijk wel bekend dat zelden van deze mogelijkheden gebruik wordt gemaakt. Ik realiseer mij dat het volgen van de geschetste routes niet altijd hoeft te leiden tot een bevredigend resultaat, zoals de hervatting van de werkzaamheden of behoud van alle arbeidsvoorwaarden bij een nieuwe werkgever. Maar ook dan worden deze mogelijkheden te weinig benut. Met het oog op de arbeidsvoorwaarden in de doorstart of verkrijging van een compensatie, zal dit op zijn minst tot een betere onderhandelingspositie kunnen leiden. Voordat om nieuwe regels wordt gevraagd kunnen we de bestaande regels beter ten volle benutten. Dit artikel is gepubliceerd in het Financieel Dagblad, 22 februari 2014. Dirk School [post_title] => Werknemers staan niet met lege handen bij doorstart van onderneming na faillissement [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => werknemers-staan-niet-met-lege-handen-bij-doorstart-van-onderneming-na-faillissement-2 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2019-07-05 10:11:10 [post_modified_gmt] => 2019-07-05 08:11:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/22/werknemers-staan-niet-met-lege-handen-bij-doorstart-van-onderneming-na-faillissement-2/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 7037 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-02-20 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-20 00:00:00 [post_content] =>De feiten
De Gemeente Zevenaar organiseert een Europese niet openbare aanbesteding voor de herontwikkeling en realisatie van een nieuw gemeentehuis. Als gunningscriterium geldt de “economisch meest voordelige inschrijving” [EMVI] en op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 van toepassing.Bouwbedrijf BAM stelt als geselecteerde gegadigde na kennisname van de EMVI-criteria, dat op het onderdeel kwaliteit de beoordeling dusdanig weinig gewicht in de schaal legt, dat het om een aanbesteding op laagste prijs lijkt te gaan in plaats van EMVI zoals bedoeld in de Aanbestedingswet. De gemeente handhaaft de gunningsleidraad omdat zij van mening is dat er op relevante en betekeningsvolle wijze op kwaliteit wordt beoordeeld.
BAM dient daarop een klacht in bij de Commissie van Aanbestedingsexperts. Er wordt aan de Commissie verzocht een oordeel te geven over de rechtmatigheid van de door de gemeente gehanteerde gunningssystematiek.
De gemeente reageert op verzoek van de Commissie inhoudelijk op de klacht maar ziet in afwachting van het advies van de Commissie geen aanleiding de inschrijvingstermijn te verlengen. BAM ziet zich daarom genoodzaakt tijdig haar inschrijving in te dienen onder mededeling dat zij zich wat betreft een eventuele gegrondverklaring van de klacht, alle rechten voorbehoudt.
De Commissie komt vervolgens met het oordeel dat de gemeente weliswaar formeel het gunningscriterium van EMVI hanteert, maar dat materieel sprake is van hantering van het gunningscriterium van de laagste prijs en waarmee in strijd wordt gehandeld met artikel 2.114 Aanbestedingswet 2012. De Commissie acht de klacht van BAM gegrond.
De gemeente ziet in het advies geen aanleiding om de aanbestedingsprocedure te staken waarop BAM een kort geding tegen de gemeente start.
De voorzieningenrechter overweegt dat het in zijn algemeenheid niet zo is dat een door de Commissie van Aanbestedingsexperts gegeven advies in een procedure voor de civiele rechter maatgevend is. Aan de andere kant, hoewel het advies van de Commissie niet bindend is, is het ook niet zo dat het advies slechts marginaal kan worden getoetst. Zou dit laatste anders zijn, levert dit een inperking op van het recht van de partijen een geschil in volle omvang aan de rechter voor te leggen in een procedure die met voldoende waarborgen is omkleed.
Het advies van de Commissie aldus de voorzieningenrechter, is een geschrift waaraan in de procedure vrije bewijskracht toekomt en waarmee de rechter bij de waardering van eventueel te leveren bewijs rekening kan houden. Daarbij kan betekenis toekomen aan de deskundigheid van de leden van de Commissie en de daarbij betrokken experts.
Anders gezegd, het advies van de Commissie van Aanbestedingsexperts kan dan ook bij de beoordeling door de voorzieningenrechter worden betrokken.
De voorzieningenrechter doet dit en komt gelijk de Commissie, tot de conclusie dat de gemeente door de wijze van uitwerking van de gunningscriteria, feitelijk heeft gekozen voor het criterium van de “laagste prijs”. Hoewel de voorzieningenrechter niet vindt dat gunning op basis van het criterium “laagste prijs” slechts in uitzonderingssituaties en onder bijzondere omstandigheden is toegestaan, vindt de voorzieningenrechter wel dat de gemeente niet goed genoeg heeft gemotiveerd waarom zij het criterium van de laagste prijs heeft gebruikt. De slotsom is dan ook dat de gemeente in strijd met artikel 2.114 Aanbestedingswet 2012 heeft gehandeld. De gemeente wordt veroordeeld haar gunningsvoornemen aan de voorlopige winnaar in te trekken.
Conclusie
De les voor aanbestedende diensten is hier dat het advies van de Commissie van Aanbestedingsexperts zwaar weegt en niet zomaar terzijde kan worden geschoven althans niet zonder een goede motivering. De les voor potentiële inschrijvers is dat wanneer er getwijfeld wordt aan de deugdelijkheid van de gunningssystematiek, het kan lonen om tijdig een klacht in te dienen bij de Commissie van Aanbestedingsexperts. Immers, in het geval van een gegronde klacht die de aanbestedende dienst toch naast zich neerlegt, zal het advies van de Commissie in een kort geding zeker kunnen bijdragen aan de bewijslevering door de eisende partij.Zie ook Aanbestedingsrecht
[post_title] => Het belang van het advies van de Commissie van Aanbestedingsexperts [post_excerpt] =>De feiten
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-belang-van-het-advies-van-de-commissie-van-aanbestedingsexperts [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:33:11 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:33:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/20/het-belang-van-het-advies-van-de-commissie-van-aanbestedingsexperts/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 7038 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-02-20 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-20 00:00:00 [post_content] =>
De Gemeente Zevenaar organiseert een Europese niet openbare aanbesteding voor de herontwikkeling en realisatie van een nieuw gemeentehuis. Als gunningscriterium geldt de “economisch meest voordelige inschrijving” [EMVI] en op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 van toepassing.Bij besluit van 6 februari 2014 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken van Hattem Vlees B.V. een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende dat het bedrijf procedures zou inleiden om alle partijen vlees die het bedrijf vanaf 1 januari 2012 t/m 23 januari 2014 heeft geproduceerd en bewerkt of verwerkt uit de handel te nemen. Aan het besluit is ten grondslag gelegd dat ondanks een door het bedrijf overgelegd traceringsverslag, Van Hattem geen duidelijkheid heeft gegeven over de gevraagde tracering. Daarmee wordt niet voldaan aan de voedselveiligheidsvoorschriften.
In de voedselveiligheidsvoorschriften staat dat alle bedrijven die levensmiddelen produceren in alle stadia van de productie, verwerking en distributie moeten bijhouden van wie ze grondstoffen ontvangen en aan wie ze hun eindproducten leveren. Een goed traceringssysteem is belangrijk om bij voedselveiligheidsproblemen te achterhalen waar de besmettende bron zit en om producten snel terug te kunnen halen.
Van Hattem tekent bezwaar aan tegen de recall en vraagt het College van Beroep voor het bedrijfsleven het besluit dat het vlees uit de handel moet worden genomen, te schorsen. Het College toetst het verzoek van Van Hattem aan de Verordening [EG] nr. 718/2002, ook wel de General Food Law genoemd. De voorzieningenrechter wijst vervolgens het verzoek af.
De rechter overweegt dat de verantwoordelijkheid voor de traceerbaarheid van de partijen vlees ligt bij Van Hattem als exploitant van de slachterij/ het vleesverwerkingsbedrijf. Het ligt dus op de weg van het bedrijf om, bij gerezen twijfels ter zake, de staatssecretaris met behulp van de bedrijfsadministratie of anderszins zodanig inzicht te verschaffen in de herkomst en bestemming van het door het bedrijf geproduceerde vlees dat de traceerbaarheid is aangetoond. Van Hattem is hiertoe in de gelegenheid gesteld maar kan geen opheldering geven over het verschil tussen de aangevoerde en de ter keuring aangeboden paarden. Het bedrijf onderbouwt onvoldoende dat het mogelijk is om aan de hand van de door het bedrijf gehanteerde verschillende administratieve systemen, tot een sluitende tracering van de partijen vlees te komen.
De slotsom is dat de rechter het oordeel van de staatssecretaris ten aanzien van de onvolledige traceerbaarheid van de door Van Hattem geproduceerde partij vlees, niet onjuist acht. Nu de herkomst van het vlees onvoldoende duidelijk is en er aanwijzingen zijn dat meer vlees het bedrijf heeft verlaten dan dat er is binnengekomen bestaat het risico dat niet gedocumenteerd, mogelijk zelfs ongekeurd, vlees is verwerkt. De last onder bestuursdwang kon in redelijkheid worden opgelegd. Het is een zeer ingrijpende, maar in de gegeven situatie aldus de rechter, geen disproportionele maatregel.
Het grote belang van de traceerbaarheid van levensmiddelen wordt hier nog maar eens temeer geïllustreerd. Niet alleen omdat Van Hattem hierdoor gehouden blijft om alle partijen vlees die zij in de eerder genoemde periode heeft geleverd, te traceren en van de markt te halen, maar ook omdat als gevolg van deze kwestie de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit [NVWA] inmiddels ook de erkenning van Van Hattem heeft geschorst. Dit houdt in dat het bedrijf geen dieren meer mag slachten en geen levensmiddelen meer in de handel mag brengen.
Zie uitspraak College van Beroep voor Bedrijfsleven 17 februari 2014, ECLI:NL:CBB:2014:58 op www.rechtspraak.nl.
Zie ook branche AgriFood
[post_title] => Recall partijen vlees niet geschorst [post_excerpt] =>Bij besluit van 6 februari 2014 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken van Hattem Vlees B.V. een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende dat het bedrijf procedures zou inleiden om alle partijen vlees die het bedrijf vanaf 1 januari 2012 t/m 23 januari 2014 heeft geproduceerd en bewerkt of verwerkt uit de handel te nemen. Aan het besluit is ten grondslag gelegd dat ondanks een door het bedrijf overgelegd traceringsverslag, Van Hattem geen duidelijkheid heeft gegeven over de gevraagde tracering. Daarmee wordt niet voldaan aan de voedselveiligheidsvoorschriften.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => recall-partijen-vlees-niet-geschorst [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:33:27 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:33:27 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/20/recall-partijen-vlees-niet-geschorst/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 7036 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-02-17 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-17 00:00:00 [post_content] =>Omroep Brabant verwijst in diverse berichten op haar website naar een rapport van de reclassering en een psychologisch onderzoek dat zou hebben plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft echter nooit plaatsgevonden. Berichtgeving daarover wordt onrechtmatig geoordeeld.
De feiten
Omroep Brabant heeft op haar website en in uitzendingen bericht over een kandidaat gemeenteraadslid. Omroep Brabant stelt een blanco envelop te hebben ontvangen met informatie over een psychologisch onderzoek:“Uit het onderzoek dat Omroep Brabant anoniem kreeg toegestuurd, blijkt ook dat [eiser] indertijd psychologisch onderzocht is. Volgens een psychologe is er bij [eiser] sprake van gebrekkige gewetensontwikkeling en vermoedt ze dat hij zich zou kunnen ontpoppen als een psychopaat. “Hij heeft trekken van een antisociale persoonlijkheid en heeft ook narcistische kenmerken.” De psychologe concludeert dat de kans op in herhaling vallen groot is en dat het daarom belangrijk is dat [eiser] zich laat behandelen.”
De voorzieningenrechter moet oordelen over de vraag of “Omroep Brabant had mogen publiceren over de delicten die door het kandidaat gemeenteraadslid in zijn jeugd zijn gepleegd en waarvoor hij door de strafrechter is veroordeeld alsmede over de vraag of Omroep Brabant had mogen publiceren over hetgeen stond vermeld in het rapport van de reclassering, zoals Omroep Brabant heeft gedaan op 25 januari 2014”.
De voorzieningenrechter moet antwoord geven op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van eer of goede naam- in dit geval zwaarder weegt. Daarbij moet de rechter de wederzijdse belangen afwegen. De voorzieningenrechter concludeert dat de publicatie van artikelen videofragmenten, audio fragmenten en televisie-items door Omroep Brabant over delicten die het kandidaat gemeenteraadslid heeft begaan toen hij nog minderjarig was, niet onrechtmatig is. Omdat het kandidaat gemeenteraadslid nu meerderjarig is mag hij worden aangesproken op door hem gepleegde delicten. Daarbij spelen een rol dat hij een politieke functie ambieert en hij toen hij meerderjarig was nogmaals in de fout is gegaan.
Echter, het psychologisch onderzoek waar Omroep Brabant over spreekt, heeft nooit plaatsgevonden. Dit had Omroep Brabant kunnen weten omdat in het rapport slechts sprake is van een “intake”. Door hetgeen in het rapport staat vermeld te publiceren als zijnde feiten, die naar aanleiding van een psychologisch onderzoek door een psychologe zijn vastgesteld terwijl het in feite louter vermoedens waren, handelt Omroep Brabant, gezien het voorgaande, onrechtmatig jegens het kandidaat gemeenteraadslid. Omroep Brabant had nog gesteld dat het kandidaat gemeenteraadslid die “feiten” had kunnen ontkrachten door zich daadwerkelijk psychologisch te laten onderzoeken, snijdt geen hout, aldus de voorzieningenrechter.
En dus wordt Omroep Brabant in het ongelijk gesteld. Naast een verbod om nogmaals naar het psychologisch onderzoek te verwijzen, moet Omroep Brabant binnen een week van haar website en de sociale media de berichten te verwijderen die refereren aan het rapport van de reclassering.
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
[post_title] => Omroep Brabant handelt onrechtmatig door te verwijzen naar een psychologisch onderzoek [post_excerpt] =>
De vrijheid van meningsuiting [artikel 10 Europees Verdrag voor de rechten van de Mens] gaat, zeker voor media, ver.
Degene die een politieke functie ambiëren moeten meer dulden dan anderen.
Wanneer media zaken voorstelt als feiten terwijl zij weet of kan weten dat dit niet juist is, handelt zij onrechtmatig.Omroep Brabant verwijst in diverse berichten op haar website naar een rapport van de reclassering en een psychologisch onderzoek dat zou hebben plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft echter nooit plaatsgevonden. Berichtgeving daarover wordt onrechtmatig geoordeeld.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => omroep-brabant-handelt-onrechtmatig-door-te-verwijzen-naar-een-psychologisch-onderzoek [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:33:37 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:33:37 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/17/omroep-brabant-handelt-onrechtmatig-door-te-verwijzen-naar-een-psychologisch-onderzoek/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 7034 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-02-13 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-13 00:00:00 [post_content] =>Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben in december 2012 Bureau Jeugdzorg Overijssel bericht de jarenlang verstrekte subsidie met ingang van 1 januari 2015 te eindigen. Dit in verband met de naar verwachting per genoemde datum in werking tredende nieuwe Jeugdwet. In die wet is voorzien dat niet langer de provincies maar de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht mag een bestuurdersorgaan een subsidierelatie die drie jaar of langer heeft geduurd alleen beëindigen met in acht name van een redelijke termijn. De provincie Overijssel vindt de termijn die zij in acht neemt, namelijk een termijn van ruim twee jaar, lang genoeg. Na een tevergeefs bezwaar stapt Bureau Jeugdzorg naar de rechter. De rechtbank in Zwolle vindt de door de provincie gehanteerde termijn niet “redelijk”. Bureau Jeugdzorg is in het kader van de subsidierelatie verplicht om haar taakstellingen op het gebied van jeugdzorg volledig uit te voeren tot het moment dat de nieuwe Jeugdwet in werking treedt. Ten tijde van het door de provincie genomen besluit bestond voor alle betrokkenen nog volstrekte onduidelijkheid over de toekomst van de jeugdzorg op het moment dat gemeenten daarvoor verantwoordelijk zouden worden. Niet alleen onduidelijkheid over de vraag of gemeenten onder de nieuwe wetgeving met Bureau Jeugdzorg een subsidierelatie zouden willen of kunnen aangaan, maar ook onduidelijkheid over de omvang van de taakstelling van Bureau Jeugdzorg onder de nieuwe wet. De provincie heeft aan deze problematiek onvoldoende gewicht toegekend door de subsidie abrupt per 1 januari 2015 te laten eindigen, aldus de rechtbank.
De rechtbank vernietigt het besluit van de provincie tot subsidiebeëindiging. Gedeputeerde Staten van Overijssel moeten een nieuw besluit nemen met in acht name van de overwegingen van de rechtbank.
Deze uitspraak is om meerdere redenen van belang. De uitspraak is van belang voor andere Bureaus Jeugdzorg en jeugdzorgaanbieders die ook met een subsidiebeëindiging door een provincie worden geconfronteerd in verband met de toekomstige Jeugdwet. Daarnaast illustreert de uitspraak in algemene zin dat een subsidieverlener die voornemens is subsidie te beëindigen bij het bepalen van een redelijke termijn rekening moet houden met de – onzekere – gevolgen van de subsidiebeëindiging. En dit zeker als de subsidieontvanger de taak waar de subsidieverstrekking op toeziet ook na de stopzetting van de subsidie zal moeten blijven uitvoeren.
Zie ook branche Zorg
[post_title] => De “redelijke” termijn bij beëindiging subsidie [post_excerpt] =>Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben in december 2012 Bureau Jeugdzorg Overijssel bericht de jarenlang verstrekte subsidie met ingang van 1 januari 2015 te eindigen. Dit in verband met de naar verwachting per genoemde datum in werking tredende nieuwe Jeugdwet. In die wet is voorzien dat niet langer de provincies maar de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-redelijke-termijn-bij-beeindiging-subsidie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:34:47 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:34:47 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/13/de-redelijke-termijn-bij-beeindiging-subsidie/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 7035 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-02-13 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-13 00:00:00 [post_content] => Het hof oordeelt, anders dan de rechtbank[1], dat Sano Benelux met haar verpakking van groene thee, wel degelijk inbreuk maakt op de merkrechten van Kly Group. Kly Group heeft elementen die op de verpakking gebruik worden, als beeldmerk geregistreerd. De feiten Als eerste verwerpt het hof de stelling dat Kly Group te lang heeft gewacht met het instellen van de vordering. Sano Benelux stelt dat Kly Group op dezelfde markt actief is en de verpakking van Sano Benelux al lange tijd moet kennen. De thee werd “in dezelfde straat” geleverd. Het marktaandeel van Sano Benelux was echter klein. Sano Benelux heeft onvoldoende kunnen onderbouwen dat Kly Group een gedetailleerde kennis van de markt had waardoor zij al langer bekend moet zijn geweest met de verpakking van Sano Benelux. Indien dit argument was geslaagd dan had Kly Group mogelijk niet kunnen optreden omdat zij het gebruik had gedoogd. Vervolgens moet het hof beoordelen of de door Sano Benelux op haar verpakkingen gebruikte beeldmerken een zodanige gelijkenis vertonen met die van Kly Group dat het gebruik daarvan als inbreuk op de beelmerken van Kly group moet worden beschouwd. De voorzieningenrechter heeft eerder deze vraag negatief beantwoord. De voorzieningenrechter oordeelde dat Sano Benelux de grens van het voorshands niet had overschreden en net voldoende afstand gehouden had. Het hof oordeelt dat “ondanks de verschillen (de sleutel op de verpakking van Sano Benelux lijkt meer op een echte sleutel dan de sleutel die is aangebracht op de verpakking van Kly Group, de Mandala op de verpakking van Kly Group vertoont een wit landschap terwijl het landschap in de Mandala op de verpakking van Sano Benelux groen is en laatstbedoelde verpakking bovendien ook op een andere zijde van een plaatje/tekening is voorzien, voorts is de bovenkant van de verpakkingen verschillend) de totaalindruk van beide verpakkingen zodanig overeenstemmend is dat het publiek daardoor in verwarring kan komen. Het hof overweegt verder dat globale herinneringsbeeld in essentie hetzelfde is en dat de door Sano Benelux gemaakte variaties onvoldoende opvallen. Dat in de branche een aantal vormgevingselementen (zoals de zwarte ondergrond, de gele omkadering en het gebruik van bepaalde beschrijvende woorden) ook door anderen worden gebruikt, leidt niet tot een andere beoordeling. Het hof overweegt dat de merkinbreuk “met name is gelegen in het (grotendeels) overnemen van de combinatie van elementen die het uiterlijk van de verpakking van Kly Group bepalen en niet in het gebruik van afzonderlijke elementen van die verpakking”. Dit leidt ertoe dat het hof Sano Benelux verbiedt om nog thee te verhandelen in de inbreukmakende verpakking. Sano Benelux moet de afbeeldingen van de verpakking van haar website verwijderen en Sano Benelux moet een recall houden onder haar professionele afnemers. Gerechtshof Amsterdam, 28 januari 2014 Wat betekent dit voor de praktijk Een beoordeling of een vormgeving / afbeelding voldoende of onvoldoende afwijkt van een merk [of auteursrechtelijk beschermd werk] is subjectief. De ene rechter kan tot een andere beoordeling komen dan een andere rechter. Uiteindelijk gaat het om het totaalbeeld en minder om de details. Dit tenzij een “detail” verschil zodanig beeldbepalend is dat het tot een ander totaalbeeld lijkt ten opzichte van het “origineel”. [1] Rechtbank Amsterdam, 21 september 2012 Zie ook branche AgriFood [post_title] => Verpakking thee maakt toch inbreuk op merkrecht [post_excerpt] =>Het hof oordeelt, anders dan de rechtbank[1], dat Sano Benelux met haar verpakking van groene thee, wel degelijk inbreuk maakt op de merkrechten van Kly Group. Kly Group heeft elementen die op de verpakking gebruik worden, als beeldmerk geregistreerd.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verpakking-thee-maakt-toch-inbreuk-op-merkrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-11-15 09:31:20 [post_modified_gmt] => 2016-11-15 08:31:20 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/13/verpakking-thee-maakt-toch-inbreuk-op-merkrecht/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 1375 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-02-12 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-11 23:00:00 [post_content] =>Op 6 februari 2014 vond de afronding van de overname door KMWE van DutchAero plaats. Bogaerts & Groenen advocaten (Lisan Vermeer) heeft KMWE bijgestaan bij deze overname. De verkopende partij was GE Avio S.r.l. [Italië], onderdeel van GE Aviation Business, een wereldwijde speler op het gebied van ontwerp, productie en onderhoud voor de civiele en militaire luchtvaartindustrie. KMWE is een in Eindhoven gevestigde wereldwijde toeleverancier en partner voor de High-Tech Equipment industrie en heeft de laatste jaren een sterke groei in de marktsegmenten semiconductor en medische apparatuur gerealiseerd. Daarnaast heeft KMWE een positie opgebouwd in de luchtvaartindustrie. Door de verwerving van DutchAero, dat al meer dan 30 jaar actief is als leverancier voor de luchtvaartindustrie, heeft KMWE zijn wereldwijde positie in de luchtvaartindustrie versterkt en wordt het klantenbestand verder uitgebouwd met diverse gerenommeerde spelers zoals Boeing, GE Aviation en Rolls Royce. Door de overname zullen de KMWE-activiteiten in Nederland dit jaar verder groeien tot 60 miljoen euro met 300 medewerkers. De totale KMWE-activiteiten, inclusief die in Maleisië en Turkije, zullen een omzetgroei kennen tot 80 miljoen euro met meer dan 500 werknemers. Zie ook branche Mechatronica[post_title] => KMWE neemt DutchAero over [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kmwe-neemt-dutchaero-over [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-24 12:00:42 [post_modified_gmt] => 2021-12-24 11:00:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/12/kmwe-neemt-dutchaero-over/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 7042 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-02-26 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-26 00:00:00 [post_content] =>Op 18 februari 2014 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Werk en Zekerheid, met de nodige amendementen en moties goedgekeurd.
Onderstaand volgen in het kort de belangrijkste wijzigingen die nu al de aandacht verdienen, omdat deze, zoals het er nu naar uitziet vanaf juli 2014 in werking treden.
Vanaf 1 juli 2014:
Concurrentiebeding
Met betrekking tot het concurrentiebeding zijn er een aantal wijzigingen. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldt straks als hoofdregel dat het concurrentiebeding vanaf 1 juli 2014 niet meer mag worden overeengekomen. Alleen in uitzonderlijke situaties is het mogelijk om toch bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een concurrentiebeding overeen te komen. In dat geval zal gemotiveerd moet worden waarom in deze situatie een concurrentiebeding, gelet op de zwaarwegende bedrijfsbelangen nodig is. Tot 1 juli 2014 kunnen nog wel de huidige concurrentiebedingen in de arbeidsovereenkomst worden opgenomen. Het kan dus van belang zijn om voor 1 juli 2014 een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst op te nemen.
Aanzegtermijn bij beëindiging van het dienstverband
Vanaf 1 juli 2014 zal bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die langer duren dan 6 maanden een aanzegtermijn gaan gelden. Dit houdt in dat een werknemer waarvan het tijdelijke dienstverband niet wordt verlengd, dit uiterlijk één maand voor het einde van het dienstverband medegedeeld moet krijgen. De sanctie hierop is een boete in de vorm van een vergoeding die kan oplopen tot maximaal één maandsalaris. Van belang is om de administratie zodanig in te richten dat tijdig wordt aangegeven wanneer een arbeidsovereenkomst eindigt, zodat dit tijdig kan worden gecommuniceerd.
Proeftijd
Bij arbeidsovereenkomsten met een duur van minder dan zes maanden kan geen proeftijd meer worden overeengekomen. Voorts is van belang dat wanneer een arbeidsovereenkomst voor zes maanden wordt opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor een duur langer dan zes maanden of voor onbepaalde tijd, in beginsel ook geen proeftijd meer kan worden opgenomen. Daarbij gaat de wetgever ervan uit dat er voldoende kennis is bij de werkgever over de geschiktheid van de werknemer voor de verrichte werkzaamheden. Dit is natuurlijk anders in het geval de werknemer wezenlijk andere werkzaamheden gaat verrichten. Het kan derhalve van belang zijn om een goede afweging te maken omtrent de duur van de arbeidsovereenkomst.
Overgangsrecht
De bovenstaande wijzigingen zijn van kracht vanaf 1 juli 2014. Reeds bestaande arbeidsovereenkomsten op die datum vallen nog onder het huidige recht, maar bij nieuwe arbeidsovereenkomsten moeten bovenstaande wijzigingen worden gehanteerd.
Inwerkingtreding ketenregeling uitgesteld tot 1 juli 2015
De wijzigingen met betrekking tot de keten van tijdelijke contracten zou in werking treden per 1 juli 2014. Deze inwerkingtreding is uitgesteld tot 1 juli 2015. Vanaf 1 juli 2015 zullen werknemers eerder een vast dienstverband krijgen dan nu het geval is. Er kunnen maximaal drie arbeidsovereenkomsten in twee jaar worden gesloten, met tussenpozen van maximaal zes maanden. Bij een vierde opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, of als de laatste arbeidsovereenkomst de periode van twee jaar overschrijdt dan is er sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Afwijking kan alleen bij cao en de afwijking is gemaximeerd naar zes arbeidsovereenkomsten in maximaal vier jaar. Van de zes maanden termijn mag niet worden afgeweken.
Vanzelfsprekend zal met ingang van 1 juli 2015 ook het nodige veranderen op het gebied van ontslagrecht. Hierover later meer. De verwachting is dat de Eerste Kamer spoedig zich over het wetsvoorstel zal buigen.
[post_title] => Wetsvoorstel Werk en Zekerheid goedgekeurd; wat zijn de wijzigingen per 1 juli 2014? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wetsvoorstel-werk-en-zekerheid-goedgekeurd-wat-zijn-de-wijzigingen-per-1-juli-2014 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:31:25 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:31:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/26/wetsvoorstel-werk-en-zekerheid-goedgekeurd-wat-zijn-de-wijzigingen-per-1-juli-2014/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1413 [max_num_pages] => 142 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 64965555695858b77cec7307f165ce73 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
De Gemeente Zevenaar organiseert een Europese niet openbare aanbesteding voor de herontwikkeling en realisatie van een nieuw gemeentehuis. Als gunningscriterium geldt de “economisch meest voordelige inschrijving” [EMVI] en op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 van toepassing.