Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 16
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 16
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 10
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1349
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (10)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 150, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 7057
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2014-06-19 00:00:00
                    [post_date_gmt] => 2014-06-19 00:00:00
                    [post_content] => Een oud-werknemer van Hanos is in dienst getreden bij Deli XL. Bij Hanos had de werknemer een non-concurrentiebeding inhoudende – samengevat – het verbod om binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in Nederland en België op enige wijze werkzaam te zijn bij een gelijksoortig of aanverwante onderneming als die van Hanos.

De oud-werknemer dagvaart Hanos in kort geding voor de Rechtbank Limburg om het non-concurrentiebeding te vernietigen danwel te schorsen.

De Voorzieningenrechter gaat van het feit uit dat Hanos en Deli XL ieder een groothandel op het gebied van onder meer [fresh] food en non-food zijn en dat zij [potentiële] klanten in de horeca, catering, bedrijvensector en instellingen bedienen. Hanos en Deli XL zijn dus directe concurrenten van elkaar.

De Voorzieningenrechter wijst de vordering af. Het vragen om vernietiging van het non-concurrentiebeding is vanwege het karakter van het kort geding, dat strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening, niet mogelijk. Wat betreft de gevorderde schorsing van het non-concurrentiebeding overweegt de Voorzieningenrechter dat voor een schorsing van een non-concurrentiebeding pas grond bestaat wanneer in kort geding aannemelijk is dat de bodemrechter in afdoende mate van zekerheid zal oordelen dat het beding niet onverminderd in stand zal kunnen blijven. Ook moet de schorsing van een non-concurrentiebeding worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de werknemer, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Dat komt neer op een afweging van de belangen van partijen.

De oud-werknemer stelt dat het beding zijn vrijheid van arbeidskeuze aantast. De oud-werknemer is slechts kort bij Hanos werkzaam geweest en dit met beperkt klantencontact. De oud-werknemer is nauwelijks op de hoogte van specifieke klant- en/of bedrijfsgegevens van Hanos en beschikt ook niet over vertrouwelijke gegevens. Tijdens zijn interne opleiding bij Deli XL is oud-werknemer niet voor Deli XL naar buiten opgetreden. . De oud-werknemer houdt zich volledig aan het geheimhoudingsbeding, waarmee de belangen van Hanos reeds voldoende zijn veilig gesteld.

Hanos wijst er op dat de oud-werknemer ten behoeve van zijn functie vrijwel al haar vertrouwelijke bedrijfsinformatie ter beschikking is gesteld. De oud-werknemer had het beheer over een eigen klantenportefeuille, had veelvuldig contact met zijn klanten en had inzage in alle informatie over klanten. De oud-werknemer was binnen zijn werkgebied verantwoordelijk voor acquisitie en in dat verband maakte hij offertes. De oud-werknemer kende de strategieën van Hanos en had inzage in alle inkoopprijzen en marges om offertes te kunnen maken.

De Voorzieningenrechter overweegt dat het aannemelijk is dat de oud-werknemer om zijn functie van accountmanager behoorlijk uit te kunnen oefenen, moest [kunnen] beschikken over de door Hanos gestelde informatie, waarvan niet is betwist dat dit bedrijfsgevoelige informatie betrof. Onaannemelijk wordt geacht dat de oud-werknemer nauwelijks op de hoogte was van specifieke klant- en/of bedrijfsgegevens van Hanos. De korte duur van het dienstverband is op zichzelf onvoldoende om van de stellingen van de oud-werknemer uit te gaan. Onvoldoende aannemelijk is dat de bedrijfsgevoelige informatie thans niet meer actueel zou zijn. Dit betekent dat voorshands voldoende aannemelijk is dat Hanos een zwaarwegend belang heeft de oud-werknemer te houden aan zijn non-concurrentiebeding.

In het kader van de afweging van de belangen van partijen overweegt de Voorzieningenrechter onder meer dat het feit dat de oud-werknemer bij Deli XL een opleiding heeft gevolgd en toen geen contact met de klanten van Deli XL heeft gehad, geen omstandigheid is die bij de belangenafweging een rol kan spelen. Immers, die omstandigheid laat onverlet dat de door de oud-werknemer bij Hanos verkregen vertrouwelijke bedrijfsinformatie toch bij de concurrent van Hanos kan zijn terechtgekomen, waartegen nu juist het non-concurrentiebeding bescherming beoogd te bieden.

Verder, aldus de Voorzieningenrechter, de functie van oud-werknemer kan als een sleutelfunctie worden aangemerkt. Juist bij een dergelijke functie weegt het voordeel voor de werkgever bij een non-concurrentiebeding op tegen het nadeel voor de werknemer. Aan de effectiviteit van het non-concurrentiebeding, dat qua duur niet extreem lang is, zou sterk afbreuk worden gedaan, indien de werking daarvan zou worden geschorst.

De Voorzieningenrechter trekt vooralsnog de conclusie dat het belang van Hanos bij handhaving van het non-concurrentiebeding zwaarder dient te wegen dan het belang van de oud-werknemer bij indiensttreding bij Deli XL of bij een andere concurrent van Hanos. Vooralsnog is niet aannemelijk dat de oud-werknemer door handhaving van het beding onbillijk benadeeld wordt, in verhouding tot het te beschermen belang van Hanos. Het door de oud-werknemer gedane beroep op het grondrecht van een vrije arbeidskeuze wordt afgewezen omdat die keuzevrijheid contractueel beperkt kan worden zoals via een non-concurrentiebeding. Daarnaast is niet gebleken is dat er voor de oud-werknemer nauwelijks of geen mogelijkheden zijn om werk te vinden bij andere bedrijven dan die genoemd in het non-concurrentiebeding. Het beding wordt door de voorzieningenrechter niet geschorst.

Saillant detail is dat de oud-werknemer ook nog een beroep heeft gedaan op de Wet werk en zekerheid waarvan het eerste deel [dat oorspronkelijk ten tijde van deze zaak op 1 juli 2014 in werking zou treden maar inmiddels is verschoven naar 1 januari 2015] niet meer toestaat dat een non-concurrentiebeding in een tijdelijke arbeidsovereenkomst wordt opgenomen. Voor het op deze wet anticiperen, acht de Voorzieningenrechter geen grond. De genoemde wet bepaalt dat het huidige wetsartikel dat ziet op het non-concurrentiebeding, van toepassing blijft op arbeidsovereenkomsten die tot stand zijn gekomen vóór de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid.

Zie uitspraak, Rechtbank Limburg d.d. 5 juni 2014

Uit deze zaak blijkt nog maar weer eens dat mits een werkgever het zwaarwegend belang bij een non-concurrentiebeding ook daadwerkelijk kan onderbouwen, er een gerede kans is dat de rechter het beding eerbiedigt. Bovendien, voor een werkgever kan het zinvol zijn om in voor 1 januari 2015 nog af te sluiten tijdelijke arbeidsovereenkomsten een non-concurrentiebeding op te nemen.
                    [post_title] => Het bewezen nut van een non-concurrentiebeding; de kwestie van Deli XL en Hano
                    [post_excerpt] => 

Een oud-werknemer van Hanos is in dienst getreden bij Deli XL. Bij Hanos had de werknemer een non-concurrentiebeding inhoudende – samengevat – het verbod om binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in Nederland en België op enige wijze werkzaam te zijn bij een gelijksoortig of aanverwante onderneming als die van Hanos.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-bewezen-nut-van-een-non-concurrentiebeding-de-kwestie-van-deli-xl-en-hano [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-17 10:56:33 [post_modified_gmt] => 2021-12-17 09:56:33 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/06/19/het-bewezen-nut-van-een-non-concurrentiebeding-de-kwestie-van-deli-xl-en-hano/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 7056 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-04-23 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-04-23 00:00:00 [post_content] => Een bedrijf in Food meldt de aannemer dat een kunststof dekvloer met vloercoating op de afdeling Food niet voldoet aan de bestekeisen. Deze [kennelijk nieuwe] klacht valt onder de door aannemer afgegeven vijfjarige garantie. De aannemer voert ondermeer het verweer dat de opdrachtgever niet tijdig heeft geklaagd onder verwijzing naar artikel 7:761 BW. Voornoemd artikel bepaalt ondermeer dat elke rechtsvordering wegens een gebrek in het opgeleverde werk verjaart door verloop van twee jaren nadat de opdrachtgever ter zake heeft geprotesteerd. Verder is vastgelegd dat indien de rechtsvordering krachtens het voornoemde zou verjaren tussen het tijdstip waarop de aannemer aan de opdrachtgever heeft medegedeeld dat hij het gebrek zou onderzoeken of herstellen en het tijdstip waarop hij het onderzoek en de pogingen tot herstel kennelijk als beëindigd beschouwd, de verjaringstermijn wordt verlengd. In het kader van de arbitrage ten overstaan van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, nodigen de arbiters de opdrachtgever uit in het kader van de tijdige klachtmelding aan te tonen wanneer de opdrachtgever deskundigen heeft ingeschakeld en het daarvan opgemaakte rapport over te leggen. De opdrachtgever verschaft de arbiters niet de verzochte informatie zodat de Raad van Arbitrage er van uit gaat dat de opdrachtgever niet kan aantonen wanneer hij in het kader van de tijdige klachtmelding de deskundigen heeft ingeschakeld, zodat de arbiters er van uitgaan dat de opdrachtgever de klacht niet tijdig aan de aannemer heeft gemeld. Het gevolg daarvan is dat het recht om de vordering in te stellen is komen te vervallen. De vordering van de aannemer tot vloerherstel trof een substantieel bedrag van meer dan € 200.000,=. Deze vordering is door de arbiters afgewezen omdat de opdrachtgever kennelijk niet op formeel juiste wijze bij de aannemer over het gebrek betreffende de vloer heeft geprotesteerd toen de opdrachtgever kennelijk zelf deskundigen heeft ingeschakeld. Het scheidsrechtelijk eindvonnis van 15 mei 2014 onder nummer 31.023 toont maar eens te meer het belang aan om als opdrachtgever tijdig en aantoonbaar bij de aannemer te reclameren over de gebreken teneinde later nog het recht te hebben een vordering in te kunnen stellen. [post_title] => Opdrachtgever in Food; belang van tijdig klagen bij aannemer [post_excerpt] =>

Een bedrijf in Food meldt de aannemer dat een kunststof dekvloer met vloercoating op de afdeling Food niet voldoet aan de bestekeisen. Deze [kennelijk nieuwe] klacht valt onder de door aannemer afgegeven vijfjarige garantie. De aannemer voert ondermeer het verweer dat de opdrachtgever niet tijdig heeft geklaagd onder verwijzing naar artikel 7:761 BW.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => opdrachtgever-in-food-belang-van-tijdig-klagen-bij-aannemer [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-17 10:58:07 [post_modified_gmt] => 2021-12-17 09:58:07 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/04/23/opdrachtgever-in-food-belang-van-tijdig-klagen-bij-aannemer/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 7048 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-04-14 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-04-14 00:00:00 [post_content] => Binnen de sectoren van Agro en Food zullen hoge energielasten eerder regel dan uitzondering zijn. Het technisch beheer en onderhoud van gebouwen wordt meestal uitbesteed aan installatiebedrijven op basis van inspanningscontracten. Het kan daarom zinvol zijn om te kijken of het juridisch ook anders kan via het prestatiecontract. In een prestatiecontract werken de opdrachtgever en de opdrachtnemer samen op basis van prestatie-eisen. Er worden garanties ten aanzien van de prestaties gegeven en de beloning vindt plaats aan de hand van het behalen van de gestelde doelen. Door middel van prestatiecontracten wordt de prestatie van de leverancier meetbaar met hopelijk als resultaat minder hoge energielasten, een beter binnenklimaat en al met al lagere beheerkosten. Het gebruik van prestatiecontracten gaat vaak gepaard met de inschakeling van een Energy Service Company [ESCo]. ESCo's zijn bedrijven die de aanleg en het onderhoud en beheer van de (klimaat-) installaties van gebouwen overnemen. Door middel van de toepassing van energiebesparende maatregelen wordt door de ESCo een gegarandeerde energiebesparing geleverd. Ook het beheer, onderhoud en monitoring en zelfs de financiering kan door de ESCo onder het prestatiecontract worden verzorgd. ESCo's die met een prestatiecontract werken kunnen in verschillende vormen voorkomen. Een ESCo kan "light" zijn, wanneer het prestatiecontract waaronder de ESCo opereert bijvoorbeeld alleen installaties inregelt. Een product-ESCo richt zich meer op het nemen van één maatregel [bijvoorbeeld met betrekking tot warmte/koude opslag WKO] en voert daar het beheer op. Een installatie-ESCo zal meerdere maatregelen op het gebied van bijvoorbeeld klimaatinstallaties en verlichting nemen en daarop het beheer voeren. En tot slot kan een gebouw-ESCo naast de gegarandeerde energieprestatie ook verantwoordelijk worden gemaakt voor het beheer en het onderhoud van een geheel gebouw. De contractvorm van het prestatiecontract biedt kansen op verduurzaming tegen gelijkblijvende of dalende energie- en beheerkosten. Aan de ander kant, een prestatiecontract vereist net zoals bij andere contractvormen natuurlijk wel dat het geheel van rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer nauwkeurig in het contract wordt vastgelegd. Hiervoor is juridische expertise noodzakelijk. [post_title] => Verduurzaming van vastgoed via prestatiecontracten [post_excerpt] =>

Binnen de sectoren van Agro en Food zullen hoge energielasten eerder regel dan uitzondering zijn. Het technisch beheer en onderhoud van gebouwen wordt meestal uitbesteed aan installatiebedrijven op basis van inspanningscontracten. Het kan daarom zinvol zijn om te kijken of het juridisch ook anders kan via het prestatiecontract.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verduurzaming-van-vastgoed-via-prestatiecontracten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-17 10:58:02 [post_modified_gmt] => 2021-12-17 09:58:02 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/04/14/verduurzaming-van-vastgoed-via-prestatiecontracten/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 6884 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-03-11 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-03-11 00:00:00 [post_content] =>

In februari van dit jaar hebben de Technische Universiteit Eindhoven, de Provincie Noord Brabant, de Gemeente 's-Hertogenbosch, Avans Hogeschool en bouwonderneming Heijmans de samenwerkingsovereenkomst getekend voor SPARK [center for open innovation in the construction industry]. SPARK is de cross-over voor innovatie en technologie in de bouw en beoogt de kwaliteit van de gebouwde omgeving sterk te verhogen door producten te ontwikkelen die zorgen voor verbetering van veiligheid, gezondheid en duurzaamheid.

SPARK is [ook]  voor bedrijven of zij nu deel uitmaken van de keten “groen” [agro] of  “grijs” [food] een interessant initiatief nu in hun branches het zoeken van de samenwerking ook het devies is met als aansprekend voorbeeld  AgriFood Capital, de agrifoodcluster in en van Noordoost-Brabant.

Alle vijf genoemde initiatiefnemers van SPARK leveren een bijdrage door zich op SPARK op het terrein van Heijmans langs de Zuid Willemsvaart te vestigen of door mensen of middelen ter beschikking te stellen.

Een aantal partijen naast de vijf initiatiefnemers heeft al toegezegd zich op SPARK te zullen gaan vestigen en de komende tijd zal getracht worden nieuwe deelnemers te werven en ruimtelijke ontwikkeling te realiseren.

Het streven om de hele bouwketen bij SPARK te betrekken en daarmee te komen innovatie en nieuwe technologieën in de bouw spreekt tot de verbeelding en zal noodzakelijk zijn voor de bouw en de projectontwikkeling om in te spelen op trends en veranderende behoeften vanuit de maatschappij op het gebied van het gebruik van de gebouwde omgeving in relatie tot zaken als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Zaken die ook voor de AgriFood branche van groot belang zijn.

Aandachtspunt bij samenwerkingsvormen in de bouw en in meer brede zin binnen elke agrifood cluster zal wel altijd moeten zijn dat de afspraken over [de uitkomsten van] samenwerking op juridisch deugdelijke wijze worden vastgelegd en waarbij Bogaerts & Groenen advocaten met haar expertise in diverse rechtsgebieden ten behoeve van AgriFood u van dienst kan zijn.

[post_title] => Ook van belang voor AgriFood; SPARK, innovatieve samenwerking in de bouw [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ook-van-belang-voor-agrifood-spark-innovatieve-samenwerking-in-de-bouw [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:30:08 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:30:08 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/03/11/ook-van-belang-voor-agrifood-spark-innovatieve-samenwerking-in-de-bouw/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 7044 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-02-27 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-27 00:00:00 [post_content] =>

Zoals ongetwijfeld bekend is op 1 april 2013 de nieuwe Aanbestedingswet in werking getreden. Deze wet heeft voor nodige veranderingen in het inkoopproces gezorgd. Zo zijn de EMVI gunningscriteria [economisch meest voordelige inschrijving] verplicht en moeten aanbestedende diensten hun keuzes voor onder meer de te voeren procedure voortaan goed motiveren. Met de nieuwe wet is beoogd om het MKB betere kansen te bieden, tot een doelmatige inkoop te komen en de administratieve lasten te verlagen.

Uit een recente studie van Adviesbureau AEVES naar de ervaringen met de Aanbestedingswet blijkt dat hoewel in de dagelijkse inkooppraktijk goed met de wet rekening wordt gehouden, er niet op grotere schaal gegund wordt aan MKB-bedrijven. Een belangrijk doel van de wet wordt derhalve – vooralsnog – niet bereikt. Los van de overweging dat overheidsorganisaties zich dit behoren aan te trekken en zouden moeten bezien in hoeverre de betrokkenheid van het MKB bij aanbestedingen kan worden vergroot, leren de ervaringen met de nieuwe wet dat MKB’ers die voor hun opdrachten aangewezen zijn op succesvolle inschrijvingen op aanbestedingen, er nog altijd goed aandoen zich in een vroeg stadium juridisch te laten voorlichten over de do’s en don’ts bij het inschrijven op een aanbesteding om hun kansen op succes zoveel als mogelijk te vergroten.

Zie ook Aanbestedingsrecht

[post_title] => MKB en aanbesteding [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => mkb-en-aanbesteding [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:30:32 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:30:32 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/27/mkb-en-aanbesteding/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 7041 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-02-25 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-25 00:00:00 [post_content] =>

Of te wel het belang van een nauwkeurig omschreven personeelsbeleid.

Een werknemer wordt ontslag op staande voet gegeven omdat hij op de werkvloer in het bezit was van wikkels met amfetamine/speed. De werknemer heeft het bezit van deze middelen erkend maar betwist dat het enkele bezit een ontslag op staande voet rechtvaardigt. De kantonrechter als voorzieningenrechter in kort geding moet over het ontslag oordelen.

De werkgever heeft als beleid dat aanwezigheid van verdovende middelen onacceptabel is voor het bedrijf, niet alleen omdat handelen in drugs verboden is, maar ook omdat het kan leiden tot gevaarlijke situaties op de werkvloer. Dat beleid aldus de rechter, is uiteraard redelijk en niet in strijd met goed werkgeverschap. De werkgever heeft het beleid aan de medewerkers bekend gemaakt via een memo en via een personeelswijzer. De werknemer erkent dat hij bekend is met het beleid van de werkgever.

Op het eerste gezicht zou toch kunnen worden gedacht dat het ontslag op staande voet stand houdt. Echter, niets is minder waar. De rechter overweegt dat uit het beleid van de werkgever niet blijkt dat ook bij het enkele in bezit hebben van [hard] drugs op de werkvloer, zonder meer ontslag op staande voet volgt en evenmin dat dit voor de werknemer duidelijk had kunnen zijn. Van belang is dat in de   memo en de personeelswijzer alleen expliciet is aangegeven dat in geval van gebruik van of handel in drugs op de werkvloer altijd ontslag op staande voet zal volgen. Dat ook het enkel aanwezig hebben van drugs op de werkvloer tot ontslag op staande voet leidt, blijkt niet, althans onvoldoende uit het kenbaar gemaakte beleid, aldus de rechter.

De rechter stelt verder dat niet is gesteld of  is gebleken dat het aanwezig hebben van drugs tot gevaarlijke situaties heeft geleid of het functioneren van de werknemer negatief heeft beïnvloed. Nu ook niet naar voren is gekomen dat werknemer tijdens het dienstverband niet naar behoren zou hebben gefunctioneerd alsmede nu werknemer zwaar wordt getroffen door het ontslag op staande voet, oordeelt de rechter dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden.

Wat deze uitspraak illustreert is dat het zaak is om in het personeelsbeleid nauwkeurig te omschrijven welke gedragingen  leiden tot een ontslag op staande voet. En dat zoals hier wanneer er door de werkgever ook wordt beoogd het enkele bezit van drugs op de werkvloer met ontslag op staande voet te sanctioneren, zulks ook daadwerkelijk in voor de werknemers kenbaar beleid vast te leggen. Immers, wanneer niet expliciet in het personeelsbeleid voor de werknemers kenbaar wordt vastgelegd welke situaties tot een ontslag op staande voet leiden kan het “oprekken” van het personeelsbeleid waar het gaat om ontslagen op staande voet, al snel in strijd met het goed werkgeverschap worden beschouwd met alle voor de werkgever vervelende consequenties van dien wanneer een gegeven ontslag op staande voet geen stand houdt.

[post_title] => Ontslag op staande voet bij drugs op de werkvloer [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ontslag-op-staande-voet-bij-drugs-op-de-werkvloer [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:31:49 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:31:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/25/ontslag-op-staande-voet-bij-drugs-op-de-werkvloer/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 7037 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-02-20 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-20 00:00:00 [post_content] =>

De feiten
De Gemeente Zevenaar organiseert een Europese niet openbare aanbesteding voor de herontwikkeling en realisatie van een nieuw gemeentehuis. Als gunningscriterium geldt de “economisch meest voordelige inschrijving” [EMVI]  en op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 van toepassing.

Bouwbedrijf BAM stelt als geselecteerde gegadigde na kennisname van de EMVI-criteria, dat op het onderdeel kwaliteit de beoordeling dusdanig weinig gewicht in de schaal legt, dat het om een aanbesteding op laagste prijs lijkt te gaan in plaats van EMVI zoals bedoeld in de Aanbestedingswet. De gemeente handhaaft de gunningsleidraad omdat zij van mening is dat er op relevante en betekeningsvolle wijze op kwaliteit wordt beoordeeld.

BAM dient daarop een klacht in bij de Commissie van Aanbestedingsexperts. Er wordt aan de Commissie verzocht een oordeel te geven over de rechtmatigheid van de door de gemeente gehanteerde gunningssystematiek.

De gemeente reageert op verzoek van de Commissie inhoudelijk op de klacht maar ziet in afwachting van het advies van de Commissie geen aanleiding de inschrijvingstermijn te verlengen. BAM ziet zich daarom genoodzaakt tijdig haar inschrijving in te dienen onder mededeling dat zij zich wat betreft een eventuele gegrondverklaring van de klacht, alle rechten voorbehoudt.

De Commissie komt vervolgens met het oordeel dat de gemeente weliswaar formeel het gunningscriterium van EMVI hanteert, maar dat materieel sprake is van hantering van het gunningscriterium van de laagste prijs en waarmee in strijd wordt gehandeld met artikel 2.114 Aanbestedingswet 2012. De Commissie acht de klacht van BAM gegrond.

De gemeente ziet in het advies geen aanleiding om de aanbestedingsprocedure te staken waarop BAM een kort geding tegen de gemeente start.

De voorzieningenrechter overweegt dat het in zijn algemeenheid niet zo is dat een door de Commissie van Aanbestedingsexperts gegeven advies in een procedure voor de civiele rechter maatgevend is. Aan de andere kant, hoewel het advies van de Commissie niet bindend is, is het ook niet zo dat het advies slechts marginaal kan worden getoetst. Zou dit laatste anders zijn, levert dit een inperking op van het recht van de partijen een geschil in volle omvang aan de rechter voor te leggen in een procedure die met voldoende waarborgen is omkleed.

Het advies van de Commissie aldus de voorzieningenrechter, is een geschrift waaraan in de procedure vrije bewijskracht toekomt en waarmee de rechter bij de waardering van eventueel te leveren bewijs rekening kan houden. Daarbij kan betekenis toekomen aan de deskundigheid van de leden van de Commissie en de daarbij betrokken experts.

Anders gezegd, het advies van de Commissie van Aanbestedingsexperts kan dan ook bij de beoordeling door de voorzieningenrechter worden betrokken.

De voorzieningenrechter doet dit en komt gelijk de Commissie, tot de conclusie dat de gemeente door de wijze van uitwerking van de gunningscriteria, feitelijk heeft gekozen voor het criterium van de “laagste prijs”. Hoewel de voorzieningenrechter niet vindt dat gunning op basis van het criterium “laagste prijs” slechts in uitzonderingssituaties en onder bijzondere omstandigheden is toegestaan, vindt  de voorzieningenrechter wel dat de gemeente niet goed genoeg heeft gemotiveerd waarom zij het criterium van de laagste prijs heeft gebruikt. De slotsom is dan ook dat de gemeente in strijd met artikel 2.114 Aanbestedingswet 2012 heeft gehandeld. De gemeente wordt veroordeeld haar gunningsvoornemen aan de voorlopige winnaar in te trekken.

Conclusie
De les voor aanbestedende diensten is hier dat het advies van de Commissie van Aanbestedingsexperts zwaar weegt en niet zomaar terzijde kan worden geschoven althans niet zonder een goede motivering. De les voor potentiële inschrijvers is dat wanneer er getwijfeld wordt aan de deugdelijkheid van de gunningssystematiek, het kan lonen om tijdig een klacht in te dienen bij de Commissie van Aanbestedingsexperts. Immers, in het geval van een gegronde klacht die de aanbestedende dienst toch naast zich neerlegt, zal het advies van de Commissie in een kort geding zeker kunnen bijdragen aan de bewijslevering door de eisende partij.

Zie ook Aanbestedingsrecht

[post_title] => Het belang van het advies van de Commissie van Aanbestedingsexperts [post_excerpt] =>

De feiten
De Gemeente Zevenaar organiseert een Europese niet openbare aanbesteding voor de herontwikkeling en realisatie van een nieuw gemeentehuis. Als gunningscriterium geldt de “economisch meest voordelige inschrijving” [EMVI]  en op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 van toepassing.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-belang-van-het-advies-van-de-commissie-van-aanbestedingsexperts [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:33:11 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:33:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/20/het-belang-van-het-advies-van-de-commissie-van-aanbestedingsexperts/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 7038 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-02-20 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-20 00:00:00 [post_content] =>

Bij besluit van 6 februari 2014 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken van Hattem Vlees B.V. een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende dat het bedrijf procedures zou inleiden om alle partijen vlees die het bedrijf vanaf 1 januari 2012 t/m 23 januari 2014 heeft geproduceerd en bewerkt of verwerkt uit de handel te nemen. Aan het besluit is ten grondslag gelegd dat ondanks een door het bedrijf overgelegd traceringsverslag, Van Hattem geen duidelijkheid heeft gegeven over de gevraagde tracering. Daarmee wordt niet voldaan aan de voedselveiligheidsvoorschriften.

In de voedselveiligheidsvoorschriften staat dat alle bedrijven die levensmiddelen produceren in alle stadia van de productie, verwerking en distributie moeten bijhouden van wie ze grondstoffen ontvangen en aan wie ze hun eindproducten leveren. Een goed traceringssysteem is belangrijk om bij voedselveiligheidsproblemen te achterhalen waar de besmettende bron zit en om producten snel terug te kunnen halen.

Van Hattem tekent bezwaar aan tegen de recall en vraagt het College van Beroep voor het bedrijfsleven  het besluit dat het vlees uit de handel moet worden genomen, te schorsen. Het College toetst het verzoek van Van Hattem aan de Verordening [EG] nr. 718/2002, ook wel de General Food Law genoemd. De voorzieningenrechter wijst vervolgens het verzoek af.

De rechter overweegt dat de verantwoordelijkheid voor de traceerbaarheid van de partijen vlees ligt bij Van Hattem als exploitant van de slachterij/ het vleesverwerkingsbedrijf. Het ligt dus op de weg van het bedrijf om, bij gerezen twijfels ter zake, de staatssecretaris met behulp van de bedrijfsadministratie of anderszins zodanig inzicht te verschaffen in de herkomst en bestemming van het door het bedrijf geproduceerde vlees dat de traceerbaarheid is aangetoond. Van Hattem is hiertoe in de gelegenheid gesteld maar kan geen opheldering geven over het verschil tussen de aangevoerde en de ter keuring aangeboden paarden. Het bedrijf onderbouwt onvoldoende dat het mogelijk is om aan de hand van de door het bedrijf gehanteerde verschillende administratieve systemen, tot een sluitende tracering van de partijen vlees te komen.

De slotsom is dat de rechter het oordeel van de staatssecretaris ten aanzien van de onvolledige traceerbaarheid van de door Van Hattem geproduceerde partij vlees, niet onjuist acht. Nu de herkomst van het vlees onvoldoende duidelijk is en er aanwijzingen zijn dat meer vlees het bedrijf heeft verlaten dan dat er is binnengekomen bestaat het risico dat niet gedocumenteerd, mogelijk zelfs ongekeurd, vlees is verwerkt. De last onder bestuursdwang kon in redelijkheid worden opgelegd. Het is een zeer ingrijpende, maar in de gegeven situatie aldus de rechter, geen disproportionele maatregel.

Het grote belang van de traceerbaarheid van levensmiddelen wordt hier nog maar eens temeer geïllustreerd. Niet alleen omdat Van Hattem hierdoor gehouden blijft om alle partijen vlees die zij in de eerder genoemde periode heeft geleverd, te traceren en van de markt te halen, maar ook omdat als gevolg van deze kwestie de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit [NVWA] inmiddels ook de erkenning van Van Hattem heeft geschorst. Dit houdt in dat het bedrijf geen dieren meer mag slachten en geen levensmiddelen meer in de handel mag brengen.

Zie uitspraak College van Beroep voor Bedrijfsleven 17 februari 2014, ECLI:NL:CBB:2014:58 op www.rechtspraak.nl.

Zie ook branche AgriFood

[post_title] => Recall partijen vlees niet geschorst [post_excerpt] =>

Bij besluit van 6 februari 2014 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken van Hattem Vlees B.V. een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende dat het bedrijf procedures zou inleiden om alle partijen vlees die het bedrijf vanaf 1 januari 2012 t/m 23 januari 2014 heeft geproduceerd en bewerkt of verwerkt uit de handel te nemen. Aan het besluit is ten grondslag gelegd dat ondanks een door het bedrijf overgelegd traceringsverslag, Van Hattem geen duidelijkheid heeft gegeven over de gevraagde tracering. Daarmee wordt niet voldaan aan de voedselveiligheidsvoorschriften.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => recall-partijen-vlees-niet-geschorst [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:33:27 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:33:27 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/20/recall-partijen-vlees-niet-geschorst/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 7034 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-02-13 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-13 00:00:00 [post_content] =>

Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben in december 2012 Bureau Jeugdzorg Overijssel bericht de jarenlang verstrekte subsidie met ingang van 1 januari 2015 te eindigen. Dit in verband met de   naar verwachting per genoemde datum in werking tredende nieuwe Jeugdwet. In die wet is voorzien dat niet langer de provincies maar de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht mag een bestuurdersorgaan een subsidierelatie die drie jaar of langer heeft geduurd alleen beëindigen met in acht name van een redelijke termijn. De provincie Overijssel vindt de termijn die zij in acht neemt, namelijk een termijn van ruim twee jaar, lang genoeg. Na een tevergeefs bezwaar stapt Bureau Jeugdzorg naar de rechter.  De rechtbank in Zwolle vindt de door de provincie gehanteerde termijn niet  “redelijk”. Bureau Jeugdzorg is in het kader van de subsidierelatie verplicht om haar taakstellingen op het gebied van jeugdzorg volledig uit te voeren tot het moment dat de nieuwe Jeugdwet in werking treedt. Ten tijde van het door de provincie genomen besluit bestond voor alle betrokkenen nog volstrekte onduidelijkheid over de toekomst van de jeugdzorg op het moment dat gemeenten daarvoor verantwoordelijk zouden worden. Niet alleen onduidelijkheid over de vraag of gemeenten onder de nieuwe wetgeving met Bureau Jeugdzorg een subsidierelatie zouden willen of kunnen aangaan, maar ook onduidelijkheid over de omvang van de taakstelling van Bureau Jeugdzorg onder de nieuwe wet. De provincie heeft aan deze problematiek onvoldoende gewicht toegekend door de subsidie abrupt per 1 januari 2015 te laten eindigen, aldus de rechtbank.

De rechtbank vernietigt het besluit van de provincie tot subsidiebeëindiging. Gedeputeerde Staten van Overijssel moeten een nieuw besluit nemen met in acht name van de overwegingen van de rechtbank.

Deze uitspraak is om meerdere redenen van belang. De uitspraak is van belang voor andere Bureaus Jeugdzorg en jeugdzorgaanbieders die ook met een subsidiebeëindiging door een provincie worden geconfronteerd in verband met de toekomstige Jeugdwet. Daarnaast  illustreert de uitspraak in algemene zin dat een subsidieverlener die voornemens is subsidie te beëindigen bij het bepalen van een redelijke termijn rekening moet houden met de – onzekere – gevolgen van de subsidiebeëindiging. En dit zeker als de subsidieontvanger de taak waar de subsidieverstrekking op toeziet ook na de stopzetting van de subsidie zal moeten blijven uitvoeren.

Zie ook branche Zorg

[post_title] => De “redelijke” termijn bij beëindiging subsidie [post_excerpt] =>

Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben in december 2012 Bureau Jeugdzorg Overijssel bericht de jarenlang verstrekte subsidie met ingang van 1 januari 2015 te eindigen. Dit in verband met de   naar verwachting per genoemde datum in werking tredende nieuwe Jeugdwet. In die wet is voorzien dat niet langer de provincies maar de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-redelijke-termijn-bij-beeindiging-subsidie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:34:47 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:34:47 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/13/de-redelijke-termijn-bij-beeindiging-subsidie/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 6986 [post_author] => 10 [post_date] => 2013-09-12 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-09-12 00:00:00 [post_content] =>

Op 15 augustus jl. is nieuw rijksbeleid ingegaan met als doel de grensbedragen voor het gunnen van opdrachten onder de Europese drempelwaarden rijksbreed te harmoniseren.

In de circulaire "Grensbedragen voor procedures Aanbestedingswet 2012 onder de drempelwaarde" wordt bij het vaststellen van de hoogte van de grensbedragen aangesloten bij de Aanbestedingswet 2012 en de Gids Proportionaliteit [Gids-P].

Uit de circulaire blijkt dat ten aanzien van opdrachten voor levering en diensten met een waarde onder de € 50.000,= de argumenten voor het vragen om meer dan één offerte in het algemeen niet opwegen tegen de lasten die voor ondernemers en aanbestedende diensten voortvloeien uit het organiseren van een aanbesteding met meerdere inschrijvers. Het rijksbrede kader voor het toepassen van de procedures onder Europese aanbestedingsdrempel is vervolgens zo vastgesteld dat bij leveringen of diensten tot € 50.000,= en bij werken tot € 150.000,= de enkelvoudige onderhandse procedure gevolgd wordt. Bij hogere bedragen tot de Europese drempelwaarden [bij leveringen en diensten] en tot € 1.500.000,= [bij werken] geldt een meervoudige onderhandse procedure. Wanneer sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend belang en bij werken vanaf € 1.500.000,= tot de Europese drempelwaarde geldt een nationale aanbesteding [die dus gepubliceerd dient te worden].

De circulaire is beleid en dus niet verplicht maar er zal naar verwachting rijksbreed toepassing aan worden gegeven. Ter motivering van de keuze voor de procedures onder de Europese drempels zou de aanbestedende dienst in beginsel kunnen volstaan met een verwijzing naar de circulaire. Bedacht moet echter worden dat in de Gids-P wordt opgemerkt dat in algemene zin bij de waarde van een "kleine opdracht" voor levering en diensten kan worden gedacht aan opdrachten tot € 40.000,= à € 50.000,= terwijl in de Gids-P ook balkjes zijn weergegeven waaruit juist lijkt te moeten worden afgeleid dat enkelvoudig onderhands gunnen voor de centrale overheid slechts is toegestaan bij opdrachten met een waarde tot € 33.000,=.

Een en ander betekent dat het niet verstandig is dat het rijksbrede kader zoals vastgelegd in de circulaire, klakkeloos wordt toegepast. De aanbestedende dienst [op het niveau van de centrale overheid] zal er goed aan doen om ook op basis van artikel 1.4 Aanbestedingswet 2012 te bepalen welke procedure moet worden toegepast. Artikel 1.4 schrijft voor dat de aanbestedende dienst de keuze voor de manier waarop hij voornemens is de overeenkomst tot stand te brengen, op basis van objectieve criteria moet bepalen. Daarbij moet ingevolge de Gids-P op in ieder geval de navolgende zaken acht worden geslagen: de omvang van de opdracht, de transactiekosten voor de aanbestedende dienst en de inschrijvers, het aantal potentiële inschrijvers, het gewenste eindresultaat, de complexiteit van de opdracht en het type van de opdracht alsmede het karakter van de markt.

Ook is te adviseren de circulaire kritisch te beoordelen waar het gaat om de voorgeschreven nationale aanbesteding [met een publicatie op nationaal niveau] wanneer sprake is van een opdracht met een duidelijk grensoverschrijdend belang.

Immers, bij een duidelijk grensoverschrijdend belang lijkt veeleer een publicatie op Europees niveau en daarmee een "Europese aanbesteding" de aangewezen weg.

Het voornoemde betekent ook dat aanbestedende diensten die niet tot de rijksoverheid behoren, voorzichtig moeten zijn bij het – vrijwillig – hanteren van de circulaire. Dit ook omdat uit de Gids-P blijkt dat bij decentrale overheden andersluidende uitgangspunten gelden.

Voor [potentiële] inschrijvers c.q. gegadigden geldt dat ook zij de door een aanbestedende dienst gemaakte keuze voor een aanbestedingsprocedure op basis van de circulaire kritisch moeten beoordelen en die keuze altijd moeten leggen langs de lat van de in bovenstaand genoemde diverse objectieve criteria.

Zie ook Aanbestedingsrecht

[post_title] => Enkelvoudig onderhands gunnen bij rijksopdrachten [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => enkelvoudig-onderhands-gunnen-bij-rijksopdrachten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:03:00 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:03:00 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/09/12/enkelvoudig-onderhands-gunnen-bij-rijksopdrachten/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 7057 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-06-19 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-06-19 00:00:00 [post_content] => Een oud-werknemer van Hanos is in dienst getreden bij Deli XL. Bij Hanos had de werknemer een non-concurrentiebeding inhoudende – samengevat – het verbod om binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in Nederland en België op enige wijze werkzaam te zijn bij een gelijksoortig of aanverwante onderneming als die van Hanos. De oud-werknemer dagvaart Hanos in kort geding voor de Rechtbank Limburg om het non-concurrentiebeding te vernietigen danwel te schorsen. De Voorzieningenrechter gaat van het feit uit dat Hanos en Deli XL ieder een groothandel op het gebied van onder meer [fresh] food en non-food zijn en dat zij [potentiële] klanten in de horeca, catering, bedrijvensector en instellingen bedienen. Hanos en Deli XL zijn dus directe concurrenten van elkaar. De Voorzieningenrechter wijst de vordering af. Het vragen om vernietiging van het non-concurrentiebeding is vanwege het karakter van het kort geding, dat strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening, niet mogelijk. Wat betreft de gevorderde schorsing van het non-concurrentiebeding overweegt de Voorzieningenrechter dat voor een schorsing van een non-concurrentiebeding pas grond bestaat wanneer in kort geding aannemelijk is dat de bodemrechter in afdoende mate van zekerheid zal oordelen dat het beding niet onverminderd in stand zal kunnen blijven. Ook moet de schorsing van een non-concurrentiebeding worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de werknemer, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Dat komt neer op een afweging van de belangen van partijen. De oud-werknemer stelt dat het beding zijn vrijheid van arbeidskeuze aantast. De oud-werknemer is slechts kort bij Hanos werkzaam geweest en dit met beperkt klantencontact. De oud-werknemer is nauwelijks op de hoogte van specifieke klant- en/of bedrijfsgegevens van Hanos en beschikt ook niet over vertrouwelijke gegevens. Tijdens zijn interne opleiding bij Deli XL is oud-werknemer niet voor Deli XL naar buiten opgetreden. . De oud-werknemer houdt zich volledig aan het geheimhoudingsbeding, waarmee de belangen van Hanos reeds voldoende zijn veilig gesteld. Hanos wijst er op dat de oud-werknemer ten behoeve van zijn functie vrijwel al haar vertrouwelijke bedrijfsinformatie ter beschikking is gesteld. De oud-werknemer had het beheer over een eigen klantenportefeuille, had veelvuldig contact met zijn klanten en had inzage in alle informatie over klanten. De oud-werknemer was binnen zijn werkgebied verantwoordelijk voor acquisitie en in dat verband maakte hij offertes. De oud-werknemer kende de strategieën van Hanos en had inzage in alle inkoopprijzen en marges om offertes te kunnen maken. De Voorzieningenrechter overweegt dat het aannemelijk is dat de oud-werknemer om zijn functie van accountmanager behoorlijk uit te kunnen oefenen, moest [kunnen] beschikken over de door Hanos gestelde informatie, waarvan niet is betwist dat dit bedrijfsgevoelige informatie betrof. Onaannemelijk wordt geacht dat de oud-werknemer nauwelijks op de hoogte was van specifieke klant- en/of bedrijfsgegevens van Hanos. De korte duur van het dienstverband is op zichzelf onvoldoende om van de stellingen van de oud-werknemer uit te gaan. Onvoldoende aannemelijk is dat de bedrijfsgevoelige informatie thans niet meer actueel zou zijn. Dit betekent dat voorshands voldoende aannemelijk is dat Hanos een zwaarwegend belang heeft de oud-werknemer te houden aan zijn non-concurrentiebeding. In het kader van de afweging van de belangen van partijen overweegt de Voorzieningenrechter onder meer dat het feit dat de oud-werknemer bij Deli XL een opleiding heeft gevolgd en toen geen contact met de klanten van Deli XL heeft gehad, geen omstandigheid is die bij de belangenafweging een rol kan spelen. Immers, die omstandigheid laat onverlet dat de door de oud-werknemer bij Hanos verkregen vertrouwelijke bedrijfsinformatie toch bij de concurrent van Hanos kan zijn terechtgekomen, waartegen nu juist het non-concurrentiebeding bescherming beoogd te bieden. Verder, aldus de Voorzieningenrechter, de functie van oud-werknemer kan als een sleutelfunctie worden aangemerkt. Juist bij een dergelijke functie weegt het voordeel voor de werkgever bij een non-concurrentiebeding op tegen het nadeel voor de werknemer. Aan de effectiviteit van het non-concurrentiebeding, dat qua duur niet extreem lang is, zou sterk afbreuk worden gedaan, indien de werking daarvan zou worden geschorst. De Voorzieningenrechter trekt vooralsnog de conclusie dat het belang van Hanos bij handhaving van het non-concurrentiebeding zwaarder dient te wegen dan het belang van de oud-werknemer bij indiensttreding bij Deli XL of bij een andere concurrent van Hanos. Vooralsnog is niet aannemelijk dat de oud-werknemer door handhaving van het beding onbillijk benadeeld wordt, in verhouding tot het te beschermen belang van Hanos. Het door de oud-werknemer gedane beroep op het grondrecht van een vrije arbeidskeuze wordt afgewezen omdat die keuzevrijheid contractueel beperkt kan worden zoals via een non-concurrentiebeding. Daarnaast is niet gebleken is dat er voor de oud-werknemer nauwelijks of geen mogelijkheden zijn om werk te vinden bij andere bedrijven dan die genoemd in het non-concurrentiebeding. Het beding wordt door de voorzieningenrechter niet geschorst. Saillant detail is dat de oud-werknemer ook nog een beroep heeft gedaan op de Wet werk en zekerheid waarvan het eerste deel [dat oorspronkelijk ten tijde van deze zaak op 1 juli 2014 in werking zou treden maar inmiddels is verschoven naar 1 januari 2015] niet meer toestaat dat een non-concurrentiebeding in een tijdelijke arbeidsovereenkomst wordt opgenomen. Voor het op deze wet anticiperen, acht de Voorzieningenrechter geen grond. De genoemde wet bepaalt dat het huidige wetsartikel dat ziet op het non-concurrentiebeding, van toepassing blijft op arbeidsovereenkomsten die tot stand zijn gekomen vóór de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid. Zie uitspraak, Rechtbank Limburg d.d. 5 juni 2014 Uit deze zaak blijkt nog maar weer eens dat mits een werkgever het zwaarwegend belang bij een non-concurrentiebeding ook daadwerkelijk kan onderbouwen, er een gerede kans is dat de rechter het beding eerbiedigt. Bovendien, voor een werkgever kan het zinvol zijn om in voor 1 januari 2015 nog af te sluiten tijdelijke arbeidsovereenkomsten een non-concurrentiebeding op te nemen. [post_title] => Het bewezen nut van een non-concurrentiebeding; de kwestie van Deli XL en Hano [post_excerpt] =>

Een oud-werknemer van Hanos is in dienst getreden bij Deli XL. Bij Hanos had de werknemer een non-concurrentiebeding inhoudende – samengevat – het verbod om binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in Nederland en België op enige wijze werkzaam te zijn bij een gelijksoortig of aanverwante onderneming als die van Hanos.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-bewezen-nut-van-een-non-concurrentiebeding-de-kwestie-van-deli-xl-en-hano [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-17 10:56:33 [post_modified_gmt] => 2021-12-17 09:56:33 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/06/19/het-bewezen-nut-van-een-non-concurrentiebeding-de-kwestie-van-deli-xl-en-hano/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 169 [max_num_pages] => 17 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 2ac5689d40836f63557e9943186141e1 [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Een oud-werknemer van Hanos is in dienst getreden bij Deli XL. Bij Hanos had de werknemer een non-concurrentiebeding inhoudende – samengevat – het verbod om binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in Nederland en België op enige wijze werkzaam te zijn bij een gelijksoortig of aanverwante onderneming als die van Hanos.
Lees meer
Een bedrijf in Food meldt de aannemer dat een kunststof dekvloer met vloercoating op de afdeling Food niet voldoet aan de bestekeisen. Deze [kennelijk nieuwe] klacht valt onder de door aannemer afgegeven vijfjarige garantie. De aannemer voert ondermeer het verweer dat de opdrachtgever niet tijdig heeft geklaagd onder verwijzing naar artikel 7:761 BW.
Lees meer
Binnen de sectoren van Agro en Food zullen hoge energielasten eerder regel dan uitzondering zijn. Het technisch beheer en onderhoud van gebouwen wordt meestal uitbesteed aan installatiebedrijven op basis van inspanningscontracten. Het kan daarom zinvol zijn om te kijken of het juridisch ook anders kan via het prestatiecontract.
Lees meer
In februari van dit jaar hebben de Technische Universiteit Eindhoven, de Provincie Noord Brabant, de Gemeente 's-Hertogenbosch, Avans Hogeschool en bouwonderneming Heijmans de samenwerkingsovereenkomst getekend voor SPARK [center for open...
Lees meer
Zoals ongetwijfeld bekend is op 1 april 2013 de nieuwe Aanbestedingswet in werking getreden. Deze wet heeft voor nodige veranderingen in het inkoopproces gezorgd. Zo zijn de EMVI gunningscriteria [economisch...
Lees meer
Of te wel het belang van een nauwkeurig omschreven personeelsbeleid. Een werknemer wordt ontslag op staande voet gegeven omdat hij op de werkvloer in het bezit was van wikkels met...
Lees meer
De feiten
De Gemeente Zevenaar organiseert een Europese niet openbare aanbesteding voor de herontwikkeling en realisatie van een nieuw gemeentehuis. Als gunningscriterium geldt de “economisch meest voordelige inschrijving” [EMVI]  en op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 van toepassing.
Lees meer
Bij besluit van 6 februari 2014 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken van Hattem Vlees B.V. een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende dat het bedrijf procedures zou inleiden om alle partijen vlees die het bedrijf vanaf 1 januari 2012 t/m 23 januari 2014 heeft geproduceerd en bewerkt of verwerkt uit de handel te nemen. Aan het besluit is ten grondslag gelegd dat ondanks een door het bedrijf overgelegd traceringsverslag, Van Hattem geen duidelijkheid heeft gegeven over de gevraagde tracering. Daarmee wordt niet voldaan aan de voedselveiligheidsvoorschriften.
Lees meer
Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben in december 2012 Bureau Jeugdzorg Overijssel bericht de jarenlang verstrekte subsidie met ingang van 1 januari 2015 te eindigen. Dit in verband met de   naar verwachting per genoemde datum in werking tredende nieuwe Jeugdwet. In die wet is voorzien dat niet langer de provincies maar de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg.
Lees meer
Op 15 augustus jl. is nieuw rijksbeleid ingegaan met als doel de grensbedragen voor het gunnen van opdrachten onder de Europese drempelwaarden rijksbreed te harmoniseren. In de circulaire "Grensbedragen voor...
Lees meer