Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 15
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 15
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => all
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 10
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1484
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (10)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 140, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 7130
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2015-04-29 00:00:00
                    [post_date_gmt] => 2015-04-29 00:00:00
                    [post_content] => 

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 29 april 2015 [zie Uitspraak, Raad van State] het besluit van de gemeenteraad van Veghel van 13 februari 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Foodpark” en het exploitatieplan “Bedrijventerrein Foodpark”, vernietigd. Belangrijk argument van de Afdeling om tot vernietiging over te gaan is het feit dat voor de toepassing van de milieueffectrapportage de totale ontwikkeling van het bedrijventerrein, die in twee fases wordt uitgevoerd, dient te worden bezien als één samenhangende activiteit en de gemeente door enkel een vormvrije milieueffectrapportage beoordeling te hebben gemaakt, ten onrechte alleen rekening  heeft gehouden met de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van fase 1 van het bedrijventerrein. Aangezien aldus de Afdeling, ook met de voorziene verdere ontwikkeling van fase 2 rekening had moeten worden gehouden en de totale ontwikkeling van het bedrijventerrein een oppervlakte behelst die de drempelwaarde opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage overschrijdt, had de gemeenteraad voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan de milieueffectrapportage beoordelingsprocedure moeten volgen. Doordat de gemeente dit ten onrechte niet heeft gedaan, slaagt het beroep.

Het gevolg van de uitspraak is dat voorafgaand aan een hernieuwde vaststelling van de plannen de gemeenteraad alsnog de formele milieueffectrapportage beoordelingsprocedure moet volgen. Positief aspect aan de uitspraak is voor de gemeente wel dat onder verwijzing naar onderliggende rapportages, de Afdeling van oordeel is dat de gemeente zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorziene bedrijventerrein vanwege voldoende ruimtevraag van bedrijven, noodzakelijk is.

Zie ook branche AgriFood

[post_title] => Realisatie "Foodpark Veghel" loopt vertraging op [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => realisatie-foodpark-veghel%c2%9d-loopt-vertraging-op [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:49:15 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:49:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/29/realisatie-foodpark-veghel%c2%9d-loopt-vertraging-op/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 7138 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-04-29 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-29 00:00:00 [post_content] =>

De Europese Commissie heeft in april van dit jaar in een publicatie met betrekking tot 7 maatregelen waarbij voor louter lokale initiatieven overheidssteun is verleend, geconcludeerd dat er geen staatssteun in de zin van de EU regels mee gemoeid is, omdat ze het handelsverkeer tussen de lidstaten waarschijnlijk niet in significante mate ongunstig zullen beïnvloeden. 

De bewuste besluiten worden door de Commissie beschouwd als een extra leidraad om te bepalen welke maatregelen niet door de Commissie behoeven te worden goedgekeurd op grond van de EU staatssteunregels.

Staatssteun aan individuele bedrijven is in beginsel verboden, tenzij die kan worden gerechtvaardigd, omdat de gelijke mededingingsvoorwaarden in de eengemaakte markt daardoor worden vervalst. Dit verbod geldt alleen voor maatregelen die het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden.

Indien echter staatssteun wordt verleend voor een activiteit met een louter lokale impact, kan het zijn dat het handelsverkeer binnen de EU niet ongunstig wordt beïnvloed. Bijvoorbeeld wanneer een begunstigde goederen levert of diensten verricht binnen een beperkt gebied binnen een lidstaat en waarschijnlijk geen klanten uit andere lidstaten zal aantrekken. Bovendien mag de maatregel geen of hoogstens marginale voorzienbare effecten hebben op grensoverschrijdende investeringen.

Met de bewuste 7 maatregelen wordt in het kader van de door de Commissie beoogde modernisering van het staatssteunbeleid op z’n minst gesuggereerd dat er meer ruimte is voor steunmaatregelen zonder een verboden staatssteun te zijn.  Feit blijft echter wel dat in genoemde 7 zaken weliswaar is geoordeeld dat het interstatelijk handelsverkeer niet in significante mate ongunstig zal beïnvloeden, maar uit deze verschillende zaken kunnen geen harde juridische criteria worden afgeleid.

Aldus bezien valt de mogelijk wat meer pragmatische insteek van de Commissie waar het gaat om lokale steunmaatregelen te prijzen maar rechtszekerheid wordt er vooralsnog niet mee geboden. De [gemeenschappelijke] kenmerken van de bewuste 7 door de Commissie goedgekeurde lokale steunmaatregelen kunnen hoogstens een indicatie zijn voor de beoordeling door een [lokale] overheid of een beoogde [lokale] steunmaatregel geen staatssteun is of toch onder bijvoorbeeld de algemene groepsvrijstellingsverordening gemeld zal moeten worden.

Lees de bewuste perspublicatie van de Europese Commissie.

[post_title] => Europese Commissie geeft leidraad voor lokale steunmaatregelen die geen staatssteun zijn [post_excerpt] =>

De Europese Commissie heeft in april van dit jaar in een publicatie met betrekking tot 7 maatregelen waarbij voor louter lokale initiatieven overheidssteun is verleend, geconcludeerd dat er geen staatssteun in de zin van de EU regels mee gemoeid is, omdat ze het handelsverkeer tussen de lidstaten waarschijnlijk niet in significante mate ongunstig zullen beïnvloeden. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => europese-commissie-geeft-leidraad-voor-lokale-steunmaatregelen-die-geen-staatssteun-zijn [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:49:04 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:49:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/29/europese-commissie-geeft-leidraad-voor-lokale-steunmaatregelen-die-geen-staatssteun-zijn/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 7121 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-04-25 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-25 00:00:00 [post_content] =>

In de zaak Aldi Vastgoed B.V. / verweerster heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan [ECLI: NL: HR: 2014: 1018]. De zaak betreft de opzegging door rechtsgevolgen van verhuurder van een huurovereenkomst 290 bedrijfsruimten die ex artikel 7:300 lid 1 BW voor onbepaalde tijd is voortgezet. De voorliggende vraag was of de wachttijdregeling ex artikel 7:296 lid 2 BW toepasselijk zou zijn. 

De rechtsgevolger van de verhuurder van 290 bedrijfsruimten, die een huurovereenkomst wil opzeggen op grond van dringend eigen gebruik [artikel 7:296 lid 1 sub B BW] en die niet is de echtgenoot, geregistreerd partner, bloed- of aanverwant in eerste graad of pleegkind, dient een wachttijd in acht te nemen van drie jaar [zie artikel 7:296 lid 2 BW].

In het arrest van 24 september 2010, NJ2010/649, WR 2011/3 [Toco Mitra / BMT] oordeelde de Hoge Raad dat deze wachttijdregeling alleen geldt voor een opzegging gedaan tegen het einde van de in artikel 7:292 lid 1 bedoelde eerste termijn, dat wil zeggen de termijn waarvoor de huurovereenkomst aanvankelijk is aangegaan [vaak voor vijf jaar]. Deze wachttijdregeling geldt niet zo heeft de Hoge Raad aangegeven, voor een opzegging gedaan tegen het einde van de tweede termijn als bedoeld in artikel 7: 292 lid 2 BW dat wil zeggen de termijn waarmee de initiële duur van de huurovereenkomst is verlengd [meestal ook met vijf jaar]. De Hoge Raad motiveerde dit oordeel binnen een tekstuele uitleg van artikel 7:296 BW: opzeggingen tegen het einde van de verleende termijn worden in de leden 3 en 4 van artikel 7:296 BW geregeld en daarin wordt in artikel 7:296 lid 2 BW bedoelde, verplichte afwijzingsgrond niet herhaald.

In de zaak Aldi Vastgoed / verweerster ging het om een opzegging gedaan door de rechtsgevolger van de oorspronkelijk verhuurder, nadat de huurovereenkomst na twee verlengingen voor onbepaalde tijd was gaan doorlopen. Zie artikel 7:300 lid 2 BW. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch overwoog in het verlengde van het Toco Mitra / BMT arrest dat de wachttijdregeling ook niet op zo’n opzegging van toepassing is. De huurder heeft incassatie in het verlengde van haar betoog in de feitelijke instanties, de Hoge Raad verzocht om terug te komen op zijn oordeel in het arrest Toco Mitra / BMT. De Hoge Raad concludeert tot verwerping van de cassatieklachten. Het arrest Toco Mitra past in de wijze waarop thans tegen de reikwijdte van bescherming van de huurder van 290 bedrijfsruimten worden aangekeken. De Hoge Raad verwerpt het beroep en doet dat zonder nadere motivering.

[post_title] => Hoge Raad komt niet meer terug op het arrest Toko Mitra / BMT [post_excerpt] =>

In de zaak Aldi Vastgoed B.V. / verweerster heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan [ECLI: NL: HR: 2014: 1018]. De zaak betreft de opzegging door rechtsgevolgen van verhuurder van een huurovereenkomst 290 bedrijfsruimten die ex artikel 7:300 lid 1 BW voor onbepaalde tijd is voortgezet. De voorliggende vraag was of de wachttijdregeling ex artikel 7:296 lid 2 BW toepasselijk zou zijn. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hoge-raad-komt-niet-meer-terug-op-het-arrest-toko-mitra-bmt [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:49:32 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:49:32 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/25/hoge-raad-komt-niet-meer-terug-op-het-arrest-toko-mitra-bmt/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 7122 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-04-21 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-21 00:00:00 [post_content] =>

De hoogste bestuursrechter in ons land, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State  [RvS] heeft bij herhaling geoordeeld dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] ingevolge artikel 4:21 lid 4 Awb van overeenkomstig toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Dat betekent kort gezegd dat bezwaar en beroep volgens de algemene bestuursrecht openstaat als het gaat om bijvoorbeeld een verlaging van de bekostiging van een school. 

Laatstelijk heeft de RvS op 30 juli 2014 [BA 2014/179] deze lijn bevestigd. Op deze wijze wordt volgens de RvS enerzijds recht gedaan aan de bijzondere constitutionele positie van het onderwijs en anderzijds aan de doelstelling van de Awb om de bestuursrechtelijke wetgeving zoveel mogelijk te harmoniseren. De wettelijke systematiek van de onderwijsbekostiging laat zich zonder problemen naar de uitgangspunten en regels van de Awb–subsidietitel ordenen. Hieruit volgt dat onder meer de artikelen 4:49 en 4:57 Awb in beginsel gelden bij een lagere vaststelling van de bekostiging en de terugvordering daarvan, tenzij de onderwijswetgeving bij wege van een specifieke en uitputtende bepaling daarop een uitzondering maakt. In de hiervoor aangehaalde uitspraak betoogt de minister volgens de RvS terecht dat niet het college van B&W maar hijzelf bevoegd is tot lagere vaststelling van de bekostiging, indien het zogeheten overschrijdingsbedrag niet ten behoeve van het onderwijs aan een school is aangewend.

Voor de praktijk is dit belangrijk. Als bijvoorbeeld de schooldirectie een lagere bekostiging wil aanvechten kan dat. De minister moet een besluit wel goed onderbouwen en inrichten. Zo bepaalt artikel 4:49 Awb dat het bestuursorgaan [in dit geval de miniser] de subsidievaststelling kan intrekken of ten nadele van de ontvanger kan wijzigen op een drietal gronden. Het kan dan gaan om feiten of omstandigheden waarvan het bestuursorgaan bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn, dan wel de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit had behoren te weten of indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de subsidie.

De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij anders is bepaald. Er geldt wel een beperking: als vijf jaren zijn verstreken na de dag waarop de subsidievaststelling is bekend gemaakt kan de vaststelling niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd.

In artikel 4:57 Awb is bepaald dat het bestuursorgaan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen kan terugvorderen. Dat kan desnoods bij dwangbevel. In het derde lid is een verrekeningsbevoegdheid opgenomen. En geldt ook hier weer de beperking van de termijn van vijf jaren waarbij na het verloop ervan geen terugvordering kan plaatsvinden. Maar de minister moet dan wel kunnen aantonen dat de subsidie onverschuldigd is betaald. Vaak geen makkelijke opgave en dus de moeite waard om dit kritisch te onderzoeken.

Als het gaat om een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, bijvoorbeeld de intrekking of wijziging van een subsidiebesluit, dan wordt dit ook wel geduid als een besluit op grond van de Awb. Tegen een besluit kan een belanghebbende bezwaar en/of beroep instellen. Een belanghebbende moet zich wel onderscheiden van de grote massa. Voor een willekeurige derde heeft het derhalve geen zin om bezwaar of beroep in te stellen.  

[post_title] => Bekostiging onderwijs is subsidie [post_excerpt] =>

De hoogste bestuursrechter in ons land, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State  [RvS] heeft bij herhaling geoordeeld dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] ingevolge artikel 4:21 lid 4 Awb van overeenkomstig toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Dat betekent kort gezegd dat bezwaar en beroep volgens de algemene bestuursrecht openstaat als het gaat om bijvoorbeeld een verlaging van de bekostiging van een school. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bekostiging-onderwijs-is-subsidie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:49:48 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:49:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/21/bekostiging-onderwijs-is-subsidie/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 7123 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-04-03 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-03 00:00:00 [post_content] =>

Het concept wetsvoorstel Aanbestedingswet 2012 is op vrijdag 3 april jl. gepubliceerd. Het wetsvoorstel bevat wijzigingen van de Aanbestedingswet teneinde de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen die vorig jaar van kracht zijn geworden, in de Aanbestedingswet te implementeren. 

Hier volgt een opsomming van enkele belangrijke wijzigingen:

  • De mogelijkheid wordt geboden om meerdere percelen aan 1 inschrijver te gunnen of het aantal percelen dat aan 1 inschrijver wordt gegund te beperken. Daarnaast heeft een inschrijver de mogelijkheid een inschrijving voor een combinatie van percelen in te dienen, maar uitsluitend als de aanbestedende dienst die mogelijkheid biedt. Het is in die situatie aan de aanbestedende dienst om een gunningssystematiek te hanteren op basis waarvan een inschrijving voor een combinatie van percelen kan worden vergeleken met een inschrijving voor één enkel perceel.
  • Het (quasi-)inbesteden [waarbij de aanbestedende dienst een opdracht aan een gelieerde rechtspersoon kan verlenen] wordt geregeld. Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat de derde aan wie de opdracht wordt gegund (de gecontroleerde rechtspersoon) ten minste 80% van haar werkzaamheden moet uitvoeren voor de aanbestedende dienst. Ook voornoemde derde die tevens een aanbestedende dienst is, kan aan de controlerende aanbestedende dienst een opdracht gunnen zonder aanbesteding.
  • In een constructie van (quasi-)inbesteding mag privaat kapitaal deelnemen, mits aan dit privaat kapitaal geen controlerende en/of blokkerende (stem)rechten zijn verbonden.
  • Er wordt  geregeld dat aanbestedende diensten opdrachten aan elkaar kunnen gunnen zonder aanbestedingsprocedure.
  • Aanbestedingsprocedures moeten digitaal/ elektronisch worden uitgevoerd. De termijnen zijn daarom standaard verkort.
  • Er komt een nieuw Model Eigen Verklaring.
  • De dwingende en facultatieve uitsluitingsgronden worden uitgebreid.
  • Bij de beoordeling van de uitsluitingsgronden mag slechts tot drie jaar worden teruggekeken.
  • Het enige gunningscriterium is EMVI zij het dat EMVI ook kan worden bepaald op basis van uitsluitend de laagste prijs of de laagste kosteneffectiviteit.
  • Er wordt geregeld aan welke voorwaarden een wijziging van een overeenkomst moet voldoen, wil er niet sprake zijn van een – tot aanbestedingsplicht leidende - wezenlijke wijziging van de overeenkomst.

Via een internetconsultatie kunnen geïnteresseerde partijen zienswijzen over het wetsvoorstel indienen. Hiervoor is ook een geconsolideerd concept wetsvoorstel gepubliceerd waarin de wijzigingen zijn opgenomen naast de oorspronkelijke tekst van de Aanbestedingswet. De nieuwe Aanbestedingswet zal uiterlijk 18 april 2016 in werking moeten treden.

[post_title] => Concept wetsvoorstel Aanbestedingswet [post_excerpt] =>

Het concept wetsvoorstel Aanbestedingswet 2012 is op vrijdag 3 april jl. gepubliceerd. Het wetsvoorstel bevat wijzigingen van de Aanbestedingswet teneinde de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen die vorig jaar van kracht zijn geworden, in de Aanbestedingswet te implementeren. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => concept-wetsvoorstel-aanbestedingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:52:06 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:52:06 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/03/concept-wetsvoorstel-aanbestedingswet/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 7061 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-03-02 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-03-02 00:00:00 [post_content] =>

In januari van dit jaar heeft de Rechtbank Den Haag in verschillende kort gedingen die door meerdere verliezende inschrijvers aanhangig zijn gemaakt en toeziend op één en dezelfde private aanbesteding, vonnissen moeten wijzen. Zie ECLI:NL:RBDHA:2015:707, ECLI:NL:RBDHA:2015:926, ECLI:NL:RBDHA:2015:929

De bij een private aanbesteding van toepassing zijnde spelregels zijn daarbij door de voorzieningenrechter nog maar eens in kaart gebracht en passeren hier de revue.

De aanbesteder in kwestie is een private onderneming, die zich bezig houdt met het [doen] verzorgen en organiseren van vakopleidingen, trainingen en cursussen voor de sector transport & logistiek en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Ten behoeve van de door de aanbesteder georganiseerde opleidingen koopt deze onderneming diensten in van opleiders binnen heel Nederland. In dat verband heeft de aanbesteder een offerteprocedure georganiseerd met een programma van eisen inclusief een concept toeleveringsovereenkomst.

De vraag die in de kort gedingen speelt is of en zo ja in hoeverre de aanbesteder gebonden is aan de aanbestedingsrechtelijke beginselen. De voorzieningenrechter oordeelt dat als uitgangspunt geldt dat de aanbesteder als private partij niet gebonden is aan de Nederlandse of Europese regelgeving voor overheidsaanbestedingen. De tussen een [verliezende] inschrijver en de aanbesteder bestaande precontractuele verhouding in het kader van de offerteprocedure wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid.

Bij de beantwoording van de vraag of de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat ook een private aanbesteder de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie in acht dient te nemen, staat centraal of de [potentiële] aanbieders aan de aanbesteding redelijkerwijs de verwachting kunnen ontlenen dat de aanbesteder die beginselen in acht zal nemen, zodat hij hen daarin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag teleurstellen. Of in een concreet geval een dergelijke verwachting is gewekt, is afhankelijk van het bij de aanbesteding gehanteerde programma, de daarin neergelegde [rand] voorwaarden en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de hoedanigheid van betrokken partijen.

Bij dit alles heeft te gelden dat uit het beginsel van contractsvrijheid tussen private partijen voortvloeit, dat het partijen in de aanbesteding in beginsel vrij staat om in de aanbestedingsvoorwaarden de toepasselijkheid van aanbestedingsrechtelijke beginselen zoals het gelijkheidsbeginsel in het transparantiebeginsel uit te sluiten, tenzij een beroep op een zodanige uitsluiting in verband met de bijzondere omstandigheden van het betrokken geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn.

In de onderhavige offerteprocedure heeft de aanbesteder zich een aantal vrijheden voorbehouden wat de voorzieningenrechter al tot de conclusie brengt dat de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie niet onverkort van toepassing zijn. Het betreft hier onder meer de vrijheid van de aanbesteder om in gevallen waarin de offerteaanvraag niet voorziet een beslissing te nemen of een regeling te treffen. Andere voorbeelden zijn het recht van de aanbesteder om te volstaan met een samenvatting van de motivering van het gunningsvoornemen, het recht om de motivering van het gunningsvoornemen nader aan te vullen evenals de vrijheid van de aanbesteder om onder bepaalde omstandigheden, hangende een kort geding, uitvoering te geven aan haar gunningsvoornemen.

De voorzieningenrechter stelt dat bijzondere omstandigheden zouden kunnen meebrengen dat het buiten toepassing laten van de beginselen van het aanbestedingsrecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Echter daarvan is in de bewuste zaken geen sprake. Overigens staat het feit dat er dus in de private aanbesteding in dit geval geen rechtstreeks beroep kan worden gedaan op aanbestedingsrechtelijke beginselen die in de jurisprudentie zijn ontwikkeld, er niet aan in de weg dat een aanbesteder op grond van de door haar gewekte verwachtingen toch gehouden kan zijn bepaalde beginselen materieel [dat wil zeggen inhoudelijk] [deels] in acht te nemen.

Tot zover dus de spelregels rondom een private aanbesteding. Spelregels die erop neer komen dat de in essentie tot de overheid gerichte aanbestedingsrechtelijke beginselen niet van toepassing zijn tenzij de private aanbesteder de indruk heeft gewekt zich wel aan die beginselen te houden.

Wat tot slot opvalt als de vonnissen betreffende één en dezelfde private aanbesteding naast elkaar worden gelegd, is het grote belang dat moet worden gehecht aan het antwoord op de vraag of de private aanbesteder zich een bepaalde beoordelingsvrijheid heeft voorbehouden of niet. Wanneer de private aanbesteder in de offerteaanvraag expliciet eisen formuleert voor de inschrijving en zich ter zake geen beoordelingsvrijheid voorbehoudt, moet ook de private aanbesteder een inschrijving ongeldig verklaren als deze niet voldoet aan de bewuste expliciet geformuleerde eisen. Als aan de andere kant de private aanbesteder zich juist de beoordelingsvrijheid voorbehoudt waar het bijvoorbeeld gaat om de uitleg of een inschrijving wel of niet geldig is, zal een beslissing daaromtrent van de private aanbesteder bij de voorzieningenrechter sneller in stand blijven aangezien het de private aanbesteder in dat geval in vergaande mate vrijstaat tot de gegeven uitleg van een inschrijving te komen.

Afsluitend, een private aanbesteder zal er in veel gevallen goed aan doen zich zoveel mogelijk beoordelingsvrijheid voor te behouden in het gunningsdocument. Voor potentiële inschrijvers op zo’n private aanbesteding is het zaak hiermee zoveel als mogelijk rekening te houden, zeker wanneer een gunningsbeslissing in kort geding wordt aangevochten. Immers, de strakke of juist losse spelregels die in de private aanbesteding worden afgesproken, bepalen in vergaande mate de juridische grondslagen waarop een verliezende inschrijver mogelijk beroep kan doen.

, advocaat te Boxtel, Eindhoven en Tilburg

[post_title] => Private aanbesteding: de spelregels nader bezien [post_excerpt] =>

In januari van dit jaar heeft de Rechtbank Den Haag in verschillende kort gedingen die door meerdere verliezende inschrijvers aanhangig zijn gemaakt en toeziend op één en dezelfde private aanbesteding, vonnissen moeten wijzen. Zie ECLI:NL:RBDHA:2015:707, ECLI:NL:RBDHA:2015:926, ECLI:NL:RBDHA:2015:929

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => private-aanbesteding-de-spelregels-nader-bezien [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:56:34 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:56:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/03/02/private-aanbesteding-de-spelregels-nader-bezien/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 7062 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-02-18 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-02-18 00:00:00 [post_content] =>

Bij een faillissement zal een curator die in de boedel een orderportefeuille aantreft met niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerde opdrachten, veelal proberen deze orders met instemming van de opdrachtgever te verkopen. Daarmee haalt de curator geld binnen voor de faillissementsboedel ten gunste van de schuldeisers. Het  voordeel voor de opdrachtgever bij een verkoop door de curator van een opdracht is dat de werkzaamheden verder kunnen worden uitgevoerd. Dit laatste kan aldus worden vormgegeven dat de doorstarter en de opdrachtgever een nieuwe overeenkomst sluiten. Maar wat ook wel gebeurd is dat het contract door middel van contractoverneming overgaat op een doorstartende partij.

Wanneer echter de nog niet uitgevoerde opdrachten die in een faillissementsboedel worden aangetroffen, door middel van een aanbesteding door aanbestedende diensten in de zin van de Aanbestedingswet 2012 in de markt zijn gezet, zal het overdragen van deze overheidsopdrachten aan een doorstarter vaak aanbestedingsrechtelijk niet mogelijk zijn en dient in veel gevallen een nieuwe aanbestedingsprocedure met betrekking tot de opdracht te worden gevolgd.

De reden dat vanuit aanbestedingsrechtelijk oogpunt er een beperking zit in de mogelijkheid van het laten overgaan van een via een aanbesteding gegunde overheidsopdracht aan een doorstarter is omdat in de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie het leerstuk van de "wezenlijke wijziging" is ontwikkeld. Deze leer houdt in dat een in overeenstemming met het aanbestedingsrecht gegunde overeenkomst gedurende de looptijd niet wezenlijk mag worden gewijzigd en als dat toch gebeurd dient de aanbestedende dienst de opdracht in beginsel opnieuw overeenkomstig het aanbestedingsrecht aan te besteden. De beginselen van transparantie van de aanbestedingsprocedure en van de gelijke behandeling van inschrijvers brengen dit met zich mee.

Het Europese Hof van Justitie heeft in het zogenoemde Pressetext arrest ondermeer geoordeeld dat over het algemeen de vervanging van de contractpartner aan wie de aanbestedende dienst de opdracht oorspronkelijk heeft toegewezen, door een nieuwe contractpartner dient te worden aangemerkt als een wijziging van de wezenlijke voorwaarden van de overeenkomst inzake de overheidsopdracht, tenzij deze vervanging is vastgelegd in de voorwaarden van de oorspronkelijke overeenkomst.

Hoewel voornoemde uitspraak geen betrekking had op de vraag in hoeverre in geval van faillissement van de opdrachtnemer deze als contractpartner kan worden vervangen, wordt wel in de Nederlandse rechtspraak de lijn gevolgd dat de vervanging van de failliete contractpartner van de aanbestedende dienst een wezenlijke wijziging van de overeenkomst oplevert, tenzij deze mogelijkheid vooraf is ingebouwd in de aanbestedingsdocumenten. Kortom, wanneer vanuit een faillissement men tot verkoop wil overgaan van een via een aanbesteding door de failliet verkregen opdracht, moet deze nog uit te voeren opdracht in kwestie in beginsel opnieuw dor de aanbestedende dienst te worden aanbesteed.

Op dit uitgangspunt kunnen twee uitzonderingen worden genoemd. De eerste is zoals aangegeven, wanneer in de overeenkomst concreet is voorzien in contractoverneming in geval van faillissement. Een dergelijke herzieningsclausule moet in dat geval dus expliciet zijn opgenomen in de tussen de failliet en de aanbestedende dienst gesloten overeenkomst. Een twee uitzondering kan zijn wanneer er sprake is van een dwingende spoed waardoor op grond van artikel 2:32 sub c Aanbestedingswet 2012 contractoverneming door een doorstartende partij zonder nieuwe aanbesteding mogelijk is. De aanbestedende dienst zal daarbij wel moeten aantonen dat het hierbij gaat om omstandigheden die onvoorzienbaar zijn en niet aan de aanbestedende dienst te wijten. Evenals moet er worden aangetoond dat ook het voeren van een in de Aanbestedingswet 2012 tevens voorziene versnelde procedure niet aan de orde kan zijn. De enkele situatie dat er sprake is van een faillissement is onvoldoende voor het aannemen van dwingende spoed hier.

Recapitulerend kan dus worden gesteld dat een contractoverneming na faillissement van de opdrachtnemer waarbij het gaat om een overeenkomst inzake overheidsopdracht waarvan deze opdracht via een aanbesteding is gegund, een wezenlijke wijziging van de overeenkomst inhoudt en de opdracht opnieuw moet worden aanbesteed conform de Aanbestedingswet 2012. En aangezien deze wet ook voorschriften geeft voor opdrachten onder de Europese drempelbedragen kan dit dus betekenen dat ook als van zo’n opdracht het resterende deel onder de Europese drempelwaarde blijft, dit deel via een nationale aanbesteding overeenkomstig de Aanbestedingswet 2012 in de markt moet worden gezet. Indien daaraan voorbij wordt gegaan kan een in strijd met het aanbestedingsrecht gesloten overeenkomst op grond van de Aanbestedingswet 2012 in rechte worden vernietigd.

De resterende vraag is of de vorig jaar in werking getreden nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen zoals de richtlijn klassieke overheid 2014/24/EU hier nog soelaas kunnen [gaan] bieden. Laatstgenoemde richtlijn dient overigens pas per 18 april 2016 te zijn geïmplementeerd in het Nederlandse recht. In deze richtlijn is onder meer bepaald dat een wezenlijke wijziging van de opdracht is toegestaan in geval van herstructurering van de onderneming als gevolg van insolventie. Dit lijkt te wijzen op een doorstart van de onderneming als geheel zodat de enkele overname van een los contract in een faillissementssituatie daaronder niet lijkt te vallen. Bovendien zal de doorstarter ook nog moeten voldoen aan de in de oorspronkelijke aanbesteding gestelde criteria voor kwalitatieve selectie en daarnaast mogen er ook geen wezenlijke wijzigingen in de overeenkomst worden aangebracht.

Los van de [hier niet te aan de orde] vraag of er op dit moment geanticipeerd kan worden op de richtlijn en of daarmee een contractovername in een faillissementssituatie beoordeeld kan worden aan een richtlijn die nog geen directe werking in het Nederlandse recht heeft, de beperkingen die de richtlijn voorschrijft om in geval van insolventie een wezenlijke wijziging van de opdracht toe te staan, lijken dusdanig strikt te zijn dat het nog maar de vraag is in hoeverre een en ander voor de insolventiepraktijk werkbaar zal blijken te zijn.

Afsluitend, ook in het licht van toekomstige wetgeving op grond van de genoemde nieuwe aanbestedingsrichtlijn is en blijft de combinatie van doorstart in een faillissementssituatie en het aanbestedingsrecht een moeizame en zullen met name de aanbestedende diensten [de opdrachtgevers van de gefailleerde opdrachtnemer] die aanbestedingsplichtig zijn het tot hun taak moeten rekenen om goed te onderzoeken of er kan worden ingestemd met de overname van een opdracht door een doorstarter, of dat niet toch een nieuwe aanbestedingsprocedure moet worden gevolgd.

, advocaat te Boxtel, Eindhoven en Tilburg

[post_title] => Doorstart en aanbesteding: een moeizame combinatie [post_excerpt] =>

Bij een faillissement zal een curator die in de boedel een orderportefeuille aantreft met niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerde opdrachten, veelal proberen deze orders met instemming van de opdrachtgever te verkopen. Daarmee haalt de curator geld binnen voor de faillissementsboedel ten gunste van de schuldeisers. Het  voordeel voor de opdrachtgever bij een verkoop door de curator van een opdracht is dat de werkzaamheden verder kunnen worden uitgevoerd. Dit laatste kan aldus worden vormgegeven dat de doorstarter en de opdrachtgever een nieuwe overeenkomst sluiten. Maar wat ook wel gebeurd is dat het contract door middel van contractoverneming overgaat op een doorstartende partij.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => doorstart-en-aanbesteding-een-moeizame-combinatie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:57:51 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:57:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/02/18/doorstart-en-aanbesteding-een-moeizame-combinatie/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 7091 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-09-23 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-09-23 00:00:00 [post_content] =>

Changes per January first, 2015:

Probation period

In the case of an employment contract of six months ore less it is not permitted to include a probation period. This means that in the case of a fixed term employment contract longer than six months, a probation period is still allowed.

Non competition clause

For a fixed term contract it will no longer be allowed to conclude a non competition clause, unless the employer has a predominant business interest and motivates this interest in writing upon agreeing to a non competition clause. Failing to give this motivation or failing to prove sufficient ground for the non competition clause will render the clause invalid.

Announcement that the fixed term contract ends

An obligation for the employer is introduced to notify the employee in writing in case the employer decides not to extent the present fixed term contract nor offers the employee a new contract. So contrary to the present law, the fixed term contract does not expires without the employer is re-quired to take action. The announcement [of ending the fixed term contract] should be made in writing no later than one month before the end of the fixed term. Failing to do so ore to do so timely will cause the employer to be liable to pay a penalty to the employee equal to the amount of one month of basic salary [including holiday allowance]. 

Changes per July first 2015:

Number of contracts for a defined period of time

The rules with regard to the number of contracts for a defined period of time before it causes a contract for an undefined period of time, change.

Under present law an employer may conclude up to three fixed term employment contracts, for a total of three years. Concluding a fourth contract for a defined period of time or exceeding the maximum of three years in total [intermissions of three months ore less will not be taken into account] will cause the employment contract to automatically become a contract for an undefined period of time.

Under the new law fixed term contracts will be restricted to a maximum of three over a period of two years with intervals of six months.

Legal procedures tot terminate the contract

The present two-tier system with regard to dismissals changes. The employer can no longer choose between the UWV [Employee Insurance Agency] or the cantonal judge. All dismissals for economic reasons and for long term sickness [more than two years of sickness] are decided upon by UWV. All dismissals for personal reasons will need to be routed through the cantonal judge.

Consideration after settlement agreement

Completely new is a so called “cooling off period” for termination agreements. The employee can revoke his written agreement [with termination] within fourteen days without specifying his reasons.

The employer has the obligation to inform in writing the employee of the possibility to revoke his written agreement in the termination agreement. This can be done in the termination agreement itself or within two working days after the termination agreement has been signed. If the employer does not comply with his obligation to inform the employee, the cooling of period is extended to three weeks.

If within six months after the employee has revoked his written agreement, a new termination agreement is concluded, the cooling of period does not apply anymore.

Compensation

The current formula on compensation used by the cantonal judges will be replaced by a new transition compensation. This transition compensation will be available to all employees who are dis-missed and had a contract that lasted for two years ore more. So this also includes fixed term employees, who under the present law are not entitled to any compensation.

The transition compensation is [globally] calculated as follows: for the first ten years of service the compensation consists of one third of a regular monthly salary for each full year of employment. For the years of service exceeding ten years of service, the compensation consists of half of a regular monthly salary for each full year of employment.

There is a maximum to the compensation payable of EUR 75.000 or the amount that equals one annual salary if the employee earns more than EUR 75.000 per year.

Given their [in general difficult] position on the labour market, employees over fifty with at least ten years of service [and of which the employer has more than 25 employees],  will be entitled [ until January first 2020 to a higher transition compensation. These employees are entitled to a transition compensation equal to one monthly salary per full year of employment after they have reached the age of 50 but which is also capped by the maximum of EUR 75.000 or the amount that equals one annual salary if the employee earns more than EUR 75.000 per year.

No [ore lower] transition compensation may be due if the dismissal is a result of the fact that the employee is grossly to blame for the dismissal. Vice versa, in the case of seriously culpable acts or omissions of the employer, the judge may ground an additional sufferance payment which is not capped.  

Appeal

In the present law there is [with some limited exceptions] no possibility for an appeal against a judgment given by the cantonal judge regarding termination of the employment agreement. This will change.

Appeal [and as a next step the so called “cassation” at the High Court] of the decision of the cantonal judge regarding the termination of the labour contract will be possible for both parties.

A new rule as well is that if a request for permission to give notice has been denied by UWV, the employer may initiate proceedings for rescission with the cantonal court. The employee may also initiate separate legal proceedings with the cantonal court after permission to give notice has been granted by UWV.

Changes per January first 2016:

As of January first 2016 through 2019 the period of unemployment benefits will be gradually reduced to a maximum of 24 months.

During the first ten years of employment, unemployment benefits will be accrued in a rate of one month for each completed year of service and after that, the rate of accrual will reduce to half a month.

Rik Wevers
Attorney-at-law
Section Employment and Dismissal

[post_title] => The Changes in Dutch Labour Law in 2015 in a nutshell [post_excerpt] =>

Changes per January first, 2015:

Probation period

In the case of an employment contract of six months ore less it is not permitted to include a probation period. This means that in the case of a fixed term employment contract longer than six months, a probation period is still allowed.

Non competition clause

For a fixed term contract it will no longer be allowed to conclude a non competition clause, unless the employer has a predominant business interest and motivates this interest in writing upon agreeing to a non competition clause. Failing to give this motivation or failing to prove sufficient ground for the non competition clause will render the clause invalid.

Announcement that the fixed term contract ends

An obligation for the employer is introduced to notify the employee in writing in case the employer decides not to extent the present fixed term contract nor offers the employee a new contract. So contrary to the present law, the fixed term contract does not expires without the employer is re-quired to take action. The announcement [of ending the fixed term contract] should be made in writing no later than one month before the end of the fixed term. Failing to do so ore to do so timely will cause the employer to be liable to pay a penalty to the employee equal to the amount of one month of basic salary [including holiday allowance]. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => the-changes-in-dutch-labour-law-in-2015-in-a-nutshell [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:11:23 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:11:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/09/23/the-changes-in-dutch-labour-law-in-2015-in-a-nutshell/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 7081 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-08-06 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-08-06 00:00:00 [post_content] =>

Rechtbank Rotterdam d.d. 18 juni 2014 [ECLI: NL: RBROT 2014: 4844]. De Gemeente Rotterdam heeft een niet openbare aanbestedingsprocedure gehouden met betrekking tot de vervaardiging van het ontwerp en de uitvoering van vervangende nieuwbouw van een school. Op de aanbestedingsprocedure zijn de regels van hoofdstuk 3 van het Aanbestedingsreglement Werken 2012 van toepassing. Gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving. De gunningsaspecten prijs, duurzaamheid, onderhoud en gesprek worden beoordeeld.

Na het afronden van de selectiefase zijn vijf bouwbedrijven waaronder Dura Vermeer uitgenodigd om deel te nemen aan de gunningsfase. De gemeente heeft vervolgens de opdracht voorlopig gegund aan Dura Vermeer.

De gemeente trekt vervolgens de aan Dura Vermeer verleende gunning in. Als reden hiervoor stelt de gemeente dat de bepalingen omtrent het meerjarenonderhoudsplan [verder MJOP] onvoldoende eenduidig zijn verwoord in de aanbestedingsstukken en waardoor ten tijde van de inschrijving geen sprake is geweest van een level playing field tussen inschrijvers. Om toch tot gunning van de opdracht te komen gaat de gemeente een nieuwe inschrijvingsronde organiseren voor uitsluitend de vijf eerder tot de inschrijving genodigde gegadigden.

Dura Vermeer kan zich in deze gang van zaken niet vinden en vordert bij de voorzieningenrechter dat de gemeente wordt verboden de nieuwe inschrijvingsronde voor het werk uit te schrijven en de gemeente te gebieden over te gaan tot gunning van het werk aan Dura Vermeer.

In de gunningsleidraad is vermeld dat inschrijvers een MJOP moesten opstellen. Dit aan de hand van een demarcatielijst onderhoud.

In de gunningsleidraad is vermeld dat het onderhoud niet hoeft te worden aangeboden door de inschrijver, maar dat er in het ontwerp wel rekening mee gehouden dient te worden. Met het MJOP moest onder andere worden aangetoond dat het schetsontwerp onderhoudsarm is. In voornoemde demarcatielijst onderhoud is een onderscheid gemaakt tussen onderhoudskosten voor rekening van de gemeente en onderhoudskosten voor rekening van de gebruiker [school]. Een aantal inschrijvers heeft dit kennelijk zo geïnterpreteerd dat zij uitsluitend de onderhoudskosten voor de gemeente diende te beprijzen in hun MJOP. Dit was echter zo stelt de gemeente, niet de bedoeling.

Dura Vermeer stelt met verwijzing naar de CAO-norm [ inhoudende dat een grammaticale uitleg moet worden gebruikt] dat voor een normaal zorgvuldige en goed geïnformeerde inschrijver duidelijk moet zijn geweest dat alleen de onderhoudskosten van de gemeente in het MJOP moesten worden opgenomen. De gemeente stelt daartegenover dat is vastgesteld dat de aanbestedingsstukken, in het bijzonder de gunningleidraad, de aanduiding in de demarcatielijst en de antwoorden bij de nota van inlichtingen, bij inschrijvers tot wisselende interpretatie hebben kunnen leiden voor wat betreft de berekening van de post onderhoud. Dit brengt met zich mee dat achteraf bezien de bepalingen omtrent het MJOP onvoldoende eenduidig zijn verwoord in de aanbestedingsstukken waardoor er ten tijde van de inschrijving geen sprake is geweest van een level playing field tussen de inschrijvers.

Gunningcriteria die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, betekenen een schending van de aanbestedingsrechtelijke beginselen voor gelijke behandeling en transparantie met als consequentie dat de gemeente niet tot een rechtmatige gunning van het werk kan overgaan, aldus de gemeente.

De voorzieningenrechter overweegt dat de aanbestedingsstukken aanwijzingen bevatten voor het interpreteren van de post onderhoud op de wijze zoals de gemeente dat kennelijk heeft bedoeld. De aanbestedingsstukken bevatten echter ook aanwijzingen voor de interpretatie die Dura Vermeer en drie overige inschrijvers aan het berekenen van de post onderhoud heeft gegeven. De aanbestedingsstukken bieden gezien het vorenstaande ruimte voor twee interpretaties met uiteenlopende uitkomst, en dat is in strijd met de beginselen van het aanbestedingsrecht, namelijk het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers en de daarvan afgeleide transparantiebeginsel. De voorzieningenrechter overweegt verder dat nu de aanbestedingsstukken aanwijzingen bevatten voor het interpreteren van de post onderhoud op twee manieren, en dus ook op de wijze zoals onder meer Dura Vermeer dat heeft gedaan, er geen sprake is van een kennelijke fout, maar van een gebrek in de aanbestedingsstukken. Dit gegeven zou in beginsel een beslissing tot heraanbesteding kunnen rechtvaardigen.

In de bijzondere omstandigheden van dit geval zou heraanbesteding naar het oordeel van de voorzieningenrechter disproportioneel zijn, zodat daarvan wordt afgezien. Daarbij weegt zwaar dat het komen tot het ontwerp van het werk een tijdrovend proces is geweest en dat niet is gebleken van enige behoefte aan een ander soortig schoolgebouw. Ook zou een nieuwe aanbesteding aanmerkelijk kostenverhogend werken voor alle belanghebbenden. Met het bieden van een nieuwe inschrijvingsronde zoals door de gemeente voorgesteld wordt een aanvaarbare mogelijkheid gecreëerd voor de vijf inschrijvers om het level playing field te herstellen. De voorzieningenrechter laat in dit geval het geschonden belang van Dura Vermeer bij het prijsgeven van de door haar geoffreerde aannemingssom minder zwaar wegen dan het belang van alle inschrijvers bij een transparante en gelijke aanbestedingsprocedure. Samenvattend oordeelt de voorzieningenrechter dat de wijze waarop de gemeente het gebrek wenst te herstellen weliswaar op de grens ligt van hetgeen in aanbestedingsrechtelijke zin toelaatbaar is, maar dat die grens niet wordt overschreden. De vorderingen van Dura Vermeer worden afgewezen.

advocaat te Boxtel, Den Bosch, Eindhoven en Tilburg

[post_title] => Gebrek aan aanbestedingsstukken leidt niet altijd tot heraanbesteding [post_excerpt] =>

Rechtbank Rotterdam d.d. 18 juni 2014 [ECLI: NL: RBROT 2014: 4844]. De Gemeente Rotterdam heeft een niet openbare aanbestedingsprocedure gehouden met betrekking tot de vervaardiging van het ontwerp en de uitvoering van vervangende nieuwbouw van een school. Op de aanbestedingsprocedure zijn de regels van hoofdstuk 3 van het Aanbestedingsreglement Werken 2012 van toepassing. Gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving. De gunningsaspecten prijs, duurzaamheid, onderhoud en gesprek worden beoordeeld.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gebrek-aan-aanbestedingsstukken-leidt-niet-altijd-tot-heraanbesteding [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:14:55 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:14:55 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/08/06/gebrek-aan-aanbestedingsstukken-leidt-niet-altijd-tot-heraanbesteding/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 7077 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-07-21 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-07-21 00:00:00 [post_content] =>

Uitspraak Hoge Raad 14 maart 2014, ECLI: NL: HR: 2014: 624 [Gemeente Amstelveen / J & B Vastgoed en DNC Vastgoed].

De zaak gaat over de vraag of de Gemeente Amstelveen een tweetal door haar in 2004 aan een bedrijf genaamd Rams-Yve-Terra opgelegde lasten onder dwangsom, kan innen bij J & B Vastgoed en DNC Vastgoed, rechtsopvolgers van eerstgenoemd bedrijf. De lasten waren opgelegd vanwege de met het bestemmingsplan strijdige aanwezigheid van opstallen op het perceel van Rams-Yve-Terra. Aan de lasten is niet voldaan en ook de dwangsommen zijn door Rams-Yve-Terra niet betaald. J & B en DNC hebben het perceel in een executieverkoop gekocht en kort nadien de illegale opstallen verwijderd. Dit weerhoudt de gemeente er niet van een dwangbevel [gegrond op artikel 100e [oud] Woningwet] op te leggen aan J & B en DNC tot betaling van ruim € 120.000,=.

Tegen dit besluit hebben J & B en DNC zich verzet. Het gerechtshof te Amsterdam heeft het verzet gegrond geoordeeld en het dwangbevel buiten werking gesteld. De gemeente komt tegen de uitspraak van het Hof in cassatie.

De Hoge Raad stelt het volgende voorop. Artikel 100e [oud] Woningwet, evenals zijn opvolger artikel 100e [nieuw] Woningwet heeft ten doel om beter te kunnen handhaven. Beide artikelen vormen een reactie op een praktijk waarbij men aan toepassing van bestuursdwang en last onder dwangsom weet te ontkomen door het onroerend goed over te dragen, soms herhaalde malen. Artikel 100e [oud] Woningwet kent daarom ook aan het desbetreffende dwangsombesluit of last onder dwangsom, de werking toe jegens rechtsopvolgers. Artikel 100e [nieuw] Woningwet houdt in dat burgemeester en wethouders die werking jegens rechtsopvolgers aan het besluit kunnen verbinden.  Aldus kunnen bestuursdwang en lasten onder dwangsom ook ten uitvoer worden gelegd jegens rechtsopvolgers. Beide artikelen maken het mogelijk om ook al vóór de rechtsopvolging gemaakte kosten van bestuursdwang en verbeurde dwangsommen te verhalen op de rechtsopvolgers.

De Hoge Raad overweegt dat deze laatste mogelijkheid, verhaal van al gemaakte kosten en al verbeurde dwangsommen op rechtsopvolgers, niet wordt gelegitimeerd door het doel en de strekking van beide bepalingen, en dit verhaal daarom zonder nadere  wettelijke basis in elk geval niet gerechtvaardigd te achten is, indien de rechtsopvolger geheel buiten de niet-naleving van de Woningwet staat, aan die niet-naleving onmiddellijk een einde heeft gemaakt na de rechtsopvolging en bovendien geen voordeel trekt uit de niet-naleving.

De Hoge Raad stelt dat sprake is van een situatie waarin het College van B&W van de Gemeente Amstelveen in redelijkheid niet tot de uitoefening van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging jegens de rechtsopvolger hier heeft kunnen komen.

advocaat te Boxtel, Den Bosch, Eindhoven en Tilburg

[post_title] => Grens aan werking dwangsombesluit op rechtsopvolger [post_excerpt] =>

Uitspraak Hoge Raad 14 maart 2014, ECLI: NL: HR: 2014: 624 [Gemeente Amstelveen / J & B Vastgoed en DNC Vastgoed].

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => grens-aan-werking-dwangsombesluit-op-rechtsopvolger [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:17:45 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:17:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/07/21/grens-aan-werking-dwangsombesluit-op-rechtsopvolger/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 7130 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-04-29 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-29 00:00:00 [post_content] =>

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 29 april 2015 [zie Uitspraak, Raad van State] het besluit van de gemeenteraad van Veghel van 13 februari 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Foodpark” en het exploitatieplan “Bedrijventerrein Foodpark”, vernietigd. Belangrijk argument van de Afdeling om tot vernietiging over te gaan is het feit dat voor de toepassing van de milieueffectrapportage de totale ontwikkeling van het bedrijventerrein, die in twee fases wordt uitgevoerd, dient te worden bezien als één samenhangende activiteit en de gemeente door enkel een vormvrije milieueffectrapportage beoordeling te hebben gemaakt, ten onrechte alleen rekening  heeft gehouden met de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van fase 1 van het bedrijventerrein. Aangezien aldus de Afdeling, ook met de voorziene verdere ontwikkeling van fase 2 rekening had moeten worden gehouden en de totale ontwikkeling van het bedrijventerrein een oppervlakte behelst die de drempelwaarde opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage overschrijdt, had de gemeenteraad voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan de milieueffectrapportage beoordelingsprocedure moeten volgen. Doordat de gemeente dit ten onrechte niet heeft gedaan, slaagt het beroep.

Het gevolg van de uitspraak is dat voorafgaand aan een hernieuwde vaststelling van de plannen de gemeenteraad alsnog de formele milieueffectrapportage beoordelingsprocedure moet volgen. Positief aspect aan de uitspraak is voor de gemeente wel dat onder verwijzing naar onderliggende rapportages, de Afdeling van oordeel is dat de gemeente zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorziene bedrijventerrein vanwege voldoende ruimtevraag van bedrijven, noodzakelijk is.

Zie ook branche AgriFood

[post_title] => Realisatie "Foodpark Veghel" loopt vertraging op [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => realisatie-foodpark-veghel%c2%9d-loopt-vertraging-op [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:49:15 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:49:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/29/realisatie-foodpark-veghel%c2%9d-loopt-vertraging-op/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 172 [max_num_pages] => 18 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 6ecf21db43640590269d40d3c553b119 [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:b4042f2de862ede8fc241cf2b0cf0398:0.94824400 17546784320.24990200 1754678433 [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 29 april 2015 [zie Uitspraak, Raad van State] het besluit van de gemeenteraad van Veghel van 13...
Lees meer
De Europese Commissie heeft in april van dit jaar in een publicatie met betrekking tot 7 maatregelen waarbij voor louter lokale initiatieven overheidssteun is verleend, geconcludeerd dat er geen staatssteun in de zin van de EU regels mee gemoeid is, omdat ze het handelsverkeer tussen de lidstaten waarschijnlijk niet in significante mate ongunstig zullen beïnvloeden. 
Lees meer
In de zaak Aldi Vastgoed B.V. / verweerster heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan [ECLI: NL: HR: 2014: 1018]. De zaak betreft de opzegging door rechtsgevolgen van verhuurder van een huurovereenkomst 290 bedrijfsruimten die ex artikel 7:300 lid 1 BW voor onbepaalde tijd is voortgezet. De voorliggende vraag was of de wachttijdregeling ex artikel 7:296 lid 2 BW toepasselijk zou zijn. 
Lees meer
De hoogste bestuursrechter in ons land, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State  [RvS] heeft bij herhaling geoordeeld dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] ingevolge artikel 4:21 lid 4 Awb van overeenkomstig toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Dat betekent kort gezegd dat bezwaar en beroep volgens de algemene bestuursrecht openstaat als het gaat om bijvoorbeeld een verlaging van de bekostiging van een school. 
Lees meer
Het concept wetsvoorstel Aanbestedingswet 2012 is op vrijdag 3 april jl. gepubliceerd. Het wetsvoorstel bevat wijzigingen van de Aanbestedingswet teneinde de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen die vorig jaar van kracht zijn geworden, in de Aanbestedingswet te implementeren. 
Lees meer
In januari van dit jaar heeft de Rechtbank Den Haag in verschillende kort gedingen die door meerdere verliezende inschrijvers aanhangig zijn gemaakt en toeziend op één en dezelfde private aanbesteding, vonnissen moeten wijzen. Zie ECLI:NL:RBDHA:2015:707, ECLI:NL:RBDHA:2015:926, ECLI:NL:RBDHA:2015:929
Lees meer
Bij een faillissement zal een curator die in de boedel een orderportefeuille aantreft met niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerde opdrachten, veelal proberen deze orders met instemming van de opdrachtgever te verkopen. Daarmee haalt de curator geld binnen voor de faillissementsboedel ten gunste van de schuldeisers. Het  voordeel voor de opdrachtgever bij een verkoop door de curator van een opdracht is dat de werkzaamheden verder kunnen worden uitgevoerd. Dit laatste kan aldus worden vormgegeven dat de doorstarter en de opdrachtgever een nieuwe overeenkomst sluiten. Maar wat ook wel gebeurd is dat het contract door middel van contractoverneming overgaat op een doorstartende partij.
Lees meer
Changes per January first, 2015: Probation period In the case of an employment contract of six months ore less it is not permitted to include a probation period. This means that in the case of a fixed term employment contract longer than six months, a probation period is still allowed. Non competition clause For a fixed term contract it will no longer be allowed to conclude a non competition clause, unless the employer has a predominant business interest and motivates this interest in writing upon agreeing to a non competition clause. Failing to give this motivation or failing to prove sufficient ground for the non competition clause will render the clause invalid. Announcement that the fixed term contract ends An obligation for the employer is introduced to notify the employee in writing in case the employer decides not to extent the present fixed term contract nor offers the employee a new contract. So contrary to the present law, the fixed term contract does not expires without the employer is re-quired to take action. The announcement [of ending the fixed term contract] should be made in writing no later than one month before the end of the fixed term. Failing to do so ore to do so timely will cause the employer to be liable to pay a penalty to the employee equal to the amount of one month of basic salary [including holiday allowance]. 
Lees meer
Rechtbank Rotterdam d.d. 18 juni 2014 [ECLI: NL: RBROT 2014: 4844]. De Gemeente Rotterdam heeft een niet openbare aanbestedingsprocedure gehouden met betrekking tot de vervaardiging van het ontwerp en de uitvoering van vervangende nieuwbouw van een school. Op de aanbestedingsprocedure zijn de regels van hoofdstuk 3 van het Aanbestedingsreglement Werken 2012 van toepassing. Gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving. De gunningsaspecten prijs, duurzaamheid, onderhoud en gesprek worden beoordeeld.
Lees meer
Uitspraak Hoge Raad 14 maart 2014, ECLI: NL: HR: 2014: 624 [Gemeente Amstelveen / J & B Vastgoed en DNC Vastgoed].
Lees meer