Blog van medewerkers
WP_Query Object ( [query] => Array ( [paged] => 11 [news-type] => blog ) [query_vars] => Array ( [paged] => 11 [news-type] => blog [error] => [m] => [p] => 0 [post_parent] => [subpost] => [subpost_id] => [attachment] => [attachment_id] => 0 [name] => [pagename] => [page_id] => 0 [second] => [minute] => [hour] => [day] => 0 [monthnum] => 0 [year] => 0 [w] => 0 [category_name] => [tag] => [cat] => [tag_id] => [author] => [author_name] => [feed] => [tb] => [meta_key] => [meta_value] => [preview] => [s] => [sentence] => [title] => [fields] => [menu_order] => [embed] => [category__in] => Array ( ) [category__not_in] => Array ( ) [category__and] => Array ( ) [post__in] => Array ( ) [post__not_in] => Array ( ) [post_name__in] => Array ( ) [tag__in] => Array ( ) [tag__not_in] => Array ( ) [tag__and] => Array ( ) [tag_slug__in] => Array ( ) [tag_slug__and] => Array ( ) [post_parent__in] => Array ( ) [post_parent__not_in] => Array ( ) [author__in] => Array ( [0] => 10 ) [author__not_in] => Array ( ) [search_columns] => Array ( ) [ignore_sticky_posts] => [suppress_filters] => [cache_results] => 1 [update_post_term_cache] => 1 [update_menu_item_cache] => [lazy_load_term_meta] => 1 [update_post_meta_cache] => 1 [post_type] => [posts_per_page] => 10 [nopaging] => [comments_per_page] => 50 [no_found_rows] => [taxonomy] => news-type [term] => blog [order] => DESC ) [tax_query] => WP_Tax_Query Object ( [queries] => Array ( [0] => Array ( [taxonomy] => news-type [terms] => Array ( [0] => blog ) [field] => slug [operator] => IN [include_children] => 1 ) ) [relation] => AND [table_aliases:protected] => Array ( [0] => wp_term_relationships ) [queried_terms] => Array ( [news-type] => Array ( [terms] => Array ( [0] => blog ) [field] => slug ) ) [primary_table] => wp_posts [primary_id_column] => ID ) [meta_query] => WP_Meta_Query Object ( [queries] => Array ( ) [relation] => [meta_table] => [meta_id_column] => [primary_table] => [primary_id_column] => [table_aliases:protected] => Array ( ) [clauses:protected] => Array ( ) [has_or_relation:protected] => ) [date_query] => [queried_object] => WP_Term Object ( [term_id] => 56 [name] => Blog van medewerkers [slug] => blog [term_group] => 0 [term_taxonomy_id] => 56 [taxonomy] => news-type [description] => [parent] => 0 [count] => 1413 [filter] => raw ) [queried_object_id] => 56 [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) WHERE 1=1 AND ( wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56) ) AND wp_posts.post_author IN (10) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR ( wpml_translations.language_code = 'nl' AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' ) AND ( ( ( SELECT COUNT(element_id) FROM wp_icl_translations WHERE trid = wpml_translations.trid AND language_code = 'nl' ) = 0 ) OR ( ( SELECT COUNT(element_id) FROM wp_icl_translations t2 JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id WHERE t2.trid = wpml_translations.trid AND t2.language_code = 'nl' AND ( p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' ) ) ) = 0 ) ) ) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) GROUP BY wp_posts.ID ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC LIMIT 100, 10 [posts] => Array ( [0] => WP_Post Object ( [ID] => 11726 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-10-01 11:51:23 [post_date_gmt] => 2017-10-01 09:51:23 [post_content] => De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam heeft in een uitspraak van 11 mei 2017 een [niet veel voorkomende] door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit [NVWA] opgelegde recall geschorst. Een recall is het uit de handel [moeten] nemen van producten of producttypen. Een levensmiddelenbedrijf op het gebied van voedingssupplementen had een vitaminepreparaat met 100 microgram vitamine D geïmporteerd en gedeeltelijk in Nederland gedistribueerd. Dit had de NVWA echter niet toegestaan omdat de preparaten niet voldeden aan de Warenwetregeling vrijstelling vitaminepreparaten waarin is bepaald dat deze preparaten niet meer dan 75 microgram vitamine D mogen bevatten. De NVWA heeft de bewuste vitaminepreparaten in officiële inbewaringneming geplaatst en toen een gedeelte van de preparaten desondanks door het bedrijf in de handel was gebracht, een last onder dwangsom opgelegd om het bedrijf te bewegen tot een recall van de vitaminepreparaten over te gaan. Het bedrijf heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom en de voorzieningenrechter verzocht de last te schorsen. Op basis van onder meer een rapport van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid [EFSA] is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter twijfel of het nationale voorschrift dat voorziet in de vrijstelling tot maximaal 75 microgram vitamine D, wel voldoet aan relevante Europese regelgeving [in casu art. 6 van de EG Verordening nr. 764/2008]. Er bestaat althans ten minste enige twijfel of de bewuste norm onverminderd kan worden gehandhaafd. Gelet op het voornoemde is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van het bedrijf moet uitvallen. In dat verband is van belang dat een recall vergaande inspanningen van het bedrijf vergt en de recall bovendien schadelijke gevolgen kan hebben voor de reputatie van het bedrijf. Ook weegt mee dat de NVWA lange tijd geen actieve maatregelen heeft getroffen tegen de verkoop door het bedrijf van de bewuste preparaten. Zie uitspraak. Zie ook branche Agrifood. [post_title] => Schorsing recall NVWA [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => schorsing-recall-nvwa [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:59 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:59 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11726 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 11622 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-09-28 11:50:47 [post_date_gmt] => 2017-09-28 09:50:47 [post_content] => De kwestie betreft een aanbesteding voor het onderhoud van sportvelden inclusief levering van meststoffen. In de aanbestedingsstukken is bepaald dat de inschrijver reële marktconforme prijzen dient te offreren, dat irrealistische prijzen door de gemeente kunnen worden gecontroleerd en dat een inschrijving ongeldig kan worden verklaard. Verder is in de aanbestedingsstukken bepaald dat de gemeente een minimum- en maximum tarief per machine/manuur hanteert en dat indien de inschrijver een tarief aanbiedt dat boven of onder dit tarief ligt, dit kan leiden tot het terzijde leggen van de inschrijving. Een inschrijver biedt een aantal werkzaamheden aan onder het door de gemeente gestelde minimumtarief en deze inschrijver wordt door de gemeente van de aanbesteding uitgesloten. De inschrijver in kwestie en de gemeente treffen elkaar voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeente in de aanbestedingsstukken niet heeft aangegeven aan de hand van welke criteria zij zal beoordelen of zij een inschrijver die een aangeboden tarief heeft gehanteerd dat onder het vastgestelde minimumtarief ligt, zal uitsluiten. Ook heeft de gemeente in de aanbestedingsstukken niet aangegeven dat de voorgeschreven minimumtarieven de ondergrens vormen voor de marktconforme tarieven en evenmin dus dat de voorgeschreven minimumtarieven derhalve een nadere invulling geven aan de eis van marktconformiteit van de prijzen. De discretionaire bevoegdheid die de gemeente zich heeft toebedeeld blijkens de bovengenoemde “kan-bepalingen” ten spijt, blijft het feit dat gelet op voornoemde vaststellingen door de voorzieningenrechter, de gemeente in de aanbestedingsstukken niet heeft aangegeven hoe zij die discretionaire bevoegdheid wil gaan invullen en dat maakt dat er teveel ruimte is voor willekeur. Dit zorgt er [ook] voor dat het in de aanbestedingsstukken bepaalde omtrent het door de gemeente hanteren van een minimumtarief, voor meerderlei uitleg vatbaar is. Immers, in de aanbestedingsstukken is niet aangegeven dat de voorgeschreven minimumtarieven volgens de gemeente de ondergrens vormen van de marktconforme tarieven. De tekst en de context van de bepaling in kwestie bieden ruimte voor zowel de uitleg van de inschrijver als die van de gemeente. De inschrijver die de kan-bepaling omtrent het door de gemeente gehanteerde minimumtarief per machine/manuur zo heeft kunnen en mogen begrijpen dat aan de hand van de eis omtrent reële marktconforme prijzen, door de gemeente zou worden bepaald of een inschrijver die een aangeboden tarief had gehanteerd dat onder het vastgestelde minimumtarief lag, dient te worden uitgesloten. De gemeente aan de andere kant met de evenzeer te accepteren uitleg dat met het opgenomen minimumtarief een nadere invulling was gegeven aan het vereiste dat geoffreerde tarieven realistisch, marktconform en niet abnormaal laag moeten te zijn. De juridische conclusie is onverbiddelijk. Het transparantiebeginsel en het verbod van willekeur zijn geschonden en dit betekent dat de gemeente de aanbesteding niet kan voortzetten. De les voor iedere aanbesteder is dat wanneer bedoeld wordt de eis van reële marktconforme prijzen in de aanbestedingsstukken in te vullen door expliciet minimumtarieven te hanteren, dit ook met zoveel woorden duidelijk te vermelden. Wanneer dit wordt nagelaten zal het de aanbesteder, zoals deze zaak laat zien, niet baten om door middel van het gebruik van “kan-bepalingen” zich een discretionaire bevoegdheid toe te eigenen om door middel van een proportionaliteitstoets te besluiten of een inschrijver wel of niet aan een bepaald vereiste voldoet. Zie uitspraak. Zie ook Aanbestedingsrecht voor meer informatie. [post_title] => Risico willekeur betekent staken aanbesteding [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => risico-willekeur-betekent-staken-aanbesteding [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:57:00 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:57:00 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11622 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 11498 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-08-21 11:12:38 [post_date_gmt] => 2017-08-21 09:12:38 [post_content] => Een bedrijf stelt schade te hebben geleden door een beweerdelijk onrechtmatig tracébesluit van de minister van Infrastructuur en Milieu. Het bedrijf in kwestie heeft zijn verzoek om schadevergoeding beperkt tot € 25.000,00 maar stelt dat de feitelijke schade genoemd bedrag overstijgt en doet geen afstand van de gepretendeerde aanspraak op het meerdere. De vraag betreft vervolgens de bevoegdheidsverdeling tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter op grond van de Algemene wet bestuursrecht [Awb]. Daarin is ter zake onder meer bepaald dat in een zaak als de onderhavige de bestuursrechter bevoegd is voor zover de gevraagde vergoeding ten hoogste € 25.000,00 bedraagt met inbegrip van de verschenen rente. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeert dat zij in dit geval de bevoegde rechter is. De mogelijkheid om schadevergoeding aan de algemene bestuursrechter te vragen op grond van artikel 8:89, tweede lid van de Awb is slechts aan twee beperkingen onderworpen, namelijk dat de gestelde schadeoorzaak onder het bereik van artikel 8:88, eerste lid van de Awb valt en dat de gevraagde vergoeding beperkt is tot maximaal € 25.000,00. Artikel 8:88, eerste lid van de Awb ziet op kort gezegd, de bevoegdheid van de bestuursrechter om op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die is veroorzaakt wegens onrechtmatige besluiten en daarmee samenhangende voorbereidingshandelingen of wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De wetgever heeft zo oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak, niet een extra beperking opgenomen door te eisen dat een verzoeker om schadevergoeding uitdrukkelijk afstand moet hebben gedaan van zijn vordering voor zover het een bedrag van € 25.000,00 overstijgt. Verder heeft te gelden aldus de Afdeling bestuursrechtspraak, dat voor de bevoegdheid van de algemene bestuursrechter om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding niet is vereist dat al vaststaat dat de gestelde schadeoorzaak onrechtmatig is. De conclusie voor de praktijk is duidelijk. Bij schade dat onder het bereik van genoemd artikel 8:88, eerste lid van de Awb valt, kan ook wanneer die schade hoger is dan € 25.000,00, een verzoek tot vergoeding van deze schade aan de bestuursrechter worden voorgelegd mits beperkt tot een bedrag van € 25.000,00 en zonder dat afstand van het meerdere moet worden gedaan. Als vervolgens door toekenning van het schadeverzoek de schadeveroorzakende onrechtmatige handeling komt vast te staan, kan dit laatste als bewijs dienen voor de vordering tot vergoeding van diezelfde schade maar dan voor het meerdere boven € 25.000,00 bij de burgerlijke rechter. Zie Uitspraak. Zie ook Overheid en Aansprakelijkheid [post_title] => Bevoegdheidsverdeling rechter bij schadevergoeding [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bevoegdheidsverdeling-rechter-schadevergoeding [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:57:02 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:57:02 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11498 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 11470 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-08-10 13:53:18 [post_date_gmt] => 2017-08-10 11:53:18 [post_content] => De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 27 juli 2017 geoordeeld dat het UWV ten onrechte heeft geweigerd vrouwelijke zelfstandigen in aanmerking te laten komen voor een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling. De vrouwelijke zelfstandigen moet alsnog een passende compensatie worden geboden, aangezien zij op grond van het VN-Vrouwenverdrag recht hebben op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van [een zeker] inkomen. Deze zaak komt voort uit het feit dat in de periode tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 er geen wettelijke regeling bestond die voorzag in een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor vrouwelijke zelfstandigen. Vrouwelijke zelfstandigen die in die periode zijn bevallen, hebben derhalve toen geen uitkering in verband met hun zwangerschap en bevalling gekregen. Een aantal vrouwelijke zelfstandigen heeft hierover –tevergeefs- geprocedeerd tot aan de Hoge Raad. Een klacht ingediend bij het comité dat toeziet op de uitvoering van het VN-Vrouwenverdrag was echter succesvol nu dat comité in 2014 stelde dat een passende schadevergoeding zou moeten worden geboden als compensatie. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft echter geweigerd die compensatie te bieden en hernieuwde aanvragen voor een uitkering door de bewuste vrouwelijke zelfstandigen, zijn door het UWV afgewezen. Deze afwijzing is vervolgens de opmaat geweest naar de procedure bij de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat uit het VN-Vrouwenverdrag volgt dat – bij wijze van nagestreefd minimumresultaat – iedere vrouw die –al dan niet in loondienst – arbeid verricht, recht heeft op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van [een zeker] inkomen. Door de afschaffing in 2004 van de toen bestaande regeling voor zwangere zelfstandigen zonder overgangsregeling en zonder vervangende regeling, heeft de Staat zich niet gehouden aan zijn verplichting om een minimumresultaat inhoudende enige vorm van bevallingsverlof, te bereiken en te behouden. De weigering van het UWV om de vrouwelijke zelfstandigen in kwestie toch nog in aanmerking te laten komen voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering en het feit dat de Staat dus eerder heeft geweigerd betrokkenen een compensatie te verstrekken, maakt dat de besluitvorming van het UWV op de gedane aanvragen in strijd is met het recht. Het UWV moet ervoor zorgen dat jegens de betrokken vrouwelijke zelfstandigen alsnog aan de verdragsverplichting wordt voldaan en dat zij dus alsnog enige vorm van vergoeding zullen ontvangen. Dat hoeft dus niet per se in de vorm van een uitkering op grond van de wetgeving zoals die luidde tot 1 augustus 2004 of vanaf 4 juni 2008. Van belang is dat dus via enigerlei compensatie er recht wordt gedaan aan het VN-Vrouwenverdrag. Deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is interessant voor degenen die in de periode tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 en toen zijnde zelfstandige, zwanger waren en/of zijn bevallen maar nimmer enige vorm van uitkering ter zake hebben ontvangen. Met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in de hand, kunnen zij zich desgewenst bij het UWV melden om met terugwerkende kracht enigerlei vorm van compensatie te verlangen. Zie Uitspraak. [post_title] => Bevallingsverlof voor vrouwelijke zelfstandigen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bevallingsverlof-vrouwelijke-zelfstandigen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-08-14 15:58:49 [post_modified_gmt] => 2017-08-14 13:58:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11470 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 11440 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-08-01 16:53:11 [post_date_gmt] => 2017-08-01 14:53:11 [post_content] => Bij het doen van inschrijvingen voor aanbestedingen worden [helaas] nogal eens fouten door de inschrijvers gemaakt. Een regelmatig terugkerende vraag is dan ook of en zo ja onder welke voorwaarden die fouten in een inschrijving door de inschrijver kunnen worden hersteld. De belangrijkste vuistregels hiervoor zijn als volgt. Een verbetering of aanvulling van een inschrijving is toegestaan wanneer deze klaarblijkelijk een eenvoudige precisering behoeft, of als het gaat om het rechtzetten van een kennelijke materiële fout. Een aanbestedende dienst mag alleen een verzoek om verduidelijking doen nadat kennis is genomen van alle inschrijvingen. Als een inschrijver om een aanvulling/verbetering wordt verzocht dan moeten alle inschrijvers die in dezelfde situatie verkeren op dezelfde manier worden behandeld. Voorts dient het verzoek alle punten van de inschrijving te behandelen die nadere toelichting behoeven. Een en ander mag er niet toe leiden dat door het herstel de inschrijver in werkelijkheid een nieuwe inschrijving doet. Zo’n aanvulling of verbetering mag niet overkomen als ten onrechte in het voordeel of nadeel van een of meerdere inschrijvers. Er moet niet in de aanbestedingsstukken zijn opgenomen dat het ontbrekende stuk of de ontbrekende informatie op straffe van uitsluiting moet worden verstrekt. Echter, een verzoek om precisering kan niet het ontbreken verhelpen van een stuk dat of van informatie die volgens de aanbestedingsstukken verplicht dient te worden verstrekt, aangezien de aanbestedende dienst de door hemzelf vastgestelde criteria nauwgezet in acht dient te nemen. De conclusie is tweeërlei. In de eerste plaats, het enkele feit dat de wet en/of een aanbestedingsleidraad voorziet in de mogelijkheid van een herstel van een fout in de inschrijving betekent nog niet dat de mogelijkheid tot herstel altijd maar moet worden geboden omdat een en ander immer zal moeten worden getoetst aan met name de in bovenstaand aangehaalde vuistregels. Daarnaast, zelfs wanneer in een aanbestedingsleidraad niet is opgenomen dat een stuk of informatie op straffe van uitsluiting moet worden verstrekt, dan nog lijkt de mogelijkheid van herstel van een stuk of van informatie dat verplicht diende te worden verstrekt, niet aanwezig te zijn omdat een aanbestedingsdienst de door hemzelf vastgestelde criteria nauwgezet in acht dient te nemen. [post_title] => Herstel bij inschrijvingsfouten [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => herstel-bij-inschrijvingsfouten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-08-01 16:53:11 [post_modified_gmt] => 2017-08-01 14:53:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11440 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 11425 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-07-24 16:52:16 [post_date_gmt] => 2017-07-24 14:52:16 [post_content] => Met ingang van 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd in verband met het aanwijzen van geliberaliseerde woningen voor middenhuur. Hierdoor krijgen gemeenten de mogelijkheid om in bestemmingsplannen naast de categorieën sociale huur, sociale koop en particulier opdrachtgeverschap ook geliberaliseerde woningen voor middenhuur als een aparte categorie aan te wijzen. Een geliberaliseerde woning van middenhuur betreft een huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste [€ 710,68 [prijspeil 2016] en ten hoogste een in een gemeentelijke verordening bepaalde, jaarlijks te indexeren aanvangshuurprijs, waarbij de instandhouding in die verordening voor ten minste tien jaar bij ingebruikname is verzekerd. De aanvangshuurprijs is exclusief servicekosten of voorschot voor nutsvoorzieningen. Door het mogelijk te maken dat gemeenten huurwoningen in het middensegment als een aparte categorie opnemen in het bestemmingsplan, kan er door gemeenten meer worden gestuurd op een goede mix van verschillende categorieën van aan te bieden [huur]woningen. [post_title] => Geliberaliseerde middenhuurwoningen in bestemmingsplan [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => geliberaliseerde-middenhuurwoningen-bestemmingsplan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-07-24 16:59:12 [post_modified_gmt] => 2017-07-24 14:59:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11425 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 11416 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-07-17 16:45:21 [post_date_gmt] => 2017-07-17 14:45:21 [post_content] => De SlijtersUnie heeft de burgemeester van 's-Hertogenbosch verzocht om handhavend op te treden tegen Sligro, omdat Sligro volgens haar in strijd met de Drank- en Horecawet handelt door zonder vergunning particulieren alcohol te laten proeven en te verkopen. De burgemeester heeft het verzoek van de SlijtersUnie [ook in bezwaar] afgewezen, omdat de Drank- en Horecawet niet van toepassing is op een groothandel. Er is volgens de burgemeester geen sprake van een slijtersbedrijf en ook niet van een horecabedrijf en daarom is er geen vergunning nodig en is er geen sprake van een overtreding. De SlijtersUnie is het met de beslissing op bezwaar van de burgemeester oneens en gaat in beroep. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de SlijtersUnie een belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] is. De burgemeester is daar in eerste instantie vanuit gegaan door inhoudelijk [in bezwaar] op het handhavingsverzoek te beslissen. Sligro is van mening dat dat ten onrechte is gebeurd en op de zitting bij de rechtbank heeft ook de burgemeester het standpunt ingenomen dat de SlijtersUnie geen belanghebbende is bij het verzoek om handhaving. Om als belanghebbende in deze zaak te kunnen worden aangemerkt, is in elk geval vereist dat de leden van de SlijtersUnie in hetzelfde marktsegment werkzaam zijn als Sligro. De rechtbank beantwoordt deze vraag negatief en neemt daarbij onder meer in aanmerking dat Sligro zich nadrukkelijk niet op particulieren richt. De leden van de SlijtersUnie zijn dus naar het oordeel van de rechtbank niet werkzaam in hetzelfde marktsegment als Sligro. Dit betekent dat de belangen van de SlijtersUnie niet rechtstreeks zijn betrokken bij de beslissing op haar verzoek om handhaving. Aangezien alleen een belanghebbende een aanvraag kan doen in de zin van de Awb, was het verzoek van de SlijtersUnie geen aanvraag in de zin van die wet. Dat betekent vervolgens ook dat de beslissing daarop geen besluit was in de zin van de Awb, en daartegen kon dus ook geen bezwaar worden gemaakt. De burgemeester had het bezwaar van de SlijtersUnie tegen de afwijzing van haar verzoek om handhaving dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren, in de plaats daarvan inhoudelijk te beslissen. Om die reden is het beroep tegen het besluit op bezwaar gegrond en de rechtbank die zelf in de zaak voorziet, doet wat de burgemeester in bezwaar had moeten doen, namelijk het bezwaar van de SlijtersUnie alsnog niet-ontvankelijk verklaren. Indien een oplettende lezer zich nu afvraagt of er überhaupt door de rechtbank een oordeel is geveld of Sligro wel of niet in strijd met de Drank- en Horecawet heeft gehandeld door zonder vergunning particulieren alcohol te laten proeven en te verkopen, luidt het antwoord hierop, neen. Deze uitspraak illustreert feilloos de werking van het bestuursprocesrecht waarin altijd het voorportaal van het zijn van belanghebbende bij een bestreden besluit moet worden gepasseerd wil vervolgens de eigenlijke inhoudelijke kwestie worden beoordeeld. Ook geldt de les dat zelfs al krijgt men die inhoudelijke beoordeling in bezwaar, dit nog niet betekent dat in beroep bij de rechter de kwestie niet alsnog op formeel juridische gronden kan worden afgedaan en waarmee in dit geval ongetwijfeld tot spijt van de SlijtersUnie, een inhoudelijke toets door de rechter achterwege blijft. Zie volledige uitspraak. Zie ook branche AgriFood [post_title] => SlijtersUnie vraagt tevergeefs om handhavend optreden tegen Sligro [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => slijtersunie-vraagt-tevergeefs-om-handhavend-optreden-sligro [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-07-24 17:13:09 [post_modified_gmt] => 2017-07-24 15:13:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11416 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 11352 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-06-26 10:54:28 [post_date_gmt] => 2017-06-26 08:54:28 [post_content] => Onregelmatigheden in een aanbestedingsprocedure leiden tot intrekking van de aanbesteding. De onderaannemer van een inschrijver acht de Staat [de aanbesteder is het Rijksvastgoedbedrijf] aansprakelijk voor beweerdelijk geleden schade. Volgens de onderaannemer is het aan het Rijksvastgoedbedrijf zelf te wijten dat de aanbestedingsprocedure is ingetrokken en door deze intrekking heeft de onderaannemer schade geleden, bestaande uit onder meer gemaakte kosten in het kader van de aanbesteding. De rechtbank overweegt allereerst dat de onderaannemer uitsluitend op grond van onrechtmatige daad een schadevergoeding kan vorderen. De onderaannemer heeft zelf als gegadigde of inschrijver niet deelgenomen aan de aanbestedingsprocedure en hierdoor wordt de rechtsverhouding tussen de onderaannemer en de Staat dan ook niet rechtstreeks beheerst door het aanbestedingsrecht maar door de civielrechtelijke regels van de onrechtmatige daad. Voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad dient te zijn voldaan aan een vijftal vereisten, te weten een onrechtmatige daad, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, een causaal verband tussen het onrechtmatig handelen en de schade en tot slot moet sprake zijn van “relativiteit “ [ een voldoende belang bij de vordering ]. De rechtbank stelt vast dat de inschrijver van de onderaannemer een ongeldige inschrijving heeft gedaan. Hieruit volgt dat ook zonder de door de onderaannemer aan de Staat verweten gedragingen de aanbestedingsprocedure niet tot gunning aan de inschrijver van de onderaannemer – en daarmee indirect aan de onderaannemer – had kunnen leiden. Hierdoor bestaat er geen causaal verband tussen de aan de Staat verweten gedragingen en de door de onderaannemer gestelde schade. Daar komt bij dat in de aanbestedingsleidraad het Rijksvastgoedbedrijf expliciet heeft bedongen dat zij altijd het recht heeft de aanbesteding tussentijds te beëindigen en dat kosten die gemaakt zijn in verband met een inschrijving niet in aanmerking komen voor vergoeding. Ook in het geval dat de Staat in dezen onrechtmatig gehandeld zou hebben, zoals de onderaannemer gesteld heeft, maak niet, zonder bijkomende omstandigheden, dat de door de onderaannemer gemaakte kosten anders beoordeeld moeten worden, aldus de rechtbank. Bezien vanuit de positie van de onderaannemer leert deze uitspraak dat in zijn rechtsverhouding tot de aanbesteder, niet het aanbestedingsrecht geldt en dat een schadevergoeding gebaseerd moet zijn op de niet gemakkelijk te bewijzen onrechtmatige daad. Verder zal de onderaannemer de beweerdelijke schade en wat als onrechtmatig handelen van de aanbesteder wordt gekwalificeerd, aan elkaar moeten kunnen koppelen. Voor dit laatste is het noodzakelijk dat de onderaannemer een scherp oog houdt op de rechtspositie van haar inschrijver in de aanbesteding. Meer concreet, als de beweerdelijke onrechtmatigheid wordt weggedacht, had dit dan geleid tot gunning aan de inschrijver van de onderaannemer? Wordt dit laatste zoals in onderhavige zaak negatief beantwoord, wordt aan één van de vijf cumulatieve vereisten van onrechtmatige daad al niet voldaan. En tot slot, de onderaannemer moet zich er rekenschap van geven dat de aanbesteder veelal in de aanbestedingsstukken vastgelegd zal hebben dat zij te allen tijde het recht heeft de aanbestedingsprocedure in te trekken zonder een kosten- of schadevergoeding te moeten betalen aan de inschrijver/gegadigde. De uitspraak van de rechtbank lijkt erop te wijzen dat vanwege voornoemde clausule zelfs in het geval van een onrechtmatig handelen van de aanbesteder, de onderaannemer zonder te stellen bijkomende omstandigheden niet zondermeer een recht kan doen gelden op vergoeding van kosten/schade waarvan in de aanbestedingsstukken immers expliciet is bepaald dat hiervan geen financiële compensatie wordt geboden. Zie uitspraak Zie ook Aanbestedingsrecht [post_title] => Intrekking aanbestedingsprocedure niet onrechtmatig [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => intrekking-aanbestedingsprocedure-onrechtmatig [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-06-26 10:54:28 [post_modified_gmt] => 2017-06-26 08:54:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11352 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 11240 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-06-12 17:01:34 [post_date_gmt] => 2017-06-12 15:01:34 [post_content] => Als ondernemer wordt u met grote regelmaat geconfronteerd met publiekrechtelijke regels. Wanneer bij een bestuursorgaan het vermoeden ontstaat dat in strijd met deze regels wordt gehandeld, kan worden overgegaan tot bestuursrechtelijke handhaving. Deze bijdrage strekt ertoe te bewerkstelligen dat u zich er als ondernemer van bewust bent dat het niet handelen in overeenstemming met bepaalde publiekrechtelijke regels, ook op termijn mogelijk tot een strafrechtelijk handhavingstraject kan leiden. Met bestuursrechtelijke handhaving bent u wellicht bekend. Als u als ondernemer publiekrechtelijke regels overtreedt, kan het bestuursorgaan [bijvoorbeeld gemeente of provincie] u een bestuurlijke sanctie opleggen, waarmee ervoor wordt gezorgd dat aan de overtreding een einde komt. U kunt daarbij denken aan het door een bestuursorgaan opleggen van een last onder dwangsom of het toepassen van bestuursdwang. Van belang is te weten dat het hierbij dus niet gaat om straffen [gericht op toevoeging van leed ] maar om sancties die een onrechtmatige toestand ongedaan moeten maken. Tegen een bestuurlijke sanctie staat veelal bezwaar open en waarna een beroepsprocedure bij de bestuursrechter kan volgen. Feit is wel dat u zich ervan bewust moet zijn dat nogal wat overtredingen van publiekrechtelijke regels ook in strafrechtelijke zin overtredingen [of zelfs misdrijven] zijn. Een zeer belangrijke wet daarbij is de Wet op de Economische Delicten. In deze wet is onder verwijzing naar zeer veel andere wetten, een groot aantal overtredingen opgevoerd die als economisch delict gelden. Puur ter illustratie, u beschikt over een op aanvraag verleende vergunning op grond van de Waterwet ten behoeve van een koude/warmte opslagsysteem. Dit behoeve van bijvoorbeeld nieuwbouw. Aan een dergelijke vergunning zijn – in verband met het milieu – allerlei voorschriften verbonden zoals bijvoorbeeld het laten plaatsvinden van een onttrekkings-/infiltratieproef en het jaarlijks doen van metingen alsmede het aanleveren aan – hier – Gedeputeerde Staten van diverse gegevens. Gedragingen die in strijd zijn met de aan de bewuste vergunning verbonden voorschriften zijn in de Wet op de economische delicten verboden verklaard. Met andere woorden, indien u niet voldoet aan de bij wijze van voorbeeld hier genoemde voorschriften verbonden aan de waterwetvergunning, is sprake van [de verdenking van] een economisch delict. Zo’n delict kan voor zover opzettelijk begaan, een misdrijf zijn en anders is het in ieder geval een overtreding. Wanneer – in ons voorbeeld – een bestuursorgaan constateert dat bepaalde voorschriften van de waterwetvergunning niet zijn nageleefd, zal een bestuursrechtelijk handhavingstraject worden gestart. Er zal veelal een opgave worden gedaan van de overtredingen die binnen een bepaalde termijn ongedaan moeten worden gemaakt. Als dat niet gebeurt, zal het bestuursorgaan veelal het besluit nemen tot het kenbaar maken van het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom [of toepassing van bestuursdwang], teneinde het ongedaan gemaakt krijgen van de overtredingen kracht bij te zetten. Blijft u als aangeschreven ondernemer [als houder van de waterwetvergunning] hiermee in gebreke, dan moet u er rekening mee houden dat vanwege het feit dat het niet naleven van de bewuste voorschriften hier ook een economisch delict is, naast de bestuursrechtelijke handhaving er een meer repressief traject kan worden gestart door het bestuursorgaan. Concreet betekent dit dat vanwege dus de verdenking dat ook sprake is van een economisch delict, u als ondernemer zal worden “uitgenodigd” tot een strafrechtelijk verhoor dat zal uitmonden in een proces-verbaal dat naar het OM zal worden verzonden. Kortom, voordat u het als ondernemer goed en wel in de gaten hebt, bevindt u zich ineens in ook een strafrechtelijk handhavingstraject dat zeer grote gevolgen kan hebben. Immers, daar waar de bestuursrechtelijke handhaving zoals gezegd gericht is op het ongedaan maken van de overtredingen, geldt bij de strafrechtelijke handhaving dat de uiteindelijke sanctie gericht is om te bestraffen. Dat betekent ook dat het door u als ondernemer nog snel ongedaan maken van de overtredingen wel het bestuursrechtelijke handhavingstraject doet staken maar dat in beginsel niet geldt voor de strafrechtelijke handhaving. Of het op basis van het opgemaakte proces-verbaal wel of niet komt tot daadwerkelijke strafvervolging is dan aan het Openbaar Ministerie en daar kunt u als ondernemer weinig tot geen invloed op uitoefenen. Een strafrechtelijk handhavingstraject is om meerdere redenen zeer vervelend voor u als ondernemer. Niet alleen natuurlijk als dit leidt tot een daadwerkelijke vervolging in die zin dat het Openbaar Ministerie de zaak voor de economische politierechter brengt en veroordeling dreigt. Het feit dat een strafrechtelijk handhavingstraject in gang is gezet, is alleen al ook zeer vervelend omdat ook al gaat op basis van het proces-verbaal, het OM over tot een sepot [en wordt u als ondernemer dus niet verder vervolgd], leidt dit toch tot wat men in de volksmond noemt een “strafblad”. Het hoeft geen betoog dat een dergelijke registratie in de justitiële documentatie voor u als ondernemer zeer ongewenst is en tot vervelende bijwerkingen kan leiden waar het bijvoorbeeld gaat om in de toekomst in aanmerking te komen voor opdrachten van overheden. Wanneer u wordt geconfronteerd met een bestuursorgaan dat stelt dat u in strijd handelt met bepaalde publiekrechtelijke regels, is het in de eerste plaats zaak om het bestuurlijke handhavingstraject dat dan veelal volgt, serieus te nemen. De beste remedie is om er simpelweg voor te zorgen dat de overtredingen [indien natuurlijk deze ook daadwerkelijk bestaan] ongedaan worden gemaakt. Maar het advies is ook dat u de publiekrechtelijke regels die in het geding zijn, ook eens tegen het licht laat houden om te bezien of overtreding daarvan ook mogelijk een economisch delict kan zijn waarmee niet uit te sluiten valt dat ook een strafrechtelijke handhaving zou kunnen gaan volgen. In dat geval is er reden te meer om het bestuursorgaan geen argumenten te geven om een meer repressief [lees: strafrechtelijk] traject op enig moment naast het bestuursrechtelijke handhavingstraject, in gang te zetten. Immers ook een gewaarschuwd ondernemer telt voor twee. Zie ook Vastgoed en Aansprakelijkheid [post_title] => Van bestuursrechtelijke naar strafrechtelijke handhaving: ondernemer let op uw saeck! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bestuursrechtelijke-naar-strafrechtelijke-handhaving-ondernemer-let-op-saeck [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-06-19 11:33:21 [post_modified_gmt] => 2017-06-19 09:33:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11240 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 10654 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-02-20 10:45:25 [post_date_gmt] => 2017-02-20 09:45:25 [post_content] => In de Arbeidstijdenwet is onder meer vastgelegd welke wekelijkse rusttijd voor werknemers geldt. In België geldt een soortgelijke regeling waarover de Raad van State aldaar een zogenoemde prejudiciële beslissing bij het Europese Hof heeft ingediend over voornamelijk de vraag of de aan de nationale regelgeving ten grondslag liggende verordening [EG] nr. 561/2006 zich ertegen verzet dat vrachtwagenchauffeurs de normale wekelijkse rusttijden zoals bedoeld in die verordening in het voertuig doorbrengen. In de conclusie van de advocaat-generaal [AG] van 2 februari 2017 in de bewuste zaak C-102/16 [Vaditrans BVBA tegen Belgische Staat] oordeelt de AG dat de normale wekelijkse rusttijden niet in het voertuig mogen worden doorgebracht. De advocaat-generaal baseert zich hierbij op niet alleen de bewoordingen van de desbetreffende bepaling over normale wekelijkse rusttijden in de verordening, maar ook op de ontstaansgeschiedenis van de bepaling alsmede op de context en de doelstellingen van verordening nr. 561/2006. Truckers mogen alleen dagelijkse rusttijden en verkorte wekelijkse rusttijden in de vrachtwagen doorbrengen, mits het voertuig behoorlijke slaapfaciliteiten biedt en het voertuig stilstaat. Dit geldt echter dus niet voor de normale wekelijkse rusttijd waaronder wordt verstaan een periode van rust van ten minste 45 uur. Het bewuste onderscheid is met oog op het doel van de verordening om de arbeidsomstandigheden voor bestuurders en de verkeersveiligheid te verbeteren. Naar verwachting zal het Europese Hof dit voorjaar de conclusie van de advocaat-generaal volgen. Me dunkt dat de conclusie van de AG een herinnering is voor de Nederlandse overheid om met de Arbeidstijdenwet in de hand het veel voorkomende verschijnsel van vrachtwagenchauffeurs die hun weekendrust in de cabine van hun voertuig doorbrengen aan te pakken. [post_title] => Normale wekelijkse rusttijden niet doorbrengen in truck [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => normale-wekelijkse-rusttijden-doorbrengen-truck [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-02-20 10:45:25 [post_modified_gmt] => 2017-02-20 09:45:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=10654 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 11726 [post_author] => 10 [post_date] => 2017-10-01 11:51:23 [post_date_gmt] => 2017-10-01 09:51:23 [post_content] => De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam heeft in een uitspraak van 11 mei 2017 een [niet veel voorkomende] door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit [NVWA] opgelegde recall geschorst. Een recall is het uit de handel [moeten] nemen van producten of producttypen. Een levensmiddelenbedrijf op het gebied van voedingssupplementen had een vitaminepreparaat met 100 microgram vitamine D geïmporteerd en gedeeltelijk in Nederland gedistribueerd. Dit had de NVWA echter niet toegestaan omdat de preparaten niet voldeden aan de Warenwetregeling vrijstelling vitaminepreparaten waarin is bepaald dat deze preparaten niet meer dan 75 microgram vitamine D mogen bevatten. De NVWA heeft de bewuste vitaminepreparaten in officiële inbewaringneming geplaatst en toen een gedeelte van de preparaten desondanks door het bedrijf in de handel was gebracht, een last onder dwangsom opgelegd om het bedrijf te bewegen tot een recall van de vitaminepreparaten over te gaan. Het bedrijf heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom en de voorzieningenrechter verzocht de last te schorsen. Op basis van onder meer een rapport van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid [EFSA] is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter twijfel of het nationale voorschrift dat voorziet in de vrijstelling tot maximaal 75 microgram vitamine D, wel voldoet aan relevante Europese regelgeving [in casu art. 6 van de EG Verordening nr. 764/2008]. Er bestaat althans ten minste enige twijfel of de bewuste norm onverminderd kan worden gehandhaafd. Gelet op het voornoemde is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van het bedrijf moet uitvallen. In dat verband is van belang dat een recall vergaande inspanningen van het bedrijf vergt en de recall bovendien schadelijke gevolgen kan hebben voor de reputatie van het bedrijf. Ook weegt mee dat de NVWA lange tijd geen actieve maatregelen heeft getroffen tegen de verkoop door het bedrijf van de bewuste preparaten. Zie uitspraak. Zie ook branche Agrifood. [post_title] => Schorsing recall NVWA [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => schorsing-recall-nvwa [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:59 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:59 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11726 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 169 [max_num_pages] => 17 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 43fea22c254a525a32c52925d063d0ea [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
01 okt 2017
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam heeft in een uitspraak van 11 mei 2017 een [niet veel voorkomende] door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit [NVWA] opgelegde recall geschorst. Een recall...
Lees meer
De kwestie betreft een aanbesteding voor het onderhoud van sportvelden inclusief levering van meststoffen. In de aanbestedingsstukken is bepaald dat de inschrijver reële marktconforme prijzen dient te offreren, dat...
Lees meer
Een bedrijf stelt schade te hebben geleden door een beweerdelijk onrechtmatig tracébesluit van de minister van Infrastructuur en Milieu. Het bedrijf in kwestie heeft zijn verzoek om schadevergoeding beperkt...
Lees meer
De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 27 juli 2017 geoordeeld dat het UWV ten onrechte heeft geweigerd vrouwelijke zelfstandigen in aanmerking te laten komen voor...
Lees meer
01 aug 2017
Bij het doen van inschrijvingen voor aanbestedingen worden [helaas] nogal eens fouten door de inschrijvers gemaakt. Een regelmatig terugkerende vraag is dan ook of en zo ja onder welke...
Lees meer
Met ingang van 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd in verband met het aanwijzen van geliberaliseerde woningen voor middenhuur. Hierdoor krijgen gemeenten de mogelijkheid om in...
Lees meer
De SlijtersUnie heeft de burgemeester van 's-Hertogenbosch verzocht om handhavend op te treden tegen Sligro, omdat Sligro volgens haar in strijd met de Drank- en Horecawet handelt door zonder...
Lees meer
Onregelmatigheden in een aanbestedingsprocedure leiden tot intrekking van de aanbesteding. De onderaannemer van een inschrijver acht de Staat [de aanbesteder is het Rijksvastgoedbedrijf] aansprakelijk voor beweerdelijk geleden schade. Volgens...
Lees meer
12 jun 2017
Als ondernemer wordt u met grote regelmaat geconfronteerd met publiekrechtelijke regels. Wanneer bij een bestuursorgaan het vermoeden ontstaat dat in strijd met deze regels wordt gehandeld, kan worden overgegaan...
Lees meer
In de Arbeidstijdenwet is onder meer vastgelegd welke wekelijkse rusttijd voor werknemers geldt. In België geldt een soortgelijke regeling waarover de Raad van State aldaar een zogenoemde prejudiciële beslissing...
Lees meer