Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 26
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 26
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 6
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1349
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (6)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 250, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 6931
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2012-11-19 00:00:00
                    [post_date_gmt] => 2012-11-18 23:00:00
                    [post_content] => Kern
In een procedure bij de rechtbank Arnhem kwam deze vraag aan de orde. Een software ontwikkelaar zou een ondeugdelijk advies hebben gegeven en zou zijn tekortgeschoten bij de uitvoering van de overeenkomst ,onder andere door het niet halen van opleverdata.
De rechtbank wijst de vorderingen af onder andere omdat er geen deugdelijke ingebrekestelling is verstuurd aan de software ontwikkelaar.

Tips
  • Leg duidelijk vast wat de aard is van de verplichting van degene die een onderzoek naar software verbetering gaat doen: een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting. In het eerste geval hoeft een partij alleen aan te tonen dat zij de inspanningen heeft verricht die redelijkerwijs van haar verwacht mochten worden.
  • Wanneer opleverdata worden vastgelegd dan is het uitgangspunt dat dit geen fatale data zijn. Maar partijen kunnen iets anders overeenkomen! Wanneer er geen sprake is van een fatale datum dan moet er eerst een ingebrekestelling volgen voordat de andere partij in verzuim is. Alleen wanneer een partij in verzuim is kan een overeenkomst worden ontbonden, kan schadevergoeding gevorderd worden, etc.
  • Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarbij de partij die een prestatie moet leveren nog een redelijke termijn voor nakoming wordt gegeven. In die schriftelijke aanmaning moet duidelijk worden vermeld wat er aan prestatie wordt verwacht [wat moet er nog worden opgeleverd] en wanneer. De termijn moet ook een redelijke termijn zijn. Wat redelijk is hangt af van de omstandigheden. Regelmatig gaat het mis met het formuleren van de ingebrekestelling en de termijn die daarbij wordt gesteld.
Feiten De ene partij, PS-Tech, drijft een onderneming die zich richt op de ontwikkeling van 3D-visualisatie en 3D motion tracking. PS-tech heeft daarvoor software ontwikkeld die digitale signalen vertaalt in coördinaten en tot een beeld op een computerscherm. PS-Tech noemt het door haar ontwikkelde systeem de ‘Personal Space Tracker’ [PST]. De andere partij, Inspiro, is een onderneming die zich richt op het (mede) ontwikkelen van ‘embedded solutions’: het ontwikkelen van (computer)besturingssystemen die geïntegreerd worden in een specifiek apparaat, bijvoorbeeld een pacemaker. Inspiro is gevraagd de diverse mogelijkheden te onderzoeken en een plan van aanpak te schrijven voor de doorontwikkeling van PST. Inspiro heeft een onderzoek verricht en een plan van aanpak gemaakt. Vervolgens is Inspiro uitgenodigd een offerte uit te brengen voor de eerste fase: “Onderzoek naar de optimalisatie mogelijkheden in de huidige PST software”. Inspiro heeft dit gedaan en biedt aan de eerste fase uit te voeren voor een fixed fee. PS-Tech gaat akkoord met de offerte. Inspiro komt met een rapport met conclusies en aanbevelingen. PS-Tech heeft de factuur voor het door Inspiro verrichte onderzoek voldaan. Vervolgens zijn partijen opnieuw met elkaar in gesprek gegaan. Dit heeft geresulteerd in een vervolgvoorstel van Inspiro aan PS-Tech. Hierin is onder meer het volgende opgenomen: “Hierbij ons voorstel voor de gefaseerde optimalisatie van de Personal Space Tracker door middel van implementatie van het blob-detectie algoritme in programmeerbare hardware [FPGA; Field Progrmmable Gate Array]. Dit naar aanleiding van ons bezoek aan Personal Space Technologies 12 januari en telefonisch overleg 22, 25 en 26 januari 2010”. PS-Tech gaat akkoord met het voorstel. Na discussie in de uitvoeringfase laat PS-Tech bij aangetekende brief aan Inspiro weten: “Helaas moeten wij de conclusie trekken dat Inspiro B.V. de opdracht die Personal Space Technologies B.V. haar heeft gegund, NIET heeft uitgevoerd. De opdracht welke accoord is bevonden op 28/1/2009 is niet gerealiseerd. Na herhaald uitstel komen wij tot de conclusie dat Inspiro niet heeft geleverd. De oplever data worden continue overschreden met daarbij de melding dat het iedere keer nog maanden gaat duren. Na herhaaldelijke kansen tot oplevering is het resultaat op 15/7/2011 niet aanwezig. Niet alleen wordt het project niet opgeleverd. Op basis van de adviezen van Inspiro is dit project ingezet. Nu meldt Inspiro ook dat haar eigen adviezen niet kloppen. Bij deze wil Personal Space Technologies B.V. haar in Inspiro gestelde vertrouwen opzeggen en de tot nu toe betaalde facturen terug vorderen. Op basis van betaalde adviezen van Inspiro is dit project gestart en het project zelf heeft geen resultaat. Graag ontvangen wij € 145.219,12 per omgaande op Raborekening”. Inspiro betwist de stellingen van PS-Tech en schrijft: “Zoals u weet, zijn we het project volop aan het uitvoeren. Over tussenresultaten en planning is regelmatig gecommuniceerd. Ook ontstane vertraging is gecommuniceerd. We begrijpen dat dit teleurstellend is geweest. Aan de andere kant hopen we dat jullie beseffen dat er tal van risico’s zijn bij een dergelijk hightech R&D project. We hebben eerder aangegeven bereid te zijn het project af te ronden. We zijn er van overtuigd dat dit technisch gezien gaat lukken. Na ontvangst van uw brief hebben we besloten de ontwikkelactiviteiten voor Personal Space Technologies tijdelijk te stoppen. Het zal duidelijk zijn dat er geen sprake kan zijn van terugbetalen van facturen”. Vorderingen Nadat een minnelijke oplossing niet mogelijk bleek is PS-tech gaan procederen en legt zij aan haar vorderingen ten grondslag dat Inspiro toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de hierboven onder de feiten bedoelde overeenkomst(en). Inspiro zou een ondeugdelijk advies hebben verstrekt en verder zou zij de door haar aangenomen opdracht niet naar behoren hebben uitgevoerd. Alle betaalde facturen zouden moeten worden terugbetaald en daarnaast zou aanvullende schade moeten worden vergoed. Inspiro voert gemotiveerd verweer. PS-Tech vordert terugbetaling van de eerste factuur omdat het advies ondeugdelijk was en terugbetaling van de overige facturen omdat Inspiro de vervolgens door haar aangenomen opdracht niet naar behoren heeft uitgevoerd. Ondeugdelijk advies? De rechtbank overweegt dat Inspiro is gevraagd om in het kader van het doorontwikkelen van de PST een haalbaarheidsonderzoek te verrichten naar de optimalisatiemogelijkheden in de huidige PST-software. Belangrijke doelstellingen daarbij zijn kostenreductie en miniaturisatie. In dit kader dient het op 5 juni 2009 door Inspiro gepresenteerde ‘Onderzoeksverslag Personal Space Tracker software’ te worden bezien. In de inleiding daarvan herhaalt Inspiro dat het onderzoek stap 1 is uit een stappenplan van de doorontwikkeling van de PST. Ook geeft zij aan wat precies is onderzocht. In hoofdstuk 2 geeft zij vervolgens een beschrijving van de gevonden softwareoptimalisaties en een inschatting van de performancewinst op basis van deze optimalisaties. In hoofdstuk 3 beschrijft Inspiro de meest geschikte hardware architectuur om de beoogde doelen te kunnen realiseren. Ook wordt onderbouwd welk deel van de software op FPGA gerealiseerd zou kunnen worden en worden er keuzes voor het FPGA en de processor beschreven. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro weer welke opties er zijn om met de gekozen componenten uiteindelijk tot een concreet product te komen. Hoofdstuk 5 bevat de belangrijkste conclusies en hoofdstuk 6 beschrijft de aanbevelingen en vervolgstappen. Met betrekking tot de door Inspiro aangedragen combinatie van COTS- en maatwerk FPGA-boards – waarvan PS-Tech stelt dat hiermee niet tot miniaturisatie en kostenreductie kan worden gekomen – vermeldt het onderzoeksverslag het volgende. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro onder meer aan dat voor wat betreft de beschikbaarheid en continuïteit een combinatie van een COTS x86 processorboard met een maatwerk FPGA-board de beste oplossing is. In hoofdstuk 6 merkt zij in dit verband op dat het mogelijk interessanter is om COTS componenten te gebruiken dan maatwerk hardware. Dit zal afhankelijk zijn van prijzen en beschikbaarheid. Een combinatie van COTS en maatwerk is ook mogelijk. Wat het meest gunstig is zal onderzocht moeten worden. Meer in het algemeen vermeldt het onderzoeksrapport in hoofdstuk 5 dat met de gevonden optimalisaties en met toepassing van een FPGA het mogelijk is om naar een minder krachtige processor over te stappen. Zeer waarschijnlijk is hiermee een lagere kostprijs voor het totaalsysteem te realiseren. Onduidelijk is nog hoeveel lager dat dan precies zal zijn. Daarvoor is nader onderzoek nodig naar de prijzen van componenten en/of beschikbare producten. Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat Inspiro in het onderzoeksverslag geen concrete toezeggingen heeft gedaan of garanties gegeven. Dit was ook niet de bedoeling van partijen. Het ging slechts om een haalbaarheidsonderzoek. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen of daadwerkelijk kostenreductie en miniaturisatie realiseerbaar waren. En dus was het advies niet ondeugdelijk. Toerekenbare tekortkoming? Voor een toerekenbare tekortkoming is vereist dat een partij in verzuim is bij het nakomen van een contractuele verplichting. Dat betekent dat of sprake moet zijn van een fatale termijn of van een ingebrekestelling waarin een laatste termijn is gegeven voor het nakomen van de verplichtingen. De rechtbank stelt voorop dat PS-Tech op 28 januari 2010 heeft ingestemd met het voorstel van Inspiro van 27 januari 2010 voor de gefaseerde optimalisatie van de PST door middel van implementatie van het blob-detectie algoritme in programmeerbare hardware. Dit project is opgedeeld in twee stappen, te weten 1) FPGA-implementatie van Blob-detectie op een development-board en 2) Maatwerk Blob-detectie hardware-board ontwikkeling. Per stap zijn er verschillende fasen te onderscheiden. Ook deze fasen worden in het voorstel genoemd. Zo kent stap 1 de volgende fasen: requirements, analyse, design, implementatie, simulatie, verificatie en integratie. In het voorstel is opgenomen dat na iedere fase-afronding de planning zal worden getoetst op het voortschrijdend inzicht en dat, indien noodzakelijk, in gezamenlijk overleg de planning wordt bijgesteld. Reeds hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat partijen bij aanvang van de werkzaamheden voor stap 1 - in februari 2010 - geen harde opleverdatum zijn overeengekomen. Fatale termijn? De rechtbank overweegt verder dat PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Inspiro heeft gegarandeerd dat het werk half juli 2011 af zou zijn. Tevens heeft PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij oplevering van het werk op deze of een andere datum van Inspiro heeft geëist. Als PS-Tech al de bedoeling heeft gehad om een bepaalde datum als fataal aan te merken, dan is die datum in de praktijk door haar niet als zodanig gehanteerd. Nergens blijkt immers uit dat PS-Tech op het moment van het verstrijken van de termijn hieraan (juridische) consequenties heeft verbonden. Integendeel: Inspiro is telkens met instemming en in ieder geval met medeweten van PS-Tech doorgegaan met de werkzaamheden van stap 1 van het project. Van een (mogelijk) fatale termijn is dan ook geen sprake. Aldus is Inspiro niet door overschrijding van deze termijn van rechtswege in verzuim komen te verkeren (artikel 6:83 aanhef en onder a BW). Ingebrekestelling? De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat PS-Tech Inspiro in gebreke heeft gesteld. De e-mail van 15 juli 2011 en de gelijkluidende aangetekende brief van 19 juli 2011 kunnen in ieder geval niet als een rechtsgeldige ingebrekestelling worden aangemerkt, nu in geen van beide stukken sprake is van een schriftelijke aanmaning waarbij Inspiro nog een redelijke termijn voor nakoming is gesteld, zoals artikel 6:82 lid 1 BW vereist. Uit het vorenstaande volgt dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW en dat Inspiro niet door PS-Tech in gebreke is gesteld als bedoeld in artikel 6:82 BW. Voorts is niet gebleken dat in het onderhavige geval sprake is van één van de situaties als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder b en c BW, zodat Inspiro niet in verzuim is komen te verkeren. Hierbij overweegt de rechtbank nog dat niet is komen vast te staan dat nakoming door Inspiro reeds blijvend onmogelijk was op het moment dat PS-Tech het in Inspiro gestelde vertrouwen opzegde. Op 15 juli 2011 was Inspiro immers nog bezig het project af te ronden, hetgeen bij PS-Tech bekend was. Ook ter comparitie heeft PS-Tech verklaard dat de werkzaamheden van Inspiro slechts een stap waren naar de FPGA implementatie, maar “deze is nog niet af”. De rechtbank concludeert dan ook dat geen sprake van een toerekenbare tekortkoming en wijst de vorderingen tot terugbetaling van facturen en aanvullende schadevergoeding van PS-Tech af. Rechtbank Arnhem, 31 oktober 2012, LJN: BY2860. [post_title] => Wanneer is geen sprake van ondeugdelijk advies en geen tekortkoming bij ontwikkeling software? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-is-geen-sprake-van-ondeugdelijk-advies-en-geen-tekortkoming-bij-ontwikkeling-software [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-22 14:00:08 [post_modified_gmt] => 2021-12-22 13:00:08 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/19/wanneer-is-geen-sprake-van-ondeugdelijk-advies-en-geen-tekortkoming-bij-ontwikkeling-software/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 6927 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-11-06 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-11-05 23:00:00 [post_content] =>

 

De rechtbank in ’s-Gravenhage oordeelde dat voor de verkoop van PSV merkartikelen een domeinnaam mag worden gebruikt met daarin het merk PSV zolang de website maar meteen duidelijk maakt dat dit niet een website van de merkhouder is maar van een verkoper van merkartikelen. Cruciaal is dat een bezoeker niet in verwarring kan geraken en denken dat hij te maken heeft met de merkhouder zelf.

Feiten
Een sportwinkel in Helmond verkoopt officiële PSV artikelen. Deze artikelen worden in de winkel en via verschillende webwinkels verkocht. Voor die webwinkels zijn domeinnamen geregistreerd met daarin het woord PSV.:
psvshirt.nl, psvfanpoint.nl , psvuitshirt.nl, psv-shop.nl, psvshirt.eu, psvfanpoint.eu, psvshop.be, psvshirt.net, psvfanpoint.com, psvshop.net, psvshirt.com, psvfanstore.com, psvshop.eu, psvshirt.be, psvfanstore.eu, psvshop.mobi.

Een bezoeker van de website www.psvshop.nl krijgt sinds 2010 eerst groot en in rood/wit weergegeven “PSVSHOP.NL” te zien. Daarnaast staat op de eerste pagina van deze webshop “PSV SHOP is een onderdeel van Geretti Sports Helmond. Daarbij zijn het logo en de contactgegevens van Geretti Sports opgenomen.

PSV maakt daar bezwaar tegen, stelt dat sprake is van inbreuk op de merkrechten van PSV en op de handelsnaam PSV. PSV vordert dat het gebruik wordt gestaakt en de domeinnamen worden overgedragen aan PSV.
Geretti Sports verweert zich door erop te wijzen dat de domeinnamen niet identiek zijn aan de PSV-merken en voorts met een beroep op de uitputtingsregel opgenomen in artikel 2.23 lid 3 BVIE. Deze regel houdt in dat indien goederen met toestemming van de merkhouder eenmaal in het economisch verkeer zijn gebracht, de merkhouder zich niet met een beroep op het merkrecht kan verzetten tegen de verdere verhandeling van de merkgoederen.

PSV betwist de toepasselijkheid van de uitputtingsregel niet maar stelt zich op het standpunt dat sprake is van verwarring en kielzogvaren omdat door Geretti Sports wordt geprofiteerd van de aantrekkelijkheid en reputatie van de PSV-merken.
De domeinnaamhouder beroept zich met succes op de uitputtingsregel. De domeinnaamhouder biedt artikelen aan met daarop het merk, die met toestemming van de merkhouder op de markt zijn gebracht. Van verwarring met de merkhouder is geen sprake. Ook niet door gebruik van woorden als “PSV Fanpoint” en gebruik van de “look en feel” van PSV.

De rechtbank is verder van oordeel dat indien en voor zover hier al sprake is van handelsnaamgebruik er nog geen sprake is van verwarring in handelsnaamrechtelijke zin, althans PSV heeft daarvoor onvoldoende onderbouwd aangevoerd. Philips heeft onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat de gemiddelde internetgebruiker bij een bezoek aan de webshop van Geretti Sports zal (kunnen) denken dat hij bij de webshop van PSV is beland, of daaromtrent in verwarring kan zijn. Daarvoor is de vermelding van Geretti Sport duidelijk genoeg. Verwarring omtrent de herkomst van de van op de website aangeboden artikelen, is niet door PSV gesteld en ligt niet voor de hand aangezien de aangeboden artikelen door of met toestemming van PSV op de markt zijn gebracht. Bezoekers zullen dan ook terecht denken dat de aangeboden artikelen originele PSV-artikelen zijn, en ook dit leidt niet tot verwarring.

De vorderingen van PSV worden afgewezen en PSV wordt veroordeeld in de proceskosten.

Rechtbank s-Gravenhage 31 oktober 2012, (PSV n.v. tegen Geretti Sports b.v.)

Conclusie:

  • Bij de verkoop van merkartikelen mag je de merknaam en het logo gebruiken zolang het maar niet gaat om de verkoop van namaak merkartikelen of merkartikelen die niet door of met toestemming van de merkhouder in de Europese Unie in de handel zijn gebracht.
  • Voor de verkoop van merkartikelen mag een domeinnaam worden gebruikt met daarin het merk zolang de website maar meteen duidelijk maakt dat dit niet een website van de merkhouder is maar van een verkoper van merkartikelen. Cruciaal is dat een bezoeker niet in verwarring kan geraken en denken dat hij te maken heeft met de merkhouder zelf.
  • Bij het bouwen van die website mag gebruik worden gemaakt van de “look en feel” van de merkhouder.

Zie vonnis.

Zie ook Fashion & Design
 

[post_title] => PSV heeft geen alleenrecht op domeinnaam met het woord PSV [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => psv-heeft-geen-alleenrecht-op-domeinnaam-met-het-woord-psv [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 13:27:01 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 11:27:01 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/06/psv-heeft-geen-alleenrecht-op-domeinnaam-met-het-woord-psv/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 6925 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-11-05 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-11-05 00:00:00 [post_content] =>

Omdat in een internationale zaak de algemene voorwaarden niet tijdig beschikbaar waren gesteld, zijn ze niet van toepassing. Daarom was het Weens Koopverdrag van toepassing. Dit maakte niet zoveel uit voor de beoordeling of sprake was van wanprestatie en of de koopovereenkomst ontbonden kon worden. Wel maakte het uit voor de wettelijke rente; die kon niet worden toegewezen. De Nederlandse leverancier moet de koopsom terugbetalen maar de Nigeriaanse afnemer moet een bankgarantie stellen. Vervolgens moet in een bodemprocedure worden beslist of de Nederlandse leverancier inderdaad toerekenbaar is tekortgeschoten.

Een Nederlandse leverancier van trucks heeft een oplegger verkocht aan een afnemer in Nigeria. Nadat overeenstemming was bereikt over de verkoopprijs en de te leveren opleggen, is overeengekomen dat een bedrag van € 15.000,= zou worden aanbetaald. Vervolgens is een week later de restant koopsom van € 185.000,= met een bankoverschrijving betaald. Dezelfde dag verstuurt de Nederlandse leverancier een factuur naar de afnemer met de tekst:

(…) Deze factuur geldt tevens als koopcontract. Op alle transacties zijn van toepassing de Algemene Verkoop- en Betalingsvoorwaarden, zoals gedeponeerd bij de Arrondissementsrechtbank te Arnhem op 30 augustus 2001 onder nummer 01/63. Een uittreksel is afgedrukt op de achterzijde. (…)

Vervolgens is de oplegger verzonden naar Nigeria. Bij aankomst wordt de oplegger in gebruik genomen en beladen. Daarbij zijn 5 assen van de oplegger gebroken. De afnemer stelt dat de oplegger niet voldeed aan wat de afnemer daarvan mocht verwachten en dat er dus sprake was van wanprestatie. Na enige discussie ontbindt de advocaat van de afnemer de koopovereenkomst en vordert hij de terugbetaling van de betaalde bedragen. De leverancier weigert. Vervolgens wordt in kort geding terugbetaling gevorderd van de betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke [handels-]rente, buitengerechtelijke kosten en nakosten.

De eerste vraag is welk recht van toepassing is op de overeenkomst en welke rechter bevoegd is.
Omdat de gedaagde partij in Nederland is gevestigd is de Nederlandse rechter bevoegd.
De rechtbank oordeelt dat op grond van artikel 4 lid 1 onder a Rome I Verordening Nederlands recht van toepassing is op de rechtsverhouding van partijen ondanks dat de ene contractspartij in het buitenland [en buiten de EU] was gevestigd.

De volgende vraag is of het Weens Koopverdrag [CISG] van toepassing is. Dit verdrag is van toepassing indien een Nederlandse partij bij de overeenkomst is betrokken en de werking van het verdrag niet uitdrukkelijk is uitgesloten.
De Nederlandse leverancier stelde dat het verdrag niet van toepassing was omdat in haar algemene voorwaarden de werking van het Weens koopverdrag was uitgesloten.

De rechter oordeelde echter dat de algemene voorwaarden niet van toepassing waren. Immers, de bedragen waren betaald voordat de factuur met de verwijzing naar de algemene voorwaarden was verzonden. De Nigeriaanse afnemer had niet de gelegenheid gehad ze voor de totstandkoming van de overeenkomst te kunnen lezen. Daarnaast was ook niet, althans onvoldoende, gebleken dat de algemene voorwaarden van de Nederlandse leverancier op eerdere overeenkomsten tussen partijen van toepassing zijn verklaard, zodat daaruit een gebruikelijke handelswijze of een ontstane gewoonte tussen partijen kan worden afgeleid.

Vervolgens moet de rechter beoordelen of er sprake van een toerekenbare tekortkoming [wanprestatie] van de Nederlandse leverancier. De rechter past artikel 25 en 49 van het Weens Koopverdrag toe.
Van een toerekenbare tekortkoming is sprake wanneer de tekortkoming leidt tot zodanige schade voor de andere partij dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mag verwachten, tenzij de partij die tekort schiet, dit gevolg niet heeft voorzien en een redelijk persoon van dezelfde hoedanigheid in dezelfde omstandigheden het evenmin zou hebben voorzien. De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat in beginsel een grond aanwezig is voor ontbinding van de overeenkomst op grond van artikel 49 lid 1 aanhef en onder a van het Weens Koopverdrag.

Op grond van artikel 81 lid 1 van het Weens Koopverdag worden partijen door de ontbinding bevrijd van hun verplichtingen uit de overeenkomst. Op grond van lid 2 van dit artikel kan een partij die de overeenkomst geheel of ten dele heeft uitgevoerd, van de andere partij teruggave eisen van hetgeen zij uit hoofde van de overeenkomst heeft gepresteerd. De Nigeriaanse afnemer vordert teruggave van de betaalde bedragen.
De rechter moet de belangen van partijen afwegen. Enerzijds geldt dat de Nigeriaanse afnemer een voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van haar vordering heeft, nu zij heeft verklaard dat zij het geld financieel nodig heeft en de Nederlandse leverancier bij een veroordelend vonnis met een turboliquidatie heeft gedreigd, en anderzijds geldt dat de Nederlandse leverancier in de toekomst niet met een onevenredig groot restitutierisico behoort te worden geconfronteerd, nu de Nigeriaanse afnemer in Nigeria is gevestigd en het voor de Nederlandse leverancier – bij een veroordelend vonnis in kort geding - zeer ingewikkeld kan zijn om haar geld in de toekomst ooit weer terug te krijgen mocht een bodemrechter toch anders over de zaak oordelen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat dit laatste belang zo zwaar dient te wegen dat het een voorbehoudsloze veroordeling in de weg staat. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de Nigeriaanse afnemer daarom toe onder de voorwaarde dat door of namens de Nigeriaanse afnemer eerst een bankgarantie overeenkomstig het Rotterdams Model wordt gesteld voor dat door de Nederlandse leverancier terugbetaald moet worden.

Handelsrente
Aangezien de vordering van de Nigeriaanse afnemer tot betaling van een geldsom voortvloeit uit een ongedaanmakingsverbintenis kan geen wettelijke handelsrente over de hoofdsom worden toegewezen. De voorzieningenrechter wijst op grond van artikel 84 lid 1 van het Weens Koopverdrag de wettelijke rente toe vanaf het moment dat de betalingen door de Nigeriaanse afnemer zijn verricht tot aan de dag van volledige betaling.

Rechtbank Arnhem , 10-10-2012, 233787, LJN: BY2169

[post_title] => Weens koopverdrag van toepassing op geschil over levering goederen aan Nigeria [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => weens-koopverdrag-van-toepassing-op-geschil-over-levering-goederen-aan-nigeria [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:38:09 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:38:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/05/weens-koopverdrag-van-toepassing-op-geschil-over-levering-goederen-aan-nigeria/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 6915 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-08-28 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-08-27 22:00:00 [post_content] =>

Partijen hebben een franchiseovereenkomst gesloten die is opgezegd door de franchisenemer. De overeenkomst ziet op een franchiseformule (Fietsned) waarbij de franchisenemer fietsreparatiediensten verricht. In de franchiseovereenkomst is een concurrentie beding en een relatiebeding opgenomen. Tijdens en gedurende een periode van een jaar na het eindigen van de franchiseovereenkomst mag de "franchisenemer" in het aan hem toegewezen gebied geen concurrerende activiteiten verrichten.

Na het eindigen van de franchiseovereenkomst begint de oud-franchisenemer een concurrerende fietsreparatiedienst. Hij wordt aangesproken op handelen in strijd met de franchiseovereenkomst en het verbeuren van boetes. De kort geding rechter heeft de franchisenemer in het ongelijk gesteld. Van dat vonnis komt hij in beroep.

In kort geding had de franchisenemer gesteld dat het concurrentiebeding strijdig was met het mededingingsrechtelijk. De kort geding rechter overwoog dat gezien de beperkte omvang van het marktaandeel van Fietsned in Nederland, dat minder dan 10% bedraagt, is er geen strijd met het mededingingsrecht.

De eerst vraag is of nog gehandeld wordt in strijd met het concurrentie beding nu het vestigingsadres is gewijzigd. Het hof oordeelt dat het vestigingsgebied en veel minder het precieze vestigingsadres bepalend is voor de vraag waar geen concurrerende activiteiten hoeven te worden geduld. Dit betekent dat de concurrerende activiteiten op grond van het concurrentiebeding in ieder geval niet mogen worden uitgeoefend in het voormalige werkgebied van de franchisenemer.

Franchisenemer stelt verder dat het belang van hem bij vrijstelling van het concurrentiebeding veel groter is dan het belang van Fietsned bij handhaving ervan. Immers, hij zal gedurende een groot aantal maanden verstoken zijn van inkomen. Hij is thans 56 jaar en met de huidige crisis is het uitzicht op een andere baan verre van reëel. Het beding is volgens de franchisenemer onredelijk bezwarend (mede gezien de reikwijdte) en er bestaat geen gerechtvaardigde reden of belang van Fietsned bij handhaving ervan.

Het hof overweegt dat het duidelijk is dat de franchisenemer een belang heeft om zijn activiteiten voort te zetten. Echter evenzeer is duidelijk dat Fietsned een belang heeft om de franchisenemer te weerhouden van het verrichten van concurrerende activiteiten in zijn voormalige werkgebied. De omstandigheid dat de franchisenemer geen mobiele reparatie mag aanbieden of verrichten maakt nog niet dat hij brodeloos wordt (hij kan zijn klanten ook vanuit een vaste werkplaats bedienen), maar bovendien heeft te gelden dat Fietsned een alleszins gerechtvaardigd belang nastreeft. Niet goed valt in te zien waarom onder deze omstandigheden Fietsned een beroep op dit beding zou moeten worden ontzegd. Onaanvaardbaar in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW is het zeker niet.
De franchisenemer wordt wederom in het ongelijk gesteld.

Conclusie

  • partijen worden vaak gehouden aan hetgeen in de overeenkomst staat vermeld. Alleen in bijzondere omstandigheden kan daarvan worden afgeweken. Die bijzondere omstandigheden moeten op overtuigende wijze worden gesteld. Dus moeten partijen voor het tekenen van de overeenkomst de tekst goed lezen en zich bewust zijn van de gevolgen daarvan.
  • een rechter respecteert een concurrentiebeding, ook bij oudere werknemers.


Hof 's-Hertogenbosch 21 augustus 2012, zie uitspraak
 

[post_title] => Concurrentiebeding in franchiseovereenkomst Fietsned niet onredelijk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => concurrentiebeding-in-franchiseovereenkomst-fietsned-niet-onredelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 13:27:52 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 11:27:52 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/08/28/concurrentiebeding-in-franchiseovereenkomst-fietsned-niet-onredelijk/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 6916 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-08-28 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-08-27 22:00:00 [post_content] => Een Poolse en een Nederlandse partij hadden de intentie om met elkaar samen te werken bij het opkweken, promoten en verkopen van aardbeienplanten van twee oude bestaande aardbeienrassen. De Poolse partij houdt zich bezig met de import en export van onder meer fruitplanten en sierplanten. De Nederlandse partij exploiteert een handelskwekerij. Partijen hadden daarvoor de merknamen “Pineberry White Dream” en “Framberry” bedacht. De Nederlandse partij registreert deze merknamen en wordt zodoende houder van de merkrechten. De Poolse partij vordert in kort geding overdracht aan haar van de merkregistraties en de Nederlandse partij te verbieden aardbeienplanten onder deze twee aardbeiennamen te verkopen. De Poolse partij legt aan haar vordering ten grondslag dat de Nederlandse partij onrechtmatig heeft gehandeld doordat de Nederlandse partij de aardbeiennamen uitsluitend op haar eigen naam en daarmee te kwader trouw heeft gedeponeerd als woordmerk. De rechter vraagt zich als eerste af welk recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen de Poolse en Nederlandse partij. De vordering van de Poolse partij is deels gebaseerd op de stelling dat de Nederlandse partij onrechtmatig heeft gehandeld en deels op de stelling dat er wanprestatie is gepleegd. Om te bepalen welk recht van toepassing is ten aanzien van een op een onrechtmatige daad gegronde vordering dient de Nederlandse rechter EG Verordening nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II-verordening) toe te passen. Om te bepalen welk recht van toepassing is ten aanzien van een op een overeenkomst gegronde vordering dient de Nederlandse rechter EG Verordening nr. 593/2008 betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-verordening) toe te passen. De rechter oordeelt dat wat er ook zij van de stellingen van de Poolse partij, de gestelde onrechtmatige daad van de Nederlandse partij kan er niet toe leiden dat de bedoelde merkinschrijvingen door de Nederlandse partij moeten worden overgedragen en op naam van de Poolse partij moet worden gezet. De bedoeling van partijen kan hoogstens geweest zijn dat de merkinschrijvingen van de aardbeiennamen op naam van beide partijen gezamenlijk moesten komen. Dit betekent dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling van partijen was dat de merkinschrijvingen uitsluitend op naam van de Poolse partij zouden komen, zodat de vorderingen, die neerkomen op het toekennen van een exclusief recht op de woordmerken/aardbeiennamen aan de Poolse partij niet kunnen worden toegewezen. Conclusie:
  • leg tijdig de namen vast waaronder een product later verhandeld gaat worden;
  • bij merkregistraties geldt; die het eerst komt, het eerst maalt. Het is altijd nog mogelijk om een merkregistratie aan te passen of een gebruiksrecht (licentie) daarop vast te leggen;
  • leg afspraken die in het kader van een samenwerking worden gemaakt vast. Indien er (nog) geen schriftelijke overeenkomst is, zorg dan voor een andere wijze van vastlegging;
  • schenk bij internationale samenwerking aandacht aan vragen over welke rechter bevoegd is bij geschillen en welk recht dan moet worden toegepast. Dat voorkomt onaangename verrassingen later. Een procedure is (nog) kostbaarder wanneer ook tijd en energie aan dit soort vraagstukken besteed moet worden;
  • in deze procedure zou een vordering om er aan mee te werken dat de merkregistraties mede op naam van de Poolse partij zouden komen te staan, meer kans van slagen hebben gehad. Dit had als een subsidiaire vordering in de procedure aangevoerd kunnen worden.
  [post_title] => Samenwerking bij ontwikkeling nieuw aardbeienras eindigt in merkenruzie [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => samenwerking-bij-ontwikkeling-nieuw-aardbeienras-eindigt-in-merkenruzie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-22 15:07:24 [post_modified_gmt] => 2021-12-22 14:07:24 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/08/28/samenwerking-bij-ontwikkeling-nieuw-aardbeienras-eindigt-in-merkenruzie/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 6911 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-08-23 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-08-22 22:00:00 [post_content] =>

Een rechter oordeelde recentelijk dat de inhoud van de pitch niet wordt beschermd door IE-recht. Gebruikmaking van dergelijke niet-beschermde inhoud is in beginsel niet onrechtmatig. Het bureau verloor de pitch en de gepresenteerde ideeën.

Een bureau dat uitgenodigd wordt voor een pitch krijgt de gelegenheid om een reclameconcept en -strategie te presenteren. Daarbij wordt vaak al veel tijd gestoken in het bedenken van een concept en strategie. Vaak wordt ook al veel prijsgegeven van hetgeen is gemaakt en bedacht zonder dat daar een vergoeding voor wordt betaald.
De vraag is dan of hetgeen je laat zien op enigerlei wijze is beschermd of dat de potentiële opdrachtgever er vrijelijk gebruik van kan maken.

De rechtbank oordeelde recentelijk dat een pitch zelf moet worden gekwalificeerd als een aanbod van het bureau aan de potentiële opdrachtgever. Pas wanneer dat aanbod is aanvaard komt er een overeenkomst tot stand.

Het bureau had het volgende bedacht:
"BeFrank wil pensioen dichterbij de mens brengen en eenvoudig en betaalbaar maken voor werkgever en werknemer. Helder, eenvoudig, online.
Hoewel daar vele, inspirerende pay-offs uit gedestilleerd kunnen worden, hebben wij een sterke voorkeur voor een meer beschrijvende: een descriptor.

Wat doet BeFrank: Pensioenen nieuwe stijl voor de Nederlandse markt.
Hoe doet BeFrank dat: Helder en eerlijk.

Wat resulteert in:
BeFrank
Het duidelijkste pensioen van Nederland

Tenslotte
Kansen genoeg: als we ‘duidelijkheid’ claimen kunnen we BeFrank neerzetten op allerlei plekken en out of the box concepten. "

Het bureau heeft de opdracht niet gekregen. BeFrank wilde wel gebruik maken van een deel van de pitch. Partijen konden geen afspraken maken over het gebruik van delen van de pitch.

BeFrank een reclamecampagne gestart en gebruikt in de reclame-uitingen de volgende pay-off:

Voor alle duidelijkheid

In een via radio uitgezonden vraaggesprek heeft de directeur van BeFrank tegen de presentator van het radioprogramma gezegd:
“(…) maar het belangrijkste vinden wij toch wel dat we in onze communicatie eigenlijk het duidelijkste pensioen van Nederland willen neerzetten.”

In het interne tijdschrift van Delta Lloyd is het volgende opgenomen als neerslag van een vraaggesprek met de directeur van BeFrank over de onderneming BeFrank:

“Wij hebben ons gepresenteerd als frisse, nieuwe speler met een eigen kijk op de markt en een nieuwe manier van communiceren. Dat sloeg vanaf het begin aan. Vrijwel zonder marketinginspanning beschikten wij, nog voordat de vergunning binnen was, over een volle orderportefeuille. Door als allereerste, concreet PPI-initiatief naar buiten te treden, genereerden we veel gratis publiciteit. Met de inzet van social media gaven we dat nog een extra zetje. Mensen bekeken vervolgens onze website en namen contact met ons op.”

Heldere eenvoud
Slimme marketing. Maar nu even naar het product. Wat maakt dat nou zo bijzonder? “De propositie van BeFrank luidt: helder, eenvoudig en 100% online, voor bedrijven met minimaal honderd werknemers. Wat daar bij ons uit rolt, is een duidelijk pensioen tegen lage kosten. Want dat is wat de mensen willen.”

De rechtbank oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand gekomen was tussen het bureau en BeFrank. Alle vorderingen die gebaseerd zijn op wanprestatie worden daarom afgewezen ( voor wanprestatie moet er een overeenkomst bestaan).
De rechtbank oordeelt verder dat hetgeen tijdens een presentatie wordt getoond niet beschermd wordt door een intellectueel eigendomsrecht. Ideeën / concepten zijn niet beschermd en eenieder mag die dus vrijelijk gebruiken. Tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.

Tip: wat had het bureau kunnen doen?

  1. Een pay-off, een tekst kan beschermd zijn door het auteursrecht. Daarvoor moet het voldoende "origineel" zijn. Indien dat het geval is dan zou met een beroep op het auteursrecht gebruik van de pay-off / tekst belet kunnen worden. Overigens denk ik niet dat de pay-off " het duidelijkste pensioen van Nederland" of " voor alle duidelijkheid" de drempel overkomt en auteursrechtelijk is beschermd.
    Om voor een pay-off / slagzin auteursrechtelijke bescherming te claimen zou deze ingeschreven kunnen worden in het GVR slagzinnenregister. Dat biedt heen garantie maar vaak in de discussie wel een voordeel. Het bureau had dit al kunnen doen. Hetzelfde geldt voor een merkregistratie. Liever vroeg registreren en daarna overdragen aan je opdrachtgever, dan achter het net vissen.
  2. Een geheimhoudingsverklaring. Het bureau had voorafgaand aan de pitch door de opdrachtgever een geheimhoudingsverklaring kunnen laten ondertekenen waarin de opdrachtgever verklaart, op verbeurte van een boete, geen gebruik te zullen maken van materiaal uit de pitch, indien er geen opdracht aan het bureau wordt verstrekt. Indien de opdrachtgever dit niet wil dan kan het bureau een afweging maken of men dan überhaupt aan de pitch mee wil doen. Wanneer een opdrachtgever geen geheimhoudingsverklaring wil ondertekenen, je toch mee wilt doen aan de pitch, dan zou je vast kunnen leggen dat je het auteursrecht claimt van al de inhoud van de pitch en dat het onrechtmatig is wanneer de opdrachtgever gebruik maakt van het materiaal zonder een opdracht aan het bureau te verstrekken. Dit is echter een wankele basis. Je kunt dan wel aangeven dat de opdrachtgever vooraf gewaarschuwd is.
  3. Het bureau had minder kunnen weggeven van haar ideeën. Maar dat zal vaak lastig zijn omdat je toch de potentiële opdrachtgever voor je wilt winnen.

Kortom, BePrepared! 

Zie uitspraak

[post_title] => Een pitch, geen bescherming voor concepten / ideeën? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-pitch-geen-bescherming-voor-concepten-ideeen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 13:29:21 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 11:29:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/08/23/een-pitch-geen-bescherming-voor-concepten-ideeen/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 6907 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-08-21 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-08-20 22:00:00 [post_content] => Welvaarts BV, een bedrijf dat varkens fokt, heeft Porker Foods, haar leverancier van een voormengsel, aangesproken op het leveren van een ondeugdelijk product. De rechtbank draagt aan Porker Foods op om tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling van Welvaarts BV, dat het door Porker Foods geleverde voormengsel met MPA besmet was. De rechtbank heeft het bewijs voor de stelling van Welvaarts BV onder meer ontleend aan het feit dat drie op 2 juli 2002 door de AID genomen monsters uit opslagsilo’s van Porker Foods met MPA besmet bleken. Porker Foods kon het tegenbewijs leveren door ofwel de bewijswaarde van die drie bij Porker Foods genomen monsters alsnog te ontkrachten ofwel aan te tonen dat Welvaarts BV van een derde suikerwater of een ander product heeft afgenomen dat met MPA besmet was. Porker Foods laat verschillende getuigen horen. Met de verklaringen van [getuige sub 9] en [YY] is op zich het bewijs geleverd dat het voer waaruit het op 27 juni 2002 genomen monster afkomstig was, niet verantwoordelijk kan zijn geweest voor de hoeveelheid MPA die in de varkens van Welvaarts BV is aangetroffen. Dit bewijs levert echter niet het van Porker Foods verlangde tegenbewijs op. De rechtbank heeft immers geen enkel bewijs ontleend aan de op het bedrijf van Welvaarts BV genomen monsters. Uit de verklaring van [getuige sub 8] over de oranjeachtige kleur concludeert Porker Foods dat in het door haar aan Welvaarts BV geleverde voormengsel geen MPA kan hebben gezeten, omdat toevoeging van de van Bioland afkomstige glucosesiroop een roze/oranje kleur van het voormengsel zou hebben veroorzaakt, terwijl het niemand is opgevallen dat het door Porker Foods aan Welvaarts BV geleverde voormengsel een afwijkende kleur had. De rechtbank acht de verklaring van [getuige sub 8] echter onvoldoende als bewijs voor die afwijkende kleur. Uit het voorgaande volgt dat Porker Foods zal worden veroordeeld tot betaling aan Welvaarts BV van een bedrag van (€ 1.501.027,50 min € 20.194,93 is) € 1.480.832,57. Conclusie: Voor de uitslag van een procedure kan doorslaggevend zijn welke partij belast wordt met het leveren van bewijs. Het is daarom zaak om een rechter de bewijslast zoveel mogelijk bij de wederpartij te laten leggen. Dat kan door gemotiveerd en goed onderbouwd stellingen van de andere partij te betwisten.   [post_title] => Levering van een voormengsel voor varkensvoer dat met een verboden hormoon blijkt te zijn besmet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => levering-van-een-voormengsel-voor-varkensvoer-dat-met-een-verboden-hormoon-blijkt-te-zijn-besmet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-17 10:06:36 [post_modified_gmt] => 2021-12-17 09:06:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/08/21/levering-van-een-voormengsel-voor-varkensvoer-dat-met-een-verboden-hormoon-blijkt-te-zijn-besmet/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 6908 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-08-21 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-08-20 22:00:00 [post_content] => In Frankrijk is een geschil ontstaan over het in de handel mogen brengen van zaden voor groente en bloemen van ‘oude rassen’ die niet meer voorkomen in nationale catologi van rassen. Het bedrijf Graines Baumaux brengt zaden op de markt, welke wel zijn geregistreerd. Kokopelli, een zadencollectief zonder winstoogmerk, brengt zaden voor groente en bloemen van ‘oude rassen’ op de markt. Baumaux heeft een zaak aanhangig gemaakt tegen Kokopelli op grond van oneerlijke concurrentie. Bij arrest van 14 januari 2008 heeft het tribunal de grande instance de Nancy (Nancy regionale rechtbank, Frankrijk) Kokopelli veroordeeld om een schadevergoeding te betalen aan Graines Baumaux. De rechtbank oordeelde dat Kokopelli en Baumaux beiden actief waren op de markt van “oude rassen”, dat van de producten die zij verhandelden er 233 identiek of soortgelijk waren, en dat zij de producten leveren aan dezelfde klanten (amateur tuinders) en dat zij dus concurrenten van elkaar waren. Om die reden overwoog de rechtbank dat Kokopelli zich bezighield met daden van oneerlijke concurrentie door de verkoop van groentezaad, dat niet was opgenomen in de Franse catalogi, noch in de gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen. Kokopelli stelde beroep in tegen dit vonnis bij de Cour d'appel de Nancy (Nancy Hof van Beroep), die aan het Hof van Justitie vragen stelde naar de geldigheid van de Europese richtlijn betreffende het in de handel brengen van groentezaad en van de Europese richtlijn “tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving” . In het arrest van 12 juli 2012 stelt het Europese Hof van Justitie vast dat de geldigheid van de twee richtlijnen niet wordt aangetast door bepaalde beginselen van het EU-recht of door de EU-verplichtingen die voortvloeien uit het Internationaal Verdrag inzake Plantaardige Genetische Bronnen voor Voedsel en Landbouw (ITPGRFA). Het Hof merkt daarover allereerst op dat het proportionaliteitsbeginsel vereist dat voorzieningen, ter uitvoering van EU-wetgeving, geschikt moeten zijn voor de verwezenlijking van de legitieme doelstellingen van deze wetgeving en niet verder mogen gaan dan wat nodig is om ze te verwezenlijken. Het Hof stelt vast dat de primaire doelstelling van de regels met betrekking tot de acceptatie van groentezaad is om de productiviteit te verbeteren in de groenteteelt in de EU. De gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen op basis van de nationale catalogi, als middel voor een hogere productiviteit in de teelt, is een middel dat in staat is om ervoor te zorgen dat deze doelstelling wordt bereikt. Opname in een dergelijke nationale catalogi vereist dat het zaad van groentegewassen zich onderscheidt van andere en stabiel en uniform is. Dit maakt het mogelijk dat geschikt zaad wordt gebruikt en dus dat landbouwproductiviteit wordt verhoogd op basis van de betrouwbaarheid van de kenmerken van het zaad. Zo stelt het Hof vast dat de nationale catalogi voor groentezaad niet verder gaat dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. De eis van de notering in de officiële catalogi en de daarmee verband houdende acceptatiecriteria waarborgen dat zaaizaad van een bepaald ras de eigenschappen heeft die nodig zijn om een hoog niveau van agrarische productie van goede kwaliteit te waarborgen. Vervolgens stelt het Hof vast dat de betrokken richtlijnen rekening houden met de economische belangen van handelaren, zoals Kokopelli, die 'oude rassen' te koop aanbieden die niet aan de voorwaarden voor opname in de officiële catalogi voldoen. Immers deze richtlijnen sluiten het in de handel brengen van deze rassen niet uit. Het is juist dat er geografische, kwantitatieve en etiketeringsbeperkingen zijn gesteld met betrekking tot zaad van deze rassen, maar deze beperkingen blijven binnen de grenzen. Het Hof merkt op dat de EU-wetgever niet de liberalisering van de markt voor zaad van 'oude rassen’ nastreefde, maar op zoek was naar het verlichten van de acceptatieregels terwijl het ontstaan van een parallelle markt voor dergelijke zaad voorkomen moest worden, omdat dit waarschijnlijk een belemmering zou vormen van de interne markt voor zaad van groenterassen. Conclusie De niche-teelt van 'instandhoudingsrassen' en 'rassen die zijn ontwikkeld voor bijzondere omstandigheden' ten behoeve van het behoud van de agrarische biodiversiteit is onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Hier verandert niets aan. Maar zaadtelers kunnen blijven optreden tegen degene die zaden verkopen die niet in de daarvoor bestemde nationale catalogi zijn geregistreerd. [post_title] => Hof van Justitie oordeelt dat een verbod op handel in zaden van oude rassen niet in strijd is met Europese Richtlijnen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hof-van-justitie-oordeelt-dat-een-verbod-op-handel-in-zaden-van-oude-rassen-niet-in-strijd-is-met-europese-richtlijnen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-14 16:44:11 [post_modified_gmt] => 2021-12-14 15:44:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/08/21/hof-van-justitie-oordeelt-dat-een-verbod-op-handel-in-zaden-van-oude-rassen-niet-in-strijd-is-met-europese-richtlijnen/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 6909 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-08-21 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-08-20 22:00:00 [post_content] => In Staatscourant 13827 van 3 juli 2012 is mededeling gedaan van de melding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Hessing B.V., een onderdeel van The Greenery B.V., voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, eerste lid, onder b, van de Mededingingswet, over Groentehof B.V. Op 7 augustus 2012 heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit besloten dat voor het tot stand brengen van de hierboven genoemde concentratie geen vergunning is vereist. Dit besluit 7465/19 is aan de meldende partijen op 7 augustus 2012 bekendgemaakt. De Mededingingswet is van toepassing op alle ondernemingen en verenigingen van ondernemers die actief zijn op de Nederlandse markt. Dus ook ondernemingen, brancheverenigingen, telersverenigingen, coöperaties etc. In de food sector. In de mededingingswet is bepaald dat voor het tot stand brengen van een "grote" concentratie deze gemeld moet worden bij de NMa. Onder een concentratie wordt zowel een fusie, een overname als een joint-venture verstaan. Er is sprake van een "grote" concentratie indien de betrokken ondernemingen tezamen jaarlijks in totaal meer dan EUR 113.450.000 wereldwijd omzetten én minstens twee van hen binnen Nederland elk een jaaromzet van minimaal EUR 30 miljoen realiseren. Als ondernemingen deel uitmaken van een concern is voor partijen bij een fusie of een joint venture of in het geval van een overname alleen voor de verkrijger de omzet van het concern bepalend voor het al dan niet overschrijden van deze drempels. Nadat een concentratie is gemeld beoordeelt de NMa of voor het tot stand brengen een vergunning is vereist. In de vergunningfase onderzoekt de NMa of de concentratie de daadwerkelijke mededinging op (een deel van) de Nederlandse markt op significante wijze zal belemmeren, met name als het resultaat van het ontstaan of het versterken van een economische machtspositie. Om tot een oordeel te kunnen komen onderzoekt de NMa nader wat de relevante markten zijn en welke posities de bij de concentratie betrokken ondernemingen daarop innemen. De NMa onderzoekt voorts onder meer de positie van de concurrenten op de relevante markten, de mate waarin afnemers en leveranciers afhankelijk zijn van de nieuw te vormen onderneming en de mogelijkheden van derden om tot de markt toe te treden. Ook belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen een voorgenomen concentratie. Het tot stand brengen van een concentratie waarbij regels van de mededingingswet zijn overtreden, waaronder de verplichte melding van het voornemen om de concentratie tot stand te brengen, vormt een economisch delict waar de bestuurders persoonlijk ook voor aansprakelijk kunnen zijn. [post_title] => Hessing, onderdeel van de Greenery, heeft geen vergunning nodig voor overname Groentehof [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hessing-onderdeel-van-de-greenery-heeft-geen-vergunning-nodig-voor-overname-groentehof [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-14 16:40:24 [post_modified_gmt] => 2021-12-14 15:40:24 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/08/21/hessing-onderdeel-van-de-greenery-heeft-geen-vergunning-nodig-voor-overname-groentehof/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 7012 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-06-14 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-06-14 00:00:00 [post_content] =>

Ex-franchisenemer gebonden aan non-concurrentiebeding voor geheel Nederland. Beding is niet strijdig met de Mededingingswet. Beroep op een vrijstellingsbepaling in de Mededingingswet mogelijk. 

Vormmerk-KitKat-toegelate-1365-200-300

Een ex-franchisenemer verzoekt de rechter tevergeefs om een non-concurrentiebeding nietig te verklaren omdat het beding in strijd zou zijn met het kartelverbod van artikel 6 Mededingingswet. In 2009 zijn partijen een franchiseovereenkomst overeen gekomen. De franchisegever heeft een franchiseformule ontwikkeld voor mobiele reparatie van fietsen, rolstoelen en rollators ten behoeve van particulieren en bedrijven. In de franchiseovereenkomst is vastgelegd dat de franchisenemer na het eindigen van de overeenkomst in geheel Nederland geen concurrerende activiteiten mag ondernemen. De franchiseovereenkomst is door de franchisenemer tussentijds opgezegd. De franchisegever constateert dat wordt gehandeld in strijd met het non-concurrentiebeding.

De franchisegever verzoekt in kort geding om de ex-franchisenemer te verbieden concurrerende activiteiten te verrichten. De franchisenemer verweert zich onder andere met de stelling dat de bepaling in de franchiseovereenkomst nietig is omdat zij strijdig is met artikel 6 van de Mededingingswet; het kartelverbod.
De Voorzieningenrechter oordeelt dat niet is weersproken dat het marktaandeel van de gehele franchiseorganisatie (uitgaande van de geografische markt Nederland) minder dan 10% bedraagt. Indien sprake is van een marktaandeel dat niet groter is dan 10%, dan is een dergelijk beding op grond van artikel 7 Mededingingswet in principe wel toegestaan.
De franchisenemer heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat het betreffende non-concurrentiebeding ontoelaatbaar zou zijn.

In artikel 6 Mededingingswet is bepaald dat bepaalde afspraken en feitelijke gedragingen tussen ondernemingen nietig zijn. Een paar jaar geleden is de wet aangepast en is in artikel 7 opgenomen dat artikel 6 niet geldt indien:

  • het gezamenlijke marktaandeel van de bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen op geen van de relevante markten waarop de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging van invloed is, groter is dan 10%, en
  • de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging de handel tussen lidstaten niet op merkbare wijze ongunstig kan beïnvloeden.

Het is aan partijen zelf om deze analyse te maken. De Nederlandse Mededingingsautoriteit [NMa] geeft geen beoordeling vooraf.
Maar ook indien niet aan de eisen van artikel 7 is voldaan, kan een overeenkomst of feitelijke gedraging toch zijn toegestaan. Dan moet de overeenkomst per saldo een positief effect hebben. Dat moeten partijen zelf vaststellen aan de hand van de eisen van artikel 6 lid 3:
“Het eerste lid geldt niet voor overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bijdragen tot verbetering van de productie of van de distributie of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

  • beperkingen op te leggen die voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn, of
  • de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken goederen en diensten de mededinging uit te schakelen.

Indien de overeenkomst hier niet aan voldoet, dan is deze van rechtswege nietig. 

[post_title] => Non-concurrentiebeding in franchiseovereenkomst niet strijdig met mededigingswet [post_excerpt] =>

Ex-franchisenemer gebonden aan non-concurrentiebeding voor geheel Nederland. Beding is niet strijdig met de Mededingingswet. Beroep op een vrijstellingsbepaling in de Mededingingswet mogelijk. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => non-concurrentiebeding-in-franchiseovereenkomst-niet-strijdig-met-mededigingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:52:50 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:52:50 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/06/14/non-concurrentiebeding-in-franchiseovereenkomst-niet-strijdig-met-mededigingswet/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 6931 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-11-19 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-11-18 23:00:00 [post_content] => Kern In een procedure bij de rechtbank Arnhem kwam deze vraag aan de orde. Een software ontwikkelaar zou een ondeugdelijk advies hebben gegeven en zou zijn tekortgeschoten bij de uitvoering van de overeenkomst ,onder andere door het niet halen van opleverdata. De rechtbank wijst de vorderingen af onder andere omdat er geen deugdelijke ingebrekestelling is verstuurd aan de software ontwikkelaar. Tips
  • Leg duidelijk vast wat de aard is van de verplichting van degene die een onderzoek naar software verbetering gaat doen: een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting. In het eerste geval hoeft een partij alleen aan te tonen dat zij de inspanningen heeft verricht die redelijkerwijs van haar verwacht mochten worden.
  • Wanneer opleverdata worden vastgelegd dan is het uitgangspunt dat dit geen fatale data zijn. Maar partijen kunnen iets anders overeenkomen! Wanneer er geen sprake is van een fatale datum dan moet er eerst een ingebrekestelling volgen voordat de andere partij in verzuim is. Alleen wanneer een partij in verzuim is kan een overeenkomst worden ontbonden, kan schadevergoeding gevorderd worden, etc.
  • Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarbij de partij die een prestatie moet leveren nog een redelijke termijn voor nakoming wordt gegeven. In die schriftelijke aanmaning moet duidelijk worden vermeld wat er aan prestatie wordt verwacht [wat moet er nog worden opgeleverd] en wanneer. De termijn moet ook een redelijke termijn zijn. Wat redelijk is hangt af van de omstandigheden. Regelmatig gaat het mis met het formuleren van de ingebrekestelling en de termijn die daarbij wordt gesteld.
Feiten De ene partij, PS-Tech, drijft een onderneming die zich richt op de ontwikkeling van 3D-visualisatie en 3D motion tracking. PS-tech heeft daarvoor software ontwikkeld die digitale signalen vertaalt in coördinaten en tot een beeld op een computerscherm. PS-Tech noemt het door haar ontwikkelde systeem de ‘Personal Space Tracker’ [PST]. De andere partij, Inspiro, is een onderneming die zich richt op het (mede) ontwikkelen van ‘embedded solutions’: het ontwikkelen van (computer)besturingssystemen die geïntegreerd worden in een specifiek apparaat, bijvoorbeeld een pacemaker. Inspiro is gevraagd de diverse mogelijkheden te onderzoeken en een plan van aanpak te schrijven voor de doorontwikkeling van PST. Inspiro heeft een onderzoek verricht en een plan van aanpak gemaakt. Vervolgens is Inspiro uitgenodigd een offerte uit te brengen voor de eerste fase: “Onderzoek naar de optimalisatie mogelijkheden in de huidige PST software”. Inspiro heeft dit gedaan en biedt aan de eerste fase uit te voeren voor een fixed fee. PS-Tech gaat akkoord met de offerte. Inspiro komt met een rapport met conclusies en aanbevelingen. PS-Tech heeft de factuur voor het door Inspiro verrichte onderzoek voldaan. Vervolgens zijn partijen opnieuw met elkaar in gesprek gegaan. Dit heeft geresulteerd in een vervolgvoorstel van Inspiro aan PS-Tech. Hierin is onder meer het volgende opgenomen: “Hierbij ons voorstel voor de gefaseerde optimalisatie van de Personal Space Tracker door middel van implementatie van het blob-detectie algoritme in programmeerbare hardware [FPGA; Field Progrmmable Gate Array]. Dit naar aanleiding van ons bezoek aan Personal Space Technologies 12 januari en telefonisch overleg 22, 25 en 26 januari 2010”. PS-Tech gaat akkoord met het voorstel. Na discussie in de uitvoeringfase laat PS-Tech bij aangetekende brief aan Inspiro weten: “Helaas moeten wij de conclusie trekken dat Inspiro B.V. de opdracht die Personal Space Technologies B.V. haar heeft gegund, NIET heeft uitgevoerd. De opdracht welke accoord is bevonden op 28/1/2009 is niet gerealiseerd. Na herhaald uitstel komen wij tot de conclusie dat Inspiro niet heeft geleverd. De oplever data worden continue overschreden met daarbij de melding dat het iedere keer nog maanden gaat duren. Na herhaaldelijke kansen tot oplevering is het resultaat op 15/7/2011 niet aanwezig. Niet alleen wordt het project niet opgeleverd. Op basis van de adviezen van Inspiro is dit project ingezet. Nu meldt Inspiro ook dat haar eigen adviezen niet kloppen. Bij deze wil Personal Space Technologies B.V. haar in Inspiro gestelde vertrouwen opzeggen en de tot nu toe betaalde facturen terug vorderen. Op basis van betaalde adviezen van Inspiro is dit project gestart en het project zelf heeft geen resultaat. Graag ontvangen wij € 145.219,12 per omgaande op Raborekening”. Inspiro betwist de stellingen van PS-Tech en schrijft: “Zoals u weet, zijn we het project volop aan het uitvoeren. Over tussenresultaten en planning is regelmatig gecommuniceerd. Ook ontstane vertraging is gecommuniceerd. We begrijpen dat dit teleurstellend is geweest. Aan de andere kant hopen we dat jullie beseffen dat er tal van risico’s zijn bij een dergelijk hightech R&D project. We hebben eerder aangegeven bereid te zijn het project af te ronden. We zijn er van overtuigd dat dit technisch gezien gaat lukken. Na ontvangst van uw brief hebben we besloten de ontwikkelactiviteiten voor Personal Space Technologies tijdelijk te stoppen. Het zal duidelijk zijn dat er geen sprake kan zijn van terugbetalen van facturen”. Vorderingen Nadat een minnelijke oplossing niet mogelijk bleek is PS-tech gaan procederen en legt zij aan haar vorderingen ten grondslag dat Inspiro toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de hierboven onder de feiten bedoelde overeenkomst(en). Inspiro zou een ondeugdelijk advies hebben verstrekt en verder zou zij de door haar aangenomen opdracht niet naar behoren hebben uitgevoerd. Alle betaalde facturen zouden moeten worden terugbetaald en daarnaast zou aanvullende schade moeten worden vergoed. Inspiro voert gemotiveerd verweer. PS-Tech vordert terugbetaling van de eerste factuur omdat het advies ondeugdelijk was en terugbetaling van de overige facturen omdat Inspiro de vervolgens door haar aangenomen opdracht niet naar behoren heeft uitgevoerd. Ondeugdelijk advies? De rechtbank overweegt dat Inspiro is gevraagd om in het kader van het doorontwikkelen van de PST een haalbaarheidsonderzoek te verrichten naar de optimalisatiemogelijkheden in de huidige PST-software. Belangrijke doelstellingen daarbij zijn kostenreductie en miniaturisatie. In dit kader dient het op 5 juni 2009 door Inspiro gepresenteerde ‘Onderzoeksverslag Personal Space Tracker software’ te worden bezien. In de inleiding daarvan herhaalt Inspiro dat het onderzoek stap 1 is uit een stappenplan van de doorontwikkeling van de PST. Ook geeft zij aan wat precies is onderzocht. In hoofdstuk 2 geeft zij vervolgens een beschrijving van de gevonden softwareoptimalisaties en een inschatting van de performancewinst op basis van deze optimalisaties. In hoofdstuk 3 beschrijft Inspiro de meest geschikte hardware architectuur om de beoogde doelen te kunnen realiseren. Ook wordt onderbouwd welk deel van de software op FPGA gerealiseerd zou kunnen worden en worden er keuzes voor het FPGA en de processor beschreven. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro weer welke opties er zijn om met de gekozen componenten uiteindelijk tot een concreet product te komen. Hoofdstuk 5 bevat de belangrijkste conclusies en hoofdstuk 6 beschrijft de aanbevelingen en vervolgstappen. Met betrekking tot de door Inspiro aangedragen combinatie van COTS- en maatwerk FPGA-boards – waarvan PS-Tech stelt dat hiermee niet tot miniaturisatie en kostenreductie kan worden gekomen – vermeldt het onderzoeksverslag het volgende. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro onder meer aan dat voor wat betreft de beschikbaarheid en continuïteit een combinatie van een COTS x86 processorboard met een maatwerk FPGA-board de beste oplossing is. In hoofdstuk 6 merkt zij in dit verband op dat het mogelijk interessanter is om COTS componenten te gebruiken dan maatwerk hardware. Dit zal afhankelijk zijn van prijzen en beschikbaarheid. Een combinatie van COTS en maatwerk is ook mogelijk. Wat het meest gunstig is zal onderzocht moeten worden. Meer in het algemeen vermeldt het onderzoeksrapport in hoofdstuk 5 dat met de gevonden optimalisaties en met toepassing van een FPGA het mogelijk is om naar een minder krachtige processor over te stappen. Zeer waarschijnlijk is hiermee een lagere kostprijs voor het totaalsysteem te realiseren. Onduidelijk is nog hoeveel lager dat dan precies zal zijn. Daarvoor is nader onderzoek nodig naar de prijzen van componenten en/of beschikbare producten. Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat Inspiro in het onderzoeksverslag geen concrete toezeggingen heeft gedaan of garanties gegeven. Dit was ook niet de bedoeling van partijen. Het ging slechts om een haalbaarheidsonderzoek. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen of daadwerkelijk kostenreductie en miniaturisatie realiseerbaar waren. En dus was het advies niet ondeugdelijk. Toerekenbare tekortkoming? Voor een toerekenbare tekortkoming is vereist dat een partij in verzuim is bij het nakomen van een contractuele verplichting. Dat betekent dat of sprake moet zijn van een fatale termijn of van een ingebrekestelling waarin een laatste termijn is gegeven voor het nakomen van de verplichtingen. De rechtbank stelt voorop dat PS-Tech op 28 januari 2010 heeft ingestemd met het voorstel van Inspiro van 27 januari 2010 voor de gefaseerde optimalisatie van de PST door middel van implementatie van het blob-detectie algoritme in programmeerbare hardware. Dit project is opgedeeld in twee stappen, te weten 1) FPGA-implementatie van Blob-detectie op een development-board en 2) Maatwerk Blob-detectie hardware-board ontwikkeling. Per stap zijn er verschillende fasen te onderscheiden. Ook deze fasen worden in het voorstel genoemd. Zo kent stap 1 de volgende fasen: requirements, analyse, design, implementatie, simulatie, verificatie en integratie. In het voorstel is opgenomen dat na iedere fase-afronding de planning zal worden getoetst op het voortschrijdend inzicht en dat, indien noodzakelijk, in gezamenlijk overleg de planning wordt bijgesteld. Reeds hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat partijen bij aanvang van de werkzaamheden voor stap 1 - in februari 2010 - geen harde opleverdatum zijn overeengekomen. Fatale termijn? De rechtbank overweegt verder dat PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Inspiro heeft gegarandeerd dat het werk half juli 2011 af zou zijn. Tevens heeft PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij oplevering van het werk op deze of een andere datum van Inspiro heeft geëist. Als PS-Tech al de bedoeling heeft gehad om een bepaalde datum als fataal aan te merken, dan is die datum in de praktijk door haar niet als zodanig gehanteerd. Nergens blijkt immers uit dat PS-Tech op het moment van het verstrijken van de termijn hieraan (juridische) consequenties heeft verbonden. Integendeel: Inspiro is telkens met instemming en in ieder geval met medeweten van PS-Tech doorgegaan met de werkzaamheden van stap 1 van het project. Van een (mogelijk) fatale termijn is dan ook geen sprake. Aldus is Inspiro niet door overschrijding van deze termijn van rechtswege in verzuim komen te verkeren (artikel 6:83 aanhef en onder a BW). Ingebrekestelling? De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat PS-Tech Inspiro in gebreke heeft gesteld. De e-mail van 15 juli 2011 en de gelijkluidende aangetekende brief van 19 juli 2011 kunnen in ieder geval niet als een rechtsgeldige ingebrekestelling worden aangemerkt, nu in geen van beide stukken sprake is van een schriftelijke aanmaning waarbij Inspiro nog een redelijke termijn voor nakoming is gesteld, zoals artikel 6:82 lid 1 BW vereist. Uit het vorenstaande volgt dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW en dat Inspiro niet door PS-Tech in gebreke is gesteld als bedoeld in artikel 6:82 BW. Voorts is niet gebleken dat in het onderhavige geval sprake is van één van de situaties als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder b en c BW, zodat Inspiro niet in verzuim is komen te verkeren. Hierbij overweegt de rechtbank nog dat niet is komen vast te staan dat nakoming door Inspiro reeds blijvend onmogelijk was op het moment dat PS-Tech het in Inspiro gestelde vertrouwen opzegde. Op 15 juli 2011 was Inspiro immers nog bezig het project af te ronden, hetgeen bij PS-Tech bekend was. Ook ter comparitie heeft PS-Tech verklaard dat de werkzaamheden van Inspiro slechts een stap waren naar de FPGA implementatie, maar “deze is nog niet af”. De rechtbank concludeert dan ook dat geen sprake van een toerekenbare tekortkoming en wijst de vorderingen tot terugbetaling van facturen en aanvullende schadevergoeding van PS-Tech af. Rechtbank Arnhem, 31 oktober 2012, LJN: BY2860. [post_title] => Wanneer is geen sprake van ondeugdelijk advies en geen tekortkoming bij ontwikkeling software? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-is-geen-sprake-van-ondeugdelijk-advies-en-geen-tekortkoming-bij-ontwikkeling-software [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-22 14:00:08 [post_modified_gmt] => 2021-12-22 13:00:08 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/19/wanneer-is-geen-sprake-van-ondeugdelijk-advies-en-geen-tekortkoming-bij-ontwikkeling-software/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 260 [max_num_pages] => 26 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 3e140b732045cf1800e486e3e20230ab [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Kern In een procedure bij de rechtbank Arnhem kwam deze vraag aan de orde. Een software ontwikkelaar zou een ondeugdelijk advies hebben gegeven en zou zijn tekortgeschoten bij de uitvoering...
Lees meer
  De rechtbank in ’s-Gravenhage oordeelde dat voor de verkoop van PSV merkartikelen een domeinnaam mag worden gebruikt met daarin het merk PSV zolang de website maar meteen duidelijk maakt...
Lees meer
Omdat in een internationale zaak de algemene voorwaarden niet tijdig beschikbaar waren gesteld, zijn ze niet van toepassing. Daarom was het Weens Koopverdrag van toepassing. Dit maakte niet zoveel uit...
Lees meer
Partijen hebben een franchiseovereenkomst gesloten die is opgezegd door de franchisenemer. De overeenkomst ziet op een franchiseformule (Fietsned) waarbij de franchisenemer fietsreparatiediensten verricht. In de franchiseovereenkomst is een concurrentie beding...
Lees meer
Een Poolse en een Nederlandse partij hadden de intentie om met elkaar samen te werken bij het opkweken, promoten en verkopen van aardbeienplanten van twee oude bestaande aardbeienrassen. De Poolse...
Lees meer
Een rechter oordeelde recentelijk dat de inhoud van de pitch niet wordt beschermd door IE-recht. Gebruikmaking van dergelijke niet-beschermde inhoud is in beginsel niet onrechtmatig. Het bureau verloor de pitch...
Lees meer
Welvaarts BV, een bedrijf dat varkens fokt, heeft Porker Foods, haar leverancier van een voormengsel, aangesproken op het leveren van een ondeugdelijk product. De rechtbank draagt aan Porker Foods op...
Lees meer
In Frankrijk is een geschil ontstaan over het in de handel mogen brengen van zaden voor groente en bloemen van ‘oude rassen’ die niet meer voorkomen in nationale catologi van...
Lees meer
In Staatscourant 13827 van 3 juli 2012 is mededeling gedaan van de melding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat...
Lees meer
Ex-franchisenemer gebonden aan non-concurrentiebeding voor geheel Nederland. Beding is niet strijdig met de Mededingingswet. Beroep op een vrijstellingsbepaling in de Mededingingswet mogelijk. 
Lees meer