Blog van medewerkers
- Partijen verzuimen vaak om in een overeenkomt duidelijke afspraken te maken over het toepasselijk recht en de bevoegde rechter. Onduidelijkheid daarover kan tot veel discussie en extra kosten in een procedure leiden.
- Vaak wordt bij internationale overeenkomsten niet gekeken naar de gevolgen van een rechtskeuze en keuze van een bevoegde rechter. Onvoldoende aandacht wordt besteed aan de vraag of een vonnis van die bevoegd gemaakte rechter vervolgens ook ten uitvoer kan worden gelegd. Bijvoorbeeld, in een overeenkomst met een Chinese leverancier is het maar de vraag of het zinvol is te kiezen voor Nederlands recht en de Nederlandse rechter. Omdat er geen verdrag is tussen Nederland en China worden vonnissen van Nederlandse rechters in China niet erkend. Dat levert dus problemen op bij de executie van zo’n vonnis. Een Nederlands arbitraal vonnis wordt wel erkend. In zo’n situatie kan het daarom zinvoller zijn om te kiezen voor arbitrage.
- Maak een bewuste keuze voor het toepasselijk recht, arbitrage versus de burgerlijke rechter, wel of geen toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag [veelal in het voordeel van de leverancier].
Zie ook branche AgriFood [post_title] => Bevoegde rechter bij orders na koopovereenkomst voor melkrobots [post_excerpt] =>
In deze zaak is tussen BouMatic LLC, gevestigd in Winsconsin USA en anderzijds Idento Operations BV [gevestigd in Nederland] een koopovereenkomst tot stand gekomen. Idento is producent van melkrobots voor de vee-industrie, BouMatic en haar dochter Belgische BGM verkopen onder andere dergelijke melkrobots aan eindgebruikers.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bevoegde-rechter-bij-orders-na-koopovereenkomst-voor-melkrobots [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:24:42 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:24:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/05/27/bevoegde-rechter-bij-orders-na-koopovereenkomst-voor-melkrobots/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 7050 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-05-05 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-05-05 00:00:00 [post_content] =>In deze Oostenrijkse zaak gaat het om de registratie van het woord KORNSPITZ. Backaldrin vervaardigt onder dit merk een bakmengsel dat zij in de eerste plaats aan bakkers levert. De concurrenten van Backaldrin en het merendeel van de bakkers weten dat het woordteken „KORNSPITZ” als merk is ingeschreven. Eindgebruikers vatten het woordmerk echter op als de gebruikelijke benaming van een bakkerijproduct, te weten langwerpige broodjes die aan beide uiteinden spits toelopen. Pfahnl heeft verzocht om doorhaling van de merkregistratie.
De Merkenrichtlijn bepaalt in art. 12 lid 2 dat een merk vervallen worden verklaard wanneer het, na de datum waarop het is ingeschreven door toedoen of nalaten van de merkhouder tot de in de handel gebruikelijke benaming is geworden van een waar of dienst waarvoor het ingeschreven is. Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan dan kan het merk zijn functie niet meer vervullen omdat het merk het onderscheidende vermogen heeft verloren.
In deze zaak is aan de orde de vraag vanuit wie dit beoordeeld moet worden? Volstaat het wanneer alleen de eindgebruiker [en niet de ondernemers in de branche] het als een soortnaam zien. De Oostenrijkse rechter geeft aan dat de eindverbruikers van de zogenoemde KORNSPITZ broodjes, dat woordteken waarnemen als de gebruikelijke benaming voor die broodjes en dat zij zich er niet bewust van zijn dat het merk ziet op het bakmengsel dat is gebruikt en dat afkomstig is van een bepaalde onderneming. Dit komt onder andere omdat de verkopers van deze broodjes niet vermelden dat KORNSPITZ een merk is. Het Hof oordeelt dat de vaststelling vanuit de eindgebruikers voldoende is.
In een eerdere uitspraak [Hof van Justitie EG, 29 april 2004, Bjornekulla Fruktindustrier v Procordia Food] besliste het Hof dat dit beoordeeld moest worden vanuit niet enkel de consumenten en eindverbruikers, maar ook rekening houdend met de wijze waarop beroepsbeoefenaars, zoals verkopers, het waarnemen. De perceptie van consumenten of eindverbruikers speelde volgens het Hof over het algemeen wel een beslissende rol.
Kortom, een merkhouder kan zijn rechten dus verliezen wanneer het merk door toedoen of nalaten van deze houder louter uit het oogpunt van de eindverbruikers ervan de gebruikelijke benaming voor deze waar is geworden.
De tweede vraag was of het feit dat de houder van een merk de verkopers niet ertoe aanzet om dit merk meer te gebruiken bij de verkoop van een waar waarvoor het merk is ingeschreven als „nalaten” kan worden aangemerkt.
Het Hof heeft eerder geoordeeld [Hof van Justitie EG, 27 april 2006, Levi Strauss] dat het door een merkhouder niet optreden tegen derden die inbreuk op het merkrecht maken als nalaten wordt aangemerkt. Dergelijk optreden beoogt immers juist het onderscheidend vermogen van het betrokken merk te handhaven.
Het Hof overweegt dat nalaten elk verzuim omvat waardoor de merkhouder onvoldoende erop toeziet dat zijn merk zijn onderscheidend vermogen behoudt.
Dit betekent in deze zaak dat de Oostenrijkse rechter moet na gaan of Backaldrin al dan niet stappen heeft ondernomen om bakkers en distributeurs van levensmiddelen die broodjes verkopen die op basis van het door haar geleverde bakmengsel zijn geproduceerd, aan te zetten om het merk KORNSPITZ meer te gebruiken in hun handelscontacten met de klanten.
HvJEG 6 maart 2014, Backaldrin v Pfahnl, IEPT20 40306, HvJEU
Wat betekent deze uitspraak voor de praktijk:
- Als merkhouder moet je alles in het werk stellen om te voorkomen dat je woordmerk tot een soortnaam verwordt [denk aan Aspirine, Chocomel, googelen, pamper];
- Dit betekent dus actief optreden wanneer anderen het gebruiken zonder toestemming van de merkhouder;
- Dit betekent ook het duidelijk maken voor het publiek dat het een geregistreerd merk is [bv door consequent het ® bij het merk te vermelden];
- Daarnaast kun je als merkhouder er ook voor zorgen dat er een soortnaam wordt gebruikt en beschikbaar blijft [bv Apple moet zorgen dat het woord tablet de soortnaam blijft voor een iPad en TomTom moet zorgen dat navigatiesysteem de soortnaam blijft].
Zie ook Agrifood
[post_title] => Het risico dat een merknaam verwordt tot soortnaam [post_excerpt] =>In deze Oostenrijkse zaak gaat het om de registratie van het woord KORNSPITZ. Backaldrin vervaardigt onder dit merk een bakmengsel dat zij in de eerste plaats aan bakkers levert. De concurrenten van Backaldrin en het merendeel van de bakkers weten dat het woordteken „KORNSPITZ” als merk is ingeschreven. Eindgebruikers vatten het woordmerk echter op als de gebruikelijke benaming van een bakkerijproduct, te weten langwerpige broodjes die aan beide uiteinden spits toelopen. Pfahnl heeft verzocht om doorhaling van de merkregistratie.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-risico-dat-een-merknaam-verwordt-tot-soortnaam [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:25:28 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:25:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/05/05/het-risico-dat-een-merknaam-verwordt-tot-soortnaam/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 7045 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-03-11 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-03-11 00:00:00 [post_content] =>De feiten
Glastuinbouwbedrijf A verkoopt met name komkommers en tomaten. Ten behoeve van gewasbescherming heeft zij het gewasbeschermingsmiddel Gazelle ingekocht bij Agerland B.V. [thans onderdeel Agrifirm]. A heeft vervolgens haar tomaten met Gazelle behandeld. Op 23 november 2010 is bij een controle van te oogsten tomaten een overschrijding van de Maximale Residu Limiet van de werkzame stof van Gazelle, Acetamiprid, geconstateerd. Van 3 tot 6 en van 8 tot 23 december 2010 is er een algeheel oogst- en verkoopverbod opgelegd geweest voor de tomatenteelt.
A is inmiddels failliet verklaard en de procedure wordt voortgezet door de curator. Naast Agrifirm wordt ook Certis, de importeur/ fabrikant van Gazelle aangesproken.
A vordert een verklaring voor recht dat Agrifirm en Certis hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door A BV ten gevolge van de schade aan haar tomatenteelt door toepassing van het product Gazelle geleden schade.
De beoordeling
Ten aanzien van Agrifirm
Agrifirm beroept zich op het vervalbeding dat is opgenomen in artikel 7 lid 10 van de algemene voorwaarden: “Onverminderd het bepaalde in artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek, vervalt het recht op schadevergoeding in ieder geval 12 maanden na de gebeurtenis of het nalaten (de prestatie) waaruit de schade direct of indirect voortvloeit en waarvoor Agerland aansprakelijk is.”
A had gesteld dat het beding onredelijk bezwarend is. De rechtbank overweegt dat een dergelijk beding niet onredelijk bezwarend is. A vond een beroep op het vervalbeding in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Met name omdat de termijn van 12 maanden niet gestuit kan worden. De rechtbank passeert dit verweer omdat A een professionele partij is die door een deskundig rechtshulpverlener werd bijgestaan. Daarom valt niet in te zien dat het beroep op een - duidelijk - beding met een vervaltermijn van 12 maanden onaanvaardbaar zou zijn.
De rechter overweegt verder dat omdat de laatste levering op 21 oktober 2010 plaatsvond en Agrifirm pas op 22 november 2011 werd gedagvaard, zij haar vordering te laat, immers na ommekomst van de in het vervalbeding bepaalde termijn, heeft ingediend. Het beroep van Agrifirm op het vervalbeding slaagt. Omdat de exoneratie zowel ziet op de verplichting tot schadevergoeding ontstaan door een toerekenbare tekortkoming als op die ontstaan door een onrechtmatige daad, worden de vorderingen van A afgewezen.
Ten aanzien van Certis
A stelt dat zij Gazelle heeft gebruikt in haar tomatenteelt volgens de door Certis aangereikte informatie en volgens de op het product aangehechte etikettekst en dat zij (daardoor) schade heeft geleden. Certis zou aansprakelijk zijn voor het op de markt brengen van een gebrekkig product. Althans zou Certis niet de juiste of onvolledige informatie hebben verschaft ter zake de wijze van toepassing van het product.
De discussie spitst zich toe op de vraag of op het etiket vermeld had moeten worden dat de toepassing van Gazelle niet herhaald mag worden.
A stelt dat op het etiket een beperking van het aantal toepassingen of van de hoeveelheid te gebruiken water per hectare teelt had moeten worden vermeld. Dit zou gebruikelijk zijn. A onderbouwt dit onvoldoende terwijl Agrifirm juist voorbeelden in het geding brengt van etiketten van concurrenten die dat ook niet vermelden. De rechtbank vindt daarom dat A de stelling onvoldoende heeft onderbouwd.
Certis stelt verder dat uit de systematiek op het etiket volgt dat herhaald gebruik bij tomaten niet is toegestaan. Op het etiket staan diverse categorieën gewassen beschreven met voor elke categorie de wijze van toepassing en dosering. Bij vier categorieën staat vermeld “Indien nodig de toepassing herhalen.” Bij de overige dertien categorieën, waaronder die voor “de bedekte teelt van aubergine, tomaat, paprika en Spaanse peper” staat de mogelijkheid van herhaling niet vermeld. De rechtbank deelt dan ook de visie van Certis dat uit (de systematiek van) het etiket blijkt dat voor de bedekte teelt van tomaat, herhaling niet is toegestaan.
De rechtbank oordeelt dat de overige stellingen van A onvoldoende zijn onderbouwd.
De vorderingen jegens Certis worden afgewezen.
Rechtbank Gelderland, 10 april 2013,
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
Een leverancier doet er goed aan om in algemene voorwaarden gebruik te maken van de mogelijkheden om aansprakelijkheid te beperken; waaronder met een vervalbeding.
Een leverancier doet er goed aan om er voor te zorgen dat algemene voorwaarden op de juiste wijze van toepassing zijn verklaard [in deze zaak ging dat maar net goed];
Een afnemer doet er goed aan om de algemene voorwaarden van de leverancier goed te bestuderen en zo nodig vóór het aangaan van de overeenkomst afwijkende afspraken vast te leggen [“In afwijking van de algemene voorwaarden van de leverancier komen partijen het volgende overeen : …..”];
Een vervaltermijn kan niet worden gestuit. Houdt deze in de gaten en stel in ieder geval tijdig een vordering in. Desnoods wordt later de eis gewijzigd of aangevuld.
Degene die stelt dat een product gebrekkig is moet dit op deugdelijke wijze onderbouwen.
Zie ook AgriFood
[post_title] => Etiket insecticide Gazelle voldoet aan eisen, Agrifirm mag een beroep doen op vervalbeding in algemene voorwaarden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => etiket-insecticide-gazelle-voldoet-aan-eisen-agrifirm-mag-een-beroep-doen-op-vervalbeding-in-algemene-voorwaarden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:29:58 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:29:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/03/11/etiket-insecticide-gazelle-voldoet-aan-eisen-agrifirm-mag-een-beroep-doen-op-vervalbeding-in-algemene-voorwaarden/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 7036 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-02-17 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-17 00:00:00 [post_content] =>Omroep Brabant verwijst in diverse berichten op haar website naar een rapport van de reclassering en een psychologisch onderzoek dat zou hebben plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft echter nooit plaatsgevonden. Berichtgeving daarover wordt onrechtmatig geoordeeld.
De feiten
Omroep Brabant heeft op haar website en in uitzendingen bericht over een kandidaat gemeenteraadslid. Omroep Brabant stelt een blanco envelop te hebben ontvangen met informatie over een psychologisch onderzoek:
“Uit het onderzoek dat Omroep Brabant anoniem kreeg toegestuurd, blijkt ook dat [eiser] indertijd psychologisch onderzocht is. Volgens een psychologe is er bij [eiser] sprake van gebrekkige gewetensontwikkeling en vermoedt ze dat hij zich zou kunnen ontpoppen als een psychopaat. “Hij heeft trekken van een antisociale persoonlijkheid en heeft ook narcistische kenmerken.” De psychologe concludeert dat de kans op in herhaling vallen groot is en dat het daarom belangrijk is dat [eiser] zich laat behandelen.”
De voorzieningenrechter moet oordelen over de vraag of “Omroep Brabant had mogen publiceren over de delicten die door het kandidaat gemeenteraadslid in zijn jeugd zijn gepleegd en waarvoor hij door de strafrechter is veroordeeld alsmede over de vraag of Omroep Brabant had mogen publiceren over hetgeen stond vermeld in het rapport van de reclassering, zoals Omroep Brabant heeft gedaan op 25 januari 2014”.
De voorzieningenrechter moet antwoord geven op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van eer of goede naam- in dit geval zwaarder weegt. Daarbij moet de rechter de wederzijdse belangen afwegen. De voorzieningenrechter concludeert dat de publicatie van artikelen videofragmenten, audio fragmenten en televisie-items door Omroep Brabant over delicten die het kandidaat gemeenteraadslid heeft begaan toen hij nog minderjarig was, niet onrechtmatig is. Omdat het kandidaat gemeenteraadslid nu meerderjarig is mag hij worden aangesproken op door hem gepleegde delicten. Daarbij spelen een rol dat hij een politieke functie ambieert en hij toen hij meerderjarig was nogmaals in de fout is gegaan.
Echter, het psychologisch onderzoek waar Omroep Brabant over spreekt, heeft nooit plaatsgevonden. Dit had Omroep Brabant kunnen weten omdat in het rapport slechts sprake is van een “intake”. Door hetgeen in het rapport staat vermeld te publiceren als zijnde feiten, die naar aanleiding van een psychologisch onderzoek door een psychologe zijn vastgesteld terwijl het in feite louter vermoedens waren, handelt Omroep Brabant, gezien het voorgaande, onrechtmatig jegens het kandidaat gemeenteraadslid. Omroep Brabant had nog gesteld dat het kandidaat gemeenteraadslid die “feiten” had kunnen ontkrachten door zich daadwerkelijk psychologisch te laten onderzoeken, snijdt geen hout, aldus de voorzieningenrechter.
En dus wordt Omroep Brabant in het ongelijk gesteld. Naast een verbod om nogmaals naar het psychologisch onderzoek te verwijzen, moet Omroep Brabant binnen een week van haar website en de sociale media de berichten te verwijderen die refereren aan het rapport van de reclassering.
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
De vrijheid van meningsuiting [artikel 10 Europees Verdrag voor de rechten van de Mens] gaat, zeker voor media, ver.
Degene die een politieke functie ambiëren moeten meer dulden dan anderen.
Wanneer media zaken voorstelt als feiten terwijl zij weet of kan weten dat dit niet juist is, handelt zij onrechtmatig.
Omroep Brabant verwijst in diverse berichten op haar website naar een rapport van de reclassering en een psychologisch onderzoek dat zou hebben plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft echter nooit plaatsgevonden. Berichtgeving daarover wordt onrechtmatig geoordeeld.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => omroep-brabant-handelt-onrechtmatig-door-te-verwijzen-naar-een-psychologisch-onderzoek [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:33:37 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:33:37 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/17/omroep-brabant-handelt-onrechtmatig-door-te-verwijzen-naar-een-psychologisch-onderzoek/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 7035 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-02-13 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-13 00:00:00 [post_content] => Het hof oordeelt, anders dan de rechtbank[1], dat Sano Benelux met haar verpakking van groene thee, wel degelijk inbreuk maakt op de merkrechten van Kly Group. Kly Group heeft elementen die op de verpakking gebruik worden, als beeldmerk geregistreerd. De feiten Als eerste verwerpt het hof de stelling dat Kly Group te lang heeft gewacht met het instellen van de vordering. Sano Benelux stelt dat Kly Group op dezelfde markt actief is en de verpakking van Sano Benelux al lange tijd moet kennen. De thee werd “in dezelfde straat” geleverd. Het marktaandeel van Sano Benelux was echter klein. Sano Benelux heeft onvoldoende kunnen onderbouwen dat Kly Group een gedetailleerde kennis van de markt had waardoor zij al langer bekend moet zijn geweest met de verpakking van Sano Benelux. Indien dit argument was geslaagd dan had Kly Group mogelijk niet kunnen optreden omdat zij het gebruik had gedoogd. Vervolgens moet het hof beoordelen of de door Sano Benelux op haar verpakkingen gebruikte beeldmerken een zodanige gelijkenis vertonen met die van Kly Group dat het gebruik daarvan als inbreuk op de beelmerken van Kly group moet worden beschouwd. De voorzieningenrechter heeft eerder deze vraag negatief beantwoord. De voorzieningenrechter oordeelde dat Sano Benelux de grens van het voorshands niet had overschreden en net voldoende afstand gehouden had. Het hof oordeelt dat “ondanks de verschillen (de sleutel op de verpakking van Sano Benelux lijkt meer op een echte sleutel dan de sleutel die is aangebracht op de verpakking van Kly Group, de Mandala op de verpakking van Kly Group vertoont een wit landschap terwijl het landschap in de Mandala op de verpakking van Sano Benelux groen is en laatstbedoelde verpakking bovendien ook op een andere zijde van een plaatje/tekening is voorzien, voorts is de bovenkant van de verpakkingen verschillend) de totaalindruk van beide verpakkingen zodanig overeenstemmend is dat het publiek daardoor in verwarring kan komen. Het hof overweegt verder dat globale herinneringsbeeld in essentie hetzelfde is en dat de door Sano Benelux gemaakte variaties onvoldoende opvallen. Dat in de branche een aantal vormgevingselementen (zoals de zwarte ondergrond, de gele omkadering en het gebruik van bepaalde beschrijvende woorden) ook door anderen worden gebruikt, leidt niet tot een andere beoordeling. Het hof overweegt dat de merkinbreuk “met name is gelegen in het (grotendeels) overnemen van de combinatie van elementen die het uiterlijk van de verpakking van Kly Group bepalen en niet in het gebruik van afzonderlijke elementen van die verpakking”. Dit leidt ertoe dat het hof Sano Benelux verbiedt om nog thee te verhandelen in de inbreukmakende verpakking. Sano Benelux moet de afbeeldingen van de verpakking van haar website verwijderen en Sano Benelux moet een recall houden onder haar professionele afnemers. Gerechtshof Amsterdam, 28 januari 2014 Wat betekent dit voor de praktijk Een beoordeling of een vormgeving / afbeelding voldoende of onvoldoende afwijkt van een merk [of auteursrechtelijk beschermd werk] is subjectief. De ene rechter kan tot een andere beoordeling komen dan een andere rechter. Uiteindelijk gaat het om het totaalbeeld en minder om de details. Dit tenzij een “detail” verschil zodanig beeldbepalend is dat het tot een ander totaalbeeld lijkt ten opzichte van het “origineel”. [1] Rechtbank Amsterdam, 21 september 2012 Zie ook branche AgriFood [post_title] => Verpakking thee maakt toch inbreuk op merkrecht [post_excerpt] =>Het hof oordeelt, anders dan de rechtbank[1], dat Sano Benelux met haar verpakking van groene thee, wel degelijk inbreuk maakt op de merkrechten van Kly Group. Kly Group heeft elementen die op de verpakking gebruik worden, als beeldmerk geregistreerd.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verpakking-thee-maakt-toch-inbreuk-op-merkrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-11-15 09:31:20 [post_modified_gmt] => 2016-11-15 08:31:20 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/13/verpakking-thee-maakt-toch-inbreuk-op-merkrecht/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 6882 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-02-03 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-02-03 00:00:00 [post_content] =>Piet Hein Eek treedt op tegen namaak van meubels in zijn stijl. De rechter legt een verbod op ondanks dat aan de inbreuk slechts op beperkte schaal heeft plaats gevonden.
De feiten
Een oud-medewerker van Piet Hein Eek biedt o.a. nagemaakte ontwerpen van Piet Hein Eek aan op zijn website. Piet Hein Eek vordert dat de oud-werknemer elk onrechtmatig handelen en elke inbreuk op het auteurs- en merkrecht zal staken en gestaakt zal houden.
Met name interessant is de overweging van de voorzieningenrechter ten aanzien van een ronde tafel die als zodanig niet in het oeuvre van Eek voorkomt (maar wel dezelfde stijl heeft).
De voorzieningenrechter overweegt : “Wat betreft de ronde variant van de "afvaltafel plaatmateriaal" geldt het volgende. De ronde vorm is, zoals gedaagde terecht heeft opgeworpen, niet in de ontwerpen van Eek terug te vinden. Duidelijk is echter wel dat het blad van de tafel van gedaagde en de bewerking daarvan geënt zijn op de stijl van Eek. De door Eek ontworpen tafel met een op tegels lijkend blad, gelakt in hoogglans, heeft een eigen, oorspronkelijk karakter en draagt het persoonlijk stempel van de maker. Deze eigenschappen van de tafel komen dus voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Ook als een tafel met deze typische kenmerken in een andere vorm wordt gemaakt, dan nog behoudt deze het eigen oorspronkelijke karakter en het persoonlijke stempel van de maker. Met de vervaardiging en verhandeling van de ronde variant van deze tafel maakt gedaagde dus eveneens inbreuk op het auteursrecht van Piet Hein Eek B.V. en Eek”.
De vorderingen van Eek worden in belangrijke mate toegewezen. Dat de inbreuk slechts op beperkte schaal heeft plaatsgevonden [9 stuks] neemt niet weg dat Eek gebruik kan maken van de instrumentaria die de Auteurswet biedt. Dat aan de inbreuk een einde is gemaakt en dat een onthoudingsverklaring is getekend betekent niet Eek geen belang meer heeft in een veroordeling om op die manier zich ervan te verzekeren dat namaak in de toekomst niet meer plaats zal vinden.
De gevorderde volledige proceskostenveroordeling van € 7.465,= wordt gematigd tot € 4.000,=.
Vzr. Rechtbank Gelderland 17 januari 2014, KG ZA 13-663, IEPT20140117
Wat betekent dit voor de praktijk
Met een auteursrecht kan ook worden opgetreden om toekomstige inbreuken te voorkomen. Ook wanneer wordt afgeweken van het origineel [ronde tafel in plaats van een rechthoekige tafel] kan toch sprake zijn van inbreuk
Zie ook Fashion & Design
Piet Hein Eek treedt op tegen namaak van meubels in zijn stijl. De rechter legt een verbod op ondanks dat aan de inbreuk slechts op beperkte schaal heeft plaats gevonden.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => stijl-piet-hein-eek-beschermd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:35:05 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:35:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/02/03/stijl-piet-hein-eek-beschermd/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 7033 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-01-28 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-01-28 00:00:00 [post_content] =>PlantLab stelt dat een voormalige samenwerkingspartner [Deliscious] inbreuk maakt op een octrooi van PlantLab. De rechter staat toe dat PlantLab door een deskundige een beschrijving laat maken van de techniek die door Deliscious in een klimaatcel wordt gebruikt. Het bewijsbeslag wordt niet opgeheven.
De feiten
Beide partijen houden zich bezig met het kweken van gewassen, onder meer sla. In dat kader vervaardigen en ontwikkelen beide inrichtingen daarvoor een inrichting [klimaatcel]. PlantLab heeft in 2010 een Nederlands octrooi gekregen voor “een systeem en werkwijze voor het telen van een gewas in een althans ten dele geconditioneerde omgeving”. Partijen hebben enige tijd samengewerkt.
Na het beëindigen van de samenwerking heeft Deliscious een eigen klimaatcel ontwikkeld en daarover gepubliceerd [Onder Glas, augustus 2011]. PlantLab stelt dat de klimaatcel van Deliscious onder de beschermingsomvang van het octrooi van PlantLab valt.
In juni 2013 heeft PlantLab verlof verkregen voor het leggen van bewijsbeslag en voor het maken van een gedetailleerde beschrijving van de klimaatcel van Deliscious. De rechter heeft daarbij bepaald dat PlantLab niet aanwezig mag zijn bij de beslaglegging en dat PlantLab geen informatie mag krijgen over de inhoud van het bewijsbeslag en de beschrijving. Later moet de rechter beoordelen of PlantLab inzage krijgt in de resultaten van het bewijsbeslag en de beschrijving.
Deliscious heeft in kort geding opheffing van dit bewijsbeslag gevorderd. Zij stelt dat er zodanige verschillen zijn tussen het octrooi van PlantLab en de klimaatcel van Deliscious dat er geen sprake is van inbreuk. Het voorlopig oordeel van de rechter is dat niet geoordeeld kan worden dat de klimaatcel van Deliscious geen inbreuk maakt op het octrooi van PlantLab. Deliscious stelt ook dat sprake is van een fishing expedition omdat door de ruime zoektermen in het verzoekschrift beslag is gelegd op vertrouwelijke informatie die niet relevant is voor de gestelde inbreuk.
De rechter heft het beslag niet op. PlantLab heeft belang bij het beslag. De inbeslaggenomen documenten en bestanden kunnen dienen om de stellingen van PlantLab te onderbouwen. Daarbij speelt een rol de vrees dat Deliscious het bewijs zou verduisteren door de klimaatcel te wijzigen en bestanden en documenten te vernietigen.
Deliscious wordt veroordeeld in de proceskosten van dit kort geding € 64.780,29.
Rechtbank Den Haag, 22 januari 2014
Wat betekent dit voor de praktijk:
Als houder van een intellectueel eigendomsrecht zoals een octrooi, kan het bewijsbeslag van waarde zijn om bewijs veilig te stellen.
In een kort geding zal een bewijsbeslag alleen worden opgeheven wanneer al na een summier onderzoek blijkt dat de gestelde inbreuk niet opgaat.
Het op deze wijze verzamelde bewijs kan in de bodemprocedure dienen tot bewijs van de stellingen. De rechter zal dan eerst inzage moeten toestaan in de inbeslaggenomen stukken. Daarbij zal de rechter ervoor waken dat er geen vertrouwelijke informatie bekend wordt gemaakt.
Zie ook AgriFood
[post_title] => PlantLab wint eerste slag inbreuk op octrooi [post_excerpt] =>PlantLab stelt dat een voormalige samenwerkingspartner [Deliscious] inbreuk maakt op een octrooi van PlantLab. De rechter staat toe dat PlantLab door een deskundige een beschrijving laat maken van de techniek die door Deliscious in een klimaatcel wordt gebruikt. Het bewijsbeslag wordt niet opgeheven.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => plantlab-wint-eerste-slag-inbreuk-op-octrooi [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:35:17 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:35:17 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/01/28/plantlab-wint-eerste-slag-inbreuk-op-octrooi/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 7031 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-01-14 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-01-14 00:00:00 [post_content] =>Is er sprake van een duurovereenkomst?
Tussen partijen bestond geen schriftelijke overeenkomst. De leverancier [DeNardi] stelt daarom dat sprake is van losse overeenkomsten van opdracht, de afnemer [Inet Retail] stelt dat sprake is van een duurovereenkomst.
De voorzieningenrechter neemt een duurovereenkomst aan en houdt daarbij rekening met de volgende omstandigheden:
- Niet in geschil is dat partijen al langere tijd zaken met elkaar doen. De afnemer is voor de levering van de producten met de merken AGA en Falcon afhankelijk van de leverancier omdat de leverancier de exclusieve importeur van deze producten voor de Nederlandse markt is.
- de afnemer heeft ter zitting onweersproken gesteld voor ongeveer 20% van haar omzet afhankelijk te zijn van deze merken.
- partijen hadden overleg over de in te zetten marketingtools en de gedragscode in de markt. Zo worden jaarlijks een aantal promotionele akties gehouden, die door de leverancier worden aangestuurd en waarbij de dealers zich aan de spelregels moeten houden.
- de leverancier duidt in brieven en in deze procedure Inet Retail ook aan als dealer hetgeen duidt op een bestendige relatie.
Opzegging relatie
De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan de leverancier in beginsel de bevoegdheid toekomt, nu partijen hieromtrent geen andersluidende afspraken hebben gemaakt, de duurovereenkomst op te zeggen. De voorzieningenrechter verwijst naar het Auping / Beverslaap arrest waar de HR heeft overwogen dat de eisen van de redelijkheid en billijkheid mee kunnen brengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat. Uit diezelfde eisen kan voortvloeien dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
De leverancier heeft de overeenkomst opgezegd omdat de afnemer zich niet zou houden aan de spelregels die gelden voor afnemers. Volgens de leverancier heeft de afnemer zonder enig overleg met haar met regelmaat eigen acties geïnitieerd, wat tot grote onrust heeft geleid onder de andere dealers. Zo mogen er geen acties worden geïnitieerd op AGA-fornuizen, terwijl de afnemer op haar website stunt met een waardecheque-actie op deze fornuizen. De afnemer volgt het prijsbeleid niet en is hiervoor meerdere keren door de leverancier gewaarschuwd.
De afnemer stelt dat zij onmiddellijk heeft voldaan aan het verzoek om de waardecheque-actie op de AGA-fornuizen stop te zetten. De leverancier heeft dit niet weersproken.
Evenmin is gesteld noch gebleken dat de afnemer zich met de BTW-actie in 2012 niet zou hebben gehouden aan de gedragscode.
Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat thans onvoldoende aannemelijk is geworden dat de afnemer zich keer op keer niet aan de gedragscode en de spelregels van de promotionele acties zou houden.
Opzegtermijn
De leverancier heeft bij brief van 5 februari 2013 de duurovereenkomst opgezegd. De voorzieningenrechter overweegt dat de leverancier noch een redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen, noch een redelijke vergoeding aan de afnemer heeft aangeboden. Daarom maken de redelijkheid en billijkheid in deze dat de overeenkomst door de leverancier niet op de deze wijze kon worden opgezegd. Met als gevolgd dat de overeenkomst tussen partijen niet is geëindigd.
De afnemer had gevorderd dat de leverancier de duurovereenkomst moest nakomen. Die vordering wijst de voorzieningenrechter toe. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat het voor zich spreekt dat de producten aan deze afnemer op basis van dezelfde voorwaarden moeten worden geleverd als waartegen aan de andere dealers de producten worden geleverd.
Voorschot op schadevergoeding
De afnemer had gesteld dat hij een schade had geleden van ruim € 120.000,=. Omdat in een kort geding procedure geen definitieve schadevergoeding kan worden toegewezen vordert de afnemer betaling van een voorschot op de schadevergoeding die in een bodemprocedure moet worden vastgesteld. De voorzieningenrechter overweegt dat voor toewijzing van een geldvordering in kort geding slechts plaats is indien het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is en daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van belangen van partijen mede betrokken dient te worden het risico van onmogelijkheid tot terugbetaling.
De voorzieningenrechter vindt dat onvoldoende aannemelijk is geworden waaruit de schade bestaat en wat de omvang daarvan is. Daarom wordt de vordering afgewezen.
De voorzieningenrechter veroordeelt de leverancier vervolgens tot nakoming van de duurovereenkomst tussen partijen, inhoudende dat de leverancier tegen de reguliere en marktconforme prijzen dient over te gaan tot levering binnen een redelijke en marktconforme termijn van de door de afnemer bestelde producten, zulks op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag aan de afnemer, indien de leverancier weigerachtig is te voldoen aan dit vonnis, zulks tot een maximum van € 100.000,00;
Rechtbank Overijssel, 19 december 2013
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- wanneer gedurende een langere periode regelmatig producten worden geleverd, dan wordt al snel een duurrelatie / duurovereenkomst aangenomen.
- dit betekent voor een leverancier dat hij een voldoende zwaarwegende grond moet hebben voor het opzeggen van de duurovereenkomst.
- in een [schriftelijke] overeenkomst kunnen partijen hier andere afspraken over maken, bijvoorbeeld dat de overeenkomst kan worden opgezegd zonder dat daarvoor een grond nodig is.
- neem als leverancier in een opzeggingsbrief voldoende omstandigheden op die een zwaarwegende grond voor opzegging kunnen opleveren;
- neem als leverancier in een opzeggingsbrief een voldoende redelijke opzegtermijn in acht of biedt een schadevergoeding aan. Helaas zijn er geen vaste regels om deze termijn / schadevergoeding te berekenen.
- als afnemer kun je nakoming vorderen wanneer de leverancier zonder voldoende zwaarwegende grond, zonder voldoende schadevergoeding aan te bieden en/of zonder voldoende opzegtermijn in acht te nemen de duurovereenkomst opzegt.
Eind jaren ’80 had Super de Boer een promotionele actie waarbij klanten konden sparen voor een ‘sjopspel’. Later werd door de rechter vastgesteld dat Super de Boer met dit Sjopspel inbreuk maakte op het auteursrecht van een derde. De rechter bepaalde dat Super de Boer een vergoeding aan die derde moest betalen; het meerdere van de genoten winst en de geleden schade. Daar is lang over geprocedeerd en deskundigen hebben er naar moeten kijken.
Het gerechtshof Amsterdam heeft uiteindelijk vastgesteld dat de genoten winst hoger was dan de geleden schade en dus dat de genoten winst [vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 april 1997] moet worden betaald.
Eerder was vastgesteld dat de schade van de auteursrechthebbende € 28.508,92 bedroeg. Door Super de Boer waren 45.100 Sjopspellen verkocht. Het hof stelt nu vast dat daarmee een winst is behaald van € 86.840,-.
De deskundigen die op verzoek van het hof er naar hebben gekeken merken in hun rapport op:
1. Ten aanzien van de extra omzet:
- De extra omzet is substantieel. Onder de aannames van de deskundigen is de extra omzet van de spaaractie waar het in deze om gaat, € 1.825.673,-.
- Het aantal verkochte promotieartikelen heeft invloed op de extra omzet. Echter, zelfs indien promotieartikelen overblijven kan de extra omzet substantieel zijn. Er kan dus niet simpelweg worden geconcludeerd dat omdat er promotieartikelen zijn overgebleven er geen extra omzet is gegenereerd.
- Het aantal aangetrokken secundaire klanten (d.w.z. klanten die normaal gesproken bij een andere supermarkt hun inkopen doen) heeft een positief effect op de extra omzet. Echter, indien er niet veel media-aandacht is geweest voor de promotionele actie, hebben zij de conservatieve schatting gemaakt dat met grote waarschijnlijkheid slechts 1 op de 200 deelnemers aan de promotionele actie secundaire klant was die zijn/haar boodschappen volledig bij de betreffende supermarkt deed gedurende de weken van de actie.
- Of promotieartikelen direct zijn verkocht, of via de zegelactie maakt niet veel uit voor de extra omzet (zo’n 2,8% minder omzet bij 4% meer directe verkoop).
- De gemiddelde wekelijkse bestedingen in een supermarkt hebben een bescheiden invloed op de omzet (zo’n 2,7%).
2. Ten aanzien van de extra winst:
- de extra winst zal altijd beduidend lager zijn dan de extra omzet.
- Onder de aannames van de deskundigen is de extra winst van een spaaractie op basis van het ten processe bedoelde type producten (spellen) gelijk aan € 161.954,-.
- Of promotieartikelen direct zijn verkocht, of via de zegelactie maakt voor de winstberekeningen wat meer uit dan voor de omzet. Een 4% toename in het aantal direct verkochte promotieartikelen levert bijvoorbeeld 4,5% meer winst op (bij gelijkblijvende overige aannames). Toch is het onwaarschijnlijk dat er veel promotieartikelen direct werden verkocht, omdat het doel van een spaaractie is om mensen juist via zegels een promotieartikel te laten bemachtigen in plaats van dat ze het direct kopen.
- De gemiddelde wekelijkse bestedingen in een supermarkt hebben een behoorlijke invloed op de winst (zo’n 8% toename van de winst bij gemiddelde wekelijkse bestedingen van f 140 in plaats van
f 120).
Gerechtshof Amsterdam, 23 juli 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2243
Zie uitspraak
Zie ook Retail
Bij een internationale vervoersovereenkomst gelden de Nederlandse regels over stuiting en schorsing van de verjaring niet. En dus geldt de (korte) verjaringstermijn van 1 jaar voor het afwikkelen van schadevorderingen
Feiten
Hazeleger Transport BV heeft in opdracht van Brinky Bouw en Ontwikkeling BV in december 2005 140.000 [eendagskuikens] vervoerd van Denemarken naar Rusland. De vervoersovereenkomst wordt beheerst door het CMR-verdrag. Bij aankomst in Rusland bleken 110.000 kuikens te zijn overleden doordat de laadruimte niet voldoende was verwarmd.
Het verweer van Hazeleger Transport
Hazeleger heeft zich primair verweerd met een beroep op verjaring. Volgens Hazeleger geldt op grond van art. 32 lid 1 CMR een verjaringstermijn van één jaar, welke termijn moet worden gerekend vanaf de aflevering op 29 december 2005. Door Brinky’s aansprakelijkstelling van 2 januari 2006 is de verjaring op de voet van art. 32 lid 2 CMR geschorst. Nadat Hazeleger op 30 juni 2006 iedere aansprakelijkheid heeft afgewezen, is de schorsing van de verjaring krachtens art. 32 lid 2 CMR opgeheven. De resterende verjaringstermijn van 362 dagen was al verstreken op het moment dat Brinky Hazeleger heeft gedagvaard, aldus Hazeleger.
Brinky stelt daarop dat op grond van art. 32 lid 3 CMR de stuiting wordt bepaald door de wet van het land waar de zaak dient. Naar Nederlands recht wordt de verjaring gestuit door schriftelijke stukken waaruit blijkt dat aanspraak wordt gemaakt op schadevergoeding [art. 3:317 lid 1 BW]. Brinky heeft betoogd dat zij met haar brieven van 29 augustus 2006 en 16 april 2007, waarin zij ondubbelzinnig haar aanspraak op schadevergoeding heeft herhaald, de verjaringstermijn steeds opnieuw heeft gestuit.
Artikel 32 lid 2 CMR Verdrag bepaalt
‘Een schriftelijke vordering schorst de verjaring tot aan de dag, waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de daarbij gevoegde stukken terugzendt. [...] Verdere, op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende vorderingen schorsen de verjaring niet.’
De Hoge Raad overweegt dat de verdragsrechtelijke regeling van het tweede lid, dat bepaalt dat na de opheffing van de schorsing door de vervoerder verdere, op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende vorderingen de verjaring niet schorsen. Een schorsings- of stuitingshandeling naar nationaal recht kan daar geen inbreuk maken.
Dit betekent dat de brieven van Brinky, waarin de aanspraak op schadevergoeding is herhaald, de verjaring niet hebben gestuit.
HR, 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2043, zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- op internationale vervoersovereenkomsten is het CMR-verdrag van toepassing.
- dit verdrag regelt een [korte] verjaringstermijn van één jaar voor vorderingen tot schadevergoeding.
- de Nederlandse regels om de verjaring te stuiten zijn daar niet op van toepassing.
- en dus moet er voortvarend worden gehandeld.
Bij een internationale vervoersovereenkomst gelden de Nederlandse regels over stuiting en schorsing van de verjaring niet. En dus geldt de (korte) verjaringstermijn van 1 jaar voor het afwikkelen van schadevorderingen
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => korte-verjaringstermijn-voor-internationale-vervoersovereenkomsten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:41:34 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:41:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/12/31/korte-verjaringstermijn-voor-internationale-vervoersovereenkomsten/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 7052 [post_author] => 6 [post_date] => 2014-05-27 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-05-27 00:00:00 [post_content] =>In deze zaak is tussen BouMatic LLC, gevestigd in Winsconsin USA en anderzijds Idento Operations BV [gevestigd in Nederland] een koopovereenkomst tot stand gekomen. Idento is producent van melkrobots voor de vee-industrie, BouMatic en haar dochter Belgische BGM verkopen onder andere dergelijke melkrobots aan eindgebruikers.
In de koopovereenkomst is bepaald dat BouMatic in 2008 en 2009 een minimum aantal melkrobots zal afnemen van Idento. Tevens is bepaald dat BouMatic bij haar order haar algemene voorwaarden mee zal sturen en Idento zal bij haar orderbevestiging haar algemene voorwaarden meesturen. In de algemene voorwaarden van BouMatic staat dat het recht van Wisconsin van toepassing is en dat de rechter te Wisconsin bevoegd is. In de algemene voorwaarden van Idento staat dat Nederlands recht van toepassing is en dat de rechter van de vestigingsplaats van Idento bevoegd is.
Tussen partijen ontstaat een geschil omdat BouMatic niet het minimum aantal afneemt dat is overeengekomen. BouMatic maakt tegen Idento een procedure aanhangig voor de rechtbank van de staat Wisconsin. De District Court for the Western District of Wisconsin verklaart zich onbevoegd van de vordering van BouMatic kennis te nemen. BGM c.s. hebben tegen dit vonnis beroep aangetekend bij the Court of Appeals. Terwijl die procedure nog aanhangig is start Idento een procedure bij de rechter in Nederland.
Idento vordert o.a. dat de rechtbank voor recht verklaart dat BouMatic tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst doordat BouMatic te weinig melkrobots van haar heeft afgenomen en dat deze overeenkomst gedeeltelijk is ontbonden. Tevens vordert Idento betaling van openstaande facturen. BouMatic heeft gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren. De rechtbank heeft die vordering afgewezen. Van die afwijzing heeft BouMatic hoger beroep ingesteld.
Welke rechter is bevoegd?
De vraag is wat is doorslaggevend: de koopovereenkomst met de US moeder of de orders van de Belgische dochter.
Het hof is van oordeel dat wat betreft de afname van de melkrobots sprake is van afzonderlijke koopovereenkomsten, die zijn gesloten onder toepassing van de overeenkomst. Voor de meeste facturen geldt dat de order is geplaatst door BGM, wat door Idento met een Order Confirmation aan BGM is bevestigd. Aldus heeft Idento voldoende onderbouwd dat in die gevallen de melkrobots zijn gekocht door BGM, zodat in zoverre sprake is van koopovereenkomsten met BGM.
De vordering op de Belgische dochter
Het hof stelt vast dat in de overeenkomst niet is bepaald waar de melkrobots moeten worden geleverd. In de purchase orders is niets over de plaats van levering opgenomen. Uit de diverse afzonderlijke opdrachtbevestigingen van Idento blijkt dat Idento de melkrobots onder de Incotermconditie "Ex works" afleverde. Niet gesteld of gebleken is dat BGM deze plaats van levering van de hand heeft gewezen.
Om deze reden overweegt het hof dat levering heeft plaatsgevonden op de fabriek van Idento in Marknesse. De Nederlandse rechter is om die reden bevoegd. Het feit dat BGM in een Direct Shipping Order het adres heeft opgegeven waar de robots naartoe dienen te worden gebracht leidt niet tot de conclusie dat een andere plaats van levering is overeengekomen.
De vordering op de US moeder
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 6 lid 1 EEX-verordening bevoegd eveneens kennis te nemen van de vorderingen jegens de US moeder BouMatic. Immers de samenhang tussen de vorderingen op de dochter en de moeder is onbetwist. Omdat er zo’n nauwe band bestaat vraagt een goede rechtsbedeling om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
Forumkeuze in algemene voorwaarden
BouMatic verwijst nog naar haar algemene voorwaarden waarin een expliciet keuze is gemaakt voor de rechter in de Verenigde Staten.
Het hof overweegt echter dat in artikel 13 van de overeenkomst naar de algemene voorwaarden van zowel BouMatic als van Idento wordt verwezen. Het hof oordeelt om die reden geen van beide algemene voorwaarden van toepassing voor zover die niet met elkaar overeenkomen en daarmee ook niet de in de algemene voorwaarden van BouMatic opgenomen forumkeuze.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden, 20 mei 2014
Zie Uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- Partijen verzuimen vaak om in een overeenkomt duidelijke afspraken te maken over het toepasselijk recht en de bevoegde rechter. Onduidelijkheid daarover kan tot veel discussie en extra kosten in een procedure leiden.
- Vaak wordt bij internationale overeenkomsten niet gekeken naar de gevolgen van een rechtskeuze en keuze van een bevoegde rechter. Onvoldoende aandacht wordt besteed aan de vraag of een vonnis van die bevoegd gemaakte rechter vervolgens ook ten uitvoer kan worden gelegd. Bijvoorbeeld, in een overeenkomst met een Chinese leverancier is het maar de vraag of het zinvol is te kiezen voor Nederlands recht en de Nederlandse rechter. Omdat er geen verdrag is tussen Nederland en China worden vonnissen van Nederlandse rechters in China niet erkend. Dat levert dus problemen op bij de executie van zo’n vonnis. Een Nederlands arbitraal vonnis wordt wel erkend. In zo’n situatie kan het daarom zinvoller zijn om te kiezen voor arbitrage.
- Maak een bewuste keuze voor het toepasselijk recht, arbitrage versus de burgerlijke rechter, wel of geen toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag [veelal in het voordeel van de leverancier].
Zie ook branche AgriFood [post_title] => Bevoegde rechter bij orders na koopovereenkomst voor melkrobots [post_excerpt] =>
In deze zaak is tussen BouMatic LLC, gevestigd in Winsconsin USA en anderzijds Idento Operations BV [gevestigd in Nederland] een koopovereenkomst tot stand gekomen. Idento is producent van melkrobots voor de vee-industrie, BouMatic en haar dochter Belgische BGM verkopen onder andere dergelijke melkrobots aan eindgebruikers.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bevoegde-rechter-bij-orders-na-koopovereenkomst-voor-melkrobots [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:24:42 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:24:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/05/27/bevoegde-rechter-bij-orders-na-koopovereenkomst-voor-melkrobots/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 263 [max_num_pages] => 27 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 806f15663d12b11d0e6aa85e2a968c53 [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )