Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 21
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 21
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 6
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1326
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (6)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 200, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 6958
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2013-05-02 00:00:00
                    [post_date_gmt] => 2013-05-02 00:00:00
                    [post_content] => 

Ex werknemer zou inbreuk maken op auteursrecht op software ex werkgever en samenwerkingspartner. Hij verweert zich o.a. met de stelling dat gebruik is gemaakt van open source software. Aan de ex werkgever de bewijslast van het tegendeel.

X is na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met zijn ex-werkgever, iSource, voor zichzelf begonnen. X had een arbeidsovereenkomst met een bepaling over geheimhouding en auteursrechten. Bij zijn vertrek heeft X een verklaring ondertekend waarbij X eraan wordt herinnerd dat alle intellectuele eigendomsrechten voortvloeiende uit zijn werk, aan iSource toehoren. Daarbij zou hij hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van software die inbreuk zou maken op het auteursrecht van iSource. iSource vraagt om een verklaring voor recht dat door X inbreuk is gemaakt op auteursrechten van iSource. iSource had al bewijsbeslag laten leggen onder X.

X voert aan dat het niet duidelijk is wie auteursrechthebbende is en welke auteursrechtelijke gevolgen verbonden zijn aan de niet nader gespecificeerde wijzigingen die zijn aangebracht aan de software. iSource zou de software hebben ingebracht in de samenwerking met een andere partij: Flexscreen. Vervolgens zou die software weer zijn aangepast waardoor onduidelijk was wie nu auteursrechthebbende zou zijn. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een gemeenschappelijk auteursrecht. X heeft dit ook niet betwist. X wijst er op dat desbetreffende software mede bestaat uit standaardsoftware of open source software, althans software van derden.

De rechtbank overweegt verder dat overeenstemming die slechts is terug te voeren op het gebruik van software van derden buiten beschouwing dient te blijven omdat gesteld noch gebleken is dat iSource ten aanzien van die software auteursrechthebbenden zijn. Dat geldt ook voor functionaliteit aangezien het auteursrecht zich niet tot bescherming van functionaliteit uitstrekt.
Omdat het auteursrecht is betwist rust de bewijslast op iSource. Deze moet bewijzen dat de bijdrage van X aan de nieuw ontwikkelde software inbreuk maakt op de auteursrechten van iSource op de iSource software. De rechtbank benoemt een deskundige die de desbetreffende sofware moet vergelijken en de overeenkomsten en verschillen moet aangeven.

Kortom,

  • De ex-werknemer slaagt er bijna in verwarring te zaaien over de vraag wie auteursrechthebbende is bij een samenwerking tussen twee ondernemingen. Het antwoord op die vraag heeft gevolgen voor de vraag wie de ex-werknemer kan aanspreken.
  • Indien Flexscreen de ex-werknemer van iSource zou willen aanspreken dan kan zij zich mogelijk niet beroepen op de bepalingen in de arbeidsovereenkomst en de verklaring bij het einde van de arbeidsrelatie. Daarvoor zou het handig zijn indien daarin ook bepalingen ten behoeve van derden zouden zijn opgenomen.
  • Het is de vraag of iSource zal slagen in de bewijsopdracht. Dit betekent dat zij moet kunnen aantonen wat de inhoud van de software was ten tijde van het vertrek van X.
  • Indien de software inderdaad bestaat uit open source software dan is het de vraag waar het auteursrecht van iSource nog op rust. En directie doet er daarom goed aan om te weten waar en in hoeverre bij de ontwikkeling van software gebruik wordt gemaakt van open source software. Het is een grote misvatting dat open source software gelijk staat aan software die rechtenvrij gebruikt kan worden. Het gevolg van het gebruik van open source software bij de doorontwikkeling van software is soms dat de doorontwikkelde software ook open source software wordt. De stelling van de ex-werknemer is daarom niet kansloos.

Rechtbank Den Haag 24 april 2013, zaaknr. C/09/414540 / HA ZA 12-299 (iSource Flexscreen tegen X)
 

[post_title] => Auteursrecht en doorontwikkeling van open source software [post_excerpt] =>

Ex werknemer zou inbreuk maken op auteursrecht op software ex werkgever en samenwerkingspartner. Hij verweert zich o.a. met de stelling dat gebruik is gemaakt van open source software. Aan de ex werkgever de bewijslast van het tegendeel.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => auteursrecht-en-doorontwikkeling-van-open-source-software [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:16:51 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:16:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/05/02/auteursrecht-en-doorontwikkeling-van-open-source-software/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 6951 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-03-06 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-03-06 00:00:00 [post_content] =>

Ziengs Schoenen exploiteert sinds 1946 schoenenwinkels onder de (familie)naam Ziengs, aanvankelijk vooral in het noorden van Nederland, waar oprichter Berend Ziengs de eerste winkel vestigde. Inmiddels is het woord ZIENGS als merk geregistreerd voor schoenen.

Kleinzoon Berend Ziengs begint zijn een schoenenzaak onder de handelsnaam "De Schoenenfabriek". De Schoenfabriek gebruikt de volgende logo's. Ziengs stelt dat sprake is van inbreuk op de merkrechten van Ziengs. Een van de verweren van De Schoenenfabriek is dat het de achternaam van haar oprichter zou moeten mogen gebruiken.

De voorzieningenrechter oordeelt anders. Het logo van De Schoenenfabriek is uit meerdere woord- en beeldelementen samengesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat:

  • de toevoeging ‘door Berend Ziengs’ bepalend voor de totaalindruk van het logo.
  • het element 'De Schoenenfabriek’ is weliswaar het meest dominerende bestanddeel maar het onderdeel ‘door Berend Ziengs’ neemt een zelfstandige onderscheidende plaats in het logo in
  • het onderschrift ‘leverancier van kwaliteit en trends’ en de decoratieve beeldelementen (o.a. een dames- en een herenschoen) zijn beschrijvend van aard.

Door het gebruik van het logo kan verwarring bij het publiek ontstaan. Het in aanmerking komende publiek zal namelijk op grond van het gebruikte logo op zijn minst kunnen menen dat de betrokken waren of diensten van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn. Verwarringsgevaar kan ook bestaan wanneer het logo wordt gevormd door samenvoeging van een firmanaam met een merk dat een normaal onderscheidend vermogen heeft en het merk dat daarin een zelfstandige onderscheidende plaats behoudt. Die situatie doet zich hier voor. Ook de hiervoor genoemde beschrijvende bestanddelen in het logo nemen het verwarringsgevaar niet weg.

Ziengs heeft e-mails in het geding gebracht van klanten en collega's die dachten dat De Schoenenfabriek gelinkt was aan Ziengs. De voorzieningenrechter oordeelt dat verwarring zich in de praktijk dus al heeft voorgedaan.

Ten aanzien van het gebruik van de familienaam overweegt de voorzieningenrechter dat een merkhouder zich niet met een beroep op zijn merkrecht kan verzetten tegen het gebruik door een derde van diens eigen naam (en adres) voor zover er sprake is van een eerlijk gebruik in nijverheid en handel.

Echter, hier is van eerlijk gebruik van het logo in nijverheid en handel geen sprake. Hier zal het publiek op grond van het logo op zijn minst kunnen menen dat er een economische band bestaat tussen De Schoenenfabriek en Ziengs Schoenen. En dit is niet het geval. Daarnaast is van belang dat tussen de directeur van Ziengs Schoenen en de oprichter van De Schoenenfabriek een familieband bestaat en dat deze laatste voorheen aandeelhouder was van Ziengs Schoenen en zijn aandelen aan de huidige directeur van Ziengs Schoenen heeft overgedragen.

De vorderingen op grond van merkinbreuk worden toegewezen.
Rechtbank Den Haag, 4 maart 2013 [Ziengs Schoenen / De Schoenenfabriek]

Kortom,

  • het is zinvol om voordat een handelsnaam / logo in gebruik wordt genomen na te gaan of door dat gebruik mogelijk inbreuk op IE rechten van derden wordt gemaakt;
  • het is niet altijd mogelijk om je familienaam in een handelsnaam op te nemen.
  • ben er tijdig bij om een merk te registeren. Bestaande merkhouders kunnen een registratie voorkomen of daar jaren later nog tegen op komen. Dat leidt dan tot schade voor degene die zijn merk/logo/handelsnaam moet aanpassen.
[post_title] => Gebruik van eigen familienaam in logo maakt inbreuk op merkrechten van een derde [post_excerpt] =>

Ziengs Schoenen exploiteert sinds 1946 schoenenwinkels onder de (familie)naam Ziengs, aanvankelijk vooral in het noorden van Nederland, waar oprichter Berend Ziengs de eerste winkel vestigde. Inmiddels is het woord ZIENGS als merk geregistreerd voor schoenen.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gebruik-van-eigen-familienaam-in-logo-maakt-inbreuk-op-merkrechten-van-een-derde [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:23:02 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:23:02 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/03/06/gebruik-van-eigen-familienaam-in-logo-maakt-inbreuk-op-merkrechten-van-een-derde/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 6949 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-03-05 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-03-05 00:00:00 [post_content] =>

Bij een aanbesteding voor WMO hulpmiddelen stelt een gemeente als eis dat de inschrijver voldoet aan een gemiddelde liquiditeit van 1,00 over de laatste drie afgesloten boekjaren. Een inschrijver die een current ratio van 0,96 naar boven afrondt, voldoet niet aan de eis en de inschrijving wordt terzijde gelegd. De voorzieningenrechter overweegt dat de gemeente een liquiditeitseis van 1,00 mocht stellen en dat de gemeente het gelijkheidsbeginsel zou schenden wanneer zij de current ratio naar boven zou afronden. Het gelijkheidsbeginsel brengt mee dat deze eis strikt dient te worden gehandhaafd. Geen strijd met Proportionaliteitsgids 2012.

In de aanbestedingsdocumenten had de gemeente als selectiecriterium opgenomen dat een inschrijver over de laatste drie afgesloten boekjaren een gemiddelde liquiditeit moest hebben van 1,00. De inschrijver Vegro voldoet (net) niet aan deze eis. Zij had over de betreffende boekjaren een gemiddelde liquiditeit van 0,96. De gemeente heeft deze inschrijving terzijde gelegd en dus ongeldig verklaard.

Vegro heeft aangegeven dat de accountant de current ratio van 0,96 naar boven heeft afgerond omdat volgens hem de liquiditeitspositie van Vegro een gezonde ontwikkeling laat zien. De voorzieningenrechter overweegt dat dit het oordeel niet anders maakt. Het hanteren van objectieve criteria en eisen zoals voorgeschreven door de wet en de aanbestedingsrechtelijke beginselen, brengt nu eenmaal mee dat een leverancier mogelijk wel capabel is om de opdracht uit te voeren, doch niet voldoet aan een formeel criterium en om die reden niet voor gunning in aanmerking komt. Het aanbestedingsdocument biedt voor een dergelijke afronding evenmin mogelijkheid en gesteld noch gebleken is dat voornoemde, duidelijk gedefinieerde eis ruimte laat voor de normaal behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver om deze in die zin te begrijpen of interpreteren dat afronding wel is toegestaan, ook niet bij een minimale afwijking. Zie ook: Rb Den Haag, 6 december 2012, LJN: BY5674, r.o. 3.7.

Vegro had vervolgens gesteld dat de eis van een gemiddelde liquiditeit van 1,00 over de laatste drie afgesloten boekjaren disproportioneel is. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de aanbestedende dienst bij het stellen van eisen aan financiële en economische draagkracht ruime discretionaire bevoegdheid toekomt. Zie ook: Rb Den Haag, 30 oktober 2012, LJN BY4999, r.o. 4.4

De aanbestedende dienst dient na te gaan welke daadwerkelijke risico’s er zijn en of die risico’s worden afgedekt door de eisen die worden gesteld. De door de aanbestedende dienst gestelde eisen moeten wel in redelijke verhouding staan tot de aard en de omvang van de opdracht. De voorzieningenrechter overweegt dat hij dit slechts beperkt kan toetsen.

Liquiditeit geeft [mede] de financiële positie van een onderneming weer en is een middel om financiële en economische draagkracht te toetsen. De voorzieningenrechter overweegt dat een current ratio van groter dan 1,00 over het algemeen als gezond wordt beschouwd. De gemeente heeft gesteld dat een current ratio lager dan 1,00 door haar niet is gewenst, omdat de continuïteit gedurende de looptijd van de opdracht dan onvoldoende gewaarborgd zou zijn.

Door Vegro is ter ondersteuning van de gestelde disproportionaliteit een beroep gedaan op de Gids Proportionaliteit 2012 (hierna: de gids). De voorzieningenrechter stelt vast dat de gids tot stand is gekomen in het kader van het flankerend beleid bij het wetsontwerp van de nieuwe aanbestedingswet, maar dat deze nieuwe wet op dit moment nog niet van kracht is. Overigens bepaalt het door Vegro aangehaalde artikel 2.90 van de gids niet dat de aanbestedende dienst moet motiveren waarom zij een current ratio vereist, maar dat de aanbestedende dienst met zwaarwegende argumenten moet motiveren in de aanbestedingsstukken waarom zij eisen stelt die betrekking hebben op de hoogte van de totale omzet en de omzet van de bedrijfsactiviteit die het voorwerp van de overheidsopdracht is. Een current ratio heeft echter betrekking op de liquiditeit van de onderneming (vlottende activa/vlottende passiva). Daarover staat, zo overweegt de voorzieningenrechter, in de gids alleen dat het raadzaam is om met het stellen van eisen in de vorm van financiële ratio’s terughoudend om te gaan, omdat er nogal eens problemen ontstaan met onderlinge vergelijkbaarheid van die ratio’s vanwege diversiteit in boekhoudmethoden, maar dat deze problemen kunnen worden voorkomen door de ratio’s duidelijk te definiëren aan de hand van het aanbestedingsdocument. Van onduidelijkheid over de wijze van berekenen van de current ratio is evenwel niet gebleken; evenmin zijn daarover vragen gesteld. In paragraaf 4.4.2 van het aanbestedingsdocument ten aanzien van betreffende eis is bovendien duidelijk gedefinieerd dat het hier gaat om een gemiddelde liquiditeit van 1,00 over de laatste drie afgesloten boekjaren.

Door Vegro zijn documenten uit andere aanbestedingsprocedures in het geding gebracht waarin een current ratio van 0,50 of lager werd geëist. De voorzieningenrechter overweegt dat de enkele omstandigheid dat in die stukken een current ratio van 0,50 wordt gehanteerd, onvoldoende is om tot het oordeel te komen dat een current ratio van 1,00 niet gebruikelijk is in de markt en niet in redelijke verhouding staat tot de opdracht, zoals door Vegro gesteld.

De vorderingen van Vegro worden vervolgens afgewezen.
Rechtbank Rotterdam , 31-01-2013, LJN: BZ1903 [gemeente Capelle a/d IJssel / Vegro]

[post_title] => Liquiditeitseis van 1.00 bij aanbesteding WMO hulpmiddelen niet disproportioneel [post_excerpt] =>

Bij een aanbesteding voor WMO hulpmiddelen stelt een gemeente als eis dat de inschrijver voldoet aan een gemiddelde liquiditeit van 1,00 over de laatste drie afgesloten boekjaren. Een inschrijver die een current ratio van 0,96 naar boven afrondt, voldoet niet aan de eis en de inschrijving wordt terzijde gelegd. De voorzieningenrechter overweegt dat de gemeente een liquiditeitseis van 1,00 mocht stellen en dat de gemeente het gelijkheidsbeginsel zou schenden wanneer zij de current ratio naar boven zou afronden. Het gelijkheidsbeginsel brengt mee dat deze eis strikt dient te worden gehandhaafd. Geen strijd met Proportionaliteitsgids 2012.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => liquiditeitseis-van-1-00-bij-aanbesteding-wmo-hulpmiddelen-niet-disproportioneel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:23:16 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:23:16 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/03/05/liquiditeitseis-van-1-00-bij-aanbesteding-wmo-hulpmiddelen-niet-disproportioneel/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 6947 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-03-04 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-03-04 00:00:00 [post_content] =>

Humana had ingeschreven op een aanbesteding van de gemeente Venlo voor het inzamelen van glas en textiel. De inschrijving was ondertekend door de directeur van Human. Uit het handelsregister en de statuten bleek dat de directeur niet bevoegd is “tot het verrichten van betalingen die het bedrag van EUR 150.000 per betaling te boven gaan, met de beperking dat de directieleden tevens niet bevoegd zijn contracten af te sluiten, waarvan de jaarlijkse financiële netto last voor de stichting dit bedrag overschrijdt, tenzij hierna anders vermeld."

De gemeente had deze inschrijving ongeldig verklaard. In kort geding wordt deze ongeldigverklaring aangevochten.

De rechtbank overweegt dat de inschrijving van Humana er op neer komt dat zij een financiële last aanvaardt van € 213.000,-- per jaar, terwijl uit de statuten van Humana volgt de directeur niet bevoegd is contracten te sluiten waarvan de jaarlijkse financiële netto last voor Humana het bedrag van € 150.000,-- overschrijdt.

In het aanbestedingsrecht geldt als uitgangspunt dat de aanbestedende dienst erop moet kunnen vertrouwen dat de inschrijver instaat voor de inhoud van de inschrijving en voor het volledige bedrag waartoe de inschrijving zal kunnen leiden. De inschrijving voorzien van een handtekening door een daartoe bevoegde persoon of daartoe bevoegde personen, is daarvoor de geëigende weg. Omdat volgens de gemeente niet eenduidig uit de inschrijvingsstukken bleek dat de directeur ten tijde van de inschrijving bevoegd was om de inschrijving namens Humana in te dienen, heeft de gemeente Humana tot tweemaal toe in de gelegenheid gesteld die bevoegdheid aan te tonen. Uiteindelijk heeft de gemeente geconcludeerd dat de directeur daartoe niet bevoegd was.

Humana had een verklaring van een notaris en van de accountant in het geding gebracht. De notaris die de statuten van Humana had opgesteld, had toegelicht hoe het artikel in de statuten uitgelegd zou moeten worden. De accountant had toegelicht dat onder netto financiële last verstaan dient te worden het saldo van de opbrengsten voor Humana uit het betreffende contract minus de kosten voor Humana die uit dat contract voortvloeien. Het saldo zou aldus zelfs een verlies voor Humana mogen inhouden, zolang dat verlies niet meer dan € 150.000,-- per jaar bedraagt.

De rechtbank overweegt dat de bevoegdheid van de directeur om namens Humana overeenkomsten aan te gaan naar objectieve maatstaven dient te worden beoordeeld. De uitleg van Humana, zoals die werd gegeven, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter subjectief van aard. Die subjectieve uitleg van Humana acht de voorzieningenrechter strijdig met de beoogde bescherming van derden die op grond van objectieve maatstaven moeten kunnen vertrouwen op de in openbare registers ingeschreven feiten.

De voorzieningenrechter overweegt dat de bevoegdheid om een rechtshandeling aan te gaan niet wordt bepaald door het (al dan niet onzekere) bedrijfseconomische resultaat van de volmachtgever in de toekomst. Daardoor zou pas achteraf komen vast te staan of de directeur wel of niet bevoegd was om de rechtshandeling te verrichten, hetgeen tot niet gewenste onduidelijkheden bij het sluiten van overeenkomsten kan leiden.

Dit betekent dat de voorzieningenrechter de interpretatie door de gemeente van de bewoordingen "jaarlijkse financiële netto last" zoals opgenomen in artikel 10 lid 4 van de statuten en de daaraan verbonden conclusie niet onjuist oordeelt, zodat de gemeente de inschrijving van Humana terecht terzijde heeft gelegd. De vorderingen van Humana worden afgewezen.
Voorzieningenrechter Rechtbank Roermond, 29-01-2013, LJN: BZ2299

[post_title] => Inschrijving aanbesteding ongeldig door onbevoegdheid directeur [post_excerpt] =>

Humana had ingeschreven op een aanbesteding van de gemeente Venlo voor het inzamelen van glas en textiel. De inschrijving was ondertekend door de directeur van Human. Uit het handelsregister en de statuten bleek dat de directeur niet bevoegd is “tot het verrichten van betalingen die het bedrag van EUR 150.000 per betaling te boven gaan, met de beperking dat de directieleden tevens niet bevoegd zijn contracten af te sluiten, waarvan de jaarlijkse financiële netto last voor de stichting dit bedrag overschrijdt, tenzij hierna anders vermeld."

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => inschrijving-aanbesteding-ongeldig-door-onbevoegdheid-directeur [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:23:54 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:23:54 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/03/04/inschrijving-aanbesteding-ongeldig-door-onbevoegdheid-directeur/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 6948 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-03-04 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-03-04 00:00:00 [post_content] =>

Als eerste moet de rechtbank de vraag beantwoorden hoe een overeenkomst om een website te bouwen juridisch gekwalificeerd moet worden. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst moet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. Van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW is in dit geval geen sprake omdat de opdracht niet strekt tot het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard.

Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of er een [fatale] datum is overeengekomen waarop de website door de websitebouwer moest zijn opgeleverd. In de offerte is geen datum genoemd waarop de website klaar zou zijn. Wel is vermeld dat zoveel mogelijk zou worden opgeleverd in juli en augustus 2007, maar uit deze vermelding kan niet worden afgeleid dat de websitebouwer verplicht was uiterlijk eind augustus 2007 op te leveren.
De rechtbank overweegt dat het voor de hand had gelegen dat, indien de harde afspraak zou zijn gemaakt dat de website uiterlijk op 21 september 2008 af moest zijn, deze afspraak in enige vorm zou zijn vastgelegd. Dit geldt zeker nu de eerdere streefdatum niet was gehaald. Maar van enige vastlegging van een harde deadline is echter niet gebleken.
Omdat partijen in het najaar van 2008, kennelijk zonder voorbehoud, nader zijn overeengekomen dat de websitebouwer de website zou afmaken, heeft de websitebouwer daaraan de redelijke verwachting mogen ontlenen dat ArtOlive hem thans niet alsnog zou tegenwerpen dat hij de website niet uiterlijk in de zomer van 2008 heeft opgeleverd.

De website is uiteindelijk in mei 2010 opgeleverd, in die zin dat de website toen ‘live’ is gegaan. Uit dit gegeven en uit de e-mails die aan de oplevering vooraf zijn gegaan, leidt de rechtbank af dat partijen het erover eens waren dat de site in ieder geval op de datum van ‘live’ gaan moest worden opgeleverd.
De rechtbank overweegt verder dat zij uit de stellingen van partijen afleidt dat tussen partijen niet in geschil is dat als een website ‘live’ gaat, deze doorgaans niet direct vlekkeloos werkt en dat het in zijn algemeen dus te verwachten valt dat enige nadere aanpassingen nodig zullen zijn. Dit brengt mee dat het feit dat de website na het ‘live’ gaan nog gebreken vertoonde, op zichzelf onvoldoende is om te oordelen dat sprake is van een tekortkoming.

Maar in dit geval is sprake van meer dan “te verwachten gebreken”. Door ArtOlive is een andere websitebouwer in geschakeld. Deze heeft in een brief gemotiveerd aangegeven dat de in mei 2010 opgeleverde website structurele gebreken vertoonde die alleen met aanzienlijke inspanningen konden worden opgelost. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat de website in mei 2010 ernstiger gebreken vertoonde dan bij de oplevering van een website in zijn algemeenheid mag worden verwacht.

Dit leidt tot de conclusie dat de website bij de oplevering niet de eigenschappen had die ArtOlive daarvan mocht verwachten en dat de websitebouwer dus tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting de website in mei 2010 op te leveren.
ArtOlive heeft gesteld dat zij als gevolg van de tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst schade heeft geleden. Uit de brief van de nieuwe websitebouwer blijkt dat in totaal 161 uur nodig zijn geweest om de tekortkomingen van de website te herstellen zo dat deze beantwoordt aan de offerte van de eerste websitebouwer.
Als schade wordt toegewezen de kosten van herstel van de gebreken van de website zijnde € 12.880,-.
Rechtbank Amsterdam, 23-01-2013,LJN: BZ2674

Kortom,
- Indien een datum van oplevering van een website een “fatale” datum is, leg dit dan duidelijk vast in correspondentie. Zolang daar geen sprake van is, moet een redelijke termijn worden gegeven om gebreken te herstellen.
- Na oplevering vertoont een website nog gebreken. De toets is vervolgens of de website bij de oplevering niet de eigenschappen had die de gebruiker daarvan mocht verwachten. Indien een gebruiker vindt dat daar sprake van is, dan moet hij dat deugdelijk kunnen onderbouwen.
- Indien sprake is van een website die niet voldoet aan deze toets, dan zijn de kosten die een andere websitebouwer moet maken om de gebreken te herstellen, schade die verhaalbaar is op de websitebouwer.

[post_title] => Een website heeft zodanige gebreken dat deze niet goed is opgeleverd en schade moet worden vergoed [post_excerpt] =>

Als eerste moet de rechtbank de vraag beantwoorden hoe een overeenkomst om een website te bouwen juridisch gekwalificeerd moet worden. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst moet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. Van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW is in dit geval geen sprake omdat de opdracht niet strekt tot het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-website-heeft-zodanige-gebreken-dat-deze-niet-goed-is-opgeleverd-en-schade-moet-worden-vergoed [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:23:29 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:23:29 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/03/04/een-website-heeft-zodanige-gebreken-dat-deze-niet-goed-is-opgeleverd-en-schade-moet-worden-vergoed/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 6880 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-02-06 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-02-06 00:00:00 [post_content] => De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft op 4 januari 2013 bekend gemaakt dat zij zeven ondernemingen die eerstejaars plantuien telen, verwerken en verhandelen heeft beboet voor verboden kartelafspraken over het vernietigen van delen van al ingezaaide akkers met plantuien in 2009. Volgens de NMa probeerden deze ondernemers door het aanbod te verkleinen een hogere prijs voor de plantuien te krijgen. De mededingingswet verbiedt een onderneming om met andere ondernemingen afspraken te maken over prijzen of over een gebied waar de onderneming goederen of diensten levert. Dit soort afspraken zijn kartelafspraken. De gedachte is dat een kartel nadelig is voor de consument, omdat de prijs erdoor omhoog gaat of omdat de consument minder keuzevrijheid heeft. Een kartel verhindert om die reden de concurrentie. Daarom is een kartel verboden. Bedrijven mogen wel met elkaar samenwerken. Als maximaal acht bedrijven samenwerken en voor goederen in totaal € 5,5 miljoen of voor diensten EUR 1,1 miljoen omzetten, is samenwerken toegestaan. Ook als het gezamenlijke marktaandeel minder dan 10% is en de afspraak geen ongunstig effect heeft op de handel tussen de lidstaten van de EU, mogen bedrijven samenwerken. Om het eens te worden over die vernietiging van plantuien en om er zeker van te zijn dat de karteldeelnemers zich aan de afspraken hielden, hadden de uientelers concurrentiegevoelige informatie uitgewisseld. Volgens de bekendmaking van de NMa gaat het om Triumfus Onion Products Onion Sets B.V., TOP Cultures France s.a.r.l., M. Maas Kruiningen B.V., Steketee Yerseke B.V., A.C. Mosselman B.V., Handelmaatschappij Kesselaar B.V., Agpro Onions B.V. en Rijk Onion Sets B.V. Deze ondernemingen zijn samen goed voor zo’n 80 procent van het aanbod van eerstejaars plantuien dat Nederlandse ondernemingen laten telen. In totaal krijgen zij voor ruim vier miljoen euro aan boetes opgelegd. Eerstejaars plantuien worden gebruikt als pootmateriaal voor tweedejaars plantuien die voor consumptie geschikt zijn. Van de totale omzet van de betrokken bedrijven wordt 60 procent behaald binnen de Europese Unie. De hoogte van de boete is op deze Europese omzet gebaseerd. In Nederland wordt jaarlijks zo’n vijftig duizend ton plantuien geproduceerd. Het kartel zou aan het licht zijn gekomen door anonieme tips bij NMa. In juni 2012 heeft NMa vijf uientelers een boete opgelegd voor een kartel dat zij gevormd zouden hebben van 1998 tot en met 2010. In het kartel zouden afspraken zijn gemaakt over het maximaal in te zaaien areaal aan zilveruien. De bedrijven hebben met de afspraken het aanbod aan zilveruien beperkt. [post_title] => Uientelers door NMa beboet voor kartelafspraken [post_excerpt] =>

De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft op 4 januari 2013 bekend gemaakt dat zij zeven ondernemingen die eerstejaars plantuien telen, verwerken en verhandelen heeft beboet voor verboden kartelafspraken over het vernietigen van delen van al ingezaaide akkers met plantuien in 2009. Volgens de NMa probeerden deze ondernemers door het aanbod te verkleinen een hogere prijs voor de plantuien te krijgen.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => uientelers-door-nma-beboet-voor-kartelafspraken [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-22 14:14:23 [post_modified_gmt] => 2021-12-22 13:14:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/02/06/uientelers-door-nma-beboet-voor-kartelafspraken/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 6944 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-02-01 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-01-31 23:00:00 [post_content] =>

Een man belaagt zijn ex en haar omgeving. Op social media plaatst hij foto’s van zijn ex en haar omgeving en laat hij zich grievend uit over zijn ex en haar omgeving.
De rechtbank verbiedt de man nu om gedurende één jaar een social media profiel te gebruiken. Daarnaast kan de vrouw, indien de man bij haar in de buurt komt, hem laten oppakken en vast zetten [lijfsdwang uitoefenen].

De man was bij vonnis van 2 augustus 2012 al geboden de als onrechtmatig aangemerkte grievende en bedreigende uitingen over zijn ex op Hyves, Facebook en blogspot te verwijderen en verwijderd te houden. Tevens is de man een gebiedsverbod opgelegd. De man heeft zich niet aan deze veroordeling gehouden en geeft aan zich daar ook niet aan te zullen houden. Daarom beslist de voorzieningenrechter in een nieuw kort geding dat een verdergaande maatregel geboden is. De voorzieningenrechter legt de man dan ook een verbod op om gedurende de periode van één jaar de gebruiker dan wel beheerder van een sociaal mediaprofiel te zijn.
Het verweer van de man dat zijn sociale mediaprofielen privé zijn, oftewel niet voor het publiek toegankelijk/inzichtelijk, doet daaraan niet af, nu de vrouw – onbetwist – toegang heeft tot de betreffende teksten indien zij haar eigen naam opzoekt via de website/zoekmachine google.nl. De teksten zijn daardoor wel degelijk openbaar en voor het publiek toegankelijk.
De man krijgt een periode van twee dagen om zijn sociale mediaprofielen te verwijderen. Voor het geval dat de man niet uit eigen beweging hieraan voldoet, krijgt de vrouw de mogelijkheid om de sociale mediaprofielen van de man zelfstandig te (laten) verwijderen. Ook wordt aan de vrouw verlof verleend om het in het eerdere vonnis opgelegde gebiedsverbod ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en de man bij overtreding van het gebiedsverbod in gijzeling te doen stellen voor ten hoogste 3 dagen bij iedere overtreding, nu de eerder opgelegde dwangsom niet voldoende effect sorteert.

Rb Amsterdam, 4 december 2012.
Lees Uitspraak
 

[post_title] => Man krijgt verbod om een social media profiel te gebruiken [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => man-krijgt-verbod-om-een-social-media-profiel-te-gebruiken [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 13:25:27 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 11:25:27 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/02/01/man-krijgt-verbod-om-een-social-media-profiel-te-gebruiken/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 6942 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-01-15 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-01-15 00:00:00 [post_content] =>

Mag een gemeente na ontvangst van de inschrijvingen, een aanbestedingsprocedure afbreken en kort daarna tot heraanbesteding overgaan van een inhoudelijk ongewijzigde opdracht?

In een aanbesteding van de gemeente Groningen klagen ondernemers dat de beoordelingssystematiek onduidelijk is. De gemeente komt pas na kennisneming van de inschrijvingen tot het inzicht dat het gehanteerde systeem als ondeugdelijk moet worden beschouwd. De gemeente gaat kort daarna over tot heraanbesteding van een inhoudelijk ongewijzigde opdracht. Een van de inschrijvers komt daar tegen op en vordert het stopzetten van de tweede aanbestedingsprocedure en een voorschot op haar schade. De schade heeft zij geleden doordat zij werk heeft moeten steken in de tweede aanbestedingsprocedure.

De rechtbank overweegt dat noch de Europese, noch de Nederlandse regelgeving het een aanbesteder verbiedt een lopende aanbesteding af te breken. De bevoegdheid tot het stopzetten van een lopende aanbestedingsprocedure wordt echter beperkt door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de algemene beginselen van aanbestedingsrecht (waaronder de precontractuele goede trouw) die de aanbestedende dienst in acht moet nemen. Daarbij staat het beginsel van gelijke behandeling van de betrokken ondernemers voorop. Dit is het kernbeginsel van het aanbestedingsrecht.
Dit beginsel van gelijke behandeling kan met zich meebrengen dat de aanbestedende dienst na het staken van een aanbestedingsprocedure de opdracht, of een op ondergeschikte punten gewijzigde opdracht, niet (opnieuw) mag aanbesteden. Immers bij heraanbesteding bestaat het risico van (ongeoorloofde) manipulatie. Een aanbestedende dienst zou een winnende, maar hem onwelgevallige inschrijver kunnen trachten te passeren door opnieuw een aanbesteding ten aanzien van (vrijwel) dezelfde opdracht uit te schrijven, met een beoordelingskader dat nader toegesneden is op de gewenste ondernemer. Aldus de rechtbank.

Wanneer aan een lopende aanbestedingsprocedure een ernstig gebrek kleeft dan moet een aanbestedende dienst niet alleen de procedure kunnen stopzetten, zij moet , na herstel van het gebrek, ook kunnen heraanbesteden. Immers, de aanbestedende dienst moet immers ook verder kunnen gaan met de uitvoering van de door de samenleving opgedragen taak. Daarvoor is het verstrekken van de opdracht essentieel.

Wanneer er wordt heraanbesteed dan zal een voorzieningenrechter moeten beoordelen of er geen sprake is van een (ongeoorloofde) manipulatie. Een partij zal dan aan de voorzieningenrechter de vraag moeten voorleggen en de rechter zal de belangen van beide partijen tegen elkaar moeten afwegen.

In dit geval oordeelt de rechter dat het belang van beide partijen is dat de tweede aanbestedingsprocedure wordt afgerond. Immers, de gemeente heeft nu eenmaal geen wezenlijk andere opdracht te vergeven.
De inschrijver heeft dus met name een belang van immateriële aard. Zij wil dat erkend wordt dat de gemeente tekort is geschoten. Door dat tekortschieten heeft de inschrijver schade geleden.

De rechter overweegt dat hij deze erkenning voluit kan verstrekken en doet dat dan ook.
Daarmee, zo overweegt de rechter, moet de vordering tot staking van de tweede procedure worden afgewezen: het belang van de gemeente prevaleert.

Voorschot op schadevergoeding
De rechtbank komt dan aan de vraag of in het licht van de gegeven omstandigheden er aanleiding bestaat voor toewijzing van een voorschot op de kosten die de inschrijver heeft moeten maken en nog moet maken in het kader van de tweede aanbestedingsprocedure.

In het aanbestedingsdocument is het volgende opgenomen:
“5.17 Voorbehoud
Een overeenkomst komt eerst tot stand wanneer alle toestemmingen, waaronder van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Groningen, zijn verkregen.

Opdrachtgever behoudt zich het recht voor:

  • de procedure om haar moverende redenen op te schorten, te staken of in te trekken;
  • de tijdsplanning te wijzigen; 
  • de Opdracht niet te gunnen.

5.18 Kostenvergoeding
Inschrijvers hebben vanwege het hierboven beschreven voorbehoud en gunning onder opschortende voorwaarde geen recht op vergoeding van enigerlei kosten gemaakt in het kader van deze aanbesteding.
Kosten door Inschrijvers gemaakt in deze aanbestedingsprocedure vanwege het opstellen en verzenden van de Inschrijvingen kunnen niet op de Opdrachtgever worden verhaald, ook niet indien de aanbestedingsprocedure wordt gestaakt".

En hier strandt, naar alle waarschijnlijkheid, een vordering tot vergoeding van schade. Door haar inschrijving heeft de inschrijver ingestemd met de inhoud en de voorwaarden van het bestek. Om deze reden is het zeer de vraag of de inschrijver in een bodemprocedure een schadevergoeding toegekend zal worden.

De rechter wijst de vorderingen dus af, maar veroordeelt de gemeente wel in de proceskosten van de inschrijver.

Voorzieningenrechter Rechtbank Groningen, 11-01-2013, LJN: BY8197

[post_title] => Intrekken aanbesteding ICT hardware / dienstverlening en heraanbesteding na fout in bestek [post_excerpt] =>

Mag een gemeente na ontvangst van de inschrijvingen, een aanbestedingsprocedure afbreken en kort daarna tot heraanbesteding overgaan van een inhoudelijk ongewijzigde opdracht?

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => intrekken-aanbesteding-ict-hardware-dienstverlening-en-heraanbesteding-na-fout-in-bestek [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:28:01 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:28:01 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/01/15/intrekken-aanbesteding-ict-hardware-dienstverlening-en-heraanbesteding-na-fout-in-bestek/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 6931 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-11-19 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-11-18 23:00:00 [post_content] => Kern In een procedure bij de rechtbank Arnhem kwam deze vraag aan de orde. Een software ontwikkelaar zou een ondeugdelijk advies hebben gegeven en zou zijn tekortgeschoten bij de uitvoering van de overeenkomst ,onder andere door het niet halen van opleverdata. De rechtbank wijst de vorderingen af onder andere omdat er geen deugdelijke ingebrekestelling is verstuurd aan de software ontwikkelaar. Tips
  • Leg duidelijk vast wat de aard is van de verplichting van degene die een onderzoek naar software verbetering gaat doen: een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting. In het eerste geval hoeft een partij alleen aan te tonen dat zij de inspanningen heeft verricht die redelijkerwijs van haar verwacht mochten worden.
  • Wanneer opleverdata worden vastgelegd dan is het uitgangspunt dat dit geen fatale data zijn. Maar partijen kunnen iets anders overeenkomen! Wanneer er geen sprake is van een fatale datum dan moet er eerst een ingebrekestelling volgen voordat de andere partij in verzuim is. Alleen wanneer een partij in verzuim is kan een overeenkomst worden ontbonden, kan schadevergoeding gevorderd worden, etc.
  • Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarbij de partij die een prestatie moet leveren nog een redelijke termijn voor nakoming wordt gegeven. In die schriftelijke aanmaning moet duidelijk worden vermeld wat er aan prestatie wordt verwacht [wat moet er nog worden opgeleverd] en wanneer. De termijn moet ook een redelijke termijn zijn. Wat redelijk is hangt af van de omstandigheden. Regelmatig gaat het mis met het formuleren van de ingebrekestelling en de termijn die daarbij wordt gesteld.
Feiten De ene partij, PS-Tech, drijft een onderneming die zich richt op de ontwikkeling van 3D-visualisatie en 3D motion tracking. PS-tech heeft daarvoor software ontwikkeld die digitale signalen vertaalt in coördinaten en tot een beeld op een computerscherm. PS-Tech noemt het door haar ontwikkelde systeem de ‘Personal Space Tracker’ [PST]. De andere partij, Inspiro, is een onderneming die zich richt op het (mede) ontwikkelen van ‘embedded solutions’: het ontwikkelen van (computer)besturingssystemen die geïntegreerd worden in een specifiek apparaat, bijvoorbeeld een pacemaker. Inspiro is gevraagd de diverse mogelijkheden te onderzoeken en een plan van aanpak te schrijven voor de doorontwikkeling van PST. Inspiro heeft een onderzoek verricht en een plan van aanpak gemaakt. Vervolgens is Inspiro uitgenodigd een offerte uit te brengen voor de eerste fase: “Onderzoek naar de optimalisatie mogelijkheden in de huidige PST software”. Inspiro heeft dit gedaan en biedt aan de eerste fase uit te voeren voor een fixed fee. PS-Tech gaat akkoord met de offerte. Inspiro komt met een rapport met conclusies en aanbevelingen. PS-Tech heeft de factuur voor het door Inspiro verrichte onderzoek voldaan. Vervolgens zijn partijen opnieuw met elkaar in gesprek gegaan. Dit heeft geresulteerd in een vervolgvoorstel van Inspiro aan PS-Tech. Hierin is onder meer het volgende opgenomen: “Hierbij ons voorstel voor de gefaseerde optimalisatie van de Personal Space Tracker door middel van implementatie van het blob-detectie algoritme in programmeerbare hardware [FPGA; Field Progrmmable Gate Array]. Dit naar aanleiding van ons bezoek aan Personal Space Technologies 12 januari en telefonisch overleg 22, 25 en 26 januari 2010”. PS-Tech gaat akkoord met het voorstel. Na discussie in de uitvoeringfase laat PS-Tech bij aangetekende brief aan Inspiro weten: “Helaas moeten wij de conclusie trekken dat Inspiro B.V. de opdracht die Personal Space Technologies B.V. haar heeft gegund, NIET heeft uitgevoerd. De opdracht welke accoord is bevonden op 28/1/2009 is niet gerealiseerd. Na herhaald uitstel komen wij tot de conclusie dat Inspiro niet heeft geleverd. De oplever data worden continue overschreden met daarbij de melding dat het iedere keer nog maanden gaat duren. Na herhaaldelijke kansen tot oplevering is het resultaat op 15/7/2011 niet aanwezig. Niet alleen wordt het project niet opgeleverd. Op basis van de adviezen van Inspiro is dit project ingezet. Nu meldt Inspiro ook dat haar eigen adviezen niet kloppen. Bij deze wil Personal Space Technologies B.V. haar in Inspiro gestelde vertrouwen opzeggen en de tot nu toe betaalde facturen terug vorderen. Op basis van betaalde adviezen van Inspiro is dit project gestart en het project zelf heeft geen resultaat. Graag ontvangen wij € 145.219,12 per omgaande op Raborekening”. Inspiro betwist de stellingen van PS-Tech en schrijft: “Zoals u weet, zijn we het project volop aan het uitvoeren. Over tussenresultaten en planning is regelmatig gecommuniceerd. Ook ontstane vertraging is gecommuniceerd. We begrijpen dat dit teleurstellend is geweest. Aan de andere kant hopen we dat jullie beseffen dat er tal van risico’s zijn bij een dergelijk hightech R&D project. We hebben eerder aangegeven bereid te zijn het project af te ronden. We zijn er van overtuigd dat dit technisch gezien gaat lukken. Na ontvangst van uw brief hebben we besloten de ontwikkelactiviteiten voor Personal Space Technologies tijdelijk te stoppen. Het zal duidelijk zijn dat er geen sprake kan zijn van terugbetalen van facturen”. Vorderingen Nadat een minnelijke oplossing niet mogelijk bleek is PS-tech gaan procederen en legt zij aan haar vorderingen ten grondslag dat Inspiro toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de hierboven onder de feiten bedoelde overeenkomst(en). Inspiro zou een ondeugdelijk advies hebben verstrekt en verder zou zij de door haar aangenomen opdracht niet naar behoren hebben uitgevoerd. Alle betaalde facturen zouden moeten worden terugbetaald en daarnaast zou aanvullende schade moeten worden vergoed. Inspiro voert gemotiveerd verweer. PS-Tech vordert terugbetaling van de eerste factuur omdat het advies ondeugdelijk was en terugbetaling van de overige facturen omdat Inspiro de vervolgens door haar aangenomen opdracht niet naar behoren heeft uitgevoerd. Ondeugdelijk advies? De rechtbank overweegt dat Inspiro is gevraagd om in het kader van het doorontwikkelen van de PST een haalbaarheidsonderzoek te verrichten naar de optimalisatiemogelijkheden in de huidige PST-software. Belangrijke doelstellingen daarbij zijn kostenreductie en miniaturisatie. In dit kader dient het op 5 juni 2009 door Inspiro gepresenteerde ‘Onderzoeksverslag Personal Space Tracker software’ te worden bezien. In de inleiding daarvan herhaalt Inspiro dat het onderzoek stap 1 is uit een stappenplan van de doorontwikkeling van de PST. Ook geeft zij aan wat precies is onderzocht. In hoofdstuk 2 geeft zij vervolgens een beschrijving van de gevonden softwareoptimalisaties en een inschatting van de performancewinst op basis van deze optimalisaties. In hoofdstuk 3 beschrijft Inspiro de meest geschikte hardware architectuur om de beoogde doelen te kunnen realiseren. Ook wordt onderbouwd welk deel van de software op FPGA gerealiseerd zou kunnen worden en worden er keuzes voor het FPGA en de processor beschreven. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro weer welke opties er zijn om met de gekozen componenten uiteindelijk tot een concreet product te komen. Hoofdstuk 5 bevat de belangrijkste conclusies en hoofdstuk 6 beschrijft de aanbevelingen en vervolgstappen. Met betrekking tot de door Inspiro aangedragen combinatie van COTS- en maatwerk FPGA-boards – waarvan PS-Tech stelt dat hiermee niet tot miniaturisatie en kostenreductie kan worden gekomen – vermeldt het onderzoeksverslag het volgende. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro onder meer aan dat voor wat betreft de beschikbaarheid en continuïteit een combinatie van een COTS x86 processorboard met een maatwerk FPGA-board de beste oplossing is. In hoofdstuk 6 merkt zij in dit verband op dat het mogelijk interessanter is om COTS componenten te gebruiken dan maatwerk hardware. Dit zal afhankelijk zijn van prijzen en beschikbaarheid. Een combinatie van COTS en maatwerk is ook mogelijk. Wat het meest gunstig is zal onderzocht moeten worden. Meer in het algemeen vermeldt het onderzoeksrapport in hoofdstuk 5 dat met de gevonden optimalisaties en met toepassing van een FPGA het mogelijk is om naar een minder krachtige processor over te stappen. Zeer waarschijnlijk is hiermee een lagere kostprijs voor het totaalsysteem te realiseren. Onduidelijk is nog hoeveel lager dat dan precies zal zijn. Daarvoor is nader onderzoek nodig naar de prijzen van componenten en/of beschikbare producten. Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat Inspiro in het onderzoeksverslag geen concrete toezeggingen heeft gedaan of garanties gegeven. Dit was ook niet de bedoeling van partijen. Het ging slechts om een haalbaarheidsonderzoek. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen of daadwerkelijk kostenreductie en miniaturisatie realiseerbaar waren. En dus was het advies niet ondeugdelijk. Toerekenbare tekortkoming? Voor een toerekenbare tekortkoming is vereist dat een partij in verzuim is bij het nakomen van een contractuele verplichting. Dat betekent dat of sprake moet zijn van een fatale termijn of van een ingebrekestelling waarin een laatste termijn is gegeven voor het nakomen van de verplichtingen. De rechtbank stelt voorop dat PS-Tech op 28 januari 2010 heeft ingestemd met het voorstel van Inspiro van 27 januari 2010 voor de gefaseerde optimalisatie van de PST door middel van implementatie van het blob-detectie algoritme in programmeerbare hardware. Dit project is opgedeeld in twee stappen, te weten 1) FPGA-implementatie van Blob-detectie op een development-board en 2) Maatwerk Blob-detectie hardware-board ontwikkeling. Per stap zijn er verschillende fasen te onderscheiden. Ook deze fasen worden in het voorstel genoemd. Zo kent stap 1 de volgende fasen: requirements, analyse, design, implementatie, simulatie, verificatie en integratie. In het voorstel is opgenomen dat na iedere fase-afronding de planning zal worden getoetst op het voortschrijdend inzicht en dat, indien noodzakelijk, in gezamenlijk overleg de planning wordt bijgesteld. Reeds hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat partijen bij aanvang van de werkzaamheden voor stap 1 - in februari 2010 - geen harde opleverdatum zijn overeengekomen. Fatale termijn? De rechtbank overweegt verder dat PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Inspiro heeft gegarandeerd dat het werk half juli 2011 af zou zijn. Tevens heeft PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij oplevering van het werk op deze of een andere datum van Inspiro heeft geëist. Als PS-Tech al de bedoeling heeft gehad om een bepaalde datum als fataal aan te merken, dan is die datum in de praktijk door haar niet als zodanig gehanteerd. Nergens blijkt immers uit dat PS-Tech op het moment van het verstrijken van de termijn hieraan (juridische) consequenties heeft verbonden. Integendeel: Inspiro is telkens met instemming en in ieder geval met medeweten van PS-Tech doorgegaan met de werkzaamheden van stap 1 van het project. Van een (mogelijk) fatale termijn is dan ook geen sprake. Aldus is Inspiro niet door overschrijding van deze termijn van rechtswege in verzuim komen te verkeren (artikel 6:83 aanhef en onder a BW). Ingebrekestelling? De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat PS-Tech Inspiro in gebreke heeft gesteld. De e-mail van 15 juli 2011 en de gelijkluidende aangetekende brief van 19 juli 2011 kunnen in ieder geval niet als een rechtsgeldige ingebrekestelling worden aangemerkt, nu in geen van beide stukken sprake is van een schriftelijke aanmaning waarbij Inspiro nog een redelijke termijn voor nakoming is gesteld, zoals artikel 6:82 lid 1 BW vereist. Uit het vorenstaande volgt dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW en dat Inspiro niet door PS-Tech in gebreke is gesteld als bedoeld in artikel 6:82 BW. Voorts is niet gebleken dat in het onderhavige geval sprake is van één van de situaties als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder b en c BW, zodat Inspiro niet in verzuim is komen te verkeren. Hierbij overweegt de rechtbank nog dat niet is komen vast te staan dat nakoming door Inspiro reeds blijvend onmogelijk was op het moment dat PS-Tech het in Inspiro gestelde vertrouwen opzegde. Op 15 juli 2011 was Inspiro immers nog bezig het project af te ronden, hetgeen bij PS-Tech bekend was. Ook ter comparitie heeft PS-Tech verklaard dat de werkzaamheden van Inspiro slechts een stap waren naar de FPGA implementatie, maar “deze is nog niet af”. De rechtbank concludeert dan ook dat geen sprake van een toerekenbare tekortkoming en wijst de vorderingen tot terugbetaling van facturen en aanvullende schadevergoeding van PS-Tech af. Rechtbank Arnhem, 31 oktober 2012, LJN: BY2860. [post_title] => Wanneer is geen sprake van ondeugdelijk advies en geen tekortkoming bij ontwikkeling software? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-is-geen-sprake-van-ondeugdelijk-advies-en-geen-tekortkoming-bij-ontwikkeling-software [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-22 14:00:08 [post_modified_gmt] => 2021-12-22 13:00:08 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/19/wanneer-is-geen-sprake-van-ondeugdelijk-advies-en-geen-tekortkoming-bij-ontwikkeling-software/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 6927 [post_author] => 6 [post_date] => 2012-11-06 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-11-05 23:00:00 [post_content] =>

 

De rechtbank in ’s-Gravenhage oordeelde dat voor de verkoop van PSV merkartikelen een domeinnaam mag worden gebruikt met daarin het merk PSV zolang de website maar meteen duidelijk maakt dat dit niet een website van de merkhouder is maar van een verkoper van merkartikelen. Cruciaal is dat een bezoeker niet in verwarring kan geraken en denken dat hij te maken heeft met de merkhouder zelf.

Feiten
Een sportwinkel in Helmond verkoopt officiële PSV artikelen. Deze artikelen worden in de winkel en via verschillende webwinkels verkocht. Voor die webwinkels zijn domeinnamen geregistreerd met daarin het woord PSV.:
psvshirt.nl, psvfanpoint.nl , psvuitshirt.nl, psv-shop.nl, psvshirt.eu, psvfanpoint.eu, psvshop.be, psvshirt.net, psvfanpoint.com, psvshop.net, psvshirt.com, psvfanstore.com, psvshop.eu, psvshirt.be, psvfanstore.eu, psvshop.mobi.

Een bezoeker van de website www.psvshop.nl krijgt sinds 2010 eerst groot en in rood/wit weergegeven “PSVSHOP.NL” te zien. Daarnaast staat op de eerste pagina van deze webshop “PSV SHOP is een onderdeel van Geretti Sports Helmond. Daarbij zijn het logo en de contactgegevens van Geretti Sports opgenomen.

PSV maakt daar bezwaar tegen, stelt dat sprake is van inbreuk op de merkrechten van PSV en op de handelsnaam PSV. PSV vordert dat het gebruik wordt gestaakt en de domeinnamen worden overgedragen aan PSV.
Geretti Sports verweert zich door erop te wijzen dat de domeinnamen niet identiek zijn aan de PSV-merken en voorts met een beroep op de uitputtingsregel opgenomen in artikel 2.23 lid 3 BVIE. Deze regel houdt in dat indien goederen met toestemming van de merkhouder eenmaal in het economisch verkeer zijn gebracht, de merkhouder zich niet met een beroep op het merkrecht kan verzetten tegen de verdere verhandeling van de merkgoederen.

PSV betwist de toepasselijkheid van de uitputtingsregel niet maar stelt zich op het standpunt dat sprake is van verwarring en kielzogvaren omdat door Geretti Sports wordt geprofiteerd van de aantrekkelijkheid en reputatie van de PSV-merken.
De domeinnaamhouder beroept zich met succes op de uitputtingsregel. De domeinnaamhouder biedt artikelen aan met daarop het merk, die met toestemming van de merkhouder op de markt zijn gebracht. Van verwarring met de merkhouder is geen sprake. Ook niet door gebruik van woorden als “PSV Fanpoint” en gebruik van de “look en feel” van PSV.

De rechtbank is verder van oordeel dat indien en voor zover hier al sprake is van handelsnaamgebruik er nog geen sprake is van verwarring in handelsnaamrechtelijke zin, althans PSV heeft daarvoor onvoldoende onderbouwd aangevoerd. Philips heeft onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat de gemiddelde internetgebruiker bij een bezoek aan de webshop van Geretti Sports zal (kunnen) denken dat hij bij de webshop van PSV is beland, of daaromtrent in verwarring kan zijn. Daarvoor is de vermelding van Geretti Sport duidelijk genoeg. Verwarring omtrent de herkomst van de van op de website aangeboden artikelen, is niet door PSV gesteld en ligt niet voor de hand aangezien de aangeboden artikelen door of met toestemming van PSV op de markt zijn gebracht. Bezoekers zullen dan ook terecht denken dat de aangeboden artikelen originele PSV-artikelen zijn, en ook dit leidt niet tot verwarring.

De vorderingen van PSV worden afgewezen en PSV wordt veroordeeld in de proceskosten.

Rechtbank s-Gravenhage 31 oktober 2012, (PSV n.v. tegen Geretti Sports b.v.)

Conclusie:

  • Bij de verkoop van merkartikelen mag je de merknaam en het logo gebruiken zolang het maar niet gaat om de verkoop van namaak merkartikelen of merkartikelen die niet door of met toestemming van de merkhouder in de Europese Unie in de handel zijn gebracht.
  • Voor de verkoop van merkartikelen mag een domeinnaam worden gebruikt met daarin het merk zolang de website maar meteen duidelijk maakt dat dit niet een website van de merkhouder is maar van een verkoper van merkartikelen. Cruciaal is dat een bezoeker niet in verwarring kan geraken en denken dat hij te maken heeft met de merkhouder zelf.
  • Bij het bouwen van die website mag gebruik worden gemaakt van de “look en feel” van de merkhouder.

Zie vonnis.

Zie ook Fashion & Design
 

[post_title] => PSV heeft geen alleenrecht op domeinnaam met het woord PSV [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => psv-heeft-geen-alleenrecht-op-domeinnaam-met-het-woord-psv [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 13:27:01 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 11:27:01 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/06/psv-heeft-geen-alleenrecht-op-domeinnaam-met-het-woord-psv/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 6958 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-05-02 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-05-02 00:00:00 [post_content] =>

Ex werknemer zou inbreuk maken op auteursrecht op software ex werkgever en samenwerkingspartner. Hij verweert zich o.a. met de stelling dat gebruik is gemaakt van open source software. Aan de ex werkgever de bewijslast van het tegendeel.

X is na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met zijn ex-werkgever, iSource, voor zichzelf begonnen. X had een arbeidsovereenkomst met een bepaling over geheimhouding en auteursrechten. Bij zijn vertrek heeft X een verklaring ondertekend waarbij X eraan wordt herinnerd dat alle intellectuele eigendomsrechten voortvloeiende uit zijn werk, aan iSource toehoren. Daarbij zou hij hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van software die inbreuk zou maken op het auteursrecht van iSource. iSource vraagt om een verklaring voor recht dat door X inbreuk is gemaakt op auteursrechten van iSource. iSource had al bewijsbeslag laten leggen onder X.

X voert aan dat het niet duidelijk is wie auteursrechthebbende is en welke auteursrechtelijke gevolgen verbonden zijn aan de niet nader gespecificeerde wijzigingen die zijn aangebracht aan de software. iSource zou de software hebben ingebracht in de samenwerking met een andere partij: Flexscreen. Vervolgens zou die software weer zijn aangepast waardoor onduidelijk was wie nu auteursrechthebbende zou zijn. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een gemeenschappelijk auteursrecht. X heeft dit ook niet betwist. X wijst er op dat desbetreffende software mede bestaat uit standaardsoftware of open source software, althans software van derden.

De rechtbank overweegt verder dat overeenstemming die slechts is terug te voeren op het gebruik van software van derden buiten beschouwing dient te blijven omdat gesteld noch gebleken is dat iSource ten aanzien van die software auteursrechthebbenden zijn. Dat geldt ook voor functionaliteit aangezien het auteursrecht zich niet tot bescherming van functionaliteit uitstrekt.
Omdat het auteursrecht is betwist rust de bewijslast op iSource. Deze moet bewijzen dat de bijdrage van X aan de nieuw ontwikkelde software inbreuk maakt op de auteursrechten van iSource op de iSource software. De rechtbank benoemt een deskundige die de desbetreffende sofware moet vergelijken en de overeenkomsten en verschillen moet aangeven.

Kortom,

  • De ex-werknemer slaagt er bijna in verwarring te zaaien over de vraag wie auteursrechthebbende is bij een samenwerking tussen twee ondernemingen. Het antwoord op die vraag heeft gevolgen voor de vraag wie de ex-werknemer kan aanspreken.
  • Indien Flexscreen de ex-werknemer van iSource zou willen aanspreken dan kan zij zich mogelijk niet beroepen op de bepalingen in de arbeidsovereenkomst en de verklaring bij het einde van de arbeidsrelatie. Daarvoor zou het handig zijn indien daarin ook bepalingen ten behoeve van derden zouden zijn opgenomen.
  • Het is de vraag of iSource zal slagen in de bewijsopdracht. Dit betekent dat zij moet kunnen aantonen wat de inhoud van de software was ten tijde van het vertrek van X.
  • Indien de software inderdaad bestaat uit open source software dan is het de vraag waar het auteursrecht van iSource nog op rust. En directie doet er daarom goed aan om te weten waar en in hoeverre bij de ontwikkeling van software gebruik wordt gemaakt van open source software. Het is een grote misvatting dat open source software gelijk staat aan software die rechtenvrij gebruikt kan worden. Het gevolg van het gebruik van open source software bij de doorontwikkeling van software is soms dat de doorontwikkelde software ook open source software wordt. De stelling van de ex-werknemer is daarom niet kansloos.

Rechtbank Den Haag 24 april 2013, zaaknr. C/09/414540 / HA ZA 12-299 (iSource Flexscreen tegen X)
 

[post_title] => Auteursrecht en doorontwikkeling van open source software [post_excerpt] =>

Ex werknemer zou inbreuk maken op auteursrecht op software ex werkgever en samenwerkingspartner. Hij verweert zich o.a. met de stelling dat gebruik is gemaakt van open source software. Aan de ex werkgever de bewijslast van het tegendeel.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => auteursrecht-en-doorontwikkeling-van-open-source-software [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:16:51 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:16:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/05/02/auteursrecht-en-doorontwikkeling-van-open-source-software/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 218 [max_num_pages] => 22 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 979fc6a3a7803107e559fd87504c40df [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Ex werknemer zou inbreuk maken op auteursrecht op software ex werkgever en samenwerkingspartner. Hij verweert zich o.a. met de stelling dat gebruik is gemaakt van open source software. Aan de ex werkgever de bewijslast van het tegendeel.
Lees meer
Ziengs Schoenen exploiteert sinds 1946 schoenenwinkels onder de (familie)naam Ziengs, aanvankelijk vooral in het noorden van Nederland, waar oprichter Berend Ziengs de eerste winkel vestigde. Inmiddels is het woord ZIENGS als merk geregistreerd voor schoenen.
Lees meer
Bij een aanbesteding voor WMO hulpmiddelen stelt een gemeente als eis dat de inschrijver voldoet aan een gemiddelde liquiditeit van 1,00 over de laatste drie afgesloten boekjaren. Een inschrijver die een current ratio van 0,96 naar boven afrondt, voldoet niet aan de eis en de inschrijving wordt terzijde gelegd. De voorzieningenrechter overweegt dat de gemeente een liquiditeitseis van 1,00 mocht stellen en dat de gemeente het gelijkheidsbeginsel zou schenden wanneer zij de current ratio naar boven zou afronden. Het gelijkheidsbeginsel brengt mee dat deze eis strikt dient te worden gehandhaafd. Geen strijd met Proportionaliteitsgids 2012.
Lees meer
Humana had ingeschreven op een aanbesteding van de gemeente Venlo voor het inzamelen van glas en textiel. De inschrijving was ondertekend door de directeur van Human. Uit het handelsregister en de statuten bleek dat de directeur niet bevoegd is “tot het verrichten van betalingen die het bedrag van EUR 150.000 per betaling te boven gaan, met de beperking dat de directieleden tevens niet bevoegd zijn contracten af te sluiten, waarvan de jaarlijkse financiële netto last voor de stichting dit bedrag overschrijdt, tenzij hierna anders vermeld."
Lees meer
Als eerste moet de rechtbank de vraag beantwoorden hoe een overeenkomst om een website te bouwen juridisch gekwalificeerd moet worden. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst moet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. Van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW is in dit geval geen sprake omdat de opdracht niet strekt tot het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard.
Lees meer
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft op 4 januari 2013 bekend gemaakt dat zij zeven ondernemingen die eerstejaars plantuien telen, verwerken en verhandelen heeft beboet voor verboden kartelafspraken over het vernietigen van delen van al ingezaaide akkers met plantuien in 2009. Volgens de NMa probeerden deze ondernemers door het aanbod te verkleinen een hogere prijs voor de plantuien te krijgen.
Lees meer
Een man belaagt zijn ex en haar omgeving. Op social media plaatst hij foto’s van zijn ex en haar omgeving en laat hij zich grievend uit over zijn ex en...
Lees meer
Mag een gemeente na ontvangst van de inschrijvingen, een aanbestedingsprocedure afbreken en kort daarna tot heraanbesteding overgaan van een inhoudelijk ongewijzigde opdracht?
Lees meer
Kern In een procedure bij de rechtbank Arnhem kwam deze vraag aan de orde. Een software ontwikkelaar zou een ondeugdelijk advies hebben gegeven en zou zijn tekortgeschoten bij de uitvoering...
Lees meer
  De rechtbank in ’s-Gravenhage oordeelde dat voor de verkoop van PSV merkartikelen een domeinnaam mag worden gebruikt met daarin het merk PSV zolang de website maar meteen duidelijk maakt...
Lees meer