Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 17
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 17
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 6
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1350
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (6)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 160, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 18947
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2019-12-23 11:01:11
                    [post_date_gmt] => 2019-12-23 10:01:11
                    [post_content] => Het komt in de praktijk regelmatig voor. Een IT leverancier krijgt opdracht om een softwarepakket te installeren. Vaak begint het met een onderzoek waarin de leverancier en beoogd afnemer gaan kijken of het software pakket past bij de wensen en behoeften van de afnemer. Daarvoor heeft de klant soms een lijstje gemaakt met de functionele vereisten waar het nieuwe software pakket aan moet voldoen. In overleg met de afnemer maakt de leverancier dan vaak een scope document. In dat document wordt beschreven waar de te leveren software aan moet voldoen, hoe het ontwikkel- en implementatietraject eruit gaat zien, wat de planning is, wat van de afnemer wordt verwacht, etc. Soms kiezen partijen voor een andere manier van werken: agile (scrum). Daarbij gaat het minder om de documentatie en meer om het inspelen op (onverwachte) ontwikkelingen tijdens het proces.

Hoe dan ook, uiteindelijk moet de leverancier de software opleveren. En dan kan het voor komen dat de afnemer niet tevreden is. Soms gebeurt dat al eerder omdat de afnemer al eerder in het traject ontevreden is, bijvoorbeeld omdat het project vertraging heeft opgelopen. Het gevolg kan zijn dat de afnemer van de overeenkomst af wil. Hij wil de overeenkomst dan beëindigen, de betaalde bedragen terug betaald krijgen, geen nieuwe facturen meer ontvangen en mogelijk zelfs een vergoeding ontvangen voor geleden schade.
Ingebrekestelling – verzuim – ontbinding overeenkomst
En dan komen juristen in beeld en wordt de overeenkomst erbij gepakt. Rechten en verplichtingen van de leverancier en de afnemer zijn vastgelegd in de overeenkomst. Daarnaast zijn waarschijnlijk algemene voorwaarden en Nederlands recht van toepassing verklaard. Ook daar zijn rechten en verplichtingen in te vinden. Op basis van dat geheel moeten partijen hun strategie en acties bepalen. Wanneer de afnemer van de overeenkomst af wil, dan zal deze de overeenkomst moeten ontbinden. Onder bepaalde voorwaarden kan dit. Daarvoor is vereist dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de leverancier. Bij de implementatie van software wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘maatwerk’ software en ‘standaard’ software. Hoe meer maatwerk elementen er zijn, hoe meer een afnemer moet accepteren dat trajecten vertraging op kunnen lopen omdat ze ingewikkeld zijn. Bij standaard software (‘van de plank’) mag de afnemer verwachten dat de leverancier toezeggingen (over functionaliteit, planning, etc.) strikt nakomt. De drempel om te kunnen ontbinden is afhankelijk van wat partijen daar over hebben afgesproken. Wanneer er niets is afgesproken, dan geldt het wettelijk uitgangspunt. Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij de andere partij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden. Dit tenzij het maken van een uitzondering hierop gerechtvaardigd is. De andere partij moet daarvoor wel in verzuim zijn. Dit betekent dat een laatste gelegenheid moet zijn gegeven om alsnog verplichtingen na te komen. Dit is door de Hoge Raad[1] zo uitgelegd dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Soms wordt in een overeenkomst (of algemene voorwaarden) een hogere drempel gecreëerd. In het eerdergenoemde arrest van de Hoge Raad is aangegeven dat partijen een hogere drempel kunnen creëren. Bijvoorbeeld door overeen te komen dat de overeenkomst alleen ontbonden kan worden bij het schenden van een ‘material obligation’. Degene die de overeenkomst ontbindt moet stellen en bewijzen dat sprake is van schending van een wezenlijke verplichting. Dit is recent nog overwogen door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch[2] in een procedure tussen het Tweesteden ziekenhuis en Alert.
Stichting Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis / Alert Life Sciences Computing B.V
Deze zaak heeft al tot verschillende uitspraken geleid. Het meest recent is de uitspraak van 17 december 2019 van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak is gelinked aan de procedures tussen Alert en het Jeroen Bosch ziekenhuis. In die zaak is de meest recente uitspraak het arrest van 23 maart 2018 van de Hoge Raad. Alert had, in opdracht van het ziekenhuis, software ontwikkeld en geïmplementeerd. In de uitspraak van het hof ’s-Hertogenbosch gaat het (nog) om de vraag of het ziekenhuis de overeenkomst gerechtvaardigd heeft ontbonden. Het ziekenhuis heeft de overeenkomst ontbonden omdat er sprake was van vier tekortkomingen. Het hof somt de gestelde tekortkomingen op: ‘De eerste tekortkoming heeft betrekking op de kwaliteit van de software. Deze bevat niet de overeengekomen functionaliteiten, kent ernstige ontwerpfouten en is ongeschikt voor de Nederlandse markt. Ten tweede is Alert tekortgeschoten omdat zij het Implementatieplan en de daarin opgenomen implementatieaanpak niet heeft gevolgd. Ten derde is Alert tekortgeschoten omdat haar projectorganisatie en projectmanagement inadequaat is. De vierde tekortkoming ziet op de in het Implementatieplan gestelde termijnen. Alert heeft continue deadlines niet gehaald, waardoor het project substantieel is vertraagd.’ Het hof herhaalt dat Alert zich heeft verbonden tot levering, ontwikkeling en implementatie van door hen vervaardigde complexe software. De door het hof ingeschakelde deskundigen hebben geconcludeerd dat het ging om een implementatieproject inclusief gespecifieerde aanpassingen in de software. Daarbij geldt dat partijen niet gelijkwaardig waren. Alert is de deskundige. Ook het gegeven dat het ziekenhuis een adviesbureau had ingehuurd voor de begeleiding, maakt dit niet anders. Deze niet gelijkwaardige positie heeft grote gevolgen. Zo oordeelt het hof bijvoorbeeld dat het niet functioneren van de stuurgroep, met het ziekenhuis als voorzitter en secretaris, toch een verantwoordelijkheid is van Alert omdat zij een leidende rol heeft in het project.
‘in breach or default of any of its material obligations’?
Niet halen go- live datum
Het ziekenhuis stelt dat zij op die grond heeft kunnen ontbinden. Het hof had al in een eerder arrest[3] overwogen dat ‘de Go-Live datum van 31 maart 2012 een fatale termijn impliceert en dat de tussentijdse opleverdata niet geheel vrijblijvend zijn, omdat die zijn opgenomen met het oog op die fatale termijn. Het niet-halen van de tussentijdse opleverdata, althans de duur van de overschrijding, kan de ontbinding van de overeenkomst dus rechtvaardigen’. Het hof overweegt dat het niet halen van de Go-Live datum in redelijkheid als een schending van ‘material obligations’ mag worden opgevat. Immers, het ziekenhuis had naar voren gebracht dat zij er groot belang bij had dat de planning van Alert c.s. ‘hard’ was en dat vertragingen voor het ziekenhuis problematisch waren. Alert heeft nog gesteld dat de inbreng van het ziekenhuis onvoldoende was waardoor vertraging is opgelopen. Het hof verwerpt dit en overweegt dat Alert bij het opstellen van het implementatieplan een te volgzame rol heeft gespeeld en ook haar leidende rol onvoldoende in de stuurgroep tot uitdrukking heeft laten komen. Ook het hof is van oordeel dat er bij Alert sprake was van slecht projectmanagement. Dit kwam door het ‘vertrek van de Nederlandse projectleider van Alert Nederland, de talrijke wisselingen in het management van Alert c.s. (met name van Alert Nederland), de slechte communicatie tussen Alert Nederland en Alert Portugal en het voortdurend niet nakomen van afspraken door Alert c.s..
‘anticipatory breach’
Door het ziekenhuis is gesteld dat zij de overeenkomst kon ontbinden omdat vast stond dat Alert toch niet meer kon nakomen zonder tekortkoming. De wet kent de mogelijkheid van ‘anticipatory breach’. Artikel 6:80 BW bepaalt dat de gevolgen van niet-nakoming intreden wanneer duidelijk is dat nakoming zonder tekortschieten onmogelijk zal zijn of wanneer de schuldenaar aangeeft dat hij niet na zal komen. Het hof overweegt dat het ziekenhuis zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zij de overeenkomst mocht ontbinden omdat vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn. Daarbij speelden een rol:
  • dat de fatale Go-Live datum niet meer haalbaar was.
  • de reeds opgelopen vertragingen en de hoeveelheid nog te verwachten werkzaamheden.
  • dat de voortgang van het project ernstig werd belemmerd doordat de projectorganisatie en projectmanagement van Alert c.s. inadequaat was.
  • dat Alert de fout had begaan in te stemmen met de demonstratie van de medicatiefunctionaliteit. Hierdoor ontstond er binnen het ziekenhuis de vrees dat het project geen succes zou worden. Deze is vrees is later gerechtvaardigd gebleken.
Mocht het ziekenhuis betaling van facturen opschorten?
Het ziekenhuis had betaling van verschillende facturen opgeschort omdat zij ontevreden was over de planning. Als reactie daarop had Alert personeel van het project gehaald. Het hof oordeelt dat het ziekenhuis gerechtvaardigd betaling had opgeschort. Immers het was aan Alert te wijten dat het project niet opschoot.
Moet Alert nu alle ontvangen bedragen terugbetalen aan het ziekenhuis?
Omdat het ziekenhuis de overeenkomst heeft ontbonden, vordert zij terugbetaling van alle bedragen die zij betaald heeft aan Alert. Dit volgt uit de wettelijke ongedaanmakingsverplichtingen na het ontbinden van een overeenkomst. Het ziekenhuis vordert terugbetaling van in totaal € 4.620.253,97. Dit bedrag is als volgt samengesteld: totaal voor verrichte diensten: € 1.126.738,84 en totaal voor licenties: € 3.493.515,13.
Moet Alert daarnaast een aanvullende schadevergoeding betalen?
Het ziekenhuis vordert, naast terugbetaling van debetaalde facturen, ook een aanvullende schadevergoeding. Indien er geen beperking van aansprakelijkheid zou zijn opgenomen, dan zou het ziekenhuis ook een aanvullende schadevergoeding kunnen vorderen. In de overeenkomst is echter een bepaling opgenomen die de aansprakelijkheid van Alert beperkt tot de betaalde bedragen en tot directe kosten. Daarom beperkt het ziekenhuis haar schadevergoeding tot € 4.620.253,97, zijnde het bedrag dat is betaald. De overeenkomst is in het Engels en dus, zo overweegt het hof, ‘mag acht worden geslagen op de perceptie van partijen van de daarin gebruikte Engelse termen’. Bij de uitleg van de overeenkomst speelt een rol dat het concept is gemaakt door de leverancier (Alert), dat over bepaalde bepalingen niet expliciet is gesproken en dat beide partijen professionele partijen zijn. Het hof oordeelt dat het ziekenhuis eenmaal een vergoeding kan vorderen uit welke hoofde dan ook bij beëindiging van de overeenkomst. Het ziekenhuis kan niet ‘tweemaal’ het bedrag van € 4.620.253,97 vorderen zoals zij doet. Daarbij spelen een rol de volgende passages uit de overeenkomst:
  • Alert is op zijn hoogst aansprakelijk tot ‘an amount equal to the sum of the fees paid by the customer to Alert under this agreement’
  • The limitation of liability as provided herein reflects the allocation of risk and the material inducement for Alert to enter this agreement;
  • De beperking van de aansprakelijkheid geldt ‘for claims under and in connection with this agreement, whether for liability in contact, tort or otherwise’.
Mag Alert een beroep doen op deze contractuele beperking van aansprakelijkheid?
Het ziekenhuis had nog gesteld dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat Alert een beroep kan doen op dit exoneratiebeding (beperking van aansprakelijkheid). Het hof is het daar niet mee eens. Dit zou alleen anders zijn wanneer er aan de zijde van Alert sprake zou zijn van opzet of bewuste roekeloosheid.
Wat betekent dit voor de praktijk
 1. Voor een leverancier van software
  • Als leverancier bent u de deskundige en moet u leidinggeven aan het project. Een slecht projectmanagement zal aan u worden verweten.
  • Het loont om in een overeenkomst de aansprakelijkheid te beperken. Wanneer dit expliciet in de overeenkomst is opgenomen (niet alleen wegstoppen in algemene voorwaarden) en wanneer dit wordt besproken in de contractonderhandelingen, dan is een afnemer hieraan gebonden.
  • Ook bij complexe software kan het niet halen van opleverdata / testdata juridische gevolgen hebben. Wanneer het project vertraging oploopt, en de afnemer kan daar een verwijt van worden gemaakt, leg dit dan vast en leg ook vast dat in onderling overleg de planning wordt aangepast.
2.  Voor een afnemer van software
  • Voorkom dat u verantwoordelijkheid voor het projectmanagement naar u toe haalt. Laat deze liggen bij de leverancier.
  • Het onderhandelen over contractsbepalingen heeft ook een nadeel. Wanneer bepalingen expliciet zijn besproken, dan bent u daar meer aan gebonden dan wanneer het ‘standaard’ bepalingen zijn in het modelcontract van de leverancier.
  • Wanneer u bij een wanprestatie van de leverancier ook een aanvullende schadevergoeding wilt kunnen vorderen, dan moet u dat expliciet in de overeenkomst vastleggen. Zeker met buitenlandse contractspartijen.
  • Wanneer de leverancier opleverdata/testdata niet haalt, en dit heeft grote gevolgen voor u, leg dit goed vast.
  • Wanneer een datum een ‘fatale’ (uiterste) datum moet zijn, dan moet u dat uitdrukkelijk zo benoemen. Zie ook een eerder blog hierover.
Voor beiden geldt dat het verstandig is om aandacht te besteden aan de inhoud van de overeenkomst en de verslaglegging van het proces. Wij hebben ervaring met software geschillen. Onderdeel van onze ervaring is het procederen in software geschillen. Zowel bij de burgerlijke rechter als in arbitrage bij het SGOA. Dit betekent dat wij weten waar, in welke fase van een project, juridisch gezien, op moet worden gelet c.q. wat moet worden vastgelegd. [1] Hoge Raad, 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810 [2] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 17 december 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4535 (Tweesteden ziekenhuis/Alert) [3] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 3 november 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4428 [post_title] => Wanneer kan een IT overeenkomst worden ontbonden? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-kan-een-it-overeenkomst-worden-ontbonden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:38 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18947 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 18388 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-10-09 09:50:52 [post_date_gmt] => 2019-10-09 07:50:52 [post_content] => Op 4 oktober 2019 heeft vleeswarensnijderij Offerman een veiligheidswaarschuwing afgegeven. Vleeswaren afkomstig van dit bedrijf waren mogelijk besmet met de listeria bacterie. De Listeria bacterie leidt bij gezonde mensen met een normale afweer in het algemeen niet tot ernstige klachten. Maar bij risicogroepen kan de bacterie tot (ernstige) verschijnselen leiden, zoals maag-/darmproblemen, bloedvergiftiging, hersenvliesontsteking en miskramen. Wat zijn de juridische gevolgen van deze food product recall? Zie ook een eerder blog hierover.
Hoe is het ontdekt[1].
De besmetting is ontdekt doordat gebruik is gemaakt van een nieuwe technologie (Whole Genome Sequencing[2] (WGS)). De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) neemt monsters van voedingsmiddelen, waaronder vleeswaren, in supermarkten. Van deze monsters worden door het Wageningen Food Safety Research Laboratorium (WFSR) DNA-gegevens bewaard. Van patiënten met een Listeria-infectie worden de bacteriën onderzocht en de DNA-gegevens in kaart gebracht. Het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) zag bij meerdere patiënten een bepaald type Listeria voorkomen. Het RIVM heeft vervolgens contact opgenomen met de NVWA. De NVWA heeft de DNA-gegevens vergeleken met de DNA-gegevens uit hun voedsel- en bedrijfsbemonstering. Dit leverde een match op. Na vervolgonderzoek kwam de NVWA uit bij het bedrijf Offerman. Vervolgens zijn op het bedrijf zelf monsters afgenomen en positief bevonden op aanwezigheid van Listeria.
Gevolgen van de Listeria besmetting
Volgens het RIVM zijn als gevolg van Listeria besmetting de afgelopen 2 jaar 20 patiënten besmet geraakt via vleeswaren. Hiervan zijn drie patiënten overleden en één vrouw heeft een miskraam gehad.[3]
Tot welke actie heeft het geleid?
In september 2019 had de NVWA al een boete opgelegd wegens niet effectieve schoonmaak. Op 2 oktober 2019 gaf het WFSR aan dat de aangetroffen Listeria van dit bedrijf gematcht kon worden met de ziektegevallen. Op 3 oktober 2019 heeft de NVWA de volgende maatregelen aan het bedrijf opgelegd:
  1. Een productiestop op de locatie van de vleeswarensnijderij in Aalsmeer;
  2. Voor alle producten, waarin Listeria kan groeien, moet het bedrijf een terughaalactie uitvoeren. Het gaat om meer dan 300.000 kilogram vleeswaren;
  3. Het bedrijf moet afnemers informeren, onder andere supermarkten en groothandel. Zij moeten een publiekswaarschuwing doen;
  4. Het bedrijf moet het reinigings- en desinfectieprogramma aanzienlijk verbeteren en intensiever monitoren;
  5. Tenslotte moet het bedrijf de controles op de eindproducten intensiveren.
Wie is verplicht tot het doen van een food recall
De leverancier van een levensmiddel, in dit geval Offerman, moet een product terugroepen. Wanneer de leverancier buiten de EU is gevestigd, dan is de importeur verantwoordelijk voor de recall. Wanneer het een ‘huismerk product’ is dan is het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de leverancier en de huismerk distributeur. De NVWA heeft nauwkeurig aangegeven wat er in een veiligheidswaarschuwing moet zijn opgenomen[4] Zie bijvoorbeeld de veiligheidswaarschuwing van ALDI: juridische gevolgen recall
Wat zijn de juridische gevolgen van deze recall?
Contractueel
Indien een leverancier van levensmiddelen een onveilig levensmiddel heeft geleverd, dan staat daar eigenlijk wel mee vast dat er ‘wanprestatie’ (het niet nakomen van een verplichting uit een contract) is gepleegd. Dan is de leverancier aansprakelijk voor de schade die daar het gevolg van is. Degene die een contractuele relatie hebben met de leverancier (afnemers) zouden de leverancier op basis van de overeenkomst kunnen aanspreken. Daarbij spelen vragen zoals:
  • Aan wie is de recall toerekenbaar?
  • Hoever reikt de recall; welke producten (in de schappen) moeten worden teruggeroepen en welke producten uit de voorraad mogen niet meer worden verkocht?
  • Zijn partijen een beperking van aansprakelijkheid overeengekomen in de overeenkomst (algemene voorwaarden)?
  • Kan een directe link worden aangetoond tussen de listeria-besmetting en de schade?
Onrechtmatig handelen
Voor degene die geen contractuele relatie met de leverancier hebben, zal sprake moeten zijn van een onrechtmatige daad om schade te kunnen claimen. Denk bijvoorbeeld aan de patiënten die ziek zijn geworden. Op grond van productaansprakelijkheid zijn leveranciers aansprakelijk voor gezondheidsschade door onveilige levensmiddelen. Maar hoe zit het met andere leveranciers van vleesproducten die schade lijden door de publieke onrust door deze recall? Juridisch is het erg lastig om die schade verhaald te krijgen.
Tips
Communicatie
De schade van een food product recall kan voor verschillende partijen in de food keten groot zijn. Niet alleen voor de leverancier van het levensmiddel. De naam van het bedrijf gaat al snel viral. En daarmee is de (goede) naam van een bedrijf (en soms een hele sector) vaak onherstelbaar beschadigd. Tip: Het is daarom ook goed om de communicatie bij een food recall met een communicatie adviseur af te stemmen.
Betalingsproblemen
Omdat de schade groot kan zijn, kunnen ook toeleveranciers en personeelsleden van het bedrijf schade lijden. De recall kan tot gevolg hebben dat rekeningen niet worden betaald en dat schade (van retailers) als gevolg van de recall vergoed moeten worden. Veel retailers hebben een recall protocol met daarin opgenomen de (minimum) bedragen die een leverancier bij een recall aan de retailer moet betalen. Denk daarbij aan de personeelskosten voor het uit de schappen van de winkel halen van de producten, het verzamelen en mogelijk vernietigen van de producten, etc. Door deze kosten wordt betaling van facturen vaak opgeschort. En dat kan de leverancier in betalingsproblemen brengen en zelfs uiteindelijk tot het faillissement van de leverancier leiden. Tip: regel in het contract met leveranciers en afnemers hoe om te gaan met een food product recall. Wie heeft welke verplichtingen. Wie moet zich waarvoor verzekeren. Wie moet welke kosten vergoeden.
Contracten
In contracten (en algemene voorwaarden) regel je onder andere wie, waartoe verplicht is. Tip: Besteed aandacht hieraan. Regel dit soort zaken in je inkoop-/verkoop voorwaarden en zorg dat deze op de juiste wijze worden overeengekomen. Het komt regelmatig voor dat een partij goede leverings-/inkoopvoorwaarden heeft, maar dat deze niet op de juiste wijze van toepassing zijn verklaard. Dit kan verstrekkende gevolgen hebben. Onder meer met betrekking tot (beperking van) aansprakelijkheid voor schade door een food product recall.
Verzekeringen
Voor schade door een food product recall kun je je verzekeren. Tip: kijk kritisch naar waar je daadwerkelijk voor verzekerd bent. Er zijn veel soorten van product recall verzekeringen. Niet iedere verzekering dekt iedere schade. Meer weten over welke juridische gevolgen een recall kan hebben? Neem met mij contact op voor meer info of advies: Jos van der Wijst wijst@bg.legal 06-50695916 [1] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/10/04/kamerbrief-over-incident-listeria-in-vleesproducten [2] https://en.wikipedia.org/wiki/Whole_genome_sequencing [3] https://www.rivm.nl/nieuws/vleeswaren-waarschijnlijk-bron-20-patienten-met-listeria [4] https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/hoe-de-nvwa-werkt/onveilige-producten-van-melden-tot-waarschuwen/veiligheidswaarschuwingen-aanleveren-bij-nvwa-en-klanten-informeren [post_title] => Juridische gevolgen Food product recall door Listeria [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => juridische-gevolgen-food-product-recall-door-listeria [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:52 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:52 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18388 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 18131 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-09-04 16:28:52 [post_date_gmt] => 2019-09-04 14:28:52 [post_content] => Is het interieur van een winkel beschermd? Dit kwam aan de orde in de zaak over het interieur van de schoenwinkels van Shoebaloo. Dat heeft geleid tot het vonnis van 7 augustus 2019 van de rechtbank Amsterdam (afbeeldingen zijn overgenomen uit het vonnis). Bij het ontwerp zijn Amerikaanse canyons de inspiratiebron geweest. De eigenaar van het ontwerpbureau verklaart daarover: “Het uitgangspunt is geweest: een moderne canyon, met ribben die als één vloeiende beweging, de hele ruimte omvattend, over de wanden de volledige ruimte vormgeven en de schappen vormen, waarop de schoenen geëtaleerd worden”. Dit ontwerp is toegepast in winkels in Amsterdam en Maastricht. Het ontwerpbureau claimt auteursrecht op de vormgeving van het interieur van de winkel. Een winkel in Antwerpen (Invert) zou inbreuk maken op het auteursrecht op dit interieur.  
De eerste vraag is of er auteursrecht is ontstaan
De procedure is aanhangig gemaakt door het bureau dat het ontwerp heeft gemaakt (de auteursrechthebbende) en Shoebaloo (licentiehouder). Volgens het ontwerpbureau is sprake van een werk dat door auteursrecht is beschermd door de volgende kenmerkende elementen in combinatie met elkaar, die gebaseerd zijn op gemaakte creatieve keuzes:
  1. Uit lagen opgebouwde, golvende wandpanelen;
  2. In de wandpanelen geïntegreerde in- en uitgolvende displays met een profiel dat vloeiend overgaat in het profiel van de achterliggende wandpanelen;
  3. In translucent materiaal uitgevoerde displays met geïntegreerde ledverlichting vanaf de onderzijde;
  4. Een ellipsvormige uitsnijding uit de wandpanelen ter hoogte van de voorpui ten behoeve van de winkeldeur.
De rechtbank neemt deze elementen over en geeft er een concrete beschrijving van deze elementen. Invert stelt dat er geen sprake is van auteursrecht omdat het interieur geen eigen en oorspronkelijk karakter heeft. In al bestaande ontwerpen (het vormgevingserfgoed) komen de meeste elementen al voor. In wezen probeert het ontwerpbureau bescherming te krijgen voor bestaande stijlen en gangbare vormen, aldus Invert. De rechtbank oordeelt echter anders:
  • De ontwerper heeft met de combinatie van de (specifieke vormgeving van de) kenmerkende elementen van haar ontwerp op voldoende eigen wijze uiting gegeven aan bestaande stijlen
  • het gebruikmaken van verlichting en de wijze waarop betreffen in het ontwerp wel degelijk vrije keuzes.
Dat een interieurontwerp auteursrechtelijk kan zijn beschermd, was ook al eerder vastgesteld. Zoals op 16 december 2011 in de zaak Mazzo/Happy Italy.  
De tweede vraag is of er inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht
De winkel in Antwerpen ziet er als volgt uit (afbeeldingen zijn overgenomen uit het vonnis):   De ontwerper stelt dat de winkel in Antwerpen een ‘klakkeloze kopie’ is omdat ‘alle afzonderlijke beschermde trekken van het werk van MVSA zijn overgenomen en de totaalindrukken overeenstemmen’.   De rechtbank bepaalt nu allereerst wat de ‘auteursrechtelijk beschermde elementen’ zijn en of deze zijn overgenomen (gekopieerd). Wanneer ze gedeeltelijk zijn overgenomen dan wordt gekeken of er voldoende afstand is gehouden tot het origineel. De rechtbank oordeelt dat sprake is van zodanige overeenstemming dat sprake lijkt te zijn van een kopie. Daarbij noemt de rechtbank:
  • de wandpanelen zijn op exact dezelfde wijze opgebouwd en gevormd, met lagen van eenzelfde dikte, eenzelfde groepering en eenzelfde manier van golven.
  • de displays worden op gelijke wijze gevormd en belicht.
  • Ook in het interieur in Antwerpen is in de etalage van de winkel een (rondvormige) uitsparing aangebracht.
Invert heeft nog gesteld dat zij het winkelinterieur zelf heeft bedacht en samen met timmerlieden heeft gerealiseerd vóór of tegelijkertijd met de opening van de winkel van Shoebaloo. De gelijkenis zou op toeval berusten en van ontlening zou geen sprake zijn. Op zich zou het kunnen dat op hetzelfde moment, op verschillende plaatsen, eenzelfde, of sterk op elkaar gelijkend, werk wordt gecreëerd. De rechtbank gaat hier echter niet in mee en Invert krijgt ook niet de gelegenheid om die stelling te bewijzen. De rechtbank noemt daarbij dat de winkel in Antwerpen op 24 september 2014 is gehuurd, terwijl de winkel in Maastricht (met een vergelijkbaar interieur als in Amsterdam) al in 2012 is geopend. De winkel in Amsterdam is op 27 november 2014 geopend. Daarbij is het mogelijk dat het (in aanbouw zijnde) interieur al eerder voor het publiek zichtbaar is geweest.  
Conclusie
De rechtbank concludeert dat Invert inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van het ontwerpbureau. Als gevolg daarvan moet Invert binnen drie maanden het winkelinterieur afbreken. Dit op het verbeuren van een dwangsom. Daarnaast moet zij een schadevergoeding van € 10.000,= aan de ontwerper betalen. En zij moet de volledige proceskosten van de ontwerper betalen.  
Wat betekent dit voor de praktijk?
  • Het auteursrecht kan een goede basis bieden voor bescherming van een winkelinterieur.
  • In Nederland kan effectief opgetreden worden tegen inbreukmakers in andere EU landen.
Onze IE advocaten hebben ervaring met het procederen in zaken over vormgeving. Wij kunnen u adviseren over het al dan niet optreden tegen ‘copycats’. Wij treden ook op voor partijen die inbreuk zouden maken op IE rechten van anderen. Daarbij kunnen wij u adviseren over het weerspreken van die claim en het beperken van schade. Lees een uitgebreide juridisch inhoudelijke versie van dit artikel in OpenRecht En lees ook het artikel: Bescherming winkelinterieur [post_title] => Is het interieur van een winkel beschermd? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => is-het-interieur-van-een-winkel-beschermd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:58 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18131 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 17995 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-08-20 13:19:59 [post_date_gmt] => 2019-08-20 11:19:59 [post_content] => Het bijhouden van een goede administratie is van groot belang voor ondernemingen. De verwerking van persoonsgegevens is daarbij onvermijdelijk. Maar persoonsgegevens mogen niet voor onbeperkte duur worden bewaard. Daarvoor gelden specifieke (privacy)regels. De praktijk wijst uit dat ondernemingen vaak geen kennis hebben van de bewaartermijnen.
Algemeen uitgangspunt
De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Nederlandse Uitvoeringswet daarvan noemen geen concrete termijnen voor het bewaren van persoonsgegevens. Wel bevat de (U)AVG een algemeen uitgangspunt. Namelijk dat persoonsgegevens niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij in eerste instantie worden verwerkt. Hoe lang persoonsgegevens dan precies bewaard mogen worden, moet per geval worden beoordeeld.
Specifieke termijnen
Hoewel de (U)AVG geen concrete bewaartermijnen noemt, zijn deze er vaak wel, verdeeld in  minimum- en maximum bewaartermijnen. Deze termijnen zijn namelijk opgenomen in andere wetten. Wetten die niet per se met privacy te maken hebben, maar bijvoorbeeld met vastgoed of het arbeidsrecht. Daar kunnen wij je over informeren, bijvoorbeeld in verband met de persoonsgegevens van werknemers die zijn opgeslagen in personeelsdossiers.
Personeelsdossier
Het meest concrete voorbeeld is het personeelsdossier. Zo mogen de gegevens van een sollicitant maximaal vier weken worden bewaard, tenzij de sollicitant toestemming heeft gegeven om de gegevens langer te bewaren. Die toestemming is vervolgens maar één jaar geldig. Na dat jaar moet opnieuw toestemming worden gevraagd. Arbeidsovereenkomsten, functionerings- en beoordelingsverslagen, gegevens over salarisverhoging en dergelijke mogen maximaal twee jaar bewaard worden. Deze termijn vangt aan na het einde van het dienstverband. Daarnaast dient de (fiscale) salarisadministratie ten minste zeven jaar te worden bewaard op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Daarentegen heeft een kopie van het identiteitsbewijs van de werknemer een maximale bewaartermijn van vijf jaar op grond van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. Indien er voor bepaalde documenten geen wettelijke bewaartermijn geldt, dan zijn de algemene uitgangspunten van de (U)AVG van toepassing: bewaar de persoonsgegevens niet langer dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor de gegevens worden verwerkt.
Compleet overzicht bewaartermijnen
Het voorgaande is slechts een greep uit de bewaartermijnen waar een ondernemer rekening mee moet houden. Zo gelden er ook bewaartermijnen voor persoonsgegevens van ingehuurd personeel, of personeel dat afkomstig is van buiten de Europese Economische Ruimte.
Vijf tips
Wij helpen je graag de weg te vinden in de wirwar van wettelijke bewaartermijnen en verplichtingen.  Zo hebben wij bij BG.legal een compleet overzicht van alle wettelijke bewaartermijnen, inclusief toelichting daarop. Vul onderstaand je gegevens in en ontvang dit overzicht met de vijf stappen die helpen om te kunnen vaststellen welke bewaartermijnen in de praktijk gelden. Neem bij vragen gerust contact met ons op! Jos van der Wijst                 Jos van der Wijst Vul onderstaand formulier in en ontvang een handig overzicht met de vijf stappen die helpen om te kunnen vaststellen welke bewaartermijnen in de praktijk gelden. [post_title] => 5 TIPS: Wettelijke bewaartermijnen van persoonsgegevens [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bewaartermijnen-van-persoonsgegevens [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-09-07 11:12:30 [post_modified_gmt] => 2022-09-07 09:12:30 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17995 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 17934 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-08-12 11:42:37 [post_date_gmt] => 2019-08-12 09:42:37 [post_content] => Bij het vormgeven van een (industrieel) gebruiksvoorwerp worden keuzes gemaakt. Die keuzes kunnen leiden tot een vorm waardoor het product zich kan onderscheiden van vergelijkbare producten. Een bekende of originele vorm kan ook aantrekkelijk zijn om na te bootsen. Dat maakt het voor een concurrent vaak makkelijker om het product te verkopen. Daarom kan het aantrekkelijk zijn om ervoor te zorgen dat de vormgeving van een industrieel product met intellectuele eigendomsrechten wordt beschermd. Met name door het auteursrecht, merkenrecht en modellenrecht. Maar waar liggen de grenzen? Waar ligt de ruimte voor een concurrent? Wat kan wel en wat vormt inbreuk?
Wanneer is de vorm auteursrechtelijk beschermd?
Het moet gaan om een vormgeving die ‘een eigen intellectuele schepping van de maker is die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van de maker bij de totstandkoming van het werk’. Meer concreet betekent dit:
  • De vorm mag niet zo banaal of triviaal zijn dat daarin geen creatieve arbeid uit blijkt
  • Het vormelement moet niet noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een technisch effect.
  • Verder mag de vorm niet bepaald zijn door of het gevolg zijn van technische uitgangspunten.
De vraag is dan ook altijd of er bij het kiezen van vormelementen creatieve keuzes gemaakt konden worden. Voorop staat dat het gebruiksvoorwerp aan bepaalde technische en functionele eisen moet voldoen. Maar dat laat vaak nog steeds ruimte voor creatieve keuzes bij het maken van keuzes over elementen van de vorm. Zodra er sprake is van creatieve keuzes kan sprake zijn van het ontstaan van auteursrecht. Wanneer er geen sprake is van creatieve keuzes dan ontstaat er ook geen auteursrecht. Of er auteursrecht is ontstaan moet worden beoordeeld naar het moment waarop het werk is gemaakt.
Casus Afvalzuiger
In een recente kortgedingprocedure kwam aan de orde de vraag of de afvalzuiger van Glutton auteursrechtelijk beschermd was. Vervolgens was de vraag of de afvalzuiger van Vanguard inbreuk maakte op het auteursrecht van Glutton. In de kort geding uitspraak van 10 mei 2019 zijn de vorderingen van Glutton afgewezen.             De eerste vraag was welke vormgevingselementen auteursrechtelijk zouden zijn beschermd. Glutton had dit te vaag aangegeven in de dagvaarding. Glutton had zes kenmerkende vormgevingselementen genoemd: “de (vormen, formaat en plaats van de) drie wielen, de hoge witte opvangbak, de uitneembare zwarte mini-container, de gestileerde witte kap met zuigslangen en geprofileerde neus alsmede de (plaats en vorm van de) verbindingsslang”. Hieruit kon de rechtbank niet afleiden wat nu de auteursrechtelijk beschermde vormgevingselementen waren, volgens Glutton. De rechtbank geeft aan dat dit met name relevant is omdat het hier gaat om een ‘industrieel gebruiksvoorwerp waarvan vele onderdelen (in hoge mate) technisch en functioneel zullen zijn bepaald’. Dat bleek onder andere uit de vier octrooien die voor de Glutton afvalzuiger zijn gevestigd. Glutton had dit dus beter moeten toelichten. Op de zitting heeft Glutton 15 elementen genoemd die van de Glutton afvalzuiger een auteursrechtelijk beschermd werk zouden maken. Daarbij is tevens aangegeven waarom die elementen niet technisch dan wel functioneel bepaald zouden zijn. Pas op de zitting kon voor het eerst daar discussie over worden gevoerd. De rechtbank vindt dat Glutton dat eerder in de procedure concreter had moeten maken.
Vergelijking origineel met latere werk
Vervolgens zou aan de orde moeten komen het vergelijken van het origineel (van Glutton) met het latere werk (van Vanguard). De rechtbank geeft aan dat de vormen gelijkenis vertonen maar ook de nodige uiterlijke verschillen. Aan een beoordeling komt de rechtbank niet toe. Die vergelijking moet namelijk plaatsvinden aan de hand van de ‘auteursrechtelijk beschermde elementen’. En die had Glutton nu juist onvoldoende duidelijk gemaakt. En dus strandt het daar.
Wie is de maker?
In de procedure werd ook betwist dat degene die de procedure was gestart, de auteursrechthebbende was. Dit was gebaseerd op een publicatie waarin de eigenaar van het bedrijf aangaf de vorm met een pen op een stuk papier te hebben gezet. In het artikel staat vervolgens “Hij heeft een beroep gedaan op de diensten van een ontwerper om een vorm te vinden die onopvallend en speels is en die perfect in de omgeving past”. En dus was de vraag wie de auteur van het werk was (de externe ontwerper?) en of het auteursrecht op de juiste wijze was overgedragen. Ook hier kwam Glutton niet uit.
Wat betekent dit voor de praktijk
  • Het is verstandig om bij de vormgeving van een (industrieel) gebruiksvoorwerp een dossier aan te maken. In dat dossier moeten afbeeldingen komen van de vormen die al bekend zijn. Tevens moet worden aangegeven welke vormgevingselementen nieuw zijn en afwijken van de rest. Ook moet concreet worden gemaakt waar de keuzes zijn gemaakt, waarom en waaruit gekozen kon worden. Dit om later te kunnen onderbouwen dat de keuze niet functioneel dan wel technisch was bepaald.
  • Wanneer een concurrent met een ontwerp (te) dicht in de buurt komt dan moet een vergelijking worden gemaakt. Daarbij moeten de auteursrechtelijk beschermde elementen van het origineel worden geplaatst naast de kopie. De conclusie moet dan zijn dat sprake is van een kopie.
  • Wanneer bij het ontwerpen externe partijen worden betrokken dan moet auteursrecht worden overgedragen. Naar Nederlands recht moet auteursrecht schriftelijk, door middel van een akte worden overgedragen. Hier gaat vaak wat mis. Vaak wordt dit vergeten. De opdracht aan een vormgever voor het maken van een ontwerp, het vervolgens betalen van de factuur, betekent nog niet dat het auteursrecht daarbij is overgedragen.
Wat kunnen wij voor u doen?
  • Met een juridische blik adviseren over een vormgevingsdossier
  • Zorgen voor een akte waarbij auteursrecht rechtsgeldig wordt overgedragen. Dat kan al ‘bij voorbaat’, dus bij het verlenen van een opdracht voor het maken van een ontwerp.
  • Adviseren hoe succesvol op te treden tegen een partij die uw vormgeving kopieert.
  [post_title] => Is de vormgeving van een industrieel product beschermd? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => is-de-vormgeving-van-een-industrieel-product-beschermd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:02 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:02 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17934 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 17717 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-08-05 12:09:00 [post_date_gmt] => 2019-08-05 10:09:00 [post_content] => Op 17 april 2019 is een Europese richtlijn[1] vastgesteld die oneerlijke handelspraktijken in de food moet aanpakken. Met name moeten leveranciers van landbouw- en voedingsproducten worden beschermd tegen oneerlijke handelspraktijken van afnemers. Deze oneerlijke handelspraktijken zijn onrechtmatig. Deze richtlijn moet nu worden omgezet in een Nederlandse wet. Inmiddels is deze concept wet gepubliceerd. Tot 19 augustus 2019 kan iedereen reageren op deze concept wet.
Voorbeelden van oneerlijke handelspraktijken
Voorbeelden zijn onder andere:
  • De leverancier betaalt voor bederfelijke landbouw- en voedingsproducten later dan 30 dagen na de overeengekomen leverdatum;
  • De leverancier betaalt voor andere landbouw- en voedingsproducten later dan 60 dagen na de overeengekomen leverdatum;
  • De afnemer annuleert een bestelling van bederfelijke landbouw- en voedingsproducten op onredelijk korte termijn. De leverancier kan dan redelijkerwijs geen alternatieve afnemer meer vinden. Korter dan 30 dagen is altijd onredelijk.
  • De afnemer wijzigt eenzijdig de leveringsvoorwaarden voor landbouw- en voedingsproducten. Het gaat dan om aspecten zoals de frequentie of het volume van de levering, kwaliteitsnormen of prijzen.
  • De leverancier moet een bijdrage betalen voor onderzoeken van klachten van klanten in verband met de producten. Dit terwijl er geen sprake is van schuld of nalatigheid van de leverancier.
Onrechtmatig, tenzij
De wet geeft ook voorbeelden van handelspraktijken die onrechtmatig zijn tenzij deze vooraf helder en ondubbelzinnig schriftelijk zijn vastgelegd. Het dan om voorbeelden zoals:
  • De afnemer retourneert onverkochte landbouw- en voedingsproducten zonder ervoor te betalen.
  • De leverancier moet bijdragen aan de kosten van marketing en uitstalling van de producten.
  • De afnemer moet bijdragen aan de kosten van de kortingen in het kader van een promotieactie.
De vraag hierbij is natuurlijk in hoeverre de leverancier hier contractsvrijheid heeft. Kan de leverancier een contractsvoorstel over deze onderwerpen weigeren?
Waar ziet de nieuwe regeling niet op
De nieuwe regeling is niet van toepassing op overeenkomsten met consumenten. Daar is al regelgeving voor. De regeling ziet ook niet op overeenkomsten tussen een grote afnemer en een kleine leverancier. Er gelden dus omzetdrempels. Die ondernemingen zijn sterk genoeg om zelf op te komen oneerlijke handelspraktijken.
Mogelijkheden bij niet-nakoming
Deze wet geeft aan wanneer er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Dat biedt de afnemer de mogelijkheid om naar de rechter te stappen. Daarnaast is de Autoriteit Consument en Markt (‘ACM’) aangewezen als toezichthouder. Een afnemer (of groep van afnemers) kunnen bij de ACM klagen wanneer deze nieuwe regels niet worden nageleefd. Verder komt er mogelijkheid een onafhankelijke geschillencommissie waar leveranciers, laagdrempelig, met klachten over naleving van deze wet, naar toe kunnen.
Wat betekent dit voor de praktijk
Leveranciers krijgen op basis van deze wet een sterkere positie. Niet alleen tijdens de contractonderhandelingen, maar ook bij de uitvoering van contracten. Het wordt makkelijker om oneerlijke handelspraktijken aan te kaarten en aan de kaak te stellen.
Voor afnemers:
  • De contracten met leveranciers moeten worden nagekeken. Met name wanneer afspraken zijn gemaakt over de onderwerpen die onrechtmatig zijn ‘tenzij’. Afspraken hierover moeten ‘helder en ondubbelzinnig’ schriftelijk worden vastgelegd.
  • Wanneer afspraken worden gemaakt met leveranciers dan zouden deze ook bijgestaan moeten worden door een jurist. Dit om te voorkomen dat later gezegd kan worden dat sprake was van ‘onevenwichtigheden in de onderhandelingspositie’.
Voor leveranciers:
  • Wanneer een afnemer handelt in strijd met deze wet dan bestaat de mogelijkheid om daar, laagdrempelig, tegen op te treden. Het alleen al aankaarten van de overtreding en het wijzen op deze wet, kan helpen.
  • Bepaalde afspraken zullen ‘helder en ondubbelzinnig’ in de overeenkomst moeten worden vastgelegd. Anders zijn ze onrechtmatig. Dit creëert onderhandelingsruimte. Maak er gebruik van.
  • Laat u bijstaan bij het maken en vastleggen van afspraken met afnemers.
De wet moet nog worden goedgekeurd door het parlement. Dat neemt niet weg dat deze nu toch al gevolgen kan hebben en erop vooruitgelopen kan worden. Onze advocaten kunnen u helpen kansen te zien in deze nieuwe wetgeving. [1] Richtlijn 2019/633 van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voed­selvoorzieningsketen [post_title] => Aanpak oneerlijke handelspraktijken in de Food [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => aanpak-oneerlijke-handelspraktijken-in-de-food [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:04 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17717 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 17490 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-07-30 11:32:29 [post_date_gmt] => 2019-07-30 09:32:29 [post_content] =>
De feiten.
Deze vraag kwam aan de orde in een geschil tussen Luxury Bedding Company en Luxury Beds. Beide ondernemingen verkopen luxe bedden, boxsprings en matrassen. Luxury Bedding Company bestaat sinds 2014 en Luxury Beds sinds 2016. Luxury Bedding Company stelt dat Luxury Beds:
  • Inbreuk zou hebben gemaakt op haar auteursrecht. Luxury Beds gebruikte foto’s uit de catalogus van Luxury Bedding Company op haar website en op haar gevel.
  • Daarnaast gebruikte Luxury Beds de slogan van Luxury Bedding Company. Daarmee maakt inbreuk op het auteursrecht op deze slogans.
  • Luxury Beds maakte inbreuk op de handelsnaam van Luxury Bedding Company.
  • Verder handelde Luxury Beds onrechtmatig (‘slaafse nabootsing’). Dit door alle facetten van de verkoop van Luxury Bedding Company na te bootsen (de ‘stijl’). Daarnaast door de wijze van presenteren van Luxury Bedding Company na te bootsen.
In kort geding waren al vorderingen van Luxury Bedding Company toegewezen. Ook de rechtbank Rotterdam wijst in een vonnis van 17 juli 2019 verschillende vorderingen van Luxury Bedding Company toe. De rechtbank oordeelt dat het gebruik van de foto’s, handelsnaam en domeinnaam, inbreuk oplevert op het auteursrecht. Daarnaast wordt inbreuk gemaakt op de handelsnaam van Luxury Bedding Company. Ten aanzien van de slogans oordeelt de rechtbank dat er geen auteursrecht is ontstaan omdat ‘geen sprake (is) van een keuze, schikking of combinatie van woorden op een oorspronkelijke wijze waarmee de auteur uitdrukking geeft aan zijn creatieve geest en tot een resultaat komt dat een eigen intellectuele schepping vormt’. Het is een gebruikelijke combinatie van woorden.
Slaafse nabootsing
Luxury Bedding Company stelt dat Luxury Beds bij het publiek nodeloos verwarring veroorzaakt. Dit doet zij doordat bezoekers van de winkels van Luxury Beds het gevoel krijgen dat zij bij Luxury Bedding Company op bezoek zijn. Dit gevoel krijgen zij doordat Luxury Beds afbeeldingen van Luxury Bedding Company gebruikt. En doordat een handelsnaam wordt gebruikt die veel lijkt op die van Luxury Bedding Company. Daarnaast worden slogans gebruikt die vrijwel identiek zijn. Verder hanteert Luxury Beds dezelfde productnamen en -modellen als Luxury Beds. En tenslotte is de presentatie als geheel (nabootsen van haar shop-in-shop concept), inclusief het gebruik van dezelfde accessoires, aankleding en displays, vergelijkbaar. De rechtbank overweegt dat ‘het enkele profiteren van andermans bedrijfsdebiet in de vorm van het nabootsen van andermans producten (zoals boxsprings, matrassen en accessoires) en/of onderscheidingsmiddelen (zoals slogans, shop-in-shop), waarmee die concurrent zijn product of bedrijf van dat van anderen onderscheidt, is toegestaan, ook indien men de ander daarmee schade berokkent.’ Dit is alleen anders wanneer er sprake van ‘bijkomende omstandigheden’. Bijvoorbeeld dat degene die nabootst dat alleen maar doet om de ander te schaden en/of te profiteren van het verwarringsgevaar dat daardoor ontstaat. Daarnaast moet degene die nabootst evengoed ‘een andere weg’ hebben kunnen nemen. Volgens de rechtbank is er geen sprake is van slaafse nabootsing ten aanzien van het op de markt brengen van vergelijkbare producten. Immers er zijn ook vele andere partijen die vergelijkbare producten op de markt brengen. Dit is anders ten aanzien van de wijze van presentatie. Daar is wel sprake van slaafse nabootsing. Dit door het gebruik van de slogans, de wijze van presentatie van die slogans (‘op dezelfde wijze en in hetzelfde lettertype’).
Winstafdracht
De rechtbank veroordeelt Luxury Beds om de winst die is behaald met het gebruik van de handelsnamen, domeinnaam en wijze van presentatie, aan Luxury Bedding Company af te dragen. In een aparte procedure (schadestaat procedure) moet die winst worden bepaald.
Wat betekent dit voor de praktijk.
Uit commerciële overwegingen kan het interessant zijn om ‘aan te haken’ bij een bekende naam, stijl, concept, presentatie, productgroep, etc. van een concurrent. Daarbij zijn er grenzen op basis van het auteursrecht, de handelsnaam en slaafse nabootsing. Maar er is wel ruimte.
Check
Twijfel je of jij of jouw concurrent te ver gaat? Twijfel je of er sprake is van inbreuk op auteursrecht, handelsnaam of van slaafse nabootsing? Leg het aan ons voor. Onze IE advocaten weten waar rechters naar kijken en kunnen een goed onderbouwd advies geven. [post_title] => Hoever mag je gaan bij het nabootsen van een stijl/concept? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hoever-mag-je-gaan-bij-het-nabootsen-van-een-stijl-concept [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:07 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:07 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17490 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 13593 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-04-02 10:16:58 [post_date_gmt] => 2019-04-02 08:16:58 [post_content] => Mag een concurrent mijn merk gebruiken voor het maken van reclame? Voor ondernemers is het vaak nog onduidelijk in hoeverre dit is toegestaan. In dit artikel licht ik de basisprincipes nogmaals kort toe.
Uitgangspunt: inbreuk
Het gebruik van een merk zónder toestemming van de merkhouder levert een inbreuk op. Dat is het uitgangspunt. Dit geldt dus ook voor de concurrent die het merk van een ander (als zoekwoord) in Google AdWords  invoert ten behoeve van zijn eigen advertentie. Hoewel dit in de praktijk vaak voorkomt, is het niet toegestaan. De concurrent suggereert op deze manier dat er sprake is van een economisch verband tussen hemzelf en de merkhouder. Het merk wordt gebruikt om klanten naar de website van de concurrent te lokken. Voor de klant zal het echter onduidelijk zijn of het merk aan de concurrent of de merkhouder toebehoort.  
Uitzonderingen: wederverkoper en vergelijkende reclame
In sommige gevallen mag wél gebruik worden gemaakt van andermans merk. Zo mogen wederverkopers adverteren met het merk van een ander, mits het product (met het merk) met toestemming van de merkhouder “in het economisch verkeer is gebracht”. Een hele mond vol, maar waar het op neerkomt is dat tweedehands verkopers mogen adverteren met het merk, zolang het product in eerste instantie door de merkhouder of een andere vertegenwoordiger van de merkhouder op de markt is gebracht. Denk bijvoorbeeld aan het adverteren voor tweedehands auto’s. Aanvankelijk wordt de auto verkocht door een officiële dealer. De eigenaar kan de auto vervolgens inruilen bij c.q. verkopen aan een andere garage. Om de tweedehands auto te kunnen verkopen mag deze garage reclame maken voor de auto. Daarbij mag het merken van de auto worden genoemd. De tweede uitzondering heeft betrekking op het maken van vergelijkende reclame. Een concurrent mag het merk (en het bijbehorende product) gebruiken ter vergelijking met een van zijn eigen producten. Óók als de reclame via Google AdWords wordt gemaakt. Let wel op de vorm van de reclame. Het moet echt om vergelijkende reclame gaan. Er moet dus worden voldaan aan de strenge wettelijke eisen voor het maken van vergelijkende reclame. Wordt er niet aan die eisen voldaan? Dan is er alsnog sprake van een merkinbreuk. Meer weten over merkgebruik in reclames? Neem dan contact op. [post_title] => Merkgebruik in reclame door de concurrent [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => merkgebruik-in-reclame-door-de-concurrent [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-10-03 11:23:09 [post_modified_gmt] => 2022-10-03 09:23:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=13593 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 13358 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-02-18 11:39:35 [post_date_gmt] => 2019-02-18 10:39:35 [post_content] =>

Het HvJEU vindt[1] dat de in Nederland gangbare praktijk met de carve-out voor nog geoctrooieerde indicaties van een referentiegeneesmiddel, niet conform EU-regelgeving is. Dit gaat gevolgen hebben voor de (aanvraag van) handelsvergunning voor bepaalde generieke geneesmiddelen.

Wat is de carve-out praktijk?

Om een geneesmiddel in de handel te mogen brengen is een handelsvergunning vereist. Bij de aanvraag van een handelsvergunning moet een vergunningsdossier worden overgelegd bij de bevoegde autoriteit. Dat dossier moet onder meer omvatten de testresultaten van de farmaceutische (fysisch-chemische, biologische of microbiologische) proeven, de preklinische (toxicologische en farmacologische) proeven en de klinische proeven. Daarnaast moet aanwezig zijn een samenvatting van de kenmerken van het product. Deze samenvatting is vaak de basis voor de bijsluiter bij het geneesmiddel. Bij de aanvraag van een handelsvergunning kan ook worden verwezen naar het dossier van een geneesmiddel waar al een vergunning voor is verleend (‘referentiegeneesmiddel’). De fabrikant van dat generieke geneesmiddel hoeft dan niet de kosten te maken voor de onderzoeken en proeven die de fabrikant van het referentiegeneesmiddel wel heeft moeten maken. Daarnaast bespaart het ook proeven op mensen (clinical trails) en dieren (pre-clinical trails). Om de fabrikant van het referentiegeneesmiddel de tijd te geven zijn investering terug te verdienen, is bepaald dat de aanvrager van een handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel pas 8 jaar na het verlenen van een handelsvergunning een beroep mag doen op het dossier van het referentiegeneesmiddel. Daarnaast mag het generiek geneesmiddel pas op de markt worden gebracht tenminste 10 jaar nadat de handelsvergunning is verleend voor het referentiegeneesmiddel.

Soms kan een fabrikant van het referentiegeneesmiddel ook een beroep doen op octrooirechtelijke bescherming voor een bepaalde indicatie of doseringsvorm. Soms is sprake van een ‘second medical use’ patent: een octrooi voor een bepaalde indicatie of doseringsvorm dat later is ontdekt en later is geregistreerd dan het productoctrooi. Dat leidt er dan toe dat het productoctrooi eerder is verlopen dan het second medical use octrooi (gebruiksoctrooi). Om het mogelijk te maken dat een handelsvergunning kan worden verleend voor een generiek geneesmiddel voor de indicaties of doseringsvormen waar het referentiegeneesmiddel geen octrooirechtelijke bescherming meer voor heeft (het productoctrooi), kan een ‘carve-out’ worden toegepast. Dit betekent dat in de samenvatting van de productkenmerken van het generieke geneesmiddel indicaties of doseringsvormen van het referentiegeneesmiddel die nog onder de bescherming van het octrooirecht vallen (het gebruiksoctrooi), worden geschrapt.

Kern van de discussie

Bij de aanvraag van een handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel heeft de aanvrager een keuze: hij kan bij de aanvraag of een ‘full-labelversie’ van de samenvatting van de productkenmerken van generieke geneesmiddelen indienen (dus zonder toepassing van een carve-out) of een carve-out versie. Soms wordt een full-labelversie ingediend omdat de aanvrager voor het generiek geneesmiddel niet op de hoogte is van de octrooirechtelijke bescherming van bepaalde indicaties of doseringsvormen. In dat geval kan de octrooihouder bezwaar maken tegen de full-labelversie van de samenvatting van de productkenmerken.

In de huidige regelgeving is niet uitdrukkelijk bepaald wat het gevolg is van een carve-out in de samenvatting van de productkenmerken van een generiek geneesmiddel voor de omvang van de handelsvergunning voor het generieke geneesmiddel. Omvat de handelsvergunning dan ook die onderdelen die onder de carve-out vallen of niet? Met name is onduidelijk wat het gevolg is wanneer de carve-out wordt toegepast nadat de handelsvergunning al is verleend. Blijft de handelsvergunning in volle omvang van kracht of moet de handelsvergunning beperkt worden tot de resterende, niet onder de carve-out vallende betrokken indicaties en doseringsvormen.

De praktijk van het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (Nederlandse autoriteit voor de toelating van geneesmiddelen (‘CBG’)) is om de full-labelversie van de samenvatting op haar website te publiceren en deze niet aan te passen met een carve-out. Ook niet wanneer daar om wordt verzocht door de fabrikant van het referentiegeneesmiddel.

Of deze praktijk in overeenstemming is met Unierecht is door het gerechtshof Den Haag voorgelegd aan het HvJEU[2].

De AG bij het HvJEU merkt in zijn conclusie onder meer op[3]:

  • dat een carve-out in elk geval in het stadium van de aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een generiek geneesmiddel kan worden toegepast. Dit zegt nog niets over de vraag of het ook mogelijk is om pas na de verlening van de handelsvergunning een carve-out toe te passen.
  • Dat toepassing van een carve-out na de verlening van de vergunning noodzakelijk kan worden wanneer de vergunninghouder er pas na verlening van de vergunning bekend mee wordt dat een indicatie of doseringsvorm van het referentiegeneesmiddel nog geoctrooieerd is.
  • dat een nationale rechter op verzoek van de octrooihouder een vergunninghouder kan verplichten om een carve-out toe te passen.
  • dat het een fundamenteel beginsel van het ‘farma-acquis’ is dat de toegelaten en de op de markt gebrachte versie van een geneesmiddel moeten overeenstemmen. Dit betekent dat een vergunninghouder toestemming van de bevoegde autoriteit moet hebben om de samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiter van een geneesmiddel te wijzigen. De samenvatting van de productkenmerken vormt immers een integraal onderdeel van de vergunning voor een geneesmiddel en omschrijft de kenmerken van de toegelaten versie ervan.
  • Dat het achteraf toe passen van een carve-out noodzakelijk kan zijn. De octrooibescherming kan per lidstaat anders zijn.
  • Dat het verzoek van een vergunninghouder om alsnog een carve-out op te nemen dient te worden aangemerkt als een verzoek tot beperking van de handelsvergunning voor dit generieke geneesmiddel tot de overige indicaties of doseringsvormen.

Het HvJEU overweegt in het arrest:

  • dat in richtlijn 2001/83 is bepaald dat „[d]e bevoegde autoriteit [...] alle nodige maatregelen [treft] om ervoor te zorgen dat de gegevens in de samenvatting in overeenstemming zijn met de bij of na het verlenen van de handelsvergunning aanvaarde gegevens”.
  • dat een vergunninghouder de bijsluiter of de samenvatting van de productkenmerken niet mag wijzigen zonder dit aan de bevoegde autoriteit mee te delen teneinde voor deze wijziging de goedkeuring te verkrijgen van die autoriteit.
  • dat de aanvrager van een handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel de reikwijdte van zijn aanvraag beperkt door in de samenvatting van de productkenmerken indicaties of doseringsvormen van het referentiegeneesmiddel niet te vermelden. De bevoegde nationale autoriteit beschikt daarbij niet over een beoordelingsmarge.
  • dat het standpunt van de Nederlandse regering, dat de beslissing van de vergunninghouder van  een generiek product om gebruik te maken van een carve-out, niet van invloed is op de reikwijdte van de handelsvergunning, dus onjuist is.
  • dat het standpunt van de Nederlandse regering niet te rijmen valt met het fundamentele uitgangspunt dat elk in de handel gebracht geneesmiddel moet voldoen aan de voorwaarden van de handelsvergunning, die tot uitdrukking moeten komen in de samenvatting van de productkenmerken.
  • dat de vergunninghouder voor het generieke geneesmiddel, na afloop van het tijdvak van bescherming door een octrooi van een indicatie die onder de handelsvergunning voor het referentiegeneesmiddel valt, de bevoegde autoriteit kan verzoeken om deze indicatie toe te voegen aan die welke al zijn toegelaten voor het generieke geneesmiddel.
  • Dat dit alles betekent dat wanneer een aanvrager of houder van een handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel aan de bevoegde nationale autoriteit melding maakt van een bijsluiter of een samenvatting van de productkenmerken van dat geneesmiddel waarin gebruik is gemaakt van een carve-out (indicaties of doseringsvormen die nog onder het octrooirecht vallen op het tijdstip waarop het geneesmiddel op de markt wordt gebracht zijn weggelaten), dit een verzoek vormt tot beperking van de reikwijdte van de handelsvergunning voor het generieke geneesmiddel.
Wat betekent dit voor de praktijk

Tot 2009 publiceerde het CBG de samenvatting en bijsluiter rekening houdende met de carve-out. In 2009 heeft het CBG die praktijk verlaten en publiceerde hij alle gegevens over het referentiegeneesmiddel, zelfs wanneer de aanvrager meedeelt dat hij bepaalde gegevens achterwege wil laten. In 2017 heeft het CBG haar praktijk wederom aangepast. Indien de vergunninghouder van het generieke geneesmiddel mededeelt dat bepaalde indicaties of doseringsvormen niet zijn opgenomen in de samenvatting en bijsluiter, geeft het CBG dit aan met een asterisk vergezeld van de volgende tekst:

„* Deze toepassing wordt beschermd door een octrooi [...] van een andere [houder van een VHB]. Meer informatie hierover vindt u op de website van het CBG, www.cbg-meb.nl.”

Als gevolg van deze uitspraak zal het CBG haar praktijk moeten aanpassen. Wanneer een aanvrager voor een handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel gebruik maakt van een carve-out, dan zal het CBG deze versie van de samenvatting en bijsluiter moeten publiceren zonder melding te maken van een indicatie of doseringsvorm die nog wordt beschermd door een octrooi van de fabrikant van het referentiegeneesmiddel.

Nadat de beschermingstermijn voor die indicaties of doseringsvormen is verstreken, kan de vergunninghouder van het generiek geneesmiddel om een wijziging van de handelsvergunning verzoeken.


[1] HvJEU 14 februari 2019, C-423/17

[2] Gerechtshof Den Haag, 4 juli 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1935

[3] Conclusie van Advocaat-Generaal J. Kokott van 4 oktober 2018

[post_title] => Nederlandse carve-out praktijk geneesmiddelen onderuit [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nederlandse-carve-out-praktijk-geneesmiddelen-onderuit [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:55:50 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:55:50 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=13358 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 13234 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-01-31 15:01:52 [post_date_gmt] => 2019-01-31 14:01:52 [post_content] => Wanneer mag vlees ‘Schwarzwälder Schinken’ worden genoemd? Schwarzwälder Schinken is een Beschermde Geografische Aanduiding (BGA) in de zin van Verordening (EG) nr. 510/2006[1]. De benaming „Schwarzwälder Schinken” is op verzoek van de vereniging Schutzverband der schwarzwalder Schinkenhersteller, sinds 25 januari 1997 geregistreerd als BGA.
Wat is een Beschermde Geografische Aanduiding?
De Beschermde Geografische Aanduiding geeft aan dat ten minste één van de stadia van productie, verwerking of bereiding plaatsvindt in een bepaald gebied. Daarbij geldt dat er een verband moet bestaan tussen het product en een bepaald gebied. Een Nederlands voorbeeld is ‘Goudse kaas’. Het is een soort keurmerk. De producten die aan de criteria voldoen mogen het BGA logo voeren:           Iedere GBA heeft een productdossier. In dat productdossier is een beschrijving opgenomen van de werkwijze voor het verkrijgen van het product.  Dat kan omvatten een beschrijving van de authentieke en onveranderlijke plaatselijke werkwijzen, elementen betreffende de verpakking en een beschrijving hoe de oorsprong te waarborgen of de controle te verzekeren. Dit laatste speelt met name wanneer is opgenomen (en gerechtvaardigd) dat het verpakken van het product in het afgebakende geografische gebied moet plaatsvinden om de kwaliteit te behouden. De vereniging heeft verzocht om aan het productdossier toe te voegen dat het in plakken snijden en verpakken van het product enkel in het productiegebied mag worden verricht. De Duitse rechter heeft daar vragen over gesteld aan het HvJEU. Het HvJEU overweegt[2]:
  • het vereiste dat een door een BGA beschermd product wordt verpakt in een afgebakend geografisch gebied moet erop gericht zijn om de kwaliteit te behouden, de oorsprong te waarborgen of de controle van dat product te verzekeren;
  • de voorwaarde dat het in plakken snijden en verpakken van het product enkel in het productiegebied mag plaats vinden, wordt geacht in overeenstemming te zijn met het Unierecht. Echter dit is alleen het geval indien is aangetoond dat zij een noodzakelijke en redelijke voorwaarde is voor het behoud van de kwaliteit van het betrokken product, het waarborgen van de oorsprong ervan of het verzekeren van de controle van het productdossier van die BGA.
  • Het vereiste van snijden en verpakken binnen het productiegebied is enkel relevant als het verpakken buiten het geografische productiegebied van dat product een verhoogd gevaar met zich brengt voor de kwaliteit van dat product zelf.
  • De vereniging heeft ook de traceerbaarheid van producten als argument voor haar verzoek genoemd. Echter niet is aangetoond dat het verpakken in het geografische productiegebied noodzakelijk is om de oorsprong van het product te waarborgen.
  • De conclusie is dat het vereiste dat een door een BGA beschermd product in zijn geografisch productiegebied wordt verpakt, is gerechtvaardigd indien dit een noodzakelijke en evenredige voorwaarde is voor het behoud van de kwaliteit van het product, het waarborgen van de oorsprong ervan of het verzekeren van de controle van het productdossier van de BGA.
  • Vervolgens moet de Duitse rechter beoordelen of dit vereiste naar behoren is gerechtvaardigd door een van de bovengenoemde doelstellingen met betrekking tot de BGA „Schwarzwälder Schinken”.
Conclusie
Het verlenen van een BGA betekent een concurrentievoordeel voor degene die deze aanduiding kunnen gebruiken. Echter het vormt ook een beperking van de mededinging. Bij de beoordeling speelt een rol dat consumenten steeds meer waarde hechten aan dergelijke aanduidingen voor streekproducten. Daarom moeten deze beantwoorden aan de verwachtingen van de consumenten met betrekking tot kwaliteitsproducten en een vaststaande geografische oorsprong. Dit alles kan met zich brengen dat de producten gesneden en verpakt moeten worden in het productiegebied om de aanduiding te mogen gebruiken. De Europese Commissie heeft in haar beschikkingspraktijk al eerder geoordeeld dat een dergelijke vereist gerechtvaardigd is. Het is aan de vereniging om aan materiaal aan te dragen waarom dit vereiste gerechtvaardigd is. [1] Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB 2006, L 93, blz. 12), en van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB 2012, L 343, blz. 1) [2] HvJEU 19 december 2018, C 367/17, ECLI:EU:C:2018:1025 [post_title] => Schwarzwälder Schinken verpakken buiten het Zwarte Woud [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => schwarzwalder-schinken-verpakken-buiten-het-zwarte-woud [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:55:53 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:55:53 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=13234 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 18947 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-12-23 11:01:11 [post_date_gmt] => 2019-12-23 10:01:11 [post_content] => Het komt in de praktijk regelmatig voor. Een IT leverancier krijgt opdracht om een softwarepakket te installeren. Vaak begint het met een onderzoek waarin de leverancier en beoogd afnemer gaan kijken of het software pakket past bij de wensen en behoeften van de afnemer. Daarvoor heeft de klant soms een lijstje gemaakt met de functionele vereisten waar het nieuwe software pakket aan moet voldoen. In overleg met de afnemer maakt de leverancier dan vaak een scope document. In dat document wordt beschreven waar de te leveren software aan moet voldoen, hoe het ontwikkel- en implementatietraject eruit gaat zien, wat de planning is, wat van de afnemer wordt verwacht, etc. Soms kiezen partijen voor een andere manier van werken: agile (scrum). Daarbij gaat het minder om de documentatie en meer om het inspelen op (onverwachte) ontwikkelingen tijdens het proces. Hoe dan ook, uiteindelijk moet de leverancier de software opleveren. En dan kan het voor komen dat de afnemer niet tevreden is. Soms gebeurt dat al eerder omdat de afnemer al eerder in het traject ontevreden is, bijvoorbeeld omdat het project vertraging heeft opgelopen. Het gevolg kan zijn dat de afnemer van de overeenkomst af wil. Hij wil de overeenkomst dan beëindigen, de betaalde bedragen terug betaald krijgen, geen nieuwe facturen meer ontvangen en mogelijk zelfs een vergoeding ontvangen voor geleden schade.
Ingebrekestelling – verzuim – ontbinding overeenkomst
En dan komen juristen in beeld en wordt de overeenkomst erbij gepakt. Rechten en verplichtingen van de leverancier en de afnemer zijn vastgelegd in de overeenkomst. Daarnaast zijn waarschijnlijk algemene voorwaarden en Nederlands recht van toepassing verklaard. Ook daar zijn rechten en verplichtingen in te vinden. Op basis van dat geheel moeten partijen hun strategie en acties bepalen. Wanneer de afnemer van de overeenkomst af wil, dan zal deze de overeenkomst moeten ontbinden. Onder bepaalde voorwaarden kan dit. Daarvoor is vereist dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de leverancier. Bij de implementatie van software wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘maatwerk’ software en ‘standaard’ software. Hoe meer maatwerk elementen er zijn, hoe meer een afnemer moet accepteren dat trajecten vertraging op kunnen lopen omdat ze ingewikkeld zijn. Bij standaard software (‘van de plank’) mag de afnemer verwachten dat de leverancier toezeggingen (over functionaliteit, planning, etc.) strikt nakomt. De drempel om te kunnen ontbinden is afhankelijk van wat partijen daar over hebben afgesproken. Wanneer er niets is afgesproken, dan geldt het wettelijk uitgangspunt. Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij de andere partij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden. Dit tenzij het maken van een uitzondering hierop gerechtvaardigd is. De andere partij moet daarvoor wel in verzuim zijn. Dit betekent dat een laatste gelegenheid moet zijn gegeven om alsnog verplichtingen na te komen. Dit is door de Hoge Raad[1] zo uitgelegd dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Soms wordt in een overeenkomst (of algemene voorwaarden) een hogere drempel gecreëerd. In het eerdergenoemde arrest van de Hoge Raad is aangegeven dat partijen een hogere drempel kunnen creëren. Bijvoorbeeld door overeen te komen dat de overeenkomst alleen ontbonden kan worden bij het schenden van een ‘material obligation’. Degene die de overeenkomst ontbindt moet stellen en bewijzen dat sprake is van schending van een wezenlijke verplichting. Dit is recent nog overwogen door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch[2] in een procedure tussen het Tweesteden ziekenhuis en Alert.
Stichting Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis / Alert Life Sciences Computing B.V
Deze zaak heeft al tot verschillende uitspraken geleid. Het meest recent is de uitspraak van 17 december 2019 van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak is gelinked aan de procedures tussen Alert en het Jeroen Bosch ziekenhuis. In die zaak is de meest recente uitspraak het arrest van 23 maart 2018 van de Hoge Raad. Alert had, in opdracht van het ziekenhuis, software ontwikkeld en geïmplementeerd. In de uitspraak van het hof ’s-Hertogenbosch gaat het (nog) om de vraag of het ziekenhuis de overeenkomst gerechtvaardigd heeft ontbonden. Het ziekenhuis heeft de overeenkomst ontbonden omdat er sprake was van vier tekortkomingen. Het hof somt de gestelde tekortkomingen op: ‘De eerste tekortkoming heeft betrekking op de kwaliteit van de software. Deze bevat niet de overeengekomen functionaliteiten, kent ernstige ontwerpfouten en is ongeschikt voor de Nederlandse markt. Ten tweede is Alert tekortgeschoten omdat zij het Implementatieplan en de daarin opgenomen implementatieaanpak niet heeft gevolgd. Ten derde is Alert tekortgeschoten omdat haar projectorganisatie en projectmanagement inadequaat is. De vierde tekortkoming ziet op de in het Implementatieplan gestelde termijnen. Alert heeft continue deadlines niet gehaald, waardoor het project substantieel is vertraagd.’ Het hof herhaalt dat Alert zich heeft verbonden tot levering, ontwikkeling en implementatie van door hen vervaardigde complexe software. De door het hof ingeschakelde deskundigen hebben geconcludeerd dat het ging om een implementatieproject inclusief gespecifieerde aanpassingen in de software. Daarbij geldt dat partijen niet gelijkwaardig waren. Alert is de deskundige. Ook het gegeven dat het ziekenhuis een adviesbureau had ingehuurd voor de begeleiding, maakt dit niet anders. Deze niet gelijkwaardige positie heeft grote gevolgen. Zo oordeelt het hof bijvoorbeeld dat het niet functioneren van de stuurgroep, met het ziekenhuis als voorzitter en secretaris, toch een verantwoordelijkheid is van Alert omdat zij een leidende rol heeft in het project.
‘in breach or default of any of its material obligations’?
Niet halen go- live datum
Het ziekenhuis stelt dat zij op die grond heeft kunnen ontbinden. Het hof had al in een eerder arrest[3] overwogen dat ‘de Go-Live datum van 31 maart 2012 een fatale termijn impliceert en dat de tussentijdse opleverdata niet geheel vrijblijvend zijn, omdat die zijn opgenomen met het oog op die fatale termijn. Het niet-halen van de tussentijdse opleverdata, althans de duur van de overschrijding, kan de ontbinding van de overeenkomst dus rechtvaardigen’. Het hof overweegt dat het niet halen van de Go-Live datum in redelijkheid als een schending van ‘material obligations’ mag worden opgevat. Immers, het ziekenhuis had naar voren gebracht dat zij er groot belang bij had dat de planning van Alert c.s. ‘hard’ was en dat vertragingen voor het ziekenhuis problematisch waren. Alert heeft nog gesteld dat de inbreng van het ziekenhuis onvoldoende was waardoor vertraging is opgelopen. Het hof verwerpt dit en overweegt dat Alert bij het opstellen van het implementatieplan een te volgzame rol heeft gespeeld en ook haar leidende rol onvoldoende in de stuurgroep tot uitdrukking heeft laten komen. Ook het hof is van oordeel dat er bij Alert sprake was van slecht projectmanagement. Dit kwam door het ‘vertrek van de Nederlandse projectleider van Alert Nederland, de talrijke wisselingen in het management van Alert c.s. (met name van Alert Nederland), de slechte communicatie tussen Alert Nederland en Alert Portugal en het voortdurend niet nakomen van afspraken door Alert c.s..
‘anticipatory breach’
Door het ziekenhuis is gesteld dat zij de overeenkomst kon ontbinden omdat vast stond dat Alert toch niet meer kon nakomen zonder tekortkoming. De wet kent de mogelijkheid van ‘anticipatory breach’. Artikel 6:80 BW bepaalt dat de gevolgen van niet-nakoming intreden wanneer duidelijk is dat nakoming zonder tekortschieten onmogelijk zal zijn of wanneer de schuldenaar aangeeft dat hij niet na zal komen. Het hof overweegt dat het ziekenhuis zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zij de overeenkomst mocht ontbinden omdat vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn. Daarbij speelden een rol:
  • dat de fatale Go-Live datum niet meer haalbaar was.
  • de reeds opgelopen vertragingen en de hoeveelheid nog te verwachten werkzaamheden.
  • dat de voortgang van het project ernstig werd belemmerd doordat de projectorganisatie en projectmanagement van Alert c.s. inadequaat was.
  • dat Alert de fout had begaan in te stemmen met de demonstratie van de medicatiefunctionaliteit. Hierdoor ontstond er binnen het ziekenhuis de vrees dat het project geen succes zou worden. Deze is vrees is later gerechtvaardigd gebleken.
Mocht het ziekenhuis betaling van facturen opschorten?
Het ziekenhuis had betaling van verschillende facturen opgeschort omdat zij ontevreden was over de planning. Als reactie daarop had Alert personeel van het project gehaald. Het hof oordeelt dat het ziekenhuis gerechtvaardigd betaling had opgeschort. Immers het was aan Alert te wijten dat het project niet opschoot.
Moet Alert nu alle ontvangen bedragen terugbetalen aan het ziekenhuis?
Omdat het ziekenhuis de overeenkomst heeft ontbonden, vordert zij terugbetaling van alle bedragen die zij betaald heeft aan Alert. Dit volgt uit de wettelijke ongedaanmakingsverplichtingen na het ontbinden van een overeenkomst. Het ziekenhuis vordert terugbetaling van in totaal € 4.620.253,97. Dit bedrag is als volgt samengesteld: totaal voor verrichte diensten: € 1.126.738,84 en totaal voor licenties: € 3.493.515,13.
Moet Alert daarnaast een aanvullende schadevergoeding betalen?
Het ziekenhuis vordert, naast terugbetaling van debetaalde facturen, ook een aanvullende schadevergoeding. Indien er geen beperking van aansprakelijkheid zou zijn opgenomen, dan zou het ziekenhuis ook een aanvullende schadevergoeding kunnen vorderen. In de overeenkomst is echter een bepaling opgenomen die de aansprakelijkheid van Alert beperkt tot de betaalde bedragen en tot directe kosten. Daarom beperkt het ziekenhuis haar schadevergoeding tot € 4.620.253,97, zijnde het bedrag dat is betaald. De overeenkomst is in het Engels en dus, zo overweegt het hof, ‘mag acht worden geslagen op de perceptie van partijen van de daarin gebruikte Engelse termen’. Bij de uitleg van de overeenkomst speelt een rol dat het concept is gemaakt door de leverancier (Alert), dat over bepaalde bepalingen niet expliciet is gesproken en dat beide partijen professionele partijen zijn. Het hof oordeelt dat het ziekenhuis eenmaal een vergoeding kan vorderen uit welke hoofde dan ook bij beëindiging van de overeenkomst. Het ziekenhuis kan niet ‘tweemaal’ het bedrag van € 4.620.253,97 vorderen zoals zij doet. Daarbij spelen een rol de volgende passages uit de overeenkomst:
  • Alert is op zijn hoogst aansprakelijk tot ‘an amount equal to the sum of the fees paid by the customer to Alert under this agreement’
  • The limitation of liability as provided herein reflects the allocation of risk and the material inducement for Alert to enter this agreement;
  • De beperking van de aansprakelijkheid geldt ‘for claims under and in connection with this agreement, whether for liability in contact, tort or otherwise’.
Mag Alert een beroep doen op deze contractuele beperking van aansprakelijkheid?
Het ziekenhuis had nog gesteld dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat Alert een beroep kan doen op dit exoneratiebeding (beperking van aansprakelijkheid). Het hof is het daar niet mee eens. Dit zou alleen anders zijn wanneer er aan de zijde van Alert sprake zou zijn van opzet of bewuste roekeloosheid.
Wat betekent dit voor de praktijk
 1. Voor een leverancier van software
  • Als leverancier bent u de deskundige en moet u leidinggeven aan het project. Een slecht projectmanagement zal aan u worden verweten.
  • Het loont om in een overeenkomst de aansprakelijkheid te beperken. Wanneer dit expliciet in de overeenkomst is opgenomen (niet alleen wegstoppen in algemene voorwaarden) en wanneer dit wordt besproken in de contractonderhandelingen, dan is een afnemer hieraan gebonden.
  • Ook bij complexe software kan het niet halen van opleverdata / testdata juridische gevolgen hebben. Wanneer het project vertraging oploopt, en de afnemer kan daar een verwijt van worden gemaakt, leg dit dan vast en leg ook vast dat in onderling overleg de planning wordt aangepast.
2.  Voor een afnemer van software
  • Voorkom dat u verantwoordelijkheid voor het projectmanagement naar u toe haalt. Laat deze liggen bij de leverancier.
  • Het onderhandelen over contractsbepalingen heeft ook een nadeel. Wanneer bepalingen expliciet zijn besproken, dan bent u daar meer aan gebonden dan wanneer het ‘standaard’ bepalingen zijn in het modelcontract van de leverancier.
  • Wanneer u bij een wanprestatie van de leverancier ook een aanvullende schadevergoeding wilt kunnen vorderen, dan moet u dat expliciet in de overeenkomst vastleggen. Zeker met buitenlandse contractspartijen.
  • Wanneer de leverancier opleverdata/testdata niet haalt, en dit heeft grote gevolgen voor u, leg dit goed vast.
  • Wanneer een datum een ‘fatale’ (uiterste) datum moet zijn, dan moet u dat uitdrukkelijk zo benoemen. Zie ook een eerder blog hierover.
Voor beiden geldt dat het verstandig is om aandacht te besteden aan de inhoud van de overeenkomst en de verslaglegging van het proces. Wij hebben ervaring met software geschillen. Onderdeel van onze ervaring is het procederen in software geschillen. Zowel bij de burgerlijke rechter als in arbitrage bij het SGOA. Dit betekent dat wij weten waar, in welke fase van een project, juridisch gezien, op moet worden gelet c.q. wat moet worden vastgelegd. [1] Hoge Raad, 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810 [2] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 17 december 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4535 (Tweesteden ziekenhuis/Alert) [3] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 3 november 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4428 [post_title] => Wanneer kan een IT overeenkomst worden ontbonden? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-kan-een-it-overeenkomst-worden-ontbonden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:38 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18947 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 260 [max_num_pages] => 26 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 4557c2d511897efc9b9963b50399ed3b [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Het komt in de praktijk regelmatig voor. Een IT leverancier krijgt opdracht om een softwarepakket te installeren. Vaak begint het met een onderzoek waarin de leverancier en beoogd afnemer gaan...
Lees meer
Op 4 oktober 2019 heeft vleeswarensnijderij Offerman een veiligheidswaarschuwing afgegeven. Vleeswaren afkomstig van dit bedrijf waren mogelijk besmet met de listeria bacterie. De Listeria bacterie leidt bij gezonde mensen met...
Lees meer
Is het interieur van een winkel beschermd? Dit kwam aan de orde in de zaak over het interieur van de schoenwinkels van Shoebaloo. Dat heeft geleid tot het vonnis van...
Lees meer
Het bijhouden van een goede administratie is van groot belang voor ondernemingen. De verwerking van persoonsgegevens is daarbij onvermijdelijk. Maar persoonsgegevens mogen niet voor onbeperkte duur worden bewaard. Daarvoor gelden...
Lees meer
Bij het vormgeven van een (industrieel) gebruiksvoorwerp worden keuzes gemaakt. Die keuzes kunnen leiden tot een vorm waardoor het product zich kan onderscheiden van vergelijkbare producten. Een bekende of originele...
Lees meer
Op 17 april 2019 is een Europese richtlijn[1] vastgesteld die oneerlijke handelspraktijken in de food moet aanpakken. Met name moeten leveranciers van landbouw- en voedingsproducten worden beschermd tegen oneerlijke handelspraktijken...
Lees meer
De feiten. Deze vraag kwam aan de orde in een geschil tussen Luxury Bedding Company en Luxury Beds. Beide ondernemingen verkopen luxe bedden, boxsprings en matrassen. Luxury Bedding Company bestaat...
Lees meer
Mag een concurrent mijn merk gebruiken voor het maken van reclame? Voor ondernemers is het vaak nog onduidelijk in hoeverre dit is toegestaan. In dit artikel licht ik de basisprincipes...
Lees meer
Het HvJEU vindt[1] dat de in Nederland gangbare praktijk met de carve-out voor nog geoctrooieerde indicaties van een referentiegeneesmiddel, niet conform EU-regelgeving is. Dit gaat gevolgen hebben voor de (aanvraag...
Lees meer
Wanneer mag vlees ‘Schwarzwälder Schinken’ worden genoemd? Schwarzwälder Schinken is een Beschermde Geografische Aanduiding (BGA) in de zin van Verordening (EG) nr. 510/2006[1]. De benaming „Schwarzwälder Schinken” is op verzoek...
Lees meer