Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 20
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 20
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => all
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 6
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1472
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (6)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 190, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 10039
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2016-11-01 10:18:02
                    [post_date_gmt] => 2016-11-01 09:18:02
                    [post_content] =>  

Bring your own device. Is de werkgever aansprakelijk voor illegale software op een privé device (laptop) van een werknemer? Ja zegt de rechter. Zodra dit device ‘functioneel’ in het bedrijf wordt gebruikt. Hoe zit het andere devices dan een laptop? Hoe zit het met freelancers, stagiaires, etc.? En wat is de schade die je dan moet betalen? De licentievergoeding voor het gehele gedownloade pakket? Of alleen de modules die zijn gebruikt?

De feiten
In 2006 koopt een Altrax twee licenties voor bepaalde software van Siemens, inclusief een abonnement voor updates en onderhoud. Dat abonnement wordt per 2009 beëindigd. Daarna mag Altrax de software blijven gebruiken, echter zij krijgt geen updates meer. In 2012 treedt een nieuwe werknemer in dienst bij Altrax. Deze werknemer werkt voor Altrax met zijn eigen laptop. Na indiensttreding installeert hij, illegaal, op deze privé laptop een recentere versie van de software. Siemens komt daar achter omdat de software een beveiligingsmechanisme bevat. De software zendt een signaal naar Siemens wanneer de software wordt gebruikt zonder dat de gebruiker een origineel licentiebestand heeft. In 2014 krijgt Siemens meldingen van illegaal gebruik van de software vanaf een IP adres dat toebehoort aan Altrax. Siemens laat bewijsbeslag leggen onder Altrax waaronder op de privé laptop van de werknemer. Siemens vordert onder meer een schadevergoeding van Altrex omdat Altrax, althans haar ondergeschikte, een kopie van de software heeft geïnstalleerd en gebruikt op haar computers en derhalve verveelvoudigd in de zin van artikel 45i Aw, zonder dat zij daarvoor toestemming had.

Altrax verweert zich onder meer met de stelling dat zij niet op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor inbreuken van haar werknemer. De werknemer heeft geheel uit eigener beweging de software op zijn privécomputer geïnstalleerd. Altrex heeft haar werknemers verboden om illegale software te downloaden en te gebruiken.

De uitspraak[1]
Artikel 6:170 BW regelt de aansprakelijkheid van de werkgever voor handelingen van de ondergeschikte. De rechtbank overweegt dat voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 BW  sprake moet zijn van een functioneel verband tussen de opgedragen werkzaamheden en de foutieve gedraging. De aanwezigheid van een dergelijk verband wordt in de rechtspraak snel aangenomen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak[2] waaruit blijkt dat aan het aannemen van een functioneel verband niet in de weg staat dat de fout buiten werktijd of op een andere plaats dan waar de ondergeschikt zijn werkzaamheden normaal uitoefent, is begaan. Evenmin is doorslaggevend of de fout is gemaakt met gebruikmaking van zaken of middelen die door de werkgever aan de ondergeschikte ter beschikking zijn gesteld.

De rechtbank overweegt dat Altrex de kans heeft vergroot dat een werknemer een illegale versie van de software downloadt doordat binnen Altrex (een oudere versie van) de software werd gebruikt voor berekeningen zoals ook de werknemer in het kader van de aan hem opgedragen taken verrichtte. Dit wordt versterkt door een verklaring van de werknemer die verklaart dat hij de ‘gekraakte’ versie heeft gebruikt omdat hij dit programma wilde leren gebruiken en dat hij in het kader van de aan hem opgedragen taken als ‘senior’ voor Altrex-producten berekeningen maakt met de software. De rechtbank hecht verder belang aan het feit dat 47 van de 48 inbreuken zijn gepleegd gedurende werktijd en - deels - met gebruikmaking van het netwerk van Altrex.

De rechtbank overweegt verder dat het niet relevant is dat Altrex haar werknemers schriftelijk had verboden om software illegaal te downloaden. Onder verwijzing naar een eerdere uitspraak[3] overweegt de rechtbank dat voor het aannemen van een functioneel verband het noodzakelijk, maar ook voldoende is dat het downloaden, installeren en gebruiken van professionele software binnen de zeggenschap van Altrex viel.

Schadevergoeding
Siemens vordert als schadevergoeding een bedrag van € 135.814,= exclusief btw ter zake van gederfde licentievergoeding. Altrex stelt dat de schade moet worden vastgesteld op het bedrag dat Altrex zou hebben betaald indien zij een licentie voor het gehele pakket (dus álle modules) had gekocht. Immers in de illegale versie kon Altrex ook gebruik maken van álle modules van het pakket.

Altrex stelt dat zij nooit álle modules van het pakket zou hebben aangeschaft. Ook geen onderhoudscontract.

De rechtbank overweegt dat de schade moet worden begroot met in achtneming van de handhavingsrichtlijn[4]. Bij het berekenen van de schade moet met alle omstandigheden rekening worden gehouden. De benadeelde moet zoveel mogelijk in de toestand worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien er geen inbreuk zou hebben plaatsgevonden. Wanneer het lastig is om de concrete schade te bepalen, dan kan de rechter de schade begroten, bijvoorbeeld aan de hand van de misgelopen licentie-inkomsten.

De rechtbank overweegt dat bij het begroten van de schade niet meegenomen worden de modules die Altrex niet zou hebben aangeschaft. Altrex heeft in 2015 onderhandeld over een update van de versie en toen is alleen belangstelling getoond voor een update van de modules die Altrex gebruikte. Ook is niet  aannemelijk geworden dat Altrex een onderhoudscontact zou hebben afgesloten. De rechtbank begroot de schade op € 24.780,=. Siemens mag aantonen dat haar schade hoger is.

Siemens vordert ook een bedrag van € 33.318,= (zijnde 30 % van de door haar gevorderde gederfde licentievergoeding) ter zake van de waardevermindering van haar auteursrecht. Door het gebruik van illegale versies van de software lijdt zij reputatieschade en het gebruik heeft een mogelijk prijsdrukkend effect. De rechtbank wijst deze vordering af.

Siemens vordert ook een bedrag van € 5.000,= exclusief btw ter zake van redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid. Zij voert aan dat zij wereldwijd substantiële kosten voor opsporing en onderzoek maakt, onder andere bestaande uit het ontwikkelen van het beveiligingsmechanisme, het interpreteren van de ontvangen gegevens en het achterhalen van de inbreukmaker. De rechtbank wijst deze vordering toe. De rechtbank vindt het evident dat de ontwikkeling en het gebruik van het beveiligingsmechanisme en de opsporingsactiviteiten een (aanzienlijke) kostenpost vormt voor Siemens c.s.. Omdat Altrex aansprakelijk is voor alle schade die verband houdt met de inbreuk, is zij ook aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank stelt ex aequo et bono het deel van deze kosten dat aan Altrex kan worden toegerekend schattenderwijs vast op € 5.000,=.

Wat betekent dit voor de praktijk
Regelmatig ontvangen bedrijven een brief van de Business Software Alliance (BSA) waarin een bedrijf wordt uitgenodigd een check te doen of de licenties die in het bedrijf worden gebruikt in orde zijn. Regelmatig worden bedrijven door een deurwaarder en de BSA bezocht om alle in het bedrijf aanwezige servers, laptops, etc. te onderzoeken op de aanwezige software licenties. Tijdens het onderzoek wordt genoteerd welke (versies van) software aanwezig zijn. Vervolgens moet het bedrijf aantonen dat zij voor alle aanwezige software de benodigde licenties heeft. In veel gevallen lukt dat maar ten dele. Onder meer omdat oude versies niet worden verwijderd of een eerdere / gedowngrade versie wordt gebruikt. Het kan dan zijn dat er voor die eerdere / gedowngrade versie geen licentie aanwezig is.

Het komt ook regelmatig voor dat in het bedrijf eigen devices van werknemers, stagiaires of freelancers wordt gebruikt. Ook van die devices wordt genoteerd welke (versies van) software daarop staat. Regelmatig is het de discussie in hoeverre het bedrijf aansprakelijk is voor illegale software op dergelijke devices. Regelmatig is ook de vraag in hoeverre een privé device bij zo’n beslaglegging mag worden ingezien. Het device is aanwezig in het bedrijfspand maar is geen eigendom van het bedrijf.

Deze uitspraak leert ons dat zodra een functioneel verband wordt aangenomen, het bedrijf aansprakelijk is. En dus is het verstandig dat een bedrijf hier actief controles op uitvoert. Het is niet voldoende om te volstaan met een verbod op het illegaal downloaden van software in de arbeidsvoorwaarden of een handboek.

Ten aanzien van de schade leert deze uitspraak dat we moeten kijken naar wat een bedrijf zou hebben aangeschaft. De BSA en haar advocaten gaan in hun berekeningen vaak uit van een erg ruime uitleg en berekening. Deze uitspraak biedt mogelijkheden om daar weerwoord aan te bieden.

Deze uitspraak leert verder dat er ruimte is voor onderhandeling over de schade. Wij staan u daar graag in bij.

Zie ook branche Software & ICT

[1] Rechtbank Overijssel, 25 oktober 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:4111  
[2] HR 9 november 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA7557 (Groot Kievitsdal)
[3] HR 12 april 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD9124), NJ 2003, 138, Heijboer/De Branding)
[4] Richtlijn 2004/48 EG PbEU 2004, L 157/45
                    [post_title] => Werkgever aansprakelijk voor illegal download op privé laptop
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => werkgever-aansprakelijk-illegal-download-op-prive-laptop
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-11-29 10:03:51
                    [post_modified_gmt] => 2016-11-29 09:03:51
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10039
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [1] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 10027
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2016-10-25 12:00:43
                    [post_date_gmt] => 2016-10-25 10:00:43
                    [post_content] =>  

 

In deze procedure gaat het om de eisen worden gesteld aan parallelimport van medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek. Wanneer een product een CE markering heeft, moet de parallelimporteur dan een nieuwe conformiteitsbeoordelingsprocedure volgen voor het land van invoer?

De feiten
Roche verkoopt door haarzelf vervaardigde teststrips die bestemd zijn voor het zelf controleren van de bloedsuikerspiegel. Deze producten werden onderworpen aan een conformiteitsbeoordelingsprocedure door een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde, aangemelde instantie en zijn voorzien van een CE-markering. Roche verkoopt deze producten in Duitsland met een Duitstalige etikettering en gebruiksaanwijzing en met de meeteenheden „mmol/l” en „mg/dl”. Roche brengt deze producten in het Verenigd Koninkrijk in de handel met uitsluitend de meeteenheid „mmol/l”.

Servoprax koopt de twee typen door Roche Diagnostics vervaardigde teststrips in het Verenigd Koninkrijk, om deze in Duitsland door te verkopen. Servoprax voegt aan deze producten een in het Duits opgestelde etikettering en gebruiksaanwijzing toe. In de periode tussen juni 2010 en de herfst van datzelfde jaar, werden de grenswaarden van de door Servoprax verkochte hulpmiddelen uitsluitend uitgedrukt in „mmol/l”, net als het geval is met die welke worden verkocht in het Verenigd Koninkrijk.

Roche maakt bezwaar tegen de verkoop in Duitsland en stelt dat Servoprax de producten in Duitsland kan verkopen zonder ze te onderwerpen aan een aanvullende conformiteitsbeoordeling. Vervolgens heeft Servoprax op 13 december 2010 door een instantie in Nederland de desbetreffende producten laten certificeren. Roche vordert van Servoprax een schadevergoeding in verband met de verkoop van het product in de periode tot 13 december 2010. De rechter in eerste aanleg wijst de vordering. De hoger beroep rechter oordeelde dat Servoprax de nationale Duitse regeling inzake de etikettering van medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek had geschonden. Vervolgens worden aan het Hof van Justitie EU twee vragen gesteld over de uitleg van bepalingen die gebaseerd zijn op een Europese richtlijn.

De uitspraak[1]
Met zijn twee vragen wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 9 van richtlijn 98/79[2] aldus moet worden uitgelegd dat een parallelimporteur van een voor zelfdiagnose bestemd hulpmiddel voor het meten van de bloedsuikerspiegel, dat is voorzien van een CE-markering en dat onderworpen is geweest aan een conformiteitsbeoordeling door een aangemelde instantie, verplicht is een nieuwe beoordeling uit te voeren om de conformiteit van de etikettering en de gebruiksaanwijzing van dit hulpmiddel na de vertaling daarvan in de officiële taal van de lidstaat van invoer te bevestigen.

Richtlijn 98/79 harmoniseert de essentiële eisen waaraan de binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek moeten voldoen. Wanneer die middelen voldoen aan de geharmoniseerde normen, en gecertificeerd zijn volgens de in die richtlijn voorgeschreven procedures, moet ervan worden uitgegaan dat zij in overeenstemming zijn met die essentiële eisen, en moeten zij dus worden beschouwd als geschikt voor het gebruik waarvoor zij zijn bestemd.

Uit artikel 16 (1) en artikel 4 (1) volgt dat voor hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek waarvan de conformiteit met de essentiële eisen van richtlijn 98/79 is gecertificeerd en die zijn voorzien van een EG-markering, vrij verkeer in de gehele Unie moet gelden, zonder dat een lidstaat kan eisen dat een dergelijk product wordt onderworpen aan een nieuwe conformiteitsbeoordelingsprocedure.

Het hof overweegt dat hoewel de lidstaten verplicht zijn om met betrekking tot een hulpmiddel voor zelfdiagnose als dat wat aan de orde is in het hoofdgeding, de vertaling van die informatie in hun officiële talen te verlangen, zij niet zover kunnen gaan dat zij van de importeur van een dergelijk hulpmiddel – dat is voorzien van een EG-markering en waarvan de conformiteit door een aangemelde instantie is beoordeeld – verlangen dat deze dit hulpmiddel voorlegt aan een aangemelde instantie teneinde de conformiteit van de door deze vertaalplicht teweeggebrachte wijzigingen te beoordelen.

Een persoon die in een lidstaat hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek koopt nadat deze in de Unie door de fabrikant ervan in de handel zijn gebracht, teneinde deze vervolgens door te verkopen in een andere lidstaat, en die de verpakking en de originele presentatie daarvan enkel wijzigt door het toevoegen van een etiket en gebruiksaanwijzing in de officiële taal/talen van de lidstaat van invoer, kan niet worden aangemerkt als degene die dit hulpmiddel „onder eigen naam” heeft herverpakt of in de handel gebracht. Onder dergelijke omstandigheden kan de parallelimporteur van voor zelfdiagnose bestemde hulpmiddelen, daar hij deze middelen niet onder eigen naam in de handel brengt, niet worden aangemerkt als „fabrikant” in de zin van richtlijn 98/79. En dus kan deze importeur niet worden verplicht de desbetreffende hulpmiddelen te onderwerpen aan een nieuwe conformiteitsbeoordelingsprocedure uit hoofde van artikel 9 van deze richtlijn, ter bevestiging van de conformiteit van de wijzigingen die hij aanbrengt op het etiket en in de gebruiksaanwijzing van dit hulpmiddel na de vertaling daarvan in de officiële taal van de lidstaat van invoer.

Ten aanzien van het enkel vermelden van de meeteenheid „mmol/l” overweegt het hof dat een dergelijke presentatie niet in strijd is met het Duitse recht. De Duitse regering heeft ter terechtzitting bovendien uitdrukkelijk ontkend dat er naar nationaal recht een verbod zou bestaan om hulpmiddelen voor het meten van de bloedsuikerspiegel te verkopen met uitsluitend de meeteenheid „mmol/l”.

Het hof herinnert er nog aan dat de richtlijn Lid-Staten verplicht om, wanneer zij hebben geconstateerd dat er sprake is van gevaar voor de gezondheid en/of de veiligheid van de patiënten, de gebruikers of, in voorkomend geval, andere personen dan wel de veiligheid van hun bezittingen, alle passende voorlopige maatregelen te nemen om deze hulpmiddelen uit de handel te nemen of om het in de handel brengen of de ingebruikneming van deze hulpmiddelen te verbieden dan wel te beperken.

Wat betekent dit voor de praktijk
Dit betekent dat een parallelimporteur van een voor zelfdiagnose bestemd hulpmiddel voor het meten van de bloedsuikerspiegel, dat is voorzien van een CE-markering en dat onderworpen is geweest aan een conformiteitsbeoordeling door een aangemelde instantie, niet verplicht is een nieuwe beoordeling uit te voeren om de conformiteit van de etikettering en de gebruiksaanwijzing van dit hulpmiddel met het oog op de vertaling daarvan in de officiële taal van de lidstaat van invoer te bevestigen.

[1] HvJEU 13 oktober 2016, zaak C‑277/15, Servoprax GmbH / Roche Diagnostics Deutschland GmbH http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=184504&doclang=NL
[2] richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (PB 1998, L 331, blz. 1)

Zie ook Life Sciences & Farma
                    [post_title] => Parallelimport van medisch hulpmiddel
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => parallelimport-medisch-hulpmiddel
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-10-25 17:10:59
                    [post_modified_gmt] => 2016-10-25 15:10:59
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10027
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [2] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9680
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2016-07-28 16:53:10
                    [post_date_gmt] => 2016-07-28 14:53:10
                    [post_content] =>  

Een food recall komt in de meeste gevallen onverwacht. De aanleiding kan divers zijn; een consument wordt ziek na het product te hebben gegeten, bij een routine controle wordt in een laboratorium een besmetting geconstateerd, een toeleverancier ontdekt een fout bij de productie van een grondstof, bij het verpakken van het product is een verkeerd etiket gebruikt, op een nieuwe etiket is een onjuiste samenstelling van het product vermeld, etc. En dan wordt aan u de vraag gesteld: moeten we het product recallen?

U vraagt zich aan bij wie moet ik wat melden? Hoe kan ik mijn schade beperken? De beslissingen die u nu neemt kunnen later van belang zijn bij het afwikkelen van de schade.

Zes tips wat te doen.
  1. Stel het gevaar van de besmetting vast. De general food law verplicht ieder levensmiddelenbedrijf om geen levensmiddelen op de markt te brengen die onveilig zijn. Een levensmiddel is onveilig wanneer het schadelijk is voor de gezondheid of wanneer het niet geschikt is voor menselijke consumptie. De eerste taak is dus om vast te stellen of het levensmiddel onveilig is. Door rechters is al bepaald dat de volksgezondheid voorop staat. Dit betekent dat wanneer er aanwijzingen zijn dat een levensmiddel onveilig is, er opgetreden moet worden. Het is daarbij niet nodig dat het onomstotelijk vast staat dat een product onveilig is. Een serieuze aanwijzing kan voldoende zijn om tot actie over te moeten gaan.
Tip: Stel dus als eerste vast of er een serieuze aanwijzing is dat het levensmiddel onveilig is.
  1. Meld ik het bij de NVWA? Wanneer u heeft vastgesteld dat er een aanwijzing is dat het levensmiddel onveilig is, dan moet u beoordelen tot welke actie u moet overgaan. Of u moet melden bij de NVWA kunt u beoordelen op basis van de meldwijzer op de website van de NVWA. Waarom zou u niet melden? Wanneer de melding onterecht blijkt te zijn heeft u wel de aandacht van de NVWA op u gevestigd. Dat kan leiden tot extra controles of tot het vaststellen van overtredingen van de warenwet(besluiten) die geen verband houden met het mogelijke onveilige levensmiddel. Waarom zou u wel melden? u voorkomt een sanctie omdat u had moeten melden en u kunt gebruik maken van de kennis en ervaring van medewerkers van de NVWA.
Tip: meldt een onveilig voedingsmiddel tijdig bij de NVWA.
  1. Verzamel bewijs. Nadat een recall heeft plaatsgevonden begint het zwarte pieren en begint het verhalen van schade. Degene aan wie u geleverd heeft zal zijn schade op u willen proberen te verhalen. En u zult uw schade willen proberen te verhalen op degene die u een onveilig voedingsmiddel (of grondstof, verpakking, etc. daarvoor) heeft geleverd. U moet hier ook al aandacht voor hebben tijdens de hectiek van het afwegen of een recall moet worden gehouden en tijdens de recall zelf. U wilt voorkomen dat degene die u later aanspreekt een claim kan afwenden met de stelling: had mij dat maar eerder laten weten dan had ik je schade kunnen beperken door dit of dat. U wilt dus voorkomen dat u niet tijdig heeft geklaagd of niet tijdig de andere partij aansprakelijk heeft gesteld. Daarnaast kan hetgeen wordt besproken, informatie die via mails, telefoon, whatsapp, rapporten wordt gewisseld later van belang zijn wanneer het gaat over wie is waarvoor aansprakelijk.
Tip: maak iemand verantwoordelijk voor het maken van verslagen van hetgeen wordt besproken, hoe en welke afspraken zijn gemaakt, wie wat onderzoekt, wat de uitkomsten van onderzoeken zijn, wie tot welke actie besluit, etc. Dat kan ook betekenen dat voicemail / app berichten of sms berichten worden bewaard. Later kan dat van essentieel belang zijn in de discussie wie waardoor en in welke omvang aansprakelijk is.
  1. Analyseer uw juridische positie. Na een recall gaat de discussie over wie waarvoor aansprakelijk is en wie wat aan de ander moet betalen. Ook tijdens de (afwegingen voorafgaand aan een) recall is het relevant om te weten wat uw juridische positie is. Een afweging kan anders uitpakken afhankelijk van de vraag of u voor gevolgschade aansprakelijk bent of niet. Uw juridische positie blijkt uit een analyse van de overeenkomsten met uw afnemer (en toeleverancier), zijn in- verkoopvoorwaarden van toepassing waarin aansprakelijkheid is beperkt, zijn deze voorwaarden onderdeel van de overeenkomst geworden (regelmatig worden voorwaarden niet op de juiste wijze van toepassing verklaard en zijn ze dus niet van toepassing), bent u voor een recall verzekerd, wat wordt wel en niet vergoed op basis van uw verzekering ( of de verzekering van uw leverancier), etc.
Tip: breng uw juridische positie zo spoedig mogelijk in kaart zodat u bij het maken van beslissingen over een recall daar rekening mee kunt houden.
  1. Beperk schade vooraf. Vaak kan schade door een recall vooraf beperkt worden door daar clausules over op te nemen in inkoop-/verkoopvoorwaarden en/of in de overeenkomst zelf. In veel inkoop- en productie overeenkomsten staat tegenwoordig een recallbepaling. Daar worden niet alleen praktische afspraken gemaakt (wie moet wat doen bij een recall), maar worden ook afspraken gemaakt over wie voor welke schade aansprakelijk is. Vaak worden leveranciers geconfronteerd met inkoopvoorwaarden die niet afgewezen kunnen worden. In de praktijk blijkt het vaak wel mogelijk om aanvullend op de inkoopvoorwaarden afspraken te maken die bepalingen in de inkoopvoorwaarden aanpassen, verzachten, aanvullen, etc. Denk daarnaast ook aan uw juridische structuur. Om schade van een recall bij een bepaalde activiteit te beperken kan het soms zinvol zijn deze activiteit in een aparte rechtspersoon onder te brengen.
Tip: beperk schade door een recall door in overeenkomen, inkoop-/verkoopvoorwaarden daar al aandacht aan te besteden. Daarnaast kunt u uw juridische structuur ook zo inrichten dat risicovolle activiteiten in een aparte rechtspersoon worden ondergebracht.
  1. Schakel deskundig advies in. Tijdens een recall is het zaak ook tijdig deskundig juridisch advies in te schakelen. Dat kan door contact met mij op te nemen. Ik heb ervaring met de voorbereiding, uitvoering en (juridische) afwikkeling van een food recall. Ik ben lid van de Nederlandse Vereniging voor Levensmiddelenrecht en heb diverse presentaties verzorgd over food recall.
Tip: neem contact op met mij op 06-50695916 of wijst@bg.legal. [post_title] => Help, een food recall, zes tips wat te doen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => help-food-recall-zes-tips [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-28 17:11:42 [post_modified_gmt] => 2016-07-28 15:11:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9680 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 9518 [post_author] => 6 [post_date] => 2016-06-27 16:33:13 [post_date_gmt] => 2016-06-27 14:33:13 [post_content] =>   united kingdom exit from europe relative image   Nu de Britten de EU gaan verlaten is het de vraag wat dit gaat betekenen voor de bescherming, gebruik en exploitatie van intellectuele eigendomsrechten (IP). Moeten licentie / distributieovereenkomsten worden aangepast? Moet naast een Uniemerk (zoals we sinds kort Europese / gemeenschapsmerken noemen) een UK merkregistratie worden gevestigd? Kunnen Nederlandse vonnissen nog in de UK ten uitvoer worden gelegd? In dit artikel zal ik aangeven welke actie is vereist om IP te beschermen. Algemeen Binnen de EU is een interne markt gecreëerd waar een vrij verkeer van goederen en diensten geldt. Nationale wetgeving, ook op het gebied van IP, mag geen barrière creëren voor de handel tussen lidstaten. Daarom staat EU regelgeving in hiërarchie boven nationale wetgeving. Bij de toepassing van nationale wetgeving moeten rechters, ook wanneer partijen er geen beroep op doen, EU regelgeving voorrang geven. Om de handel binnen de interne markt te bevorderen is er een Uniemerk (tot 23 maart jl. Gemeenschapsmerk genoemd), een geregistreerd gemeenschapsmodel en een niet-geregistreerd gemeenschapsmodel. Verder krijgen we in 2017 eindelijk een unie octrooi (genaamd: unitair octrooi). De nationale merken en modellen zijn blijven bestaan maar mogen geen onnodige handelsbelemmeringen opwerpen. Het nationale merken / modellenrecht wordt uitgelegd in overeenstemming met EU merken- en modellen regelgeving. Nu de Britten hebben gekozen voor "leave" zal de procedure van artikel 50 van het EU Verdrag (Verdrag van Lissabon) moeten worden gevolgd. Uiterlijk binnen een periode van twee jaar zullen de voorwaarden overeengekomen moeten worden voor het uittreden van de UK. Vergelijk dit met een convenant bij het ontbinden van een huwelijksgoederengemeenschap. In dit 'handelakkoord' zullen de voorwaarden worden vastgelegd waaronder de UK en de EU handel drijven. Zo'n akkoord heeft de EU ook met andere landen zoals onder ander Noorwegen en Zwitserland. Nederland heeft zo'n handelsverdrag met Oekraïne net weggestemd. Of en onder welke voorwaarden zo'n handelsverdrag met de UK er komt is onzeker en onduidelijk. In een dergelijk handelsverdrag zullen waarschijnlijk ook afspraken worden vastgelegd over IP gerelateerde onderwerpen. Uniemerk / gemeenschapsmodel Met een Uniemerk / gemeenschapsmodel heeft de houder een exclusief recht voor alle landen van de Europese Unie. Wanneer de UK uit de EU treedt dan betekent dit dat een Uniemerk / gemeenschapsmodel vanaf dat moment geen bescherming meer biedt in de UK. Het is nog onduidelijk of bestaande registraties makkelijk kunnen worden omgezet in een UK registratie. Wanneer dat niet kan dan zal een houder een nieuw UK merk / modelrecht moeten aanvragen. Voor een modelrecht is dat een probleem omdat dit nieuw moet zijn ten tijde van de aanvraag. Bij een nieuwe merkregistratie kan een probleem ontstaan wanneer bestaande UK merkhouders van een merk dat lijkt op het te registeren merk bezwaar maken tegen de registratie. Afhankelijk van de bekendheid van het merk in de UK kan daar met een beroep op inburgering of voorgebruik doeltreffend verweer tegen worden gevoerd. Actie: degene die nu nog geen UK merkregistratie heeft en alleen een Uniemerk heeft doet er verstandig aan tijdig een UK merkregistratie aan te vragen. Verder kan er een verschil gaan ontstaan in de uitleg van UK IP regelgeving en EU IP regelgeving. Zo worden er regelmatig door nationale rechters vragen aan het EU Hof van Justitie gesteld over de uitleg van begrippen. Zo zijn er bijvoorbeeld uitspraken over wanneer een merk een "bekend merk" is. De EU uitspraken zijn ook richting gevend voor nationale merken. UK rechters zijn na het uittreden niet meer gebonden aan uitspraken van EU rechters en dat kan leiden tot een andere uitleg. En dat kan weer leiden tot onduidelijkheid bij het gebruik van merken / modellen in de EU en de UK. Wat in de UK wel of niet mag zou anders kunnen zijn in de EU. Het is nog onduidelijk of brexit gevolgen zal hebben voor het akkoord wat eindelijk is bereikt over het unitair octrooi. Met een unitair octrooi verkrijgt de octrooihouder een octrooi in de gehele EU (uitgezonderd Spanje en Kroatië). Omdat alleen EU lidstaten deel kunnen nemen zal de UK hier niet aan kunnen deelnemen. Brexit heeft in ieder geval gevolgen voor de handhaving van IP rechten in en buiten de UK. Nu is het mogelijk dat een nationale rechter een uitspraak doet die ook in andere lidstaten ten uitvoer kan worden gelegd. Dat is handig en efficiënt bij inbreuken. Inbreuken zijn vaak niet beperkt tot één lidstaat. Na de brexit zal er meer geprocedeerd moeten worden met het risico van verschillende uitkomsten van de procedure in de EU en de UK. Licenties In een licentieovereenkomst kan zijn bepaald dat een licentienemer het recht krijgt om IP (en know how) te gebruiken in de landen van de Europese Unie. In dat geval is het gebied (territory) gedefinieerd als 'Europese Unie'. In een uitzonderingsgeval zijn landen van de Europese Unie expliciet benoemd. Wanneer de UK uit de Europese Unie treedt behoort het vanaf dat moment niet meer tot de Europese Unie en zou de UK vanaf dat moment dus niet meer tot het gebied behoren waar de licentienemer gebruiksrechten heeft gekregen. Actie: in een addendum bij een licentieovereenkomst dienen partijen nadrukkelijk afspraken te maken over uitbreiding van het gebied waardoor (expliciet) ook de UK tot het gebied gaat behoren. In veel overeenkomsten is bepaald dat aanpassingen / aanvullingen schriftelijk dienen te worden vastgelegd en ondertekend door de daartoe bevoegde personen. Alleen dan is de aanpassing/aanvulling rechtsgeldig. Dit betekent dat een email vastlegging van nieuwe afspraken waarschijnlijk dus niet voldoende is om rechtsgeldig te zijn. Distributie, agentuur  De regelgeving voor diverse vormen van een verticale overeenkomst ( distributie, franchise, exclusieve afname, etc) is bepaald door een Europese verordening (rechtstreeks van toepassing en dus vergelijkbaar met een nationale wet; bv verticale overeenkomsten, voedselveiligheid) of een Europese richtlijn (die in nationale wetgeving moet worden omgezet waardoor tussen lidstaten verschillen kunnen bestaan: bv agentuur). Door het uitreden van de UK zal nationale UK regelgeving mogelijk aangepast worden waardoor afgeweken wordt van EU regelgeving. De uitleg van het recht wordt, wanneer het is gebaseerd op EU regelgeving, in hoogste instantie bepaald door de Europese gerechten ( Gerecht van Eerste Aanleg en Hof van Justitie EU). Met het uittreden uit de EU worden uitspraken van deze gerechten in de UK niet meer bindend. Tenuitvoerlegging  In een aantal verdragen zijn afspraken gemaakt over de betekening in lidstaten, de erkenning van uitspraken van rechters in andere lidstaten en het recht dat van toepassing is (wanneer partijen daar geen afspraak over hebben gemaakt). Door het uittreden van de UK betekent dit dat deze verdragen niet langer werking hebben in de UK en met UK partijen. Zoals eerder aangegeven zal de uitleg van regelinggeving uiteen gaan lopen. Dit betekent dat de uitleg van regels over merken, distributie, agentuur, alleenverkoop, etc. uiteen zullen gaan lopen. Dit betekent dat bedrijven die zaken doen met UK bedrijven vaker dan nu (ook) een beroep zullen moeten doen op UK advocaten. Voor UK bedrijven zal gelden dat zij vaker (ook) een beroep zullen moeten doen op EU advocaten. Actie: wanneer in een overeenkomst is gekozen voor Engels recht dan zou dit heroverwogen moeten worden. De rechtsontwikkeling van het Engels recht zal anders gaan lopen dan het Nederlands / Europees recht. Conclusie  Bedrijven die IP rechten hebben die ook werking moeten hebben in de UK zouden moeten inventariseren wat voor IP zij hebben en of actie is vereist om deze rechten te behouden in de UK. Wanneer in een overeenkomst is gekozen voor Engels recht dan zou overwogen moeten worden om dit aan te passen nu, waarschijnlijk, de rechtsontwikkeling van de UK een andere gaat worden dan die in Nederland en de EU. Wanneer in een overeenkomst 'de Europese Unie' als gebied is genoemd waar rechten van toepassing zijn, dan zou dit in een addendum bij de overeenkomst aangepast moeten worden. [post_title] => Brexit vereist actie voor houders IP (merken, octrooien, etc) [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => brexit-vereist-actie-houders-ip-merken-octrooien [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-12 09:31:40 [post_modified_gmt] => 2016-07-12 07:31:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9518 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 7178 [post_author] => 6 [post_date] => 2015-11-02 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-11-02 00:00:00 [post_content] =>   Een vormmerk kan een interessante optie zijn om een monopolie te krijgen op de vorm van een product. Een modelrecht zou een andere optie zijn. Het grote voordeel van een merk is dat het in beginsel oneindig kan duren. Dit geldt niet voor een modelrecht. Nadat Nestlé in de UK een vormmerk registratie had gekregen voor de vorm van een chocoladeblok heeft Cadbury oppositie in gesteld tegen de merkregistratie. Dat heeft geleid tot vragen van de Britse rechter aan het Hof van Justitie EU over de uitleg van een artikel uit de Merkenrichtlijn. De uitspraak In artikel 3 van de Merkenrichtlijn is bepaald dat inschrijving van een vormmerk wordt geweigerd wanneer (i) het uitsluitend bestaat uit de vorm die door de aard van de waar wordt bepaald of (ii) uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen of (iii) de vorm een wezenlijke waarde aan de waar geeft. Nestlé heeft daarnaast gesteld dat wanneer inschrijving geweigerd zou moeten worden, het vormmerk inmiddels door het gebruik ervan onderscheidend vermogen heeft gekregen en om die reden inschreven zou moeten blijven. Uit het HvJ EU arrest Phillips / Remmington weten we dat wanneer één van de drie in de richtlijn vermelde gevallen zich voordoet, een dergelijk teken niet als merk kan worden ingeschreven. Uit dit arrest weten we verder dat wanneer inschrijving op grond van deze bepaling moet worden geweigerd, het teken daarna nooit onderscheidend vermogen kan krijgen door het gebruik ervan. De ratio achter artikel 3 Rl is te voorkomen dat als gevolg van de bescherming van het merkenrecht de merkhouder een monopolie wordt toegekend op technische oplossingen of gebruikskenmerken van een waar, waarnaar de gebruiker mogelijkerwijs in de waren van concurrenten zoekt. De verwijzende rechter stelt de vraag of inschrijving moet worden geweigerd wanneer de vorm alle drie de wezenlijke kenmerken heeft, waarvan er één wordt bepaald door de aard van de waar en er twee noodzakelijk zijn om een technische uitkomst te verkrijgen. Het hof overweegt dat inschrijving van een vormmerk moet worden geweigerd wanneer minstens een van de in die bepaling opgesomde gronden voor weigering van inschrijving volledig van toepassing is op de betrokken vorm. Dit betekent dus dat inschrijving van een vormmerk ook wordt geweigerd wanneer meer dan één weigeringsgrond aanwezig is en niet kan worden geweigerd wanneer een of meerdere weigeringsgronden gedeeltelijk aanwezig zijn. Het hof geeft verder aan dat de weigeringsgrond “tekens die uitsluitend bestaan uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen”, aldus moet worden uitgelegd dat het ziet op de manier waarop de betrokken waar functioneert en niet op de manier waarop deze wordt vervaardigd. HvJ EU 16 september 2015, C‑215/14. Wat betekent dit voor de praktijk:
  • Een verzoek om inschrijving van een vormmerk kan alleen worden geweigerd wanneer tenminste één van de weigeringsgronden volledig van toepassing is.
  • De weigeringsgrond “vorm die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen”, ziet op de manier waarop het product functioneert en niet op de wijze van vervaardiging.
Jos van der Wijst [post_title] => Vormmerk KitKat toegelaten [post_excerpt] =>

Een vormmerk kan een interessante optie zijn om een monopolie te krijgen op de vorm van een product. Een modelrecht zou een andere optie zijn. Het grote voordeel van een merk is dat het in beginsel oneindig kan duren. Dit geldt niet voor een modelrecht. Nadat Nestlé in de UK een vormmerk registratie had gekregen voor de vorm van een chocoladeblok heeft Cadbury oppositie in gesteld tegen de merkregistratie. Dat heeft geleid tot vragen van de Britse rechter aan het Hof van Justitie EU over de uitleg van een artikel uit de Merkenrichtlijn.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => vormmerk-kitkat-toegelaten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-29 14:27:01 [post_modified_gmt] => 2016-07-29 12:27:01 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/11/02/vormmerk-kitkat-toegelaten/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 7177 [post_author] => 6 [post_date] => 2015-10-26 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-10-26 00:00:00 [post_content] =>

Woordmerk voor kaas gaat onderuit omdat het beschrijvend zou zijn voor eigenschappen van de kaas die niet gemonopoliseerd mogen worden. Het voordeel van een merkregistratie is dat het een monopolie oplevert. Aanduidingen die beschrijvend zijn of kunnen worden voor eigenschappen van het product, kunnen niet worden gemonopoliseerd. Daar ging het in deze zaak over. 

De feiten

Wijngaard verhandelt kazen onder de merknamen: ‘Wyngaard’ en ‘Reypenaer’. Wijngaard is ook houder van Benelux en Europese merkregistraties van het woordmerk ‘XO’. Wijngaard brengt oude kazen op de markt waar (ook) het XO merk op is aangebracht.

Vergeer verhandelt ook kazen en brengt sinds kort ook oude kazen op de markt met daarop het woord XO.

Wijngaard dagvaardt Vergeer in kort geding stellende dat Vergeer inbreuk maakt op de XO merken van Wijngaard. Wijngaard vordert een verbod tot het verhandelen van de producten met het XO merk, een recall en vernietiging van de producten. Vergeers’ belangrijkste verweer is dat de XO merken geen geldige merken zijn omdat ze beschrijvend zijn voor kenmerken van de kaas. XO is een aanduiding voor ‘extra old’ en is overgewaaid van gebruik bij andere producten zoals cognac. Vergeer heeft bij het Gemeenschapsmerkenbureau ook een verzoek ingediend om de gemeenschapsmerk registratie door te halen. Wijngaard beroept zich er tevens op dat het XO zodanig bekend is dat het door inburgering onderscheidend vermogen heeft gekregen.

De voorzieningenrechter in Den Haag is met Vergeer van oordeel dat de kans groot is dat de merkregistraties het niet redden. Omdat in een kort geding procedure geen vordering tot het doorhalen van merkregistraties behandeld kan worden, moet de voorzieningenrechter uitgaan van de geldigheid van een merk. Maar omdat voor zowel de Beneluxmerken als voor het gemeenschapsmerk een verzoek is ingediend om deze door te halen, overweegt de voorzieningenrechter dat hij de aangevoerde nietigheidsgronden inhoudelijk kan beoordelen.

De voorzieningenrechter overweegt dat het teken XO al lange tijd wordt gebruikt als leeftijdsaanduiding van cognac. XO heeft in dat verband de betekenis van ‘Extra Old’. De aanduiding XO is sinds 2005 ook in de Van Dale woordenboeken opgenomen met de verklaring: “extra old ((kwaliteitsaanduiding van) cognac of een andere brandenwijnsoort, beter dan VVSOP’”.

Inmiddels wordt deze leeftijdsaanduiding ook voor andere dranken en ook voor kaas gebruikt.

De uitspraak

De voorzieningenrechter moet de vraag beantwoorden of de XO-merken beschrijvend zijn voor de waar kaas. Immers een merk mag niet (louter) beschrijvend zijn voor de klasse van waren en/of producten waarvoor het is geregistreerd.

Wijngaard stelt dat het teken XO in haar merken een voldoende rechtstreeks en concreet verband heeft met de betrokken waren, i.e. kaas. Het teken XO wordt volgens Wijngaard door het relevante publiek niet opgevat als een beschrijving van een kenmerk van kaas.

De nietigheid kan worden ingeroepen van de inschrijving van een merk dat uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten (artikel 7 lid 1 sub c GMVo respectievelijk artikel 2.28 lid 1 sub c BVIE). De voorzieningenrechter overweegt: “het woord ‘kunnen’ geeft aan dat het voor de toepassing van deze weigeringsgrond niet nodig is dat het merk de betreffende kenmerken op het tijdstip van de inschrijvingsaanvraag daadwerkelijk beschrijft, maar dat voldoende is dat die kenmerken door het merk kunnen worden beschreven. Zelfs als het merk de kenmerken thans nog niet beschrijft, vindt de weigeringsgrond toepassing als het redelijkerwijs mogelijk is dat het merk die in de toekomst wel zal gaan beschrijven.”

De achterliggende gedachte hierbij is dat alle marktdeelnemers die vergelijkbare waren of diensten aanbieden, beschrijvende termen vrij moeten kunnen gebruiken en dat niemand deze mag monopoliseren.

De voorzieningenrechter concludeert dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat het teken XO gangbaar is geworden als algemene aanduiding van de leeftijd van een aantal voedings- en drankwaren. Alleen al omdat het teken XO bij andere (voedings-)waren wordt gebruikt om kenmerken van die waren te beschrijven, moet er rekening mee worden gehouden dat de XO-merken de kenmerken van de waar kaas in de toekomst (wel) zullen gaan beschrijven. Daarnaast, zo overweegt de voorzieningenrechter, gebruikt ook Wijngaard het teken XO op een beschrijvende wijze; zij gebruikt het immers om de extra gerijptheid van haar kazen aan te duiden. Ten aanzien van de gestelde inburgering overweegt de voorzieningenrechter dat dit niet aannemelijk is geworden. Er is geen marktonderzoek overgelegd waaruit die bekendheid bij het publiek blijkt. Daarnaast worden de XO-merken altijd gebruikt in combinatie met het ‘paraplumerk’ Reypenaer zodat niet kan worden vastgesteld of het XO merk wel zelfstandig onderscheidend vermogen heeft gekregen.

Rechtbank Den Haag, 22 oktober 2015, C/09/494640 / KG ZA 15-1249 (Wijngaard / Vergeer)

Wat betekent dit voor de praktijk

  • Wanneer een teken beschrijvend is / kan zijn voor kenmerken van het product dan moet een merkhouder voorkomen dat hij zijn eigen zaak onderuit haalt door het teken zelf (ook) op  een beschrijvende wijze te gebruiken.
  • Bij het kiezen van een woordmerk moet rekening worden gehouden met beschrijvend gebruik van een woord in een andere branche.
  • Wanneer je stelt dat een merk is ingeburgerd bij het publiek dan moet je dat degelijk onderbouwen met marktonderzoeken.
[post_title] => XO merk voor kaas redt het niet [post_excerpt] =>

Woordmerk voor kaas gaat onderuit omdat het beschrijvend zou zijn voor eigenschappen van de kaas die niet gemonopoliseerd mogen worden. Het voordeel van een merkregistratie is dat het een monopolie oplevert. Aanduidingen die beschrijvend zijn of kunnen worden voor eigenschappen van het product, kunnen niet worden gemonopoliseerd. Daar ging het in deze zaak over. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => xo-merk-voor-kaas-redt-het-niet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 05:51:56 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 05:51:56 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/10/26/xo-merk-voor-kaas-redt-het-niet/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 7063 [post_author] => 6 [post_date] => 2015-08-11 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-08-11 00:00:00 [post_content] =>

In het voorjaar van 2013 heeft John Doe voor ASR de zogenaamde Fey-Blij-campagne bedacht. ASR was destijds shirtsponsor van voetbalclub Feyenoord. John Doe heeft daarbij campagnes bedacht waarbij de afbeelding van een olifantje (Olli) werd gebruikt.

John Doe heeft de auteursrechten op Olli en het woordmerk Olli. Olli werd afgebeeld op shirts en er werd een pluchen versie van Olli gebruikt. ASR en John Doe hebben een licentieovereenkomst gesloten voor een bepaalde duur. Er ontstond een hype waardoor ASR een grote hoeveelheid heeft besteld. Na afloop van deze termijn had ASR nog een restantvoorraad t-shirts en knuffels. John Doe stelt dat ASR inbreuk maakt op de auteursrechten van John Doe door na het eindigen van de licentieovereenkomst de Olli producten te gebruiken. In de overeenkomst is niets vastgelegd over de restant voorraad.

De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat ASR er geredelijk van uit mocht gaan dat zij de Olli producten ook na afloop van de licentieovereenkomst kon blijven uitleveren. Zij had immers de licentievergoeding voor die producten reeds aan John Doe voldaan en het had naar voorlopig oordeel op de weg van John Doe in zo een geval gelegen om nadrukkelijk te bepalen dat de producten na afloop van die termijn toch niet meer uitgeleverd konden worden. Dat er veel was ingekocht begrijpt de voorzieningenrechter: “Beteuterde kinderen die tevergeefs lang in de rij voor hun knuffel hebben gestaan zijn vanzelfsprekend geen goede reclame.”

Maar niet alle gebruik van Olli is toegestaan na het eindigen van de licentieovereenkomst. ASR sprak in reclame-uitingen van “onze knuffel Olli”. Dit is niet toegestaan omdat daarmee wordt gesuggereerd dat ASR daarop de (exclusieve) rechten bezit, hetgeen na het eindigen van de licentieovereenkomst niet (meer) het geval was. Ook gebruikte ASR nog een tekening van Olli. Dit was niet toegestaan omdat het gebruik van deze tekening niet nodig is voor het doel van de licentieovereenkomst noch voor de legitieme verspreiding van de restanten Olli-knuffels. Aan dit gebruik van de tekening, dat voor het eerst plaats vond na het eindigen van de licentieovereenkomst, had John Doe zodoende redelijkerwijs haar toestemming kunnen onthouden, zodat dit niet geoorloofd is te achten. Gebruik van die tekening moet dan ook als auteursrechtinbreuk worden gekwalificeerd.

Het eindoordeel is dat het is toegestaan de Olli knuffels en t-shirts te verhandelen en weggegeven zoals ASR dat doet.

Rechtbank Den Haag, 29 juli 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:8878, zie uitspraak

Wat betekent dit voor de praktijk:

  • Het is verstandig om in een licentieovereenkomst ook afspraken te maken over een restantvoorraad die aanwezig is na het einde van de overeenkomst. Dat kan betekenen dat er een korte periode bestaat waarin voorraad moet worden uitverkocht, dat de restantvoorraad door de licentiegever wordt overgenomen, etc. Het niet maken van afspraken over een restantvoorraad wordt toegerekend aan de licentiegever. Die moet hier aan denken.
  • Wanneer er geen afspraken zijn gemaakt over een restantvoorraad na het eindigen van de licentieovereenkomst dan is het dus mogelijk dat de voorraad mag worden verhandeld. Of dat mag en onder welke voorwaarden is afhankelijk van de concrete situatie.

Zie ook branche Fashion & Design

[post_title] => Restanten mogen na einde licentieovereenkomst worden gebruikt [post_excerpt] =>

In het voorjaar van 2013 heeft John Doe voor ASR de zogenaamde Fey-Blij-campagne bedacht. ASR was destijds shirtsponsor van voetbalclub Feyenoord. John Doe heeft daarbij campagnes bedacht waarbij de afbeelding van een olifantje (Olli) werd gebruikt.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => restanten-mogen-na-einde-licentieovereenkomst-worden-gebruikt [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:26:49 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:26:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/08/11/restanten-mogen-na-einde-licentieovereenkomst-worden-gebruikt/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 7149 [post_author] => 6 [post_date] => 2015-07-24 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-07-24 00:00:00 [post_content] =>

De term “Basterdsuiker” is op 6 november 2013 als benaming ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS), waarbij ‘Traditioneel’ staat voor onveranderd en aantoonbaar gebruik op de EU-markt voor een periode van minimaal 30 jaar. Dit houdt in dat vanaf die datum deze benaming volgens de Verordening (EG) nr. 509/2006 niet langer mag worden gebruikt indien niet aan het productdossier is voldaan.

Dit kwam aan de orde bij een klacht bij de Reclame Code Commissie. De klager had het product van de adverteerder laten onderzoeken bij een eigen onderzoeksinstituut. Dat instituut concludeerde dat de basterdsuiker van de adverteerder niet aan alle vereisten uit het productdossier van basterdsuiker voldeed; de korrelgrootte was te fijn en het gehalte invertsuiker was te hoog.

De Reclame Code Commissie overweegt dat niet in geschil is dat het product van adverteerder dat in deze procedure centraal staat, te weten een suikerproduct met de benaming ‘donkere basterdsuiker’ op de verpakking, dient te worden getoetst aan Verordening (EU) Nr. 1151/2012 van 21 november 2012 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1104/2013 van de Europese Commissie van 6 november 2013.

Het onderzoek dat klager heeft laten uitvoeren is door de adverteerder betwist. Het onderzoek is niet uitgevoerd door de daartoe volgens de Verordening of het productdossier aangewezen autoriteit maar door een, naar klager erkent, niet als onafhankelijk aan te merken instantie.

De Commissie constateert dat artikel 37 van de Verordening bepaalt dat alvorens een uit de Europese Unie afkomstig product onder een als beschermde gegarandeerde traditionele specialiteit geregistreerde naam op de markt wordt gebracht, dient te worden geverifieerd of het product in overeenstemming is met het productdossier. Deze verificatie wordt verricht door:

a) één of meer van de bevoegde autoriteiten zoals bedoeld in artikel 36 van de Verordening, en/of

b) één of meer van de controleorganen in de zin van artikel 2, punt 5) van Verordening (EG) nr. 882/2004, die optreden als orgaan voor productcertificering.

Nu deze verificatie door een daartoe aangewezen autoriteit / controleorgaan niet heeft plaats gevonden moet dit alsnog plaats vinden. De commissie houdt de zaak voor twee maanden aan om de adverteerder in de gelegenheid te stellen de verificatie te laten uitvoeren. Deze verificatie door de daartoe bevoegde autoriteit moet antwoord geven op de vraag of het product van adverteerder voldoet aan de daaraan op grond van vorenbedoelde regelgeving te stellen vereisten.

Reclame Code Commissie, 7 juli 2015, 2014/00731

Wat betekent dit voor de praktijk:

  • Voordat een product in Europa op de markt kan worden gebracht is het raadzaam advies in te winnen over de toepasselijke Nederlandse benaming van het product en de verpakkingsvoorschriften. Daarbij moet ook gekeken worden of een benaming is ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten of daar een aanvraag voor is ingediend. Bepalend is de situatie ten tijde van het daadwerkelijk op de markt brengen van een product.
  • Wanneer een concurrent reclame regelgeving overtreedt dan kan het indienen van een klacht bij de  Reclame Code Commissie wel degelijk effectief zijn.
  • Wij adviseren onder meer bij vragen over verpakkingsvoorschriften, voedings- en gezondheidsclaims en merkregistraties.

Zie ook branche AgriFood

[post_title] => Gebruik term “basterdsuiker” in reclame in strijd met Europese regelgeving [post_excerpt] =>

De term “Basterdsuiker” is op 6 november 2013 als benaming ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS), waarbij ‘Traditioneel’ staat voor onveranderd en aantoonbaar gebruik op de EU-markt voor een periode van minimaal 30 jaar. Dit houdt in dat vanaf die datum deze benaming volgens de Verordening (EG) nr. 509/2006 niet langer mag worden gebruikt indien niet aan het productdossier is voldaan.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gebruik-term-basterdsuiker-in-reclame-in-strijd-met-europese-regelgeving [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:27:23 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:27:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/07/24/gebruik-term-basterdsuiker-in-reclame-in-strijd-met-europese-regelgeving/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 7142 [post_author] => 6 [post_date] => 2015-06-15 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-06-15 00:00:00 [post_content] =>

Het Gerecht van Eerste Aanleg EU heeft op 12 juni 2015 het beroep verworpen om Verordening 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims en om de beslissing van de Commissie met de lijst met ‘hangende gezondheidsclaims’ nietig te verklaren,

Op 20 december 2006 is vastgesteld verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. De aanleiding voor de Verordening was de constatering dat er steeds meer levensmiddelen op de markt kwamen waarvoor op het etiket of in reclameboodschappen voedings- en gezondheidsclaims werden gedaan. De Commissie was van oordeel dat om een hoog beschermingsniveau voor de consumenten te waarborgen en hun keuze te vergemakkelijken, de in de handel gebrachte producten, met inbegrip van de geïmporteerde producten, veilig en naar behoren geëtiketteerd dienen te zijn. De Verordening geeft hier regels voor.

Artikel 13 van de Verordening ziet op gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan. In dit artikel is een vergunningsprocedure bepaald voor het vaststellen van toegestane gezondheidsclaims. Via de lidstaten zijn ongeveer 44.000 claims voorgelegd aan de Commissie. Op 16 mei 2012 heeft de Commissie de lijst vastgesteld met de 222 toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan. Over een aantal claims werd nog geen uitspraak gedaan. Deze mochten hangende het onderzoek worden gebruikt (de ‘hangende claims’).

Op 2 juli 2012 hebben verschillende partijen, waaronder Natuur-& gezondheidsProducten Nederland en New Care Supplements B.V. uit Oisterwijk, bij het Gerecht van Eerste Aanleg EU een verzoek ingediend waarin zij vorderen de nietigverklaring van verordening nr. 432/2012 en nietigverklaring van de beslissing van de Commissie waarbij de hangende claims zijn vastgesteld;

De ondernemingen die het verzoek hebben ingediend, gebruiken dagelijks gezondheidsclaims op de etikettering van hun producten en in de reclame ervoor.

Nietigverklaring Verordening 1924/2006

Verzoeksters baseren hun verzoek om verordening nr. 1924/2006 niet-toepasselijk te verklaren op twee middelen; schending van het recht te worden gehoord en schending van het rechtszekerheidsbeginsel.

Allereerst stellen verzoeksters dat zij in het kader van de vergunningsprocedure waarin de toegestane gezondheidsclaims werden vastgesteld in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld om met name voor de EFSA opmerkingen te maken over de hen betreffende claims. Immers zij worden rechtstreeks geraakt door deze overheidsmaatregel. Het Gerecht verwerpt deze argumenten en wijst erop dat aan de vaststelling van verordening nr. 432/2012 een fase van openbare raadpleging vooraf ging waarin de belanghebbenden, waaronder verzoeksters, opmerkingen konden maken. Bovendien, zo overweegt het Gerecht, zijn de exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord in geregelde contacten die de Commissie, het Parlement en de Raad alsook de autoriteiten van de lidstaten met de betrokkenen hebben onderhouden.

Verder stellen verzoeksters dat Verordening 432/2012 niet voorziet in redelijke overgangsperiodes om de bepalingen ervan na te leven. In feite bekritiseren verzoeksters de verplichting om na de inwerkingtreding van Verordening vóór 2012 legaal op de markt gebrachte levensmiddelen uit de distributieketen te halen.

In de Verordening wordt een termijn van 6 maanden gehanteerd. Het Gerecht overweegt dat er voedingssupplementen of dieetvoeding met een lange bewaartijd van twee à drie jaar op de markt zijn en dat daarvoor in een langere overgangsperiode had moeten worden voorzien. Het Gerecht verwerpt deze stelling. De termijn van zes maanden moet kunnen volstaan voor de aanpassing van de etikettering ervan en de reclame ervoor. Verzoeksters hebben klaarblijkelijk zelf ook niet aangegeven wat huns inziens dan wel een redelijke termijn zou zijn. Het Gerecht wijst er nog op dat verordening nr. 432/2012 niet tot doel heeft de handel van verzoeksters’ producten als zodanig te verbieden, maar alleen de met verordening nr. 1924/2006 onverenigbare gezondheidsclaims van hun etikettering weg te nemen.

Nietigverklaring beslissing Commissie inzake ‘hangende claims’

Als eerste overweegt het Gerecht dat de Commissie ‘slechts’ een lijst heeft vastgesteld met gezondheidsclaims waarvan de evaluatie nog aan de gang is en waarover de Commissie zich nog niet definitief heeft uitgesproken. Het gaat hier dus slechts om een tussenmaatregel waarvan het doel is elk van deze claims al dan niet in de lijst van de toegestane claims op te nemen. De beslissing een claim al dan niet in de lijst op te nemen vormt de eindbeslissing. Tegen dat besluit zou wel kunnen worden opgekomen.

Verder overweegt het Gerecht dat de ondernemingen waarvoor deze hangende claims van belang zijn, deze claims bij hun verkoop van levensmiddelen overeenkomstig kunnen blijven gebruiken tot de eindbeslissing is genomen. Derhalve kan de nietigverklaring van de lijst van hangende claims geen enkel voordeel opleveren. Klaarblijkelijk konden de verzoeksters desgevraagd ter terechtzitting door het Gerecht een dergelijk voordeel ook niet aantonen.

Het Gerecht verklaart verzoekers niet ontvankelijk in hun vorderingen.

Gerecht van Eerste Aanleg EU, 12 juni 2015, zaak T‑296/12. Zie Uitspraak

Wat betekent dit voor de praktijk

  • Verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen blijft van kracht en dus moeten levensmiddelenbedrijven hiermee werken;
  • de lijst met hangende claims blijft in stand tot er ten aanzien van een gezondheidsclaim een eindbeslissing is genomen.

[post_title] => Verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen blijft van kracht [post_excerpt] =>

Het Gerecht van Eerste Aanleg EU heeft op 12 juni 2015 het beroep verworpen om Verordening 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims en om de beslissing van de Commissie met de lijst met ‘hangende gezondheidsclaims’ nietig te verklaren,

Op 20 december 2006 is vastgesteld verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. De aanleiding voor de Verordening was de constatering dat er steeds meer levensmiddelen op de markt kwamen waarvoor op het etiket of in reclameboodschappen voedings- en gezondheidsclaims werden gedaan. De Commissie was van oordeel dat om een hoog beschermingsniveau voor de consumenten te waarborgen en hun keuze te vergemakkelijken, de in de handel gebrachte producten, met inbegrip van de geïmporteerde producten, veilig en naar behoren geëtiketteerd dienen te zijn. De Verordening geeft hier regels voor.

Artikel 13 van de Verordening ziet op gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan. In dit artikel is een vergunningsprocedure bepaald voor het vaststellen van toegestane gezondheidsclaims. Via de lidstaten zijn ongeveer 44.000 claims voorgelegd aan de Commissie. Op 16 mei 2012 heeft de Commissie de lijst vastgesteld met de 222 toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan. Over een aantal claims werd nog geen uitspraak gedaan. Deze mochten hangende het onderzoek worden gebruikt (de ‘hangende claims’).

Op 2 juli 2012 hebben verschillende partijen, waaronder Natuur-& gezondheidsProducten Nederland en New Care Supplements B.V. uit Oisterwijk, bij het Gerecht van Eerste Aanleg EU een verzoek ingediend waarin zij vorderen de nietigverklaring van verordening nr. 432/2012 en nietigverklaring van de beslissing van de Commissie waarbij de hangende claims zijn vastgesteld;

De ondernemingen die het verzoek hebben ingediend, gebruiken dagelijks gezondheidsclaims op de etikettering van hun producten en in de reclame ervoor.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verordening-nr-19242006-inzake-voedings-en-gezondheidsclaims-voor-levensmiddelen-blijft-van-kracht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:31:18 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:31:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/06/15/verordening-nr-19242006-inzake-voedings-en-gezondheidsclaims-voor-levensmiddelen-blijft-van-kracht/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 7119 [post_author] => 6 [post_date] => 2015-05-29 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-05-29 00:00:00 [post_content] =>

Het gaat in deze procedure om twee Benelux merkregistraties waar een concurrent last van heeft. Het betreft het woordmerk SHISO dat in 1988 is ingeschreven voor de waren: land-, tuin- en bouwproducten en zaden, voor zover niet begrepen in andere klassen; verse vruchten en groenten; zaaizaden, levende planten en bloemen. Het gaat verder om het woordmerk OYSTER LEAVES, dat in 2011 is ingeschreven voor de waren: land- en tuinbouwproducten en zaden voor zover niet begrepen in andere klassen, met inbegrip van verse vruchten, groenten en microgroenten.

Shiso
Het Shiso merk wordt gebruikt voor een kruid met de taxonomische soortnaam ‘perilla frutescens’.
De concurrent stelt dat ‘Shiso’ de gebruikelijk Japanse benaming is voor dit kruid. Om die reden is de inschrijving nietig, immers een merk mag geen beschrijving zijn van kenmerken van de waar. De rechtbank overweegt dat beoordeeld moet worden of ten tijde van de inschrijving in 1988 het in aanmerking komende publiek bekend was met de Japanse benaming van het betreffende kruid. Daarin slaagt de concurrent niet. Wanneer het publiek daar al mee bekend is geworden dan is dat ná de inschrijving gebeurd.

De concurrent stelt vervolgens dat het merk is verworden tot soortnaam en om die reden vervallen verklaard moet worden.
Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat de naam ‘shiso’ heden ten dage veelvuldig wordt gebruikt voor het kruid perilla frutescens. Zowel door particulieren, professionele gebruikers als de douane. De rechtbank overweegt dat zij van oordeel is dat, gelet op het aanzienlijke aantal vermeldingen van generiek gebruik van de benaming ‘shiso’, de concurrent voldoende heeft onderbouwd dat die benaming in de handel inmiddels een gebruikelijke benaming is geworden in de Benelux voor het kruid Perilla.
Wil de vordering toegewezen kunnen worden dan moet de verwording tot soortnaam aan een toedoen of nalaten van de merkhouder te wijten zijn. De concurrent stelt dat hier sprake van is omdat de merkhouder het gebruik van de naam ‘shiso’ als soortnaam door derden nooit is tegengegaan. De rechtbank overweegt dat wanneer iemand dit stelt op de merkhouder een zware motiveringsplicht rust van de door haar verrichte activiteiten ter voorkoming van de verwording tot soortnaam. Dat is niet vreemd immers, de merkhouder weet als geen ander welke activiteiten hij heeft ondernomen om de verwording tot soortnaam tegen te gaan. Van een merkhouder kan in beginsel dan ook verlangd worden dat hij concreet aangeeft wat hij heeft gedaan om er voor te zorgen dat zijn merk onderscheidend vermogen behield. Dat betekent overigens niet dat van nalaten reeds sprake is als de merkhouder zijn rechten niet tegenover iedere derde heeft gehandhaafd, aldus de rechtbank.
De merkhouder stelt dat hij op zijn website de producten voorziet van het ®-symbool en zijn afnemers verzoekt dit ook te doen. De merkhouder geeft niet aan actief toe te zien op naleving van dit verzoek. De merkhouder kan één voorbeeld noemen van een zaak waar hijactief heeft opgetreden. De rechtbank overweegt dat dit te weinig is gezien het grote aantal voorbeelden van gebruik van het merk tot in recepten aan toe. De rechtbank overweegt verder dat de merkhouder zelf ook niet helemaal consequent is in haar merkgebruik. In sommige uitingen gebruikt zij de merknaam ook als soortnaam terwijl zij daar de latijnse soortnaam of een andere soortaanduiding zoals notenkruid of Japanse basilicum had kunnen gebruiken.
De rechtbank verklaart daarom het Beneluxwoordmerk SHISO vervallen voor alle waren waarvoor het is ingeschreven en spreekt ambtshalve de doorhaling van de inschrijving van dit merk in het register van het BBIE uit;  

Oyster leaves
Het Oyster Leaves merk wordt gebruikt voor een kruid met de taxonomische soortnaam ‘mertensia maritima’.
De concurrent stelt dat deze merkregistratie nietig is omdat het merk “uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of andere kenmerken van de waren.”
De merkhouder stelt dat haar product onverwachte kenmerken heeft. Het is een plant die onverwacht de smaak van een schelpdier (oesters) heeft. De rechtbank overweegt dat dit zo moge zijn, maar dat neemt niet weg dat het door haar voor dat product gekozen merk die (onverwachte) kenmerken van de waar beschrijft: een plant die naar oesters smaakt. Het Oyster Leaves merk beschrijft voor het relevante publiek daarom kenmerken van de waar waarvoor het merk is ingeschreven, te weten land- en tuinbouwproducten met inbegrip van groenten en micro-groenten. Het Oyster Leaves merk bestaat uitsluitend uit de woorden ‘oyster’ en ‘leaves’ en de samentrekking van beide woorden verschilt ook niet merkbaar van de loutere som der delen. Kortom, er is voldaan aan de vereisten voor nietigheid.
De rechtbank verklaart de inschrijving nietig en spreekt ambtshalve de nietigheid uit van de merkregistratie.
Rechtbank Den Haag, 2 april 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:5266

Wat betekent dit voor de praktijk:

  • Bij het kiezen van een merknaam is het een risico om te kiezen voor de buitenlandse naam van het product of kenmerk van het product. Dat kan alleen wanneer het relevante publiek ten tijde van de registratie die naam nog niet kent. Leg dat goed vast.
  • Een merkhouder moet actief optreden om te voorkomen dat een merknaam tot een soortnaam verwordt. Als merkhouder hoef je niet tegen iedere inbreuk op te treden. Je moet wel kunnen aantonen dat je voldoende actief bent om te voorkomen dat je merk tot een soortnaam verwordt.
  • Om te voorkomen dat een merknaam tot een soortnaam verwordt moet je als merkhouder zorgen dat er een alternatieve soortnaam is en dat je die zelf ook gebruikt wanneer je verwijst naar de soort.
[post_title] => Merkregistraties doorgehaald omdat het de soortnaam geworden is c.q. omdat het beschrijvend is voor de waar [post_excerpt] =>

Het gaat in deze procedure om twee Benelux merkregistraties waar een concurrent last van heeft. Het betreft het woordmerk SHISO dat in 1988 is ingeschreven voor de waren: land-, tuin- en bouwproducten en zaden, voor zover niet begrepen in andere klassen; verse vruchten en groenten; zaaizaden, levende planten en bloemen. Het gaat verder om het woordmerk OYSTER LEAVES, dat in 2011 is ingeschreven voor de waren: land- en tuinbouwproducten en zaden voor zover niet begrepen in andere klassen, met inbegrip van verse vruchten, groenten en microgroenten.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => merkregistraties-doorgehaald-omdat-het-de-soortnaam-geworden-is-c-q-omdat-het-beschrijvend-is-voor-de-waar [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:39:09 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:39:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/05/29/merkregistraties-doorgehaald-omdat-het-de-soortnaam-geworden-is-c-q-omdat-het-beschrijvend-is-voor-de-waar/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 10039 [post_author] => 6 [post_date] => 2016-11-01 10:18:02 [post_date_gmt] => 2016-11-01 09:18:02 [post_content] =>   Bring your own device. Is de werkgever aansprakelijk voor illegale software op een privé device (laptop) van een werknemer? Ja zegt de rechter. Zodra dit device ‘functioneel’ in het bedrijf wordt gebruikt. Hoe zit het andere devices dan een laptop? Hoe zit het met freelancers, stagiaires, etc.? En wat is de schade die je dan moet betalen? De licentievergoeding voor het gehele gedownloade pakket? Of alleen de modules die zijn gebruikt? De feiten In 2006 koopt een Altrax twee licenties voor bepaalde software van Siemens, inclusief een abonnement voor updates en onderhoud. Dat abonnement wordt per 2009 beëindigd. Daarna mag Altrax de software blijven gebruiken, echter zij krijgt geen updates meer. In 2012 treedt een nieuwe werknemer in dienst bij Altrax. Deze werknemer werkt voor Altrax met zijn eigen laptop. Na indiensttreding installeert hij, illegaal, op deze privé laptop een recentere versie van de software. Siemens komt daar achter omdat de software een beveiligingsmechanisme bevat. De software zendt een signaal naar Siemens wanneer de software wordt gebruikt zonder dat de gebruiker een origineel licentiebestand heeft. In 2014 krijgt Siemens meldingen van illegaal gebruik van de software vanaf een IP adres dat toebehoort aan Altrax. Siemens laat bewijsbeslag leggen onder Altrax waaronder op de privé laptop van de werknemer. Siemens vordert onder meer een schadevergoeding van Altrex omdat Altrax, althans haar ondergeschikte, een kopie van de software heeft geïnstalleerd en gebruikt op haar computers en derhalve verveelvoudigd in de zin van artikel 45i Aw, zonder dat zij daarvoor toestemming had. Altrax verweert zich onder meer met de stelling dat zij niet op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor inbreuken van haar werknemer. De werknemer heeft geheel uit eigener beweging de software op zijn privécomputer geïnstalleerd. Altrex heeft haar werknemers verboden om illegale software te downloaden en te gebruiken. De uitspraak[1] Artikel 6:170 BW regelt de aansprakelijkheid van de werkgever voor handelingen van de ondergeschikte. De rechtbank overweegt dat voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 BW  sprake moet zijn van een functioneel verband tussen de opgedragen werkzaamheden en de foutieve gedraging. De aanwezigheid van een dergelijk verband wordt in de rechtspraak snel aangenomen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak[2] waaruit blijkt dat aan het aannemen van een functioneel verband niet in de weg staat dat de fout buiten werktijd of op een andere plaats dan waar de ondergeschikt zijn werkzaamheden normaal uitoefent, is begaan. Evenmin is doorslaggevend of de fout is gemaakt met gebruikmaking van zaken of middelen die door de werkgever aan de ondergeschikte ter beschikking zijn gesteld. De rechtbank overweegt dat Altrex de kans heeft vergroot dat een werknemer een illegale versie van de software downloadt doordat binnen Altrex (een oudere versie van) de software werd gebruikt voor berekeningen zoals ook de werknemer in het kader van de aan hem opgedragen taken verrichtte. Dit wordt versterkt door een verklaring van de werknemer die verklaart dat hij de ‘gekraakte’ versie heeft gebruikt omdat hij dit programma wilde leren gebruiken en dat hij in het kader van de aan hem opgedragen taken als ‘senior’ voor Altrex-producten berekeningen maakt met de software. De rechtbank hecht verder belang aan het feit dat 47 van de 48 inbreuken zijn gepleegd gedurende werktijd en - deels - met gebruikmaking van het netwerk van Altrex. De rechtbank overweegt verder dat het niet relevant is dat Altrex haar werknemers schriftelijk had verboden om software illegaal te downloaden. Onder verwijzing naar een eerdere uitspraak[3] overweegt de rechtbank dat voor het aannemen van een functioneel verband het noodzakelijk, maar ook voldoende is dat het downloaden, installeren en gebruiken van professionele software binnen de zeggenschap van Altrex viel. Schadevergoeding Siemens vordert als schadevergoeding een bedrag van € 135.814,= exclusief btw ter zake van gederfde licentievergoeding. Altrex stelt dat de schade moet worden vastgesteld op het bedrag dat Altrex zou hebben betaald indien zij een licentie voor het gehele pakket (dus álle modules) had gekocht. Immers in de illegale versie kon Altrex ook gebruik maken van álle modules van het pakket. Altrex stelt dat zij nooit álle modules van het pakket zou hebben aangeschaft. Ook geen onderhoudscontract. De rechtbank overweegt dat de schade moet worden begroot met in achtneming van de handhavingsrichtlijn[4]. Bij het berekenen van de schade moet met alle omstandigheden rekening worden gehouden. De benadeelde moet zoveel mogelijk in de toestand worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien er geen inbreuk zou hebben plaatsgevonden. Wanneer het lastig is om de concrete schade te bepalen, dan kan de rechter de schade begroten, bijvoorbeeld aan de hand van de misgelopen licentie-inkomsten. De rechtbank overweegt dat bij het begroten van de schade niet meegenomen worden de modules die Altrex niet zou hebben aangeschaft. Altrex heeft in 2015 onderhandeld over een update van de versie en toen is alleen belangstelling getoond voor een update van de modules die Altrex gebruikte. Ook is niet  aannemelijk geworden dat Altrex een onderhoudscontact zou hebben afgesloten. De rechtbank begroot de schade op € 24.780,=. Siemens mag aantonen dat haar schade hoger is. Siemens vordert ook een bedrag van € 33.318,= (zijnde 30 % van de door haar gevorderde gederfde licentievergoeding) ter zake van de waardevermindering van haar auteursrecht. Door het gebruik van illegale versies van de software lijdt zij reputatieschade en het gebruik heeft een mogelijk prijsdrukkend effect. De rechtbank wijst deze vordering af. Siemens vordert ook een bedrag van € 5.000,= exclusief btw ter zake van redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid. Zij voert aan dat zij wereldwijd substantiële kosten voor opsporing en onderzoek maakt, onder andere bestaande uit het ontwikkelen van het beveiligingsmechanisme, het interpreteren van de ontvangen gegevens en het achterhalen van de inbreukmaker. De rechtbank wijst deze vordering toe. De rechtbank vindt het evident dat de ontwikkeling en het gebruik van het beveiligingsmechanisme en de opsporingsactiviteiten een (aanzienlijke) kostenpost vormt voor Siemens c.s.. Omdat Altrex aansprakelijk is voor alle schade die verband houdt met de inbreuk, is zij ook aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank stelt ex aequo et bono het deel van deze kosten dat aan Altrex kan worden toegerekend schattenderwijs vast op € 5.000,=. Wat betekent dit voor de praktijk Regelmatig ontvangen bedrijven een brief van de Business Software Alliance (BSA) waarin een bedrijf wordt uitgenodigd een check te doen of de licenties die in het bedrijf worden gebruikt in orde zijn. Regelmatig worden bedrijven door een deurwaarder en de BSA bezocht om alle in het bedrijf aanwezige servers, laptops, etc. te onderzoeken op de aanwezige software licenties. Tijdens het onderzoek wordt genoteerd welke (versies van) software aanwezig zijn. Vervolgens moet het bedrijf aantonen dat zij voor alle aanwezige software de benodigde licenties heeft. In veel gevallen lukt dat maar ten dele. Onder meer omdat oude versies niet worden verwijderd of een eerdere / gedowngrade versie wordt gebruikt. Het kan dan zijn dat er voor die eerdere / gedowngrade versie geen licentie aanwezig is. Het komt ook regelmatig voor dat in het bedrijf eigen devices van werknemers, stagiaires of freelancers wordt gebruikt. Ook van die devices wordt genoteerd welke (versies van) software daarop staat. Regelmatig is het de discussie in hoeverre het bedrijf aansprakelijk is voor illegale software op dergelijke devices. Regelmatig is ook de vraag in hoeverre een privé device bij zo’n beslaglegging mag worden ingezien. Het device is aanwezig in het bedrijfspand maar is geen eigendom van het bedrijf. Deze uitspraak leert ons dat zodra een functioneel verband wordt aangenomen, het bedrijf aansprakelijk is. En dus is het verstandig dat een bedrijf hier actief controles op uitvoert. Het is niet voldoende om te volstaan met een verbod op het illegaal downloaden van software in de arbeidsvoorwaarden of een handboek. Ten aanzien van de schade leert deze uitspraak dat we moeten kijken naar wat een bedrijf zou hebben aangeschaft. De BSA en haar advocaten gaan in hun berekeningen vaak uit van een erg ruime uitleg en berekening. Deze uitspraak biedt mogelijkheden om daar weerwoord aan te bieden. Deze uitspraak leert verder dat er ruimte is voor onderhandeling over de schade. Wij staan u daar graag in bij. Zie ook branche Software & ICT [1] Rechtbank Overijssel, 25 oktober 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:4111   [2] HR 9 november 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA7557 (Groot Kievitsdal) [3] HR 12 april 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD9124), NJ 2003, 138, Heijboer/De Branding) [4] Richtlijn 2004/48 EG PbEU 2004, L 157/45 [post_title] => Werkgever aansprakelijk voor illegal download op privé laptop [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => werkgever-aansprakelijk-illegal-download-op-prive-laptop [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-11-29 10:03:51 [post_modified_gmt] => 2016-11-29 09:03:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10039 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 268 [max_num_pages] => 27 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => ae1645fa4e9a89daddd0dd12767ca80f [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:49546e6ea9c33da566700570367510f2:0.54242800 17541745580.84029000 1754174558 [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
  Bring your own device. Is de werkgever aansprakelijk voor illegale software op een privé device (laptop) van een werknemer? Ja zegt de rechter. Zodra dit device ‘functioneel’ in het...
Lees meer
    In deze procedure gaat het om de eisen worden gesteld aan parallelimport van medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek. Wanneer een product een CE markering heeft, moet de parallelimporteur dan...
Lees meer
  Een food recall komt in de meeste gevallen onverwacht. De aanleiding kan divers zijn; een consument wordt ziek na het product te hebben gegeten, bij een routine controle wordt...
Lees meer
    Nu de Britten de EU gaan verlaten is het de vraag wat dit gaat betekenen voor de bescherming, gebruik en exploitatie van intellectuele eigendomsrechten (IP). Moeten licentie /...
Lees meer
Een vormmerk kan een interessante optie zijn om een monopolie te krijgen op de vorm van een product. Een modelrecht zou een andere optie zijn. Het grote voordeel van een merk is dat het in beginsel oneindig kan duren. Dit geldt niet voor een modelrecht. Nadat Nestlé in de UK een vormmerk registratie had gekregen voor de vorm van een chocoladeblok heeft Cadbury oppositie in gesteld tegen de merkregistratie. Dat heeft geleid tot vragen van de Britse rechter aan het Hof van Justitie EU over de uitleg van een artikel uit de Merkenrichtlijn.
Lees meer
Woordmerk voor kaas gaat onderuit omdat het beschrijvend zou zijn voor eigenschappen van de kaas die niet gemonopoliseerd mogen worden. Het voordeel van een merkregistratie is dat het een monopolie oplevert. Aanduidingen die beschrijvend zijn of kunnen worden voor eigenschappen van het product, kunnen niet worden gemonopoliseerd. Daar ging het in deze zaak over. 
Lees meer
In het voorjaar van 2013 heeft John Doe voor ASR de zogenaamde Fey-Blij-campagne bedacht. ASR was destijds shirtsponsor van voetbalclub Feyenoord. John Doe heeft daarbij campagnes bedacht waarbij de afbeelding van een olifantje (Olli) werd gebruikt.
Lees meer
De term “Basterdsuiker” is op 6 november 2013 als benaming ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS), waarbij ‘Traditioneel’ staat voor onveranderd en aantoonbaar gebruik op de EU-markt voor een periode van minimaal 30 jaar. Dit houdt in dat vanaf die datum deze benaming volgens de Verordening (EG) nr. 509/2006 niet langer mag worden gebruikt indien niet aan het productdossier is voldaan.
Lees meer
Het Gerecht van Eerste Aanleg EU heeft op 12 juni 2015 het beroep verworpen om Verordening 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims en om de beslissing van de Commissie met de lijst met ‘hangende gezondheidsclaims’ nietig te verklaren, Op 20 december 2006 is vastgesteld verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. De aanleiding voor de Verordening was de constatering dat er steeds meer levensmiddelen op de markt kwamen waarvoor op het etiket of in reclameboodschappen voedings- en gezondheidsclaims werden gedaan. De Commissie was van oordeel dat om een hoog beschermingsniveau voor de consumenten te waarborgen en hun keuze te vergemakkelijken, de in de handel gebrachte producten, met inbegrip van de geïmporteerde producten, veilig en naar behoren geëtiketteerd dienen te zijn. De Verordening geeft hier regels voor. Artikel 13 van de Verordening ziet op gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan. In dit artikel is een vergunningsprocedure bepaald voor het vaststellen van toegestane gezondheidsclaims. Via de lidstaten zijn ongeveer 44.000 claims voorgelegd aan de Commissie. Op 16 mei 2012 heeft de Commissie de lijst vastgesteld met de 222 toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan. Over een aantal claims werd nog geen uitspraak gedaan. Deze mochten hangende het onderzoek worden gebruikt (de ‘hangende claims’). Op 2 juli 2012 hebben verschillende partijen, waaronder Natuur-& gezondheidsProducten Nederland en New Care Supplements B.V. uit Oisterwijk, bij het Gerecht van Eerste Aanleg EU een verzoek ingediend waarin zij vorderen de nietigverklaring van verordening nr. 432/2012 en nietigverklaring van de beslissing van de Commissie waarbij de hangende claims zijn vastgesteld; De ondernemingen die het verzoek hebben ingediend, gebruiken dagelijks gezondheidsclaims op de etikettering van hun producten en in de reclame ervoor.
Lees meer
Het gaat in deze procedure om twee Benelux merkregistraties waar een concurrent last van heeft. Het betreft het woordmerk SHISO dat in 1988 is ingeschreven voor de waren: land-, tuin- en bouwproducten en zaden, voor zover niet begrepen in andere klassen; verse vruchten en groenten; zaaizaden, levende planten en bloemen. Het gaat verder om het woordmerk OYSTER LEAVES, dat in 2011 is ingeschreven voor de waren: land- en tuinbouwproducten en zaden voor zover niet begrepen in andere klassen, met inbegrip van verse vruchten, groenten en microgroenten.
Lees meer