Blog van medewerkers
- Wanneer de maker van verpakkingsmaterialen creatieve keuzes maakt dan ontstaat auteursrecht op de vormgeving.
- Louter technisch bepaalde aspecten blijven buiten beschouwing bij de vraag of auteursrecht is ontstaan.
- Voor de overdracht van auteursrecht gelden formele vereisten: er moet een akte [schriftelijk stuk] zijn waarin de maker het auteursrecht op het werk overdraagt aan de verkrijger.
Zie ook AgriFood
[post_title] => Vormgeving President rijstzak auteursrechtelijk beschermd [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => vormgeving-president-rijstzak-auteursrechtelijk-beschermd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:42:12 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:42:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/12/09/vormgeving-president-rijstzak-auteursrechtelijk-beschermd/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 7022 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-11-04 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-11-04 00:00:00 [post_content] =>De afgelopen periode zijn verschillende uitspraken gedaan over de bescherming van formats voor tv programma’s. Deze uitspraken spelen een rol bij vragen over de bescherming van ideeën en concepten. Uit deze uitspraken blijken de eisen waar een idee / concept / format aan moet voldoen om auteursrechtelijk te worden beschermd.
Jumbo / Ravenburger
Jumbo heeft een spelformat ontwikkeld en stelt dat dit auteursrechtelijke is beschermd: de WASGIJ-puzzel. Een WASGIJ-puzzel is een legpuzzel waarbij de afbeelding die gelegd moet worden niet identiek is aan de afbeelding die staat afgebeeld op de doos, maar daar wel een relatie mee heeft. Jumbo stelt dat Ravensburger met haar “What if” puzzels inbreuk maakt op het auteursrecht van Jumbo.
Jumbo stelt dat het spelformat zich kenmerkt door elementen als:
- spelmaterialen in de vorm van twee tweedimensionale grafische voorstellingen, één op de legpuzzel en een op de doos waarin de legpuzzel is verpakt;
- een complete afbeelding van de beeltenis op de legpuzzel behoort niet tot de spelmaterialen;
- de afbeeldingen op de doos en de legpuzzel staan in logische relatie met elkaar.
De voorzieningen rechter oordeelt dat er geen sprake is van auteursrecht. Het door Jumbo geclaimde spelformat is te abstract omdat de meeste elementen daarvan een aspect zijn van één en hetzelfde abstracte spelidee, te weten: een legpuzzel waarbij de puzzelaar niet weet wat er op de legpuzzel is afbeeld, maar alleen een hint krijgt via een gerelateerde afbeelding op de doos.
De voorzieningenrechter verwijst ook naar Duitse en Engelse rechtspraak, waarin auteursrechtelijke bescherming van formats wordt afgewezen. In Nederland is auteursrechtelijke bescherming al eerder aangenomen [zie het Una Voce Particolare-arrest van de HR].
Voorzieningenrechter Rechtbank Den Haag, 21 oktober 2013, Jumbo / Ravensburger
Zie uitspraak
Hollandse Meesters
In deze zaak ging het om een geschil tussen de producent en (mede)ontwikkelaars van een reeks van gefilmde portretten van gerenommeerde Nederlandse beeldende kunstenaars in de 21e eeuw. De (mede)ontwikkelaars stellen dat het format auteursrechtelijk is beschermd. Een derde zou nimmer een identiek uitgewerkt project bedenken en tot stand brengen. De producent betwist dat auteursrecht is ontstaan. Het format zou onvoldoende origineel en geconcretiseerd zijn. De afleveringen worden door verschillende regisseurs naar eigen inzichten en opvattingen vervaardigd, zodat de afleveringen onderling verschillen vertonen in (onder meer) stijl, opbouw, tempo, sfeer, decor en situering. Het zijn op zichzelf staande filmwerken die niet in samenhang bekeken hoeven te worden.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de serie Hollandse Meesters geen auteursrechtelijk beschermd format heeft. Een idee moet voldoende zijn geconcretiseerd en vormgegeven om als format te kunnen worden beschermd. Door eisers is onvoldoende onderbouwd welke originele, concrete elementen en vormaspecten er volgens haar toe leiden dat Hollandse Meesters een auteursrechtelijk beschermd format heeft.
Rechtbank Amsterdam, 31 juli 2013, Hollandse Meesters
Zie uitspraak
De geheimen van een goed huwelijk
TV-producent/distributeur Red Arrow heeft met SBS en RTL onderhandeld over verkoop van een TV-format, dat in Denemarken onlangs met groot succes is uitgezonden. Kort nadat het format aan RTL is verkocht brengt SBS een persbericht naar buiten waarin zij aankondigt een programma met soortgelijke elementen te zullen gaan uitzenden als in het format waarover is onderhandeld. Zij heeft dat programma gekocht van Talpa. Red Arrow eist een verbod voor SBS en Talpa om het programma te produceren/distribueren/uit te zenden.
Red Arrow baseert haar vordering op onrechtmatige daad en niet op auteursrecht. De voorzieningenrechter moet allereerst vaststellen of er sprake is van een te beschermen format. De kernelementen waarop Red Arrow zich beroept, en die in beide formats terugkomen, zijn de volgende:
- partnerkeuze door wetenschappers en experts,
- trouwen met de geselecteerde partner bij de eerste ontmoeting,
- het volgen van de koppels en het wel of niet doorzetten van de relatie.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze drie elementen reeds in verschillende vormen in nationale en internationale formats/TV-programma’s voorkomen.
De drie genoemde elementen zijn dan ook onvoldoende onderscheidend/uniek ten opzichte van reeds bestaande formats/thema’s/ideeën om daaraan rechtstreeks rechten te kunnen ontlenen.
Rechtbank Amsterdam, 31 oktober 2013, (Married at First Sight) ECLI:NL:RBAMS:2013:7183
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- wil sprake zijn van een auteursrechtelijk beschermd format / idee / concept dat de beschrijven van de kenmerkende details concreet en niet abstract zijn;
- voor een tv-format wordt een Format Bible gemaakt. Beschrijf het format daarin zo concreet mogelijk: hoe wordt het programma gemaakt, welk soort kandidaten zullen worden gezocht, welk type sponsors zullen worden benaderd, waar staan de camera’s opgesteld, uit welke verschillende scènes het programma wordt opgebouwd et cetera;
- om discussies over wie als eerste een format / idee / concept heeft bedacht, deponeer het als een i-depot bij het BBIE. Wij verzorgen i-depots waarbij wij adviseren over de beschrijving van het format / idee / concept;
- voordat je als bedenker met anderen gaat praten moet je zorgen dat of het format/ idee / concept is geregistreerd of dat de ander een geheimhoudingsverklaring heeft ondertekend. Wij stellen geheimhoudingsverklaringen [NDA’s] voor je op.
< Zie ook Fashion & Design
[post_title] => Wanneer wordt een idee / concept / format auteursrechtelijk beschermd? [post_excerpt] =>De afgelopen periode zijn verschillende uitspraken gedaan over de bescherming van formats voor tv programma’s. Deze uitspraken spelen een rol bij vragen over de bescherming van ideeën en concepten. Uit deze uitspraken blijken de eisen waar een idee / concept / format aan moet voldoen om auteursrechtelijk te worden beschermd.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-wordt-een-idee-concept-format-auteursrechtelijk-beschermd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 08:55:25 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 08:55:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/11/04/wanneer-wordt-een-idee-concept-format-auteursrechtelijk-beschermd/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 7023 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-11-04 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-11-04 00:00:00 [post_content] =>De Stichting Hondensport Friesland krijgt ruzie met het bestuurslid dat de website heeft gemaakt en onderhoudt en de domeinnaam [op zijn naam] heeft geregistreerd.
De stichting vordert o.a. een schadevergoeding voor het mislopen van inkomsten van cursusgelden.
Registratie domeinnaam onrechtmatig
De stichting stelt dat zij het bestuurslid opdracht had gegeven op haar naam een domeinnaam te registreren en een website te maken. Er zou dus sprake zijn van een overeenkomst van opdracht. Het bestuurslid betwist dit en stelt dat hij de domeinnaam al voor eigen gebruik had geregistreerd voordat hij de opdracht kreeg.
De rechtbank oordeelt dat de stichting niet heeft kunnen aantonen dat zij het bestuurslid opdracht heeft gegeven om op naam van de stichting een of deze domeinnaam te registeren.
Maar de rechtbank overweegt ook dat uit de door de stichting overgelegde stukken [een orderbon, facturen] ouder dan de registratie van de domeinnaam, blijkt dat de stichting werd omschreven als de 'Stichting Hondensport Friesland'. Dit betekent dat het bestuurslid de handelsnaam van de stichting als domeinnaam op eigen naam en voor eigen gebruik heeft laten registreren en dat hij zich daarvan bewust moet zijn geweest. Na zijn vertrek bij de stichting heeft het bestuurslid de domeinnaam hondensportfriesland.nl verbonden met zijn eigen website Only4Dogs die als webshop een bedrijfsmatig karakter heeft. Het bestuurslid heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank jegens de stichting onrechtmatig gehandeld.
Schade
De stichting vordert vergoeding van de schade die zij geleden stelt te hebben omdat gedurende een bepaalde tijd de stichting voor nieuwe cursisten niet via de website bereikbaar was. Daardoor stelt zij cursusgelden te zijn misgelopen. De rechter moet de schade schatten op basis van de schattingen van de stichting. Met de enkele stelling dat het mislopen van cursusgelden van € 60,00 van 30 cursisten een gemiddelde is, heeft de stichting de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gegeven om de omvang van deze schadepost te begroten. De rechtbank kan op basis van deze niet onderbouwde en betwiste stelling evenmin een schatting maken van de schadeomvang. Een dergelijke schatting dient in een ‘‘controleerbare en aanvaardbare gedachtegang’’ plaats te vinden. Deze vordering van de stichting wordt afgewezen.
Rechtbank Noord-Nederland, 23 oktober 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:6503
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- het gebruik van een handelsnaam kan worden afgeleid uit facturen, orderbonnen; een inschrijving in het handelsregister is geen vereiste.
- een rechter kan schade begroten maar moet daarvoor dan wel voldoende concrete aanknopingspunten krijgen om dat te doen.
Zie ook Software & ICT
De Stichting Hondensport Friesland krijgt ruzie met het bestuurslid dat de website heeft gemaakt en onderhoudt en de domeinnaam [op zijn naam] heeft geregistreerd.
De stichting vordert o.a. een schadevergoeding voor het mislopen van inkomsten van cursusgelden.
De Hoge Raad oordeelt dat een concurrentiebeding, dat als gevolg heeft dat een perceeleigenaar geen tankstation mag oprichten of geen motorbrandstof mag afnemen van een andere partij dan de Texaco verkoper op Texel, in strijd is met het kartelverbod uit de Mededingingswet.
De feiten:
In een akte voor de overdracht van grond op Texel was de bepaling opgenomen:
- dat het de koper of diens rechtsopvolgers verboden is om in het door hem aangekochte onroerend goed, in enigerlei vorm een verkooppunt van autobrandstoffen te vestigen, of te doen vestigen, hetzij direct, als ook financieel in welke vorm ook bij een dergelijk bedrijf belang te hebben;
- op verbeurte van een boete.
Het is de koper wel toegestaan de onroerende zaak te gebruiken als verkooppunt van motorbrandstoffen, mits de toelevering van dergelijke brandstoffen geschiedt via BV A te Texel.
Op Texel zijn 7 tankstations gevestigd, waarvan er 5 eigendom zijn van BV A althans de motorbrandstoffen van BV A [Texaco] afnemen. Het marktaandeel van deze vijf tankstations in de Texelse markt ligt rond de 63%.
De eigenaar van de onroerende zaak heeft aan BV A aangegeven dat hij op het perceel motorbrandstoffen wil gaan verkopen en heeft verzocht om hem te ontheffen van de (eventuele) uit het beding voortvloeiende verplichtingen. BV A heeft aangegeven de eigenaar te houden aan het concurrentiebeding.
Daarop vordert de eigenaar dat de rechter het concurrentiebeding vernietigt als zijnde in strijd met het kartelverbod van artikel 6 Mededingingswet. Daarnaast zou sprake zijn van misbruik van een economische machtspositie zoals bedoeld in artikel 24 Mededingingswet.
De rechtbank wijst de vorderingen van de eigenaar af. Het gerechtshof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart voor recht dat het concurrentiebeding nietig is wegens strijd met art. 6 lid 1 Mededingingswet.
Bij de Hoge Raad wordt geklaagd over het arrest van het hof.
Zo stelt BV A dat het hof ten onrechte overweegt dat het concurrentiebeding in de gegeven omstandigheden daadwerkelijk het (merkbaar) effect heeft dat de mededinging wordt beperkt .
De HR is het daar niet mee eens.
De overweging van het hof is begrijpelijk, in aanmerking genomen enerzijds dat de mogelijkheid ontbreekt om elders op Texel een concurrerend tankstation te exploiteren, en anderzijds dat het beding naar zijn aard de eigenaar bij gebruik van de onderhavige percelen elke mogelijkheid ontneemt om bij andere leveranciers van motorbrandstoffen betere condities te bedingen dan BVA aanbiedt, hetgeen haar kan belemmeren in haar concurrentiepositie op de Texelse markt voor de detailhandel in motorbrandstoffen.
BV A klaagt er verder over dat het hof ten onrechte althans onbegrijpelijk Texel heeft aangemerkt als de relevante (geografische) markt.
De HR is het daar niet mee eens.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomst met een mededingingsbeperkende strekking, moet onder meer acht worden geslagen op het functioneren en de structuur van de betrokken markt of markten. Onder de relevante (geografische) markt moet worden verstaan het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen en diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daarin duidelijk andere concurrentievoorwaarden heersen (HR 18 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9439, NJ 2010/140).
De HR is het eens met het oordeel van het hof dat Texel als aparte (geografische) markt moet worden beschouwd, waarbij het klaarblijkelijk het oog had op de markt voor de detailhandel in motorbrandstoffen. Het hof overweegt dat het niet voor de hand ligt dat op het eiland verblijvende automobilisten (louter) voor het tanken de reis naar het vasteland ondernemen, gelet alleen al op de daarmee gepaard gaande kosten en/of gemoeide tijd. Het hof geeft daarmee aan dat op het eiland andere concurrentievoorwaarden heersen dan op het vasteland.
Het hof is voor de bepaling van de geografische markt niet alleen uitgegaan van de inwoners van Texel, maar van alle op het eiland verblijvende automobilisten, onder wie ook toeristen. Texel heeft circa 14.000 inwoners, 47.000 toeristische slaapplaatsen, 4 miljoen toeristische overnachtingen en 750.000 dagjesmensen per jaar, aldus BV A . BV A had gesteld dat “veel Texelaren dagelijks (en/of wekelijks) naar het vaste land forensen”, De HR overweegt dat dit niets afdoet aan het oordeel van het hof dat het voor veel (andere) op het eiland verblijvende automobilisten niet rendabel is om de overtocht naar het vasteland te maken louter om te tanken.
HR, 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA374
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- Voordat het marktaandeel berekend kan worden moet allereerst de relevant geografische markt bepaald worden. Ga bij het bepalen van die markt uit van de klant: wat vindt de klant het gebied waarbinnen hij het betreffende product / dienst koopt.
- Wanneer een partij een marktaandeel van meer dan 50% heeft dan is het interessant om te kijken of deze een economische machtspositie heeft. Zo ja, dan de mededingingswet meebrengen dat deze partij een leveringsverplichting heeft of dat een concurrentiebeding met deze partij nietig is.
- Wat voor een verkoper met een dominante marktpositie geldt, geldt ook voor een inkoper met een dominante marktpositie. Ook deze kan in zijn concurrentiemogelijkheden beperkt worden door de mededingingswet.
De Hoge Raad oordeelt dat een concurrentiebeding, dat als gevolg heeft dat een perceeleigenaar geen tankstation mag oprichten of geen motorbrandstof mag afnemen van een andere partij dan de Texaco verkoper op Texel, in strijd is met het kartelverbod uit de Mededingingswet.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => concurrentiebeding-in-akte-overdracht-tankstation-in-strijd-met-mededingingsrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 08:55:00 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 08:55:00 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/11/04/concurrentiebeding-in-akte-overdracht-tankstation-in-strijd-met-mededingingsrecht/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 7021 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-10-29 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-10-29 00:00:00 [post_content] =>Inter Access zou voor Tyco een ERP-systeem ontwikkelen en hosting, onderhoud en support met betrekking tot dat systeem leveren. Het was de bedoeling dat de feitelijke ingebruikname plaats zou vinden op 1 oktober 2007. Op 1 oktober 2007 was het systeem niet gebruiksklaar. Bij brief van 11 oktober 2007 schrijft Tyco dat Inter Access haar verplichtingen niet is nagekomen. Tyco stelt dat de “Go Live” datum van 1 oktober 2007 als een fatale termijn geldt. Inter Access betwist dit en stelt dat zij nog niet in verzuim verkeert omdat zij niet in gebreke is gesteld. Zij vordert betaling van facturen en een schadevergoeding omdat zij door Tyco niet in staat is gesteld om verder na te komen.
Inter Access verwijst naar een bijlage bij de overeenkomst waar staat “Start date Operatione phase II: Expected 2nd half 2007”. Tyco heeft niet gesteld dat een exacte datum als fatale datum is afgesproken. Een “Go Live” datum is niet noodzakelijkerwijs een “fatale datum”.
Tyco stelt dat partijen gedurende de looptijd van de overeenkomst alsnog een fatale termijn zijn overeengekomen. Partijen zouden de streefdatum van 1 oktober 2007 gaandeweg als fatale termijn hebben aangemerkt. De opmerking in e-mails dat een “Go Live” “has been scheduled for” 1 oktober 2007 is te vaag om overeenstemming ten aanzien van een fatale datum aan te nemen. Het zelfde geldt voor het stelselmatig herhalen van 1 oktober 2007 als datum voor de “Go Live”. Van belang is dat uit niets blijkt dat partijen aan de datum van 1 oktober 2007 de betekenis van een fatale datum hebben gegeven.
Tyco stelt verder dat de “Go Live” datum op grond van gewoontes in de ICT-wereld moet worden gezien als een fatale datum. Tyco legt een deskundigenrapport over waarin in deze zin zou zijn geconcludeerd. Het gerechtshof overweegt dat daarmee niet zonder meer is gezegd dat sprake is van een fatale termijn.
Tyco stelt verder dat Inter Access in verzuim zou zijn op grond van de “aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid”. Dit gelet op het slechte presteren van Inter Access gedurende het gehele proces. Het hof volgt Tyco niet en overweegt dat Tyco niet heeft aangegeven waarom uit de door haar gestelde tekortkomingen voortvloeit dat van haar niet gevergd kon worden Inter Access in gebreke te stellen en haar daarbij een redelijke termijn te gunnen om alsnog na te komen.
De vorderingen van Inter Acces
Tyco betwist [voor het eerst] facturen uit 2007. Dit strandt omdat er niet binnen bekwame tijd na ontvangst van de facturen is geprotesteerd.
Inter Acces vordert betaling van de termijnbetalingen tot einde van de duur van de overeenkomst. Het hof wijst deze vordering toe omdat Tyco de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met mogelijke besparingen aan de zijde van Inter Access.
Gerechtshof Amsterdam, 9 juli 2013, Tycobuilding Services Products / Inter Access
Zie uitspraak.
Wat betekent dit voor de praktijk?
- wanneer een partij een contractuele verplichting niet nakomt, dan kunnen daar pas consequenties aan verbonden worden nadat die partij te kennen is gegeven dat zij een verplichting niet is nagekomen, dat ze binnen een redelijke termijn deze verplichting alsnog moeten nakomen en dat wanneer ze dat wederom niet doet ze aansprakelijk is voor schade, de overeenkomst ontbonden wordt, etc. Dit is een ingebrekestelling. Pas na een ingebrekestelling kan een partij in verzuim zijn.
- een uitzondering hierop is de situatie wanneer een termijn is aangemerkt als een “fatale termijn”. In dat geval is geen ingebrekestelling nodig wanneer een partij niet tijdig een verplichting nakomt.
- uit deze uitspraak blijkt dat niet te snel moet worden aangenomen dat een termijn een fatale termijn is. Dit moet zonneklaar vastliggen.
- wanneer discussie mogelijk is over de vraag of een termijn een “fatale termijn” is dan is het raadzaam zekerheidshalve [“voor zover vereist] toch een ingebrekestelling te sturen.
- formuleer een ingebrekestelling zorgvuldig. Rechters oordelen regelmatig dat een ingebrekestelling niet aan de vereisten voldoet waardoor de afnemer zijn verplichtingen alsnog moet nakomen.
Zie ook pagina Software & ICT
[post_title] => Wanneer is sprake van een fatale termijn voor de levering van een ERP systeem? [post_excerpt] =>
Inter Access zou voor Tyco een ERP-systeem ontwikkelen en hosting, onderhoud en support met betrekking tot dat systeem leveren. Het was de bedoeling dat de feitelijke ingebruikname plaats zou vinden op 1 oktober 2007. Op 1 oktober 2007 was het systeem niet gebruiksklaar. Bij brief van 11 oktober 2007 schrijft Tyco dat Inter Access haar verplichtingen niet is nagekomen. Tyco stelt dat de “Go Live” datum van 1 oktober 2007 als een fatale termijn geldt. Inter Access betwist dit en stelt dat zij nog niet in verzuim verkeert omdat zij niet in gebreke is gesteld. Zij vordert betaling van facturen en een schadevergoeding omdat zij door Tyco niet in staat is gesteld om verder na te komen.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-is-sprake-van-een-fatale-termijn-voor-de-levering-van-een-erp-systeem [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 08:59:46 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 08:59:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/10/29/wanneer-is-sprake-van-een-fatale-termijn-voor-de-levering-van-een-erp-systeem/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 6985 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-09-12 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-09-12 00:00:00 [post_content] =>De feiten
De gemeente Kampen nodigt een aantal bedrijven uit voor een onderhandse aanbesteding van restauratiewerkzaamheden. Hoofdstuk 7 van het ARW 2005 is van toepassing verklaard. De algemene voorwaarden van de gemeente vormen onderdeel van de aanbestedingsstukken. In die algemene voorwaarden staat dat een inschrijver om in aanmerking te kunnen komen voor de opdracht, vóór de inschrijving, een verklaring moet verstrekken van haar bank. De bank moet daarin verklaren dat zij bereid is om een bankgarantie te verstrekken, groot 5% van de totale aanneemsom [hierna:”de bereidverklaring”].
Een inschrijver schrijft in zonder de bereidverklaring te verstrekken. Daarop wordt de inschrijving ongeldig verklaard. De dag na de aanbesteding verstrekt de inschrijver alsnog de bereidverklaring. De gemeente gunt vervolgens definitief aan een ander bedrijf. De inschrijving blijkt ongeldig.
De inschrijver heeft vervolgens in kort geding gevorderd dat de gemeente haar inschrijving alsnog geldig moet verklaren. Die vordering is afgewezen. Nu vordert zij in een bodemprocedure een schadevergoeding.
De beoordeling
De rechtbank moet beoordelen of de inschrijving terecht ongeldig is verklaard. De inschrijver stelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld. De eis van de bereidverklaring was alleen te vinden in de algemene voorwaarden, een van de bestekstukken. De inschrijver stelt dat hij er niet op bedacht hoefde te zijn dat die eis daarin was gesteld. In de uitnodigingsbrief was de eis niet vermeld. De inschrijver stelt dat de opsomming in de uitnodigingsbrief een limitatieve opsomming was.
De rechtbank overweegt dat het feit dat in de uitnodigingsbrief stukken worden genoemd die bij de inschrijving moeten worden overgelegd, niet betekent dat er niet elders in de bestekstukken andere stukken genoemd kunnen worden die ook overgelegd moeten worden. In de uitnodigingsbrief wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van een cd-rom met daarop het bestek en bijlagen.
De rechtbank overweegt dan:”
“Van een normaal oplettende, aandachtig lezende inschrijver mag worden verwacht dat hij onderkent dat niet alleen in de uitnodigingsbrief is vermeld aan welke vereisten op welk moment moet zijn voldaan, maar dat zulke vereisten ook kunnen blijken uit de overige bijgevoegde bestekdocumenten.
De bereidverklaring wordt als één van de te verstrekken gegevens genoemd. Het overleggen van een bereidverklaring is hiermee een vereiste voor een geldige inschrijving. Nu [eiseres 1] de bereidverklaring niet heeft verstrekt, is de inschrijving incompleet en dus ongeldig”.
Volgens de inschrijver was dit gebrek eenvoudig te herstellen en had zij daartoe in de gelegenheid moeten worden gesteld.
De eis van de bereidverklaring is een geschiktheidseis. De inschrijver verwijst naar bepalingen in het ARW 2005 waarin herstelmogelijkheden voor bewijsstukken van geschiktheidseisen zijn opgenomen. De rechtbank overweegt dat hoofdstuk 7 van het ARW 2005 [de onderhandse procedure] geen dergelijke bepaling. Voor een onderhandse procedure kent het ARW 2005 dus geen herstelmogelijkheid voor bewijsstukken van geschiktheidseisen.
De rechtbank overweegt dat in de jurisprudentie onder omstandigheden wordt aangenomen dat een inschrijver in de gelegenheid moet worden gesteld een eenvoudig gebrek te herstellen. De rechtbank overweegt:
“Die gelegenheid is er slechts als is voldaan aan de volgende cumulatieve criteria: de gemaakte fout is een gevolg van omstandigheden die in de risicosfeer van de aanbestedende dienst liggen, het moet gaan om een evidente verschrijving of onbedoelde omissie en de fout moet hersteld kunnen worden zonder schending van het gelijkheidsbeginsel.”
De rechtbank overweegt verder dat hier geen sprake van is. Van een normaal oplettende, aandachtig lezende inschrijver mag worden verwacht dat hij weet dat niet alleen in de uitnodigingsbrief, maar ook in andere bestekdocumenten vereisten kunnen staan.
Wanneer dit voor de inschrijver onduidelijk was dan had hij vóór de inschrijving hier vragen over moeten stellen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de inschrijver gemaakte fout geen gevolg is van omstandigheden die in de risicosfeer van de gemeente Kampen liggen.
De vorderingen worden daarom afgewezen.
Rechtbank Overijssel, 28 augustus 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:1989
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- een inschrijver moet de bestekstukken zorgvuldig lezen en erop bedacht zijn dat in de verschillende bestekdocumenten eisen kunnen staan waaraan voldaan moet worden.
- een inschrijver mag niet afgaan op een opsomming van de te verstrekken documenten, tenzij uitdrukkelijk is aangegeven dat de opsomming limitatief is.
- wanneer een inschrijver zekerheid wil of een opsomming limitatief is dan dient hij daar in de inlichtingenfase een vraag over te stellen.
- het herstellen van gebreken is echt een uitzondering en kan alleen in uitzonderingssituaties. Het gebrek moet dan het gevolg zijn van een omstandigheid die in de risicosfeer van de aanbestedende dienst ligt [bv een gebrek in een excelsheet dat door de aanbestedende dienst is verstrekt].
zie ook aanbestedingsrecht
[post_title] => Ongeldige inschrijving doordat de bereidverklaring van de bank ontbrak [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ongeldige-inschrijving-doordat-de-bereidverklaring-van-de-bank-ontbrak [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:02:48 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:02:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/09/12/ongeldige-inschrijving-doordat-de-bereidverklaring-van-de-bank-ontbrak/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 6991 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-09-12 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-09-11 22:00:00 [post_content] =>
Soms beschikt alleen een tegenpartij over het materiaal dat essentieel is om bewijs te leveren van uw vordering. Dat kan correspondentie [e-mails] zijn, facturen, tekeningen, goederen, etc. Alleen voor zaken over intellectueel eigendomsrecht regelt de wet dat daar bewijsbeslag voor kan worden gelegd. Wanneer u aanwijzingen heeft dat een inbreukmaker beschikt over inbreukmakende goederen dan kunt u daar beslag op laten leggen.
De Hoge Raad heeft nu aangegeven dat bewijsbeslag ook mogelijk is in niet-IE zaken. In een arrest geeft de HR de regels en waarborgen voor een dergelijk bewijsbeslag.
De feiten
Een fusie ging niet door. Dit zou het gevolg zijn van vertrouwelijk of onjuiste informatie die door een partij aan de beoogde overnemer zou zijn verstrekt. Tijdens een bespreking had een partij aangegeven over 16.000 e-mails te beschikken die het gelijk van de eiser zouden aantonen. Die partij was niet bereid om die e-mails aan de eiser af te staan.
De eiser verzocht om bewijsbeslag te mogen leggen op die e-mails. Aan de Hoge Raad worden regels gevraagd voor het bewijsbeslag.
De regels voor bewijsbeslag:
- Beslaglegging kan slechts plaatsvinden onder de in art. 843a Rv gestelde voorwaarden en kan slechts betrekking hebben op "bescheiden" in de zin van die bepaling. Beslag is ook mogelijk op digitale bestanden. Onder toezicht van de deurwaarder kunnen ter plaatse kopieën worden gemaakt van de digitale bestanden. Het beslag rust dan op de kopie. Beslag kan ook op voorwerpen worden gelegd.
- Het recht om beslag te mogen leggen betekent niet dat de beslaglegger ook recht heeft op afgifte, inzage of afschrift van de bescheiden die in beslag genomen zijn. De verzoeker heeft geen recht om bij de beslaglegging aanwezig te zijn.
- Bij het verzoek om beslag te mogen leggen moeten de in beslag te nemen bescheiden zo precies mogelijk worden omschreven als in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van de verzoeker kan worden verlangd. Dit om een fishing expedition te voorkomen.
- In het verzoekschrift moet worden aangegeven welke “rechtsbetrekking” de aanleiding is voor het verzoek. Ook moet worden toegelicht wat het belang is van de verzoeker bij de beslaglegging en op grond van welke feiten en omstandigheden de beslaglegging noodzakelijk is. De verzoeker moet verder toelichten waarom er een gegronde vrees bestaat dat, zonder de beslaglegging, de in beslag te nemen bescheiden verloren zullen gaan. Tenslotte moet worden toegelicht waarom het bewijs niet op een andere, minder ingrijpende wijze kan worden geleverd. De rechter moet vervolgens beoordelen of het bewijsbeslag gerechtvaardigd is naar maatstaven van proportionaliteit en subsidiariteit.
- De rechter kan het verlof om bewijsbeslag te mogen leggen toewijzen zonder dat de andere partij wordt gehoord. Dat kan met name wanneer het aannemelijk is dat uitstel tot onherstelbare schade zal leiden of indien er een aantoonbaar gevaar voor verduistering of verlies van bewijs bestaat.
- De rechter kan toestemming verlenen om voor leggen van het bewijsbeslag een privéwoning te betreden. De rechter kan voorwaarden stellen om het privéleven en het familie- en gezinsleven van degene onder wie het beslag wordt gelegd, zoveel mogelijk te respecteren.
- Wanneer er vertrouwelijke stukken in beslag worden genomen dan kan de deurwaarder twee processen-verbaal maken: eentje voor de verzoeker [met daarin een globale omschrijving van de in beslag genomen bescheiden] en eentje voor de beslagene [met daarin een gedetailleerde beschrijving van de in beslag genomen bescheiden].
- Wanneer bestanden voor de deurwaarder alleen toegankelijk zijn wanneer codes, wachtwoorden, etc. worden verstrekt, dan mag de deurwaarder die bestanden of gegevensdrager [bv de server] in beslag nemen. Het is dan aan de rechter die de hoofdzaak beoordeelt om afgifte van de codes, wachtwoorden, etc. te bevelen of niet. De rechter kan ook consequenties verbinden aan de weigering om deze codes, wachtwoorden, etc. af te geven.
- Wanneer bestanden zich op een andere plaats bevinden, bv in de cloud, dan moet de beslagene deze gegevens voor de deurwaarder toegankelijk maken.
HR, 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9958
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- Ook in niet-IE zaken is bewijsbeslag mogelijk.
- De HR stelt stevige motiveringseisen aan het verzoekschrift om bewijsbeslag te mogen leggen.
- Degene onder wie beslag wordt gelegd moet een vergaande medewerking verlenen, zoals het toegankelijk maken van digitale bestanden die zich in de cloud bevinden.
Soms beschikt alleen een tegenpartij over het materiaal dat essentieel is om bewijs te leveren van uw vordering. Dat kan correspondentie [e-mails] zijn, facturen, tekeningen, goederen, etc. Alleen voor zaken over intellectueel eigendomsrecht regelt de wet dat daar bewijsbeslag voor kan worden gelegd. Wanneer u aanwijzingen heeft dat een inbreukmaker beschikt over inbreukmakende goederen dan kunt u daar beslag op laten leggen.
De Hoge Raad heeft nu aangegeven dat bewijsbeslag ook mogelijk is in niet-IE zaken. In een arrest geeft de HR de regels en waarborgen voor een dergelijk bewijsbeslag.
De feiten
Wederom een geschil tussen Connexxion en Zorgvervoercentrale Nederland [ZCN]. ZCN is door de NMa beboet voor het maken van verboden kartelafspraken. Er is nog geen sprake van een onvoorwaardelijke veroordeling.
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft eerder geoordeeld [rechtbank ’s-Gravenhage, 17 april 2013,LJN: BZ7736] dat door het boetebesluit van de NMa er sprake is van een ernstige beroepsfout waardoor ZCN van aanbesteding uitgesloten moet worden.
ZCN heeft nu ingeschreven op een aanbesteding van de gemeente Hoorn. Connexxion stelt dat ZCN moet worden uitgesloten omdat zij:
- een ernstige beroepsfout heeft gemaakt hetgeen volgt uit het boetebesluit van de NMa, en;
- dit in een eerdere aanbesteding, en mogelijk ook in deze, niet heeft vermeld in de Eigen Verklaring.
De beoordeling
a. ernstige beroepsfout
De Gemeente geeft aan dat zij vindt dat het boetebesluit van de NMa nog niet betekent dat sprake is van een ernstige beroepsfout. Dit begrip is niet uitgewerkt in aanbestedingsregelgeving. Dit betekent dat een aanbestedende dienst een zekere vrijheid heeft bij het beoordelen wat als een ernstige beroepsfout moet worden aangemerkt. De gemeente geeft aan dat zij in aanmerking heeft genomen:
- dat het boetebesluit van de NMa nog niet onherroepelijk is;
- dat ZCN maatregelen heeft getroffen om herhaling van overtreding van de Mededingingswet te voorkomen;
- dat er inmiddels twee jaar zijn verstreken sinds de overtreding, en
- dat ZCN de gemeente tijdig op de hoogte heeft gebracht van de boete.
Dit alles heeft de gemeente ertoe gebracht om de gedragingen niet als een ernstige beroepsfout te kwalificeren. Daarnaast geeft de gemeente aan dat indien wel sprake zou zijn van een ernstige fout, uitsluiting van ZCN disproportioneel zou zijn.
b. een valse Eigen Verklaring
ZCN stelt dat zij in deze aanbesteding in de Eigen Verklaring heeft aangegeven dat de uitsluitingsgrond van “ernstige beroepsfout” op haar van toepassing is. In een toelichting hierbij heeft zij naar de gemeente aangegeven dat zij dit zo heeft ingevuld in verband met het oordeel van de voorzieningenrechter Den Haag. ZCN heeft ook toegelicht waarom zij vindt dat er geen sprake is van een ernstige beroepsfout en, wanneer dat wel het geval mocht zijn, waarom zij vindt dat uitsluiting disproportioneel zou zijn.
ZCN geeft verder aan dat zelfs indien zij in een eerdere aanbesteding een valse Eigen Verklaring zou hebben afgelegd, dit voor deze aanbesteding niet relevant is. ZCN verwijst naar de Toelichting Uniforme eigen verklaring aanbestedingen van de Rijksoverheid, waaruit blijkt dat een valse Eigen Verklaring slechts consequenties kan hebben voor de aanbesteding waarin die verklaring wordt ingediend.
Ter zitting geeft Connexxion aan dat een herbeoordeling van de inschrijvingen moet plaatsvinden, waarbij de gemeente zodanige transparantie dient te verschaffen dat Connexxion de herbeoordeling kan controleren.
De voorzieningenrechter overweegt echter dat de verantwoordingsplicht van artikel 6 Wira en artikel 41 Bao niet zover gaat dat een aanbestedende dienst gehouden zou zijn de afgewezen gegadigden te informeren over de afwegingen die ertoe hebben geleid om uitsluitingsgronden al dan niet van toepassing te achten.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat de gemeente Hoorn bekend was met het boetebesluit van de NMa en de bezwaarprocedure die daartegen loopt, dat ZCN dit zelf aan de gemeente had gemeld en had aangegeven welke lessen zij uit de procedure bij de NMa had getrokken.
De voorzieningenrechter acht het besluit van de gemeente om ZCN niet van de aanbesteding uit te sluiten, gelet op de beoordelingsvrijheid die een aanbestedende dienst bij het beoordelen van inschrijvingen toekomt, niet apert onbegrijpelijk.
De vorderingen van Connexxion worden daarom afgewezen.
Rechtbank Noord-Holland, 6 augustus 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:7584
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- een aanbestedende dienst heeft een zekere vrijheid bij het uitleggen van het begrip “ernstige beroepsfout”;
- een overtreding van de mededingingswet hoeft niet perse te betekenen dat een inschrijver moet worden uitgesloten in een aanbestedingsprocedure. De inschrijver doet er verstandig aan om hier open over te zijn, de boete zelf te melden en aan te geven wat de lessen zijn die zij daarvan geleerd heeft;
- een valse Eigen Verklaring in een eerdere procedure heeft alleen gevolgen voor die procedure, niet voor latere procedures.
- de verantwoordingsplicht uit de Wira en de Bao kent voor een aanbestedende dienst ook zijn grenzen. Een aanbestedende dienst hoeft haar afwegingen die ertoe hebben geleid om uitsluitingsgronden al dan niet van toepassing te achten, niet bekend te maken.
Zie ook aanbestedingsrecht
[post_title] => Gemeente Hoorn hoeft ZCN niet uit te sluiten van aanbesteding ivm boete NMa [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gemeente-hoorn-hoeft-zcn-niet-uit-te-sluiten-van-aanbesteding-ivm-boete-nma [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:05:38 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:05:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/09/03/gemeente-hoorn-hoeft-zcn-niet-uit-te-sluiten-van-aanbesteding-ivm-boete-nma/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 6984 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-09-03 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-09-03 00:00:00 [post_content] => De feiten: Een klant van Corendon boekt op de website een all inclusive reis naar Turkije voor € 1.272,50. Deze prijs blijkt een vergissing te zijn. De werkelijke prijs blijkt € 5.775,50 te zijn. Corendon laat dat weten aan de klant. De klant kan kiezen; of hij betaalt bij tot de werkelijke prijs of hij kan afzien van de reis. De klant en Corendon komen er niet uit. Corendon stuurt een factuur voor de werkelijke prijs. De klant wil de reis voor de oorspronkelijke prijs. Corendon schrijft dat zij op grond van de ANVR voorwaarden op een aangeboden reis mag terugkomen. De klant betwist dat de ANVR voorwaarden van toepassing zijn. Hij stelt dat hij er bij het boeken niet op is gewezen dat algemene voorwaarden van toepassing zijn. De algemene voorwaarden zijn ook niet overhandigd. Op de boekingsbevestiging stond voor het eerst een verwijzing naar de ANVR en SGR voorwaarden. De klant stelt dus dat de voorwaarden niet van toepassing zijn en dat er is verwezen naar twee sets verschillende voorwaarden. Door dat laatste zouden er helemaal geen algemene voorwaarden van toepassing zijn. Corendon annuleert de reis. De klant vordert een schadevergoeding van Corendon van € 5.550,=. De beoordeling door de rechter: Op de zitting heeft Corendon uitgelegd hoe haar website is ingericht. Degene die een reis wil boeken kan dat alleen door eerst een vakje aan te vinken waar hij zich akkoord verklaard met het van toepassing zijn van de ANVR voorwaarden. Na het aanklikken van het vakje verschijnt een link naar de ANVR voorwaarden. Op de zitting heeft de klant gezegd dat hij zich niet meer kan herinneren of hij dat vakje heeft aangevinkt. De klant heeft dus niet gezegd dat het anders is gegaan dan hoe Corendon het heeft uitgelegd. En dus volgt de rechter Corendon. De rechter zegt verder dat er wel naar twee sets voorwaarden verwezen kan worden zolang deze maar aanvullend zijn en dus niet strijdig met elkaar zijn. De vorderingen van de klant worden afgewezen. De rechter vraagt zich nog af wat de klant überhaupt aan schade geleden heeft. Immers het voorschot dat was betaald, is terug betaald door Corendon. Rechtbank Noord-Nederland, 15 augustus 2013 Wat betekent dit voor de praktijk:- Corendon kon alleen onder de vergissing uit komen doordat zij succesvol een beroep kon doen op de voorwaarden.
- een webwinkel moet er dus voor zorgen dat in haar voorwaarden de mogelijkheid is opgenomen om, bij fouten in de prijs, het aanbod te kunnen intrekken.
- een webwinkel moet ervoor zorgen dat de website zo is ingericht dat je aan een rechter kunt laten zien dat er alleen besteld kan worden nadat een vakje wordt aangevinkt waardoor de klant akkoord gaat met het van toepassing zijn van algemene voorwaarden.
- een webwinkel moet ervoor zorgen dat de klant, voordat hij bestelt, de algemene voorwaarden kan inzien en opslaan [bv door een PDF document te laten zien].
- een webwinkel kan naar verschillende sets voorwaarden verwijzen zolang deze maar niet tegenstrijdig zijn. Wanneer dat wel het geval is dan kan een rechter ze inderdaad allebei buiten beschouwing laten. Het is dan voor de klant immers niet duidelijk wat er nu precies is afgesproken.
- als er al schade vergoed zou moeten worden, dan moet dat daadwerkelijk geleden [vermogens]schade zijn. De klant moet die schade aannemelijk maken.
De feiten
Alp Lift is een onderneming die zich bezig houdt met de productie, verkoop en distributie van liften en hoogwerksystemen. Deze liften neemt zij vanaf 1987 af van een Duitse leverancier (onderdeel van de Böcker-groep) die de liften en hoogwerkers onder de naam Alp-liften op de markt brengt. Al in 1987 registreert Alp lift het merk ALP.
De fabrikant stanst het logo met daarin het woord ALP LIFT in de producten.
In 2012 zegt de Böcker-groep de distributie overeenkomst met Alp Lift op. Partijen sluiten een vaststellingsovereenkomst waarin zij overeenkomen dat Böcker-groep in de Benelux het merk ALP LIFT niet zal gebruiken.
Eind 2012 vraagt Böcker-groep voor ALP LIFT een Europese merkregistratie aan. Alp lift maakt daar bezwaar tegen.
In kort geding vordert Alp lift een verbod voor Böcker Nederland om het logo met Alp lift te gebruiken en een gebod om een mededeling hiervan op haar website te plaatsen. Böcker vordert dat Alp lift moet toestaan dat Böcker in de Benelux en Europa het merk ALP LIFT registreert.
De beoordeling
Böcker stelt dat Alp Lift het merk ALP LIFT te kwader trouw heeft gedeponeerd (voordat zij distributeur werd). De rechtbank overweegt dat het niet waarschijnlijk is dat de rechtbank het depot te kwader trouw zal oordelen omdat in 1987 de directeur van Böcker-groep toestemming heeft verleend voor de merkregistratie.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat het logo dat Böcker gebruikt (met daarin ALP LIFT) volledig overeenstemt met het merk van Alp lift waardoor voor verwarring kan worden gevreesd.
Böcker zou haar “alp lift” logo alleen in de Benelux mogen gebruiken wanneer Alp Lift daar toestemming voor heeft verleend. In de vaststellingsovereenkomst is nu juist vastgelegd dat Böcker de merken van Alp lift niet zou gebruiken.
Dit betekent dat Böcker haar liften en hoogwerkers wel in de Benelux mag verkopen maar zonder daarbij een logo met daarin het merk ALP LIFT te gebruiken. Dat merk mag dus niet meer gestanst worden in de producten die in de Benelux worden verkocht.
Door toestemming te verlenen tot het deponeren door haar distributeur van het met het logo overeenstemmende woordmerk ALP LIFT had de Böcker-groep zich moeten realiseren dat daarmee het gebruik van dit logo door haar voor de Beneluxmarkt zou zijn afgesneden en dat zij het productieproces daarop zou moeten (laten) aanpassen. Indien zij na opzegging van de distributieovereenkomst gebruik van het logo voor de Beneluxmarkt had willen voortzetten, had zij dit in de vaststellingsovereenkomst moeten bedingen. Dat heeft zij echter niet gedaan.
Rechtbank Midden-Nederland, 26 juni 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:3402.
Wat betekent dit voor de praktijk:
- een distributeur kan alleen het merk van de leverancier registeren en blijven gebruiken wanneer de leverancier hier toestemming voor verleend.
- voor een distributeur betekent dit dat hij ervoor moet zorgen dat dit in de overeenkomst wordt vastgelegd.
- het uitgangspunt is dat, na het einde van de distributieovereenkomst het gebruiksrecht van de distributeur eindigt. Dit is alleen anders wanneer dit expliciet wordt vastgelegd, zoals in deze zaak is gebeurd.
- voor een leverancier betekent dit dat hij zich moet realiseren dat wanneer wordt afgezien van het recht om het eigen merk in het gebied van de (voormalige) distributeur te gebruiken, de distributeur vervolgens kan beletten dat de leverancier zijn producten onder het eigen merk in het gebied van de distributeur op de markt brengt.
De rechtbank oordeelt dat het ontwerp van de President rijstzak auteursrechtelijk is beschermd. Ondanks dat bij het ontwerpen van een dergelijke zak enige technische uitgangspunten in het geding zijn [zoals de afsluitbaarheid] vallen ten aanzien van het uiterlijk in voldoende mate creatieve keuzes te maken. De rechter vindt dat dit hier ook is gebeurd; bij de specifieke vormgeving van het kader, de rijstafbeelding en de letters zijn duidelijk creatieve keuzes gemaakt, die met behoud van de functionaliteit ook anders hadden kunnen worden gemaakt.
Het auteursrecht is het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld [artikel 1 Auteurswet].
Ook wanneer de vorm van het product het resultaat is van een binnen zekere [technische] uitgangspunten beperkte keuze, kan sprake zijn van een werk dat een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt.
Uit de President- rijstzakken blijkt in voldoende mate van persoonlijke, creatieve keuzes van de maker. Uit de andere getoonde zakken blijkt voorts, dat die keuzes, met behoud van de functionaliteit en de stijl, anders gemaakt kunnen worden. De rechter overweegt dat louter technisch bepaalde aspecten, zoals de maat van de zak, het handvat en de rits etc., buiten beschouwing moeten blijven.
De rechter overweegt verder dat onvoldoende duidelijk is bij wie het auteursrecht berust. De ontwerper van de zak is een bedrijf in India. Er is geen akte waaruit een rechtsgeldige overdracht van het auteursrecht blijkt. Het blijkt ook niet uit de distributieovereenkomst die in het geding is gebracht.
Rechtbank Rotterdam, 10 juni 2013 [KMI v Asian-Food]
Zie uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk:
- Wanneer de maker van verpakkingsmaterialen creatieve keuzes maakt dan ontstaat auteursrecht op de vormgeving.
- Louter technisch bepaalde aspecten blijven buiten beschouwing bij de vraag of auteursrecht is ontstaan.
- Voor de overdracht van auteursrecht gelden formele vereisten: er moet een akte [schriftelijk stuk] zijn waarin de maker het auteursrecht op het werk overdraagt aan de verkrijger.
Zie ook AgriFood
[post_title] => Vormgeving President rijstzak auteursrechtelijk beschermd [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => vormgeving-president-rijstzak-auteursrechtelijk-beschermd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:42:12 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:42:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/12/09/vormgeving-president-rijstzak-auteursrechtelijk-beschermd/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 263 [max_num_pages] => 27 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 9da36cd65336c51c413c76ecf27ef683 [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )