WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 33
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 33
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1425
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 320, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 36013
[post_author] => 74
[post_date] => 2023-05-01 09:33:36
[post_date_gmt] => 2023-05-01 07:33:36
[post_content] => Inleiding
Veel gemeenten hanteren regels voor het verhuren van kamers. Deze regels komen er doorgaans op neer dat voor kamerverhuur één of zelfs meerdere vergunningen vereist zijn. In dit blog bespreek ik deze vergunningen voor kamerverhuur aan bijvoorbeeld studenten of arbeidsmigranten, zodat u als [potentieel] verhuurder weet op welke vergunningen u moet letten.
Wanneer is er sprake van kamerverhuur?
Van kamerverhuur is sprake als er onzelfstandige woonruimte wordt verhuurd. Met onzelfstandige woonruimte wordt woonruimte bedoeld die niet zelfstandig door één huishouden kan worden bewoond. Dit omdat de woonruimte geen eigen [voor]deur en belangrijke woonvoorzieningen heeft, zoals een keuken, toilet en/of douche. Een typisch voorbeeld van onzelfstandige woonruimte [en kamerverhuur] is een studentenhuis waar de studerende bewoners [die volgens vaste rechtspraak niet als één huishouden worden gezien] de keuken, toilet en douche met elkaar delen.
Overigens gaat het bij de vraag of sprake is van kamerverhuur om de feitelijke situatie en niet om de situatie zoals deze op papier is gezet. Dat in de huurovereenkomst staat dat een studentenhuis als zelfstandige woonruimte aan een groep studenten wordt verhuurd, neemt niet weg dat feitelijk [en juridisch] gezien sprake is van verhuur van onzelfstandige woonruimte. Ook hier is sprake van kamerverhuur en zijn de daarvoor benodigde vergunningen vereist.
Vergunning[en] voor kamerverhuur
Per gemeente verschilt het of voor kamerverhuur een vergunning vereist is. Iedere gemeente hanteert namelijk eigen regels voor kamerverhuur. Deze regels verschillen niet alleen inhoudelijk van elkaar, maar kennen veelal ook een verschillend juridisch kader en bijbehorende voorwaarden. Met name in grote gemeenten gelden voor kamerverhuur regels van verschillende juridische kaders naast elkaar waardoor voor kamerverhuur veelal meerdere vergunningen vereist zijn. Als één vergunning ontbreekt dan kan dit betekenen dat kamerverhuur feitelijk niet is toegestaan. Het is van belang om hier als potentieel verhuurder oplettend op te zijn.
Omgevingsvergunning
Kamerverhuur is vaak gereguleerd in het gemeentelijke bestemmingsplan. Het kan zijn dat het ter plaatste geldende bestemmingsplan geen kamerverhuur toestaat, of slechts kamerverhuur aan een maximaal aantal personen. Bijvoorbeeld in de gemeente Tilburg staan bestemmingsplannen meestal geen kamerverhuur aan vijf of meer personen toe, maar kamerverhuur aan minder personen is vaak wel toegestaan.
Als het bestemmingsplan geen kamerverhuur toestaat dan is een omgevingsvergunning vereist om in afwijking van het bestemmingsplan aan kamerverhuur te doen. De voorwaarden van deze vergunning kunnen in het bestemmingsplan zelf staan. Ook kunnen gemeenten er voor kiezen om voor omgevingsvergunningen voor kamerverhuur een [apart] toetsingskader in beleidsregels vast te leggen, zoals de gemeente Eindhoven heeft gedaan.
Vergunning opkoopbescherming
De vergunning opkoopbescherming is relevant voor mensen die van plan zijn een woning te kopen voor kamerverhuur. Steeds meer gemeenten [o.a. ‘s-Hertogenbosch, Tilburg en Eindhoven] kiezen er voor om voor hun gehele gemeente [of delen daarvan] de opkoopbescherming in te voeren waardoor woonruimte tot een bepaalde WOZ-waarde [zonder vergunning opkoopbescherming] niet mag worden verhuurd.
Woonruimte gelegen in een voor de opkoopbescherming aangewezen gebied en een WOZ-waarde binnen het bepaalde bedrag, valt voor een periode van vier jaar na de dag van inschrijving van de leveringsakte onder de opkoopbescherming. Dit tenzij de woonruimte op deze inschrijvingsdatum al meer dan zes maanden werd verhuurd. De opkoopbescherming is dan niet van toepassing; voor het voortzetten van de kamerverhuur is dan ook geen vergunning opkoopbescherming vereist.
Een vergunning opkoopbescherming wordt doorgaans verleend als de woonruimte wordt verhuurd aan eerstegraads of tweedegraadsfamilieleden, de woonruimte voor maximaal 12 maanden wordt verhuurd voor een andere reden dan toeristisch verhuur of u woonruimte verhuurt die onderdeel is van een winkel, kantoor of bedrijfsruimte.
Exploitatievergunning
Sommige gemeenten [bijv. Nissewaard] hebben in hun Algemene Plaatselijke Verordening [APV] regels voor kamerverhuur opgenomen. In deze gemeenten is voor kamerverhuur ook een exploitatievergunning vereist. De toetsingsgronden voor deze vergunningen kunnen in de APV zijn opgenomen of [net als bij de omzettingsvergunning en omgevingsvergunning] in beleidsregels zijn vastgelegd.
Omzettingsvergunning
Met name grote gemeenten hebben een huisvestingsverordening waaronder de gemeenten ‘s-Hertogenbosch, Tilburg en Eindhoven. In deze verordening is veelal bepaald dat voor kamerverhuur [ook] een omzettingsvergunning vereist is [ook wel een onttrekkingsvergunning genoemd]. Dit is een vergunning voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte [voor kamerverhuur]. De voorwaarden voor verlening van een omzettingsvergunning zijn veelal in de huisvestingsverordening opgenomen, maar kunnen ook zijn opgenomen in [aparte] beleidsregels.
Verhuurdersvergunning
Een aantal gemeenten [o.a. Schiedam en Rotterdam] heeft in hun APV een vergunningstelsel voor verhuurders van woonruimte opgenomen. Om overtredingen en woonoverlast tegen te gaan, hebben deze gemeente bepaald dat voor verhuur van [aangewezen] woningen [in al dan niet tevens aangewezen gebieden] een verhuurdersvergunning vereist is, welke de verhuurder moet aanvragen.
Conclusie
Voor kamerverhuur zijn vaak één of meerdere vergunningen vereist. Dit overzicht geeft u als [potentieel] verhuurder een idee waar op welke vergunningen u bij kamerverhuur moet letten. Wilt u kamers gaan verhuren dan kunnen wij u voorzien van juridisch advies en beoordelen welke vergunningen voor u gelden.
[post_title] => De vergunning[en] voor kamerverhuur
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-vergunningen-voor-kamerverhuur
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-14 11:47:17
[post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:47:17
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=36013
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 36044
[post_author] => 6
[post_date] => 2023-04-28 09:36:21
[post_date_gmt] => 2023-04-28 07:36:21
[post_content] => Wie is eigenaar van digitale gegevens (data)? Wie is eigenaar van fysieke documenten? Kun je beslag leggen op data?
Casus
In deze zaak [1] had een US bedrijf een medicijn ontwikkeld. Zij geeft opdracht aan een Nederlands bedrijf om klinische onderzoeken uit te voeren en daar data van te verzamelen. De relatie raakt verstoord. Het US bedrijf legt bewijsbeslag onder het Nederlandse bedrijf op alle data waar het Amerikaanse bedrijf eigenaar van was (geworden). Zij vordert afgifte van deze documenten. The Netherlands Commercial Court (NCC) geeft een beslissing in deze zaak.
De Agreement for Clinical Trials Management Services die partijen hebben gesloten bepaalt:
“Ownership of data and intellectual property
All data (including without limitation, written, printed, graphic, video and audio material, and information contained in any computer database or computer readable form) generated by PRA in the course of conducting the Services (the “Data”) and related to the Services will be Sponsor’s property. Any copyrightable work created in connection with performance of the Services and contained in the Data will be considered work made for hire, whether published or unpublished, and all rights therein will be the property of Sponsor as employer, author and owner of copyright in such work.
PRA understands and agrees that the underlying rights to the intellectual property and materials that are the subject of this Agreement, including, without limitation, all intellectual property rights in Sponsor’s drug candidates or products and assays, are owned solely by Sponsor. “
Toepasselijk recht
Partijen hadden in de overeenkomst gekozen voor het recht van de Staat New York. De rechtbank overweegt dat dat recht van toepassing is op:
- De uitleg van de overeenkomst
- De gevolgen van het niet nakomen van een verplichting uit de overeenkomst (waaronder een beroep op een opschortingsrecht).
De rechtbank overweegt verder dat Nederlands recht van toepassing is op:
- vragen over eigendomsrechten. Immers hier gaat het om documenten en gegevens die zich in Nederland bevinden.
- vragen over overdracht/afgifte van eigendom.
Wie is eigenaar van de documenten en data?
Daarbij moet de rechtbank een viertal vragen beantwoorden:
1. Kan een eigendomsrecht worden gevestigd op data?
Onder verwijzing naar artikel 5.1 juncto artikel 3.2. BW overweegt de rechtbank dat, naar huidig Nederlands recht, er geen eigendom mogelijk is op data. Eigendom kan alleen betrekking hebben op ‘zaken’. En ‘zaken’ zijn ‘voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten’. Data / digitale bestanden vallen daar niet onder.
De rechtbank overweegt: “
The Court notes that although it may be desirable in this digital day and age to apply the concept of ownership analogously to digital data, this would be contrary to the “closed” system of Dutch property law in which rights are specifically enumerated. It would also encroach on the domain and prerogatives of the legislative branch. As a result, it is not up to the courts to determine the rights in rem that can be vested in digital data.”
2. Rust er een eigendomsrecht op persoonsgegevens?
De rechtbank overweegt dat er geen eigendomsrecht rust op persoonsgegevens. Een eigendomsrecht zou wel kunnen rusten op het fysieke object waar het persoonsgegeven onderdeel van vormt. Afgifte van de gegevensdrager waar de persoonsgegevens op zijn opgeslagen, vormt een verwerking van persoonsgegevens. De AVG is niet van toepassing op documenten dat geen namen van deelnemers aan de onderzoeken of nummers die te herleiden zijn tot deelnemers, bevat. De rechtbank overweegt dat partijen ‘gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken’ zijn. Het verstrekken van persoonsgegevens door het Nederlandse bedrijf aan de US partij is op zich rechtmatig en valt onder artikel 9(2)(j) AVG. Echter, afgifte van de documenten met persoonsgegevens aan de US partij, is niet toegestaan omdat de US geen passend beschermingsniveau heeft.
3. Welke data valt onder de definitie van data uit de overeenkomst?
De rechtbank past hier het recht van de staat New York toe en kijkt naar de letterlijke tekst van de overeenkomst. Dit betekent dat ‘data’ wordt uitgelegd als alle data gegenereerd door de Nederlandse partij. Dit tenzij de overeenkomst bepaalde data hiervan uitzondert. Dit betekent dat ‘data’ ook omvat de ruwe data, de brondocumenten en de Investigator File. Software en andere data die niet specifiek voor de US partij is ontwikkeld, valt niet onder de definitie van ‘data’.
4. Wie is eigenaar van de fysieke documenten op het moment van creatie?
De Nederlandse partij beroept zich op art. 5:16 (1) BW. Omdat zij eigenaar was van het papier en de inkt, zou zij eigenaar zijn geworden van het fysieke document. De US partij beroept zich op art. 5:16 (2) BW en stelt dat het document in haar opdracht is gemaakt en dat zij dus eigenaar is geworden. De rechtbank overweegt, onder verwijzing naar de overeenkomst, dat het de bedoeling van partijen is geweest dat de US partij, al tijdens de uitvoering van de werkzaamheden en zonder dat een daadwerkelijke ‘levering’ nodig was, eigenaar is geworden van de fysieke documenten.
Dit betekent dat de Nederlandse partij de documenten moet afgeven. De Nederlandse partij beroept zich op een opschortingsrecht omdat de US partij de eindfactuur niet heeft betaald. De rechtbank overweegt dat de eindfactuur nog niet verzonden had mogen worden. Eerst had de Nederlandse partij aan haar laatste verplichting moeten voldoen, zijnde het opsturen van de documenten. En dat weigerde de Nederlandse partij nu juist. Daarom verkeert de US partij niet in gebreke.
Conclusie
De rechtbank verklaart voor recht dat de US partij eigenaar is van
de fysieke documenten. Partijen moeten in overleg met de deurwaarder onderzoeken welke bestanden aan de US partij afgegeven moeten worden.
Wat betekent dit voor de praktijk?
- Omdat eigendom op data niet mogelijk is, zouden partijen in een overeenkomst afspraken moeten maken over wie wat met data mag en wie waar recht op heeft. In een overeenkomst kan een juridische situatie worden gecreëerd die een eigendomsrecht benadert.
- Bij beslag op data moet nauwkeurig worden beschreven wat de inhoud is van bestanden waar beslag op is gelegd.
- Soms kan er sprake zijn van een intellectueel eigendomsrecht op data (auteursrecht of databankenrecht). Dat kan dan een basis bieden om vorderingen of verweren op te baseren.
Vragen over overeenkomsten/discussie/vragen met betrekking tot (juridische aspecten van) data? Vraag het aan mij:
wijst@bg.legal
[1] Rechtbank Amsterdam (NCC), 21 april 2023,
ECLI:NL:RBAMS:2023:2540
[post_title] => Eigendom op data
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => eigendom-op-data-2
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-02 09:15:57
[post_modified_gmt] => 2023-06-02 07:15:57
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=36044
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 35979
[post_author] => 65
[post_date] => 2023-04-28 09:24:25
[post_date_gmt] => 2023-04-28 07:24:25
[post_content] => Vanaf 1 juli 2023 moeten producenten van textielproducten in Nederland voldoen aan nieuwe regelgeving voor
uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). Dit betekent dat producenten verantwoordelijk zijn voor inzameling, recycling en hergebruik van hun producten.
Deze regelgeving geldt voor alle textielproducten, inclusief kleding, schoenen, tassen en huishoudtextiel. Vanaf 2023 moeten producenten jaarlijks een melding doen bij de Nederlandse overheid waarin ze aangeven hoeveel
textiel ze op de markt hebben gebracht en hoe ze van plan zijn het textiel te recyclen of hergebruiken.
Vanaf 2025 moeten producenten daadwerkelijk zorgen voor
recycling of hergebruik van hun producten. Het doel is om 70% van het op de markt gebrachte textiel te recyclen of hergebruiken in 2030. Producenten kunnen hierbij samenwerken in producentenorganisaties om de doelstellingen te halen.
De
nieuwe regelgeving is van belang voor producenten in de textielsector omdat zij verantwoordelijk zijn voor het inzamelen, recyclen en hergebruiken van hun producten. Producenten moeten zich voorbereiden op de nieuwe regelgeving door te zorgen voor een goed recycling- en hergebruiksysteem. Ook moeten ze zich bewust zijn van de meldingsplicht en de doelstellingen voor recycling en hergebruik van textielproducten.
Producenten moeten hierbij rekening houden met de
Europese notificatierichtlijn die de handel tussen lidstaten bevordert. Ook moeten ze oog hebben voor het belang van geharmoniseerde wetgeving in de EU om de lasten voor bedrijven te verminderen en een goed functionerende interne markt te bevorderen.
[post_title] => Nieuwe regelgeving voor producenten in de textielsector in Nederland
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => nieuwe-regelgeving-voor-producenten-in-de-textielsector-in-nederland
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-04-28 09:28:45
[post_modified_gmt] => 2023-04-28 07:28:45
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35979
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 35988
[post_author] => 6
[post_date] => 2023-04-26 12:08:25
[post_date_gmt] => 2023-04-26 10:08:25
[post_content] => Designers, wetenschappers, kunstenaars, ondernemers…het is eigen aan de mens om creatief en innovatief bezig te zijn. Binnen het recht houden we daar wereldwijd rekening mee door bescherming te bieden aan de “
eigen intellectuele schepping” van mensen. Denk aan software, bouwtekeningen, muziek, screenplays, gereedschap, productvormgeving, enzovoort. Die juridische bescherming bestaat onder andere uit
octrooirecht,
merkenrecht,
modellenrecht en
auteursrecht – samen ook wel
intellectueel eigendomsrecht genoemd (kortweg: IE of IP). Wanneer kennis/know how niet met IP kan worden beschermd, dan zoeken we een andere manier van bescherming zoals het bedrijfsgeheim.
Daar staan we deze dag bij stil tijdens de
World Intellectual Property Day. 26 april is namelijk door de World Intellectual Property Organization (WIPO) gedoopt tot World Intellectual Property Day. World Intellectual Property Day is bedoeld om mensen meer bewust te maken van hoe intellectueel eigendom het dagelijkse leven beïnvloedt. Iedereen heeft er mee te maken! En dat is goed, want dit recht zorgt er namelijk voor dat creatieve makers en uitvinders op hun manier kunnen bijdragen aan de samenleving en de economie.
BG.legal staat helemaal achter deze boodschap. We hebben een team van specialisten op het gebied van
intellectueel eigendom dat je graag verder helpt met het waarmaken van jouw werk. Een aantal teamleden hebben ook een technische achtergrond. Dat praat soms net wat makkelijker. Neem gerust contact met ons op en stel je vragen!
Jos van der Wijst
Mustafa Kahya
Yvonne Vetjens
Britt van den Branden
[post_title] => 26 april: World Intellectual Property Day
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => 26-april-world-intellectual-property-day-2
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-03 14:30:40
[post_modified_gmt] => 2024-06-03 12:30:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35988
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 35987
[post_author] => 39
[post_date] => 2023-04-26 11:03:40
[post_date_gmt] => 2023-04-26 09:03:40
[post_content] =>
Inleiding
Sinds 1 januari 2021 is het voor verhuurders verplicht om huurachterstanden te melden bij de gemeente. Dit wordt door de wetgever ook wel
vroegsignaleren genoemd en heeft als doel om huisuitzettingen en een sneeuwbal aan schuldenproblemen te voorkomen.
De wetswijziging
De wetswijziging vloeit voort uit het plan om schuldhulpverlening te versnellen en te verbeteren. Deze efficiencyslag kan, aldus de wetgever, alleen bereikt worden met een complete en kwalitatief goede informatievoorziening. In de
Memorie van Toelichting licht de wetgever voorts toe dat het:
“Bij vroegsignalering gaat het om personen die nog niet in beeld zijn bij de gemeente en die mogelijk ook niet weten dat ze hulp kunnen krijgen.”
Vroegsignalering biedt gemeenten dus een belangrijke informatievoorziening (mits nageleefd) om schuldenproblematiek in een vroeg stadium in beeld te krijgen en daar ook actief op te kunnen inspelen. Juist partijen, zoals verhuurders, zijn veelal eerder op de hoogte van de betalingsonmacht van natuurlijke personen. De
actieve informatieverplichting is overigens niet beperkt tot verhuurders. Ook zorgverzekeraars en nutsbedrijven spelen hierbij een belangrijke rol. De wijze waarop gemeld dient te worden, is nader bepaald in het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening.
In artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening is geregeld:
De verhuurder van een tot bewoning bestemde onroerende zaak verstrekt als er achterstand is in het betalen van de huur de contactgegevens van de huurder en de
hoogte van de achterstand aan het college voor schuldhulpverlening, als hij:
- a. inspanning heeft geleverd om in persoonlijk contact te treden met de huurder om deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen;
- b. de huurder gewezen heeft op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening;
- c. de huurder ten minste eenmaal een schriftelijke herinnering heeft gestuurd over de betalingsachterstand; en
- d. bij die schriftelijke herinnering heeft aangeboden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken en de huurder daarop niet afwijzend heeft gereageerd.
Dit betekent dat de verhuurder een
verplichting heeft om eerst op eigen initiatief tot een behoorlijke financiële regeling te komen en de huurder er actief op te wijzen dat hij zich tot de gemeente voor schuldhulpverlening kan wenden. Hoewel er in de praktijk een belangrijke rol voor woningcorporaties is weggelegd, is de werking van dit artikel niet beperkt. Ook particuliere verhuurder en ongeacht of er sociaal of vrij wordt verhuurd, dienen zich aan de plicht tot vroegsignalering te houden. Er is overigens géén sanctie verbonden aan het niet-naleven van de plicht tot vroegsignalering, in die zin dat het geen invloed heeft op het recht om de ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen.
Voor verhuurder is de gemeentelijke schuldhulpverlening vaak een doorn in het oog nu huurder daarmee actief het recht verkrijgen om bij de rechter om een afkoelingsperiode te vragen (moratorium), hetgeen geregeld is in artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpsanering. Als verhuurder heeft u er alle belang bij om zo snel mogelijk de huurruimte aan een andere, wel betalende huurder te verhuren. Kunt u als verhuurder dus beter de regels aan uw laars lappen? Dat hangt er, zoals zo vaak, van af.
De rechtspraak
In een betrekkelijk korte periode is er een verscheidenheid aan rechtspraak ontstaan. Ik zal in deze bijdrage niet ingaan op de – ik noem het gemakshalve – basisvereisten voor ontbinding van de huurovereenkomst. Kort gezegd dient er in ieder geval een geruime huurachterstand te bestaan (in de praktijk vaak 3 maanden of meer). Ook andere omstandigheden, zoals herhaaldelijk niet, niet volledig of niet tijdig betalen of ernstige overlast kunnen ontbinding rechtvaardigen.
Het gaat te ver om alle op gepubliceerde uitspraken te behandelen. In voetnoten zal ik mij beperken tot de ECLI-nummers. Wel zijn er een aantal
gelijkende overwegingen van verschillende kantonrechters te herleiden:
I. Vroegsignalering had de schuldenlast kunnen doen beperken
In een aantal gepubliceerde vonnissen is af te leiden dat de kantonrechter het belang tot vroegsignalering gewichtig acht. Als de verhuurder deze verplichting niet naleeft, valt niet uit te sluiten dat de (hoogte van de) huurachterstand niet zover was opgelopen. En aangezien de verhuurder
deze verplichting heeft geschonden, prevaleert het woonbelang van de huurder.
[1] Overigens is er een gepubliceerde uitspraak, waarin de verhuurder wél meldde, maar waarin hij tijdens dit traject alsnog de ontbinding van de huurovereenkomst vorderde. In die uitspraak overwoog de kantonrechter dat het doorlopen van dit traject zwaarder weegt dan het belang op ontbinding van de huurovereenkomst.
[2]
II. Het niet (kunnen) inlopen van de huurachterstand
In een aantal andere vonnissen is af te leiden dat de kantonrechter in zijn overweging meeneemt of dat hij het kansrijk acht dat de huurder – met het naleven van de vroegsignalering door de verhuurder – een
verbetering in zijn betalingsgedrag zal laten zien. In de zaken waarin de kantonrechter de vordering tot ontbinding toewees, achtte de kantonrechter die kans klein. Relevant hierbij kan zijn:
(I) Dat de huurder ter zitting verklaarde niet te
kunnen nakomen;
[3]
(II) Dat de huurder verklaart dat hij zich al tot de gemeente gewend heeft, maar de gemeente hem niet heeft kunnen helpen;
[4]
(III) Er al een eerder schuldhulptraject is gevolgd, zonder succes of dat huurder thans recidiveert;
[5]
(IV) Het verder oplopen van de huurachterstand tijdens de procedure;
[6]
(V) Eerdere betalingsregelingen zijn niet nagekomen;
[7]
(VI) Onvoldoende inkomen huurder om (op korte termijn) in te lopen.
[8]
III. Er speelt méér dan alleen een huurachterstand
In een van de gepubliceerde uitspraken was er naast een omvangrijke huurachterstand tevens sprake van
aantoonbare ernstige overlast. De kantonrechter overwoog dat het belang bij ontbinding mede om die reden zwaarder woog.
[9]
IV. Melding is overbodig nu reeds intensief contact is met de gemeente
In de hiervoor aangehaalde uitspraak speelde ook mee dat de verhuurder intensief en structureel overleg voerde met de gemeente over de schuldenproblematiek van de huurder.
[10] De schuldenproblematiek was derhalve al bij de gemeente bekend. Dit strookt overigens met het hiervoor uiteengezette doel van de vroegsignalering.
V. Er moeten bijkomende omstandigheden zijn om ontbinding af te wijzen
In diverse uitspraken overwegen kantonrechters dat het enkele schenden van de vroegsignaleringsplicht onvoldoende is om de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst af te wijzen.
[11] Er wordt van de huurder verlangt om aanvullende omstandigheden naar voren te brengen, waardoor de ontbinding van de huurovereenkomst behoort te worden afgewezen.
Kortom, de rechtspraak laat een heel verdeeld beeld zien. Het lijkt mij te vergaand om te oordelen dat het enkel schenden van de informatieverplichting – in alle gevallen dient te leiden tot een afwijzing van de ontbindingsvordering. Hoewel rechters sinds het
tenzij-arrest vaker en ruimte beoordelen of dat de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt, gaat het mijns inziens te ver om de tekortkoming – zijnde de huurachterstand – niet los te zien van de vroegsignaleringsverplichting uit artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening. Uit de wetsgeschiedenis is af te leiden dat het doel van de regeling is om op gemeentelijk niveau inzicht te verkrijgen in de schuldenlast van natuurlijke personen. Er is door de wetgever niet voor niets géén sanctie op het niet-naleven hiervan gesteld. Hier kan begrijpelijkerwijs tegenover gesteld worden dat het uiteindelijke doel van de wetgever is het beheersen van de schuldenlast en om onnodige huisuitzettingen te voorkomen. Juist lijkt mij dan ook de uitspraken waarin de ontbindingsvorderingen werden toegewezen, nu tijdens de procedure de huurachterstand alleen maar verder opliep.
Les voor de praktijk
Verhuurders worden sinds 1 januari 2021 geconfronteerd met de vroegsignaleringsplicht, hetgeen onwenselijke administratieve handelingen met zich brengt en in potentie een langere duur van wanpresterende huurders, zonder dat daar enige (substantiële) beloning tegenover staat. Het niet-naleven van deze verplichting kan echter
onwenselijke gevolgen hebben, in die zin dat de kantonrechter in zijn overweging kan meenemen of de verhuurder zich al dan niet aan deze verplichting heeft gehouden. In het meest negatieve geval wordt uw vordering tot ontbinding afgewezen. Het loont zich derhalve om u aan deze verplichtingen te houden. Wilt u in uw specifieke geval meer advies over hoe nu verder te handelen, neemt u dan gerust vrijblijvend
contact op.
[1] ECLI:NL:RBZWB:2022:7500, ECLI:NL:RBROT:2022:5672, ECLI:NL:RBROT:2022:8193, ECLI:NL:RBROT:2022:5672, ECLI:NL:RBROT:2022:5665, ECLI:NL:RBROT:2022:4103.
[2] ECLI:NL:RBGEL:2023:838.
[3] ECLI:NL:RBLIM:2022:6229.
[4] ECLI:NL:RBZWB:2022:8463.
[5] ECLI:NL:RBROT:2023:1492, ECLI:NL:RBROT:2022:8197.
[6] ECLI:NL:RBROT:2022:10433, ECLI:NL:RBAMS:2022:5830 (waarbij huurder ook niet ter zitting verscheen),
[7] ECLI:NL:RBROT:2022:9557.
[8] ECLI:NL:RBAMS:2022:742.
[9] ECLI:NL:RBOVE:2023:1169.
[10] Zie tevens: ECLI:NL:RBROT:2022:9557.
[11] ECLI:NL:RBLIM:2023:1971, ECLI:NL:RBROT:2022:10433, ECLI:NL:RBROT:2022:5309, ECLI:NL:RBAMS:2022:742.
[post_title] => Vroegsignalering huurachterstand: risico op afwijzing ontbinding
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => vroegsignalering-huurachterstand-risico-op-afwijzing-ontbinding
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-04-26 11:03:40
[post_modified_gmt] => 2023-04-26 09:03:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35987
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 35983
[post_author] => 73
[post_date] => 2023-04-26 10:28:52
[post_date_gmt] => 2023-04-26 08:28:52
[post_content] => Het aantal digitale diensten in de zorg neemt snel toe. De digitale transformatie van de zorg brengt vele voordelen met zich, maar ook de nodige uitdagingen. Zo wil je als zorgaanbieder zeker weten dat enkel de patiënt toegang heeft tot de persoonlijke gezondheidsomgeving. Gelukkig biedt de Wet digitale overheid belangrijke kaders om deze uitdagingen aan te pakken en zorgaanbieders te helpen
verantwoordelijk en veilig in te loggen op digitale dienstverlening. In dit artikel leest u wat deze wet inhoudt en wat dit betekent voor u als zorgaanbieder.
De
Wet digitale overheid (Wdo) biedt belangrijke kaders om de
digitale dienstverlening op een verantwoordelijke wijze te garanderen. De Wdo gaat dus over veilig inloggen op dienstverlening bij onder meer (semi-) overheidsinstanties en de zorg. De Wdo legt de taken en verantwoordelijkheden vast voor veilige toegang tot de digitale overheid. Hierdoor wordt gezorgd voor zekerheid voor zowel de burger als voor bedrijven. De Wdo heeft zorgaanbieders aangewezen als organisatie die aan de Wdo zal moeten voldoen.
Wat betekent dat voor u als zorgaanbieder?
De dienstverlening moet ingedeeld worden op betrouwbaarheidsniveau. Alleen erkende elektronische identificatiemiddelen (eID) met een betrouwbaarheidsniveau ‘hoog’ of ‘substantieel’ mogen worden gebruikt. Het gebruik van enkel een gebruikersnaam en wachtwoord is
niet langer voldoende.
Om te voorkomen dat iedere organisatie zelf een koppeling moet bouwen stelt de overheid Toegangsverleningsservice (TVS) beschikbaar. TVS fungeert namelijk als toegangspoort voor dienstverleners. TVS maakt het voor overheidsorganisaties eenvoudig om via inlogmiddelen zoals eHerkenning en DigiD hun digitale dienstverlening te ontsluiten. Als uw organisatie gebruik maakt van TVS
voldoet u aan de Wdo-eisen.
Moet u nu actie ondernemen?
De wet zal naar verwachting 1 juli 2023 in werking treden. Tevens zal ook nog een transitieperiode meegenomen worden. Gedurende 2023 zal het ministerie van BZK hulpmiddelen en handleidingen publiceren die u
stapsgewijs zullen voorbereiden op het aansluiten op het stelsel.
Voldoet u nog niet aan de eisen van de Wdo? Ondanks dat de wet nog niet in werking is getreden is het goed om nu al
actie te ondernemen. Er zal een overgangstermijn komen maar de verwachtingen zijn dat de zorgsector maar een beperkte overgangstermijn krijgt.
Door nu alvast actie te ondernemen en uw organisatie voor te bereiden op de veranderingen die de Wet digitale overheid met zich brengt, kunt u als zorgaanbieder niet alleen voldoen aan de eisen van de wet, maar ook
bijdragen aan een veiligere en betrouwbaardere digitale zorgomgeving voor uw patiënten.
Heeft u vragen neem dan contact op met
één van onze specialisten.
[post_title] => Wet digitale overheid (Wdo): de toekomst van inloggen in de zorg
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wet-digitale-overheid-wdo-de-toekomst-van-inloggen-in-de-zorg
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-13 11:52:12
[post_modified_gmt] => 2023-06-13 09:52:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35983
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 35953
[post_author] => 16
[post_date] => 2023-04-21 09:21:51
[post_date_gmt] => 2023-04-21 07:21:51
[post_content] =>
Op 4 april jl. reed een goederentrein en een passagierstrein tegen een bouwkraan op het spoor. De ravage was groot en helaas waren er gewonden en een dode te betreuren. Dit soort ongevallen zijn gelukkig zeldzaam in Nederland. Maar als het gebeurt, hoe zit het dan met de aansprakelijkheid en verhaal van de letsel- en/of overlijdensschade? Wat moet je doen om je letselschade als passagier vergoed te krijgen?
Je kan
letselschade oplopen als passagier van een trein. Maar ook kan je letselschade oplopen als autobestuurder [of passagier in de auto] door een aanrijding met een trein. De
aansprakelijkheidsregels zijn in beide situaties totaal anders.
Letselschade als passagier van een trein
Dit betreft o.a. de situatie zoals die zich helaas voordeed op 4 april jl. Maar het kan ook gaan om kleinere ongevallen zoals een passagier die struikelt over bagage en
letsel oploopt. Vaak treft iemand schuld en zal dus de aansprakelijkheid worden uitgezocht.
Contract spoorwegvervoerder en passagier
De spoorwegvervoerder is echter een
contractuele verhouding met de treinpassagier aangegaan. De spoorwegvervoerder is verplicht om de passagier van de ene naar de nadere locatie te vervoeren, hetgeen uiteraard zonder schade moet gebeuren.
Loop je als treinpassagier toch schade op dan word je beschermd door de wettelijke bepaling waarbij de spoorwegvervoerder aansprakelijk is voor schade door letsel of overlijden van een passagier ten gevolge van een ongeval [art. 8:105 BW].
Het betreft een risico aansprakelijkheid, dus los van de vraag wie er nu uiteindelijk aansprakelijk is.
Overmacht vervoerder?
De vervoerder is echter niet aansprakelijk als er sprake is van
overmacht. De vervoerder zal vaak trachten een beroep te doen op overmacht, hetgeen maar zelden zal slagen.
Immers uit de wettelijke bepaling blijkt o.a. ook dat:
- een lichamelijke of geestelijke tekortkoming van de bestuurder,
- het slecht functioneren van de trein,
- het slecht functioneren van het materiaal,
een beroep op overmacht niet rechtvaardigt.
Beperkte aansprakelijkheid
De
aansprakelijkheid van de spoorwegvervoerder is wettelijk beperkt tot ongeveer € 240.000,00. Deze maximumgrens komt te vervallen wanneer er sprake is van roekeloosheid van de spoorwegvervoerder. In dat geval hebben slachtoffers recht op een volledige schadevergoeding.
Voor schade aan bagage is het maximum € 1.700,00.
Wat moet je doen om je schade vergoed te krijgen?
- Als eerste moet je uiteraard de spoorwegvervoerder aansprakelijk stellen en je schade melden bij de spoorwegvervoerder. Dit kan met een aangetekende brief. Een spoorwegvervoerder kent geen passagierslijsten. De spoorwegvervoerder kan dus betwisten of je wel in de trein zat. De treinpassagier moet dus bewijs leveren.
- Zorg voor een uitdraai van de OV chipkaart of ander vervoersbewijs om te bewijzen dat je in de betreffende trein zat.
- Je moet bewijzen dat de schade een gevolg is van het treinongeval. Ga bij letselschade dan ook zo spoedig mogelijk naar een arts zodat het letsel medisch gedocumenteerd is.
- In het geval van materiële schade; bewaar je beschadigde bril, beschadigde bagage etc.
- Zoals bij iedere letselschadeclaim moet je ook overige kosten bewijzen zoals kosten voor huishoudelijke hulp, studievertraging, etc.
- Wacht niet te lang met het verzenden van de aansprakelijkstelling in verband met te leveren bewijs. Maar ook zal in ieder geval de mogelijkheid om de spoorwegvervoerder nog aan te spreken na drie jaar verjaren. Je rechten vervallen dan.
Heb je nog vragen neem dan gerust
contact met ons op.
[post_title] => Letselschade door treinongeval. Hoe zit het met aansprakelijkheid?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => letselschade-door-treinongeval-hoe-zit-het-met-aansprakelijkheid
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-04-21 09:21:51
[post_modified_gmt] => 2023-04-21 07:21:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35953
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 35916
[post_author] => 10
[post_date] => 2023-04-18 08:48:30
[post_date_gmt] => 2023-04-18 06:48:30
[post_content] =>
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 doet in plaats van het bestemmingsplan het omgevingsplan zijn intrede. In een eerdere bijdrage in deze blogreeks van BG.legal over de Omgevingswet is uiteengezet dat het omgevingsplan een bredere strekking heeft dan het bestemmingsplan. Dit laat onverlet dat het in de praktijk zal blijven voorkomen dat een beoogde (her)ontwikkeling niet past binnen het omgevingsplan. Hier wordt kort ingegaan op de mogelijkheid die er is om af te wijken van het omgevingsplan.
Omgevingsvergunning voor een ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’
De Omgevingswet introduceert het begrip ‘omgevingsplanactiviteit’ In de vorige bijdrage in deze blogreeks is ingegaan op de omgevingsplanactiviteit. De buitenplanse omgevingsplanactiviteit is een activiteit die niet voldoet aan de regels in het omgevingsplan. Een buitenplanse omgevingsplanactiviteit betreft dus een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het
verboden is deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan of het is een andere (dan in de Omgevingswet zonder vergunning verboden) activiteit die in strijd is met het omgevingsplan.
Met een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden
afgeweken van de regels die in het omgevingsplan zijn opgenomen.
Overigens kan natuurlijk ook een omgevingsplan worden gewijzigd. Dit wordt hier niet besproken.
Procedure
De Omgevingswet voorziet als uitgangspunt in de reguliere procedure voor de verlening van alle omgevingsvergunningen. Dus in beginsel ook voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Maar het bevoegd gezag kan echter op grond van de Omgevingswet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren op de voorbereiding van de
beslissing op aanvraag voor en omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Namelijk als het gaat om een activiteit die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving en waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben.
Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid van het college dat dan ook beoordelingsruimte heeft om te beslissen of aan voornoemde
criteria is voldaan. Zo ja, kan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (alsnog) van toepassing worden verklaard op de aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Beoordeling aanvraag omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Het bevoegd gezag moet beoordelen of de aangevraagde buitenplanse omgevingsplanactiviteit in verband met 'een evenwichtige toedeling van functies aan locaties', al dan niet door het stellen van voorschriften, aanvaardbaar wordt geacht. De beoordelingsregels voor de omgevingsplanactiviteit zijn opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Aan het besluit moet een
deugdelijke motivering ten grondslag worden gelegd. Er moet worden gemotiveerd waarom het afwijken van het omgevingsplan met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties toch aanvaardbaar wordt geacht. Hoe groter de inbreuk van de activiteit op een omgevingsplan, hoe uitgebreider de motivering van het college moet zijn.
Ook moet de aanvraag worden getoetst aan de instructieregels voor het omgevingsplan die zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van het Bkl. Dit betreft
instructieregels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en genoemd hoofdstuk heeft aan welke regels gelden voor (de vaststelling van) het omgevingsplan. Deze regels zijn van overeenkomstige toepassing verklaard op omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.
Verder is weigering van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactviteit is aan de orde als verlening zou leiden tot een situatie die niet is toegestaan op grond van de (Rijks)regels, een eventuele instructie van provincie of het Rijk, of omdat een voorbeschermingsregel geldt, of omdat de uit voering van een projectbesluit van provincie of het Rijk wordt belemmerd.
Rol van de gemeenteraad
Het college is in beginsel het bevoegd gezag voor de verlening van een omgevingsvergunning. Maar de gemeenteraad kan gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten aanwijzen waarvoor een advies van de gemeenteraad nodig is. Het advies van de gemeenteraad is dan bindend voor het besluit op de aanvraag.
Conclusie
Voor het afwijken van het omgevingsplan is in de Omgevingswet voorzien in een voor het college flexibel instrument van de omgevingsvergunning voor een ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’. De benodigde toestemming voor een (her)ontwikkeling die niet past binnen de regels van het omgevingsplan kan worden gegeven met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Voor vragen over het afwijken van het omgevingsplan kunt u
contact opnemen met één van de specialisten van de
sectie Vastgoed en Omgeving van BG.legal.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
[post_title] => Afwijken van het omgevingsplan
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => afwijken-van-het-omgevingsplan
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:32:57
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:32:57
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35916
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 35848
[post_author] => 39
[post_date] => 2023-04-14 08:59:06
[post_date_gmt] => 2023-04-14 06:59:06
[post_content] => In zijn arrest van 26 november 2021,
ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam), heeft de Hoge Raad kort gezegd overwogen dat een overheidslichaam op grond van artikel 3:14 BW bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het
gelijkheidsbeginsel, in acht moeten nemen. Het gelijkheidsbeginsel brengt met zich dat overheidslichamen bij grondtransacties,
mededingingsruimte moeten bieden aan potentiële gegadigden, door middel van een selectieprocedure
[1] met objectieve, toetsbare en redelijke criteria, op grond waarvan een koper wordt geselecteerd. Slechts indien er op voorhand op grond van voormelde criteria duidelijk is dat slechts
één serieuze gegadigde bestaat, dan hoeft het overheidslichaam géén selectieprocedure te organiseren, en staat een een-op-een verkoop vrij.
Voor een verdere uiteenzetting van (de gevolgen van) het Didam-arrest verwijs ik naar
een eerder blog van mijn collega Rik Wevers. Eveneens in een
eerder blog stonden wij stil bij de selectieprocedure en de wijze waarop een overheidslichaam grip kan houden op deze procedure door gebruik te maken van de nodige
beleidsruimte zodat in wezen één serieuze kandidaat resteert. Dit kan begrijpelijkerwijs niet zover gaan dat het overheidslichaam in wezen toeschrijft naar de beoogde kandidaat, maar dit laat de hiervoor besproken beleidsruimte onverlet.
Sanctie op schending gelijkheidsbeginsel
Relevant is welke gevolgen de schending van de regels van het Didam-arrest hebben op reeds gesloten koopovereenkomsten. Dient dit
nietigheid of vernietigbaarheid in de zin van artikel 3:40 lid 2 BW te zijn? In de literatuur is eerder betoogd dat dit nietigheid moet zijn.
[2] De Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland sloot in zijn vonnis van 22 maart 2023,
ECLI:NL:RBMNE:2023:1244 bij deze visie aan en overwoog dat de sanctie op schending van artikel 3:14 BW nietigheid is, nu de schending van het gelijkheidsbeginsel er juist toe strekt derden die niet bij de transactie betrokken zijn te
beschermen (r.o. 3.24 e.v.). Daar valt veel voor te zeggen, maar leidt evenwel tot enorme onzekerheid voor overeenkomsten die reeds jaren geleden zijn gesloten.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kiest in zijn arrest van 4 april 2023,
ECLI:NL:GHARL:2023:2796 een andere lijn en overwoog dat de sanctie op het niet naleven van het gelijkheidsbeginsel vernietigbaarheid van de koopovereenkomst oplevert (r.o. 3.7). Het hof sluit in zijn overwegingen aan bij de bestendige rechtspraak in het
aanbestedingsrecht en past dit naar analogie toe. Het verschil is praktisch relevant nu in geval van vernietigbaarheid ‘slechts’ derden (veelal de uitgesloten marktpartij(en) de vernietiging van de koopovereenkomst kunnen inroepen.
Schadeplichtig?
Het hof veroordeeld ten slotte de gemeente tot schadevergoeding vanwege het in strijd met artikel 3:14 BW (wegens schending gelijkheidsbeginsel) aangaan van de koopovereenkomst, hetgeen een onrechtmatige daad tegen de gepasseerde marktpartij oplevert (in dit geval een concurrerende supermarktexploitant die de grond voor de bouw en exploitatie van een nieuwe supermarktlocatie niet verwierf). Het hof overweegt tevens dat de koper niet zelfstandig onrechtmatig handelt.
[1] Voor meer informatie over de selectieprocedure, verwijs ik naar dit blog: https://bg.legal/gelijke-kansen-bij-verkoop-overheidsvastgoed-deel-ii
[2] S.E. Bartels, “Zijn Didam-strijdige overeenkomsten nietig?”, WPNR 2023/7392.
[post_title] => Sanctie op schending Didam-regels
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => sanctie-op-schending-didam-regels
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-04-14 09:52:37
[post_modified_gmt] => 2023-04-14 07:52:37
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35848
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 35841
[post_author] => 73
[post_date] => 2023-04-13 11:29:00
[post_date_gmt] => 2023-04-13 09:29:00
[post_content] => De regering wil de integriteit van de zorg verbeteren en zorgen dat zorggeld daadwerkelijk wordt besteed aan de zorgverlening. Met een nieuw wetsvoorstel worden (vergaande) regels geïntroduceerd. In dit artikel worden de belangrijkste gevolgen voor de zorgaanbieder op een rij gezet.
Wat is de Wibz?
De Wet Integere Bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) heeft als doel om de
kwaliteit en veiligheid van de zorg te verbeteren door het bevorderen van een integere bedrijfsvoering bij zorgaanbieders.
Het wetsvoorstel bevat de introductie van publiekrechtelijk toezicht op onderdelen van bedrijfsvoering die raken aan de kwaliteit, betaalbaarheid en
toegankelijkheid van de zorg en jeugdhulp. Tevens worden regels geïntroduceerd met voorwaarden en aanscherpingen voor winstuitkeringen en vergunningsvoorwaarden.
Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?
- Er komen extra weigerings- en intrekkingsgronden voor de WTZa-vergunning.
De vergunningsvoorwaarden die momenteel in de WTZa staan opgenomen zijn voornamelijk
gericht op het hebben van een intern toezichthouder, het voldoen aan belangrijke randvoorwaarden omtrent de kwaliteit van de zorg, het hebben van een cliëntenraad en een transparantie financiële bedrijfsvoering.
Met het wetsvoorstel zouden deze uitgebreid worden op de volgende punten:
- Tegenstrijdige belangen: Met de Wibz hoeft er niet langer een relatie te zijn met de kwaliteit of de rechtmatigheid van de zorg. Het enkel hebben van tegenstrijdig belang kan al voldoende zijn om de vergunning te weigeren of in te trekken;
- Leveren van goede zorg: Indien herhaaldelijk niet is voldaan aan de eisen van goede zorg komt de mogelijkheid om een vergunning van een zorginstelling in te trekken;
- Disfunctioneren in het verleden: In de huidige situatie moet aangetoond worden dat een zorgaanbieder niet zal voldoen aan de wettelijke eisen. Het enkele feit dat een bestuurder in het verleden heeft gedisfunctioneerd is onvoldoende. Met het wetsvoorstel verandert dat. Tevens is het nieuw dat de intrekkingsgronden betrekking hebben op personen met feitelijke zeggenschap;
- Deugdelijke administratie: Momenteel kan een vergunning alleen worden geweigerd of worden ingetrokken indien er onrechtmatig wordt gedeclareerd. Bij nieuwe zorgaanbieders is dat niet aan te tonen. Met het wetsvoorstel wordt het de eis dat de zorgaanbieder een deugdelijke administratie bijhoudt;
- Goed en rechtmatig functioneren is onvoldoende geborgd: Deze nieuwe bepaling is een vangnetbepaling indien niet op voorgaande punten de vergunning geweigerd of ingetrokken kan worden maar wel sprake is van ‘zodanige omstandigheden dat een goed en rechtmatig functioneren van de zorgaanbieder redelijkerwijs onvoldoende is geborgd’.
Dit zijn verstrekkende
nieuwe gronden. Zonder een vergunning kan een zorginstelling geen zorg verlenen. Indien er zorg wordt verleend zonder vergunning kan er bijvoorbeeld een bestuurlijke boete worden opgelegd.
- Wettelijke norm ter voorkoming van negatieve gevolgen van tegenstrijdige belangen
Zorg- en jeugdhulpaanbieders hebben verschillende belangen te behartigen. Zo hebben zij het belang van de organisatie, het te behartigen
maatschappelijk belang en het belang van de daarbij betrokken belanghebbenden.
Indien een bestuurder direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met die belangen, mag hij
niet deelnemen aan de besluitvorming. Deze regeling sluit aan op de regeling van Boek 2 BW. Maar door de tegenstrijdig belang regeling op te nemen in de Wmg is er een wettelijke grondslag, ongeacht welke rechtsvorm de zorgverlener heeft.
- Een wettelijke norm ter waarborging van de normale marktvoorwaarden
De norm ‘normale marktvoorwaarden’ is een norm die als aanvulling dient op de normen ter voorkoming van negatieve gevolge van tegenstrijdige belangen. Met de voorgestelde regeling worden de eisen omtrent transparante bedrijfsvoering uitgebreid.
Indien een lid van de intern toezichthouder, een bestuurslid en/of een aandeelhouder een direct of indirect financieel belang heeft bij een transactie, moet de zorgaanbieder
schriftelijk vast leggen op welke wijze is gewaarborgd dat er sprake is van normale marktvoorwaarden.
Het gaat dan uitsluitend om transacties die van betekenis zijn. Dit zijn transacties die
invloed hebben op de financiële positie van de zorgaanbieder of jeugdhulpaanbieder, omdat ze significante risico’s of voordelen voor de financiële bedrijfsvoering kunnen meebrengen.
Een voorbeeld is een vastgoedtransactie. Daarbij kunnen de normale marktvoorwaarden gewaarborgd worden doordat tenminste één onafhankelijke taxatie op het vastgoedobject wordt uitgevoerd, voordat het object vervreemd wordt. Deze onafhankelijke taxatie moet dan vervolgens leidend zijn bij het bepalen van de koopprijs van het object.
- Verbod op winstuitkering in de zorg
In het wetsvoorstel is ook een
winstuitkeringsverbod opgenomen. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal de Wmg bepalen dat zorgaanbieders geen winst mogen uitkeren, tenzij de zorgvorm die zij leveren expliciet is aangewezen in lagere regelgeving als een uitzondering op het winstverbod.
Met de Wibz wordt aangesloten bij de zorg en de kenmerken daarvan. In de huidige situatie is het gekoppeld aan de instelling die zorg levert en de functionaris die daar werkt. Met de Wibz zal ofwel voor een gehele zorgsoort een winstuitkeringsverbod gelden, dan wel voor de gehele zorgsoort niet gelden.
De regels rond het
verbod op winstuitkering zien op zorgaanbieders die zijn verzekerd krachtens de Zvw of de Wlz.
Van winstuitkering is niet alleen sprake als er dividend wordt uitgekeerd. Ook onredelijke hoge vergoedingen voor geleverde goederen of diensten of voor verstrekte leningen kunnen als winstuiktering worden gezien.
- Voorwaarden aan winstuitkering
Voor de sectoren waar geen winstuitkeringsverbod geldt zal de mogelijkheid worden geïntroduceerd om voorwaarden te stellen aan de winstuitkering. Aan deze voorwaarden moet dan zijn voldaan, voordat er winstuitkering mogelijk is.
Voor welke sectoren dit gaat zijn, is nog niet bekend. De voorwaarden voor winstuitkering kunnen wel gaan gelden voor onderaannemers.
De NZa krijgt de
bevoegdheid om een aanwijzing op te leggen aan een zorgaanbieder indien een uitbetaalde winstuitkering in strijd met de voorwaarden was. De winstuitkering moet dan door de zorgaanbieder teruggevorderd worden.
Waarom worden deze nieuwe regels geïntroduceerd?
Het wetsvoorstel is een reactie op onder andere de excessen in uitgekeerde winsten in de zorg. Er is op dit punt afgelopen jaren veel media-aandacht geweest. Op dit moment zijn er volgens de regering
onvoldoende instrumenten om te voorkomen dat deze winsten ten koste gaan van de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg respectievelijk de jeugdhulp.
Tevens zijn bedrijfsstructuren complexer geworden. Echter zijn in de wet slechts beperkte kaders vastgelegd voor goed bestuur. Hierdoor kunnen de toezichthouders slechts beperkt toezicht houden. Zo vormt de Governancecode Zorg 2022
geen zelfstandige publiekrechtelijke grondslag voor toezicht.
Complexe bedrijfsstructuren kunnen verschillende voordelen met zich meebrengen. Zo kan het goed zijn voor de efficiëntie omdat middelen beter benut worden. Het gevaar is, zo blijkt uit casuïstiek, dat er tegenstrijdige belangen kunnen ontstaan tussen bijvoorbeeld bestuurders en interne toezichthouders.
Misstanden in de bedrijfsvoering die in het verleden hebben plaatsgevonden raken de reputatie van de zorg in zijn geheel. Dit kan leiden tot een gebrek aan vertrouwen in de zorgsector. Met behulp van de nieuwe regels wil de regering de kwaliteit waarborgen en misstanden voorkomen of tijdig signaleren.
Moet u nu actie ondernemen?
Nee. Het betreft namelijk nog een
wetsvoorstel. Dit betekent dat het wetsvoorstel nog kan wijzigen. Indien het wetsvoorstel in de huidige vorm wordt aangenomen, zal het wetsvoorstel wel de nodige wijzigingen meebrengen bij zorg- en jeugdhulpaanbieders.
VWS heeft aangekondigd dat ernaar wordt gestreefd het wetsvoorstel op 1 januari 2025 in werking te laten treden. Wij zullen u van de ontwikkelingen op de hoogte houden en aangeven wanneer u actie moet ondernemen.
Conclusie
In dit artikel zijn de belangrijkste wijzigingen beschreven uit het wetsvoorstel ten aanzien van de Wet Integere Bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders. De Wibz zal voor zorgaanbieders extra verplichtingen meebrengen met betrekking tot de bedrijfsvoering en het toezicht daarop. Dit kan extra administratieve en organisatorische lasten met zich meebrengen.
Inmiddels is er een grote hoeveelheid zorgspecifieke regelgeving. Voor zorgaanbieders kan het lastig zijn de regels te overzien en te doorgronden. Wij helpen u graag indien u tegen
problemen of vraagstukken aanloopt. Neem gerust
contact met ons op!
[post_title] => De Wibz; wat betekent het wetsvoorstel voor zorgaanbieders?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-wibz-wat-betekent-het-wetsvoorstel-voor-zorgaanbieders
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-13 11:53:43
[post_modified_gmt] => 2023-06-13 09:53:43
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35841
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 36013
[post_author] => 74
[post_date] => 2023-05-01 09:33:36
[post_date_gmt] => 2023-05-01 07:33:36
[post_content] =>
Inleiding
Veel gemeenten hanteren regels voor het verhuren van kamers. Deze regels komen er doorgaans op neer dat voor kamerverhuur één of zelfs meerdere vergunningen
vereist zijn. In dit blog bespreek ik deze vergunningen voor kamerverhuur aan bijvoorbeeld studenten of arbeidsmigranten, zodat u als [potentieel] verhuurder weet op welke vergunningen u moet letten.
Wanneer is er sprake van kamerverhuur?
Van kamerverhuur is sprake als er onzelfstandige woonruimte wordt verhuurd. Met onzelfstandige woonruimte wordt woonruimte bedoeld die
niet zelfstandig door één huishouden kan worden bewoond. Dit omdat de woonruimte geen eigen [voor]deur en belangrijke woonvoorzieningen heeft, zoals een keuken, toilet en/of douche. Een typisch voorbeeld van onzelfstandige woonruimte [en kamerverhuur] is een studentenhuis waar de studerende bewoners [die volgens vaste rechtspraak niet als één huishouden worden gezien] de keuken, toilet en douche met elkaar delen.
Overigens gaat het bij de vraag of sprake is van kamerverhuur om de feitelijke situatie en niet om de situatie zoals deze op papier is gezet. Dat in de huurovereenkomst staat dat een studentenhuis als zelfstandige woonruimte aan een groep studenten wordt verhuurd, neemt niet weg dat feitelijk [en juridisch] gezien sprake is van verhuur van onzelfstandige woonruimte. Ook hier is sprake van kamerverhuur en zijn de daarvoor benodigde vergunningen vereist.
Vergunning[en] voor kamerverhuur
Per gemeente verschilt het of voor kamerverhuur een vergunning vereist is. Iedere gemeente hanteert namelijk eigen regels voor kamerverhuur. Deze regels verschillen niet alleen inhoudelijk van elkaar, maar kennen veelal ook een verschillend juridisch kader en bijbehorende
voorwaarden. Met name in grote gemeenten gelden voor kamerverhuur regels van verschillende juridische kaders naast elkaar waardoor voor kamerverhuur veelal meerdere vergunningen vereist zijn. Als één vergunning ontbreekt dan kan dit betekenen dat kamerverhuur feitelijk niet is toegestaan. Het is van belang om hier als potentieel verhuurder oplettend op te zijn.
Omgevingsvergunning
Kamerverhuur is vaak gereguleerd in het gemeentelijke bestemmingsplan. Het kan zijn dat het ter plaatste geldende bestemmingsplan geen kamerverhuur toestaat, of slechts kamerverhuur aan een maximaal aantal personen. Bijvoorbeeld in de gemeente
Tilburg staan
bestemmingsplannen meestal geen kamerverhuur aan vijf of meer personen toe, maar kamerverhuur aan minder personen is vaak wel toegestaan.
Als het bestemmingsplan geen kamerverhuur toestaat dan is een omgevingsvergunning vereist om in afwijking van het bestemmingsplan aan kamerverhuur te doen. De voorwaarden van deze vergunning kunnen in het bestemmingsplan zelf staan. Ook kunnen gemeenten er voor kiezen om voor omgevingsvergunningen voor kamerverhuur een [apart] toetsingskader in
beleidsregels vast te leggen, zoals de gemeente
Eindhoven heeft gedaan.
Vergunning opkoopbescherming
De vergunning opkoopbescherming is relevant voor mensen die van plan zijn een woning te kopen voor kamerverhuur. Steeds meer gemeenten [o.a.
‘s-Hertogenbosch,
Tilburg en
Eindhoven] kiezen er voor om voor hun gehele gemeente [of delen daarvan] de
opkoopbescherming in te voeren waardoor woonruimte tot een bepaalde WOZ-waarde [zonder vergunning opkoopbescherming] niet mag worden verhuurd.
Woonruimte gelegen in een voor de opkoopbescherming aangewezen gebied en een WOZ-waarde binnen het bepaalde bedrag, valt voor een periode van vier jaar na de dag van inschrijving van de leveringsakte onder de opkoopbescherming. Dit tenzij de woonruimte op deze inschrijvingsdatum al meer dan zes maanden werd verhuurd. De opkoopbescherming is dan niet van toepassing; voor het voortzetten van de kamerverhuur is dan ook geen vergunning opkoopbescherming vereist.
Een vergunning opkoopbescherming wordt doorgaans verleend als de woonruimte wordt verhuurd aan eerstegraads of tweedegraadsfamilieleden, de woonruimte voor maximaal 12 maanden wordt verhuurd voor een andere reden dan toeristisch verhuur of u woonruimte verhuurt die onderdeel is van een winkel, kantoor of bedrijfsruimte.
Exploitatievergunning
Sommige gemeenten [bijv. Nissewaard] hebben in hun Algemene Plaatselijke Verordening [APV] regels voor kamerverhuur opgenomen. In deze gemeenten is voor kamerverhuur ook een exploitatievergunning vereist. De toetsingsgronden voor deze vergunningen kunnen in de APV zijn opgenomen of [net als bij de omzettingsvergunning en omgevingsvergunning] in beleidsregels zijn vastgelegd.
Omzettingsvergunning
Met name grote gemeenten hebben een huisvestingsverordening waaronder de gemeenten
‘s-Hertogenbosch,
Tilburg en
Eindhoven. In deze verordening is veelal bepaald dat voor kamerverhuur [ook] een omzettingsvergunning vereist is [ook wel een
onttrekkingsvergunning genoemd]. Dit is een vergunning voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte [voor kamerverhuur]. De voorwaarden voor verlening van een omzettingsvergunning zijn veelal in de huisvestingsverordening opgenomen, maar kunnen ook zijn opgenomen in [aparte] beleidsregels.
Verhuurdersvergunning
Een aantal gemeenten [o.a. Schiedam en Rotterdam] heeft in hun APV een
vergunningstelsel voor verhuurders van woonruimte opgenomen. Om overtredingen en woonoverlast tegen te gaan, hebben deze gemeente bepaald dat voor verhuur van [aangewezen] woningen [in al dan niet tevens aangewezen gebieden] een verhuurdersvergunning vereist is, welke de verhuurder moet aanvragen.
Conclusie
Voor kamerverhuur zijn vaak één of meerdere vergunningen vereist. Dit overzicht geeft u als [potentieel] verhuurder een idee waar op welke vergunningen u bij kamerverhuur
moet letten. Wilt u kamers gaan verhuren dan kunnen wij u voorzien van
juridisch advies en beoordelen welke vergunningen voor u gelden.
[post_title] => De vergunning[en] voor kamerverhuur
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-vergunningen-voor-kamerverhuur
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-14 11:47:17
[post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:47:17
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=36013
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1425
[max_num_pages] => 143
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => dc050cd3581ed2f0ace6afa1ff2b86d1
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Inleiding Veel gemeenten hanteren regels voor het verhuren van kamers. Deze regels komen er doorgaans op neer dat voor kamerverhuur één of zelfs meerdere vergunningen vereist zijn. In dit blog...
Lees meer
Wie is eigenaar van digitale gegevens (data)? Wie is eigenaar van fysieke documenten? Kun je beslag leggen op data? Casus In deze zaak [1] had een US bedrijf een medicijn...
Lees meer
Vanaf 1 juli 2023 moeten producenten van textielproducten in Nederland voldoen aan nieuwe regelgeving voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). Dit betekent dat producenten verantwoordelijk zijn voor inzameling, recycling en hergebruik van...
Lees meer
Designers, wetenschappers, kunstenaars, ondernemers…het is eigen aan de mens om creatief en innovatief bezig te zijn. Binnen het recht houden we daar wereldwijd rekening mee door bescherming te bieden aan...
Lees meer
Inleiding Sinds 1 januari 2021 is het voor verhuurders verplicht om huurachterstanden te melden bij de gemeente. Dit wordt door de wetgever ook wel vroegsignaleren genoemd en heeft als doel...
Lees meer
Het aantal digitale diensten in de zorg neemt snel toe. De digitale transformatie van de zorg brengt vele voordelen met zich, maar ook de nodige uitdagingen. Zo wil je als...
Lees meer
Op 4 april jl. reed een goederentrein en een passagierstrein tegen een bouwkraan op het spoor. De ravage was groot en helaas waren er gewonden en een dode te betreuren....
Lees meer
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 doet in plaats van het bestemmingsplan het omgevingsplan zijn intrede. In een eerdere bijdrage in deze blogreeks van BG.legal over...
Lees meer
In zijn arrest van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam), heeft de Hoge Raad kort gezegd overwogen dat een overheidslichaam op grond van artikel 3:14 BW bij het aangaan en uitvoeren...
Lees meer
De regering wil de integriteit van de zorg verbeteren en zorgen dat zorggeld daadwerkelijk wordt besteed aan de zorgverlening. Met een nieuw wetsvoorstel worden (vergaande) regels geïntroduceerd. In dit artikel...
Lees meer