Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [paged] => 0
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 60
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1349
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (60)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 0, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 42816
                    [post_author] => 60
                    [post_date] => 2024-07-11 14:46:35
                    [post_date_gmt] => 2024-07-11 12:46:35
                    [post_content] => Recentelijk oordeelde de Hoge Raad over de vraag of een partij die onderhandelingen afbreekt verplicht is om (een deel van) de kosten die de wederpartij gemaakt heeft te vergoeden, omdat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Het arrest wordt in deze blog voor u uiteengezet.

De feiten en eerder procesverloop

In 2016 verkopen verweerders (de verkopers) een perceel aan eisers (de kopers). Eisers willen op het perceel een project ontwikkelen waarvoor wijziging van de bestemming en de erfpachtvoorwaarden vereist is. In de koopovereenkomst worden een aantal ontbindende voorwaarden opgenomen. Op grond van één van deze voorwaarden kan de koopovereenkomst ontbonden worden indien de gemeente binnen 14 maanden geen medewerking verleent aan de ontwikkeling van het project. Ook wordt een uiterste leveringsdatum overeengekomen. Eind 2016 laat de gemeente weten dat er op het perceel een voorkeursrecht gevestigd gaat worden. Hierdoor kan de gemeente als eerste aanspraak maken op de koop van het perceel. Begin 2017 wordt door partijen overeenstemming bereikt over de verkoop van een tweede perceel, dat ook valt onder het aangekondigde voorkeursrecht. In deze koopovereenkomst worden dezelfde ontbindende voorwaarden opgenomen. Daarnaast maken beide partijen bezwaar tegen het aangekondigde voorkeursrecht. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard, waardoor de overeengekomen uiterste leveringsdatum niet gehaald kan worden en partijen in onderhandeling treden over uitstel van de levering. Zij sluiten een verlengingsovereenkomst, waarin ook een nieuwe datum wordt afgesproken waarop de ontbindende voorwaarden in gaan. Voor afloop van de verlengingsperiode dient opnieuw overleg plaats te vinden over mogelijke verdere verlenging van de uiterste leveringsdatum. De verlengingsperiode loopt ook af, waardoor er opnieuw onderhandeld wordt over verlenging van de uiterste leveringsdatum. Tijdens de onderhandelingen wordt geen overeenstemming bereikt en verweerders stellen dat zij niet langer aan de koopovereenkomst gebonden zijn. Uiteindelijk worden de percelen tegen een hogere verkoopprijs aan een derde verkocht. Eisers vorderen bij de rechtbank dat de koopovereenkomst alsnog nagekomen wordt of vorderen een schadevergoeding ter vergoeding van de schade die eisers als beoogde kopers hebben geleden. De rechtbank en het hof wijzen deze vorderingen af.

De Hoge Raad

Door eisers wordt bij de Hoge Raad geklaagd dat verweerders de onderhandelingen ongeoorloofd hebben afgebroken. Daarnaast zijn verweerders ongerechtvaardigd verrijkt,  want door de inspanningen van eisers is de bestemming van het perceel gewijzigd en in waarde gestegen. Daar profiteren verweerders van, waardoor een schadevergoeding voor het ‘negatieve contractsbelang’ gevorderd wordt. Dat zijn de kosten die eisers hebben gemaakt in het kader van de afgebroken onderhandelingen. Volgens de Hoge Raad moet in het geval van afgebroken onderhandelingen de driefasenleer toegepast worden. Dat volgt uit het arrest Plas/Valburg. In de eerste fase staat het partijen vrij om de onderhandelingen af te breken, in de tweede fase mogen de onderhandelingen afgebroken worden indien het ‘negatieve contractsbelang’ wordt vergoed en in de derde fase is afbreken eigenlijk niet meer geoorloofd, waardoor ook het ‘positieve contractsbelang’ kan worden vergoed. De benadeelde partij wordt dan gecompenseerd alsof er wel een contract tot stand zou zijn gekomen. Als het afbreken van de onderhandelingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is, kunnen er wel omstandigheden zijn op grond waarvan de partij die de onderhandelingen afbreekt verplicht is (een deel van) de door de wederpartij gemaakte kosten te vergoeden. Dat is volgens de Hoge Raad ook het geval indien de partij die de onderhandelingen afbreekt ongerechtvaardigd is verrijkt door werkzaamheden die de wederpartij heeft verricht. Het hof heeft deze grondslag ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling. Of de eventuele verrijking van verweerders ongerechtvaardigd is en in hoeverre het redelijk is om hen te verplichten de schade van eisers te vergoeden, hangt af van de inhoud van de koop- en verlengingsovereenkomst. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing.

Conclusie

In bepaalde gevallen is het afbreken van onderhandelingen in beginsel niet onaanvaardbaar, maar kan er wel sprake zijn van omstandigheden op grond waarvan de partij die de onderhandelingen afbreekt, verplicht is (een deel van) de kosten die de wederpartij heeft gemaakt te vergoeden. Recentelijk oordeelde de Hoge Raad dat dit ook het geval kan zijn in situaties waarbij de partij die de onderhandelingen afbreekt, ongerechtvaardigd is verrijkt door de werkzaamheden die de wederpartij heeft verricht. Onderhandelt u zelf al geruime tijd met een wederpartij die hiermee dreigt te stoppen? Neem dan contact op met één van onze collega's! Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Ongerechtvaardigde verrijking vanwege het afbreken van onderhandelingen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ongerechtvaardigde-verrijking-vanwege-het-afbreken-van-onderhandelingen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-07-11 14:46:35 [post_modified_gmt] => 2024-07-11 12:46:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42816 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 42620 [post_author] => 60 [post_date] => 2024-06-26 09:27:11 [post_date_gmt] => 2024-06-26 07:27:11 [post_content] => We kennen in Nederland geen wettelijke regel die banken verplicht om aan ondernemers een zakelijke bankrekening te verstrekken. In 2021 oordeelde de Hoge Raad dat banken onder bijzondere omstandigheden toch verplicht zijn om een zakelijke bankrekening te openen. De afgelopen jaren is over deze kwestie dan ook meermaals geprocedeerd. Zo besliste het hof 26 maart in een kort geding dat SNS Bank een coffeeshophouder een zakelijke rekening moest aanbieden.

Juridisch kader

Op banken rust de verplichting om aan consumenten een bankrekening aan te bieden. Deze wettelijke regel geldt niet voor zakelijke cliënten, waardoor banken niet verplicht zijn om ondernemers een zakelijke bankrekening aan te bieden. Een zakelijke bankrekening is voor ondernemers echter essentieel om deel te kunnen nemen aan het betalingsverkeer. Onder bepaalde omstandigheden kunnen banken daarom toch verplicht worden om ondernemers een zakelijke bankrekening aan te bieden. In die gevallen moet er volgens de Hoge Raad een belangenafweging gemaakt worden. De rechter moet vaststellen of het belang van de ondernemer bij het openen van een bankrekening zwaarder weegt dan het belang van de bank om geen bankrekening aan te bieden. Daarbij weegt zwaar dat het zonder bankrekening vrijwel onmogelijk is om een bedrijf te exploiteren. Dat rechters terughoudend lijken te zijn in het opleggen van deze verplichting, is te lezen in deze blog. Recentelijk legde het hof SNS Bank (hierna: SNS) echter wel de verplichting op om een ondernemer een zakelijke bankrekening aan te bieden.

De feiten

De eigenaar van een coffeeshop (hierna: de ondernemer) heeft al tientallen jaren een privérekening bij SNS. Van 2003 tot 2008 heeft hij daarnaast een zakelijke bankrekening bij SNS gehad. SNS heeft deze rekening opgezegd, omdat de bank geen coffeeshop als cliënt wilde. Vanaf 2008 heeft de ondernemer zijn privérekening daarom ook voor zakelijke betalingen gebruikt. In augustus 2023 zegt SNS de klantrelatie op, omdat zakelijk gebruik van een privérekening in strijd met de voorwaarden is.

De beoordeling

De ondernemer vordert in een kort geding om SNS te veroordelen de klantrelatie en bankrekening in privé voort te zetten. Daarnaast wil de ondernemer dat er een nieuwe zakelijke klantrelatie met zijn onderneming wordt aangegaan. De voorzieningenrechter wijst deze vorderingen af, waardoor de zaak bij het hof terecht komt. Het hof erkent dat op banken ook ten aanzien van niet-consumenten de verplichting kan rusten een bankrekening aan te bieden. Daarbij weegt zwaar dat het zonder bankrekening vrijwel onmogelijk is om een bedrijf te exploiteren. Banken kunnen echter wel een gerechtvaardigd belang hebben om een cliënt te weigeren, bijvoorbeeld vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico’s. Dit gerechtvaardigd belang dient te worden afgewogen tegen het belang van de onderneming die een bankrekening aanvraagt. SNS beroept zich voor de afwijzing op intern beleid. Dit beleid houdt in dat een onderneming niet voor een zakelijke rekening in aanmerking komt als (o.a.) meer dan 10% van de omzet contant is. Het hof heeft echter twijfels over de consistente toepassing van dit beleid. De ondernemer laat daarbij steeds meer pinbetalingen verrichten en is bereid om zijn contante omzet zo veel mogelijk af te bouwen. Zonder bankrekening is de ondernemer daarnaast genoodzaakt zijn onderneming te beëindigen, aangezien andere banken hem ook geen zakelijke rekening verstrekken. Uit eerdere rechtspraak volgt dat dit een belangrijke voorwaarde is op basis waarvan een bank verplicht kan worden een zakelijke bankrekening te openen.

De beslissing

Volgens het hof dient de belangenafweging uit te vallen in het voordeel van de ondernemer. Het vonnis van de rechtbank wordt dus vernietigd en SNS wordt verplicht om de ondernemer een zakelijke bankrekening aan te bieden. Ook de privérekening van de ondernemer moet voortgezet worden. De ondernemer dient zich volgens het hof wel te houden aan een aantal voorwaarden. Zo moet het gebruik van de privérekening voor zakelijke doeleinden stoppen en is de ondernemer verplicht om binnen twee maanden na het ingaan van de rekening minstens 90% van zijn omzet via pinbetalingen te laten lopen.

Conclusie

De Hoge Raad oordeelde in 2021 dat banken onder bepaalde omstandigheden verplicht kunnen worden om een zakelijke bankrekening te openen. In dat geval wordt een belangenafweging gemaakt en toetst de rechter of het belang van de ondernemer bij het openen van een bankrekening zwaarder weegt dan het belang van de bank om geen bankrekening aan te bieden. De afgelopen jaren zijn rechters in beginsel vrij terughoudend geweest met het opleggen van deze verplichting. In bovenstaande uitspraak van het hof werd de verplichting om een zakelijke bankrekening te verstrekken echter wel opgelegd. De ondernemer in kwestie was bereid om zijn contante omzet zo veel mogelijk af te bouwen en bovendien kon de ondernemer verder bij geen enkele bank terecht. Omdat er daarnaast twijfels bestonden over de consistente toepassing van het beleid van SNS, oordeelde het hof dat de belangenafweging in dit geval wel uit moest vallen in het voordeel van de onderneming. Als de bank weigert om u een zakelijke bankrekening te verstrekken, is het verstandig om dit besluit juridisch te laten toetsen. Neem in dat geval contact op met een van onze specialisten van de sectie Ondernemingsrecht! Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Hof: SNS bank verplicht om zakelijke cliënt bankrekening aan te bieden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hof-sns-bank-verplicht-om-zakelijke-client-bankrekening-aan-te-bieden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-26 09:27:11 [post_modified_gmt] => 2024-06-26 07:27:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42620 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 41482 [post_author] => 60 [post_date] => 2024-03-12 16:40:12 [post_date_gmt] => 2024-03-12 15:40:12 [post_content] => Op 20 februari oordeelde het hof dat Rabobank de kredietrelatie met reisorganisatie OAD in september 2013 mocht opzeggen. Volgens het hof heeft Rabobank tijdens de gehele procedure zorgvuldig gehandeld en zijn er geen zorgplichten geschonden. De uitspraak wordt in deze blog nader toegelicht.

De feiten

Rabobank is in 2003 een kredietrelatie aangegaan met diverse vennootschappen die behoorden tot de OAD groep. In de kredietovereenkomst was opgenomen dat OAD van de krediet- en garantiefaciliteit gebruik mocht maken zolang er werd voldaan aan twee overeengekomen financiële ratio’s. Indien OAD één van deze twee convenanten schond, mocht Rabobank de krediet- en garantiefaciliteit met onmiddellijke ingang opzeggen. Vanwege tegenvallende bedrijfsresultaten, moeilijke marktomstandigheden en hoge reorganisatiekosten plaatste de bank OAD in 2012 bij de afdeling bijzonder beheer. Datzelfde jaar werd een grote reorganisatie in gang gezet in de hoop om het tij te keren. Als gevolg van de reorganisatie werd steeds meer en vaker gebruik gemaakt van de krediet- en garantiefaciliteit. In januari 2013 heeft de bank in dat kader aan OAD medegedeeld dat de kredietrelatie enkel verantwoordelijk doorgezet kon worden indien de reisorganisatie aan aanvullende voorwaarden zou voldoen. Naast het stellen van extra zekerheden moest OAD haar eigen vermogen versterken. Ook werden de bancaire tarieven verhoogd en er werden nadere afspraken gemaakt over de financiële verslaglegging. Het lukte OAD echter niet om aan de eis van kapitaalversterking te voldoen, waardoor Rabobank de aan OAD verstrekte financieringen op 6 september 2013 per direct en onvoorwaardelijk heeft opgezegd. Op 24 september 2013 verzocht OAD aan de bank om het ter beschikking gestelde overbruggingskrediet te verlengen. Rabobank wilde hier niet aan meewerken en diezelfde dag besloot OAD om haar faillissement aan te vragen.

Oordeel van de rechtbank

OAD start bij de rechtbank een procedure tegen Rabobank. Doordat Rabobank op 6 september 2013 de kredietrelatie heeft opgezegd is OAD gedwongen om haar faillissement aan te vragen, terwijl dit volgens de reisorganisatie niet nodig zou zijn geweest. De rechtbank oordeelde echter dat Rabobank, gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar heeft gehandeld. Het stond de bank vrij om met een beroep op haar contractuele bevoegdheid het krediet op te zeggen. Ook oordeelde de rechtbank het niet onredelijk dat Rabobank nadien geweigerd heeft om OAD nog meer uitstel te bieden.

Vorderingen in hoger beroep

OAD kan zich niet vinden in de uitspraak van de rechtbank en gaat in hoger beroep. Zij vordert primair dat door het hof vastgesteld wordt dat Rabobank tekort is geschoten in de nakoming van haar (zorg)plichten. Hierbij worden de volgende verwijten gemaakt:
  1. Rabobank heeft OAD ten onrechte bij de afdeling bijzonder beheer geplaatst en heeft vanaf 2012 tot aan het faillissement onvoldoende geïnformeerd en op onjuiste en onvoldoende deskundige wijze begeleid;
  2. Rabobank heeft buitenproportionele en niet onderbouwde voorwaarden gesteld aan het continueren van de bestaande kredietrelatie en heeft OAD ten onrechte een waiver laten ondertekenen;
  3. Rabobank heeft de kredietrelatie opgezegd;
  4. Rabobank heeft nadat de kredietrelatie was opgezegd, niet ingestemd met een verlenging van het overbruggingskrediet tot 1 oktober 2013 om de verkoop van de busdivisie van OAD mogelijk te maken.
Subsidiair vordert OAD dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld en meer subsidiair dat zij in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid. OAD vordert in dit kader een schadevergoeding van € 71 miljoen. Rabobank betwist dit en vordert veroordeling van OAD tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten in de procedure.

Oordeel van het hof

Volgens het hof kwamen partijen in de kredietovereenkomst overeen dat OAD de door haar ter beschikking gestelde krediet- en garantiefaciliteit mocht benutten zolang er werd voldaan aan de overeengekomen financiële ratio’s. OAD voldeed eind 2012 niet meer aan deze ratio’s, waardoor Rabobank aanvullende voorwaarden stelde aan de voortzetting van de kredietrelatie. In het licht van de tussen partijen gesloten kredietovereenkomst en de verslechterde financiële positie van OAD is het hof van mening dat Rabobank niet ongeoorloofd heeft gehandeld door aanvullende voorwaarden te stellen. Één van de aanvullende voorwaarden die Rabobank stelde, was het versterken van het eigen vermogen van OAD. In de eerste helft van 2013 is OAD er, zelfs na verlenging van de termijn van Rabobank, niet in geslaagd om aan de eis van kapitaalversterking te voldoen. Tegelijkertijd verslechterde de financiële situatie in die periode nog verder. Hierdoor heeft Rabobank niet in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehandeld door de kredietrelatie in september 2013 op te zeggen. Het handelen van Rabobank na de opzegging tot aan het moment waarop het faillissement aangevraagd werd, is daarnaast niet ongeoorloofd geweest. OAD heeft hierbij ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat als de kapitaalversterking op 27 september of kort daarna op 1 oktober 2013 zou zijn gerealiseerd, een faillissement zou zijn uitgebleven. Rabobank is volgens het hof ook niet tekort geschoten in haar dienstverlening aan OAD. Vanaf het moment dat OAD bij de afdeling bijzonder beheer werd geplaatst tot aan het faillissement, heeft Rabobank voldoende geïnformeerd over haar zienswijze en besluitvorming. De bank is meerdere keren het gesprek aangegaan en heeft hierbij voldoende rekening gehouden met het belang van OAD. Daarnaast heeft Rabobank in voldoende mate meegewerkt aan de zoektocht naar kapitaal om de reorganisatie van OAD te kunnen realiseren. Dat dit niet is gelukt, treft Rabobank geen verwijt. Dat Rabobank de kans dat de reorganisatie zou slagen lager inschatte dan OAD, is onder de gegeven omstandigheden niet onzorgvuldig of onredelijk.

Conclusie

Het hof oordeelt dat Rabobank niet tekort is geschoten in de nakoming van haar (zorg)plichten jegens OAD. Hierdoor mocht de bank de kredietrelatie opzeggen en kan zij niet aansprakelijk worden gehouden voor het faillissement van de reisorganisatie. Ook komt OAD door deze uitspraak geen schadevergoeding toe. Deze uitspraak onderstreept dat het banken onder bepaalde omstandigheden vrij staat om zakelijke kredietrelaties te beëindigen. Doordat banken zich moeten houden aan hun zorgplicht, dient de opzegging van een kredietovereenkomst wel een juridische toetsing te doorstaan. Heeft u het bericht ontvangen van uw bank dat deze voornemens is om de kredietrelatie op te zeggen? Neem dan contact op met één van onze specialisten van Ondernemingsrecht! Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Hof oordeelt: Rabobank mocht kredietrelatie met OAD beëindigen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hof-oordeelt-rabobank-mocht-kredietrelatie-met-oad-beeindigen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-12 17:03:08 [post_modified_gmt] => 2024-03-12 16:03:08 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41482 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 40308 [post_author] => 60 [post_date] => 2023-12-20 10:07:33 [post_date_gmt] => 2023-12-20 09:07:33 [post_content] => Steeds meer bedrijven in Nederland starten met maatschappelijk verantwoord en missie-gedreven ondernemen. Deze organisaties werken vanuit één doel of missie, welke veelal bijdraagt aan mens, milieu en de economie. Toch zijn de meeste juridische structuren er vooral op gericht om de financiële wensen van hun aandeelhouders te dienen. Een groeiend aantal ondernemingen kiest daarom voor een bijpassende juridische structuur, zodat zij zich optimaal op hun missie kunnen richten. Steward-ownership is een ondernemingsvorm waarbij het stemrecht en het economisch recht van elkaar gescheiden worden. Steward-ownership kan voor dit soort ondernemingen de ideale oplossing zijn. In deze blog wordt daarom nader ingegaan op deze opkomende ondernemingsvorm.

Zelfbestuur

Volgens het steward-ownership model is een onderneming ‘van zichzelf’. Hierdoor worden verschillende soorten aandelen gecreëerd. Aan deze aandelen wordt een zeggenschapsrecht gekoppeld dat niet wordt gehouden door de aandeelhouder zelf, maar door zogenaamde stewards. Op deze manier verkrijgen de stewards bijzondere zeggenschapsrechten. Investeerders investeren dus in een onderneming zonder dat zij hiervoor zeggenschap verkrijgen. De stewards zijn veelal werkzaam bij de onderneming of ze zijn er nauw bij betrokken. Bovendien kunnen zij hun stemrecht niet zomaar vererven of verkopen. Hierdoor is het stemrecht in handen van personen die ook daadwerkelijk betrokken zijn bij de ondernemingen wordt er bestuurd op basis van de juiste informatie en de missie van de onderneming. De koers van de onderneming wordt bepaald door deze stewards, waarbij in hun besluiten de missie en het belang van de onderneming voorop staan. Overigens hebben stewards geen baat bij winstmaximalisatie, aangezien zij zelf geen investeerder zijn.

Winsten

Doordat een steward-owned onderneming van zichzelf is, dient de winst in eerste instantie ook de onderneming zelf. Het winstrecht dat rust op de aandelen is hierdoor vaak gemaximeerd. Door middel van beperkte winstdeling worden de aandeelhouders, samen met onder andere de oprichters, medewerkers en overige belanghebbenden, gecompenseerd voor hun bijdrage aan de onderneming. Hierdoor wordt een eerlijke compensatiegeboden zonder dat sprake is van winstmaximalisatie ten behoeve van de aandeelhouders. De overige winst wordt namelijk geherinvesteerd in de onderneming. Als drager van de missie is de onderneming namelijk de plek waar deze verwezenlijkt dient te worden. Overige winst kan daarnaast – in lijn met de missie – eventueel gedoneerd worden aan andere initiatieven.

Juridische structuur

Om bovenstaande kernprincipes toe te kunnen passen, kan een steward-owned onderneming op verschillende manieren worden vormgegeven. Zo kan ervoor worden gekozen om een gouden aandeel uit te geven. Stewards ontvangen dan aandelen met stemrecht, welke niet verkocht of vererfd kunnen worden. De economische aandelen worden uitgegeven aan investeerders, terwijl een onafhankelijke stichting een gouden aandeel houdt. Dit gouden aandeel is belast met vetorechten, waardoor gegarandeerd kan worden dat de structuur in stand blijft. Een andere optie is het geneutraliseerd kapitaal. In dat geval is er een stichting economisch eigenaar van de onderneming, waardoor de waarde geneutraliseerd is. Ook met deze structuur ligt het stemrecht bij stewards, die dit recht niet kunnen verkopen of vererven. Ten derde kan ervoor gekozen worden om een beheerstichting op te richten, die de gehele onderneming in handen heeft. Deze stichting heeft dan als taak om zowel de continuïteit als de missie van de onderneming te dienen.

Conclusie

Doordat steward-ownership goed aansluit bij missie-verantwoord en maatschappelijk ondernemen, wordt er steeds vaker gebruik gemaakt van deze ondernemingsvorm. Steward-ownership is gericht op het scheiden van het stemrecht en het economisch recht in ondernemingen waarbij de missie centraal staat. Hierdoor is de onderneming als het ware ‘van zichzelf’ en ligt het stemrecht in handen van personen die ook daadwerkelijk betrokken zijn bij de onderneming. De gemaakte winst wordt veelal geherinvesteerd in de onderneming, omdat de onderneming de drager is van de missie. Om deze principes toe te kunnen passen wordt in de meeste gevallen een gouden aandeel uitgegeven of wordt kapitaal geneutraliseerd. Daarnaast kan er ook voor gekozen worden om een beheerstichting op te richten, die de gehele onderneming in handen heeft. Overweegt u zelf om een steward-owned onderneming op te richten en kunt u daarbij hulp gebruiken of heeft u vragen? Neem dan contact op met één van onze ondernemingsrecht collega’s! Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Steward-ownership: dé nieuwe manier van ondernemen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => steward-ownership-de-nieuwe-manier-van-ondernemen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-12-20 10:07:33 [post_modified_gmt] => 2023-12-20 09:07:33 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40308 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 40248 [post_author] => 60 [post_date] => 2023-12-18 10:54:29 [post_date_gmt] => 2023-12-18 09:54:29 [post_content] => Recentelijk oordeelde de rechtbank Oost-Brabant over de vraag of een kredietverstrekker een pandrecht had gevestigd op een vordering van een kredietnemer. De kredietnemer was failliet gegaan, waarna een geschil ontstond over of het pandrecht wel of niet geldig zou zijn. In deze blog wordt de uitspraak van de rechtbank nader toegelicht.

Wat is een pandrecht?

Een pandrecht is een zekerheidsrecht dat kan worden gevestigd op roerende zaken en vermogensrechten. Door een pandrecht te vestigen, ontvangt een schuldeiser van de pandgever zekerheid dat zijn vordering wordt voldaan. Als dit niet het geval is, en de pandgever bijvoorbeeld failliet gaat, kan de pandhouder zich met voorrang verhalen op het verpande goed alsof er geen sprake is van faillissement. Er zijn verschillende soorten pandrechten, maar voor het vestigen van elk type pandrecht is het van belang dat er sprake is van een beschikkingsbevoegde pandgever, een geldige titel (vaak een overeenkomst) en moet er een formele vestigingshandeling worden verricht. In deze casus was sprake van verpanding van een vordering. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een stil en een openbaar pandrecht. Voor de vestiging van een openbaar pandrecht op een vordering moet er een authentieke of onderhandse akte worden opgesteld, waarna de verpanding moet worden gemeld aan de debiteur. In het geval van een stil pandrecht wordt een vordering verpand zonder mededeling aan de debiteur. Dit gebeurt ook door het opmaken van een authentieke of onderhandse akte. Bij het gebruik van een onderhandse akte bij het vestigen van een stil pandrecht geldt als constitutief vereiste dat de akte bij de Belastingdienst geregistreerd dient te worden. Zonder deze registratie ontstaat er dus geen pandrecht.

De feiten

Financieringsmaatschappij Atlantis heeft zaken gedaan met TPC, waardoor Atlantis de bedrijfsvoering van TPC gedeeltelijk gefinancierd heeft. TPC gaat failliet, maar heeft nog wel een vordering van bijna €15.000,- op het UWV. Atlantis meldt zich bij de curator en voert aan dat deze vordering rechtsgeldig aan Atlantis verpand is. Middels een verzamelpandakte heeft Atlantis alle vorderingen van haar cliënten aan zichzelf verpand, op basis van een door cliënten aan Atlantis verstrekte volmacht. Hierdoor is ook de vordering van TPC op het UWV via een door TPC verstrekte volmacht aan Atlantis verpand. Dit is volgens Atlantis terug te vinden in een pandakte die is opgesteld op basis van de volmacht en later is geregistreerd bij de Belastingdienst. In deze pandakte is de volgende bepaling terug te vinden: “onder cliënten worden verstaan de natuurlijke personen, rechtspersonen of andere juridische entiteiten die met Atlantis een ‘Kredietovereenkomst Impuls Krediet’ hebben gesloten.”

De beoordeling

Er ontstaat vervolgens een geschil over deze pandakte, waardoor de curator een procedure start. De curator vordert een verklaring voor recht dat Atlantis geen pandrecht heeft, terwijl Atlantis zich op het standpunt stelt dat zij wel een pandrecht heeft. Volgens de rechtbank volgt (o.a.) uit het arrest Mulder/Rabobank dat de pandakte zodanige gegevens dient te bevatten dat achteraf aan de hand daarvan objectief kan worden vastgesteld op welke vorderingen deze betrekking heeft. In deze situatie gaat het echter niet om de identificatie van vorderingen die worden verpand, maar moet de definitie van “cliënten” in de pandakte vastgesteld worden. De rechtbank is van mening dat dit op hetzelfde neerkomt, aangezien de vraag of er een geldige verpanding van de vordering op TPC plaats heeft gevonden beantwoord moet worden. De rechtbank beoordeelt de definitie van “cliënten” in de pandakte en stelt dat TPC alleen kwalificeert als een cliënt in de zin van de pandakte indien zij een zogenaamde ‘Kredietovereenkomst Impuls Krediet’ heeft gesloten. Omdat de overeenkomst tussen Atlantis en TPC deze naam niet vermeldt, en Atlantis hierover wisselende verklaringen gegeven heeft, komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen geldige verpanding van de vordering op TPC plaats heeft gevonden. De jurisprudentie van de Hoge Raad is op dit gebied erg helder en heeft grenzen, waardoor Atlantis geen pandrecht heeft op de vordering op het UWV.

Conclusie

Om een pandrecht te vestigen moet aan een aantal vestigingsvereisten worden voldaan. Veelal ontstaan er geschillen omdat de formele vestigingshandeling onjuist wordt verricht. In deze uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant ontstond echter onenigheid, omdat de definitie van “cliënten” in de pandakte onduidelijk was. Uit het arrest Rabobank/Mulder volgt dat een pandakte zodanige gegevens dient te bevatten dat achteraf aan de hand daarvan objectief kan worden vastgesteld op welke vorderingen deze betrekking heeft. Omdat de documentatie van Atlantis niet op orde was en niet kon worden bewezen of TPC een cliënt was in de zin van de pandakte, heeft Atlantis de grenzen die de jurisprudentie van de Hoge Raad voorschrijft overschreden. Hierdoor is geen sprake van een rechtsgeldige verpanding van de vordering en heeft Atlantis geen pandrecht op de vordering van het UWV. Een pandrecht kan de positie van schuldeisers enorm versterken, maar hiervoor is het wel van belang dat dit pandrecht op de juiste manier wordt gevestigd. Bovenstaande uitspraak benadrukt dat hierbij vastgesteld moet kunnen worden op welke vorderingen het pandrecht betrekking heeft, om eventuele onenigheden over de verpanding te voorkomen. Het is dus belangrijk dat uw documentatie helemaal op orde is. Ontvangt u graag advies over de mogelijkheid tot het vestigen van zekerheden? Neem dan contact op met één van onze ondernemingsrecht advocaten! Karlijn van der Meule nieuw [post_title] => Pandrecht: zorg voor voldoende duidelijkheid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => pandrecht-zorg-voor-voldoende-duidelijkheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-12-18 12:11:54 [post_modified_gmt] => 2023-12-18 11:11:54 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40248 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 39952 [post_author] => 60 [post_date] => 2023-11-23 10:41:04 [post_date_gmt] => 2023-11-23 09:41:04 [post_content] => Toegang tot een bankrekening is van essentieel belang om deel te kunnen nemen aan het economische verkeer. Uit artikel 4:71f Wft volgt dat op banken een verplichting rust om consumenten een betaalrekening aan te bieden. Er is echter geen wettelijke regel die banken verplicht om een zakelijke betaalrekening te verstrekken aan niet-consumenten. Het staat banken daardoor in principe vrij om een zakelijke cliënt te weigeren op grond van de contractsvrijheid. Een zakelijke bankrekening is ook voor ondernemers echter essentieel om deel te kunnen nemen aan het betalingsverkeer. Uit het ‘Yin Yang’-arrest van de Hoge Raad in 2021 volgt dat banken daardoor onder bijzondere omstandigheden toch verplicht kunnen worden om een zakelijke bankrekening aan te bieden. Eerder schreven wij hierover al deze blog. De belangenafweging uit het ‘Yin Yang’-arrest is de afgelopen twee jaar al een aantal keer door rechters toegepast. In dit artikel worden deze uitspraken nader toegelicht.

‘Yin Yang’-arrest

In 2021 oordeelde de hoge raad in het 'Yin Yang'-arrest dat de verplichting die voortvloeit uit artikel 4:71f Wft onder bepaalde omstandigheden ook kan gelden ten aanzien van niet-consumenten. In beginsel kunnen banken een gerechtvaardigd belang hebben om zakelijke cliënten te weigeren met een beroep op hun contractsvrijheid. Zonder zakelijke betaalrekening wordt het bestaansrecht van een onderneming echter in gevaar gebracht. Aan de hand van de omstandigheden van het geval dient daardoor te worden bekeken of het gerechtvaardigde belang van banken daadwerkelijk in de weg staat aan een verplichting tot het aanbieden van een betaalrekening. De rechter moet hierbij een belangenafweging maken en kijken of het belang van de ondernemer bij het openen van een bankrekening zwaarder weegt dan het belang van de bank om geen bankrekening aan te bieden.

Recente jurisprudentie

In 2022 had een ondernemer met een aantal BV’s bij veertien banken geprobeerd om een zakelijke betaalrekening te openen. Zijn verzoek was door elke bank afgewezen, waaronder door de ING. De ondernemer bankierde privé bij de ING en had daar ook een betaalrekening voor één van zijn andere BV’s. Het hof oordeelde dat de contractsvrijheid van ING beperkt kon worden doordat de bank op grond van haar maatschappelijke positie ook ten aanzien van zakelijke consumenten de verplichting kon hebben om een betaalrekening aan te bieden, zoals volgde uit het ‘Yin Yang’-arrest. Volgens de rechter woog het belang van de ondernemer om een betaalrekening te openen in dit geval zwaarder dan het belang van de ING. Doordat bij veertien banken een aanvraag voor een betaalrekening was ingediend, was voldoende duidelijk gemaakt dat deelname van het maatschappelijke verkeer voor de vennootschap van de ondernemer echt was uitgesloten. Hierdoor kon de ING verplicht worden om een zakelijke bankrekening te verstrekken. Eerder dit jaar oordeelde de rechtbank in een geschil tussen Triodos bank en een zakelijke cliënt. Triodos weigerde een onderneemster een zakelijke rekening te verstrekken, omdat zij niet aan de acceptatiecriteria voldeed. De aandeelhouder van de onderneming had een belang in de sector zakelijk vastgoed en Triodos accepteerde dit soort ondernemingen niet. De rechtbank beantwoordde de vraag of Triodos kon worden verplicht om een betaalrekening te openen aan de hand van de maatstaf uit het ‘Yin Yang’-arrest. De onderneemster had wel een duidelijk en zwaarwegend belang om een betaalrekening te hebben, maar werd bij Triodos uitgesloten door de acceptatiecriteria die de bank hanteerde op basis van haar missie. Bij andere banken kon zij waarschijnlijk wel gewoon een betaalrekening openen, Triodos werd daarom niet verplicht om een zakelijke bankrekening te verstrekken. De rechter stelde hierbij dat de belangenafweging waarschijnlijk anders uitgepakt had als alle Nederlandse banken de onderneemster uit zouden sluiten. Daarnaast oordeelde de rechter eerder dit jaar ook in een geschil tussen een bouwbedrijf en ABN AMRO. De bank had de rekening van het bouwbedrijf geblokkeerd wegens een fraudeonderzoek. Kort daarna had ABN AMRO de relatie met het bouwbedrijf opgezegd op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden. Het bouwbedrijf vorderde bij de rechter om ABN AMRO te veroordelen om alsnog een bankrekening ter beschikking te stellen. De rechter maakte een belangenafweging en die viel uit in het nadeel van het bouwbedrijf. Het vertrouwen van ABN AMRO was ernstig geschaad en de risico’s voor hervatting van de relatie met het bouwbedrijf waren groot en evident. Tegenover dit zwaarwegende belang kon hervatting met de ABN AMRO niet opwegen. Daarnaast bleek ter zitting ook dat het bouwbedrijf elders een rekening had geopend, waardoor zij alsnog toegang had tot het betalingsverkeer. Dat het bouwbedrijf liever bij ABN AMRO bankierde, hoefde hierbij niet mee te wegen.

Conclusie

De uitspraak uit het ‘Yin Yang’-arrest maakt het voor bedrijven mogelijk onder omstandigheden een bank te dwingen een zakelijke betaalrekening te openen. Toch is de uitkomst van dit arrest geen vrijbrief en zeker geen hosanna. Rechters maken op basis van het arrest een belangenafweging om te bekijken hoe het gerechtvaardigde belang van banken om een zakelijke rekening te weigeren, zich verhoudt tot een verplichting tot het aanbieden van een betaalrekening aan zakelijke cliënten. Uit recente jurisprudentie volgt dat de bank hiertoe vrijwel alleen maar gedwongen kan worden als de ondernemer aan kan tonen dat het bij geen enkele bank, althans niet bij de systeembanken, mogelijk is een zakelijke rekening te openen. In dat geval wordt deelname aan het betalingsverkeer volledig uitgesloten en zal de rechter een bank kunnen verplichten om alsnog een zakelijke rekening te verschaffen. Als dit niet aangetoond kan worden, is de kans groot dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van de bank. Banken kunnen zich in dat geval beroepen op hun contractsvrijheid en de zakelijke cliënt weigeren. Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met één van onze specialisten van de afdeling Ondernemingsrecht. Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Onder welke omstandigheden zijn banken verplicht om een zakelijke rekening te openen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => onder-welke-omstandigheden-zijn-banken-verplicht-om-een-zakelijke-rekening-te-openen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-11-23 10:41:04 [post_modified_gmt] => 2023-11-23 09:41:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=39952 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 39015 [post_author] => 60 [post_date] => 2023-10-04 10:54:40 [post_date_gmt] => 2023-10-04 08:54:40 [post_content] =>

Algemene voorwaarden en onredelijk bezwarende bedingen

Op grond van de open norm van artikel 6:233 BW is een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar als het onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. De aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval dienen hierbij in acht te worden genomen. In Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn twee lijsten opgenomen met bedingen die vermoed en geacht worden onredelijk bezwarend te zijn. Bedingen die geacht worden onredelijk bezwarend te zijn, zijn terug te vinden op de zwarte lijst in artikel 6:236 BW. Op de grijze lijst in artikel 6:237 BW zijn de bedingen vermeld die vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn. De grijze en zwarte lijst zijn in beginsel alleen van toepassing op overeenkomsten die gesloten worden met consumenten (B2C). Dit houdt in dat de wederpartij niet handelt in de uitoefening van haar beroep of bedrijf. In bepaalde gevallen komt reflexwerking toe aan de bedingen uit de grijze en zwarte lijst, waardoor de bedingen indirect ook van toepassing zijn op B2B overeenkomsten. Dit is bijvoorbeeld het geval als de wederpartij zo’n kleine rechtspersoon is dat deze zich materieel gezien niet van een consument onderscheidt. Recentelijk boog de Hoge Raad zich over de vraag of reflexwerking ook toegekend kan worden in gevallen waarbij de wederpartij wel handelt in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, maar de gesloten overeenkomst geen betrekking heeft op de eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten van de wederpartij.

Inhoud arrest

In de desbetreffende zaak heeft een zuivelbedrijf een overeenkomst gesloten met een eenmanszaak die zich bezighoudt met advies en bemiddeling op het gebied van financiën. Het zuivelbedrijf wil middels een buitenlandse vennootschap in Bosnië een krachtvoerfabriek opzetten. Om dit te realiseren moet de buitenlandse vennootschap één miljoen euro lenen van het zuivelbedrijf. Het zuivelbedrijf gaat hiermee akkoord op voorwaarde dat er zekerheden worden gevestigd in de vorm van een bankgarantie en een hypotheekrecht. Later blijkt dat de eenmanszaak de betaling van het zuivelbedrijf naar de buitenlandse vennootschap heeft goedgekeurd zonder naar de bankgarantie te kijken. Daarnaast blijkt het hypotheekrecht op dat moment ook nog niet gevestigd te zijn. Het zuivelbedrijf is daarom van mening dat de eenmanszaak tekort is geschoten in zijn zorgplicht. In de algemene voorwaarden van de eenmanszaak staat dat het zuivelbedrijf hierover moet klagen binnen acht dagen na ontdekking en binnen veertien dagen na voltooiing van de betreffende werkzaamheden. Het zuivelbedrijf wil dit beding vernietigen en voert aan dat het op grond van artikel 6:233 BW onredelijk bezwarend is. De eenmanszaak is het hier niet mee eens, dus start het zuivelbedrijf een procedure. Het zuivelbedrijf vraagt de rechter om uit te spreken dat de eenmanszaak niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht, waardoor hij aansprakelijk is voor de geleden schade. Daarnaast eist het zuivelbedrijf ook een schadevergoeding. In eerste instantie wijst de rechtbank echter alle vorderingen van het zuivelbedrijf af.

Het Hof

Het hof gaat wel mee met het zuivelbedrijf en oordeelt dat zij dit beding terecht kan vernietigen. Volgens het hof valt het beding ten opzichte van een consument onder de zwarte lijst van artikel 6:236 sub g BW. Het zuivelbedrijf is weliswaar geen consument, maar omdat zij geen kennis of ervaring heeft van ingewikkelde financiële materie is de eenmanszaak ingeschakeld om haar hierover te adviseren. Hierdoor vertoont de positie van het zuivelbedrijf gelijkenissen met die van een consument en is reflexwerking van artikel 6:236 sub g BW via de open norm van artikel 6:233 BW mogelijk. De zaak komt uiteindelijk bij de Hoge Raad terecht. Volgens de Hoge Raad is reflexwerking ook mogelijk in het geval waarbij een zakelijke wederpartij een overeenkomst sluit in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, welke geen betrekking heeft op haar eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten. In dit geval vertoont de positie van de wederpartij grote gelijkenissen met die van een consument en is de omstandigheid dat een beding voorkomt op de zwarte of grijze lijst van belang bij de beoordeling of het beding voor de wederpartij onredelijk bezwarend is op grond van de open norm van artikel 6:233 BW.

Conclusie

Volgens de Hoge Raad is het beding in de algemene voorwaarden van de wederpartij in deze zaak onredelijk bezwarend. Het zuivelbedrijf heeft een overeenkomst gesloten met de eenmanszaak in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, terwijl deze overeenkomst geen betrekking heeft op de eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten van het zuivelbedrijf. Hierdoor vertoont de positie van het zuivelbedrijf grote gelijkenissen met die van een consument en ligt reflexwerking via de open norm van artikel 6:233 voor de hand. Dat het beding uit de algemene voorwaarden van de wederpartij terug te vinden is op de grijze of zwarte lijst moet in dat geval meewegen bij de beoordeling of het beding al dan niet onredelijk bezwarend is. Ben dus gewaarschuwd dat de bedingen uit de grijze en zwarte lijst in sommige gevallen dus ook indirect toegepast moeten worden op B2B overeenkomsten. Heeft u, naar aanleiding van deze blog, een vraag over uw algemene voorwaarden, neem dan contact op met één van onze experts Marc Heuvelmans of Karlijn van der Meule. Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Indirecte toepassing van grijze en zwarte lijst op business-to-business (B2B) overeenkomsten [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => indirecte-toepassing-van-grijze-en-zwarte-lijst-op-business-to-business-b2b-overeenkomsten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-04 10:54:40 [post_modified_gmt] => 2023-10-04 08:54:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=39015 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 38932 [post_author] => 60 [post_date] => 2023-09-29 15:33:26 [post_date_gmt] => 2023-09-29 13:33:26 [post_content] => Op 15 november 2023 treedt de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in werking. Hierover schreven we al eerder. Deze wet heeft als doel om misbruik bij turboliquidaties te voorkomen door meer transparantie te bieden en schuldeisers beter te beschermen. Of deze nieuwe wet daadwerkelijk gaat zorgen voor een effectieve bestrijding van plof-bv’s en frauduleuze praktijken is echter nog maar de vraag.

Wat is een turboliquidatie?

In geval van een turboliquidatie besluit de aandeelhoudersvergadering van een rechtspersoon om deze te ontbinden en liquideren. Een turboliquidatie mag alleen uitgevoerd worden wanneer er geen baten meer in de rechtspersoon zitten, zoals volgt uit artikel 2:19 lid 4 BW. De rechtspersoon mag dus geen activiteiten meer uitvoeren en ook geen bezittingen meer hebben. De bestuurder van de geliquideerde rechtspersoon dient hiervan melding te maken bij de Kamer van Koophandel, waarna zowel het aanstellen van een curator als het doen van onderzoek niet meer nodig is. Turboliquidaties worden steeds populairder, aangezien ondernemingen zo snel en relatief goedkoop geliquideerd kunnen worden.

De risico’s van turboliquidaties

Helaas brengen turboliquidaties naast de voordelen ook een aantal risico’s met zich mee. De Kamer van Koophandel kan namelijk niet controleren of er daadwerkelijk geen baten zijn, en ook schuldeisers worden niet geïnformeerd over de liquidatie van de rechtspersoon. Daarnaast kan een turboliquidatie gebruikt worden om een rechtspersoon met een aantal schuldeisers te laten ‘ploffen’. Op deze manier wordt het faillissement (en daarmee de komst van een curator) ontweken. Een gedegen onderzoek naar de gang van zaken naar de ondergang van de onderneming wordt dan niet uitgevoerd en de schuldeisers blijven met lege handen achter. Zij moeten vervolgens zelf actie ondernemen (bijvoorbeeld door alsnog het faillissement aan te vragen) om mogelijk nog wat van hun vordering te verhalen.

Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie

Om misbruik bij turboliquidaties te verminderen en de positie van schuldeisers te verbeteren wordt de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie ingevoerd. Na inwerkingtreding van de wet in november 2023 moet het bestuur van de geliquideerde onderneming binnen 14 dagen na ontbinding een aantal documenten deponeren bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Het gaat hierbij om een balans en een staat van baten en lasten, een schriftelijke opgave van redenen voor het ontbreken van baten en een slotuitdelingslijst. In bepaalde gevallen dienen daarnaast ook jaarrekeningen te worden gedeponeerd en moet bekend worden gemaakt welke schuldeisers onbetaald zijn gebleven. In onze eerdere blog worden deze eisen (en de consequenties van het niet naleven daarvan) nader toegelicht. Nadat deze documenten bij de Kamer van Koophandel zijn gedeponeerd, moet het bestuur alle schuldeisers direct mededelen dat de stukken bij het Handelsregister ter inzage liggen. De schuldeisers kunnen deze stukken inzien en eventueel protest aantekenen. In beginsel wordt de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie voor een periode van twee jaar ingevoerd, later wordt gekeken of deze termijn verlengd dient te worden.

Effectiviteit Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie

Bij de effectiviteit van de wet transparantie bij turboliquidaties kunnen echter vraagtekens worden gezet. Volgens meerdere stemmen uit de praktijk bevat de nieuwe wet nauwelijks controle op de naleving en blijven er mogelijkheden tot het plegen van fraude bestaan. Zo kunnen bestuurders van geliquideerde ondernemingen vrij eenvoudig misleidende documenten deponeren bij het Handelsregister. Daarnaast kan het zo zijn dat schuldeisers uit de gedeponeerde stukken niet af kunnen leiden wat zich voorafgaand aan de liquidatie in de onderneming heeft afgespeeld, waardoor zij alsnog met vraagtekens achterblijven. Ook zijn de sanctiemogelijkheden beperkt. De wet bevat bijvoorbeeld geen sancties voor gevallen waarin de bestuurders verzuimen om de schuldeisers te informeren. Terechte kanttekeningen bij de wet, waarvan de werking in de praktijk zal worden geëvalueerd voordat deze weer buiten werking treedt. Mogelijk leidt deze evaluatie tot de invoering van nadere waarborgen omtrent de turboliquidatie.

Conclusie

Vanaf 15 november 2023 krijgt het bestuur van een middels turboliquidatie ontbonden onderneming een aantal bijkomende verplichtingen. Binnen 14 dagen na ontbinding dienen zij een aantal documenten te deponeren bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Nadat deze stukken gedeponeerd zijn, moet het bestuur alle schuldeisers mededelen dat de stukken bij het Handelsregister ter inzage liggen. Deze wet wordt tijdelijk ingevoerd met als doel fraude bij turboliquidaties terug te dringen en de positie van schuldeisers te verbeteren. De tijd moet uitwijzen in hoeverre deze tijdelijke wet haar doel gaat bereiken. Daarbij is onder andere van belang dat de wet het aanleveren van frauduleuze documenten niet onmogelijk maakt. Daarnaast zijn de aangeleverde stukken voor schuldeisers niet altijd voldoende duidelijk, waardoor hun positie door invoering van de wet niet zozeer versterkt wordt. Aangezien ook de sanctiemogelijkheden beperkt zijn, blijft de vraag of deze tijdelijke wet een effectieve oplossing biedt voor het bestrijden van de (fraude)risico’s die turboliquidaties met zich meebrengen. Denkt u na over de beëindiging van uw onderneming of wordt u geconfronteerd met een schuldenaar die de turboliquidatie heeft toegepast en heeft u vragen, neem dan contact op met een van de advocaten insolventierecht van BG.legal. Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie: oplossing voor frauduleuze ontbindingspraktijken [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => tijdelijke-wet-transparantie-turboliquidatie-oplossing-voor-frauduleuze-ontbindingspraktijken-2 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-06 08:56:06 [post_modified_gmt] => 2023-10-06 06:56:06 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38932 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 38761 [post_author] => 60 [post_date] => 2023-09-21 16:36:58 [post_date_gmt] => 2023-09-21 14:36:58 [post_content] => Uit de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van een overeenkomst. Mogen partijen in hun overeenkomst ook een andere regeling voor ontbinding overeenkomen? De Hoge Raad boog zich over die vraag in een zaak tussen twee partijen die een (huur)overeenkomst aangingen. Zij weken in deze overeenkomst af van artikel 6:265 lid 1 BW. Hierbij stond de vraag of artikel 6:265 lid 1 BW van regelend recht is centraal.

De feiten

Twee partijen gaan eind juni 2018 een huurovereenkomst aan met betrekking tot een hotel in Cadzand-Bad. In deze huurovereenkomst is opgenomen dat de Verhuurder moet garanderen dat de exploitatie van het hotel voldoet aan de eisen van volksgezondheid en brandveiligheid. Daarnaast dienen ook alle overige veiligheidseisen en overheidsvoorschriften in acht te worden genomen. Alle ondersteunende apparatuur ten behoeve van de exploitatie van het hotel moeten naar gebruikelijke maatstaven ook goed functioneren. Uit de overeenkomst volgt dat de Huurder het recht heeft om de overeenkomst per direct te ontbinden indien de Verhuurder deze garanties niet of niet volledig nakomt. In dit geval heeft de Huurder ook recht op een opeisbare boete van € 50.000,00 per overtreding. Het staat hem dan ook vrij om schadevergoeding te vorderen als gevolg van de door de ontbinding geleden schade. Een paar maanden later, eind augustus 2018, ontdekt de Huurder dat er sprake is van overtreding van meerdere garanties. De Huurder stelt de Verhuurder hiervoor aansprakelijk en eist van de Verhuurder betaling van een schadevergoeding en boetes. In oktober 2018 ontvangt de Verhuurder een brief waarin de Huurder aangeeft de huurovereenkomst wegens het schenden van meerdere garanties te ontbinden en de exploitatie van het hotel per direct te staken.

De kantonrechter

De Huurder vordert bij de kantonrechter dat de Verhuurder wordt veroordeeld tot betaling van contractuele boetes en schadevergoeding. De Verhuurder verzoekt de kantonrechter daarentegen om uit te spreken dat de ontbinding niet gerechtvaardigd kan worden, waardoor deze geen stand houdt. Ook eist de Verhuurder dat de Huurder hierdoor veroordeeld wordt tot vergoeding van de schade die de Verhuurder door de ongerechtvaardigde ontbinding heeft geleden en nog zal lijden. Door de kantonrechter wordt vastgesteld dat bepaalde garanties door de Verhuurder overtreden zijn. De Verhuurder wordt veroordeeld tot betaling van contractuele boetes en er wordt een geldbedrag opgelegd uit hoofde van vrijwaring. Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat de door Huurder ingeroepen ontbinding, gelet op de aard en omvang van de tekortkoming, niet gerechtvaardigd was. De Huurder wordt veroordeeld tot vergoeding van de als gevolg van de ongerechtvaardigde ontbinding geleden en nog te lijden schade.

Het Hof

Het Hof vernietigt de eerdere uitspraak ten aanzien van de door Verhuurder verbeurde boetes en de vrijwaring en verlaagt deze. Het Hof gaat verder mee in het oordeel van de kantonrechter en stelt dat ontbinding van de overeenkomst op 25 oktober 2018 door de Huurder niet gerechtvaardigd was. Door het Hof wordt aangevoerd dat artikel 6:265 lid 1 BW een tenzij-bepaling bevat. Deze bepaling stelt dat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht, recht geeft op ontbinding van de overeenkomst. Deze maatstaf is gebaseerd op de redelijkheid en billijkheid, hierbij moet rekening gehouden worden met de omstandigheden van het geval. Volgens het Hof zijn de door de Huurder gestelde tekortkomingen in de nakoming niet van voldoende gewicht om ontbinding van de tussen de partijen gesloten overeenkomst op grond van artikel 6:265 lid 1 BW te kunnen rechtvaardigen.

De Hoge Raad

Bij de Hoge Raad wordt door de Huurder aangevoerd dat het Hof voorbij is gegaan aan het feit dat artikel 6:265 lid 1 BW van regelend recht is. Partijen hebben in hun overeenkomst afgeweken van de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW, maar doordat deze bepaling van regelend recht is zou dit volgens de Huurder mogelijk moeten zijn. Aangezien het Hof heeft vastgesteld dat de Verhuurder bepaalde garantiebepalingen heeft overtreden, zou ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd moeten worden. Volgens de Huurder heeft het Hof de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden onterecht onderzocht aan de hand van de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW. De Hoge Raad gaat hierin mee en oordeelt dat artikel 6:265 lid 1 BW inderdaad van regelend recht is. Hierdoor staat het partijen vrij om hier in hun overeenkomst vanaf te wijken. Partijen hebben in hun overeenkomst opgenomen dat de Huurder het recht heeft om de overeenkomst per direct te ontbinden indien de Verhuurder de in de huurovereenkomst opgenomen garanties niet (volledig) nakomt. Het Hof heeft eerder geoordeeld dat de Verhuurder inderdaad garantieverplichtingen overtreden heeft. Of de ontbindingsverklaring van de Huurder gerechtvaardigd kan worden, moet daarom worden onderzocht aan de hand van hetgeen partijen hierover zijn overeengekomen. Hiermee vernietigt de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Hof. De zaak wordt door de Hoge Raad terug verwezen naar het Hof voor verdere behandeling en beslissing.

Conclusie

Artikel 6:265 lid 1 BW is volgens de Hoge Raad een bepaling van regelend recht. Deze bepaling is van toepassing op alle wederkerige overeenkomsten, waardoor het partijen bij het aangaan van dit soort overeenkomsten vrij staat om af te wijken van deze bepaling. Zij kunnen hierdoor andere afspraken maken over de ontbinding van de overeenkomst. In gevallen waarbij de overeenkomst ontbonden wordt, dient dan aan de hand van hetgeen partijen zijn overeengekomen te worden onderzocht of ontbinding gerechtvaardigd kan worden. Een tekortkoming van voldoende gewicht is dus niet altijd een vereiste voor ontbinding van de overeenkomst! Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met één van onze specialisten van de afdeling Ondernemingsrecht. Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Ontbinding van een overeenkomst van regelend recht? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ontbinding-van-een-overeenkomst-van-regelend-recht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-21 16:38:11 [post_modified_gmt] => 2023-09-21 14:38:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38761 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 38407 [post_author] => 60 [post_date] => 2023-09-01 11:37:17 [post_date_gmt] => 2023-09-01 09:37:17 [post_content] => In 1981 oordeelde de Hoge Raad in het Haviltex-arrest dat bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen naar de grammaticale betekenis van de tekst moet worden gekeken. De betekenis die partijen aan de tekst gaven in de gegeven omstandigheden en wat zij van elkaar mochten verwachten is hierbij ook van belang.[1] Het Haviltex-criterium wordt sindsdien regelmatig toegepast in geschillen over de uitleg van overeenkomsten. Vorige week, op 25 augustus 2023, heeft de Hoge Raad geoordeeld over de vraag of partijen kunnen afwijken van het Haviltex-criterium. In deze blog wordt dit arrest van de Hoge Raad nader besproken.[2]

De feiten

In 2009 stellen een vrouw en een man na hun scheiding een vaststellingsovereenkomst op met betrekking tot de partneralimentatie. In deze vaststellingsovereenkomst nemen zij op dat – in afwijking van het Haviltex-criterium – bij de uitleg van de overeenkomst alleen dient te worden gekeken naar de grammaticale betekenis van de tekst. Volgens de door partijen gesloten overeenkomst eindigt de partneralimentatie op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, te weten op 24 mei 2021. In een latere procedure verzoekt de curator van de vrouw om de partneralimentatie tot 25 mei 2022 te verlengen, de dag waarop de vrouw 65 jaar wordt. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen.

Oordeel van het Hof

De man gaat in hoger beroep. Het Hof vernietigt vervolgens de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek tot verlenging van de partneralimentatie af. Doordat partijen in hun vaststellingsovereenkomst toepassing van het Haviltex-criterium hebben uitgesloten, moet de rechter de bepaling in de vaststellingsovereenkomst alleen beoordelen op grond van de grammaticale betekenis van de tekst. Aangezien in de oorspronkelijke overeenkomst een datum is opgenomen om het moment waarop de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd bereikt aan te duiden, moet deze datum worden aangehouden en is een verlenging van de alimentatieverplichting niet mogelijk. Door het verzoek tot verlenging van de alimentatie toe te wijzen was de rechtbank onterecht buiten de grammaticale uitleg van de vaststellingsovereenkomst getreden.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad bevestigt de eerdere uitspraak van het Hof en oordeelt dat bij het uitleggen van de vaststellingsovereenkomst uitsluitend de grammaticale betekenis van de bepaling gebruikt moet worden. Nu de overeenkomst een eigen uitlegmaatstaf bevat, is het volgens de Hoge Raad toegestaan om af te wijken van het Haviltex-criterium. Dit maakt het voor partijen contractueel mogelijk om andere afspraken te maken over de uitlegmaatstaf van overeenkomsten.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Het is erg waarschijnlijk dat we in de praktijk steeds vaker contracten voorbij gaan zien komen met een eigen uitlegmaatstaf welke afwijkt van het Haviltex-criterium. Hierbij zal er vaak sprake zijn van uitlegmaatstaven waarbij enkel dient te worden gekeken naar de grammaticale betekenis van de tekst, waardoor de betekenis die partijen aan de tekst gaven in de gegeven omstandigheden zo veel mogelijk buitenspel gezet zal worden. Heeft u nog vragen? U kunt contact opnemen met de sectie Ondernemingsrecht. [1] Hoge Raad 13-03-1981 ECLI:NL:HR:1981:AG4158 [2] Hoge Raad 25-08-2023 ECLI:NL:HR:2023:1131 Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Mag het Haviltex-criterium contractueel worden uitgesloten? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => mag-het-haviltex-criterium-contractueel-worden-uitgesloten-2 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-05 11:16:49 [post_modified_gmt] => 2023-09-05 09:16:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38407 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 42816 [post_author] => 60 [post_date] => 2024-07-11 14:46:35 [post_date_gmt] => 2024-07-11 12:46:35 [post_content] => Recentelijk oordeelde de Hoge Raad over de vraag of een partij die onderhandelingen afbreekt verplicht is om (een deel van) de kosten die de wederpartij gemaakt heeft te vergoeden, omdat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Het arrest wordt in deze blog voor u uiteengezet.

De feiten en eerder procesverloop

In 2016 verkopen verweerders (de verkopers) een perceel aan eisers (de kopers). Eisers willen op het perceel een project ontwikkelen waarvoor wijziging van de bestemming en de erfpachtvoorwaarden vereist is. In de koopovereenkomst worden een aantal ontbindende voorwaarden opgenomen. Op grond van één van deze voorwaarden kan de koopovereenkomst ontbonden worden indien de gemeente binnen 14 maanden geen medewerking verleent aan de ontwikkeling van het project. Ook wordt een uiterste leveringsdatum overeengekomen. Eind 2016 laat de gemeente weten dat er op het perceel een voorkeursrecht gevestigd gaat worden. Hierdoor kan de gemeente als eerste aanspraak maken op de koop van het perceel. Begin 2017 wordt door partijen overeenstemming bereikt over de verkoop van een tweede perceel, dat ook valt onder het aangekondigde voorkeursrecht. In deze koopovereenkomst worden dezelfde ontbindende voorwaarden opgenomen. Daarnaast maken beide partijen bezwaar tegen het aangekondigde voorkeursrecht. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard, waardoor de overeengekomen uiterste leveringsdatum niet gehaald kan worden en partijen in onderhandeling treden over uitstel van de levering. Zij sluiten een verlengingsovereenkomst, waarin ook een nieuwe datum wordt afgesproken waarop de ontbindende voorwaarden in gaan. Voor afloop van de verlengingsperiode dient opnieuw overleg plaats te vinden over mogelijke verdere verlenging van de uiterste leveringsdatum. De verlengingsperiode loopt ook af, waardoor er opnieuw onderhandeld wordt over verlenging van de uiterste leveringsdatum. Tijdens de onderhandelingen wordt geen overeenstemming bereikt en verweerders stellen dat zij niet langer aan de koopovereenkomst gebonden zijn. Uiteindelijk worden de percelen tegen een hogere verkoopprijs aan een derde verkocht. Eisers vorderen bij de rechtbank dat de koopovereenkomst alsnog nagekomen wordt of vorderen een schadevergoeding ter vergoeding van de schade die eisers als beoogde kopers hebben geleden. De rechtbank en het hof wijzen deze vorderingen af.

De Hoge Raad

Door eisers wordt bij de Hoge Raad geklaagd dat verweerders de onderhandelingen ongeoorloofd hebben afgebroken. Daarnaast zijn verweerders ongerechtvaardigd verrijkt,  want door de inspanningen van eisers is de bestemming van het perceel gewijzigd en in waarde gestegen. Daar profiteren verweerders van, waardoor een schadevergoeding voor het ‘negatieve contractsbelang’ gevorderd wordt. Dat zijn de kosten die eisers hebben gemaakt in het kader van de afgebroken onderhandelingen. Volgens de Hoge Raad moet in het geval van afgebroken onderhandelingen de driefasenleer toegepast worden. Dat volgt uit het arrest Plas/Valburg. In de eerste fase staat het partijen vrij om de onderhandelingen af te breken, in de tweede fase mogen de onderhandelingen afgebroken worden indien het ‘negatieve contractsbelang’ wordt vergoed en in de derde fase is afbreken eigenlijk niet meer geoorloofd, waardoor ook het ‘positieve contractsbelang’ kan worden vergoed. De benadeelde partij wordt dan gecompenseerd alsof er wel een contract tot stand zou zijn gekomen. Als het afbreken van de onderhandelingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is, kunnen er wel omstandigheden zijn op grond waarvan de partij die de onderhandelingen afbreekt verplicht is (een deel van) de door de wederpartij gemaakte kosten te vergoeden. Dat is volgens de Hoge Raad ook het geval indien de partij die de onderhandelingen afbreekt ongerechtvaardigd is verrijkt door werkzaamheden die de wederpartij heeft verricht. Het hof heeft deze grondslag ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling. Of de eventuele verrijking van verweerders ongerechtvaardigd is en in hoeverre het redelijk is om hen te verplichten de schade van eisers te vergoeden, hangt af van de inhoud van de koop- en verlengingsovereenkomst. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing.

Conclusie

In bepaalde gevallen is het afbreken van onderhandelingen in beginsel niet onaanvaardbaar, maar kan er wel sprake zijn van omstandigheden op grond waarvan de partij die de onderhandelingen afbreekt, verplicht is (een deel van) de kosten die de wederpartij heeft gemaakt te vergoeden. Recentelijk oordeelde de Hoge Raad dat dit ook het geval kan zijn in situaties waarbij de partij die de onderhandelingen afbreekt, ongerechtvaardigd is verrijkt door de werkzaamheden die de wederpartij heeft verricht. Onderhandelt u zelf al geruime tijd met een wederpartij die hiermee dreigt te stoppen? Neem dan contact op met één van onze collega's! Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Ongerechtvaardigde verrijking vanwege het afbreken van onderhandelingen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ongerechtvaardigde-verrijking-vanwege-het-afbreken-van-onderhandelingen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-07-11 14:46:35 [post_modified_gmt] => 2024-07-11 12:46:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42816 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 11 [max_num_pages] => 2 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 87245d77a3f451cdab46c9f46d9c2693 [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Recentelijk oordeelde de Hoge Raad over de vraag of een partij die onderhandelingen afbreekt verplicht is om (een deel van) de kosten die de wederpartij gemaakt heeft te vergoeden, omdat...
Lees meer
We kennen in Nederland geen wettelijke regel die banken verplicht om aan ondernemers een zakelijke bankrekening te verstrekken. In 2021 oordeelde de Hoge Raad dat banken onder bijzondere omstandigheden toch...
Lees meer
Op 20 februari oordeelde het hof dat Rabobank de kredietrelatie met reisorganisatie OAD in september 2013 mocht opzeggen. Volgens het hof heeft Rabobank tijdens de gehele procedure zorgvuldig gehandeld en...
Lees meer
Steeds meer bedrijven in Nederland starten met maatschappelijk verantwoord en missie-gedreven ondernemen. Deze organisaties werken vanuit één doel of missie, welke veelal bijdraagt aan mens, milieu en de economie. Toch...
Lees meer
Recentelijk oordeelde de rechtbank Oost-Brabant over de vraag of een kredietverstrekker een pandrecht had gevestigd op een vordering van een kredietnemer. De kredietnemer was failliet gegaan, waarna een geschil ontstond...
Lees meer
Toegang tot een bankrekening is van essentieel belang om deel te kunnen nemen aan het economische verkeer. Uit artikel 4:71f Wft volgt dat op banken een verplichting rust om consumenten...
Lees meer
Algemene voorwaarden en onredelijk bezwarende bedingen Op grond van de open norm van artikel 6:233 BW is een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar als het onredelijk bezwarend is voor...
Lees meer
Op 15 november 2023 treedt de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in werking. Hierover schreven we al eerder. Deze wet heeft als doel om misbruik bij turboliquidaties te voorkomen door meer...
Lees meer
Uit de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van een overeenkomst. Mogen partijen in hun overeenkomst ook...
Lees meer
In 1981 oordeelde de Hoge Raad in het Haviltex-arrest dat bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen naar de grammaticale betekenis van de tekst moet worden gekeken. De betekenis...
Lees meer