Participatie onder de Omgevingswet

19 jun 2023

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Meer dan nu het geval is, zal participatie bij de besluitvorming een nadrukkelijke rol gaan spelen. Maar hoe ziet die participatie er in de praktijk uit en in hoeverre speelt de participatie daadwerkelijke een rol bij besluitvorming?

Participatie bij een omgevingsvergunning

In de artikelen 16.55 Omgevingswet en 7.4 van de Omgevingsregeling is bepaald dat bij een aanvraag omgevingsvergunning wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de aanvraag zijn betrokken. Als [één van] die partijen zijn betrokken bij de aanvraag, dan moet worden aangegeven op welke wijze en wat de resultaten daarvan zijn.

Uit deze regeling blijkt dus niet dat er een verplichting tot het organiseren van participatie bestaat. Maar, de wetgever heeft het niet zo vrijblijvend bedoeld als in de regeling gelezen kan worden. Uitgangspunt is dat een aanvraag een vorm van participatie organiseert, maar er zijn situaties waarin dat niet voor de hand ligt. Bijvoorbeeld in het geval van een burenruzie. Het staat een aanvraag in ieder geval vrij om zelf de participatie vorm te geven. Meer is in de Omgevingswet niet geregeld voor die gevallen. Dat betekent ook dat de gemeenteraad een verplichting, inhoudende dat de buren schriftelijk moeten instemmen met het bouwplan, niet kan stellen. Indien een vorm van participatie heeft plaatsgevonden betekent dit ook niet dat de aanvraag zijn plan moet aanpassen. Hij hoeft enkel bij de aanvraag aangeven wat hij met die participatie heeft gedaan.

Kortom; de aanvrager heeft veel vrijheid en in die zin is deze participatieregeling toch enigszins een wassen neus. Tegelijkertijd kan een serieuze vorm van participatie wel degelijk zinvol zijn. In de praktijk zijn legio voorbeelden waarin langdurige en kostbare procedures voorkomen worden, doordat in een vroeg stadium een participatietraject is doorlopen. Door een [bouw]plan wellicht op  onderdelen te wijzigen kan meer draagvlak gecreëerd worden. De kans dat een vergunning dan wordt aangevochten, zal dan beduidend lager zijn.

Participatie bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit

In het geval van een activiteit die afwijkt van het omgevingsplan [buitenplanse omgevingsplanactiviteit], is de participatieregeling iets genuanceerder. In artikel 16.55, zevende lid, van de Omgevingswet is bepaald dat de gemeenteraad gevallen kan aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden ingediend. Dus, voor deze  buitenplanse bouwactiviteiten kan een verplichte vorm van participatie worden gesteld. Maar die vormen van participatie zijn gelet op de rechtspraak niet onbegrensd. Ook de wetgever wijst op het feit dat gemeenten niet moeten ‘overvragen’. Het enkel toestaan van een bouwactiviteit [als aangewezen geval] wanneer de buren schriftelijk toestemming geven voor het plan, acht de wetgever in strijd met het recht. Er wordt dan miskend dat uiteindelijk het bevoegd gezag heeft te beslissen op de aanvraag. Deze verantwoordelijkheid kan niet worden afgeschoven op omwonenden. Ook in de rechtspraak is in een aantal uitspraken door de Afdeling overwogen dat enkel het ontbreken van draagvlak [specifieke ook bij omwonenden] op zichzelf genomen geen reden is om een vergunning te weigeren.

Maar in dit soort gevallen kan de vrijblijvendheid dus wel worden beperkt. Die gevallen moeten dan dus wel door de raad zijn aangewezen.

Participatie omgevingsplan en omgevingsverordening

In het geval van een omgevingsplan moet in het omgevingsplan zelf staan hoe de gemeente burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen bij de voorbereiding betrokken heeft. Ook moet worden aangegeven wat met die resultaten is gedaan. De verplichtingen voor participatie bij het omgevingsplan staan in artikel 10.2, eerste en tweede lid, van het Omgevingsbesluit. Dit geldt overigens ook voor de omgevingsverordening en waterschapsverordening.

Niet of onvoldoende gelegenheid tot participatie geboden?

Dat kan gesanctioneerd worden. Bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan het niet bieden van participatiegelegenheid leiden tot een buiten behandelingstelling van de aanvraag. Dat is dus een serieus gevolg. Of het zover komt is de vraag, in de regel zal er afstemming plaatsvinden tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Er wordt dan gelegenheid geboden het gebrek te herstellen.

Bij een reguliere omgevingsvergunning dient enkel te worden aangegeven of aan participatie is gedaan en zo ja, wat met de resultaten is gedaan. Het zal dan beduidend moeilijker zijn aan het niet  bieden van participatiegelegenheid, consequenties te verbinden. Daarvoor is de regeling te vrijblijvend.

BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.

Heeft u een vraag over participatie onder de Omgevingswet?
Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.

Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht

 

Rutger Boogers