Algemene rijksregels en decentrale regels
Inleiding
Decentrale regels en de algemene rijksregels vormen twee van de zes kerninstrumenten uit de Omgevingswet. In deze blogreeks behandelen wij beide instrumenten op hoofdlijnen gezamenlijk. De wettelijke basis voor beide instrumenten is omschreven in Hoofdstuk 4 van de Omgevingswet.
Algemene Rijksregels
De algemene rijksregels staan verspreid over de Omgevingswet, de vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en de Omgevingsregeling. Kort gezegd gaat het om de volgende vier AMvB’s:
- Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);
- Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl);
- Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl); en
- Het Omgevingsbesluit (Ob)
Het meest in het oog springend zijn de rijksregels die zien op de in artikel 4.3 lid 1 van de Omgevingswet genoemde activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. De in dat artikellid genoemde activiteiten zijn uitgewerkt in het Bal en het Bbl.
In de kern genomen zijn er in het Bal onder meer regels gesteld over de bescherming van milieu, waterstaatwerken, wegen en spoorwegen, zwemmers en cultureel erfgoed (waarbij het zwaartepunt ligt bij milieubelastende activiteiten). In het Bbl zijn regels gesteld over het (ver)bouwen, de staat en het gebruik van een bouwwerk en het uitvoeren van bouw- en/of sloopactiviteiten.
In het Bkl zijn onder meer omgevingswaarden opgenomen voor luchtkwaliteit en de kwaliteit van het oppervlakte-, grond- en zwemwater en zijn er instructieregels opgenomen die door decentrale overheden moeten worden toegepast. In het Ob zijn ten slotte onder meer nadere regels gesteld over decentrale regels, het bevoegd gezag voor omgevingsvergunningen, procedures, handhaving en het digitaal stelsel Omgevingswet (DSO). Het gaat met het oog op het doel van deze blogreeks te ver om ieder besluit tot in detail te bespreken.
Met het de algemene rijksregels is door de wetgever flexibiliteit beoogd. Dit wil zeggen dat de Omgevingswet nadrukkelijk de mogelijkheid biedt voor maatwerk als dit bij AMvB is toegelaten.[1] Een groot deel van de algemene rijksregels biedt die mogelijkheid ook. Onderscheiden moeten worden maatwerkregels, waarbij het bevoegd gezag het is toegelaten om in het individuele geval via maatwerk af te wijken van de algemene rijksregel, dan wel aanvullende regels op te nemen in het Omgevingsplan, en maatwerkvoorschriften, waarbij het bevoegd gezag bevoegd is om de algemene rijksregel verder in te vullen (dit kan zowel een aanscherping als versoepeling betreffen) en ziet niet op het individuele geval maar voor het gehele grondgebied of een bepaalde categorie.
Een derde mate van flexibiliteit wordt beoogd middels de gelijkwaardigheidsbepaling, waarbij kort gezegd geldt dat andere maatregelen kunnen worden toegestaan als hiermee hetzelfde doel wordt bereikt. Naar aard komen bepaalde aspecten niet voor de toepassing van de gelijkwaardigheidsbepaling in aanmerking (zoals bepaalde veiligheidsaspecten).
Decentrale regels
De decentrale overheden zijn verplicht – voor zover niet uitputtend op Rijksniveau geregeld – om de regels over de fysieke regelgeving bijeen te brengen in één gebiedsdekkende regeling. Dit betreft voor de gemeente het omgevingsplan, voor de provincie de omgevingsverordening en voor het waterschap de waterschapsverordening. Op het omgevingsplan zal verder in deze blogreeks nader bij worden stilgestaan.
De regels dienen zoals hiervoor omschreven te worden vastgelegd in één gebiedsdekkende regeling, waarmee de inzichtelijkheid en de samenhang van de regels wordt bevorderd. Er geldt per bevoegd gezag dat er één omgevingsplan, één omgevingsverordening en één waterschapsverordening voor het gehele grondgebied wordt vastgesteld.
Van belang is om op te merken dat op gemeentelijk niveau het niet is toegelaten regels op te nemen die afwijken van de algemene rijksregels of de regels in de provinciale omgevingsverordening, tenzij dit in de betreffende hogere regeling is toegelaten. Dit geldt tevens voor het opnemen van omgevingswaarden[2] in het omgevingsplan. Dat is alleen mogelijk indien dit niet reeds op Rijksniveau of provinciaal niveau is vastgesteld.
In de omgevingsverordening kan de provincie ten slotte instructieregels[3] opnemen, waarin de provincie bijvoorbeeld gemeenten kan instrueren over de inhoud van het omgevingsplan, een programma of een maatwerkvoorschrift. In zoverre kan gesteld worden dat het primaat voor (decentrale) regelgeving bij de gemeente ligt, maar dat de provincie en het Rijk een sturende rol daarin (kunnen) hebben.
Heeft u vragen neemt u dan contact op met één van de specialisten van de sectie overheid en vastgoed.
[1] Zo is in art. 2.14 Bal de mogelijkheid om maatwerkregels te stellen over meldingen beperkt. [2] Omgevingswaarden zijn normen die de gewenste staat of kwaliteit van (een onderdeel van) de fysieke leefomgeving vastleggen (art 2.3 Ow). [3] Instructieregels over het omgevingsplan kunnen overigens alleen gesteld worden over onderdelen die de Omgevingswet vereist of mogelijk maakt (art. 2.23 lid 3 Ow). Bovendien kan het Rijk ook instructieregels bij AMvB vaststellen.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: Deel 1: De Omgevingsvisie Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels Deel 4: Het Omgevingsplan Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet Deel 6: De omgevingsplanactiviteit Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie Deel 11: Het projectbesluit Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht