Doelen van de Omgevingswet
I. De beoogde stelselherziening
De Omgevingswet is het gevolg van een stelselherziening van het omgevingsrecht. Een groot deel van de regels over de fysieke leefomgeving komt samen in één nieuwe wet. Aanleiding hiervoor was de wens om tot eenvoudigere en samenhangende regels te komen op het gebied van het omgevingsrecht. Het huidige omgevingsrecht is versnipperd en verspreid over een groot aantal wetten en AMv’B’s, zoals bijvoorbeeld de Wet ruimtelijke ordening, Wet geurhinder en veehouderij, Wet geluidhinder, Wet natuurbescherming en het Activiteitenbesluit. De wens is om te komen tot een meer integrale wet waarin alle relevante factoren die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving samenkomen.
De Omgevingswet kent een aantal verbeterdoelen ten opzichte van het huidige omgevingsrecht;
- Het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht;
- Het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;
- Het vergroten van de bestuurlijke afwegingruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van de doelen van de fysieke leefomgeving;
- Het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.
II. Fysieke leefomgeving staat centraal
De Omgevingswet heeft een bredere reikwijdte dan het huidige omgevingsrecht.[1] Mede doordat ook maatschappelijke doelen onderdeel worden van de fysieke leefomgeving.[2] De in deze bepaling neergelegde maatschappelijke doelen geven richting aan de uitvoering en toepassing van de Omgevingswet. Dit geldt zowel voor bedrijven en burgers[3] als voor bestuursorganen.
Centraal staat de ‘fysieke leefomgeving’. In de Omgevingswet is in artikel 1.2 Ow bepaald wat in ieder geval onderdeel uitmaakt van de fysieke leefomgeving. Het gaat bij de fysieke leefomgeving zowel om de natuurlijke omgeving [denk aan water, bodem, licht, natuur] als om elementen die daarin zijn aangebracht door de mens, denk aan bouwwerken en infrastructuur. Het is dus een breed begrip. Illustratief voor de verbrede reikwijdte ten opzichte van de Wet ruimtelijke ordening [‘Wro’], waarin het begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’ centraal staat, is bijvoorbeeld dat monumenten onderdeel vormen van de fysieke leefomgeving. Dus de aanwijzing van monumenten en regels daarover maken in het nieuwe stelsel onderdeel uit van het omgevingsplan. Er wordt dus geen losse vergunning meer verleend voor bijvoorbeeld het wijzigen van een monument.[4] Alles komt samen in één vergunning.
III. De opbouw van de omgevingswet
De Omgevingswet is overzichtelijk opgebouwd. Naast de Omgevingswet zelf, zijn er vier AMvB’s en is er één ministeriële regeling:
- Het besluit kwaliteit leefomgeving [‘Bkl’]: dit besluit stelt regels over de uitoefening van taken en bevoegdheden door bestuursorganen. Deze regels richten zich dus alleen tot bestuursorganen.
- Het besluit activiteiten leefomgeving [‘Bal’]: dit besluit bevat een groot aantal regels die het Rijk stelt voor een breed scala aan activiteiten met [mogelijke] gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Deze regels gelden dus voor eenieder.
- Het besluit bouwwerken leefomgeving: [‘Bbl’]: dit besluit bevat alleen regels ten aanzien van bouwactiviteiten, waaronder bouwen en slopen van een bouwwerk. Ook deze regels gelden voor eenieder.
- Het omgevingsbesluit [‘Ow’]: bevat regels over procedures en algemene onderwerpen. Ook dit besluit is gericht tot eenieder. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld regels over handhaving.
- De Omgevingsregeling: de omgevingsregeling werkt de hierboven genoemde vier AMvB’s verder uit op een meer gedetailleerd niveau. De regeling is met name uitvoeringstechnisch, administratief of meet- en reken technisch van aard.
Deze AMvB’s vervangen circa vijftig bestaande AMvB’s die onder het huidige recht bestaan in het kader van de ruimtelijke ordening. Daarmee is de regelgeving veel meer gecentraliseerd.
IV. Tot slot
Voor een deel zullen de Omgevingswet, de vier AMvB’s en de Omgevingsregeling regels bevatten die we al kennen uit het huidige ruimtelijke ordeningsrecht. Maar er zal veel gaan veranderen. Omdat niet langer ‘de goede ruimtelijke ordening’ centraal staat maar de ‘fysieke leefomgeving’ is er meer ruimte om ook niet rechtstreeks ruimtelijke relevante belangen in het omgevingsplan op te nemen. Los daarvan zal in het omgevingsplan veel meer geregeld worden dan nu in het bestemmingsplan. Of het daarmee ook eenvoudiger en overzichtelijk wordt, zal moeten blijken.
Heeft u een vraag over de Omgevingswet? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
[1] In artikel 1.2 Ow is aangegeven waar de fysieke leefomgeving in ieder geval op ziet. [2] Artikel 1.3 Ow. [3] Gedacht kan worden aan de zorgplicht van artikel 1.6 Ow. [4] Dat heet onder de Ow een ‘omgevingsplanactiviteit’.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: Deel 1: De Omgevingsvisie Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels Deel 4: Het Omgevingsplan Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet Deel 6: De omgevingsplanactiviteit Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie Deel 11: Het projectbesluit Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht