Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 101
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 101
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1438
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 1000, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 12528
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2018-08-07 11:20:14
                    [post_date_gmt] => 2018-08-07 09:20:14
                    [post_content] => Lange tijd bestond onduidelijkheid over de vraag of een werkgever verplicht was het salaris van een werknemer die op staande voet was ontslagen door te betalen indien de kantonrechter het ontslag op staande voet had vernietigd, maar het ontslag op staande voet in hoger beroep wel rechtsgeldig werd geacht. Op 13 juli jl. maakte de Hoge Raad een einde aan deze onduidelijkheid.

 Juridische problematiek

De WWZ heeft met zich mee gebracht dat in een dergelijk geval het Gerechtshof de arbeidsovereenkomst niet kan beëindigen tegen een datum die in het verleden ligt. Moet de werkgever dan toch een werknemer, die vanwege het ontslag op staande voet niet meer wordt toegelaten tot het werk (zo ook niet na de uitspraak van de kantonrechter), het salaris doorbetalen vanaf de datum van ontslag op staande voet tot de door het Gerechtshof bepaalde veel latere ontbindingsdatum?

Op basis van de systematiek van de wet en een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (HR 21 maart 2013, ECLI:NL:HR:2003:AF3057 Van der Gulik/Visser) werd – ondanks kritiek in de literatuur op de voor de werkgever onrechtvaardig geachte uitkomst  – door de Procureur-Generaal in deze zaak op 15 juni 2018 nog aan de Hoge Raad geadviseerd deze vraag met ja te beantwoorden. De werkgever kwam echter alsnog met de schrik vrij omdat de Hoge Raad op 13 juli 2018 ( ECLI:NL:HR:2018:1209 ) anders oordeelde.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad is van mening dat het Gerechtshof terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een doorbetalingsverplichting over de periode vanaf ontslag op staande voet tot de nieuw bepaalde ontbindingsdatum. Daarbij wordt van belang geacht dat het er op lijkt dat de wetgever dit aspect niet specifiek heeft bekeken bij de totstandkoming van de WWZ. Bovendien levert een dergelijke doorbetalingsverplichting een verschil op met de spiegelbeeldige situatie dat de kantonrechter het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig had gevonden en pas in hoger beroep was geoordeeld dat het ontslag op staande voet toch vernietigd moest worden. In dat geval kan immers het Gerechtshof de arbeidsovereenkomst – en daarmee de loonaanspraak – wel met terugwerkende kracht herstellen. De Hoge Raad oordeelt dat er voor dit verschil geen behoorlijke rechtvaardiging lijkt te bestaan. Gelet hierop zouden de artikelen 7:627 en 7:628 BW met zich mee moeten brengen dat in het specifieke geval van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, waarvoor al zeer strenge eisen gelden, uitgangspunt is dat de oorzaak van het verrichten van werk in redelijkheid niet voor rekening van de werkgever wordt geacht; dus daarmee geen loondoorbetalingsverplichting op basis van deze artikelen. Dit lijkt in strijd met de eerdere uitspraak Van der Gulik/Visser, maar dit wordt door de Hoge Raad opgelost door te overwegen dat er in die kwestie weliswaar sprake was van een schorsing/op non-actiefstelling, maar geen ontslag op staande voet. Bij een rechtsgeldig ontslag op staande voet eindigt de arbeidsovereenkomst onmiddellijk en houdt daarmee ook de loonaanspraak van de werknemer op. Bovendien blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad dat er toch nog steeds een (gedeeltelijke) loondoorbetalingsverplichting van de werkgever kan bestaan in deze situatie. Eerst wordt daartoe verschil gemaakt tussen twee periodes. Periode 1, zijnde de tijd tussen het ontslag op staande voet en de uitspraak van de kantonrechter waarbij de opzegging wordt vernietigd. Vervolgens periode 2 vanaf de datum uitspraak kantonrechter tot de in hoger beroep bepaalde datum. In beide situaties wordt verondersteld dat de werknemer zich tot het verrichten van arbeid bereid heeft verklaard, maar niet tot het werk is toegelaten, ook niet na de beslissing van de kantonrechter. Tijdens beide perioden is uitgangspunt dat de oorzaak van het niet verrichten van werk in redelijkheid niet voor rekening van de werkgever zou moeten komen. Maar, tijdens periode 2 biedt de maatstaf van art. 628 lid 1 BW ruimte dat de uitspraak van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden toch geheel of gedeeltelijk voor risico van de werkgever komt. Deze omstandigheden kunnen bijvoorbeeld zijn de specifieke ontslaggrond en de reden waarom de werkgever ongelijk kreeg van de kantonrechter. Ook gedurende periode 1 kan er toch sprake zijn van een loondoorbetalingsverplichting, omdat de Hoge Raad bovendien overweegt dat de maatstaf van art. 628 lid 1 BW ook verder ruimte biedt om op grond van de omstandigheden van het geval af te wijken van het uitgangspunt van geen doorbetalingsverplichting. Als voorbeeld wordt genoemd dat de werknemer van zijn gedrag geen of slechts een gering verwijt kan worden gemaakt. Ook kan zo overweegt de Hoge Raad tot slot nog steeds als alternatief voor het oordeel dat er geen loondoorbetalingsverplichting is in periode 1 en 2 – door het Gerechtshof worden geoordeeld dat het salaris van de werknemer over deze perioden dient te worden gematigd (art. 7:680a BW) of de werknemer geheel of gedeeltelijk moet worden ontzegd (art. 6:248 lid 2 BW).

Belang voor de praktijk 

Voor werkgevers vormt deze uitspraak een belangrijke steun in de rug om bij een gegeven ontslag op staande voet, dat pas in hoger beroep als rechtsgeldig wordt beoordeeld, toch te ontkomen aan een loondoorbetalingsverplichting tot de nieuw vastgestelde datum van beëindiging. Wel blijft voorzichtigheid geboden, omdat de Hoge Raad aangeeft dat van deze hoofdregel kan worden afgeweken. Bovendien blijkt ook maar weer eens hoe verschillend er door de gerechtelijke instanties kan worden geoordeeld over de rechtsgeldigheid van een gegeven ontslag op staande voet. Het advies blijft dan ook niet lichtvaardig over te gaan tot een ontslag op staande voet.



 
                    [post_title] => Hoge Raad komt werkgever tegemoet inzake loondoorbetaling bij rechtsgeldig ontslag op staande voet in hoger beroep
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => hoge-raad-komt-werkgever-tegemoet-inzake-loondoorbetaling-bij-rechtsgeldig-ontslag-op-staande-voet-in-hoger-beroep
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2020-01-28 08:56:35
                    [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:35
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12528
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [1] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 12455
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2018-08-07 10:58:41
                    [post_date_gmt] => 2018-08-07 08:58:41
                    [post_content] => De producenten van Heksenkaas en Witte Wievenkaas bestrijden elkaar al enige jaren op verschillende fronten. Daarbij worden verschillende intellectuele eigendomsrechten ingeroepen.



Merkenrecht

In 2010 is het woordmerk Heksenkaas ingeschreven. In 2014 is inschrijving verzocht van het woord/beeldmerk Witte Wievenkaas. Door de merkhouder van Heksenkaas is daartegen een oppositieprocedure gestart. Het BBIE wijst de oppositie af overwegende dat de tekens op visueel, auditief en begripsmatig vlak niet overeenstemmen, zodat er geen sprake kan zijn van verwarringsgevaar. In hoger beroep tegen deze beslissing heeft het hof overwogen dat merk en teken in begripsmatig opzicht overeenstemmen dat tevens sprake is van een geringe mate van visuele en auditieve overeenstemming[1]. Het hof overweegt daarbij “ dat ook witte wieven door een deel van het publiek worden gezien als veelal geïsoleerd levende vrouwelijke magische wezen met veelal kwaadaardige bedoelingen, die angst in boezemen en daarmee als een soort heksen.”

Tegen deze beslissing wordt cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof. De Hoge Raad overweegt[2] daarbij dat onvoldoende is toegelicht waaruit blijkt dat kennis en  betekenis van de term ‘witte wieven’ in voldoende onder het publiek is beschermd. De enkele betekenis van een term in literatuur is dus onvoldoende. Daarnaast overweegt de Hoge Raad dat onvoldoende is toegelicht waarom ‘iemand die niet bekend is met de beschreven kenmerken die de ‘witte wieven’ in volksverhalen bezitten, op zijn minst zal weten dat de term ‘witte wieven’ verwijst naar fictieve vrouwelijke wezens en dat die term een negatieve connotatie heeft.’ De zaak wordt terugverwezen naar het hof Den Haag.

Auteursrecht

We kennen auteursrechtelijke bescherming voor teksten, muziek, vormen, etc. Maar kan ook smaak auteursrechtelijk beschermd zijn? De producent van Heksenkaas stelde dat Witte Wievenkaas de smaak van de roomkaas heeft gekopieerd. Over de vraag of smaak auteursrechtelijk kan zijn beschermd is door Nederlandse rechters verschillend geoordeeld.

De rechtbank Gelderland heeft in 2015 overwogen[3] dat zij de vraag of smaak auteursrechtelijk beschermd kan worden ‘proceseconomische redenen’ in het midden kon laten. De producent van Heksenkaas had, naar het oordeel van de rechtbank, ‘nagelaten feitelijk te beschrijven of aanschouwelijk te maken wat de voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komende vereiste elementen van de smaak van het product Heksenkaas zijn’. Door de producent van Heksenkaas was gesteld dat de rechtbank het product zelf zou moeten proeven. De rechtbank overweegt dat dit niet juist is. Het is aan de producent om te stellen waarom, althans wat maakt dat haar werk beschermd dient te worden. Alleen op deze manier kan bij een eventuele inbreukprocedure worden beoordeeld of de beweerdelijke inbreukmaker zijn werk aan een eerder bestaand werk heeft ontleend.

Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld. Het hof Arnhem-Leeuwarden verwijst[4] daarbij naar twee recente uitspraken van de Franse Cour de cassation die de mogelijkheid van auteursrechtelijke bescherming van een geur categorisch van de hand heeft gewezen, met name in zijn arrest van 10 december 2013. Het hof overweegt dat er gerede twijfel bestaat of en in hoeverre het Unierecht ruimte laat voor auteursrechtelijke bescherming van de smaak van een voedingsmiddel. Het antwoord op deze vraag heeft (mogelijk) gevolgen voor de stelplicht van degene die zich op een zodanige bescherming beroept. Om die reden worden prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie EU.

Kort voor de uitspraak van het hof komt de uitspraak in een procedure tussen de producent van Heksenkaas en een ander product (Magic Cheese). De rechtbank Den Haag[5] concludeert dat smaak geen ‘werk’ is in de zin van de Auteurswet en dat smaak dus niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. De rechtbank overweegt dat de producent van Heksenkaas ‘dient te stellen dat en waarom de smaak van Heksenkaas een auteursrechtelijk beschermd werk is. Uit de Auteurswet vloeit in beginsel niet het vereiste voort dat de auteursrechtelijk beschermde trekken in alle gevallen gesteld moeten worden bij het inroepen van auteursrechtelijke bescherming van een werk. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van het gevoerde verweer, een toelichting op de auteursrechtelijke beschermde trekken als nadere onderbouwing wel vereist kan zijn om de vorderingen te kunnen doen slagen’. De rechtbank oordeelt dat de producent van Heksenkaas ‘gelet op de gemotiveerde betwisting door XXX, onvoldoende onderbouwd dat de combinatie van al deze op het eerste gezicht banale of triviale ingrediënten alsnog een smaak oplevert die van creatieve keuzes getuigt’. De rechtbank heeft na de zitting de producten ook geproefd: ‘De rechtbank is overigens ook proefondervindelijk niet tot het oordeel gekomen dat de ingrediënten in dit geval meer vormen dan de som der (triviale) delen: de meervoudige kamer van de rechtbank heeft in de raadkamer direct na de comparitie van partijen Heksenkaas .. geproefd en vastgesteld dat genoemde ingrediënten in meer of mindere mate terugkomen in de smaak. Dat de smaak van Heksenkaas, … anders is dan op basis van de ingrediënten verwacht zou mogen worden, waaruit wellicht creativiteit van de keuzes van [A] zou kunnen voortvloeien, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen. Van enige verrassende smaak is geen sprake.“

Op 25 juli 2018 is de conclusie van de Advocaat Generaal gepubliceerd. De eerste vraag is of de smaak van een voedingsmiddel een „werk” vormt en auteursrechtelijk kan worden beschermd krachtens richtlijn 2001/29. De AG vindt dat dit niet het geval is. Auteursrechtelijke bescherming heeft betrekking op oorspronkelijke uitdrukkingsvormen, en niet op denkbeelden, procedures, werkwijzen of mathematische concepten als zodanig. Om die reden vindt hij dat de vorm waarin een recept wordt uitgedrukt auteursrechtelijk kan worden beschermd, maar het recept an sich niet. De AG verwijst naar het onderscheid in dat in het Engels ‘idea/expression dichotomy’ wordt genoemd. De uitdrukkingsvorm moet dan wel ‘oorspronkelijk’ zijn. Vervolgens legt hij een verband met het merkenrecht waar geldt dat die oorspronkelijke uitdrukkingsvormen voldoende nauwkeurig en objectief identificeerbaar moet zijn. En daar zit het probleem: ‘Gelet op de huidige stand van de techniek lijkt de nauwkeurige en objectieve identificatie van een smaak of geur evenwel op dit moment niet mogelijk’. Het waarnemen van smaak (door smaak- en reukzin) is subjectief. Dit is niet anders wanneer de identificatie van smaak wordt overgelaten aan de rechter of een deskundige. Verder overweegt de AG dat ‘de mogelijkheid om een werk voldoende nauwkeurig en objectief te identificeren, en derhalve de omvang van de auteursrechtelijke bescherming ervan vast te stellen, is evenwel absoluut noodzakelijk teneinde het rechtszekerheidsbeginsel te eerbiedigen in het belang van de houder van het auteursrecht en meer in het bijzonder in het belang van derden tegen wie gerechtelijke procedures kunnen worden ingesteld, met name strafprocedures of inbreukprocedures wegens schending van het auteursrecht’.

En dus geeft hij het HvJEU in overweging in de beantwoording van de vraag aan te geven dat smaak niet auteursrechtelijk beschermd kan worden.

Wat betekent dit voor de praktijk?
  • Wanneer het HvJEU de conclusie van de AG volgt dan zal uiteindelijk ook het hof Arnhem-Leeuwarden oordelen dat smaak an sich niet auteursrechtelijk is beschermd.
  • Wel kan de uitdrukkingsvorm van een smaak / recept beschermd zijn. Dat kan het geval zijn wanneer deze uitdrukkingsvorm (i) oorspronkelijk is (het werk is het resultaat van een eigen intellectuele schepping van de auteur) en (ii) voldoende nauwkeurig en objectief identificeerbaar is. Bijvoorbeeld door een traditioneel gerecht op een originele manier vorm te geven. Dan is het recept dus niet beschermd, maar wel deze uitvoeringsvorm (ervan uitgaande dat deze uitvoeringsvorm inderdaad origineel is).
  • De beschermingsomvang kan vergroot worden door het te combineren met een merkregistratie.
  [1] Gerechtshof Den Haag, 28-02-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1943 [2] Hoge Raad, 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1215 [3] Rechtbank Gelderland, 10 juni 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4674 [4] Hof Arnhem-Leeuwarden, 23 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6697 [5] Rechtbank Den Haag, 3 mei 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:4384 [post_title] => Geen auteursrechtelijke bescherming voor smaak [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => geen-auteursrechtelijke-bescherming-voor-smaak [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:36 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12455 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 12478 [post_author] => 39 [post_date] => 2018-08-06 12:03:11 [post_date_gmt] => 2018-08-06 10:03:11 [post_content] => “Sorry, die factuur ken ik helemaal niet. Die heeft u naar een medewerker gestuurd die hier al lang niet meer werkt.” Debiteuren komen regelmatig met dit verweer om betaling van een factuur vooruit te kunnen schuiven en geen incassokosten te hoeven betalen. De rechtbank maakt daar korte metten mee.   De Rechtbank Limburg heeft op 18 juli 2018 een interessante uitspraak gedaan over de aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten in geval van het verzenden van een factuur naar het mailadres van een, inmiddels oud-medewerker.[1] De debiteur is in 2009 lid geworden van de vereniging van de schuldeiser. Partijen zijn overeengekomen dat de factuur jaarlijks per e-mail zou worden verzonden. De debiteur heeft hiervoor een mailadres verstrekt aan de schuldeiser. In 2016 werd de factuur voor het lidmaatschapsgeld niet betaald. Daarvoor werd de factuur die naar dat mailadres was gezonden wel betaald. Het door de debiteur opgegeven mailadres bleek van een inmiddels oud-medewerker te zijn. De debiteur weigert vervolgens de  buitengerechtelijke incassokosten te voldoen omdat hij pas op het moment van de ontvangst van de betalingsherinnering op de hoogte was van het bestaan van de factuur. De Rechtbank Limburg volgt dit standpunt niet en oordeelt dat het feit dat het door debiteur opgegeven mailadres inmiddels niet meer in gebruik is voor zijn rekening en risico komt. Het had op de weg van de debiteur gelegen om maatregelen te nemen zodat de berichten gericht aan het mailadres van de betrokken medewerker zouden worden doorgestuurd naar een ander, wel in gebruik zijnd mailadres. De debiteur dient daarom óók de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente te voldoen. De overwegingen van de rechtbank. Alvorens een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring – een factuur in dit geval – haar werking heeft, dient de verklaring die persoon ook te hebben bereikt. De in de praktijk bekend staande ontvangsttheorie betekent dat de eisende partij moet zien aan te tonen dat de verklaring de wederpartij heeft bereikt. Dit zorgt vaak voor een onmogelijke bewijspositie. De Hoge Raad heeft zich in 2013 eerder uitgelaten over de vraag wanneer een verklaring de geadresseerde heeft bereikt. De Hoge Raad oordeelde in zijn uitspraak dat het aannemelijke adres mag worden gebruikt om de verklaring aan toe te zenden. Hierbij kan worden gedacht aan de postbus, e-mailadres en woon- of vestigingsadres.[2] De uitspraak van de Rechtbank Limburg volgt in feite deze lijn en verduidelijkt de gevolgen van het toezenden van een factuur naar het bekende mailadres. Wordt tussen partijen een zeker mailadres gebruikt, dan mag de verzender hier ook gerechtvaardigd van uitgaan. Interne wijzigingen komen derhalve niet voor risico van de verzender. Te zien is dat ook de lagere rechtspraak mee gaat in de versoepeling van de bewijspositie van de schuldeiser en dat daarmee tegemoet gekomen wordt aan de praktijkbehoefte.
Wat betekent deze uitspraak nu voor de praktijk?
  • Wanneer u facturen per email verzendt, dan dient u ervoor te zorgen dat de email met factuur wordt verzonden naar een mailadres dat door de debiteur is aangegeven om facturen naar toe te zenden. Bewaar het bericht waarin de debiteur het mailadres geeft of bevestigt. Verwerk en bewaar email van debiteuren waarin zij een wijziging van het mailadres voor facturen doorgeven.
  • Wanneer u facturen per email ontvangt, dan dient u ervoor te zorgen dat het mailadres dat u aan een schuldeiser verstrekt beschikbaar blijft. Wanneer een medewerker naar wiens mailadres facturen werden verzonden is vertrokken, dan dient u of ervoor te zorgen dat mails worden doorgezonden naar een nog wel in gebruik zijnd mailadres of dat een automatisch bericht wordt teruggezonden dat dit mailadres niet langer in gebruik is.
Mocht u vragen hebben hoe u uw facturatie het best kunt inkleden of wilt u zich laten bijstaan om openstaande facturen te innen, neemt u dan vooral contact met ons op. [1] Rb. Limburg, 18 juli 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:6889. [2] Hoge Raad, 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4104, r.o. 3.3.2. [post_title] => Factuur naar verkeerd e-mailadres! Wie is verantwoordelijk? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => factuur-naar-verkeerd-e-mailadres-wie-is-verantwoordelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:37 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:37 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12478 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 12411 [post_author] => 26 [post_date] => 2018-08-01 11:19:12 [post_date_gmt] => 2018-08-01 09:19:12 [post_content] =>   Waar liggen de grenzen bij vormgeving van producten en reclame? Welke (intellectuele eigendoms-) rechten van anderen spelen daarbij een rol? Wanneer maak je inbreuk en wanneer is er geen probleem? Bogaerts & Groenen advocaten organiseert op dinsdag 25 september 2018 een workshop in De Gruyterfabriek te ‘s-Hertogenbosch over het onderwerp Grenzen Vormgeving. De workshop is interessant voor vormgevers en reclamebureaus. Klik hier voor meer informatie. [post_title] => Workshop over Grenzen Reclame [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => workshop-over-grenzen-reclame [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-02 11:23:57 [post_modified_gmt] => 2021-12-02 10:23:57 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12411 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 12418 [post_author] => 26 [post_date] => 2018-07-20 16:25:39 [post_date_gmt] => 2018-07-20 14:25:39 [post_content] =>   In een echtscheidingszaak die onlangs speelde had de man zijn ouderdomspensioen gebruikt om een huis in Frankrijk te kopen. De man voerde in de echtscheidingsprocedure aan dat hij zijn geïnvesteerde geld, een bedrag van € 65.953,= terug wilde hebben. De Rechtbank en het Hof gaven hem geen gelijk; de Hoge Raad uiteindelijk wel. Hoe zit het ook alweer met privé investeringen in het familierecht? En waarom besloot de Hoge Raad het bedrag van € 64.953,= toch volledig aan de man toe te kennen, in tegenstelling tot de Rechtbank en het Hof? In deze zaak waren de man en de vrouw twee keer met elkaar getrouwd. Hun eerste huwelijk duurde van 11 maart 1978 tot en met 12 juli 2005. Vervolgens zijn zij op 1 februari 2010 opnieuw met elkaar getrouwd, maar op 18 september 2015 was het voor de tweede maal over en uit. Tijdens de tweede echtscheidingsprocedure ontstond discussie over wat er moest gebeuren met een afkoop ouderdomspensioen dat de man had laten uitbetalen in april 2010. In eerste instantie had de man dit bedrag laten storten op een privé bankrekening. Enige tijd daarna besloot hij om dit bedrag te gebruiken voor het kopen van een woning in Frankrijk. Partijen waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Vergoedingsrecht De man stelt zich op het standpunt dat hij via artikel 1:95 lid 2 BW een zogenaamd “vergoedingsrecht” van € 64.953,= heeft op de huwelijksgemeenschap. Dit betekent dat je je privé geld terug kunt krijgen, ook al heb je dit geld geïnvesteerd in een gemeenschappelijk goed. Niet staat ter discussie dat de woning gemeenschappelijk eigendom is. Nu de woning gemeenschappelijk is kan de man op grond van 1:95 lid 2 BW zijn vergoedingsrecht [reprise] uitoefenen op de huwelijksgemeenschap. Het vergoedingsrecht heeft hij verkregen voor 1 januari 2012. Op basis van vaste jurisprudentie geldt dan dat de man een nominaal vergoedingsrecht heeft op de huwelijksgemeenschap. Oftewel, hij krijgt een vordering gelijk aan de hoogte van het geïnvesteerde bedrag. Had de man de investering gedaan na 1 januari 2012: dan wordt uitgegaan van de in artikel 1:87 BW neergelegde beleggingsleer. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met een eventuele waardestijging of waardedaling van het goed. Het vergoedingsrecht is een schuld van de gemeenschap die zowel de man als de vrouw voor de helft moet dragen. De Rechtbank wijst het verzoek van de man af. De man gaat in hoger beroep bij het Hof. Ook het Hof kent de man geen vergoedingsrecht toe. Uitspraak Hof Volgens het Hof moet worden gekeken naar jurisprudentie over stamrechtuitkeringen. Aan de hand hiervan kan worden bepaald of het bedrag van € 64.953,= in de huwelijksgemeenschap valt. Het Hof maakt een onderscheid tussen het deel van de afkoopsom pensioen voor- en het deel van de afkoopsom dat ziet op een vervanging van de pensioenaanspraken na de echtscheiding. Alleen het laatste deel van de afkoopsom valt volgens het Hof niet in de huwelijksgemeenschap. Voor dat laatste deel zou de man een vergoedingsrecht moeten krijgen, omdat dit deel aan hem verknocht is. Helaas kan het Hof op basis van de stukken niet vaststellen op welk bedrag het laatste deel moet worden becijferd. Kortom, de man krijgt gedeeltelijk gelijk, maar in feite krijgt hij niets terug van zijn pensioen. De Hoge Raad De man gaat in cassatie bij de Hoge Raad. Gelukkig voor de man oordeelt de Hoge Raad alsnog in zijn voordeel. De Hoge Raad stelt het volgende vast. De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding [Wvps] is van toepassing op hun [tweede] echtscheiding. Uitgaande van deze wet stelt de Hoge Raad vast dat de pensioenrechten van de man niet in de gemeenschap van goederen vallen [artikel 1:94 lid 2 sub b (oud) BW]. Daarbij komt dat alleen de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten voor verevening in aanmerking komen. De pensioenrechten die zijn opgebouwd in de periode tussen de twee huwelijken blijven buiten beschouwing. Het idee hierachter is dat de pensioenverevening alleen geldt voor de huwelijkse periode waarin beide partners door gezamenlijke inspanning en de taakverdeling in huis, later samen kunnen genieten van het opgebouwde pensioen. Tot slot volgt uit de Wvps dat bij echtscheiding inmiddels afgekochte pensioenrechten voor zoveel mogelijk moeten worden bestempeld als niet afgekochte pensioenrechten. Zoals hierboven aangegeven vallen pensioenrechten op grond van 1:94 lid 2 sub b [oud] BW niet in de huwelijksgemeenschap. Het uitgekeerde bedrag van € 64.953,= wordt door de Hoge Raad gekwalificeerd als privévermogen van de man. Na het doorlopen van alle gerechtelijke instanties in Nederland heeft hij alsnog recht op teruggave van het bedrag dat hij heeft geïnvesteerd in het Franse huis. [post_title] => Huis in Frankrijk gekocht met afkoop ouderdomspensioen, krijgt de man bij een echtscheiding zijn geld terug of niet? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => huis-in-frankrijk-gekocht-met-afkoop-ouderdomspensioen-krijgt-de-man-bij-een-echtscheiding-zijn-geld-terug-of-niet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:38 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12418 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 12380 [post_author] => 16 [post_date] => 2018-07-03 11:55:11 [post_date_gmt] => 2018-07-03 09:55:11 [post_content] => Organisaties kunnen ook aansprakelijk zijn voor de gevolgen van ongevallen die hun vrijwilligers tijdens het vrijwilligerswerk overkomen. Deze lijn was er al maar de Hoge Raad heeft het onlangs aangescherpt. Dit heeft gevolgen voor verenigingen, stichtingen en kerkgenootschappen die veelal met vrijwilligers werken.
Casus
Een 65-jarig lid van de vrijwillige klusgroep van de Parochie H.H. Vier Evangelisten plaatste verlichting op het dak van de kerk. Helaas is deze man bij het uitvoeren van de klus van het dak gevallen en liep ernstig letsel op. De man stelde de Parochie aansprakelijk voor zijn letselschade op basis van werkgeversaansprakelijkheid.
Werkgeversaansprakelijkheid / Zorgplicht werkgever
Op basis van de wet heeft een werkgever een zorgplicht voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. De werkgever is aansprakelijk voor schade die een werknemer lijdt tijdens zijn werk, tenzij de werkgever kan bewijzen dat hij voldoende maatregelen heeft genomen om een ongeval en schade te voorkomen.
Vrijwilligers
Alhoewel er geen arbeidsovereenkomst is tussen een vrijwilliger en de werkgever biedt de wet onder bepaalde voorwaarden toch bescherming aan vrijwilligers [maar ook aan bijvoorbeeld ZZP’ers]. Een van de voorwaarden voor een beroep door een vrijwilliger op werkgeversaansprakelijkheid is dat het moet gaan om werkzaamheden in de uitoefening van beroep of bedrijf. Het klassieke voorbeeld hiervan is dat een onderneming haar kantoorgebouw laat schilderen door een schilder. Dit zijn geen werkzaamheden die behoren tot de uitoefening van de onderneming, dus geen werkgeveraansprakelijkheid voor de ingehuurde [of vrijwillige] schilder.
Uitspraak kantonrechter in de ‘Parochie zaak’.
De kantonrechter wees de vordering af. De kantonrechter oordeelde dat het hier niet ging om werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Immers zij oordeelde dat het plaatsen van verlichting op het dak van de kerk niet tevens door werknemers van de parochie had kunnen worden verricht. Het slachtoffer gaat in beroep bij het Hof.
Uitspraak Hof
Het Hof wijst de vordering toe. Het Hof oordeelt dat in dit geval de vrijwilliger binnen het bereik van het beschermingsartikel voor werknemers valt. Het ophangen van de verlichting op het dak van de parochie wordt gezien als werkzaamheden in de uitoefening van het bedrijf. De parochie had de werkzaamheden ook door eigen werknemers kunnen laten verrichten.
Hoge Raad
De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Hof. Ook het feit dat de werkzaamheden die de man als vrijwillige klusser uitvoerde nog nooit door werknemers van de Parochie zijn uitgevoerd is niet van belang. De Hoge Raad benadrukt dat op dit punt enkel van belang is of de werkzaamheden hadden kunnen worden uitgeoefend door eigen werknemers.
Conclusie
Door de uitspraak is de reikwijdte van de werkgeversaansprakelijkheid voor vrijwilligers verruimd. Je zou je echter af kunnen vragen wie in casu de werknemers van de parochie zijn die de werkzaamheden ook hadden kunnen doen. De pastoor, koster, medewerkers huishoudelijke dienst? In het algemeen ontberen zij technische kennis en klusvaardigheden. Kan je deze werknemers het dak opsturen? Het Hof [en dus ook de Hoge Raad] stapt hier eenvoudig overheen; “….of werknemers in de parochie zijn aan te wijzen die dezelfde werkzaamheden verrichten, is dan minder van belang.” Voor verenigingen en stichtingen, die veel gebruik maken van vrijwilligers, is het zaak een goede verzekering [die dekking verleent voor werkgeversaansprakelijkheid] af te sluiten. Ook de verzekeringsmaatschappijen zullen met deze verruiming van de aansprakelijkheid wellicht voorwaarden en premies aan gaan passen. Dit artikel is gepubliceerd in “De Uitstraling”, juli 2018. [post_title] => Werkgever aansprakelijk voor vrijwilliger [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => werkgever-aansprakelijk-voor-vrijwilliger [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:39 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:39 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12380 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 12312 [post_author] => 8 [post_date] => 2018-06-14 17:07:42 [post_date_gmt] => 2018-06-14 15:07:42 [post_content] => Al vanaf 19 juni 2015 leek het of er een wijziging van de wet inzake de partneralimentatie zou komen. Na kritiek door o.a. de Raad van State en uit het werkveld, hebben de VVD, de PVDA en D66 deze week een ingrijpende vereenvoudiging van het wetsvoorstel ingediend. Hieronder een opsomming van 10 dingen die je over het wetsvoorstel partneralimentatie moet weten. 1. Het is nog niet van kracht! Eerst moet het door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen worden als wet. Je kunt er dus geen beroep op doen in lopende procedures. Het geldt alleen voor de nieuwe gevallen nadat de wet van kracht is. 2. Als het wetsvoorstel is aangenomen en de wet dus tot stand komt duurt de partneralimentatie in principe maximaal 5 jaar. 3. Er gelden twee uitzonderingssituaties: - Heb je jonge kinderen? Dan geldt een maximale termijn van 12 jaar (einddatum als het jongste kind 12 jaar is). 4. Uitzonderingssituatie 2: - Ben je 10 jaar jonger dan de op dat moment geldende AOW-leeftijd en ben je langdurig gehuwd, dan kan de maximale termijn van 10 jaar gelden  (tot het bereiken van de  AOW-leeftijd). 5. Behoefte en draagkracht blijven uitgangspunt bij het bepalen van de partneralimentatie. Wat kan je zelf verdienen en wat kan de ander bijdragen. 6. In de rechtspraak is er al een tendens om als uitgangspunt te nemen: “ieder de eigen broek ophouden”. 7. Omstandigheden van het geval blijven meetellen, er komt een hardheidsclausule waar een beroep op gedaan kan worden. De rechter beslist dan of verlenging van de termijn mogelijk is.. 8. Een slimme meid is op de toekomst voorbereid, en dat geldt natuurlijk ook voor jongens. 9. Denk dus vooruit! Verdeel zorgtaken onderling zodat ieder de eigen baan/carrière kan blijven voortzetten, ook tijdens het huwelijk. 10. Woon je samen? Dan ligt er in de wet niets vast over een alimentatieverplichting. Ook in de toekomst niet. Wil je wel een alimentatieverplichting overeenkomen? Dat kan, maar dat moeten partijen dan zelf doen. Voor meer informatie of vragen kunt u contact opnemen met Liedeke Floris. [post_title] => Tien dingen die je moet weten over het gewijzigde wetsvoorstel partneralimentatie [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => 10-dingen-die-je-moet-weten-over-het-plan-om-partneralimentatie-te-wijzigen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-14 10:25:28 [post_modified_gmt] => 2022-01-14 09:25:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12312 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 12265 [post_author] => 8 [post_date] => 2018-06-13 16:22:10 [post_date_gmt] => 2018-06-13 14:22:10 [post_content] => Samenlevers met kinderen opgelet! Regel ook het gezamenlijk gezag over je kind! Wat moet je toch veel regelen als je kind geboren wordt en je niet getrouwd bent. Meer dan als je wel getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap hebt. Als je niet bent getrouwd, is de biologische vader namelijk niet automatisch de officiële vader van het kind. Hij moet het kind daarom erkennen. Dit kan bij de Burgerlijke Stand van de gemeente waar je woont. Als je getrouwd bent hoeft dat niet, dan ben je automatisch de officiële vader van het kind. Ook tijdens de zwangerschap kun je het kind al erkennen. Dit heet erkenning van de ongeboren vrucht. Je kunt in elke gemeente van Nederland het kind erkennen. Als de (aanstaande) moeder niet meekomt, moet zij schriftelijke toestemming voor erkenning geven. Je  kunt je kind erkennen als je de  aangifte van de geboorte doet. Je doet aangifte in de gemeente waar het kind is geboren. Als de moeder niet meekomt, moet zij voor de erkenning schriftelijke toestemming geven. Wil je ook samen het ouderlijk gezag regelen over je kind, zul je nog een extra verzoek moeten indienen bij de rechtbank. Dat moet voor elk kind opnieuw. Dit kan heel gemakkelijk digitaal met je digid op de website www.rechtspraak.nl. Je doet dan een verzoek tot het gezamenlijk uitoefenen van het gezag over een minderjarige tevens houdende verzoek tot aantekening in het gezagsregister (art. 1:252 Burgerlijk Wetboek) Te vaak komt het in mijn praktijk voor dat achteraf blijkt dat dit verzoek  niet is ingediend. Veelal omdat men het gewoon vergeten is om het  in te dienen. Of het komt voor dat het verzoek alleen voor het eerste kind is ingediend en bij de latere kinderen wordt vergeten.  Veelal komt men daar dan pas achter bij het beëindigen van de relatie. Dan komt men er pas achter dat de moeder alleen het gezag heeft over het kind en ontstaan er problemen in een toch al emotionele situatie. Men kan dit op zich snel oplossen door alsnog aan te geven bij de rechtbank dat je gezamenlijk gezag wenst. Als je het samen eens bent is dat zo opgelost. Je dient gezamenlijk het verzoek in. Gelukkig staat in de wet dat zelfs als de moeder dan niet meewerkt aan het gezamenlijk ouderlijk gezag over je kind, er daartoe een verzoek kan worden gedaan bij de rechtbank. Zo’n verzoek wordt meestal toegewezen, tenzij er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem en verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Niemand zit te wachten op zo’n rechtszaak want dat brengt veel spanningen met zich mee, ook voor de kinderen. Dus samenlevers, kijk het nu goed na. En vul anders vandaag nog samen het verzoek in bij de rechtbank. Dit voorkomt problemen in de toekomst! Dit artikel is gepubliceerd in “De Uitstraling”, juni 2018. [post_title] => Samenlevers met kinderen opgelet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => samenlevers-met-kinderen-opgelet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:41 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:41 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=12265 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 12004 [post_author] => 6 [post_date] => 2018-06-12 08:50:53 [post_date_gmt] => 2018-06-12 06:50:53 [post_content] =>   Met blockchain technologie zou de complete productieketen van voedsel inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Van welke boerderij een product komt, wie het product ver-/bewerkt heeft, wie het product vervoerd heeft, wie het product verpakt heeft en hoe het product in het schap van de supermarkt beland is. Op deze wijze zou blockchain technologie kunnen bijdragen aan duurzame productie en transparante toeleveringsketens. Blockchain technologie zou hiermee bij kunnen dragen aan het herstel van het vertrouwen in voedsel bij consumenten. Maar in hoeverre is dit alleen maar theorie? En in hoeverre kan dit praktijk worden?
  • Wat is er al duidelijk en wat niet?
  • Hoe kunnen AgriFood bedrijven gebruik maken van deze technologie?
  • Waar liggen kansen en bedreigingen?
Bogaerts & Groenen advocaten organiseert op 12 juni 2018 een seminar over dit onderwerp, waarvoor wij u van harte uitnodigen. Klik hier voor meer informatie [post_title] => De praktische toepassingen van Blockchain in de AgriFood [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => praktische-toepassingen-blockchain-agrifood [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-07 11:07:36 [post_modified_gmt] => 2021-12-07 10:07:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=12004 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 11980 [post_author] => 6 [post_date] => 2018-06-06 16:09:43 [post_date_gmt] => 2018-06-06 14:09:43 [post_content] =>   U heeft het waarschijnlijk ook gelezen:                   (bron: Retailnews.nl 9 maart 2018) “Looking for a new Suit Supplier”. Waar liggen de grenzen bij vormgeving van producten en reclame? Welke (intellectuele eigendoms-) rechten van anderen spelen daarbij een rol? Wanneer maak je inbreuk en wanneer is er geen probleem? Bogaerts & Groenen advocaten organiseert workshops om de grenzen te verkennen. In deze workshop beginnen we met, aan de hand van concrete voorbeelden, het juridisch kader toe te lichten.  Voorbeelden waarbij steeds de vraag was of de twee modellen teveel op elkaar leken waardoor de ene inbreuk maakte op intellectuele eigendomsrechten op de andere:                                     Na deze toelichting van het juridisch kader zal de meeste tijd van de workshop besteed worden aan concrete voorbeelden, die de deelnemers ook zelf kunnen voorleggen. De vraag zal steeds zijn of dit kan, niet kan of een twijfelgeval is:                 Klik hier voor meer informatie   [post_title] => Grenzen Reclame Workshop [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => grenzen-reclame-workshop [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-02 11:25:32 [post_modified_gmt] => 2021-12-02 10:25:32 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl?p=11980 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 12528 [post_author] => 26 [post_date] => 2018-08-07 11:20:14 [post_date_gmt] => 2018-08-07 09:20:14 [post_content] => Lange tijd bestond onduidelijkheid over de vraag of een werkgever verplicht was het salaris van een werknemer die op staande voet was ontslagen door te betalen indien de kantonrechter het ontslag op staande voet had vernietigd, maar het ontslag op staande voet in hoger beroep wel rechtsgeldig werd geacht. Op 13 juli jl. maakte de Hoge Raad een einde aan deze onduidelijkheid.  Juridische problematiek De WWZ heeft met zich mee gebracht dat in een dergelijk geval het Gerechtshof de arbeidsovereenkomst niet kan beëindigen tegen een datum die in het verleden ligt. Moet de werkgever dan toch een werknemer, die vanwege het ontslag op staande voet niet meer wordt toegelaten tot het werk (zo ook niet na de uitspraak van de kantonrechter), het salaris doorbetalen vanaf de datum van ontslag op staande voet tot de door het Gerechtshof bepaalde veel latere ontbindingsdatum? Op basis van de systematiek van de wet en een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (HR 21 maart 2013, ECLI:NL:HR:2003:AF3057 Van der Gulik/Visser) werd – ondanks kritiek in de literatuur op de voor de werkgever onrechtvaardig geachte uitkomst  – door de Procureur-Generaal in deze zaak op 15 juni 2018 nog aan de Hoge Raad geadviseerd deze vraag met ja te beantwoorden. De werkgever kwam echter alsnog met de schrik vrij omdat de Hoge Raad op 13 juli 2018 ( ECLI:NL:HR:2018:1209 ) anders oordeelde. Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad is van mening dat het Gerechtshof terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een doorbetalingsverplichting over de periode vanaf ontslag op staande voet tot de nieuw bepaalde ontbindingsdatum. Daarbij wordt van belang geacht dat het er op lijkt dat de wetgever dit aspect niet specifiek heeft bekeken bij de totstandkoming van de WWZ. Bovendien levert een dergelijke doorbetalingsverplichting een verschil op met de spiegelbeeldige situatie dat de kantonrechter het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig had gevonden en pas in hoger beroep was geoordeeld dat het ontslag op staande voet toch vernietigd moest worden. In dat geval kan immers het Gerechtshof de arbeidsovereenkomst – en daarmee de loonaanspraak – wel met terugwerkende kracht herstellen. De Hoge Raad oordeelt dat er voor dit verschil geen behoorlijke rechtvaardiging lijkt te bestaan. Gelet hierop zouden de artikelen 7:627 en 7:628 BW met zich mee moeten brengen dat in het specifieke geval van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, waarvoor al zeer strenge eisen gelden, uitgangspunt is dat de oorzaak van het verrichten van werk in redelijkheid niet voor rekening van de werkgever wordt geacht; dus daarmee geen loondoorbetalingsverplichting op basis van deze artikelen. Dit lijkt in strijd met de eerdere uitspraak Van der Gulik/Visser, maar dit wordt door de Hoge Raad opgelost door te overwegen dat er in die kwestie weliswaar sprake was van een schorsing/op non-actiefstelling, maar geen ontslag op staande voet. Bij een rechtsgeldig ontslag op staande voet eindigt de arbeidsovereenkomst onmiddellijk en houdt daarmee ook de loonaanspraak van de werknemer op. Bovendien blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad dat er toch nog steeds een (gedeeltelijke) loondoorbetalingsverplichting van de werkgever kan bestaan in deze situatie. Eerst wordt daartoe verschil gemaakt tussen twee periodes. Periode 1, zijnde de tijd tussen het ontslag op staande voet en de uitspraak van de kantonrechter waarbij de opzegging wordt vernietigd. Vervolgens periode 2 vanaf de datum uitspraak kantonrechter tot de in hoger beroep bepaalde datum. In beide situaties wordt verondersteld dat de werknemer zich tot het verrichten van arbeid bereid heeft verklaard, maar niet tot het werk is toegelaten, ook niet na de beslissing van de kantonrechter. Tijdens beide perioden is uitgangspunt dat de oorzaak van het niet verrichten van werk in redelijkheid niet voor rekening van de werkgever zou moeten komen. Maar, tijdens periode 2 biedt de maatstaf van art. 628 lid 1 BW ruimte dat de uitspraak van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden toch geheel of gedeeltelijk voor risico van de werkgever komt. Deze omstandigheden kunnen bijvoorbeeld zijn de specifieke ontslaggrond en de reden waarom de werkgever ongelijk kreeg van de kantonrechter. Ook gedurende periode 1 kan er toch sprake zijn van een loondoorbetalingsverplichting, omdat de Hoge Raad bovendien overweegt dat de maatstaf van art. 628 lid 1 BW ook verder ruimte biedt om op grond van de omstandigheden van het geval af te wijken van het uitgangspunt van geen doorbetalingsverplichting. Als voorbeeld wordt genoemd dat de werknemer van zijn gedrag geen of slechts een gering verwijt kan worden gemaakt. Ook kan zo overweegt de Hoge Raad tot slot nog steeds als alternatief voor het oordeel dat er geen loondoorbetalingsverplichting is in periode 1 en 2 – door het Gerechtshof worden geoordeeld dat het salaris van de werknemer over deze perioden dient te worden gematigd (art. 7:680a BW) of de werknemer geheel of gedeeltelijk moet worden ontzegd (art. 6:248 lid 2 BW). Belang voor de praktijk Voor werkgevers vormt deze uitspraak een belangrijke steun in de rug om bij een gegeven ontslag op staande voet, dat pas in hoger beroep als rechtsgeldig wordt beoordeeld, toch te ontkomen aan een loondoorbetalingsverplichting tot de nieuw vastgestelde datum van beëindiging. Wel blijft voorzichtigheid geboden, omdat de Hoge Raad aangeeft dat van deze hoofdregel kan worden afgeweken. Bovendien blijkt ook maar weer eens hoe verschillend er door de gerechtelijke instanties kan worden geoordeeld over de rechtsgeldigheid van een gegeven ontslag op staande voet. Het advies blijft dan ook niet lichtvaardig over te gaan tot een ontslag op staande voet.   [post_title] => Hoge Raad komt werkgever tegemoet inzake loondoorbetaling bij rechtsgeldig ontslag op staande voet in hoger beroep [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hoge-raad-komt-werkgever-tegemoet-inzake-loondoorbetaling-bij-rechtsgeldig-ontslag-op-staande-voet-in-hoger-beroep [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:35 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12528 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1438 [max_num_pages] => 144 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 00eabfa35ebadcf255b57ea522160b8a [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Lange tijd bestond onduidelijkheid over de vraag of een werkgever verplicht was het salaris van een werknemer die op staande voet was ontslagen door te betalen indien de kantonrechter het...
Lees meer
De producenten van Heksenkaas en Witte Wievenkaas bestrijden elkaar al enige jaren op verschillende fronten. Daarbij worden verschillende intellectuele eigendomsrechten ingeroepen. Merkenrecht In 2010 is het woordmerk Heksenkaas ingeschreven. In...
Lees meer
“Sorry, die factuur ken ik helemaal niet. Die heeft u naar een medewerker gestuurd die hier al lang niet meer werkt.” Debiteuren komen regelmatig met dit verweer om betaling van...
Lees meer
01 aug 2018
BG.legal
  Waar liggen de grenzen bij vormgeving van producten en reclame? Welke (intellectuele eigendoms-) rechten van anderen spelen daarbij een rol? Wanneer maak je inbreuk en wanneer is er geen...
Lees meer
  In een echtscheidingszaak die onlangs speelde had de man zijn ouderdomspensioen gebruikt om een huis in Frankrijk te kopen. De man voerde in de echtscheidingsprocedure aan dat hij zijn...
Lees meer
Organisaties kunnen ook aansprakelijk zijn voor de gevolgen van ongevallen die hun vrijwilligers tijdens het vrijwilligerswerk overkomen. Deze lijn was er al maar de Hoge Raad heeft het onlangs aangescherpt....
Lees meer
Al vanaf 19 juni 2015 leek het of er een wijziging van de wet inzake de partneralimentatie zou komen. Na kritiek door o.a. de Raad van State en uit het...
Lees meer
Samenlevers met kinderen opgelet! Regel ook het gezamenlijk gezag over je kind! Wat moet je toch veel regelen als je kind geboren wordt en je niet getrouwd bent. Meer dan...
Lees meer
  Met blockchain technologie zou de complete productieketen van voedsel inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Van welke boerderij een product komt, wie het product ver-/bewerkt heeft, wie het product vervoerd heeft,...
Lees meer
  U heeft het waarschijnlijk ook gelezen:                   (bron: Retailnews.nl 9 maart 2018) “Looking for a new Suit Supplier”. Waar liggen de...
Lees meer