WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 3
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 3
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1437
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 20, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 44388
[post_author] => 71
[post_date] => 2025-01-15 15:54:52
[post_date_gmt] => 2025-01-15 14:54:52
[post_content] => De populaire Dubai-repen waren de afgelopen tijd onderwerp van een juridische discussie. Deze repen met pistache-vulling worden, ondanks de naam, niet in Dubai gemaakt. De rechter in Keulen oordeelde dat de repen dan ook niet naar die plaats genoemd mogen worden.
‘Dubai-reep’ uit Turkije
De Dubai-repen, volledige naam “Alyan Dubai Handmade Chocolate”, waren een doorn in het oog voor importeur Andreas Wilmer, die de wél in Dubai geproduceerde Fex-repen verkoopt. Hij spande succesvol een rechtszaak aan tegen Aldi Süd, die de Dubai-repen in Duitsland verkocht. Op 13 januari 2025 heeft de rechter bepaald dat chocoladeproducten niet onder de naam 'Dubai' mogen worden verkocht. De chocolade mag alleen ‘Dubai chocolade’ of iets soortgelijks genoemd worden als het ook daadwerkelijk in Dubai is geproduceerd. De rechter oordeelde dat de naam nu misleidend is voor consumenten, die kunnen denken dat de repen werkelijk in Dubai werden gemaakt of dat er een andere geografische connectie is met Dubai. De repen werden echter in Turkije vervaardigd.
Let op bij naamgeving van producten
Uit deze rechtszaak blijkt dat het juist benoemen van uw product van groot belang is. Wees nauwkeurig met productbenamingen en marketinguitingen, vooral wanneer geografische aanduidingen worden gebruikt. Het gebruik van een plaatsnaam kan bij consumenten de verwachting wekken dat het product daar daadwerkelijk is vervaardigd. Dat geldt niet alleen voor uw eigen producten. Ook als een concurrent dergelijke producten met voor het publiek misleidende namen verkoopt, kan dat nadelig voor u zijn.
Aanbevelingen
Er zijn enkele concrete stappen die u kunt ondernemen om niet in dezelfde situatie als Andreas Wilmer en Aldi Süd te belanden:
Wees transparant: Zorg ervoor dat productnamen en marketinguitingen duidelijk en waarheidsgetrouw zijn over de herkomst en productieplaats van het product.
Check uw producten: Laat productnamen en verpakkingen toetsen door juridische experts om te voorkomen dat ze misleidend zijn en/of inbreuk maken op merkrechten van anderen.
Wek vertrouwen naar de consumenten: Bouw en behoud consumentenvertrouwen door eerlijk te zijn over uw producten en herkomst.
Check de concurrent: Wees alert op concurrenten die mogelijk misleidende namen gebruiken en overweeg juridische stappen indien dit uw marktpositie schaadt.
Conclusie
Het is essentieel voor bedrijven om zorgvuldig om te gaan met productbenamingen en marketingstrategieën, vooral wanneer deze verwijzen naar
specifieke geografische locaties. Door hiermee rekening te houden voorkomt u mogelijk juridische discussies. Twijfelt u over de benaming van uw product, of hebt u last van de acties van een concurrent?
Wij helpen u graag verder met het bepalen van uw juridische positie en eventuele vervolgstappen.

[post_title] => Duitse rechter verbiedt 'Dubai-repen': lessen om uw merk te beschermen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => duitse-rechter-verbiedt-dubai-repen-lessen-om-uw-merk-te-beschermen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-15 15:54:52
[post_modified_gmt] => 2025-01-15 14:54:52
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44388
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 44378
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-01-10 15:35:20
[post_date_gmt] => 2025-01-10 14:35:20
[post_content] => Diverse gemeenten in Nederland zijn druk bezig om met het gebruik van nieuwe technologieën hun gemeentelijke taken efficiënter uit te voeren. Slimme technologieën bieden veelbelovende oplossingen voor uitdagingen zoals verkeersdrukte, duurzaamheid en stedelijke leefbaarheid. Hierbij valt te denken aan slimme verkeerslichten die gegevens verzamelen om verkeersstromen efficiënter te maken en het gebruik van slimme camera’s voor zero-emissiezones.
[1]
Hoewel deze innovaties veelal een positief effect kunnen hebben, stuiten gemeenten vaak op juridische obstakels. In een recent artikel van de NOS geeft de gemeente Amsterdam aan te stoppen met de inzet van slimme verkeerslichten vanwege privacyrisico’s.
[2] Dit deed zij nadat
de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) zorgen hierover had geuit.
[3] Naast privacywetgeving moeten gemeenten ook bewust zijn van het feit dat in dit soort technologieën vaak gebruik wordt gemaakt van Artificiële Intelligentie (AI). Dit betekent dat er ook gekeken moet worden of gemeentes gebruik maken van een AI-systeem zoals bedoeld in van de Europese AI Verordening (
AI Act).
De AVG
In
de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) staan de regels over het verwerken van persoonsgegevens. De AVG bepaalt onder meer dat er sprake moet zijn van een van de zes grondslagen, voordat verwerking plaats mag vinden. Gemeenten kunnen zich soms beroepen op de grondslag van een wettelijke verplichting, bijvoorbeeld als persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van het uitvoeren van handhavende taken. Echter, met het voldoen aan de verplichtingen uit de AVG is een gemeente er nog niet.
Verder dan de AVG: de AI Act
Naast de AVG moeten gemeenten inmiddels ook rekening houden met
de AI Act. Deze nieuwe Europese wetgeving introduceert extra eisen voor het gebruik van AI-systemen. Aan welke vereisten een bepaald AI-systeem moet voldoen hangt af van de vraag in welke risicocategorie dit systeem moet worden ingedeeld. In een eerder
blog schreven we al over de diverse uitgangspunten van de AI Act en de bijbehorende risicoclassificaties.
Voor gemeenten betekent dit dat zij niet alleen aan de AVG moeten voldoen, maar ook aan de vereisten uit de AI Act. Denk hierbij aan transparantie-eisen, documentatieverplichtingen en monitoring van algoritmes. In het geval dat een AI-systeem een hoog-risico systeem is, moeten publieke organen soms nog verplicht een aanvullend assessment uitvoeren, waarin wordt bekeken of een AI-systeem een (ongeoorloofde) inbreuk maakt op de fundamentele rechten van burgers.
Conclusie
De casus van de gemeente Amsterdam illustreert hoe belangrijk het is voor gemeenten om niet alleen te focussen op technologische voordelen, maar ook oog te hebben voor de juridische en ethische implicaties van innovatie. Een goed juridisch raamwerk helpt niet alleen risico’s te beperken, maar ook het publieke vertrouwen in zowel de gemeente als in nieuwe technologieën te vergroten.
Bij BG.legal begrijpen we de uitdagingen waarmee gemeenten worden geconfronteerd bij het doorvoeren van innovatie en het inzetten van AI. We bieden daarom advies op maat over:
Compliance met de AI Act;
Het uitvoeren van mensenrechtenassessments (IAMA);
Het voldoen aan de AVG.
Bent u werkzaam bij een gemeente en heeft u vragen over de juridische implicaties van artificiële intelligentie en slimme technologieën?
Neem gerust contact op met een van onze specialisten.
[1] Rijden en parkeren in het centrum | Gemeente Groningen
[2] Amsterdam zet niet meer in op 'slimme' verkeerslichten wegens privacywetgeving
[3] Zorgen AP om volgverkeerslichten | Autoriteit Persoonsgegevens

[post_title] => AI & Privacy: Hoe gemeenten balanceren tussen innovatie en regelgeving
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ai-privacy-hoe-gemeenten-balanceren-tussen-innovatie-en-regelgeving
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-10 15:35:20
[post_modified_gmt] => 2025-01-10 14:35:20
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44378
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 44353
[post_author] => 65
[post_date] => 2025-01-09 11:20:53
[post_date_gmt] => 2025-01-09 10:20:53
[post_content] => Het
auteursrecht is een belangrijk recht in industrieën als de textielsector. Veel prints, designs en patronen die worden ontworpen worden beschermd door het auteursrecht. Om inbreuk op auteursrechten te voorkomen zijn er een aantal belangrijke punten waarop je moet letten.
De auteursrechthebbende
Het bepalen wie de auteursrechthebbende is, is van belang om je rechten te kunnen handhaven, vooral in internationale kwesties. De oorspronkelijke maker is in de meeste gevallen de rechthebbende, tenzij de auteursrechten zijn overgedragen.
Overdracht auteursrecht
Wanneer een onderneming, bijvoorbeeld uit Turkije, een beroep wil doen op auteursrechten in Nederland, zijn goed opgestelde contracten van cruciaal belang. Vooral in grensoverschrijdende kwesties, voor het handhaven van auteursrechten, kunnen juridische verschillen tussen landen leiden tot complexiteit. De Berner Conventie
[1] biedt bescherming in aangesloten landen, maar
nationale wet- en regelgeving bepalen vaak de details. Hierdoor is het van belang om in contracten duidelijk vast te leggen wie de rechthebbende is, wat de voorwaarden van overdracht zijn en welk recht van toepassing is.
Volgens Nederlandse wet- en regelgeving kan het auteursrecht alleen door middel van een akte worden overgedragen. De akte moet ook voldoen aan bepaalde vereisten voor een correcte overdracht van het auteursrecht. In het geval de akte niet juist is opgesteld, kan het gevolg zijn dat de auteursrechten niet zijn overgedragen. Het gevolg zal zijn dat je ook niet handhavend kan optreden, omdat je niet de rechthebbende bent.
Praktijkvoorbeeld
Een Turkse textielonderneming deed een beroep op auteursrechten op een design. De onderneming had diverse kledingstukken met dit design op de markt bracht.
[2] In de uitspraak speelde een cruciale rol dat
de Turkse textielonderneming niet kon aantonen dat zij de rechtmatige eigenaar was van het auteursrecht op het ontwerp "Design." Hoewel zij claimde dat het auteursrecht was overgedragen door de oorspronkelijke ontwerper, waren de bijgevoegde documenten onvoldoende duidelijk of incompleet. Er was geen sluitend bewijs over wie het auteursrecht had overgedragen, welke rechten precies waren overgedragen, en onder welk recht de overdracht had plaatsgevonden. Daarnaast was het onduidelijk of de overgedragen rechten daadwerkelijk het volledige auteursrecht omvatten, omdat termen als "commerciële rechten" en "industrieel ontwerp" in de stukken niet specifiek genoeg waren. Hierdoor kon de Turkse textielonderneming niet overtuigend aantonen dat zij de rechthebbende was, wat een voorwaarde is om handhavend op te treden.
Conclusie
Het auteursrecht is essentieel in de textielindustrie om ontwerpen te beschermen. Om inbreuk effectief aan te pakken, moet duidelijk zijn wie de rechthebbende is en moeten overdrachten juridisch correct worden vastgelegd.
In Nederland is een akte vereist. Een praktijkvoorbeeld laat zien hoe een Turkse textielonderneming haar rechten niet kon handhaven door onduidelijke documenten. Dit benadrukt het belang van goed opgestelde contracten om auteursrechten te beschermen en te handhaven.
[1] De Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (de Parijse versie uit 1971).
[2] De uitspraak in het Nederlands (
link); ECLI:NL:RBGEL:2023:7484.
Hierbij de Engelse versie.

[post_title] => Grensoverschrijdende auteursrecht geschillen: een goede overeenkomst kan veel problemen voorkomen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => grensoverschrijdende-auteursrecht-geschillen-een-goede-overeenkomst-kan-veel-problemen-voorkomen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-09 11:20:53
[post_modified_gmt] => 2025-01-09 10:20:53
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44353
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 44320
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-01-03 16:00:12
[post_date_gmt] => 2025-01-03 15:00:12
[post_content] => De Rechtbank Midden-Nederland heeft een interessante uitspraak gedaan over
de huisvesting van arbeidsmigranten waarin onder andere werd aangevoerd dat de bestemmingsplanregel ‘één huishouden’ strijd zou opleveren met het Europese recht op vrij verkeer. De rechtbank heeft de planregel daarom exceptief getoetst aan het recht van vrij verkeer van werknemers zoals gewaarborgd in artikel 45 VWEU. In dit artikel bespreken wij de feiten van de zaak en de beoordeling door de bestuursrechter.
Feiten
Eiseres in het geschil heeft een woning waarin ze arbeidsmigranten huisvest. De gemeente heeft handhavend opgetreden omdat de huisvesting van arbeidsmigranten in strijd is met het
bestemmingsplan. Op grond van het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming ‘wonen’. In de planregels wordt ‘wonen’ gedefinieerd als een gebouw dat ‘één huishouden’ kan huisvesten. Volgens de gemeente voldoen de arbeidsmigranten niet aan ‘één huishouden’.
Eiseres voert aan dat de planregel discriminerend is doordat het arbeidsmigranten beperkt in hun mogelijkheden voor huisvesting wanneer ze naar Nederland komen om te werken. Met deze beroepsgrond verzoekt eiseres de rechtbank om te beoordelen of de planregel strijd op levert met het vrij verkeer van werknemers, zoals is gewaarborgd in artikel 45 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet de planregel exceptief toetsen aan het VWEU. Een bestemmingsplan is namelijk een besluit van algemene strekking (bas) omdat bestemmingsplanregels zijn gericht aan een ieder. Op grond van artikel 8:3 lid 1 van de Awb mag er geen direct beroep worden ingesteld tegen algemeen verbindende voorschriften en is exceptieve toetsing dus vereist. Exceptieve toetsing houdt in dat de bestuursrechter de rechtmatigheid van het wettelijke voorschrift waarop een besluit is gebaseerd kan toetsen aan hoger recht of algemene rechtsbeginselen. In deze zaak kan de rechtbank de planregel exceptief toetsen aan het hogere Europese recht omdat op grond van de planregel het besluit tot handhaving is genomen waartegen eiseres in beroep is gegaan.
De exceptieve toetsing kan alleen als gevolg hebben dat de planregel onverbindend wordt geacht of dat
de planregel buiten toepassing wordt gelaten wanneer er evidente strijd is met de hogere regeling, in deze zaak dus het Europese recht op vrij verkeer van werknemers.
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van evidente strijd met het recht op vrij verkeer van werknemers. Er is volgens de rechtbank geen sprake van directe discriminatie, er wordt geen direct onderscheid gemaakt door in de planregel rechtstreeks te verwijzen naar een discriminatiegrond. Zo maakt de planregel volgens de rechtbank bijvoorbeeld geen onderscheid naar nationaliteit. Ook is er geen sprake van indirecte discriminatie, dit zou het geval zijn wanneer een in eerste opzicht neutrale bepaling nadelig uitpakt voor bepaalde groepen mensen. Volgens de rechtbank gaat het om een algemene bepaling die iedereen treft, als voorbeeld wordt gegeven dat ook studenten soms niet aan het vereiste van ‘één huishouden’ kunnen voldoen. De beroepsgrond dat er strijd is met artikel 45 VWEU slaagt daarom niet.
‘Één huishouden’?
Naast een beroep op het verbod van discriminatie voert eiseres ook aan dat er wel sprake is van
‘één huishouden’. Over het algemeen wordt de huisvesting van meerdere arbeidsmigranten niet gezien als ‘één huishouden’, in deze zaak slaagt deze beroepsgrond dan ook niet omdat er geen continuïteit in de samenstelling of onderlinge verbondenheid is. In een eerder
artikel schreven wij meer over de mogelijkheden voor arbeidsmigranten om te worden aangemerkt als ‘één huishouden’.
Concluderend
De uitspraak gedaan door de Rechtbank Midden-Nederland is een interessante toevoeging aan de jurisprudentie die ziet op de huisvesting van arbeidsmigranten. Duidelijk is geworden dat de ‘één huishouden’-eis die we vaak terugzien bij de bestemming ‘wonen’, volgens de bestuursrechter geen strijd op levert met het recht op vrij verkeer van werknemers zoals gewaarborgd in het Europese recht.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Discrimineert de ‘één huishouden’-regel arbeidsmigranten?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => discrimineert-de-een-huishouden-regel-arbeidsmigranten
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-03 16:00:12
[post_modified_gmt] => 2025-01-03 15:00:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44320
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 44265
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-12-24 11:25:30
[post_date_gmt] => 2024-12-24 10:25:30
[post_content] => Op 18 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over
intern salderen is gewijzigd. De wijziging in de rechtspraak volgt na recente arresten van het Hof van Justitie en het gebrek aan consistente toepassing van de huidige jurisprudentielijn door nuanceringen vanuit verschillende rechtbanken. In de kern bepalen de uitspraken dat intern salderen niet meer mag worden gebruikt bij de ‘voortoets’ voor vergunningaanvragen, waardoor de mogelijkheden voor intern salderen zullen worden beperkt.
In dit artikel gaan wij in op de voorheen geldende jurisprudentielijn, de wijzigingen die de Afdeling nu heeft doorgevoerd en de eerste implicaties hiervan voor de praktijk.
Vaste jurisprudentielijn sinds 2021
Sinds 2021 geldt er een vaste jurisprudentielijn van de Afdeling met betrekking tot intern salderen, op basis daarvan is voor intern salderen vaak geen natuurvergunning nodig.
Activiteiten waarbij
stikstofneerslag vrijkomt moeten rekening houden met Natura 2000-gebieden op grond van het natuurbeschermingsrecht. Wanneer een bedrijf bijvoorbeeld de hoeveelheid stikstof uitstoot wil uitbreiden of een wijziging wil doorvoeren in de bedrijfsactiviteiten, zal er moeten worden onderzocht wat de gevolgen hiervan zijn voor Natura 2000-gebieden. Er mag hierbij gebruik worden gemaakt van ‘intern salderen’. Dit betekent dat de toekomstige stikstofgevolgen mogen worden weggestreept tegen de stikstofemissie die al wordt veroorzaakt op basis van de huidige bedrijfsvoering. Er kan hierbij bijvoorbeeld worden gedacht aan een plan voor grotere veestal, maar met een nieuw systeem waardoor de nieuwe bedrijfsvoering evenveel of zelfs minder stikstof uitstoot. Naast intern salderen kan er ook gebruik worden gemaakt van ‘extern salderen’. Dan wordt er gekeken naar de stikstof veroorzaakt door een andere activiteit of project. Op basis van de jurisprudentielijn die sinds 2021 wordt gehanteerd zijn de voorwaarden voor intern salderen echter gunstiger dan voor extern salderen.
Intern salderen kan worden gebruikt in de zogenaamde ‘voortoets’. Hierbij wordt beoordeeld of een aanvraag voor een
natuurvergunning vereist is voor activiteiten die mogelijke gevolgen hebben voor een beschermd natuurgebied. De uitkomst van het intern salderen speelt dus mee bij de vraag of kan worden uitgesloten dat een activiteit nadelige effecten heeft op een Natura 2000-gebied en of er dus een vergunning nodig is voor het project. Als dit niet kan worden uitgesloten moet er een namelijk een vergunningaanvraag worden gedaan en wordt er een passende beoordeling uitgevoerd. Doordat intern salderen tijdens de voortoets mee kan worden genomen, is het vaak zo dat een activiteit niet vergunningplichtig is.
Op twee belangrijke punten voert de Afdeling nu een wijziging door. Als eerste wordt duidelijk dat intern salderen niet meer voor de voortoets gebruikt mag worden. De Afdeling volgt hierbij de verplichtingen die komen vanuit het Hof van Justitie en het Europese recht. Ten tweede trekt de Afdeling de voorwaarden voor intern en extern salderen nagenoeg gelijk. Dit betekent dat intern salderen voortaan onderdeel zal zijn van de passende beoordeling voor een natuurvergunning aanvraag. Hierbij wordt strengere voorwaarden gehanteerd dan bij de voortoets.
Bij de voortoets mag voortaan dus alleen nog worden gekeken naar de nieuwe activiteit op zichzelf, er mag dus niet worden vergeleken met de oude situatie. Dit heeft als gevolg dat er bijna altijd een
vergunningplicht is. Bij de vergunningaanvraag wordt dan de passende beoordeling gemaakt, waarbij intern salderen nog wel kan worden toegepast. Er mogen bij de passende beoordeling namelijk ‘mitigerende maatregelen’ worden meegewogen, dit betekent dat de effecten van het vervangen of wijzigen van de stikstofuitstoot van een bestaande situatie (de ‘referentiesituatie’) een rol kan spelen. Hiervoor is wel vereist dat het positieve effect, het wijzigingen of beëindigen van de huidige stikstofuitstoot, zich voordoet en dat daarna pas de stikstofgevolgen van het nieuwe project zich realiseren. Ook is van belang dat structureel onbenutte stiktofruimte bijvoorbeeld niet meer onder de referentiesituatie valt en dat provincies nu beleid kunnen gaan voeren over intern salderen.
Overgangsfase
Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing, zowel op lopende als toekomstige vergunningaanvragen, en het heeft daarnaast terugwerkende kracht. Dit betekent dat het ook geldt voor alle activiteiten waarvoor intern is gesaldeerd sinds 1 januari 2020. Hierdoor kan het zijn dat veel van deze activiteiten nu alsnog vergunningplichtig zijn geworden.
Er geldt wel
een overgangsregeling voor alle activiteiten tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025. Tot 1 januari 2030 kan er een natuurvergunning worden aangevraagd of kan de activiteit worden aangepast zonder dat handhavend zal worden opgetreden.
Concluderend
De Afdeling uitspraken markeren een belangrijke en verstrekkende koerswijziging en hebben gevolgen voor zowel bedrijven die de afgelopen vijf jaar intern hebben gesaldeerd, als voor alle toekomstige activiteiten die mogelijk een natuurvergunning nodig hebben. Duidelijk is in ieder geval dat de mogelijkheden tot intern salderen een stuk beperkter zijn geworden. De uitspraken hebben echter als gevolg dat er meer rechtsonzekerheid is in de praktijk en zullen
veel projecten en plannen beïnvloeden.
De Afdeling heeft een
stroomschema gepubliceerd waarin wordt weergegeven welk kader vanaf nu geldt voor intern salderen.

[post_title] => Raad van State wijzigt de jurisprudentielijn over ‘intern salderen’
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => raad-van-state-wijzigt-de-jurisprudentielijn-over-intern-salderen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-12-24 11:25:30
[post_modified_gmt] => 2024-12-24 10:25:30
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44265
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 44256
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-12-23 15:32:47
[post_date_gmt] => 2024-12-23 14:32:47
[post_content] => Op 19 november 2024 heeft het gerechtshof Amsterdam een uitspraak gedaan in de zaak tussen PayingIT c.s. tegen Workrate. Het betrof een discussie rondom de overdracht van
auteursrechten op software. Lees deze blog voor een samenvatting van deze zaak en wat dit voor uw onderneming betekent in de praktijk.
Achtergrond van de zaak
Workrate ontwikkelde rond 2008 software genaamd Workmate, later hernoemd tot Usemate. Voor de commerciële exploitatie werd Usemate B.V. opgericht, dat later PayingIT werd. Daarnaast werd PayingIP opgericht. Tussen PayingIT en PayingIP, de aandeelhouders en hun bedrijven enerzijds en Workrate anderzijds werd een
koop- en licentieovereenkomst gesloten voor de software. In deze overeenkomst werden de auteursrechten op de software overgedragen en een gebruiksrecht werd terugverleend aan Workrate. Er ontstond echter onduidelijkheid over de reikwijdte van de overgedragen auteursrechten en de omvang van het gebruiksrecht.
Uitspraak van het hof
Het hof keek voor haar beoordeling naar wat er in de koop- en licentieovereenkomsten was vastgelegd en wat de partijen op basis daarvan van elkaar mochten verwachten. Al met al bleef de
auteursrechtoverdracht van de software overeind. Het hof concludeerde dat de rechten op de broncode, zoals gespecificeerd in zes mappen, aan PayingIP toekomen. Daarnaast werd bepaald dat Workrate een impliciet gebruiksrecht behoudt op de gemeenschappelijke onderdelen van de broncode, waardoor zij haar applicatie inclusief overlappende broncode mag blijven exploiteren en doorontwikkelen zonder inbreuk te maken op auteursrechten of contractuele verplichtingen.
Belang voor ondernemers
Deze uitspraak benadrukt maar weer eens hoe belangrijk het is dat er duidelijke en nauwkeurige contracten worden opgesteld als partijen samenwerking aangaan waarbij bijvoorbeeld rechten worden overdragen.
Zorg ervoor dat in overeenkomsten expliciet wordt vastgelegd welke rechten worden overgedragen en welke gebruiksrechten eventueel worden verleend. Bedenk ook of dit voor het hele product geldt of alleen delen ervan.
Wie gaat wat doen, en met welk doel? Als de afspraak het auteursrecht betreft van slechts een deel van het product, in dit geval software, kan dit immers grote gevolgen hebben voor wat bedrijven wel of niet mogen doen. En ook als niet duidelijk wordt vastgelegd wat partijen over en weer met de software mogen doen, kan dit vervelende situaties veroorzaken.
Van tevoren de zaken duidelijk vastleggen voorkomt misverstanden en juridische geschillen over interpretaties.
Praktische tips
Win juridisch advies in: Raadpleeg bij het opstellen van softwaregerelateerde contracten altijd een juridisch expert met ervaring in intellectueel eigendomsrecht. Die kan zorgen voor duidelijke en afdwingbare bepalingen.
Houd documentatie bij: Zorg voor gedetailleerde documentatie van de ontwikkelde software, inclusief welke onderdelen van de broncode in welke producten worden gebruikt. Dit vergemakkelijkt het vaststellen van rechten bij eventuele geschillen.
Herzie contracten regelmatig: Herzie periodiek bestaande overeenkomsten om ervoor te zorgen dat ze nog steeds relevant en accuraat zijn. Dit is vooral belangrijk bij bepaalde gebeurtenissen zoals veranderingen in bedrijfsactiviteiten, technologische ontwikkelingen of nieuwe regelgeving.
Door aandacht te besteden aan bovenstaande punten kunt u als ondernemer juridische complicaties voorkomen en beschermt u uw intellectuele eigendommen effectiever. Vragen? Neem contact op met onze
experts!

[post_title] => Softwareovereenkomsten en auteursrechtoverdracht: maak duidelijke afspraken!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => softwareovereenkomsten-en-auteursrechtoverdracht-maak-duidelijke-afspraken
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-12-23 15:32:47
[post_modified_gmt] => 2024-12-23 14:32:47
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44256
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 44180
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-12-13 12:05:38
[post_date_gmt] => 2024-12-13 11:05:38
[post_content] => Op 13 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
einduitspraak gedaan over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij ruimtelijke plannen. Eerder dit jaar gaf staatsraad A-G Nijmeijer op verzoek van de Afdeling een conclusie over de toepassing van artikel 6:19 Awb. De vragen van de Afdeling zagen op de toepassing van het artikel in bestemmingsplanzaken onder
de Wet ruimtelijke ordening en in omgevingsplanzaken onder de Omgevingswet. In dit artikel bespreken wij waar artikel 6:19 Awb specifiek op ziet, wat de aanleiding was voor de conclusie en wat de Afdeling heeft geoordeeld in haar einduitspraak.
Artikel 6:19 Awb en de aanleiding voor de conclusie
In een bezwaar- of beroepsprocedure over een besluit kan door het bestuursorgaan een nieuw besluit worden genomen dat het bestreden besluit wijzigt. Op deze situatie ziet artikel 6:19 Awb. Het artikel regelt dat het bezwaar of beroep tegen het bestreden besluit van rechtswege ook ziet op het besluit tot intrekking, wijziging of vervanging, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Er ontstaat dus van rechtswege een beroep tegen het nadere besluit. Dit wordt ook wel ‘fictief beroep’ genoemd. Artikel 6:19 Awb is belangrijk voor de rechtsbescherming. Een appellant die tegen een besluit beroep heeft ingesteld, hoeft hierdoor niet afzonderlijk beroep in te stellen tegen een besluit dat hangende het beroep wordt genomen. Ook bevordert het effectieve geschilbeslechting. Er wordt voorkomen dat twee instanties tegelijk oordelen over besluiten die vallen binnen één geschil.
De zaak waarin de Afdeling een conclusie vroeg aan staatsraad A-G Nijmeijer gaat over een bestemmingsplan dat de recreatieve verhuur van woningen beperkt. Nadat beroep was ingesteld werd
het bestemmingsplan gewijzigd door de gemeenteraad. Vervolgens werd tegen het gewijzigde besluit opnieuw beroep ingesteld.
Conclusie A-G Nijmeijer
In een eerder
blog schreven wij al over de conclusie van staatsraad A-G Nijmeijer over artikel 6:19 Awb. De conclusie werd op 29 mei 2024 gegeven, waarna wij de belangrijkste aspecten uiteen hebben gezet. Samenvattend volgt uit de conclusie dat artikel 6:19 Awb zowel voordelen als nadelen heeft. Een belangrijk nadeel is dat de omvang van het geding steeds groter wordt. Nijmeijer adviseerde daarom dat de rechtspraak op bepaalde punten kan worden aangepast om deze uitdijende werking van artikel 6:19 Awb te beperken.
Uitspraak van de Afdeling
De Afdeling overweegt in haar uitspraak dat de uitdijende werking van het fictieve beroep nadelen kan hebben. De Afdeling oordeelt echter dat deze nadelen niet zodanig groot zijn dat het wijziging van de rechtspraak vereist. De ruime toepassing van artikel 6:19 Awb dient namelijk het doel van de rechtsbescherming en de effectieve geschilbeslechting.
Ook kan de bestuursrechter in individuele geschillen steeds bepalen hoe een tijdens het beroep genomen besluit moet worden gekwalificeerd, wie de beroepsgerechtigden zijn en of afzonderlijke behandeling eventueel noodzakelijk is.
Indien de nadelen in de toekomst toenemen, wat mogelijk het geval gaat zijn in omgevingsplanzaken onder
de Omgevingswet, kan volgens de Afdeling dan worden gekeken naar de oplossingen van staatsraad A-G Nijmeijer. Dit betekent echter dat er in de uitspraak nog geen concreet antwoord wordt gegeven over de toepassing van artikel 6:19 Awb in zaken die zien op de wijziging van een omgevingsplan.
Conclusie
De aanbevelingen van staatsraad A-G Nijmeijer om de rechtspraak op bepaalde punten te wijzigen is door de Afdeling niet gevolgd. Wel kunnen de voorgedragen oplossingen in de toekomst van belang gaan zijn als de uitdijende werking voor meer nadelen gaat zorgen onder de Omgevingswet. Dit betekent dat er later meer duidelijk zal worden over de toepassing van artikel 6:19 Awb in omgevingsplanzaken.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Einduitspraak Afdeling na conclusie staatsraad A-G Nijmeijer over artikel 6:19 Awb
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => einduitspraak-afdeling-na-conclusie-staatsraad-a-g-nijmeijer-over-artikel-619-awb
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-12-13 12:05:38
[post_modified_gmt] => 2024-12-13 11:05:38
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44180
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 44173
[post_author] => 39
[post_date] => 2024-12-11 09:47:28
[post_date_gmt] => 2024-12-11 08:47:28
[post_content] => Recente rechtspraak laat het belang van goed contracteren en consumentenbescherming weer eens blijken. Zo heeft de
Raad van Arbitrage in bouwgeschillen september 2024 geoordeeld dat een afwijking van
de Woningborg modelovereenkomst ten nadele van de opdrachtgever nietig, dan wel zonder rechtsgevolg is. Daarnaast heeft de
rechtbank Zeeland-West-Brabant in augustus 2024 bepaald dat het uitsluiten van verrekening van ondermaat bij consumenten als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt. Hoe de Raad van Arbitrage en de rechtbank tot deze oordelen zijn gekomen legt Michael de Marco, advocaat vastgoed en omgeving uit.
Raad van Arbitrage: afwijking van modelovereenkomsten
Feiten
De aannemer had in de aannemingsovereenkomst de start van de overeengekomen bouwtijd gewijzigd naar
‘na gereedkoming van de beganegrondvloer van het gebouw’, een en ander waardoor de contractuele korting wegens bouwtijdoverschrijding – ten nadele van de opdrachtgever – werd beperkt. Meer specifiek wijkt de aannemer af van het in artikel 5 van de Woningborg modelovereenkomst opgenomen startpunt van het rekenen van de bouwtijd zijnde:
‘vanaf de aanvang van de bouw van het gebouw’.
Een dergelijke afwijking is niet zomaar toegelaten. In artikel 11 Woningborg modelovereenkomst is immers opgenomen dat afwijkingen van het model ten nadele van de opdrachtgever nietig zijn, met uitzondering van bedingen die vooraf uitdrukkelijk door Woningborg zijn goedgekeurd. De aannemer had geen voorafgaande uitdrukkelijk verleende toestemming van Woningborg verkregen. Dit betekent dat – volgens de overeenkomst - de bepaling nietig is.
De aannemer had aangevoerd dat nietigheid is voorbehouden aan de in de wet genoemde gevallen. De Raad van Arbitrage volgt de aannemer hierin, echter gezien de bedoeling van partijen moet het woord ‘nietigheid’ worden uitgelegd als ‘zonder rechtsgevolg’.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant: uitsluiten van verhaalsmogelijkheden bij ondermaat
Feiten
Vanuit een besloten vennootschap werd een woning aan een consumentkoper verkocht met bouwgrond ter grootte van 502 m2. In werkelijkheid bleek dit 488,48 m2 te zijn: een afwijking van 2,7%. De consumentkoper reclameert zich bij de verkoper ten aanzien van deze ondermaat. De verkoper beroept zich op de in artikel 2 koopovereenkomst onder- en overmaatbepaling, waarin is bepaald dat verschillen in de werkelijke grootte van het verkochte perceel geen aanleiding geeft tot enige rechtsvordering. De consumentkoper is het hier niet mee eens, en wendt zich tot de rechter.
Vernietiging artikel 2 koopovereenkomst
De rechter acht het in de eerste plaats van belang dat de onder- en overmaatbepaling een algemene voorwaarde is in de zin van artikel 6:231 van het Burgerlijk Wetboek. Partijen hebben immers niet over de inhoud van het beding onderhandeld noch gesproken. Bovendien hanteert de verkoper een dergelijk beding in iedere koopovereenkomst die hij sluit.
Nu de woning bedrijfsmatig aan een consumentkoper is verkocht, toetst de rechter het beding (ambtshalve) aan de Richtlijn Oneerlijke Bedingen (Richlijn 93/13 EEG).
De rechter overweegt dat het beding onredelijk bezwarend is, omdat het beding uitsluit dat koper een rechtsvordering kan instellen, niet alleen een marginale ondermaat, maar bij iedere ondermaat. Verder geeft het beding geen enkel zicht op compensatie of een andere remedie. De rechter is van oordeel dat de verkoper niet mocht verwachten dat de koper het beding zou accepteren als daarover zou zijn onderhandeld. Dit leidt ertoe dat de rechter het betreffende beding vernietigt, waardoor de deur openstaat voor schadevergoeding ter compensatie van de ontbrekende vierkante meters.
Voer voor discussie
Opvallend is dat de rechter geen aandacht geeft aan artikel 7:17 lid 6 BW. In dit artikel is bepaald dat bij de koop van een onroerende zaak de vermelding van oppervlakte slechts bedoeld is als aanduiding, zonder dat de zaak daaraan behoeft te voldoen. Verder heeft het
gerechtshof 's-Hertogenbosch in 2020 bepaald dat een afwijking van 0.94% van het gekochte geen substantiële afwijking is. Het is dus de vraag of de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant standhoudt in eventueel hoger beroep bij dit hof.
Conclusie
De in dit blog aangehaalde uitspraken brengen weer eens onder de aandacht dat bij overeenkomsten met consumenten vooraf goed nagedacht moet worden over de wijze van contracteren en de inhoud van eventuele afwijkende bedingen.
Onze sectie Vastgoed en Omgeving helpt u graag bij het opstellen van koop-/aannemingsovereenkomsten.
Artikel is geschreven door
Michael de Marco en
Mika Veldhuis.

[post_title] => Contractueel afwijken in bouw- en koopovereenkomsten gaat niet zomaar
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => contractueel-afwijken-in-bouw-en-koopovereenkomsten-gaat-niet-zomaar
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-12-11 09:55:10
[post_modified_gmt] => 2024-12-11 08:55:10
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44173
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 44164
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-12-10 08:59:26
[post_date_gmt] => 2024-12-10 07:59:26
[post_content] => In november zijn er weer veel interessante uitspraken gedaan over de Omgevingswet. In het kader van onze jurisprudentiereeks bespreken wij een aantal belangrijke uitspraken. Een aantal handhavingszaken waren aan de orde. Daarnaast is onder andere bevestigd dat er onder de Omgevingswet geen verplichting geldt tot her gelijktijdige indienen van aanvragen wanneer sprake is van ‘onlosmakelijke samenhang’. Zowel overgangsrechtelijke als inhoudelijke zaken worden besproken.
Overgangsrecht
In deze zaak was het verkeerde recht toegepast. De Omgevingswet werd toegepast, terwijl op grond van het overgangsrecht het oude recht van toepassing was. De voorzieningenrechter overweegt echter dat de materiële normstelling niet is gewijzigd. Hierdoor kunnen de rechtsgevolgen in stand blijven.
Eiseres in deze zaak heeft een aanvraag gedaan om haar bedrijfswoning te gebruiken als burgerwoning. Dit is een wijzigingsbevoegdheid uit de bestemmingsplanregels. Onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stond rechtstreeks beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State open wanneer een aanvraag om toepassing te geven aan een wijzigingsbevoegdheid uit een bestemmingsplan werd afgewezen. De Wro is vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In deze zaak is het de vraag hoe dit werkt in overgangsrechtelijke gevallen. De rechtbank verwijst naar het overgangsrecht in artikel 11:3 Awb, hieruit volgt dat het oude recht blijft gelden en dat de Afdeling dus in eerste en enige aanleg bevoegd is om kennis te nemen van het beroep.
Op grond van het oude recht (Wabo) en de vaste jurisprudentie moet bij het toetsen van een bouwplan aan een bestemmingsplan worden gekeken of het bouwplan in overeenstemming met de geldende bestemming kan worden gebruikt en of het bouwwerk ook met het oog op dat gebruik wordt gebouwd. De voorzieningenrechter trekt deze jurisprudentielijn door naar de Omgevingswet. Dit betekent dat er bij het beoordelingskader van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit moet worden gekeken of het bouwplan voldoet aan de gebruiksregels en of het ook met het oog daarop wordt gebouwd.
Inhoudelijk
Voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet was de ‘bouwstop’ opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De bouwstop maakt het mogelijk om bouw- of sloopwerkzaamheden onmiddellijk stil te leggen. Onder de Omgevingswet is ervoor gekozen om de bouwstop niet als zodanig op te nemen. De grondslag voor het inzetten van de bouwstop onder de Omgevingswet is artikel 18.1 Ow. Eerder schreven wij al een
artikel over de mogelijkheden om de bouw onmiddellijk stil te leggen onder de Omgevingswet. Interessant is dat de voorzieningenrechter de bouwstop nu kwalificeert als een bijzondere vorm van een last onder bestuursdwang. De last houdt in dat de illegale bouwactiviteit direct moet worden beëindigd, wanneer hier geen gevolg aan wordt gegeven zal het bevoegd gezag de overtreding beëindigen. De bouwstop onder de Wabo was een effectief instrument doordat er op grond van vaste rechtspraak geen legalisatieonderzoek hoefde te worden gedaan en er slechts een beperkte belangenafweging werd uitgevoerd. De voorzieningenrechter trekt deze jurisprudentielijn door onder de Omgevingswet. Dit betekent dat ook onder de Omgevingswet, er geen onderzoek hoeft te worden gedaan naar de mogelijkheid om de overtreding te legaliseren.
Deze zaak draait om de toepassing van spoedeisende bestuursdwang waaraan onder andere de algemene zorgplicht van de Omgevingswet (art. 1.7 en 1.7a Ow) en de zorgplicht voor brandveiligheid uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) ten grondslag zijn gelegd. Dit is het eerste handhavingsbesluit dat mede is gebaseerd op de algemene zorgplichten uit de Omgevingswet.
De vraag die in deze zaak voor de rechter lag is of bij de handhaving van het Omgevingsplan belangen kunnen worden ingeroepen die de Omgevingswet specifiek regelt. Specifiek gaat het om belangen die verband houden met Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna-activiteiten. De voorzieningenrechter overweegt dat de bevoegdheid tot handhaving ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Bij handhaving draait het om ruimtelijk relevante belangen. Dit strekt zich niet uit tot onderwerpen die de Omgevingswet aanvullend regelt. Voor de belangen waar het specifiek in deze zaak om gaat is het college van gedeputeerde staten het bevoegd gezag voor handhaving. Deze belangen wegen daarom minder zwaar mee volgens de voorzieningenrechter.
Verzoeker heeft een voorlopige voorziening aangevraagd tegen een aan hem opgelegde last onder bestuursdwang. De voorlopige voorziening wordt toegewezen, de grondslag waarop de last onder bestuursdwang is opgelegd is namelijk onvoldoende duidelijk. Er is dus onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een overtreding van het omgevingsplan.
Onder de Wabo was het verplicht om bij activiteiten die ‘onlosmakelijk samenhingen’ gelijktijdig een vergunning aan te vragen. Dit was het geval wanneer er voor één feitelijke handeling verschillende vergunningen nodig waren. Deze verplichting is vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In deze zaak is deze wijziging ten opzichte van het oude recht expliciet bevestigd door de voorzieningenrechter.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Jurisprudentie elfde maand
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => jurisprudentie-elfde-maand
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-12-10 08:59:26
[post_modified_gmt] => 2024-12-10 07:59:26
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44164
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 44157
[post_author] => 68
[post_date] => 2024-12-06 15:08:17
[post_date_gmt] => 2024-12-06 14:08:17
[post_content] => De rechtbank Den Haag heeft onlangs een interessante uitspraak gedaan in een zaak over
merkinbreuk in de beauty-industrie.
[1] Centraal stond een geschil tussen L’Oréal, houder van het wereldwijd bekende merk LANCÔME, en het Nederlandse bedrijf Ninôme B.V. van fotomodel Kim Feenstra. Hoe de rechtbank oordeelde in deze kwestie, lees je in deze blog.
Feiten
Sinds 1935 worden er diverse producten op het gebied van huidverzorging, parfum en make-up onder
het LANCÔME-merk op de markt gebracht. Ninôme B.V. maakt haar bedrijf van de handel in schoonheids- en cosmeticaproducten en vermarkt momenteel onder het teken NINÔME een voedingssupplement met collageen.
L’Oréal stelde dat Ninôme B.V. met het gebruik van het merk NINÔME inbreuk maakt op haar merkrechten. Volgens L’Oréal leidt de naam NINÔME (en later NINOME) tot verwarring bij het publiek, vanwege de grote gelijkenis tussen beide merken. Zij opereren immers in dezelfde markt: schoonheidsproducten. Hoewel Ninôme aanvankelijk haar merk wilde aanpassen door het dakje op de "O" weg te laten, bleef L’Oréal volhouden dat ook deze aanpassing niet volstond.
Overwegingen van de rechtbank
Om te kunnen beoordelen of sprake is van een merkinbreuk op grond van artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE, bekijkt de rechtbank in merkenkwesties of er overeenstemming bestaat tussen de tekens en de waren of diensten waarvoor de tekens zijn ingeschreven, en of hierdoor bij het publiek (direct of indirect) gevaar voor verwarring ontstaat. De volgende factoren speelden hierbij in deze zaak een belangrijke rol:
Visuele en auditieve overeenstemming
De merknamen LANCÔME en NINÔME (en zelfs NINOME) vertonen een hoge mate van gelijkenis. Beide namen bestaan uit zes of zeven letters, eindigen op "-ÔME" of "-OME", en hebben een vergelijkbare klank.
Soortgelijke waren
Hoewel Ninôme beweerde dat collageen-supplementen geen schoonheidsproducten zijn, achtte de rechtbank dit argument niet overtuigend. De producten worden immers verkocht aan dezelfde doelgroep en bij gebruik worden ook schoonheidsvoordelen beloofd.
Publiek en verwarringsgevaar
De rechtbank hield rekening met de gemiddelde consument in de beauty-industrie, die vaak een hoger aandachtsniveau heeft. Toch kan het publiek alsnog worden misleid door de sterke gelijkenis tussen de merken, zeker gezien de grote bekendheid van LANCÔME.
Verwijderen van ô en aanpassen lettertype onvoldoende
Ninôme stelde voor het merk aan te passen naar NINOME (zonder dakje) en een ander lettertype te gebruiken. De rechter oordeelde echter dat deze veranderingen onvoldoende afstand creëerden. Bovendien speelde de eerder opgebouwde bekendheid van NINÔME een rol bij de aanhoudende verwarringskansen.
Het vonnis
De rechtbank oordeelde in het voordeel van L’Oréal en stelde vast dat Ninôme inbreuk maakt op de merkrechten van LANCÔME. De rechtbank verbood Ninôme B.V. het gebruik van de namen NINÔME en NINOME voor haar producten. Daarnaast moest Ninôme haar afnemers informeren over het verbod en producten met deze merknamen terughalen. Ook werd een rectificatie op sociale media toegewezen en een schadevergoeding van proceskostenveroordeling opgelegd.
Conclusie
Deze uitspraak benadrukt hoe belangrijk het is voor start ups en andere ondernemingen om grondig onderzoek uit te voeren naar bestaande merken voordat zij
nieuwe producten lanceren. Dit om te voorkomen dat er een hele marketingcampagne met alle bijkomende kosten wordt opgezet, om er vervolgens geen gebruik van te kunnen maken wegens merkinbreuk.
Wilt u advies over het merkenrecht? Neem gerust contact op met een van
onze specialisten.
[1] ECLI:NL:RBDHA:2024:19460, Rechtbank Den Haag, C/09/671580 / KG ZA 24-783

[post_title] => Lancôme vs. Ninôme – Merkinbreuk in de beauty-industrie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => lancome-vs-ninome-merkinbreuk-in-de-beauty-industrie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-12-06 15:08:17
[post_modified_gmt] => 2024-12-06 14:08:17
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44157
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 44388
[post_author] => 71
[post_date] => 2025-01-15 15:54:52
[post_date_gmt] => 2025-01-15 14:54:52
[post_content] => De populaire Dubai-repen waren de afgelopen tijd onderwerp van een juridische discussie. Deze repen met pistache-vulling worden, ondanks de naam, niet in Dubai gemaakt. De rechter in Keulen oordeelde dat de repen dan ook niet naar die plaats genoemd mogen worden.
‘Dubai-reep’ uit Turkije
De Dubai-repen, volledige naam “Alyan Dubai Handmade Chocolate”, waren een doorn in het oog voor importeur Andreas Wilmer, die de wél in Dubai geproduceerde Fex-repen verkoopt. Hij spande succesvol een rechtszaak aan tegen Aldi Süd, die de Dubai-repen in Duitsland verkocht. Op 13 januari 2025 heeft de rechter bepaald dat chocoladeproducten niet onder de naam 'Dubai' mogen worden verkocht. De chocolade mag alleen ‘Dubai chocolade’ of iets soortgelijks genoemd worden als het ook daadwerkelijk in Dubai is geproduceerd. De rechter oordeelde dat de naam nu misleidend is voor consumenten, die kunnen denken dat de repen werkelijk in Dubai werden gemaakt of dat er een andere geografische connectie is met Dubai. De repen werden echter in Turkije vervaardigd.
Let op bij naamgeving van producten
Uit deze rechtszaak blijkt dat het juist benoemen van uw product van groot belang is. Wees nauwkeurig met
productbenamingen en marketinguitingen, vooral wanneer geografische aanduidingen worden gebruikt. Het gebruik van een plaatsnaam kan bij consumenten de verwachting wekken dat het product daar daadwerkelijk is vervaardigd. Dat geldt niet alleen voor uw eigen producten. Ook als een concurrent dergelijke producten met voor het publiek misleidende namen verkoopt, kan dat nadelig voor u zijn.
Aanbevelingen
Er zijn enkele concrete stappen die u kunt ondernemen om niet in dezelfde situatie als Andreas Wilmer en Aldi Süd te belanden:
Wees transparant: Zorg ervoor dat productnamen en marketinguitingen duidelijk en waarheidsgetrouw zijn over de herkomst en productieplaats van het product.
Check uw producten: Laat productnamen en verpakkingen toetsen door juridische experts om te voorkomen dat ze misleidend zijn en/of inbreuk maken op merkrechten van anderen.
Wek vertrouwen naar de consumenten: Bouw en behoud consumentenvertrouwen door eerlijk te zijn over uw producten en herkomst.
Check de concurrent: Wees alert op concurrenten die mogelijk misleidende namen gebruiken en overweeg juridische stappen indien dit uw marktpositie schaadt.
Conclusie
Het is essentieel voor bedrijven om zorgvuldig om te gaan met productbenamingen en marketingstrategieën, vooral wanneer deze verwijzen naar
specifieke geografische locaties. Door hiermee rekening te houden voorkomt u mogelijk juridische discussies. Twijfelt u over de benaming van uw product, of hebt u last van de acties van een concurrent?
Wij helpen u graag verder met het bepalen van uw juridische positie en eventuele vervolgstappen.

[post_title] => Duitse rechter verbiedt 'Dubai-repen': lessen om uw merk te beschermen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => duitse-rechter-verbiedt-dubai-repen-lessen-om-uw-merk-te-beschermen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-15 15:54:52
[post_modified_gmt] => 2025-01-15 14:54:52
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44388
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1437
[max_num_pages] => 144
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 3539225a62ecaebeff475252779cc77e
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
De populaire Dubai-repen waren de afgelopen tijd onderwerp van een juridische discussie. Deze repen met pistache-vulling worden, ondanks de naam, niet in Dubai gemaakt. De rechter in Keulen oordeelde dat...
Lees meer
Diverse gemeenten in Nederland zijn druk bezig om met het gebruik van nieuwe technologieën hun gemeentelijke taken efficiënter uit te voeren. Slimme technologieën bieden veelbelovende oplossingen voor uitdagingen zoals verkeersdrukte,...
Lees meer
Het auteursrecht is een belangrijk recht in industrieën als de textielsector. Veel prints, designs en patronen die worden ontworpen worden beschermd door het auteursrecht. Om inbreuk op auteursrechten te voorkomen...
Lees meer
De Rechtbank Midden-Nederland heeft een interessante uitspraak gedaan over de huisvesting van arbeidsmigranten waarin onder andere werd aangevoerd dat de bestemmingsplanregel ‘één huishouden’ strijd zou opleveren met het Europese recht...
Lees meer
Op 18 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. De wijziging in de rechtspraak volgt...
Lees meer
Op 19 november 2024 heeft het gerechtshof Amsterdam een uitspraak gedaan in de zaak tussen PayingIT c.s. tegen Workrate. Het betrof een discussie rondom de overdracht van auteursrechten op software....
Lees meer
Op 13 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State einduitspraak gedaan over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij ruimtelijke plannen. Eerder dit jaar gaf staatsraad...
Lees meer
Recente rechtspraak laat het belang van goed contracteren en consumentenbescherming weer eens blijken. Zo heeft de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen september 2024 geoordeeld dat een afwijking van de Woningborg...
Lees meer
In november zijn er weer veel interessante uitspraken gedaan over de Omgevingswet. In het kader van onze jurisprudentiereeks bespreken wij een aantal belangrijke uitspraken. Een aantal handhavingszaken waren aan de...
Lees meer
De rechtbank Den Haag heeft onlangs een interessante uitspraak gedaan in een zaak over merkinbreuk in de beauty-industrie.[1] Centraal stond een geschil tussen L’Oréal, houder van het wereldwijd bekende merk...
Lees meer