WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 5
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 5
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1425
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 40, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 43763
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-10-16 11:35:51
[post_date_gmt] => 2024-10-16 09:35:51
[post_content] => Op 5 augustus 2024 wees de rechtbank van Amsterdam een vonnis dat van belang kan zijn voor ondernemers die gebruikmaken van online platforms. In deze rechtszaak van Erasmus Universiteit Rotterdam tegen Studeersnel en Tentamentrainingen werd de Digital Services Act (DSA) toegepast. Dit is de nieuwe Europese wetgeving die de verantwoordelijkheden van digitale platforms reguleert. Wat houdt deze nieuwe regelgeving kort gezegd in en hoe uit zich dat in de praktijk, zoals in dit recente vonnis?
Wat is de Digital Services Act (DSA)?
De DSA is een Europese richtlijn die regels vaststelt voor de verantwoordelijkheden van online tussenpersonen, zoals marktplaatsen, zoekmachines en social media platforms. Het is de bedoeling dat de richtlijn geïmplementeerd wordt in de Nederlandse wet, een proces dat nogal traag verloopt. De richtlijn zelf is echter al sinds 16 november 2022 in werking. De regels zijn ontworpen om gebruikers te beschermen tegen illegale inhoud en producten en zorgen ervoor dat platforms transparanter zijn over hun beleid en besluitvorming.
De DSA maakt onderscheid tussen verschillende soorten online platforms, met specifieke verplichtingen voor "zeer grote platforms" (zoals Facebook en Amazon) en "kleinere platforms". Voor ondernemers die platforms beheren en/of platforms gebruiken om producten of diensten te verkopen, is het belangrijk om te weten dat de DSA platforms verplicht stelt om sneller actie te ondernemen tegen illegale inhoud en om transparanter te zijn over hun moderatiebeleid.
Aansprakelijkheid van het platform
In het recente vonnis speelde onder andere de vraag of een groot online platform aansprakelijk kon worden gesteld voor studiemateriaal dat op onrechtmatige wijze door derden op het platform werden aangeboden. De rechter keek naar verschillende aspecten van deze vraag, waaronder het nemen van passende technische maatregelen vooraf én achteraf, om op doeltreffende wijze inbreuken op het platform tegen te gaan.
De rechtbank oordeelde dat grote platforms op grond van de DSA niet direct verplicht zijn om vooraf te filteren, monitoren of actief te onderzoeken. Maar ze moeten op grond van de DSA wél een ‘kennisgevings- en actiemechanisme’ hebben waarmee kan worden aangegeven dat er (mogelijk) illegale of onrechtmatige activiteiten op het betreffende platform plaatsvinden. Ook moeten ze iets doen aan gebruikers die herhaaldelijk op kennelijk illegale wijze gebruik maken van het platform. Dit vonnis benadrukt dat platforms niet meer weg kunnen komen met een passieve houding ten aanzien van wat op hun platform gebeurt.
Gevolgen voor ondernemers
Hoewel de vorderingen ten aanzien van Studeersnel waren afgewezen, moest Tentamentrainingen stoppen met het aanbieden van delen van of beperkt bewerkte auteursrechtelijk beschermde (digitale) onderwijsmaterialen van Erasmus, zoals tentamenvragen en door Erasmus opgestelde standaard tentamenantwoorden.
Voor ondernemers betekent dit vonnis dat ze hun afhankelijkheid van grote platforms goed moeten evalueren. Waarborg de compliance van je platforms met de DSA. Check of je de platforms op zodanige wijze gebruikt dat je niet onnodige risico’s loopt. Als je bijvoorbeeld een online marktplaats runt, wees je dan bewust van de nieuwe verplichtingen op het gebied van toezicht, transparantie en consumentenbescherming.
Conclusie
Bovengenoemd vonnis markeert een belangrijke stap in de toepassing van de DSA. Voor ondernemers is het essentieel om de nieuwe regels te begrijpen en te anticiperen op mogelijke veranderingen in de manier waarop platforms opereren. Wil je weten of je compliant bent of risico loopt? Wij kunnen je hiermee helpen! Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie.
[post_title] => Voldoet jouw online platform aan de Digital Services Act?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => voldoet-jouw-online-platform-aan-de-digital-services-act
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-10-16 11:35:51
[post_modified_gmt] => 2024-10-16 09:35:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43763
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 43760
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-10-16 10:17:46
[post_date_gmt] => 2024-10-16 08:17:46
[post_content] => Met (behulp van) AI gegenereerde werken lijken steeds vaker auteursrechtelijk beschermd te worden. Zo ook in Oekraïne. Dit land behoort (nog) niet tot de EU en dat is ook te merken aan het auteursrecht, dat daar net anders in elkaar steekt. Zo heeft Oekraïne een IP-bureau waar ook werken met bewijs van auteursrechtelijke bescherming kunnen worden geregistreerd. Dat kennen we niet in Nederland. Oekraïne heeft tevens een nieuw, apart sui generis recht voor door computers gecreëerde content, iets wat wij niet kennen.
Op 1 oktober kondigde het IP-bureau aan dat het voor de eerste keer werken heeft geregistreerd die gedeeltelijk met kunstmatige intelligentie (AI) zijn gemaakt. Het gaat om een collectie ‘easter cards’, gemaakt door Margarita Boyko, waar beelden op staan die met een computer zijn gegenereerd. Ook de met behulp van AI gemaakte boeken “The Enchanted Adventures of Rufus” door Anna Khorolska en “Poems of an Unfinished War” door Andriy Sitnikov hebben een certificaat gekregen van het Oekraïense IP-bureau.
Belangrijk is dat de werken niet alleen door een computer gegenereerd zijn. Er kan in Oekraïne slechts auteursrecht rusten op door mensen gemaakte werken, wat in lijn is met hoe het auteursrecht wereldwijd wordt toegekend. Maar afbeeldingen en boeken gemaakt door een mens met behulp van een computer kunnen in Oekraïne dus wel in aanmerking komen voor auteursrecht.
Dit is een interessant nieuw hoofdstuk in de saga over AI en het auteursrecht. Hoewel de tendens eerder leek te zijn dat met AI gecreëerde werken niet door auteursrecht beschermd konden worden, zijn er wereldwijd langzaam aan toch andere geluiden te horen.
[post_title] => Oekraïne registreert voor de eerste keer auteursrecht op met AI gegenereerde werken
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => oekraine-registreert-voor-de-eerste-keer-auteursrecht-op-met-ai-gegenereerde-werken
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-10-16 10:17:46
[post_modified_gmt] => 2024-10-16 08:17:46
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43760
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 43717
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-10-14 11:07:37
[post_date_gmt] => 2024-10-14 09:07:37
[post_content] => Op 6 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan over de bouwstop onder de Omgevingswet. Deze uitspraak was voor ons aanleiding om te kijken naar de mogelijkheden voor het onmiddellijk stilleggen van bouw- of sloopwerkzaamheden onder de Omgevingswet en vooruit te blikken op de toekomstige rechtspraak over de bouwstop op grond van artikel 5:2 Algemene wet bestuursrecht.
Feiten
De zaak draait om een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur. Aan de omgevingsvergunning werd een voorschrift verbonden waarin stond dat voordat de bouwwerkzaamheden konden starten een andere schuur op het perceel moest worden gesloopt. Tegen dit voorschrift is vervolgens bezwaar en beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het voorschrift niet aan de omgevingsvergunning verbonden had mogen worden. Hierna zijn de bouwwerkzaamheden van start gegaan. Daarna is de omgevingsvergunning ingetrokken door het college omdat er sprake zou zijn van een onjuiste of onvolledige opgave van gegevens. Door een toezichthouder is daarna tijdens een controle vastgesteld dat er toch door gebouwd werd. Op dat moment is er door de toezichthouder (namens het college van burgemeester en wethouders) mondeling een bouwstop met daaraan verbonden een last onder dwangsom opgelegd. Drie dagen later is dit schriftelijk bevestigd.
Bouwstop
Op grond van artikel 5:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen herstelsancties worden opgelegd: de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Door het opleggen van een herstelsanctie kan een rechtmatige toestand worden hersteld of kan een overtreding worden beëindigd.
Daarnaast was in artikel 5.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de ‘bouwstop’ opgenomen. Uit dit artikel volgde de bevoegdheid om mondeling een bouwstop op te leggen. De bouwstop kan ervoor zorgen dat bouw- of sloopwerkzaamheden direct worden stilgelegd, dit kan nodig zijn wanneer er een onveilige situatie ontstaat door de werkzaamheden of wanneer het gaat om situaties die niet teruggedraaid kunnen worden.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is de Wabo komen te vervallen. Onder de Omgevingswet bestaat de mogelijkheid tot het opleggen van een bouwstop niet meer. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat de wetgever een specifieke bevoegdheid tot het opleggen van een bouwstop als overbodig beschouwt. Door de ruime definitie van artikel 5:2 Awb is er volgens de wetgever geen specifiek artikel nodig voor het treffen van beheersmaatregelen [Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 962, nr. 3).
Beoordeling rechtbank
Bij de behandeling van de zaak is door het college erkend dat het niet langer mogelijk is om een bouwstop op te leggen onder de Omgevingswet. Daarom stelt het college dat de bouwstop moet worden gezien als een opgelegde last onder dwangsom. Een belangrijk verschil tussen de last onder dwangsom en de bouwstop is dat de last onder dwangsom niet mondeling kan worden opgelegd [ECLI:NL:RVS:2014:3698]. Dat heeft als gevolg dat in deze zaak de last onder dwangsom (die dus een bouwstop inhield) pas drie dagen later bij de schriftelijke bevestiging is ingegaan.
Het college stelt dat deze gebreken in de bezwaarprocedure kunnen worden hersteld, deze mogelijkheid wordt door de rechtbank niet uitgesloten.
Onmiddellijk de bouw stilleggen onder de Omgevingswet?
In deze zaak heeft de rechtbank bevestigd dat de bouwstop niet meer als zelfstandig rechtsfiguur is opgenomen in de Omgevingswet, maar dat door middel van een bestuurlijke sanctie op grond van artikel 5:2 Awb de “bouwstop” alsnog kan worden opgelegd.
Voor de situatie waarbij het onmiddellijk nodig is dat er gestopt wordt met bouwen of slopen is de last onder dwangsom, zoals in dit geval gebeurde, echter niet geschikt aangezien deze schriftelijk dient te worden opgelegd [ECLI:NL:RVS:2014:3698].
Daarnaast is de bouwstop een effectief instrument doordat er andere rechtspraak wordt gehanteerd door de ABRvS vergeleken met andere vormen van bestuurlijke sancties. Voor het opleggen van een bouwstop op grond van de Wabo hoeft geen legalisatieonderzoek te worden gedaan en is slechts een beperkte belangenafweging aan de orde [ECLI:NL:RVS:2024:1064].
Concluderend
In deze zaak werd de bouwstop gekwalificeerd als een last onder dwangsom, wat als gevolg had dat deze pas drie dagen later bij schriftelijke bevestiging is ingegaan, dus niet op het moment dat deze mondeling is opgelegd. De implicaties die deze uitspraak heeft voor gevallen waarin onmiddellijke stillegging noodzakelijk is en dit dus mondeling dient te gebeuren zijn nog onduidelijk. Uit de praktijk en de rechtspraak zal blijken wat de mogelijkheden onder de Omgevingswet via artikel 5:2 Awb zijn om effectief en met directe ingang de bouw stil te leggen.
Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne.
[post_title] => Bouwstop onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bouwstop-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-10-14 11:27:08
[post_modified_gmt] => 2024-10-14 09:27:08
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43717
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 43721
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-10-11 10:46:04
[post_date_gmt] => 2024-10-11 08:46:04
[post_content] => Op 28 augustus 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een uitspraak gepubliceerd waarin een algemeen beoordelingskader wordt gegeven voor de vergunningplicht bij het omzetten van een woonruimte van zelfstandig naar onzelfstandig. In dit artikel bespreken wij de aanleiding voor het beoordelingskader en de punten waarop vergunningplicht dient te worden beoordeeld.
Aanleiding
Deze zaak draait om een omzettingsvergunning voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte die in 2020 is verleend. Nadat de vergunning was verleend is door belanghebbenden bezwaar ingediend en is de vergunning ingetrokken op grond van gewijzigd inzicht. Dit heeft geleid tot verschillende procedures over deze vergunningplicht. Voor vier verschillende procedures, waarbij vergelijkbare rechtsvragen spelen, geeft de ABRvS in deze uitspraak een algemeen beoordelingskader.
Vergunningplicht
In Nederland wordt er onderscheid gemaakt tussen zelfstandige en onzelfstandige woonruimtes. Een zelfstandige woning heeft een eigen toegang, keuken, toilet en wasgelegenheid. Onzelfstandige woonruimtes daarentegen zijn woonruimtes waar bijvoorbeeld de toegang of de keuken worden gedeeld.
Op grond van de Huisvestingswet (Hvw) kan de gemeenteraad een vergunningplicht voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte opnemen in de Huisvestingsverordening (Hv) wanneer dat noodzakelijk en geschikt is om onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte te bestrijden (art. 2 en 21 Hvw).
Beoordelingskader
De vergunningplicht opgenomen in een Huisvestingsverordening is een algemeen verbindend voorschrift (avv). Een besluit dat op een avv is gebaseerd kan door de rechter worden getoetst op rechtmatigheid, dit wordt exceptieve toetsing genoemd. De rechter kijkt dan of het avv niet in strijd is met hogere regelgeving, ook kan de rechter kijken of het avv voldoende deugdelijke grondslag geeft voor het genomen besluit.
De hogere regelgeving in dit geval is de Huisvestingswet, er moet dus worden gekeken of de vergunningplicht in de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet. Op grond van de Hvw mag een vergunningplicht pas worden ingezet indien die noodzakelijk en geschikt is. Dit betekent dat de noodzakelijkheid moet zijn onderbouwd (ECLI:NL:RVS:2020:1157).
Er dient bij de onderbouwing van de noodzakelijkheid onderscheid te worden gemaakt in woningtypes en prijssegmenten. Hiermee kan schaarste op wijkniveau worden vastgesteld. Indien voldoende is onderbouwd dat er in de gehele gemeente schaarste is van bepaalde woningtypes of prijssegmenten hoeft dit niet verder te worden onderbouwd voor een specifieke wijk (ECLI:NL:RVS:2023:484).
De grenzen van verschillende prijssegmenten kunnen per gemeente verschillen, daarom is het aan de gemeenteraden zelf om de segmenten af te bakenen.
Voor de onderbouwing is geen onafhankelijk onderzoek verricht door een externe partij vereist (ECLI:NL:RVS:2020:2646), maar onderbouwing dient wel te zijn gebaseerd op objectieve gegevens (ECLI:NL:RVS:2022:3753).
Concluderend
Met dit algemene beoordelingskader heeft de ABRvS toelichting gegeven over de beoordeling van een opgenomen vergunningplicht om zelfstandige woonruimtes in onzelfstandige woonruimtes te zetten. Hiermee is duidelijkheid geschept voor verschillende procedures en rechtsvragen over de omzettingsvergunningplicht.
Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne.
[post_title] => Vergunningplicht voor omzetten zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => vergunningplicht-voor-omzetten-zelfstandige-woonruimte-naar-onzelfstandige-woonruimte
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-10-11 10:46:04
[post_modified_gmt] => 2024-10-11 08:46:04
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43721
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 43666
[post_author] => 67
[post_date] => 2024-10-08 16:16:52
[post_date_gmt] => 2024-10-08 14:16:52
[post_content] => Recentelijk oordeelde de rechtbank over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor het boedeltekort van een gefailleerde Holding. De curator stelde de bestuurder aansprakelijk, onder meer vanwege het niet afbouwen van een omvangrijke rekening-courantschuld van de bestuurder aan de Holding en het doen van een dividenduitkering, terwijl de Holding in financieel zwaar weer verkeerde.
Kennelijk onbehoorlijk bestuur
Na faillietverklaring van een vennootschap voert de curator een oorzaken- en rechtmatigheidsonderzoek uit. Als de curator meent dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is, kan hij de bestuurder persoonlijk aansprakelijk stellen voor het boedeltekort. De curator wordt geholpen door bepaalde wettelijke bewijsvermoedens. Heeft een bestuurder niet voldaan aan de administratie- of publicatieplicht van de jaarrekening, dan wordt vermoed dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
De feiten
De gedaagde (hierna: bestuurder) in deze zaak is enig aandeelhouder en bestuurder van een Holding B.V. (hierna: Holding). De Holding hield alle aandelen in Repo-Vastgoed B.V. (hierna: Repo). Repo hield aandelen in drie werkmaatschappijen. In de periode van 2010-2014 heeft de Holding steeds een vordering uit rekeningcourant op de bestuurder gehad van ongeveer € 1.000.000,-. In 2015 is deze vordering met ruim € 542.000,- toegenomen omdat de bestuurder financiering nodig had voor de aankoop van risicovolle effecten in privé. Later in het boekjaar 2015 keerde de bestuurder zichzelf ook ruim € 745.000,- aan dividend uit.
Van 2010-2013 leed de Holding jaarlijks verlies. In de daarop volgende jaren werd een beter resultaat gerealiseerd, maar dit was onvoldoende om het bestaande negatieve eigen vermogen te compenseren. In 2017 blijkt uit een financieel verslag over 2015 dat er twijfels bestaan over de continuïteit van de vennootschap. ABN AMRO beëindigt in mei 2017 de kredietfaciliteit van de Holding, vanwege een gebrek aan vertrouwen in de bestuurder. In oktober 2017 worden Repo en de drie werkmaatschappijen failliet verklaard, in januari 2018 volgt de Holding.
De vordering
De curator vordert onder meer een verklaring voor recht dat de bestuurder zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld, waardoor hij aansprakelijk is voor het boedeltekort. In 2016 heeft de Holding niet voldaan aan de publicatieplicht, waardoor wordt vermoed dat onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is.
Er worden daarnaast nog een aantal andere gedragingen van de bestuurder ten grondslag gelegd aan de stelling dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Zo leiden het in stand houden van de omvangrijke rekening-courantschuld, het ten laste van die rekening-courantrekening opnemen van een bedrag van ruim € 500.000,- voor risicovolle beleggingen en het uitkeren van een aanzienlijk bedrag aan dividend in 2015 volgens de curator ook los van het wettelijke bewijsvermoeden tot kennelijk onbehoorlijk bestuur. Geen redelijk denkend bestuurder zou onder dezelfde omstandigheden op deze wijze hebben gehandeld.
De beoordeling
Nu de bestuurder niet aan de publicatieplicht heeft voldaan, staat volgens de rechtbank vast dat de bestuurder zijn bestuurderstaak onbehoorlijk heeft vervuld. Het lukt de bestuurder niet om dit bewijsvermoeden te ontzenuwen. De rechtbank stelt daarnaast dat de bestuurder de Holding ook los van het overtreden van de publicatieplicht onbehoorlijk bestuurd heeft. De curator heeft namelijk een drietal andere gedragingen ten grondslag gelegd aan deze stelling en die gedragingen zijn tevens een belangrijke oorzaak geweest van het faillissement.
Ondanks dat het al jaren niet goed ging met de Holding, is de openstaande rekening-courantvordering van ongeveer € 1.000.000,- gedurende de jaren niet gewijzigd. Totdat de Belastingdienst erom vroeg, waren er daarnaast geen afspraken gemaakt over terugbetaling, rente of zekerheden. Daarbij was de schuld in de loop van 2015 nog verder toegenomen, zodat de bestuurder in privé kon beleggen in risicovolle effecten. Volgens de rechtbank waren de belangen van de Holding hiermee niet gediend, zeker niet gezien de financiële situatie waarin zij verkeerde. De handelswijze van de bestuurder was dan ook onbegrijpelijk. Ook met het uitkeren van dividend in 2015 werden de belangen van de Holding niet gediend. Geen redelijk denkend bestuurder zou de handelingen onder deze omstandigheden hebben verricht, waardoor er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur.
De bestuurder wordt aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort. De rechtbank oordeelt ook dat het dividendbesluit niet is genomen conform de statuten, waardoor dit besluit nietig wordt verklaard. Dat betekent dat de bestuurder de dividenduitkering onverschuldigd heeft ontvangen en moet terugbetalen.
Conclusie
In Nederland geldt een hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid. Als niet wordt voldaan aan de administratie- en/of publicatieplicht, staat vast dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Onbehoorlijk bestuur moet wel een belangrijke oorzaak zijn van het faillissement. Indien de administratie- en/of publicatieplicht zijn geschonden is het aan de bestuurder om aannemelijk te maken dat andere oorzaken het faillissement hebben veroorzaakt. Slaagt hij daarin, dan kan aansprakelijkheid voor het boedeltekort worden afgewend.
Of sprake is van andere belangrijke oorzaken van het faillissement is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De rechter weegt alle feiten en omstandigheden af en plaatst deze in de juiste context. In deze zaak vond de rechter dat het laten voortbestaan (en oplopen) van een rekening-courantvordering en het verrichten van een dividenduitkering niet door de beugel konden, gelet op de slechte financiële positie van de Holding. De rechtbank vond dat de bestuurder zijn eigen belangen boven die van de Holding stelde.
Het laten voortbestaan of verhogen van rekening-courantvorderingen kan dus tot problemen leiden. Dat geldt ook voor ongeoorloofde dividenduitkeringen. Een bestuurder dient zich daarvan tijdig bewust te zijn.
Heeft u vragen over rekening-courantposities of twijfelt u over het doen van een dividenduitkering? Neem dan contact op met één van onze specialisten!
[post_title] => Bestuurdersaansprakelijkheid vanwege dividenduitkeringen en een hoge rekening-courantschuld
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bestuurdersaansprakelijkheid-vanwege-dividenduitkeringen-en-een-hoge-rekening-courantschuld
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-10-08 16:16:52
[post_modified_gmt] => 2024-10-08 14:16:52
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43666
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 43668
[post_author] => 94
[post_date] => 2024-10-08 15:16:21
[post_date_gmt] => 2024-10-08 13:16:21
[post_content] => Op 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) een belangrijke uitspraak gedaan in zaak C‑621/22, betreffende de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de KNLTB. Dit arrest verduidelijkt de toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) wanneer sportbonden persoonsgegevens van hun leden aan sponsoren verstrekken zonder expliciete toestemming van die leden.
Achtergrond van de zaak: de AP en de rechtbank Amsterdam
De kwestie ontstond toen de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een boete uitschreef aan de Nederlandse tennisbond wegens ongeoorloofde verwerking van persoonsgegevens. De tennisbond deelde gegevens van 350.000 leden met sponsoren zoals TennisDirect en de Nederlandse Loterij voor commerciële doeleinden, zonder toestemming van de leden. De KNLTB verdedigde dit zich te beroepen op een "gerechtvaardigd belang" zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 sub f van de AVG. Volgens de AP kan direct marketing echter nooit als gerechtvaardigd belang worden beschouwd. De AP legde daarom de KNLTB een boete van 525.000 euro op.
De KNLTB heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dat besluit bij de rechtbank Amsterdam. Daar draaide de discussie om de interpretatie van een gerechtvaardigd belang onder artikel 6 lid 1sub f van de AVG. De KNLTB stelde dat het delen van de gegevens was gebaseerd op een gerechtvaardigd belang, namelijk het versterken van de band tussen de KNLTB en haar leden en het bieden van meerwaarde aan het lidmaatschap. Daarbij betoogden zij dat elk belang in principe als gerechtvaardigd kan worden beschouwd, zonder dat dit uit een grondrecht of rechtsprincipe hoeft voort te komen, zolang het belang niet in strijd is met de wet.
Prejudiciële vragen van de rechtbank aan het HvJ EU
De rechtbank Amsterdam heeft naar aanleiding van de discussie over het gerechtvaardigd belang de volgende vragen aan het HvJ EU gesteld:
- Op welke wijze moet de rechtbank de term 'gerechtvaardigd belang' interpreteren volgens artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f) van de AVG?
- Moet die term worden geïnterpreteerd zoals de AP het omschrijft? Betreft het alleen de belangen die wettelijk zijn vastgesteld?
- Kan elk belang een gerechtvaardigd belang zijn zolang het niet wettelijk verboden is? Kan een puur commercieel belang, zoals het verstrekken van persoonsgegevens tegen betaling zonder toestemming, als een gerechtvaardigd belang worden gezien? Zo ja, welke omstandigheden bepalen dit?
Uitspraak van het HvJ EU: hoge bescherming en drie criteria
Het HvJ EU benadrukt dat de AVG tot doel heeft een hoog niveau van bescherming van de fundamentele vrijheden en rechten van natuurlijke personen te waarborgen. Vooral hun recht op
privacy volgens artikel 8 van het Handvest en artikel 16 VWEU bij de verwerking van persoonsgegevens is in dit kader van belang.
In zijn arrest bespreekt het HvJ EU drie criteria waaraan moet worden voldaan om van een gerechtvaardigd belang als rechtsgrond voor gegevensverwerking te kunnen spreken. Het HvJ EU heeft ervoor gekozen om specifieke verduidelijkingen toe te passen op deze zaak, zodat duidelijk wordt wat de antwoorden concreet betekenen voor de betrokken partijen:
Behartiging van een gerechtvaardigd belang: Het HvJ EU benadrukt dat een commercieel belang, zoals het verkopen van persoonsgegevens aan sponsoren, als een gerechtvaardigd belang kan worden aangemerkt, mits het niet in strijd is met de wet.
Noodzakelijkheid van de verwerking: De verwerking van persoonsgegevens moet strikt noodzakelijk zijn om het gerechtvaardigde belang te behartigen. Dit betekent dat de KNLTB moet kunnen aantonen dat er geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn om hetzelfde doel te bereiken.
Afweging van belangen: Het HvJ EU stelt dat de belangen en grondrechten van de betrokkenen (de leden) niet zwaarder mogen wegen dan het commerciële belang van de verwerkingsverantwoordelijke (de KNLTB). Hierbij moet gekeken worden naar de redelijke verwachtingen van de leden op het moment dat hun gegevens werden verzameld.
Concrete toets: is de verwerking noodzakelijk en weegt het zwaarder dan de belangen van de betrokkenen?
Hoewel een commercieel belang kan worden aangemerkt als een gerechtvaardigd belang blijft het de vraag of de gegevensverwerking door de KNLTB noodzakelijk was. Volgens het HvJ EU had de KNLTB het beoogde doel kunnen bereiken met alternatieve middelen die
minder inbreuk zouden maken op de grondrechten en fundamentele vrijheden van betrokkenen. Het HvJ EU suggereerde bijvoorbeeld dat de KNLTB zijn leden vooraf zou kunnen informeren en hun toestemming zou kunnen vragen voor het delen van persoonsgegevens met derden voor reclame- of marketingdoeleinden.
Deze suggestie maakt helaas niet duidelijk of de KNLTB ook had kunnen volstaan met alternatieve middelen die minder ingrijpend zijn maar waarbij de toestemming van de betrokkenen (conform artikel 6 lid 1 sub a AVG) niet wordt verkregen. De vraag blijft dus of dat de KNLTB inderdaad had moeten kiezen voor het verkrijgen van de toestemming van haar leden, als minst inbreukmakend alternatief.
In de belangenafweging benadrukt het HvJ EU dat het aan de verwijzende rechter is om na te gaan of het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens zwaarder kan wegen dan het commerciële belang van de KNLTB. Daarbij is het van belang in hoeverre betrokkenen daadwerkelijk konden verwachten dat hun gegevens tegen betaling aan derden zouden worden verstrekt. De Nederlandse rechter zal alle omstandigheden van het geval moeten meenemen in haar beoordeling. Het HvJ EU wijst er in ieder geval op dat de verkoop van de gegevens aan TennisDirect meer voor de hand lagen dan de verkoop van de gegevens aan de Nederlandse Loterij. Het verstrekken van de gegevens aan de Nederlandse Loterij kan namelijk nadelige gevolgen hebben voor de leden omdat zij hierdoor blootgesteld kunnen worden aan de risico’s die gepaard gaan met gokverslaving.
Conclusie
Dit arrest van 4 oktober 2024 is een belangrijke herinnering voor alle verwerkingsverantwoordelijken om aan hun
verplichtingen onder de AVG te voldoen. Het behalen van commercieel voordeel kan een gerechtvaardigd belang zijn, wat als verwerkingsgrond kan dienen maar vereist een zorgvuldige belangenafweging. Bovendien moet de gegevensverwerking noodzakelijk zijn. Organisaties moeten kritischer kijken naar hun verwerkingspraktijken en nauwlettend beoordelen in hoeverre ze persoonsgegevens kunnen delen zonder de privacy van betrokkenen te schenden. Het naleven van de AVG-vereisten is zowel van belang om sancties te voorkomen als om het vertrouwen van betrokkenen te behouden.
Heb je vragen over de
AVG of wil je eens sparren over de verwerking van persoonsgegevens binnen jouw organisatie, neem dan contact op met
één van onze privacyspecialisten.
[post_title] => Een commercieel belang als gerechtvaardigd belang onder de AVG?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => een-commercieel-belang-als-gerechtvaardigd-belang-onder-de-avg
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-10-08 15:16:21
[post_modified_gmt] => 2024-10-08 13:16:21
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43668
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 43637
[post_author] => 6
[post_date] => 2024-09-19 11:17:00
[post_date_gmt] => 2024-09-19 09:17:00
[post_content] => De Europese Unie wil met haar digitale strategie ervoor zorgen dat zowel mensen als bedrijven optimaal profiteren van de digitale technologie die ons leven ingrijpend verandert. Deze strategie omvat meer dan honderd verschillende soorten wet- en regelgeving, die nieuw zijn, herzien of al bestaan. Deze regels hebben impact op vrijwel elke sector en elk bedrijf binnen de EU. Bedrijven ontkomen tegenwoordig niet meer aan onderwerpen zoals
privacy en
cybersecurity. Hieronder volgt een kort overzicht van de meest relevante regelgeving in het kader van de ‘
digital decade’-strategie van de EU.
- Kern: Reguleert
AI-systemen door risico’s te beoordelen van ‘minimaal risico’ tot ‘onaanvaardbaar risico’. Strenge regels voor hoog-risico toepassingen zoals gezichtsherkenning en medische apparaten.
- Doelgroep: Ontwikkelaars, verkopers, importeurs en gebruikers van AI-systemen in sectoren zoals gezondheidszorg, transport en overheid.
- Status: Van kracht sinds 2 augustus 2024. Gefaseerde verplichtingen: 6 maanden (verboden systemen), 12 maanden (GPAI), 24 maanden (hoog-risico Annex III).
- Kern: Zorgt voor een veiligere online omgeving door platformen verantwoordelijk te houden voor schadelijke inhoud en reguleert online marktplaatsen.
- Doelgroep:
Online platformen (zoals sociale media en e-commerce websites) en consumenten.
- Status: Van kracht sinds 16 november 2022. Voor ‘erg grote platformen’ en zoekmachines al langer van kracht. Voor kleinere platformen sinds 17 februari 2024.
Zie hierbij de DSA flowchart.
- Kern: Stelt eisen aan de toegankelijkheid van producten en diensten (zoals smartphones, websites, geldautomaten en e-commerce) voor mensen met een handicap.
- Doelgroep: Bedrijven die digitale producten en diensten aanbieden en gebruikers met een handicap.
- Status: Van kracht sinds juni 2022.
Nationale wetgeving uiterlijk aan te passen op 28 juni 2025.
- Kern: Bevordert eerlijke toegang tot en gebruik van (vooral niet-persoonlijke) data, tussen bedrijven en overheden, wat innovatie stimuleert.
- Doelgroep: Bedrijven die
data verzamelen, delen of gebruiken, evenals overheden en consumenten.
- Status: Van kracht sinds 11 januari 2024. Verplichtingen van kracht vanaf 12 september 2025.
- Kern: Verbetering van de
cyberveiligheid in essentiële sectoren door striktere beveiligingsvereisten voor bedrijven en overheidsinstanties.
- Doelgroep: Kritieke infrastructuursectoren zoals energie, transport, gezondheidszorg en digitale dienstverleners.
- Status: Van kracht sinds 16 januari 2023. Om te zetten in nationale regelgeving voor 18 oktober 2024. Op dit moment is van de Cyberveiligheidswet alleen een ontwerptekst beschikbaar.
- Kern: Beschermt
persoonsgegevens met strenge regels over het verzamelen, verwerken en bewaren van data binnen de EU.
- Doelgroep: Alle organisaties die persoonsgegevens verwerken, waaronder bedrijven, overheden en non-profitorganisaties.
- Status: Van kracht sinds 2018.
- Kern: Creëert een raamwerk voor datadeling en -beheer, gericht op het verbeteren van transparantie en vertrouwen in
data-uitwisselingssystemen.
- Doelgroep: Overheidsinstanties, bedrijven en data-bemiddelingsdiensten.
- Status: Van kracht sinds 2023.
- Kern: Stimuleert innovatie en
economische groei door overheidsdata open te stellen voor hergebruik.
- Doelgroep: Overheden, publieke instellingen en bedrijven die overheidsdata gebruiken.
- Status: Van kracht sinds 2021 en in Nederland omgezet in de Wet Open Overheid.
- Kern: Richt zich op de aansprakelijkheid van producenten voor schade door gebrekkige producten, met speciale aandacht voor
technologische ontwikkelingen zoals slimme producten en AI.
- Doelgroep: Fabrikanten van consumentengoederen, inclusief AI-gedreven producten.
- Status: Voorstel voor herziening gepresenteerd in september 2022, de onderhandelingen lopen nog.
Andere relevante regelgeving in de ‘
Digital Decade Package’ zijn:
Van AI tot datagebruik en van cybersecurity tot consumentenbescherming, de EU's 'digital decade'-strategie legt een breed scala aan regelgeving op die elke sector raakt. Bedrijven moeten (bij voorkeur proactief) inspelen op deze veranderingen om boetes te vermijden en hun digitale strategieën te versterken.
Heeft u vragen over de impact van deze
regelgeving op uw organisatie of wilt u weten hoe uw bedrijf zich kan voorbereiden op de naleving ervan? Neem dan contact op met
Jos van der Wijst.
[post_title] => Digital decade-regelgeving raakt ieder bedrijf
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => digital-decade-regelgeving-raakt-ieder-bedrijf
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-14 10:50:19
[post_modified_gmt] => 2024-11-14 09:50:19
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43637
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 43507
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-09-11 11:09:11
[post_date_gmt] => 2024-09-11 09:09:11
[post_content] => Elke overeenkomst bestaat in wezen uit
een selectie van woorden die een intentie tussen partijen definiëren en reguleren. Soms worden deze woorden gebruikt zonder dat zorgvuldig wordt nagedacht over de exacte betekenis en de eventuele gevolgen van de woordkeuze. Echter, het belang van een zorgvuldige overweging van de onderliggende betekenis van elk van deze woorden werd opnieuw bevestigd door de rechtbank in Rotterdam in
de zaak tegen Harbour Antibodies c.s. (“Harbour”) en Erasmus MC (“Erasmus”). De identiteit van eiser is onbekend en wordt hierna aangeduid als “Eiser”.
Achtergrond
De Eiser en Erasmus hebben gezamenlijk een platform ontwikkeld voor
de productie van antilichamen voor medische toepassingen. De antilichamen zijn bedoeld om te worden ontleend aan niet-menselijke zoogdieren en meer in het bijzonder van muizen. Dit platform is in de Verenigde Staten geoctrooieerd door middel van een aantal werkwijze van octrooien, die destijds werden ingediend op naam van Erasmus en/of Eiser.
Erasmus en Eiser hebben een exclusieve licentie verleend aan Harbour, die later werd overgenomen door HBM Holdings Ltd. (“HBM”), om de geoctrooieerde methode verder te ontwikkelen, exploiteren en gebruiken. De licentie gaf in het bijzonder aan dat de methode moest worden gebruikt voor de ontlening van antilichamen aan transgene muizen.
Het geschil
Ten eerste was er een geschil tussen de partijen over de vraag of de term “muizen”, zoals gebruikt in
de licentie, beperkt is tot alleen muizen of dat deze ook andere knaagdieren zoals ratten omvat. De Eiser betoogde dat de term “muizen” beperkt is tot alleen muizen en zocht bevestiging van de rechtbank voor deze interpretatie van “muizen”. Daarentegen betoogde Harbour dat de term “muizen” ook ratten zou moeten omvatten, en dat de licentie hen dus het recht zou geven om naast muizen ook antilichamen van ratten af te leiden.
Ten tweede was er een geschil over de vraag of Harbour was toegestaan om de verleende octrooien te handhaven tegen een derde partij die inbreuk maakt op de octrooien door gebruik te maken van ratten. Dus zelfs als de licentieovereenkomst beperkt zou zijn tot het gebruik van muizen, zou Harbour toegestaan zijn om het octrooi te handhaven op basis van de in de octrooien beschermde toepassingen of alleen zoals bepaald in de licentie.
Interpretatie van de term “muizen”
Bij de interpretatie van de term “
muizen” gebruikte de rechtbank de Haviltex-criterium. Dit criterium houdt in dat men bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen rekening moet houden met de taalkundige betekenis van de tekst, maar dat ook gekeken moet worden naar de betekenis die partijen – gelet op de omstandigheden van het geval – aan die tekst mochten toekennen, wat zij daarbij over en weer van elkaar mochten verwachten. In dit geval was van belang dat de partijen professionele partijen zijn die werden bijgestaan door advocaten. Bovendien werden er verschillende conceptovereenkomsten uitgewisseld voordat de overeenkomst werd gesloten. En ten slotte waren er grote financiële belangen verbonden aan de overeenkomst. Daarom oordeelde de rechtbank dat de taalkundige betekenis die aan het gekozen woord in de overeenkomst wordt gehecht, groot gewicht draagt.
De rechtbank merkte op dat, hoewel de octrooien betrekking hebben op het gebruik van niet-menselijke zoogdieren, in het bijzonder knaagdieren en meer specifiek, muizen, de licentieovereenkomst uitsluitend “muizen” vermeldt. Daarom kan de bewoording in de licentieovereenkomst alleen worden geïnterpreteerd dat de licentie bedoeld is voor het gebruik van transgene muizen, en niet voor andere knaagdieren, waaronder ratten.
Daarnaast verklaarde Erasmus dat op het moment van het sluiten van de licentie, muizen het meest haalbare en winstgevende zoogdier waren om de methode op toe te passen. Echter, hoewel de licentieovereenkomst “muizen” vermeldt, is de licentie bedoeld voor de volledige reikwijdte van de octrooien, die ook andere knaagdieren en dus ratten omvat. De rechtbank oordeelde dat als muizen het meest winstgevende en haalbare zoogdier waren om op het moment van het sluiten van de licentie te gebruiken, het logisch is dat de licentie beperkt is tot het gebruik van muizen.
Handhaving van de octrooien
De licentieovereenkomst bepaalt dat Harbour de octrooien mag handhaven tegen derden die inbreuk maken op de octrooien. Echter, hoewel de licentieovereenkomst beperkt is tot het gebruik van muizen, bevat de handhavingsbepaling in de overeenkomst geen beperking van inbreukmakende toepassingen. Dienovereenkomstig kan worden begrepen dat de octrooien in hun geheel mogen worden gehandhaafd door Harbour. Dit omvat het handhaven van de octrooien tegen partijen die antilichamen ontleend aan ratten.
De beslissing
De rechtbank oordeelde dat uit de intentie tussen de partijen en de woorden die in de licentieovereenkomst zijn gebruikt, duidelijk blijkt dat de licentieovereenkomst slechts is verleend voor het gebruik van muizen. Harbour zou dus niet toegestaan zijn om de
geoctrooieerde methode voor ratten te gebruiken. Echter, aangezien de licentieovereenkomst de handhavingscapaciteit van Harbour niet beperkte tot inbreukmakende toepassingen van muizen, is Harbour toegestaan om de verleende octrooien te handhaven tegen derden die ratten of andere niet-menselijke zoogdieren gebruiken.
Conclusie
Deze beslissing bevestigt opnieuw dat de rechtbank niet alleen waarde hecht aan de letter van de overeenkomst, maar ook kijkt naar de betekenis die partijen mochten toekennen, gelet op de gegeven omstandigheden van het geval.
Heeft u vragen over
octrooien en bijbehorende licenties? Neem contact op met een van onze specialisten.
Hierbij de Engelse versie.
[post_title] => De termen die in overeenkomsten worden gebruikt, bepalen wederom de reikwijdte van de overeenkomst
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-termen-die-in-overeenkomsten-worden-gebruikt-bepalen-wederom-de-reikwijdte-van-de-overeenkomst
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-09-11 11:19:48
[post_modified_gmt] => 2024-09-11 09:19:48
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43507
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 43499
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-09-09 15:34:41
[post_date_gmt] => 2024-09-09 13:34:41
[post_content] =>
Inleiding
Staatsraad advocaat-generaal Snijders is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) gevraagd een
conclusie uit te brengen over de gevolgen van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel wanneer een toezegging is gedaan door een bestuursorgaan die niet kan worden nagekomen doordat er zwaarder wegende belangen zijn.
Een conclusie is een juridisch advies aan de Afdeling. Door de uitgebreide onderbouwing en motivering kan een conclusie bijdragen aan de rechtsontwikkeling. De ABRvS is niet gebonden aan de conclusie, maar het kan de Afdeling helpen om tot een uitspraak te komen in de concrete zaak.
Vertrouwensbeginsel en dispositieschade
Het
vertrouwensbeginsel houdt in dat een burger erop moet kunnen vertrouwen dat een toezegging gedaan door een bestuursorgaan ook wordt nageleefd. Wanneer een burger gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een toezegging van een bestuursorgaan, maar het bestuursorgaan het vertrouwen niet honoreert omdat er zwaarder wegende belangen zijn, kan het zijn dat de burger schade lijdt. Deze schade wordt
dispositieschade genoemd.
Als grondslag voor schadevergoeding bij dispositieschade wordt in de huidige rechtspraak vaak naar het vertrouwensbeginsel in combinatie met het evenredigheidsbeginsel verwezen.
In 2019 heeft de Afdeling, ook na het vragen van een conclusie, een stappenplan uiteengezet voor de toepassing van het vertrouwensbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat er een toezegging is gedaan die kan worden toegerekend aan het bestuursorgaan. Indien het beroep geslaagd is moet er voor de gevolgen een belangenafweging plaatsvinden. Er dient te worden gekeken naar de naleving van de wet, de algemene belangen, de belangen van derden en het belang bij het honoreren van de toezegging. Er kan voor het bestuursorgaan een verplichting ontstaan om schade te vergoeden.
Aanleiding voor de conclusie
Bij de Afdeling loopt een zaak over een ingetrokken
bouwvergunning. De bouwvergunning is verleend in 2002, daarna is er echter nooit gestart met de bouwwerkzaamheden. In 2017 werd het perceel door een man gekocht nadat hij had geïnformeerd naar de geldigheid van de vergunning. De gemeente heeft hem vervolgens de vergunning toegestuurd en medegedeeld dat op grond van de vergunning gebouwd mocht worden. Tot halverwege 2020 werd er gebouwd, kort daarna is de vergunning ingetrokken door het gemeentebestuur.
Bij de rechtbank stelde de man dat er namens de gemeente gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat hij op grond van de vergunning kon bouwen. Op grond van dit vertrouwen heeft hij het perceel gekocht en uitgaven gedaan om de bouw te realiseren. De rechtbank heeft de man in het gelijk gesteld. Er was volgens de rechtbank sprake van gerechtvaardigd toerekenbaar vertrouwen dat de vergunning niet zou worden ingetrokken. Tegen deze uitspraak is de gemeente in hoger beroep gegaan.
De vraag van de ABRvS
De Afdeling heeft de staatsraad advocaat-generaal Snijders gevraagd te adviseren wanneer
schadevergoeding dient te worden betaald en wat de omvang hiervan zou moeten zijn. Ook is hem gevraagd in te gaan op de mogelijke grondslagen voor schadevergoeding, hoe de omvang van de schade en vergoeding kan worden bepaald en de normatieve afwegingen en gezichtspunten die een rol spelen.
De conclusie
Het advies van de advocaat-generaal bevat de volgende punten:
- Als grondslag voor schadevergoeding bij dispositieschade moet uitsluitend het vertrouwensbeginsel worden gehanteerd. Het vertrouwensbeginsel moet niet worden gecombineerd met het evenredigheidsbeginsel als grondslag. Het evenredigheidsbeginsel is minder geschikt als grondslag en zorgt niet voor meer duidelijkheid of begrijpelijkheid.
- Dispositieschade moet volledig worden vergoed. Het gaat dan dus om de schade die belanghebbende lijdt door dat hij gebaseerd op het vertrouwen een bepaalde gedragslijn heeft gekozen. Hierdoor lijdt hij schade die niet zou zijn ontstaan was er geen vertrouwen gewekt.
- Geen vergoeding van positief belang. Vergoeding van positief belang zou betekenen dat de belanghebbende financieel gezien in de positie zou worden gebracht dat de toezegging wel zou zijn nagekomen, bijvoorbeeld door de verwachte inkomsten te vergoeden.
- Het is niet van belang of het bestuursorgaan kan worden verweten dat er ten onrechte vertrouwen is gewekt.
- De gewone schadevergoedingsregels zijn in beginsel van toepassing om de omvang van de dispositieschade vast te stellen.
Concluderend
Belangrijk om mee te nemen uit de conclusie is dat volgens de staatsraad dispositieschade volledig dient te worden vergoed en dat de grondslag hiervoor uitsluitend
het vertrouwensbeginsel is. Indien de Afdeling dit advies volgt, betekent dat dat de huidige lijn in de rechtspraak om ook het evenredigheidsbeginsel als grondslag te gebruiken zal worden verlaten. De conclusie van staatsraad advocaat-generaal Snijders is niet bindend voor de Afdeling, maar zal wel zwaar wegen. Voor de concrete zaak concludeert de staatsraad dat er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen en dat de man dus aanspraak kan maken op de geleden dispositieschade. De betrokken partijen krijgen de gelegenheid om op de conclusie te reageren, daarna zal de Afdeling uitspraak doen in de zaak.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
[post_title] => Conclusie staatsraad advocaat-generaal Snijders over dispositieschade
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => conclusie-staatsraad-advocaat-generaal-snijders-over-dispositieschade
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-09-09 15:42:19
[post_modified_gmt] => 2024-09-09 13:42:19
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43499
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 43488
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-09-05 16:24:07
[post_date_gmt] => 2024-09-05 14:24:07
[post_content] =>
Inleiding
Voor de maand augustus bespreken wij weer een aantal belangrijke uitspraken gedaan onder de Omgevingswet. Onder andere aan bod komen enkele overgangsrechtelijke uitspraken, verschillende inhoudelijke uitspraken over de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) en een duidelijk praktijkvoorbeeld van de ‘knip’ onder de Omgevingswet.
Overgangsrecht
Deze zaak draait om beroep dat is ingesteld tegen een besluit van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland. Het besluit zag op het onmiddellijk toepassen van spoedeisende bestuursdwang, met als doel dat de werkzaamheden met onmiddellijke ingang stil moesten worden gelegd. De sanctie is daarna ingetrokken en de werkzaamheden zijn succesvol afgerond. De eisers hebben echter procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van de handhavingssanctie omdat zij schade hebben geleden als gevolg. De bestuurlijke sanctie is opgelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, maar ook vóór 1 januari 2024 weer ingetrokken. Onder het overgangsrecht is bepaald dat oude recht van toepassing is totdat een beschikking is ingetrokken. In deze zaak is echter procesbelang vastgesteld voor een inhoudelijke beoordeling van het besluit, omdat op het besluit het oude recht van toepassing is volgt de rechtbank ook voor de inhoudelijke beoordeling het oude recht.
In deze uitspraak wordt duidelijk hoe regels uit het tijdelijke deel van het omgevingsplan geïnterpreteerd moeten worden wanneer ze niet helemaal duidelijk zijn. Vaste jurisprudentie van vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt hiervoor gevolgd. Hieruit volgt dat wanneer een planregel niet helemaal duidelijk is, er gekeken dient te worden naar de samenhang met de andere planregels en moet worden beoordeeld of de regel dan wel duidelijk is.
Inhoudelijk
Uit artikel 16.55, zevende lid, van de Omgevingswet volgt dat participatie bij omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) in beginsel vrijwillig is, maar dat de gemeenteraad gevallen kan aanwijzen waarbij participatie verplicht is. In deze zaak is dit het geval, de gemeenteraad van Amsterdam heeft namelijk bepaald dat voor alle BOPA omgevingsvergunningen participatie verplicht is. Verzoekster in de zaak stelt dat er onvoldoende participatie was bij de verlening van een vergunning waartegen zij bezwaar had ingediend. De voorzieningenrechter oordeelt daarover het volgende. Wanneer participatie verplicht is moet dit enige betekenis hebben om daadwerkelijk zinvol te zijn. Wat er in redelijkheid mag worden verwacht bij participatie is afhankelijk van de aard van het project en de impact die het project op de omgeving heeft. De beoordeling of er voldoende participatie is ligt volgens de voorzieningenrechter in de eerste plaats bij het college van burgemeester en wethouders. In dit geval heeft het college volgens de voorzieningenrechter in redelijkheid kunnen beslissen dat er sprake is van voldoende participatie. Er was een participatieplan, er is contact gezocht met omwonenden en verzoekster is op de hoogte gesteld. Daarnaast is van belang dat participatie niet betekent dat de participant gelijk krijgt.
Wanneer een besluit wordt genomen op grond van de Omgevingswet mag er altijd gebruik worden gemaakt van onderzoeksgegevens die minder dan 2 jaar oud zijn, als onderzoekgegevens ouder dan 2 jaar zijn dient te worden onderbouwd dat de gegevens actueel zijn, dit volgt uit artikel 16.5 Omgevingswet. Verzoekers in deze zaak stellen dat er geen gebruik had mogen worden gemaakt van een bodemonderzoek uit 2019, dit onderzoek is ten grondslag gelegd aan het besluit waartegen verzoekers een voorlopige voorziening hebben gevraagd. Het college van burgemeester en wethouders stelt dat de gegevens uit het rapport voldoende actueel zijn en dat dit dus wel is toegestaan op grond van artikel 16.5, tweede lid, van de Omgevingswet. De voorzieningenrechter oordeelt dat het enkele feit dat het bodemonderzoek al 5 jaar oud is niet betekent dat het niet gebruikt had mogen worden, het college heeft ter zitting namelijk voldoende overtuigend beredeneerd dat de onderzoeksgegevens voldoende actueel zijn.
In deze zaak gaat het om een mevrouw die een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor het plaatsen van kozijnen in een zijgevel. Deze aanvraag is echter niet behandeling genomen omdat er op grond van de Omgevingswet géén omgevingsvergunning vereist is. Het oordeel dat er geen vergunningplicht is moet worden gezien als een besluit, wat betekent dat het ook vatbaar is voor bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelt dat dit besluit moet worden gepubliceerd op grond van artikel 16.64a, lid 1, van de Omgevingswet. Dit zorgt namelijk voor rechtszekerheid en maakt het mogelijk ook voor derde-belanghebbenden om een rechtsmiddel aan te wenden.
Onder de Omgevingswet wordt er bij het bouwen van een bouwwerk onderscheid gemaakt tussen een technisch aspect en een ruimtelijk aspect. Dit wordt de ‘knip’ genoemd. Voor het technische deel kan een bouwtechnische omgevingsvergunning zijn vereist, voor het ruimtelijke deel kan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit vereist zijn. In deze zaak draait het om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Omdat het enkel gaat om een BOPA betekent dit dat er niet getoetst hoeft te worden of ook aan technische eisen is voldaan, er dient alleen te worden gekeken of er sprake is van een evenwichtige toedeling aan locaties (dus toetsing van het ruimtelijke aspect). Het beroep van appellanten dat doelt op het niet voldoen aan technische eisen valt dus volgens de voorzieningenrechter niet onder het besluit.
Deze zaak draait om een verleende omgevingsvergunning waartegen verzoeker een voorlopige voorziening tot schorsing heeft ingediend. Verzoeker betoogt onder andere dat niet is gebleken dat er onderzoek is gedaan naar alternatieve locaties voordat de vergunning is verleend. De voorzieningenrechter oordeelt hierover dat op grond van vaste rechtspraak geldt dat wanneer een project op zichzelf aanvaardbaar is, het bestaan van alternatieven alleen tot het onthouden van medewerking dwingt indien vooraf blijkt dat het alternatief een gelijkwaardig resultaat behaalt met aanzienlijk minder bezwaren. De voorzieningenrechter verklaart hierbij de vaste rechtspraak gebaseerd op het oude recht (de Wabo) onverkort van toepassing onder de Omgevingswet.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
[post_title] => Jurisprudentieoverzicht achtste maand Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => jurisprudentieoverzicht-achtste-maand-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-09-05 16:24:07
[post_modified_gmt] => 2024-09-05 14:24:07
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43488
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 43763
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-10-16 11:35:51
[post_date_gmt] => 2024-10-16 09:35:51
[post_content] => Op 5 augustus 2024 wees de rechtbank van Amsterdam een
vonnis dat van belang kan zijn voor ondernemers die gebruikmaken van online platforms. In deze rechtszaak van Erasmus Universiteit Rotterdam tegen Studeersnel en Tentamentrainingen werd de
Digital Services Act (DSA) toegepast. Dit is de
nieuwe Europese wetgeving die de verantwoordelijkheden van digitale platforms reguleert. Wat houdt deze nieuwe regelgeving kort gezegd in en hoe uit zich dat in de praktijk, zoals in dit recente vonnis?
Wat is de Digital Services Act (DSA)?
De DSA is
een Europese richtlijn die regels vaststelt voor de verantwoordelijkheden van online tussenpersonen, zoals marktplaatsen, zoekmachines en social media platforms. Het is de bedoeling dat de richtlijn geïmplementeerd wordt in de Nederlandse wet, een proces dat nogal traag verloopt. De richtlijn zelf is echter al sinds 16 november 2022 in werking. De regels zijn ontworpen om gebruikers te beschermen tegen illegale inhoud en producten en zorgen ervoor dat platforms transparanter zijn over hun beleid en besluitvorming.
De DSA maakt onderscheid tussen verschillende soorten online platforms, met specifieke verplichtingen voor "zeer grote platforms" (zoals Facebook en Amazon) en "kleinere platforms". Voor ondernemers die platforms beheren en/of platforms gebruiken om producten of diensten te verkopen, is het belangrijk om te weten dat de DSA platforms verplicht stelt om sneller actie te ondernemen tegen illegale inhoud en om transparanter te zijn over hun moderatiebeleid.
Aansprakelijkheid van het platform
In het recente vonnis speelde onder andere de vraag of een groot
online platform aansprakelijk kon worden gesteld voor studiemateriaal dat op onrechtmatige wijze door derden op het platform werden aangeboden. De rechter keek naar verschillende aspecten van deze vraag, waaronder het nemen van passende technische maatregelen vooraf én achteraf, om op doeltreffende wijze inbreuken op het platform tegen te gaan.
De rechtbank oordeelde dat grote platforms op grond van de DSA niet direct verplicht zijn om
vooraf te filteren, monitoren of actief te onderzoeken. Maar ze moeten op grond van de DSA wél een ‘kennisgevings- en actiemechanisme’ hebben waarmee kan worden aangegeven dat er (mogelijk) illegale of onrechtmatige activiteiten op het betreffende platform plaatsvinden. Ook moeten ze iets doen aan gebruikers die herhaaldelijk op kennelijk illegale wijze gebruik maken van het platform. Dit vonnis benadrukt dat platforms niet meer weg kunnen komen met een passieve houding ten aanzien van wat op hun platform gebeurt.
Gevolgen voor ondernemers
Hoewel de vorderingen ten aanzien van Studeersnel waren afgewezen, moest Tentamentrainingen stoppen met het aanbieden van delen van of beperkt bewerkte
auteursrechtelijk beschermde (digitale) onderwijsmaterialen van Erasmus, zoals tentamenvragen en door Erasmus opgestelde standaard tentamenantwoorden.
Voor ondernemers betekent dit vonnis dat ze hun afhankelijkheid van grote platforms goed moeten evalueren. Waarborg de compliance van je platforms met de DSA. Check of je de platforms op zodanige wijze gebruikt dat je niet onnodige risico’s loopt. Als je bijvoorbeeld een online marktplaats runt, wees je dan bewust van de nieuwe verplichtingen op het gebied van toezicht, transparantie en consumentenbescherming.
Conclusie
Bovengenoemd vonnis markeert een belangrijke stap in de toepassing van de DSA. Voor ondernemers is het essentieel om de
nieuwe regels te begrijpen en te anticiperen op mogelijke veranderingen in de manier waarop platforms opereren. Wil je weten of je compliant bent of risico loopt? Wij kunnen je hiermee helpen! Neem contact op met onze
specialisten voor meer informatie.
[post_title] => Voldoet jouw online platform aan de Digital Services Act?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => voldoet-jouw-online-platform-aan-de-digital-services-act
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-10-16 11:35:51
[post_modified_gmt] => 2024-10-16 09:35:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43763
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1425
[max_num_pages] => 143
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => c1187f865333df38f70351f81c81e4e9
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Op 5 augustus 2024 wees de rechtbank van Amsterdam een vonnis dat van belang kan zijn voor ondernemers die gebruikmaken van online platforms. In deze rechtszaak van Erasmus Universiteit Rotterdam...
Lees meer
Met (behulp van) AI gegenereerde werken lijken steeds vaker auteursrechtelijk beschermd te worden. Zo ook in Oekraïne. Dit land behoort (nog) niet tot de EU en dat is ook te...
Lees meer
Op 6 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan over de bouwstop onder de Omgevingswet. Deze uitspraak was voor ons aanleiding om te kijken naar de...
Lees meer
Op 28 augustus 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een uitspraak gepubliceerd waarin een algemeen beoordelingskader wordt gegeven voor de vergunningplicht bij het omzetten van...
Lees meer
Recentelijk oordeelde de rechtbank over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor het boedeltekort van een gefailleerde Holding. De curator stelde de bestuurder aansprakelijk, onder meer vanwege het niet afbouwen van...
Lees meer
Op 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) een belangrijke uitspraak gedaan in zaak C‑621/22, betreffende de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens...
Lees meer
De Europese Unie wil met haar digitale strategie ervoor zorgen dat zowel mensen als bedrijven optimaal profiteren van de digitale technologie die ons leven ingrijpend verandert. Deze strategie omvat meer...
Lees meer
Elke overeenkomst bestaat in wezen uit een selectie van woorden die een intentie tussen partijen definiëren en reguleren. Soms worden deze woorden gebruikt zonder dat zorgvuldig wordt nagedacht over de...
Lees meer
Inleiding Staatsraad advocaat-generaal Snijders is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) gevraagd een conclusie uit te brengen over de gevolgen van een geslaagd beroep op het...
Lees meer
Inleiding Voor de maand augustus bespreken wij weer een aantal belangrijke uitspraken gedaan onder de Omgevingswet. Onder andere aan bod komen enkele overgangsrechtelijke uitspraken, verschillende inhoudelijke uitspraken over de buitenplanse...
Lees meer