Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [paged] => 0
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 19
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1326
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (19)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 0, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 42135
                    [post_author] => 19
                    [post_date] => 2024-05-16 10:56:36
                    [post_date_gmt] => 2024-05-16 08:56:36
                    [post_content] => 

Inleiding

Dit artikel is de vierde editie van onze jurisprudentiereeks over de Omgevingswet. In deze editie komt de rechtspraak uit april 2024 aan bod. Een belangrijke uitspraak in april werd gedaan door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter getoetst aan het criterium een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ en tevens beoordeelt of voldoende uitvoering was gegeven aan de participatieverplichting. Over deze uitspraak hebben wij eerder een apart blog geschreven.

Inhoudelijk

In deze zaak gaat het om handhavingsbesluiten die onder de toepasselijkheid van de Omgevingswet vallen. Deze besluiten zien op het onmiddellijk staken en gestaakt houden van bouwwerkzaamheden. Hiertegen heeft de verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Het volgende komt aan bod: of er sprake is van een overtreding van een omgevingsvergunning in de zin van de Omgevingswet, of het mogelijk is om te handhaven bij het niet melden van de start bij de bouw en de handhaving bij het niet doen van een gebruiksmelding. Het eerste onderdeel van de handhavingsbesluiten ziet op een overtreding van artikel 5.5 Omgevingswet waaruit volgt dat het verboden is om in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning te handelen. Maar, de omgevingsvergunning waar het in deze zaak om gaat is nog geen omgevingsvergunning onder de Omgevingswet omdat er bezwaar loopt en de vergunning dus nog niet onherroepelijk is. Deze stelling kan dus in bezwaar geen stand houden, maar dit gebrek kan wel worden hersteld. De voorzieningen rechter ziet hier geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit is omdat de verzoeker vooralsnog gezien heeft gebouwd zonder de vereiste omgevingsvergunning, en indien de vergunning niet onherroepelijk wordt de verzoeker helemaal geen vergunning heeft, dit zou dan ook tot een overtreding leiden. Het tweede aspect van de handhavingsbesluiten ziet op het niet doen van een startmelding bij het bouwen, als vereist in artikel 7.7, eerste lid, Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Aan dit voorschrift is echter geen consequentie verbonden. De voorzieningenrechter oordeelt hierover dat die handhaving dan ook niet is gerechtvaardigd. Op dit punt kan de verzoeker in bezwaar dus gelijk krijgen. Het derde handhavingsbesluit ziet op het handelen in strijd met artikel 6.7, eerste lid, Bbl, doordat de verzoeker de ingebruikneming van het pand niet vier weken voorafgaand aan gebruik heeft gemeld. De voorzieningenrechter oordeelt hierover dat er een bevoegdheid was om handhavend op te treden. Vervolgens wordt er een belangenafweging gegeven. Omdat het mogelijk is dat de verzoeker in bezwaar op een aantal punten gelijk zal krijgen, heft de voorzieningenrechter de herstelsancties op voor zover die zien op het staken van de bouw. Op 12 april heeft de rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan over de juridische status van een goedkeuringseis in een vergunningvoorschrift voor een milieubelastende activiteit. De vraag was of dit onder de Omgevingswet als een besluit kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat er verschillende varianten zijn van goedkeuringseisen. Bij sommige beslissingen over goedkeuring volgt een rechtsgevolg, deze zijn daarom aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor andere beslissingen is dit niet het geval. Ook oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende rechtsbescherming tegen een besluit over goedkeuring bestaat. Omdat de Omgevingswet geen bijzondere bekendmakings- en publicatieverplichtingen kent zijn de algemene bekendmakingsverplichtingen uit de Awb van toepassing. Dit betekent dat derden niet op de hoogte worden gesteld, daarom had een buitenwettelijke publicatieverplichting in het besluit in de regel gelegen.
  • Geen materieel groot verschil tussen toetsing handhavingsbesluit Wabo en Omgevingswet  [ECLI:NL:RBOVE:2024:2298]
In deze zaak ging het om een ambtshalve genomen handhavingsbesluit op grond van de Omgevingswet. Volgens het overgangsrecht was op de situatie in de zaak echter de Wabo van toepassing. De voorzieningenrechter verbindt aan dit gebrek geen rechtsgevolgen omdat er geen grote materiele verschillen bestaan tussen de toetsing op grond van het oude recht en het nieuwe recht. Dit betekent dat het college dit kan herstellen in de bezwarenprocedure. Dit geschil gaat over een verleende ontgrondingenvergunning voor het uitvoeren van ontgrondingswerkzaamheden van een haven (verleend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet), waartegen een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen is ingediend. Uit artikel 5.1 van de Omgevingswet volgt dat het verboden is om een ontgrondingsactiviteit uit te voeren zonder een omgevingsvergunning, maar in artikel 16.7 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn gevallen opgenomen waarvoor dit verbod niet geldt. Deze categorie kan op grond van artikel 16.9 Bal worden uitgebreid door vergunningvrije gevallen op te nemen in de provinciale omgevingsverordening indien dit doelmatig en doeltreffend is. Dat is in deze zaak aan de orde, in de provinciale omgevingsverordening is opgenomen dat het verbod niet geldt voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van een haven. De vergunninghouder stelt dat de ontgrondingsactiviteit nu dus vergunningvrij is. De volgende vraag doet zich voor: kan de vergunde ontgronding worden aangemerkt als een ontgrondingsactiviteit als bedoeld in artikel 16.6 van het Bal? Volgens de voorzieningenrechter bestaat hierover gerede twijfel en dient dit in een bodemprocedure worden behandeld.

Overgangsrecht

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in deze uitspraak uiteengezet welk recht van toepassing is op (vervolg) besluiten op aanvragen om een ruimtelijk plan vast te stellen. Met het oog op de rechtsvorming en de rechtspraktijk is de Afdeling ingegaan op een aantal veelvoorkomende scenario’s. Deze uitspraak geldt voor bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen. De volgende scenario’s zijn door de Afdeling besproken: - Een aanvraag tot vaststelling van een bestemmingsplan is vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet gedaan en is afgewezen door de gemeenteraad. In dit geval blijft de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing tot dat het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt. Dit volgt uit het overgangsrecht, de Omgevingswet wordt van toepassing wanneer een bestemmingsplan van kracht is, waarvan geen sprake is als de aanvraag tot het vaststellen wordt afgewezen. - Wanneer een aanvraag wordt afgewezen door de gemeenteraad, maar dit afwijzingsbesluit blijft niet in stand bij de Afdeling, blijft ook bij een nieuw besluit op de aanvraag de Wro van toepassing. Pas wanneer het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt is de Omgevingswet namelijk van toepassing. - In het geval dat de aanvraag vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gedaan en deze vervolgens wordt toegewezen door de gemeenteraad, dan geldt artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet. Hieruit volgt dat het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit bepalend is, is dit ná 1 januari 2024 gebeurd, dan is de Omgevingswet van toepassing. De rechtbank gaat in deze uitspraak in op de betekenis van een gemeentelijke erfgoedverordening en de omgevingsvergunningplicht voor het veranderen van een gemeentelijk monument in de overgangsperiode na inwerkingtreding van de Omgevingswet tot 1 januari 2032. Eiseres in deze zaak heeft het college in 2023 verzocht om een kerk op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen, deze aanvraag is afgewezen, waartegen eiseres is bezwaar en nu beroep is gegaan. De bevoegdheid van de gemeenteraad om een pand als gemeentelijk monument aan te wijzen op grond van een erfgoedverordening is geregeld in artikel 3.16, eerste lid, van de Erfgoedwet, deze bevoegdheid blijft gelden tot 1 januari 2032. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken. De Wabo bevat bepalingen over, onder andere, het wijzigen van een gemeentelijk monument. De volgende vraag ontstaat hierdoor: wordt een op grond van een erfgoedverordening aangewezen gemeentelijk monument geconfronteerd met vergelijkbare beperkingen als de Wabo-bepalingen? Uit het overgangsstel volgt dat vergunning- of ontheffingplichten die onder de Wabo werden aangemerkt als Wabo-omgevingsvergunningplichten, in de periode tot 1 januari 2032 nog worden aangemerkt als omgevingsvergunningplichten. Hieruit volgt dat voor het slopen, verstoren of wijzigen van een gemeentelijk monument waarop de beperkingen van de Wabo van toepassing waren, hiervoor ook een omgevingsvergunning is vereist onder de Omgevingswet. Dit artikel is mede geschreven door Anne Verberne. Rutger Boogers 2 [post_title] => Jurisprudentie overzicht vierde maand Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentie-overzicht-vierde-maand-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-16 10:56:36 [post_modified_gmt] => 2024-05-16 08:56:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42135 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 41908 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-04-24 10:50:45 [post_date_gmt] => 2024-04-24 08:50:45 [post_content] =>

Inleiding

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland gaat het over rechterlijke toetsing van het criterium ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ dat van toepassing is bij de verlening van een buitenplanse omgevingsactiviteit. Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter of er voldoende participatie heeft plaatsgevonden. In dit artikel zal eerst worden uiteengezet wat de buitenplanse omgevingsactiviteit is en wordt daarna de uitspraak van de Rechtbank doorgenomen.

De buitenplanse omgevingsactiviteit (BOPA)

Per 1 januari 2024 is het bestemmingsplan vervangen door het omgevingsplan. Iedere gemeente heeft één omgevingsplan dat de algemene regels voor de fysieke leefomgeving omvat. Wanneer een initiatief niet binnen de regels van het omgevingsplan past zijn er toch manieren waardoor het initiatief alsnog doorgang kan vinden. Past een initiatief niet binnen de regels van het omgevingsplan, dan betekent dit dat de activiteit in strijd is met het omgevingsplan. Deze activiteit kan alsnog worden vergund als een buitenplanse omgevingsactiviteit (BOPA). De procedure voor het verlenen van een BOPA vereist dat de BOPA voldoet aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (EFTAL) [art. 8.0a lid 2 Bkl]. Dit houdt in dat er een balans dient te zijn tussen de verschillende functies die locaties binnen een gebied kunnen vervullen. Daarnaast moet de BOPA voldoen aan de instructieregels voor een EFTAL die opgenomen zijn in het Besluit kwaliteit leefomgeving en de instructieregels in de provinciale omgevingsverordening [art. 8.0b en 8.0e Bkl].

Uitspraak van de Rechtbank Gelderland

Het gaat in deze zaak om een verleende omgevingsvergunning voor het opvangen van asielzoekers in een hotel. Op grond van het omgevingsplan was de opvang van asielzoekers niet toegestaan, daarom heeft het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit verleend. Hiertegen hebben omwonenden bij de voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, zij willen dat de omgevingsvergunning wordt geschorst. In de procedure speelt de vraag of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Daarnaast is in het geding of er voldoende participatie was.

Beoordeling voorzieningenrechter: evenwichtige toedeling van functies aan locaties

Of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties wordt door de voorzieningenrechter beoordeeld door te kijken naar de verschillende argumenten van de verzoekers. De beoordeling wordt hieronder uiteengezet:
  • Veiligheid en overlast
De verzoekers stellen dat de politie onvoldoende capaciteit heeft om de veiligheid van de buurt te garanderen, er mogelijk gevaarlijke verkeerssituaties zullen ontstaan en dat het gaat om asielzoekers die een groot risico voor overlast vormen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat sociale veiligheid en overlast aspecten zijn die het college bij de beoordeling van een evenwichtige toedeling van functies en locaties dient te betrekken. In het concrete geval is er een veiligheidsplan opgesteld door het college, de voorzieningenrechter stelt dat dit expliciet onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. Volgens de voorzieningenrechter zijn er in het veiligheidsplan voldoende voorwaarden gesteld om de veiligheid te waarborgen en overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Hierdoor concludeert de voorzieningenrechter dat het college voldoende oog heeft gehad voor het effect van de asielopvang op de veiligheid.
  • Toerisme
Door de verzoekers wordt beargumenteerd dat de effecten op toerisme onvoldoende zijn meegewogen in het bestreden besluit. Het college geeft aan te erkennen dat de asielopvang tijdelijk negatieve effecten kan hebben voor het toerisme, maar dat het maatschappelijke belang om asielzoekers op te vangen zwaarder gewicht toe komt. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het maatschappelijke belang zwaarder weegt.
  • Zwemschool
Het zwembad in het hotel wordt gebruikt voor zwemles, in de omgevingsvergunning is vastgelegd dat de zwemschool een belangrijke maatschappelijke waarde heeft en dus open moet blijven. Dit wordt volgens verzoekers niet nageleefd omdat de zwemschool gaat sluiten. Hierover stelt de voorzieningenrechter dat uit de omgevingsvergunning blijkt dat de zwemschool open moet kunnen blijven, er is daarom geen strijd met de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Indien dit niet wordt nageleefd is dit een handhavingskwestie over strijd met een vergunningvoorschrift.
  • Ruimtelijke onderbouwing
De verzoekers betwisten de juistheid van de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning. Zij verwachten dat er significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden in de omgeving zullen zijn. De voorzieningenrechter acht de ruimtelijke onderbouwing waarin het aspect stikstof kwalitatief is beoordeeld juist.
  • Alternatieve locaties
Het college heeft volgens verzoekers niet aangetoond dat er geen reële andere alternatieven zijn. Vanuit vaste rechtspraak over de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) volgt dat het bestaan van alternatieven tot het onthouden van medewerking dwingt wanneer deze alternatieven een gelijkwaardig resultaat behalen met aanmerkelijk minder bezwaren. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze rechtspraak ook van toepassing is onder de Omgevingswet. In dit geval hebben verzoekers echter geen gelijkwaardig alternatief aangedragen. Na het aflopen van deze punten heeft de voorzieningenrechter de conclusie genomen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Beoordeling voorzieningenrechter: participatie

Participatie betekent het inwinnen van meningen over een voorgenomen initiatief. Participatie door de initiatiefnemer bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning is in beginsel vrijwillig. Bij een omgevingsvergunning voor een BOPA kan de gemeenteraad echter gevallen aanwijzen waarbij participatie een verplichting is. In de zaak gaat het om zo een aangewezen geval, de gemeenteraad heeft namelijk in het beleid vastgelegd dat voor alle omgevingsvergunningen voor BOPA’s participatie verplicht is. De verzoekers stellen dat zij onvoldoende zijn betrokken en geïnformeerd over de plannen. De vraag die daarom door de voorzieningenrechter dient te worden beoordeeld is of er sprake is van voldoende participatie. De voorzieningenrechter stelt dat wanneer participatie verplicht is, dit inhoudt dat de participatie ‘enige betekenis’ moet hebben. Wat er aan participatie moet worden gedaan hangt af van de aard van het project en de impact van het project op de omgeving. In deze zaak vindt de voorzieningenrechter dat aan participatie is voldaan door betrokkenen per brief op de hoogte te stellen en een informatieavond te houden. Daarnaast verduidelijkt de voorzieningenrechter dat het doel van participatie is om burgers vroegtijdig te betrekken, maar dat dit niet betekent dat de inbreng van burgers beslissende betekenis heeft.

Conclusie

Door middel van deze uitspraak is duidelijk geworden welke aspecten een rol kunnen spelen in de beoordeling of er een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is. Zo heeft de voorzieningenrechter bevestigd dat sociale veiligheid en overlast aspecten zijn die in betrekking dienen te worden genomen. Daarnaast is de voorzieningenrechter ingegaan op de vraag of er voldoende aan participatie is gedaan. Dit artikel is mede geschreven door Anne Verberne. Rutger Boogers 2 [post_title] => Rechterlijke uitspraak BOPA [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => rechterlijke-uitspraak-bopa [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-04-24 10:50:45 [post_modified_gmt] => 2024-04-24 08:50:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41908 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 41817 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-04-11 14:17:10 [post_date_gmt] => 2024-04-11 12:17:10 [post_content] =>

Inleiding

In het derde deel van onze jurisprudentiereeks over de Omgevingswet wordt de rechtspraak gepubliceerd in maart 2024 besproken.

Inhoudelijk

In deze uitspraak gaat het om rechterlijke toetsing van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). De beoordelingsregels voor de verlening van een BOPA zijn te vinden in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Uit artikel 8.8a Bkl volgt dat de vergunning alleen kan worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De rechtbank dient te beoordelen of in redelijkheid kan worden gesteld dat is voldaan aan het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In deze uitspraak is te lezen hoe de rechter het beoordelingscriterium toetst. Daarnaast wordt in deze uitspraak gesteld dat de vergunning niet verleend mocht worden op grond van het kruimelgevallenbeleid onder de vigeur van de Wabo. Hierover oordeelt de rechter dat dit inderdaad wetstechnisch onjuist is, maar dat het gebrek in deze zaak in bezwaar hersteld kan worden. In de betreffende zaak blikt de rechtbank vooruit op de status van omgevingsvergunningen onder de Omgevingswet. Er wordt ingegaan op de beperking van de looptijd van omgevingsvergunningen, voorschriften ten aanzien van de naleving van het huishoudelijk reglement en toestemming voor brandveilig gebruik. In deze kwestie verduidelijkt de rechtbank wat het doel is van burgerparticipatie. Het doel van burgerparticipatie is het vroegtijdig betrekken van burgers in de besluitvorming, waardoor burgers een stem krijgen. Dit betekent niet dat de inbreng van burgers een beslissende betekenis heeft. De rechtbank zegt daarover het volgende: “burgerparticipatie zoals dat in de Omgevingswet is vormgegeven kan het draagvlak bij de burger zeker vergroten, maar is geen resultaatsverplichting op een voor alle partijen aanvaardbare beslissing”.

Overgangsrecht

De Afdeling bestuursrechtspraak is in deze uitspraak ingegaan op de vraag welk recht van toepassing is op vervolgbesluiten die na de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden genomen nadat een ruimtelijk plan is vernietigd. Deze uitspraak geldt voor bestemmingsplannen, exploitatieplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen. In de uitspraak worden de volgende situaties onderscheiden:
  • Bestemmingsplannen zijn met de inwerkingtreding van de Omgevingswet onderdeel geworden van het omgevingsplan. Wanneer een bestemmingsplan wordt vernietigd betekent dit dat op eventuele nieuwe besluiten de Omgevingswet van toepassing Dit volgt uit het overgangsrecht, hierin is vastgelegd dat de Wet ruimtelijke ordening van toepassing blijft op een bestemmingsplan tot dat plan van kracht is, of te wel in werking is getreden. Hierna ‘verliest’ het overgangsrecht haar werking en gaat het niet opnieuw werken voor een vernietigd plan.
  • Wordt een plan eerst geheel of gedeeltelijk geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend buiten de beroepstermijn en vervolgens door de Afdeling vernietigd, dan is op een eventueel nieuw besluit de Omgevingswet van toepassing. Ook in deze situatie is het bestemmingsplan namelijk in werking getreden en is het overgangsrecht dus uitgewerkt.
  • Wordt een plan daarentegen in zijn geheel geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend binnen de beroepstermijn en wordt het plan daarna volledig vernietigd, dan is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. In deze situatie is het plan nooit in werking getreden en heeft het overgangsrecht haar werking niet verloren.
  • Wordt een plan gedeeltelijk geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend binnen de beroepstermijn en wordt het plan daarna gedeeltelijk vernietigd, dan is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
  • Wordt een plan gedeeltelijk geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend binnen de beroepstermijn maar wordt het plan daarna volledig vernietigd, dan is de Omgevingswet van toepassing. Dit is omdat het merendeel van het plan in werking is getreden is, op een nieuw besluit is dus de Omgevingswet van toepassing.
  • Wordt op grond van artikel 6:19 Algemene wet bestuursrecht een nieuw besluit over een bestemmingsplan dat nog in procedure is bij de Afdeling genomen, dan is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Dit is ook het geval voor vervolgbesluiten waarin uitvoering wordt gegeven aan een tussenuitspraak van de Afdeling.
Het gaat in deze zaak om een last onder bestuursdwang die ná de inwerkingtreding van de Omgevingswet is opgelegd. Dit betekent dat de Omgevingswet van toepassing is. De verzoekster in de zaak heeft de voorzieningenrechter gevraagd de last onder bestuursdwang te schorsen. In deze zaak wordt bevestigd dat alhoewel de regels op basis waarvan tot handhaving is overgaan inhoudelijk niet anders zijn dan het voorheen geldende Bouwbesluit 2012, de wettelijk systematiek wel anders is. Door de voorzieningenrechter worden overtredingen van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de bruidsschat vastgesteld.
  • Standaardoverwegingen overgangsrecht
Voor onder andere de volgende onderwerpen zijn standaardoverwegingen over overgangsrecht aan bod gekomen. Wanneer een verzoek om intrekking van een natuurvergunning is ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft het oude recht van toepassing. Dit volgt uit artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet. Wanneer een bestreden besluit is genomen op grond van de Wabo vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het gaat om een ambtshalve genomen besluit waarop afdeling 3.4 Awb van toepassing is en het ontwerp ter inzage is gelegd vóór 1 januari 2024, moet het geschil worden beoordeeld aan de hand van het oude recht. Dit volgt uit artikel 4.4 van de Invoeringswet Omgevingswet. Wanneer een verzoek om handhaving is gedaan vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing. Dit volgt uit artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet. Voor de vraag of het besluit in bezwaar in stand kan blijven is echter niet alleen het oude recht van toepassing, er moet ook naar het nieuwe recht worden gekeken. Dit artikel is mede geschreven door Anne Verberne. Rutger Boogers 2 [post_title] => Jurisprudentie overzicht derde maand Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentie-overzicht-derde-maand-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-04-11 14:17:10 [post_modified_gmt] => 2024-04-11 12:17:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41817 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 41782 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-04-05 13:58:34 [post_date_gmt] => 2024-04-05 11:58:34 [post_content] =>

Inleiding

Onder vigeur van de Wro kon een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid, uitwerkingsplicht of afwijkingsbevoegdheid bevatten. De Wro is komen te vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In dit artikel wordt uiteengezet hoe het voorheen geregeld was, welke overgangsrechtelijke regels van toepassing zijn en welke mogelijkheden en bijzonderheden de Omgevingswet kent ten aanzien van deze drie instrumenten.

Wet ruimtelijke ordening (oud recht)

In de Wet ruimtelijke ordening waren de volgende bevoegdheden opgenomen:
  • Wijzigingsbevoegdheid [art. 3.6 lid 1 sub a Wro]
Wanneer een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan was opgenomen kon in de regel het college van B&W de bestemming wijzigen met een wijzigingsplan.
  • Uitwerkingsplicht [art. 3.6 lid 1 sub b Wro]
Bij een bestemmingsplan kon worden bepaald dat burgemeester en wethouders een plan moesten uitwerken.
  • Binnenplans afwijken [art. 3.6 lid 1 sub c Wro]
Bij een bestemmingsplan kon worden bepaald dat met een omgevingsvergunning van het plan kon worden afgeweken. Dit ging om een beperkte afwijkingsbevoegdheid, de afwijking mocht niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Wat is er veranderd?

Onder de Wet ruimtelijke ordening werd nog gebruik gemaakt van bestemmingsplannen, dit is met de inwerkingtreding van de Omgevingswet veranderd. Sinds de Omgevingswet in werking is getreden stelt iedere gemeente een omgevingsplan vast. Het is daarom belangrijk om te weten hoe het nu zit met de wijzigingsbevoegdheden, uitwerkingsplichten en binnenplanse afwijkingsmogelijkheden die waren opgenomen in de bestemmingsplannen.

Overgangsrecht

Het overgangsrecht is opgenomen in de bruidsschat, deze is te vinden in hoofdstuk 22 van de Omgevingswet. De bruidsschat wordt van rechtswege opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan.
  • Uit artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet volgt dat in het tijdelijke deel van het omgevingsplan besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn opgenomen. In dat artikel is onder g het bestemmingsplan opgenomen. Daarnaast zijn onder h en i het wijzigingsplan en het uitwerkingsplan opgenomen.
  • Uit artikel 22.10 van de Omgevingswet volgt dat in het tijdelijke deel van het omgevingsplan de regels als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub c, van de Wet ruimtelijke orde (binnenplans afwijken) zijn opgenomen, deze gelden als beoordelingsregels bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Zolang de regels niet worden vervangen door nieuwe beoordelingsregels dienen aanvragen te worden beoordeeld aan de hand van de huidige regels uit de bestemmingsplannen.
Dit betekent dat wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen die zijn vastgesteld vóórdat de Omgevingswet in werking is getreden en dus al van kracht zijn, geldend blijven onder het tijdelijk deel van de Omgevingswet. Ook als er een ontwerp ter inzage is gelegd voor een wijzigingsplan of een uitwerkingsplan vóórdat de Omgevingswet in werking is getreden valt dit onder het overgangsrecht [art. 4.6, lid 2, sub a, Invoeringswet Omgevingswet]. Is een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht opgenomen in het bestemmingsplan, maar is daar nog geen gebruik van gemaakt, dan is dit ook niet meer mogelijk nu de Omgevingswet in werking is getreden [Kamerstukken II 2017-2018, 34986, nr. 3, p. 100-101]. Omgevingsplan

Omgevingswet

In de Omgevingswet zijn de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht niet opgenomen. In plaats daarvan kent de Omgevingswet artikel 2.8, waaruit de mogelijkheid volgt voor de gemeenteraad om de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van het omgevingsplan te delegeren naar het college van burgemeester en wethouders.

Relevantie van de wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten onder de Omgevingswet

  • Beoordelingsregels In artikel 22.26 van de Bruidsschat is een binnenplanse vergunningplicht voor bouwactiviteiten opgenomen. De omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden verleend wanneer die voldoet aan de regels voor de wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten. Dit is alleen het geval indien het gaat om een bouwactiviteit of het in stand houden en het gebruik van een te bouwen bouwwerk [art. 22.29 en 22.32 Bruidsschat].

Relevantie van de afwijkingsbevoegdheden onder de Omgevingswet

  • Verbod om activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten In het tijdelijke deel van het omgevingsplan zijn regels waarin is bepaald dat bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Dit zijn de regels die op grond van art. 3.6 lid 1 sub c Wro in de bestemmingsplannen waren opgenomen. In artikel 22.280 van de Bruidsschat wordt bevestigd dat deze bepalingen in het tijdelijk deel gelden als binnenplans verbod om de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten.

Concluderend

Uit het overgangsrecht volgt dat vastgestelde of ter inzage gelegde wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen hun werking blijven houden. Daarnaast blijven de regels relevant als beoordelingskader voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor binnenplanse omgevingsplanactiviteiten. De regels uit artikel 3.6, eerste lid, onder c Wro (bevoegdheid tot binnenplans afwijken) behouden hun relevantie in het tijdelijk deel van het omgevingsplan doordat ze een verbod instellen om de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten. Dit artikel is mede geschreven door Anne Verberne. Rutger Boogers               [post_title] => Wijzigingsbevoegdheid, uitwerkingsplicht en binnenplans afwijken onder de Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wijzigingsbevoegdheid-uitwerkingsplicht-en-binnenplans-afwijken-onder-de-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-04-05 13:58:34 [post_modified_gmt] => 2024-04-05 11:58:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41782 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 41738 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-03-27 11:29:10 [post_date_gmt] => 2024-03-27 10:29:10 [post_content] =>

Inleiding 

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 zijn regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen verhuisd. Wat voorheen rijksregels waren zijn nu lokale regels die door gemeenten in het omgevingsplan en door waterschappen in de waterschapsverordening moeten worden verwerkt.

Overgangsrecht

Om de overgang van het huidige stelsel naar de nieuwe gedecentraliseerde regels goed te laten verlopen is er een bijzondere vorm van overgangsrecht van toepassing. De overheid heeft in de ‘bruidsschat’ een pakket regels samengesteld die automatisch onderdeel uitmaken van het omgevingsplan of de waterschapsverordening [art. 22.1 Ow]. Dit geeft gemeenten en waterschappen de tijd om de onderwerpen te kunnen verwerken, aan te passen of weg te laten.

Wat is de bruidsschat 

De bruidsschat is een set overgangsregels voor de decentralisering van het omgevingsbeleid. Per 1 januari 2024 is een groot aantal rijksregels vervallen. De bruidsschat bevat tijdelijke regels zodat deze regels tijdens de overgangsfase van toepassing blijven. Gemeenten en waterschappen hebben daardoor een transitiefase om deze regels op te nemen in het omgevingsplan en in de waterschapsverordening. De regels in de bruidsschat moeten voorkomen dat er met de inwerkingtreding van de Omgevingswet een juridisch gat, oftewel een rechtsvacuüm, ontstaat. Binnen het kader van de Omgevingswet kunnen gemeenten en waterschappen de bruidsschatsbepalingen aanpassen of laten vervalen [art. 22.2 lid 2 Ow]. In het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn de eisen vastgelegd waaraan de inhoud van het omgevingsplan en de waterschapsverordening moeten voldoen. In deze instructieregels zijn de beperkingen opgenomen waaraan gemeenten en waterschappen zich moeten houden.

Rechtsgebieden onder de bruidsschat

Voor, globaal genomen, de volgende onderwerpen worden regels gedecentraliseerd:
  • Regels over milieubelastende activiteiten (inclusief horeca, recreatie en detailhandel)
  • Regels over lozingen
  • Regels over de gevolgen van emissies van geluid, geur en trillingen door bedrijven
  • Regels op het gebied van bouwen
  • Regels voor indieningsvereisten

Oude bronnen voor de bruidsschat

Het Rijk verstrekt de bruidsschat aan gemeenten en waterschappen via Afdeling 7.1 van het Invoeringsbesluit. De rijksregels die worden gedecentraliseerd en dus zijn opgenomen in de bruidsschat waren voor 1 januari 2024 voornamelijk geregeld in:
  • Het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling
  • Het Besluit lozing afvalwater huishoudens
  • De Waterwet
  • De Woningwet
  • Het Bouwbesluit

De bruidsschatregels 

De regels opgenomen in de bruidsschat zijn niet geheel identiek aan het oude recht. Uit de Omgevingswet volgt dat de bruidsschatbepalingen bestaan uit rijksregels of gelijkwaardige regels [art. 22.2 lid 1 Ow]. De wijzigingen in de regels kunnen onder andere het gevolg zijn van begrippen uit het oude stelsel die in het huidige (nieuwe) stelsel niet meer voorkomen. Ook de vorm van de regels kan veranderen, bijvoorbeeld van dwingende beoordelingsregels voor het bevoegd gezag naar algemene regels die gelden voor burgers en bedrijven.

Geen bruidsschat voor provincies

De decentralisatie van het omgevingsbeleid geldt ook voor de provincies. Maar de provincies krijgen geen bruidsschat omdat de omgevingsverordeningen gelijktijdig met de invoering van de Omgevingswet klaar dienen te zijn.

Conclusie

Op 1 januari 2024 hebben gemeenten en waterschappen van rechtswege een set regels gekregen van het Rijk die zijn opgenomen in het omgevingsplan of in de waterschapsverordening. Het gaat om tijdelijke regels die zullen worden overgenomen in het uiteindelijke volwaardige omgevingsplan of waterschapsverordening tijdens de transitiefase. Deze overgangstermijn loopt voor gemeenten tot 1 januari 2032 en voor waterschappen tot 1 januari 2026. Deze data worden nog formeel bij Koninklijk Besluit vastgesteld. Dit artikel is mede geschreven door Anne Verberne.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
Rutger Boogers [post_title] => De Bruidsschat en overgangsrecht [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-bruidsschat-en-overgangsrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:29:58 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:29:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41738 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 41671 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-03-22 15:36:28 [post_date_gmt] => 2024-03-22 14:36:28 [post_content] =>

Inleiding

Om te mogen bouwen of verbouwen zal vaak een omgevingsvergunning nodig zijn. Maar, dit is niet altijd het geval. Er zijn ook situaties waarin vergunningvrij gebouwd mag worden. De regels over vergunningen om te bouwen waren voor de inwerkingtreding geregeld in de Wabo. Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is het systeem voor vergunningvrij bouwen veranderd. In deze blog leg ik uit hoe het oude stelsel in elkaar zat en wat er sinds 1 januari 2024 is gewijzigd.

Hoe was het geregeld vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet?

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regelt in artikel 2.1 dat het verboden is om zonder een omgevingsvergunning een project, waaronder het bouwen van een bouwwerk, uit te voeren. Bij algemene maatregel van bestuur is vastgelegd voor welke activiteiten dit verbod niet geldt. Deze uitzonderingen staan in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hierin is geregeld in welke specifieke gevallen voor het bouwen van een bouwwerk géén vergunning is vereist. Dit betekent dat onder het oude stelsel in beginsel voor bouwen altijd een omgevingsvergunning nodig was.

Hoe is het geregeld onder de Omgevingswet?

De regeling voor vergunningvrij bouwen uit de Wabo en het Bor is vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. In artikel 5.1, tweede lid, onder a, Omgevingswet is een verbod vastgelegd: “Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten, voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval.”
  • Verschil met het oude stelsel: Onder de Wabo bestond dus het uitgangspunt dat een vergunning nodig is, tenzij het bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld dat dit niet zo is. Onder de Omgevingswet daarentegen is het dus zo dat er een vergunning nodig is, indien dit bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen. In beginsel is voor een bouwactiviteit onder de Omgevingswet dus géén omgevingsvergunning vereist.
In welke gevallen is dan wel een omgevingsvergunning vereist? Dit is opgenomen in de algemene maatregel van bestuur, het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

‘De knip’

Onder de Omgevingswet wordt onderscheid gemaakt tussen twee verschillende situaties voor omgevingsvergunningen:
  1. Een omgevingsvergunning voor een technische bouwactiviteit.
    • Paragraaf 2.3.2 Bbl gaat over vergunningplichtige gevallen bij bouwactiviteiten. - Artikel 2.25 Bbl geeft aan wanneer bouwwerken met een dak onder het verbod op vergunningvrij bouwen uit art. 5.1 lid 2 sub a Ow vallen. - Artikel 2.26 Bbl geeft aan wanneer bouwwerken zonder dak onder het verbod op vergunningvrij bouwen uit art. 5.1 lid 2 sub a Ow vallen.
    • Is een technische bouwactiviteit niet opgenomen in deze artikelen of valt het buiten de gestelde eisen, dan is er dus géén omgevingsvergunning vereist. - Dit betekent dat wanneer een bouwwerk met een dak op de grond staat, niet hoger is dan 5 meter, maar één bouwlaag heeft of géén verblijfsgebied op de tweede bouwlaag of hoger heeft, géén niet op de grond gelegen buitenruimte heeft en het geen hoofdgebouw wordt, het niet valt onder de reikwijdte van artikel 2.25 Bbl en het dus vergunningvrij is. - Een bouwwerk zonder dak is vergunningvrij indien het niet hoger is dan 5 meter, het bovengronds is gelegen, wanneer het om een sport-of speeltoestel gaat dat lager is dan 4 meter of alleen functioneert met behulp van zwaartekracht of fysieke menselijk kracht, het gaat om een constructie om een terreinhoogteverschil te overbruggen die lager is dan 1 meter of het aansluitende afwerkende terrein, het gaat om een erf- of perceelafscheiding lager dan 2 meter of wanneer het gaat om een schotelantenne die lager is dan 3 meter en een doorsnede heeft van minder dan 2 meter.
    • Ook indien een technische bouwactiviteit wel is opgenomen in artikelen 2.25 en 2.26 Bbl, kan het zijn dat er géén omgevingsvergunning is vereist. Dit gaat om de gevallen opgenomen in artikel 2.27 Bbl. Hierin zijn onder andere opgenomen bouwactiviteiten met betrekking op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van een bouwwerk waarbij de draagconstructie, brandcompartimenten en de gevelisolatie niet wijzigen of het bouwen van een dakkapel of daklichtvoorziening.
  2. Een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.
In artikel 5.1, eerste lid, onder a, Omgevingswet is vastgelegd dat het verboden is om zonder een omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten.
  • Een omgevingsplanactiviteit is een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is vastgelegd dat een vergunning nodig is of een activiteit die in strijd is het met omgevingsplan en hierdoor een vergunning is vereist om af te wijken.
  • Dit betekent dat het hier bij algemene maatregel van bestuur dient te zijn vastgelegd dat er géén omgevingsvergunning vereist is. Deze gevallen zijn vastgelegd in artikel 2.29 Bbl. - Er is onder andere géén omgevingsvergunning vereist voor verrichten van ‘gewoon onderhoud’, het in bepaalde gevallen plaatsen van een dakkapel of daglichtvoorziening in een dak, het in bepaalde gevallen plaatsen van zonwering of het plaatsen van een afscheiding tussen balkons of dakterrassen.
  • Bruidsschat In de bruidsschat heeft het Rijk een set overgangsregels meegegeven aan gemeenten, die deze gedurende een transitiefase kunnen overnemen in het omgevingsplan. In deze bruidsschat is een aantal vergunningvrije activiteiten aangewezen. Omdat gemeenten binnen het kader van de Omgevingswet de regels uit de bruidsschat kunnen aanpassen, zal het uiteindelijk per gemeente wisselend zijn wat vergunningvrij is.

De kruimelregeling

Vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet was in het Besluit omgevingsrecht (Bor) een lijst met gevallen opgenomen waarbij het mogelijk is om af te wijken van het bestemmingsplan met een reguliere vergunningprocedure van 8 weken. Deze lijst is met de komst van de Omgevingswet vervallen. De kruimelregeling is onder de Omgevingswet niet meer nodig doordat de reguliere procedure voor vergunningen altijd van toepassing zal zijn, ook als het gaat om afwijken van het bestemmingsplan.

Concluderend

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet hebben dus belangrijke veranderingen plaatsgevonden op het terrein van vergunningvrij bouwen. Het is belangrijk om te onthouden dat bouwen pas geheel vergunningvrij is wanneer voor beide de technische bouwactiviteit en het ruimtelijke deel (de omgevingsplanactiviteit) geen vergunning nodig is. Artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Heeft u vragen? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met:  Rutger Boogers, advocaat en specialist arbeidsmigranten (boogers@bg.legal) Rutger Boogers [post_title] => Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => vergunningvrij-bouwen-onder-de-omgevingswet-2 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-22 15:49:50 [post_modified_gmt] => 2024-03-22 14:49:50 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41671 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 41592 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-03-15 10:16:26 [post_date_gmt] => 2024-03-15 09:16:26 [post_content] =>

Inleiding

In de blog geplaatst op 7 februari 2024 hebben wij een overzicht gegeven van de eerste maand jurisprudentie over de Omgevingswet. In dit artikel (deel 2) doen we dit opnieuw, maar dan van de jurisprudentie in de afgelopen 6 weken.

Overgangsrecht

Ook in de tweede maand is er nog veel rechtspraak over het overgangsrecht. Het overgangsrecht regelt de overgang van oude regelgeving naar de huidige regelgeving. In de zaken betreffende het overgangsrecht van de Omgevingswet wordt veelal gebruik gemaakt van standaardoverwegingen, daarom worden hier slechts een paar voorbeelden gegeven van zaken waarin dit aan bod is gekomen. Voor onder andere de volgende onderwerpen is in de rechtspraak in februari de vraag beantwoord welke regelgeving van toepassing is. Wanneer er een verzoek tot schadevergoeding is gedaan voor schade die is geleden door de inwerkingtreding van een besluit als bedoel in artikel 22, eerste lid, van de Tracéwet, blijft het oude recht van toepassing. Dit is zo tot dat het besluit op dat verzoek onherroepelijk is en in het geval van toewijzing de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald. Dit is op grond van artikel 4.17 van de Invoeringswet Omgevingswet. In deze zaak is door de rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat de Erfgoedverordening van de gemeente in werking is gebleven met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit is op grond van artikel 22.4 van de Omgevingswet en artikel 2.8 onder B van de Invoeringswet Omgevingswet. Wanneer een ontwerp-project plan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing. De Crisis- en herstelwet is van toepassing op bepaalde categorieën van ruimtelijke en infrastructurele projecten, daarom blijft ook de crisis- en herstelwet van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.62, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet. Wanneer een sanctiebesluit is genomen vóórdat de Omgevingswet in werking is getreden blijft oude recht van toepassing, dit is tot dat het sanctiebesluit onherroepelijk is geworden. Dit is op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.
  • Last on dwangsom [ECLI:NL:RVS:2024:623 en ECLI:NL:RVS:2024:482] De standaardoverweging dat een last onder dwangsom opgelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet valt onder het recht zoals dat gold, tot het tijdstip waarop de last volledig is opgeheven, de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven is herhaaldelijk in uitspraken aan bod gekomen.

Wat is verder aan bod gekomen?

Deze zaak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening (dit is een tijdelijke beslissing van de bestuursrechter in afwachting van de definitieve uitspraak in een bestuursrechtelijke procedure) van verzoekers tegen een verleende omgevingsvergunning voor het kappen van bomen. De omgevingsvergunning in kwestie is aangevraagd in januari 2024 en verleend in februari 2024, wat betekent dat de Omgevingswet van toepassing is. De aanvraag waar het in de zaak over gaat is een aanvraag als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet in combinatie met artikel 22.8 van de Omgevingswet. Uit artikel 22.8 Omgevingswet volgt dat wanneer op grond van een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning is vereist voor een geval waarin regels over de fysieke leefomgeving alleen in het omgevingsplan mogen worden opgenomen, er een verbod geldt om zonder een omgevingsvergunning een activiteit te verrichten. Op grond van de Bomenverordening geldt het verbod uit artikel 22.8 van de Omgevingswet en mag er dus niet worden gekapt zonder een vergunning. In de zaak wordt het verzoek voor de voorlopige voorziening afgewezen. Dit betekent dat na de inwerkingtreding de vergunninghouder gebruik kan maken van de verleende omgevingsvergunning. In deze zaak gaat het om een weigering van het college van burgemeester en wethouders om handhavend op te treden tegen de gemeente. Dit verzoek is volgens de rechtbank ten onrechte afgewezen. In deze zaak is het college verplicht om tegen zichzelf handhavend op te treden, maar dit gebeurt niet. De gemeente is wel al vooruitlopend op de nog niet verleende omgevingsvergunning gestart met voorbereidende bouwwerkzaamheden van 144 woningen. Daarom stelt de voorzieningenrechter dat het college een last onder bestuursdwang moet opleggen aan de gemeente strekkende tot het staken van de bouw van 48 van de woningen. De voorlopige voorziening heeft geen betrekking op de overige 96 woningen, maar bij het bouwen van deze woningen handelt de gemeente wel in strijd met artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet door voorbereidingswerkzaamheden te treffen en te bouwen zonder een omgevingsvergunning. In deze zaak gaat het om een ontwerp voor een bestemmingsplan dat vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. Daarom is op het ontwerpplan het oude recht van toepassing. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet werd het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Uit artikel 6:19 Awb volgt dat een beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een gewijzigd bestreden besluit. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak vastgesteld dat het overgangsrecht van de Omgevingswet daaraan niet in de weg staat. In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders moet handhaven op grond van het oude recht dan wel de Omgevingswet. De Invoeringswet Omgevingswet heeft namelijk twee artikelen die zien op het overgangsrecht bij handhaving. Artikel 4.3 ziet op het overgangsrecht voor besluiten op een aanvraag en artikel 4.23 ziet op het overgangsrecht voor het sanctiebesluit zelf. Er is hierdoor dus een keuze voor twee verschillende ‘kantelmomenten’. In deze zaak gaat de rechtbank Oost-Brabant in op de mogelijke gevolgen hiervan. Rutger Boogers [post_title] => Jurisprudentie overzicht Omgevingswet deel 2 [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentie-overzicht-omgevingswet-deel-2 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-15 10:37:44 [post_modified_gmt] => 2024-03-15 09:37:44 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41592 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 41276 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-02-23 11:05:41 [post_date_gmt] => 2024-02-23 10:05:41 [post_content] =>

Inleiding

Er wordt door veel gemeenten actief handhavend opgetreden tegen het bewonen van woningen door arbeidsmigranten. In de regel bevat een bestemmingsplan een woonbestemming. Vaak betekent dit dat het perceel alleen gebruikt mag worden ten behoeve van het wonen in een ‘woning’. Meestal is het gebruik dan beperkt tot één huishouden. Over het algemeen wordt de huisvesting van arbeidsmigranten niet aanvaard als één huishouden. Toch is in een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland geoordeeld dat twee arbeidsmigranten samen één huishouden vormen. Het is dus niet per definitie onmogelijk dat arbeidsmigranten één huishouden vormen.

Feiten

In de betreffende woning wonen sinds 2017 twee arbeidsmigranten. Volgens het college van B&W is de huisvesting van deze arbeidsmigranten in strijd met het bestemmingsplan. Eiseres, de eigenaar van de woning, heeft daarom een omgevingsvergunning aangevraagd zodat het strijdige gebruik kan worden opgeheven. De aanvraag is vervolgens geweigerd door het college. De eigenaar gaat tegen die weigering in beroep. Bij de bestuursrechter ligt vervolgens de vraag voor of het gebruik van de woning voor de huisvesting van arbeidsmigranten strijd oplevert met het bestemmingsplan.

Wettelijk kader

Op het perceel rust de bestemming ‘wonen-2’ en het perceel is bestemd voor ‘woonhuizen’. De woning mag op grond daarvan alleen worden bewoond door één huishouden. Het begrip ‘huishouden’ moet volgens algemeen spraakgebruik worden uitgelegd. De volgende definitie wordt genomen door de rechtbank: “één of meer personen die in vast verband samenleven, eventueel met (hun) kinderen”.

Oordeel rechtbank

Volgens de rechtbank moet gekeken worden naar de feitelijke situatie om te beoordelen of er sprake is van één huishouden. De feitelijke situatie is als volgt:
  • de arbeidsmigranten zijn beide werknemers van de eisers;
  • ze wonen sinds 2017 in de woning (op het moment van uitspraak is dat vier jaar);
  • ze staan beiden op het adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
  • de woning is hun hoofdverblijf, ze gaan alleen met feestdagen naar het land van herkomst;
  • de kosten voor gas en elektriciteit worden door hen betaald vanaf een gezamenlijke rekening;
  • ze betalen geen huur; en
  • ze maken allebei schoon, koken en eten samen en maken gezamenlijk gebruik van de voorzieningen van de woning.
De rechtbank concludeert dat deze feiten ertoe leiden dat sprake is van één huishouden. Hieruit volgt dat er geen strijdig gebruik is met het bestemmingsplan en een omgevingsvergunning dus niet vereist is.

Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot andere uitspraken?

In 2020 en 2018 werd door de hoogste bestuursrechter eerder geoordeeld dat een woning mocht worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten. In deze zaken oordeelde de Afdeling dat het begrip ‘wonen’ in het bestemmingsplan moest worden uitgelegd aan de hand van het algemeen spraakgebruik. Volgens de Afdeling kunnen onder ‘wonen’ verschillende en uiteenlopende vormen van huisvesting worden begrepen. Ook huisvesting van arbeidsmigranten kan vallen onder ‘wonen’ en daarom was de huisvesting van arbeidsmigranten niet in strijd met het bestemmingsplan. In deze zaken werd dus niet ingegaan op de vraag of arbeidsmigranten één huishouden vormden, maar werd gesteld dat onder het algemeen spraakgebruik van ‘wonen’ ook huisvesting van arbeidsmigranten kan vallen. Dit deze zaken was de bestemming ‘wonen’ niet nader gedefinieerd in het bestemmingsplan en er bestond geen koppeling of relatie met de planregels waarin het begrip ‘woning’ werd gedefinieerd. In dat geval zijn er dus diverse woonvormen toegestaan omdat er dan gekeken wordt naar het algemeen spraakgebruik.
  • Het belang van het wel of niet aanwezig zijn van de relatie tussen de begrippen ‘woning’ en ‘wonen’ is door Rutger Boogers eerder uitgebreid aan bod gekomen in dit artikel.

Vaak vormen arbeidsmigranten geen huishouden

Het voorgaande is dus anders in de zaak die hierboven is toegelicht. In dat geval is immers wél in het bestemmingsplan opgenomen dat de woning bestemd is voor één huishouden. Over het algemeen oordeelt de Afdeling in deze gevallen dat arbeidsmigranten geen huishouden vormen. Zo is in de volgende zaken het argument verworpen dat arbeidsmigranten samen één huishouden kunnen vormen.
  • Huisvesting van seizoenarbeiders is niet op één lijn te stelen met het begrip ‘huishouden’. Er is namelijk geen sprake van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid. De omstandigheden dat de seizoenarbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit hebben en samen de zorg dragen voor de huishouding is niet voldoende [ECLI:NL:RVS:2007:BA4193].
  • Naast de bewoning door een gezin of een samenlevingsverband is het mogelijke dat minder traditionele woonvormen on de algemene woonbestemming vallen. Er moet dan wel sprake zijn van (nagenoeg) zelfstandige bewoning met duurzaam verblijf ter plaatse. Er is continuïteit in de samenstelling vereist en er moet een onderlinge verbondenheid Het hoofdverblijf moet de betreffende woning zijn. In deze zaak werd niet voldaan aan de voorgenoemde omstandigheden en worden de omstandigheden dat de arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten en gezamenlijk de huishouding doen niet voldoende geacht [ECLI:NL:RBMID:2010:BL6803].
  • Alhoewel de arbeidsmigranten voor langere tijd in de woning verblijven kan bewoning door één huishouden niet worden aangenomen om de volgende redenen. Er is geen sprake van een onderliggende overeenkomst, er is geen sprake van continuïteit in de samenstelling of onderlinge verbondenheid van de bewoners. Er is geen intentie om voor onbepaalde tijd één huishouden te vormen [ECLI:NL:RBMNE:2017:2227].

Voor de praktijk

Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat voor de kwalificatie ‘één huishouden’ over het algemeen sprake moet zijn van continuïteit in de samenstelling, nagenoeg zelfstandige bewoning, onderlinge verbondenheid en de woning het hoofdverblijf betreft. De toetsing aan deze voorwaarden is in deze zaak geslaagd, waardoor de twee arbeidsmigranten vallen onder de definitie van één huishouden. Dit betekent dat geen sprake is van een overtreding en het gebruik van de woning dus rechtstreeks is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Heeft u vragen? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met:  Rutger Boogers, advocaat en specialist arbeidsmigranten (boogers@bg.legal) Rutger Boogers [post_title] => Kunnen arbeidsmigranten samen 'één huishouden' vormen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kunnen-arbeidsmigranten-samen-een-huishouden-vormen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-02-23 11:36:40 [post_modified_gmt] => 2024-02-23 10:36:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41276 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 41096 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-02-14 10:31:39 [post_date_gmt] => 2024-02-14 09:31:39 [post_content] =>

Inleiding

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In het omgevingsplan van de gemeente is opgenomen welke activiteiten zijn toegestaan per locatie. Wanneer iemand een activiteit uitvoert die niet is toegestaan op een locatie onder het omgevingsplan, handelt die persoon daarmee in strijd met het omgevingsplan. Ook kan het voorkomen dat er wordt gebouwd zonder een omgevingsvergunning, ook dit is strijdig met het omgevingsrecht. Burgers en bedrijven dienen zich te houden aan de regels uit de Omgevingswet, indien ze dit niet doen kan de overheid handhavingsinstrumenten inzetten of kunnen belanghebbenden een aanvraag tot handhaving doen.

Verbodsbepalingen

Onder het oude recht was de wettelijke grondslag voor handhaving van het omgevingsrecht geregeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo. Door een project zonder omgevingsvergunning uit te voeren werd bijvoorbeeld artikel 2.1 lid 1 onder b van die wet overtreden. Onder de Omgevingswet zijn de verbodsbepalingen opgenomen in paragraaf 5.1.1. Het is bijvoorbeeld verboden om een omgevingsplanactiviteit uit te voeren zonder een omgevingsvergunning [art. 5.1 lid 1 sub a Ow].

Hoe is handhaving geregeld onder de Omgevingswet?

Uitgangspunt is dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is en daarmee belast is met handhaving, tenzij een ander bestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen [art. 18.2 Ow]. Het bevoegd gezag kan personen aanwijzen als toezichthouder om toezicht te houden op de naleving van de Omgevingswet [art. 18.6 Ow]. Onder de Omgevingswet is het hoofdstuk handhaving opgedeeld in drie afdelingen:
  • Bestuursrechtelijke handhaving
De bestuursrechtelijke handhavingstaak bestaat uit het toezicht houden op de naleving van de Omgevingswet, het verwerken van klachten over de naleving van de Omgevingswet en het opleggen en ten uitvoer leggen van bestuurlijke sancties [art. 18.1 Ow].
  • Strafrechtelijke handhaving In deze afdeling is één artikel opgenomen over de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet.
  • Kwaliteitsbevordering en afstemming van handhaving. Deze afdeling is van toepassing op de te verrichten werkzaamheden van het bevoegd gezag in het kader van de handhavingstaak neergelegd in artikel 18.1 Omgevingswet.
Onder de Omgevingswet zijn de volgende handhavingsinstrumenten te vinden:
  • Last onder dwangsom [art. 5:31d Awb]
De last onder dwangsom is een algemene sanctie opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Dit is een sanctie gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Wanneer de overtreder niet binnen de bepaalde termijn herstelmaatregelen treft, wordt  een dwangsom opgelegd en verbeurd. Last onder bestuursdwang [art. 125 Gemeentewet, art. 122 Provinciewet en art. 61 Waterschapswet]
  • Het bestuursorgaan dat als bevoegd gezag is aangemerkt kan een last onder bestuursdwang opleggen. Dit is een maatregel die net als de last onder dwangsom gericht is op herstel, de overtreding dient te worden beëindigd en de rechtmatige situatie moet worden hersteld. Als de overtreder de situatie niet binnen een redelijke termijn herstelt doet de overheid dit en kan zij de kosten verhalen op de overtreder.
  • Intrekken van een begunstigde beschikking [art. 18.10 Ow]
Het bevoegd gezag kan een beschikking intrekken (geheel of gedeeltelijk) wanneer de houder van de beschikking handelt in strijd met de activiteit waarvoor de beschikking is gegeven of de geldende regels.
  • Bestuurlijke boete [§18.1.4 Ow]
Een bestuurlijke boete is een bestraffende bestuurlijke sanctie die door de inwerkingtreding van de Omgevingswet is uitgebreid in reikwijdte. In paragraaf 18.1.4 is opgenomen in welke situaties de bestuurlijke boete kan worden opgelegd en wat de hoogte van de boete is. Een bestuurlijke boete zal bijvoorbeeld worden opgelegd wanneer het niet mogelijk is de situatie te herstellen.
  • Bestuurlijke strafbeschikking [art. 257ba Sv]
Bij de bestuurlijke strafbeschikking is een bestuursorgaan bevoegd een geldboete op te leggen.
  • Strafbaarstelling op grond van de Wet op de economische delicten [art. 18.16 Ow]
Artikelen uit de Omgevingswet zijn als economisch strafbaar aangemerkt in de Wet op de economische delicten. Het bevoegd gezag kan een gedraging voorleggen aan het Openbaar Ministerie wanneer de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De straf wordt in dit geval opgelegd door de strafrechter.

Overgangsrecht

Voor handhavingszaken die al in gang waren gezet vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt overgangsrecht. Het overgangsrecht is verdeeld in ambtshalve genomen handhavingsbesluiten en handhavingsbesluiten in reactie op een handhavingsverzoek.
  • Indien een sanctiebesluit (ambtshalve) is genomen vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing [art. 4.23 Invoeringswet Omgevingswet].
  • Indien een verzoek om handhaving vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gedaan is het oude recht van toepassing [art. 4.3 Invoeringswet Omgevingswet] [ABRS, 24-01-2024, ECLI:NL:RVS:2024:254].
Dus, handhavingszaken die al zijn gestart vóór de inwerkingtreding, maar nog lopen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden afgehandeld onder het oude recht.

Handhaving van de algemene zorgplicht

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is er een toename aan zorgplichten. Het bevoegd gezag kan deze zorgplichten handhaven. In de Omgevingswet is een algemene zorgplicht voor de fysieke leefomgeving opgenomen [art. 1.6 Ow]. De algemene zorgplicht kan dienen als een basis voor handhaving wanneer geen regels te zijn aan te wijzen en er een ‘onmiskenbare strijd’ is met die algemene zorgplicht. Daarnaast is er een algemeen verbod opgenomen om activiteiten te verrichten die aanzienlijk nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving creëren [art. 1.7a Ow]. Het algemeen verbod is een vangnet indien geen specifieke decentrale regels of rijksregels van toepassing zijn en strafrechtelijke handhaving hiervan is mogelijk.

Concluderend

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is veel op het gebied van handhaving hetzelfde gebleven doordat handhaving grotendeels is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. De bijzondere handhavingsbepalingen zijn van hoofdstuk 5 Wabo naar hoofdstuk 18 Omgevingswet gegaan. Veranderingen met het oude stelsel zijn onder andere de ruime bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen en de vervanging van een groot aantal vergunningen door zorgplichten. Daarnaast is de bouwstop die als beheersmaatregel was opgenomen in artikel 5.17 Wabo is niet terug te vinden in de Omgevingswet maar valt nu onder de bestuurlijke sanctie van artikel 5:2 Awb. Dit artikel is mede geschreven door Anne Verberne
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
Rutger Boogers [post_title] => Handhaving onder de Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => handhaving-onder-de-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:34:04 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:34:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41096 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 41042 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-02-07 15:42:46 [post_date_gmt] => 2024-02-07 14:42:46 [post_content] =>

Inleiding

Het is ruim een maand geleden dat de Omgevingswet in werking is getreden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de eerste jurisprudentie. Tot nu toe is de rechtspraak gefocust op het overgangsrecht.

Overgangsrecht

Het overgangsrecht regelt de overgang van oude regelgeving naar de huidige regelgeving. Het is vaak het geval dat een aanvraag al is gedaan of een procedure al is gestart vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Over onder andere de volgende onderwerpen is in de rechtspraak bevestigd welke regelgeving dan van toepassing is.
  • Aanvraag omgevingsvergunning [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:41] Op een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wabo van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.Ook andere vergunningsverleningen zijn aan bod gekomen in de rechtspraak. Zo is in ECLI:NL:RBNNE:2024:118 geoordeeld dat op een aanvraag ingediend voor verlening een watervergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet de Waterwet van toepassing is.
  • Deel van omgevingsplan Op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan blijft de beroepsprocedure uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, onder de voorwaarde dat het onderwerp vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. Dit is op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:45].In ECLI:NL:RVS:2024:226 kwam dit aan bod maar dan voor een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan.
  • Handhaving [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:153] Indien een verzoek om handhaving is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht van toepassing tot dat het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt. In deze zaak zag het verzoek op de Waterwet en blijft daarom de Waterwet van toepassing. In ECLI:NL:RVS:2024:140 zag het verzoek bijvoorbeeld op de Wabo en blijft daarom de Wabo van toepassing en in ECLI:NL:RVS:2024:254 zag het verzoek op het Bouwbesluit 2012 en blijft daarom het Bouwbesluit 2012 van toepassing.
  • Wet natuurbescherming Op een aanvraag voor een natuurvergunning ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wet natuurbescherming van toepassing. Dit is op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:129].
Een aanvraag voor natuurontheffing die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend wordt afgehandeld onder de regelingen uit de Wet natuurbescherming. Wanneer de uitspraak onherroepelijk is geworden wordt de ontheffing gelijk gesteld met een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder g, van de Omgevingswet. Dit is op grond van artikel 2.6, eerste lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet [Rb. Midden-Nederland ECLI:NL:RBMNE:2024:212].
  • Bestuurlijke sanctie Het oude recht blijft van toepassing op een bestuurlijke sanctie die vóór de inwerkingtreding van de omgevingswet is opgelegd [Rb. Zeeland-West-Brabant ECLI:NL:RBZWB:2024:371].Voor een overtreding waarvoor vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een last onder dwangsom is opgelegd blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold van toepassing. Dit geldt tot dat de last is uitgevoerd, de dwangsom is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:113].
  • Tracébesluit [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:276] Wanneer een ontwerptracébesluit vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd blijft het oude recht van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.44, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingsrecht.
  • Planschade [ECLI:NL:RVS:2024:225] In artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet is bepaald dat het oude recht toepasselijk is op verzoeken voor schadevergoeding.

Rechtsgevolgen

Wanneer de bestuursrechter een besluit vernietigt kan hij de rechtsgevolgen in stand laten. In ECLI:NL:RBOBR:2024:101 is de vergunning vernietigd maar blijven de rechtsgevolgen in stand. In deze uitspraak wordt duidelijk hoe een vernietigd besluit kan worden aangeduid: “Artikel 4.13 van de Invoeringswet bepaalt dat, een omgevingsvergunning voor een activiteit waarop een verbodsbepaling van toepassing is als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning voor die activiteit. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt met zich mee dat het vernietigde herstelbesluit met de vervangen voorschriften 3.2.7 en 4.1.1 geldt als een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1 tweede lid, van de Omgevingswet zodra deze uitspraak onherroepelijk is.”

Exceptieve toetsing [ECLI:NL:RVS:2024:249]

Tegen een bestemmingsplan dat in februari 2022 is vastgesteld hebben meerdere partijen beroep ingesteld. Er wordt onder andere betoogd dat bepalingen in strijd zijn met de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving. Volgens de Afdeling hoeft het plan echter niet aan de Omgevingswet te voldoen. Toen het plan werd vastgesteld was de Omgevingswet nog niet in werking getreden, het plan moet alleen voldoen aan de op het moment van vaststelling geldende regels. In deze zaak zag de Afdeling dus geen aanleiding voor exceptieve toetsing aan de bepalingen aan de Omgevingswet. Rutger Boogers [post_title] => Jurisprudentie overzicht Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentie-overzicht-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-02-07 15:46:21 [post_modified_gmt] => 2024-02-07 14:46:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41042 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 42135 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-05-16 10:56:36 [post_date_gmt] => 2024-05-16 08:56:36 [post_content] =>

Inleiding

Dit artikel is de vierde editie van onze jurisprudentiereeks over de Omgevingswet. In deze editie komt de rechtspraak uit april 2024 aan bod. Een belangrijke uitspraak in april werd gedaan door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland. In die uitspraak heeft de voorzieningenrechter getoetst aan het criterium een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ en tevens beoordeelt of voldoende uitvoering was gegeven aan de participatieverplichting. Over deze uitspraak hebben wij eerder een apart blog geschreven.

Inhoudelijk

In deze zaak gaat het om handhavingsbesluiten die onder de toepasselijkheid van de Omgevingswet vallen. Deze besluiten zien op het onmiddellijk staken en gestaakt houden van bouwwerkzaamheden. Hiertegen heeft de verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Het volgende komt aan bod: of er sprake is van een overtreding van een omgevingsvergunning in de zin van de Omgevingswet, of het mogelijk is om te handhaven bij het niet melden van de start bij de bouw en de handhaving bij het niet doen van een gebruiksmelding. Het eerste onderdeel van de handhavingsbesluiten ziet op een overtreding van artikel 5.5 Omgevingswet waaruit volgt dat het verboden is om in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning te handelen. Maar, de omgevingsvergunning waar het in deze zaak om gaat is nog geen omgevingsvergunning onder de Omgevingswet omdat er bezwaar loopt en de vergunning dus nog niet onherroepelijk is. Deze stelling kan dus in bezwaar geen stand houden, maar dit gebrek kan wel worden hersteld. De voorzieningen rechter ziet hier geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit is omdat de verzoeker vooralsnog gezien heeft gebouwd zonder de vereiste omgevingsvergunning, en indien de vergunning niet onherroepelijk wordt de verzoeker helemaal geen vergunning heeft, dit zou dan ook tot een overtreding leiden. Het tweede aspect van de handhavingsbesluiten ziet op het niet doen van een startmelding bij het bouwen, als vereist in artikel 7.7, eerste lid, Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Aan dit voorschrift is echter geen consequentie verbonden. De voorzieningenrechter oordeelt hierover dat die handhaving dan ook niet is gerechtvaardigd. Op dit punt kan de verzoeker in bezwaar dus gelijk krijgen. Het derde handhavingsbesluit ziet op het handelen in strijd met artikel 6.7, eerste lid, Bbl, doordat de verzoeker de ingebruikneming van het pand niet vier weken voorafgaand aan gebruik heeft gemeld. De voorzieningenrechter oordeelt hierover dat er een bevoegdheid was om handhavend op te treden. Vervolgens wordt er een belangenafweging gegeven. Omdat het mogelijk is dat de verzoeker in bezwaar op een aantal punten gelijk zal krijgen, heft de voorzieningenrechter de herstelsancties op voor zover die zien op het staken van de bouw. Op 12 april heeft de rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan over de juridische status van een goedkeuringseis in een vergunningvoorschrift voor een milieubelastende activiteit. De vraag was of dit onder de Omgevingswet als een besluit kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat er verschillende varianten zijn van goedkeuringseisen. Bij sommige beslissingen over goedkeuring volgt een rechtsgevolg, deze zijn daarom aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor andere beslissingen is dit niet het geval. Ook oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende rechtsbescherming tegen een besluit over goedkeuring bestaat. Omdat de Omgevingswet geen bijzondere bekendmakings- en publicatieverplichtingen kent zijn de algemene bekendmakingsverplichtingen uit de Awb van toepassing. Dit betekent dat derden niet op de hoogte worden gesteld, daarom had een buitenwettelijke publicatieverplichting in het besluit in de regel gelegen.
  • Geen materieel groot verschil tussen toetsing handhavingsbesluit Wabo en Omgevingswet  [ECLI:NL:RBOVE:2024:2298]
In deze zaak ging het om een ambtshalve genomen handhavingsbesluit op grond van de Omgevingswet. Volgens het overgangsrecht was op de situatie in de zaak echter de Wabo van toepassing. De voorzieningenrechter verbindt aan dit gebrek geen rechtsgevolgen omdat er geen grote materiele verschillen bestaan tussen de toetsing op grond van het oude recht en het nieuwe recht. Dit betekent dat het college dit kan herstellen in de bezwarenprocedure. Dit geschil gaat over een verleende ontgrondingenvergunning voor het uitvoeren van ontgrondingswerkzaamheden van een haven (verleend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet), waartegen een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen is ingediend. Uit artikel 5.1 van de Omgevingswet volgt dat het verboden is om een ontgrondingsactiviteit uit te voeren zonder een omgevingsvergunning, maar in artikel 16.7 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn gevallen opgenomen waarvoor dit verbod niet geldt. Deze categorie kan op grond van artikel 16.9 Bal worden uitgebreid door vergunningvrije gevallen op te nemen in de provinciale omgevingsverordening indien dit doelmatig en doeltreffend is. Dat is in deze zaak aan de orde, in de provinciale omgevingsverordening is opgenomen dat het verbod niet geldt voor het aanleggen, veranderen of verwijderen van een haven. De vergunninghouder stelt dat de ontgrondingsactiviteit nu dus vergunningvrij is. De volgende vraag doet zich voor: kan de vergunde ontgronding worden aangemerkt als een ontgrondingsactiviteit als bedoeld in artikel 16.6 van het Bal? Volgens de voorzieningenrechter bestaat hierover gerede twijfel en dient dit in een bodemprocedure worden behandeld.

Overgangsrecht

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in deze uitspraak uiteengezet welk recht van toepassing is op (vervolg) besluiten op aanvragen om een ruimtelijk plan vast te stellen. Met het oog op de rechtsvorming en de rechtspraktijk is de Afdeling ingegaan op een aantal veelvoorkomende scenario’s. Deze uitspraak geldt voor bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen. De volgende scenario’s zijn door de Afdeling besproken: - Een aanvraag tot vaststelling van een bestemmingsplan is vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet gedaan en is afgewezen door de gemeenteraad. In dit geval blijft de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing tot dat het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt. Dit volgt uit het overgangsrecht, de Omgevingswet wordt van toepassing wanneer een bestemmingsplan van kracht is, waarvan geen sprake is als de aanvraag tot het vaststellen wordt afgewezen. - Wanneer een aanvraag wordt afgewezen door de gemeenteraad, maar dit afwijzingsbesluit blijft niet in stand bij de Afdeling, blijft ook bij een nieuw besluit op de aanvraag de Wro van toepassing. Pas wanneer het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt is de Omgevingswet namelijk van toepassing. - In het geval dat de aanvraag vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gedaan en deze vervolgens wordt toegewezen door de gemeenteraad, dan geldt artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet. Hieruit volgt dat het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit bepalend is, is dit ná 1 januari 2024 gebeurd, dan is de Omgevingswet van toepassing. De rechtbank gaat in deze uitspraak in op de betekenis van een gemeentelijke erfgoedverordening en de omgevingsvergunningplicht voor het veranderen van een gemeentelijk monument in de overgangsperiode na inwerkingtreding van de Omgevingswet tot 1 januari 2032. Eiseres in deze zaak heeft het college in 2023 verzocht om een kerk op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen, deze aanvraag is afgewezen, waartegen eiseres is bezwaar en nu beroep is gegaan. De bevoegdheid van de gemeenteraad om een pand als gemeentelijk monument aan te wijzen op grond van een erfgoedverordening is geregeld in artikel 3.16, eerste lid, van de Erfgoedwet, deze bevoegdheid blijft gelden tot 1 januari 2032. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken. De Wabo bevat bepalingen over, onder andere, het wijzigen van een gemeentelijk monument. De volgende vraag ontstaat hierdoor: wordt een op grond van een erfgoedverordening aangewezen gemeentelijk monument geconfronteerd met vergelijkbare beperkingen als de Wabo-bepalingen? Uit het overgangsstel volgt dat vergunning- of ontheffingplichten die onder de Wabo werden aangemerkt als Wabo-omgevingsvergunningplichten, in de periode tot 1 januari 2032 nog worden aangemerkt als omgevingsvergunningplichten. Hieruit volgt dat voor het slopen, verstoren of wijzigen van een gemeentelijk monument waarop de beperkingen van de Wabo van toepassing waren, hiervoor ook een omgevingsvergunning is vereist onder de Omgevingswet. Dit artikel is mede geschreven door Anne Verberne. Rutger Boogers 2 [post_title] => Jurisprudentie overzicht vierde maand Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentie-overzicht-vierde-maand-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-16 10:56:36 [post_modified_gmt] => 2024-05-16 08:56:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42135 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 66 [max_num_pages] => 7 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => ff3d0c3037d7431fb9e669d6b9b293e3 [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Inleiding Dit artikel is de vierde editie van onze jurisprudentiereeks over de Omgevingswet. In deze editie komt de rechtspraak uit april 2024 aan bod. Een belangrijke uitspraak in april werd...
Lees meer
Inleiding In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland gaat het over rechterlijke toetsing van het criterium ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ dat van toepassing is bij de verlening van...
Lees meer
Inleiding In het derde deel van onze jurisprudentiereeks over de Omgevingswet wordt de rechtspraak gepubliceerd in maart 2024 besproken. Inhoudelijk Rechterlijke toetsing BOPA [ECLI:NL:RBGEL:2024:1822] In deze uitspraak gaat het om...
Lees meer
Inleiding Onder vigeur van de Wro kon een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid, uitwerkingsplicht of afwijkingsbevoegdheid bevatten. De Wro is komen te vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In dit artikel...
Lees meer
Inleiding  Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 zijn regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen verhuisd. Wat voorheen rijksregels waren zijn nu lokale regels die...
Lees meer
Inleiding Om te mogen bouwen of verbouwen zal vaak een omgevingsvergunning nodig zijn. Maar, dit is niet altijd het geval. Er zijn ook situaties waarin vergunningvrij gebouwd mag worden. De...
Lees meer
Inleiding In de blog geplaatst op 7 februari 2024 hebben wij een overzicht gegeven van de eerste maand jurisprudentie over de Omgevingswet. In dit artikel (deel 2) doen we dit...
Lees meer
Inleiding Er wordt door veel gemeenten actief handhavend opgetreden tegen het bewonen van woningen door arbeidsmigranten. In de regel bevat een bestemmingsplan een woonbestemming. Vaak betekent dit dat het perceel...
Lees meer
Inleiding Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet...
Lees meer
Inleiding Het is ruim een maand geleden dat de Omgevingswet in werking is getreden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de eerste jurisprudentie. Tot nu toe is de...
Lees meer