WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 5
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 5
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] => all
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
[0] => 19
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1454
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (19) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 40, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 41276
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-02-23 11:05:41
[post_date_gmt] => 2024-02-23 10:05:41
[post_content] => Inleiding
Er wordt door veel gemeenten actief handhavend opgetreden tegen het bewonen van woningen door arbeidsmigranten. In de regel bevat een bestemmingsplan een woonbestemming. Vaak betekent dit dat het perceel alleen gebruikt mag worden ten behoeve van het wonen in een ‘woning’. Meestal is het gebruik dan beperkt tot één huishouden. Over het algemeen wordt de huisvesting van arbeidsmigranten niet aanvaard als één huishouden. Toch is in een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland geoordeeld dat twee arbeidsmigranten samen één huishouden vormen. Het is dus niet per definitie onmogelijk dat arbeidsmigranten één huishouden vormen.
Feiten
In de betreffende woning wonen sinds 2017 twee arbeidsmigranten. Volgens het college van B&W is de huisvesting van deze arbeidsmigranten in strijd met het bestemmingsplan. Eiseres, de eigenaar van de woning, heeft daarom een omgevingsvergunning aangevraagd zodat het strijdige gebruik kan worden opgeheven. De aanvraag is vervolgens geweigerd door het college. De eigenaar gaat tegen die weigering in beroep. Bij de bestuursrechter ligt vervolgens de vraag voor of het gebruik van de woning voor de huisvesting van arbeidsmigranten strijd oplevert met het bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Op het perceel rust de bestemming ‘wonen-2’ en het perceel is bestemd voor ‘woonhuizen’. De woning mag op grond daarvan alleen worden bewoond door één huishouden. Het begrip ‘huishouden’ moet volgens algemeen spraakgebruik worden uitgelegd. De volgende definitie wordt genomen door de rechtbank: “één of meer personen die in vast verband samenleven, eventueel met (hun) kinderen”.
Oordeel rechtbank
Volgens de rechtbank moet gekeken worden naar de feitelijke situatie om te beoordelen of er sprake is van één huishouden. De feitelijke situatie is als volgt:
- de arbeidsmigranten zijn beide werknemers van de eisers;
- ze wonen sinds 2017 in de woning (op het moment van uitspraak is dat vier jaar);
- ze staan beiden op het adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
- de woning is hun hoofdverblijf, ze gaan alleen met feestdagen naar het land van herkomst;
- de kosten voor gas en elektriciteit worden door hen betaald vanaf een gezamenlijke rekening;
- ze betalen geen huur; en
- ze maken allebei schoon, koken en eten samen en maken gezamenlijk gebruik van de voorzieningen van de woning.
De rechtbank concludeert dat deze feiten ertoe leiden dat sprake is van één huishouden. Hieruit volgt dat er geen strijdig gebruik is met het bestemmingsplan en een
omgevingsvergunning dus niet vereist is.
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot andere uitspraken?
In
2020 en
2018 werd door de hoogste bestuursrechter eerder geoordeeld dat een woning mocht worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten. In deze zaken oordeelde de Afdeling dat het begrip ‘wonen’ in het bestemmingsplan moest worden uitgelegd aan de hand van het algemeen spraakgebruik. Volgens de Afdeling kunnen onder ‘wonen’
verschillende en uiteenlopende vormen van huisvesting worden begrepen. Ook huisvesting van arbeidsmigranten kan vallen onder ‘wonen’ en daarom was de huisvesting van arbeidsmigranten niet in strijd met het bestemmingsplan.
In deze zaken werd dus niet ingegaan op de vraag of arbeidsmigranten één huishouden vormden, maar werd gesteld dat onder het algemeen spraakgebruik van ‘wonen’ ook huisvesting van arbeidsmigranten kan vallen. Dit deze zaken was de bestemming ‘wonen’ niet nader gedefinieerd in het bestemmingsplan en er bestond geen koppeling of relatie met de planregels waarin het begrip ‘woning’ werd gedefinieerd. In dat geval zijn er dus diverse woonvormen toegestaan omdat er dan gekeken wordt naar het algemeen spraakgebruik.
- Het belang van het wel of niet aanwezig zijn van de relatie tussen de begrippen ‘woning’ en ‘wonen’ is door Rutger Boogers eerder uitgebreid aan bod gekomen in dit artikel.
Vaak vormen arbeidsmigranten geen huishouden
Het voorgaande is dus anders in de zaak die hierboven is toegelicht. In dat geval is immers wél in het bestemmingsplan opgenomen dat de woning bestemd is voor één huishouden. Over het algemeen oordeelt
de Afdeling in deze gevallen dat arbeidsmigranten geen huishouden vormen. Zo is in de volgende zaken het argument verworpen dat arbeidsmigranten samen één huishouden kunnen vormen.
- Huisvesting van seizoenarbeiders is niet op één lijn te stelen met het begrip ‘huishouden’. Er is namelijk geen sprake van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid. De omstandigheden dat de seizoenarbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit hebben en samen de zorg dragen voor de huishouding is niet voldoende [ECLI:NL:RVS:2007:BA4193].
- Naast de bewoning door een gezin of een samenlevingsverband is het mogelijke dat minder traditionele woonvormen on de algemene woonbestemming vallen. Er moet dan wel sprake zijn van (nagenoeg) zelfstandige bewoning met duurzaam verblijf ter plaatse. Er is continuïteit in de samenstelling vereist en er moet een onderlinge verbondenheid Het hoofdverblijf moet de betreffende woning zijn. In deze zaak werd niet voldaan aan de voorgenoemde omstandigheden en worden de omstandigheden dat de arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten en gezamenlijk de huishouding doen niet voldoende geacht [ECLI:NL:RBMID:2010:BL6803].
- Alhoewel de arbeidsmigranten voor langere tijd in de woning verblijven kan bewoning door één huishouden niet worden aangenomen om de volgende redenen. Er is geen sprake van een onderliggende overeenkomst, er is geen sprake van continuïteit in de samenstelling of onderlinge verbondenheid van de bewoners. Er is geen intentie om voor onbepaalde tijd één huishouden te vormen [ECLI:NL:RBMNE:2017:2227].
Voor de praktijk
Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat voor de kwalificatie ‘één huishouden’ over het algemeen sprake moet zijn van continuïteit in de samenstelling, nagenoeg
zelfstandige bewoning, onderlinge verbondenheid en de woning het hoofdverblijf betreft. De toetsing aan deze voorwaarden is in deze zaak geslaagd, waardoor de twee arbeidsmigranten vallen onder de definitie van één huishouden. Dit betekent dat geen sprake is van een overtreding en het gebruik van de woning dus rechtstreeks is toegestaan op grond van het bestemmingsplan.
Artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
Heeft u vragen? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met:
Rutger Boogers, advocaat en specialist arbeidsmigranten (
boogers@bg.legal)

[post_title] => Kunnen arbeidsmigranten samen 'één huishouden' vormen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => kunnen-arbeidsmigranten-samen-een-huishouden-vormen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-07-17 11:01:06
[post_modified_gmt] => 2024-07-17 09:01:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41276
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 41096
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-02-14 10:31:39
[post_date_gmt] => 2024-02-14 09:31:39
[post_content] =>
Inleiding
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit
vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In het omgevingsplan van de gemeente is opgenomen welke activiteiten zijn toegestaan per locatie. Wanneer iemand een activiteit uitvoert die niet is toegestaan op een locatie onder het omgevingsplan, handelt die persoon daarmee in strijd met het omgevingsplan. Ook kan het voorkomen dat er wordt gebouwd zonder een omgevingsvergunning, ook dit is strijdig met het omgevingsrecht. Burgers en bedrijven dienen zich te houden aan de regels uit de Omgevingswet, indien ze dit niet doen kan de overheid handhavingsinstrumenten inzetten of kunnen belanghebbenden een
aanvraag tot handhaving doen.
Verbodsbepalingen
Onder het oude recht was de wettelijke grondslag voor handhaving van het omgevingsrecht geregeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo. Door een project zonder omgevingsvergunning uit te voeren werd bijvoorbeeld artikel 2.1 lid 1 onder b van die wet overtreden.
Onder de Omgevingswet zijn de
verbodsbepalingen opgenomen in paragraaf 5.1.1. Het is bijvoorbeeld verboden om een omgevingsplanactiviteit uit te voeren zonder een omgevingsvergunning [art. 5.1 lid 1 sub a Ow].
Hoe is handhaving geregeld onder de Omgevingswet?
Uitgangspunt is dat het college van burgemeester en wethouders het
bevoegd gezag is en daarmee belast is met handhaving, tenzij een ander bestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen [art. 18.2 Ow]. Het bevoegd gezag kan personen aanwijzen als toezichthouder om toezicht te houden op de naleving van de Omgevingswet [art. 18.6 Ow].
Onder de Omgevingswet is het hoofdstuk handhaving opgedeeld in
drie afdelingen:
- Bestuursrechtelijke handhaving
De bestuursrechtelijke handhavingstaak bestaat uit het toezicht houden op de naleving van de Omgevingswet, het verwerken van klachten over de naleving van de Omgevingswet en het opleggen en ten uitvoer leggen van bestuurlijke sancties [art. 18.1 Ow].
- Strafrechtelijke handhaving
In deze afdeling is één artikel opgenomen over de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet.
- Kwaliteitsbevordering en afstemming van handhaving. Deze afdeling is van toepassing op de te verrichten werkzaamheden van het bevoegd gezag in het kader van de handhavingstaak neergelegd in artikel 18.1 Omgevingswet.
Onder de Omgevingswet zijn de volgende
handhavingsinstrumenten te vinden:
- Last onder dwangsom [art. 5:31d Awb]
De last onder dwangsom is een
algemene sanctie opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Dit is een sanctie gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Wanneer de overtreder niet binnen de bepaalde termijn herstelmaatregelen treft, wordt een dwangsom opgelegd en verbeurd.
Last onder bestuursdwang [art. 125 Gemeentewet, art. 122 Provinciewet en art. 61 Waterschapswet]
- Het bestuursorgaan dat als bevoegd gezag is aangemerkt kan een last onder bestuursdwang opleggen. Dit is een maatregel die net als de last onder dwangsom gericht is op herstel, de overtreding dient te worden beëindigd en de rechtmatige situatie moet worden hersteld. Als de overtreder de situatie niet binnen een redelijke termijn herstelt doet de overheid dit en kan zij de kosten verhalen op de overtreder.
- Intrekken van een begunstigde beschikking [art. 18.10 Ow]
Het bevoegd gezag kan een beschikking intrekken (geheel of gedeeltelijk) wanneer de houder van de beschikking handelt in strijd met de activiteit waarvoor de beschikking is gegeven of de geldende regels.
- Bestuurlijke boete [§18.1.4 Ow]
Een bestuurlijke boete is een bestraffende bestuurlijke sanctie die door de inwerkingtreding van de Omgevingswet is uitgebreid in reikwijdte. In paragraaf 18.1.4 is opgenomen in welke situaties de bestuurlijke boete kan worden opgelegd en wat de hoogte van de boete is. Een bestuurlijke boete zal bijvoorbeeld worden opgelegd wanneer het
niet mogelijk is de situatie te herstellen.
- Bestuurlijke strafbeschikking [art. 257ba Sv]
Bij de bestuurlijke strafbeschikking is een bestuursorgaan bevoegd een geldboete op te leggen.
- Strafbaarstelling op grond van de Wet op de economische delicten [art. 18.16 Ow]
Artikelen uit de Omgevingswet zijn als
economisch strafbaar aangemerkt in de Wet op de economische delicten. Het bevoegd gezag kan een gedraging voorleggen aan het Openbaar Ministerie wanneer de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De straf wordt in dit geval opgelegd door de strafrechter.
Overgangsrecht
Voor handhavingszaken die al in gang waren gezet vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt overgangsrecht. Het overgangsrecht is verdeeld in ambtshalve genomen handhavingsbesluiten en handhavingsbesluiten in reactie op een handhavingsverzoek.
- Indien een sanctiebesluit (ambtshalve) is genomen vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing [art. 4.23 Invoeringswet Omgevingswet].
- Indien een verzoek om handhaving vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gedaan is het oude recht van toepassing [art. 4.3 Invoeringswet Omgevingswet] [ABRS, 24-01-2024, ECLI:NL:RVS:2024:254].
Dus, handhavingszaken die al zijn gestart vóór de inwerkingtreding, maar nog lopen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden afgehandeld onder het
oude recht.
Handhaving van de algemene zorgplicht
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is er een toename aan zorgplichten. Het bevoegd gezag kan deze zorgplichten handhaven. In de Omgevingswet is een algemene zorgplicht voor de fysieke leefomgeving opgenomen [art. 1.6 Ow]. De algemene zorgplicht kan dienen als een basis voor handhaving wanneer geen regels te zijn aan te wijzen en er een ‘onmiskenbare strijd’ is met die algemene zorgplicht. Daarnaast is er een algemeen verbod opgenomen om activiteiten te verrichten die aanzienlijk nadelige gevolgen voor de
fysieke leefomgeving creëren [art. 1.7a Ow]. Het algemeen verbod is een vangnet indien geen specifieke decentrale regels of rijksregels van toepassing zijn en strafrechtelijke handhaving hiervan is mogelijk.
Concluderend
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is veel op het gebied van handhaving hetzelfde gebleven doordat handhaving grotendeels is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. De bijzondere handhavingsbepalingen zijn van hoofdstuk 5 Wabo naar hoofdstuk 18 Omgevingswet gegaan. Veranderingen met het oude stelsel zijn onder andere de ruime bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen en de vervanging van een groot aantal vergunningen door zorgplichten. Daarnaast is de bouwstop die als beheersmaatregel was opgenomen in artikel 5.17 Wabo is niet terug te vinden in de Omgevingswet maar valt nu onder de bestuurlijke sanctie van artikel 5:2 Awb.
Dit artikel is mede geschreven door
Anne Verberne
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht

[post_title] => Handhaving onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => handhaving-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:34:04
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:34:04
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41096
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 41042
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-02-07 15:42:46
[post_date_gmt] => 2024-02-07 14:42:46
[post_content] =>
Inleiding
Het is ruim een maand geleden dat de
Omgevingswet in werking is getreden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de eerste jurisprudentie. Tot nu toe is de rechtspraak gefocust op het overgangsrecht.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht regelt de overgang van oude regelgeving naar de huidige regelgeving. Het is vaak het geval dat een aanvraag al is gedaan of een procedure al is gestart vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Over onder andere de volgende onderwerpen is in de rechtspraak bevestigd welke regelgeving dan van toepassing is.
Aanvraag omgevingsvergunning [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:41]
Op een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wabo van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.Ook andere vergunningsverleningen zijn aan bod gekomen in de rechtspraak. Zo is in ECLI:NL:RBNNE:2024:118 geoordeeld dat op een aanvraag ingediend voor verlening een watervergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet de Waterwet van toepassing is.
Deel van omgevingsplan
Op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan blijft de beroepsprocedure uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, onder de voorwaarde dat het onderwerp vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. Dit is op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:45].In ECLI:NL:RVS:2024:226 kwam dit aan bod maar dan voor een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan.
Handhaving [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:153]
Indien een verzoek om handhaving is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht van toepassing tot dat het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt. In deze zaak zag het verzoek op de Waterwet en blijft daarom de Waterwet van toepassing. In ECLI:NL:RVS:2024:140 zag het verzoek bijvoorbeeld op de Wabo en blijft daarom de Wabo van toepassing en in ECLI:NL:RVS:2024:254 zag het verzoek op het Bouwbesluit 2012 en blijft daarom het Bouwbesluit 2012 van toepassing.
Wet natuurbescherming
Op een aanvraag voor een natuurvergunning ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wet natuurbescherming van toepassing. Dit is op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:129].
Een
aanvraag voor natuurontheffing die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend wordt afgehandeld onder de regelingen uit de Wet natuurbescherming. Wanneer de uitspraak onherroepelijk is geworden wordt de ontheffing gelijk gesteld met een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder g, van de Omgevingswet. Dit is op grond van artikel 2.6, eerste lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet [Rb. Midden-Nederland
ECLI:NL:RBMNE:2024:212].
Bestuurlijke sanctie
Het oude recht blijft van toepassing op een bestuurlijke sanctie die vóór de inwerkingtreding van de omgevingswet is opgelegd [Rb. Zeeland-West-Brabant ECLI:NL:RBZWB:2024:371].Voor een overtreding waarvoor vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een last onder dwangsom is opgelegd blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold van toepassing. Dit geldt tot dat de last is uitgevoerd, de dwangsom is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:113].
Tracébesluit [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:276]
Wanneer een ontwerptracébesluit vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd blijft het oude recht van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.44, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingsrecht.
Planschade [ECLI:NL:RVS:2024:225]
In artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet is bepaald dat het oude recht toepasselijk is op verzoeken voor schadevergoeding.
Rechtsgevolgen
Wanneer de bestuursrechter een besluit vernietigt kan hij de rechtsgevolgen in stand laten. In
ECLI:NL:RBOBR:2024:101 is de vergunning vernietigd maar blijven de rechtsgevolgen in stand. In deze uitspraak wordt duidelijk hoe een vernietigd besluit kan worden aangeduid: “
Artikel 4.13 van de Invoeringswet bepaalt dat, een omgevingsvergunning voor een activiteit waarop een verbodsbepaling van toepassing is als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning voor die activiteit. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt met zich mee dat het vernietigde herstelbesluit met de vervangen voorschriften 3.2.7 en 4.1.1 geldt als een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1 tweede lid, van de Omgevingswet zodra deze uitspraak onherroepelijk is.”
Tegen een bestemmingsplan dat in februari 2022 is vastgesteld hebben meerdere partijen beroep ingesteld. Er wordt onder andere betoogd dat bepalingen in strijd zijn met de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving. Volgens de Afdeling hoeft het plan echter niet aan de Omgevingswet te voldoen. Toen het plan werd vastgesteld was de Omgevingswet nog niet in werking getreden, het plan moet alleen voldoen aan de op het moment van vaststelling geldende regels. In deze zaak zag de Afdeling dus geen aanleiding voor exceptieve toetsing aan de bepalingen aan de Omgevingswet.

[post_title] => Jurisprudentie overzicht Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => jurisprudentie-overzicht-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-07 15:46:21
[post_modified_gmt] => 2024-02-07 14:46:21
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41042
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 39568
[post_author] => 19
[post_date] => 2023-11-01 14:53:11
[post_date_gmt] => 2023-11-01 13:53:11
[post_content] => Op
1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Wat betekent dit voor het onderdeel ‘geluid’? Wordt onder het regime van de Omgevingswet anders dan nu omgegaan met geluid of is het vooral ‘oude wijn in nieuwe zakken’. Deze blog geeft hierover duidelijkheid.
Het huidige stelsel
Het onderdeel geluid wordt nu in belangrijke mate geregeld in de
Wet geluidhinder [Wgh],
Wet milieubeheer [Wm] en het
Activiteitenbesluit. Die regels zijn ook van
toepassing op woningen. Dat betekent concreet dat in deze wet- en regelgeving bepaalde afstanden zijn vastgelegd vanaf de geluidbron tot een woning, welke afstanden gerespecteerd moeten worden. Dit zijn de zogenoemde wettelijke voorkeurswaarden. Daarvan kan worden afgeweken. Ook de afwijkingsmogelijkheden zijn geregeld in de Wgh, zoals bijvoorbeeld het vaststellen van hogere waarden.
Los van deze wet- en regelgeving, is geluid ook een relevant aspect bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook geluid is immers een aspect dat in het kader van de goede ruimtelijke ordening moet worden afgewogen. Dat is in zoverre een
zelfstandige toets en staat los van de toets aan de Wgh of Wm. Maar dat wil niet zeggen dat de geluidsruimte uit die wet- en regelgeving geen rol kan spelen bij de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De Omgevingswet
Met de komst van de Omgevingswet komen zowel de Wet geluidhinder als de Wet milieubeheer te vervallen. Wel zullen deze wetten nog lange tijd onderdeel zijn van de ‘bruidsschat’. Met de Omgevingswet wordt meer dan nu beoogd lokaal geluid af te wegen.
Dat past binnen de gedachte maatwerk te leveren.
Dit betekent concreet dat – in tegenstelling tot de huidige situatie met een bestemmingsplan ̶ de gemeente in het omgevingsplan
regels stelt over geluid. Dat is zeker niet altijd een vrijblijvende bevoegdheid. Vaak volgt uit instructieregels dat de gemeente in het omgevingsplan regels over geluid
moet opnemen.
Het omgevingsplan
Bij horecagelegenheden is geluid uiteraard relevant. In het Besluit kwaliteit leefomgeving [Bkl] staan instructieregels voor geluiden afkomstig van horecagelegenheden [art. 5.59 Bkl]. Een horecagelegenheid is niet specifiek genoemd, er staat: ‘
In een omgevingsplan wordt rekening gehouden met het geluid door activiteiten op geluidgevoelige gebouwen’. Het gaat dus om allerlei activiteiten die geluid veroorzaken op bijvoorbeeld woningen, waaronder dus de exploitatie van een horeca inrichting. Deze regels zijn gesteld om bewoners van woningen te
beschermen tegen geluidoverlast. Met andere woorden: het omgevingsplan moet regels bevatten ter bescherming van de bewoners van die woningen. Het is telkens een verplichting regels op te nemen voor zover dat noodzakelijk is te komen tot een aanvaardbaar niveau.
Daarnaast kent het Bkl meer specifieke instructieregels. Zo moet de gemeente in het omgevingsplan regels opnemen over geluid bij industrieterreinen. In het Bkl is via instructieregels bepaald in welke gevallen het omgevingsplan regels over geluid moet bevatten [paragraaf 5.1.4.2.2 Bkl]. Die instructieregels dwingen een gemeente om in een omgevingsplan [omgevings]waarden voor geluid op te nemen. Deze instructieregels bevatten
standaardwaarden, die de gemeente kan overnemen in een omgevingsplan. Deze waarden sluiten voor een belangrijk deel aan bij de waarden uit het huidige Activiteitenbesluit.
Wanneer genoemde standaardwaarden niet leiden tot een gewenst beschermingsniveau ter plaatse, is het mogelijk af te wijken van die standaardwaarden. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de flexibiliteitswens. Dit betekent dat de gemeente zal moeten motiveren waarom afgeweken wordt van die standaardnorm. Daarnaast kan de gemeenteraad andere waarden vaststellen dan standaardwaarden [artikel 5.66 Bkl]. Dit wordt altijd begrensd door de grenswaarden.
Daartegenover staat dat de gemeente de standaarden ook mag verlagen indien dat ter plaatse nodig is.
Voor industrieterreinen en [spoor]wegen is in het Bkl bepaald dat de gemeente een
omgevingswaarde in het omgevingsplan moet opnemen, dit heeft een geluidproductieplafond. Daarmee wordt verzekerd dat het geluid veroorzaakt door activiteiten op het industrieterrein niet hoger is dan het geluidproductieplafond wat [bijvoorbeeld] de omliggende woonwijk moet beschermen tegen overlast. Voor het toelaten van activiteiten op het industrieterrein zelf, zijn in het Bkl instructieregels opgenomen.
Conclusie
Daar waar geluid nu wordt geregeld in onder meer de Wgh, Wm en indirect het bestemmingsplan, wordt geluid onder de Omgevingswet geregeld in het omgevingsplan. Materieel zal dit wellicht niet leiden tot heel andere normen en waarden. De systematiek wijzigt echter door decentrale regels waarmee meer op lokaal niveau maatwerk geleverd kan worden.
Nemen we dan direct afscheid van de Wgh en Wm? Nee, net als tal van andere regels zullen de Wgh en Wm [Activiteitenbesluit] nog onderdeel zijn van de bruidsschat [par. 22.3.4 Bruidsschat]. Dus ook na 1 januari 2024 blijven die regels nog relevant.
BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Heeft u een vraag over het omgevingsplan? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht

[post_title] => Geluid onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => geluid-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:32:11
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:32:11
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=39568
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 36887
[post_author] => 19
[post_date] => 2023-06-19 12:05:47
[post_date_gmt] => 2023-06-19 10:05:47
[post_content] => Op
1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Meer dan nu het geval is, zal participatie bij de besluitvorming een
nadrukkelijke rol gaan spelen. Maar hoe ziet die participatie er in de praktijk uit en in hoeverre speelt de participatie daadwerkelijke een rol bij besluitvorming?
Participatie bij een omgevingsvergunning
In de artikelen 16.55 Omgevingswet en 7.4 van de Omgevingsregeling is bepaald dat bij een aanvraag omgevingsvergunning wordt aangegeven
of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de aanvraag zijn betrokken.
Als [één van] die partijen zijn betrokken bij de aanvraag, dan moet worden aangegeven op welke wijze en wat de resultaten daarvan zijn.
Uit deze regeling blijkt dus niet dat er een
verplichting tot het organiseren van participatie bestaat. Maar, de wetgever heeft het niet zo vrijblijvend bedoeld als in de regeling gelezen kan worden. Uitgangspunt is dat een aanvraag een vorm van participatie organiseert, maar er zijn situaties waarin dat niet voor de hand ligt. Bijvoorbeeld in het geval van een burenruzie. Het staat een aanvraag in ieder geval vrij om zelf de participatie vorm te geven. Meer is in de Omgevingswet niet geregeld voor die gevallen. Dat betekent ook dat de gemeenteraad een verplichting, inhoudende dat de buren
schriftelijk moeten instemmen met het bouwplan, niet kan stellen. Indien een vorm van participatie heeft plaatsgevonden betekent dit ook niet dat de aanvraag zijn plan moet aanpassen. Hij hoeft enkel bij de aanvraag aangeven wat hij met die participatie heeft gedaan.
Kortom; de aanvrager heeft veel vrijheid en in die zin is deze
participatieregeling toch enigszins een wassen neus. Tegelijkertijd kan een serieuze vorm van participatie wel degelijk zinvol zijn. In de praktijk zijn legio voorbeelden waarin langdurige en kostbare procedures voorkomen worden, doordat in een vroeg stadium een participatietraject is doorlopen. Door een [bouw]plan wellicht op onderdelen te wijzigen kan meer draagvlak gecreëerd worden. De kans dat een vergunning dan wordt aangevochten, zal dan beduidend lager zijn.
Participatie bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit
In het geval van een activiteit die afwijkt van het omgevingsplan [buitenplanse
omgevingsplanactiviteit], is de participatieregeling iets genuanceerder. In artikel 16.55, zevende lid, van de Omgevingswet is bepaald dat de gemeenteraad gevallen
kan aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden
verplicht is
voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden ingediend. Dus, voor deze buitenplanse bouwactiviteiten kan een verplichte vorm van participatie worden gesteld. Maar die vormen van participatie zijn gelet op de rechtspraak niet onbegrensd. Ook de wetgever wijst op het feit dat gemeenten niet moeten ‘overvragen’. Het enkel toestaan van een bouwactiviteit [als aangewezen geval] wanneer de buren schriftelijk toestemming geven voor het plan, acht de wetgever
in strijd met het recht. Er wordt dan miskend dat uiteindelijk het bevoegd gezag heeft te beslissen op de aanvraag. Deze verantwoordelijkheid kan niet worden afgeschoven op omwonenden. Ook in de rechtspraak is in een aantal uitspraken door de Afdeling overwogen dat enkel het ontbreken van draagvlak [specifieke ook bij omwonenden] op zichzelf genomen geen reden is om een vergunning te weigeren.
Maar in dit soort gevallen kan de
vrijblijvendheid dus wel worden beperkt. Die gevallen moeten dan dus wel door de raad zijn aangewezen.
Participatie omgevingsplan en omgevingsverordening
In het geval van een omgevingsplan moet in het omgevingsplan zelf staan hoe de gemeente burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen bij de voorbereiding betrokken heeft. Ook moet worden aangegeven wat met die resultaten is gedaan. De verplichtingen voor participatie bij het omgevingsplan staan in artikel 10.2, eerste en tweede lid, van het
Omgevingsbesluit. Dit geldt overigens ook voor de omgevingsverordening en waterschapsverordening.
Niet of onvoldoende gelegenheid tot participatie geboden?
Dat kan gesanctioneerd worden. Bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan het niet bieden van participatiegelegenheid leiden tot een
buiten behandelingstelling van de aanvraag. Dat is dus een serieus gevolg. Of het zover komt is de vraag, in de regel zal er afstemming plaatsvinden tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Er wordt dan gelegenheid geboden het gebrek te herstellen.
Bij een reguliere omgevingsvergunning dient enkel te worden aangegeven
of aan participatie is gedaan en zo ja, wat met de resultaten is gedaan. Het zal dan beduidend moeilijker zijn aan het niet bieden van participatiegelegenheid, consequenties te verbinden. Daarvoor is de regeling te vrijblijvend.
BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Heeft u
een vraag over participatie onder de Omgevingswet?
Neem u dan gerust vrijblijvend contact met
mij op.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht

[post_title] => Participatie onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => participatie-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:32:42
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:32:42
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=36887
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 35632
[post_author] => 19
[post_date] => 2023-03-30 11:40:48
[post_date_gmt] => 2023-03-30 09:40:48
[post_content] =>
Huisvesting arbeidsmigranten
De huisvesting van arbeidsmigranten wordt steeds vaker als een probleem ervaren. Eerder
schreef ik daar al over. In [paraplu]bestemmingsplannen worden vaker beperkingen gesteld aan kamerbewoning [zie
deze blog]. Ook wordt van eigenaren steeds in toenemende mate een exploitatievergunning op grond van de APV vereist en een
huisvestingsvergunning. Of dat al niet genoeg is om de leefbaarheid te waarborgen, treedt binnenkort ook de
Wet goed verhuurderschap in werking op grond waarvan wéér een vergunningstelsel in het leven wordt geroepen. Vaak speelt bij al deze vergunningstelsel een goed woon- en leefklimaat een rol. Primair wordt dat echter in bestemmingsplannen afgewogen. Steeds vaker worden dan ook in het bestemmingsplan nadere regels gesteld over
kamerbewoning door arbeidsmigranten. Maar dat mag niet zomaar, zo blijkt uit een recente
uitspraak van de
hoogste bestuursrechter. Deze uitspraak is niet alleen voor de bestemmingsplanpraktijk van belang maar ook voor exploitatievergunningen op basis van de APV.
Wat speelde er?
De gemeente Bergen had een bestemmingsplan [parapluherziening] vastgesteld. Op grond van dat bestemmingsplan en de toelichting daarop is de mogelijkheid van [permanente] huisvesting van arbeidsmigranten
planologische uitgesloten bij de bestemmingen “
Horeca” en “
Gemengd”. Met andere woorden: op locaties met die bestemmingen mogen geen arbeidsmigranten gehuisvest worden [voor langer dan drie weken]. Een ondernemer stelt beroep in tegen het plan en voert aan dat deze beperking in strijd is met de
Dienstenrichtlijn. Hij voert aan dat sprake is van indirecte discriminatie.
Wat vindt de hoogste bestuursrechter?
Allereerst stelt de Raad van State vast dat de Dienstenrichtlijn van toepassing is. Vervolgens overweegt de hoogste bestuursrechter:
“Gelet op de omstandigheid dat in de plantoelichting is opgenomen dat de mogelijkheid om internationale werknemers te huisvesten op de gronden die bestemd zijn voor "Horeca" en "Gemengd" met dit paraplubestemmingsplan juridisch-planologisch wordt uitgesloten, kan de Afdeling het niet anders begrijpen dan dat er sprake is van indirecte discriminatie. Reeds omdat de raad heeft nagelaten om deze indirect discriminerende behandeling gemotiveerd te rechtvaardigen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor een verdere bespreking van het betoog met betrekking tot de Dienstenrichtlijn. Ten overvloede merkt de Afdeling daarbij op dat de door de raad gegeven motivering ook geen analyse met specifieke gegevens bevat, terwijl uit de rechtspraak van het Hof volgt dat de toets of de maatregelen niet verder gaan dan nodig is, en of er geen andere, minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn, moet geschieden aan de hand van een analyse met specifieke gegevens.”
De gemeenteraad heeft
onvoldoende gemotiveerd waarom deze vorm van discriminatie te rechtvaardigen is. De betreffende bepaling uit het bestemmingsplan heeft immers tot gevolg dat huisvesting van internationale werknemers is uitgesloten terwijl niet is onderbouwd op grond waarvan dat het geval zou zijn.
- Aan die onderbouwing stelt de Europese rechter overigens zware eisen. Er moet een analyse plaatsvinden van specifieke gegevens aan de hand waarvan beoordeeld dient te worden of de maatregelen niet verder gaan dan nodig en of geen andere, minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn.
Relevantie voor de praktijk
Deze uitspraak is niet alleen relevant in het kader van bestemmingsplannen, maar ook voor exploitatievergunningen op grond van de APV. Eerder schreef ik al over een bepaling op grond waarvan 5% van de woningen in een straat gebruikt mogen voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Die bepaling is mijns inziens in strijd met Europees Recht. Ook in dat geval is sprake van indirecte discriminatie. Steeds vaker bevatten APV’s vergunningplichten voor de huisvesting van onder meer arbeidsmigranten. Per geval zal beoordeeld moeten of sprake is
indirecte discriminatie. Het is zeker niet uitgesloten dat dergelijke exploitatievergunningstelsels
in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn omdat onvoldoende is gemotiveerd waarom bepaald onderscheid gerechtvaardigd is. Ik verwacht dan ook dat dit onderwerp steeds vaker een rol van betekenis zal hebben bij de huisvesting van arbeidsmigranten.
BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Heeft u een vraag over het huisvesten van arbeidsmigranten? Neemt u dan gerust vrijblijvend
contact met mij op:
Rutger Boogers, advocaat en
specialist arbeidsmigranten (boogers@bg.legal)

[post_title] => Verbod huisvesting arbeidsmigranten in strijd met Dienstenrichtlijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => verbod-huisvesting-arbeidsmigranten-in-strijd-met-dienstenrichtlijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-07-17 10:35:39
[post_modified_gmt] => 2024-07-17 08:35:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35632
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 35455
[post_author] => 19
[post_date] => 2023-03-21 10:14:46
[post_date_gmt] => 2023-03-21 09:14:46
[post_content] => Na inwerkingtreding van de Omgevingswet op
1 januari 2024 is het
bestemmingsplan zoals we dat nu kennen verleden tijd. Het omgevingsplan treedt dan in werking. Hoewel per 1 januari aanstaande het bestemmingsplan al zodanig verleden tijd is, zal door overgangsrecht de echte transitie meer geleidelijk gaan. Desondanks gaat er met de komst van het omgevingsplan
veel veranderen. De meest wezenlijke veranderingen zal ik toelichten.
Fysieke leefomgeving staat centraal
Daar waar nu binnen het grondgebied van een gemeente in de regel meerdere bestemmingsplannen gelden, verandert dat onder de
Omgevingswet. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente één omgevingsplan vast [art. 2.4 Ow]. In dat omgevingsplan worden veel meer zaken geregeld dan nu in het bestemmingsplan. Dat maakt het omgevingsplan tot een belangrijk
kerninstrument van de Omgevingswet. Het omgevingsplan gaat over de gehele fysieke leefomgeving. Dat betekent dat ook onderdelen zoals water, bodem, lucht en aspecten als geluid, geur en veiligheid onderdeel zijn van het omgevingsplan. Kortom; zolang een onderwerp in verband staat tot de fysieke leefomgeving, kan of moet de gemeente dat onderwerp regelen in het omgevingsplan. Dat is uitsluitend anders indien dat onderwerp in een specifieke wet al uitputtend is geregeld.
Dit raakt een belangrijk verschil met het bestemmingsplan: bepalingen in een bestemmingsplan moeten verband houden met een goede
ruimtelijke ordening. Dat is een minder omvattend begrip dan de fysieke leefomgeving. Het is om die reden dat er nog lange tijd overgangsrecht zal gelden. Weliswaar wordt een bestemmingsplan per 1 januari 2024 van rechtswege een omgevingsplan, maar dat bestemmingsplan voldoet op dat moment nog niet aan de Omgevingswet. Gemeenten hebben nog jarenlang de tijd om die tijdelijke omgevingsplannen aan te passen aan de Omgevingswet.
Omgevingsplan heeft bredere strekking
Eerder schreven we al over de
maatschappelijke doelen van de Omgevingswet, die doelen worden dus in het omgevingsplan geconcretiseerd door het stellen van regels. Regels in het omgevingsplan kunnen een veel bredere strekking hebben dan nu in een bestemmingsplan. Er is veel ruimte om met open normen te werken die vervolgens geconcretiseerd worden in [wetsinterpreterende] beleidsregels. Het werken met die open normen brengt vanuit het oogpunt van rechtszekerheid overigens wel
enige beperking met zich mee. Eerder gaf de
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State al criteria voor werken met open normen in bestemmingsplannen [met verbrede reikwijdte].
Evenwichtige toedeling van functies aan locaties
Regels worden in het omgevingsplan opgenomen met het oog op een
evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het begrip ‘
evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ vervangt het begrip ‘
goede ruimtelijke ordening’ uit de Wet ruimtelijke ordening [‘Wro’]. Er moet dus
onderscheid gemaakt worden tussen functies en locaties. Functiekenmerken drukken een bepaalde rol, taak of dienstbaarheid uit van het desbetreffende onderdeel van de fysieke leefomgeving [denk aan een hoofdweg of monument]. Locaties betreffen fysieke locaties. Voor het ene gebied kan volstaan worden met een globale omschrijving, terwijl voor een ander deel een gedetailleerd deel noodzakelijk is.
Met de komst van het omgevingsplan zal veel meer dan nu het geval is, op lokaal niveau geregeld worden. Daar waar nu regels verspreid zijn vastgelegd in verschillende verordeningen, komt dat allemaal samen in het omgevingsplan. Bepaalde onderwerpen
moeten in het omgevingsplan worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld regels over geluid en luchtkwaliteit. Dat is bepaald in
instructieregels in het Bkl. Andere onderwerpen
kunnen geregeld worden in het omgevingsplan. Bij die onderwerpen heeft de gemeenteraad dus [meer]
beleidsvrijheid.
Overgangsrecht
Tot eind 2029 is er een
overgangsfase voor het omgevingsplan en zal een groot deel van de huidige regels blijven gelden. Desalniettemin zal er per 1 januari 2024 veel gaan veranderen.
BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een
vraag over het omgevingsplan? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met
mij op.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht

[post_title] => Het Omgevingsplan
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-omgevingsplan
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:33:34
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:33:34
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=35455
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 28679
[post_author] => 19
[post_date] => 2023-02-15 11:21:59
[post_date_gmt] => 2023-02-15 10:21:59
[post_content] =>
I. De beoogde stelselherziening
De
Omgevingswet is het gevolg van een stelselherziening van het omgevingsrecht. Een groot deel van de regels over de
fysieke leefomgeving komt samen in één nieuwe wet. Aanleiding hiervoor was de wens om tot eenvoudigere en samenhangende regels te komen op het gebied van het omgevingsrecht. Het huidige omgevingsrecht is versnipperd en verspreid over een groot aantal wetten en
AMv’B’s, zoals bijvoorbeeld de Wet ruimtelijke ordening, Wet geurhinder en veehouderij, Wet geluidhinder, Wet natuurbescherming en het Activiteitenbesluit. De wens is om te komen tot een meer integrale wet waarin alle relevante factoren die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving samenkomen.
De Omgevingswet kent een aantal verbeterdoelen ten opzichte van het huidige omgevingsrecht;
- Het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht;
- Het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;
- Het vergroten van de bestuurlijke afwegingruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van de doelen van de fysieke leefomgeving;
- Het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.
II. Fysieke leefomgeving staat centraal
De Omgevingswet heeft een
bredere reikwijdte dan het huidige omgevingsrecht.
[1] Mede doordat ook maatschappelijke doelen onderdeel worden van de fysieke leefomgeving.
[2] De in deze bepaling neergelegde maatschappelijke doelen geven richting aan de uitvoering en toepassing van de Omgevingswet. Dit geldt zowel voor bedrijven en burgers
[3] als voor bestuursorganen.
Centraal staat de ‘
fysieke leefomgeving’. In de Omgevingswet is in artikel 1.2 Ow bepaald wat in ieder geval onderdeel uitmaakt van de fysieke leefomgeving. Het gaat bij de fysieke leefomgeving zowel om de natuurlijke omgeving [denk aan water, bodem, licht, natuur] als om elementen die daarin zijn aangebracht door de mens, denk aan bouwwerken en infrastructuur. Het is dus een breed begrip. Illustratief voor de verbrede reikwijdte ten opzichte van de Wet ruimtelijke ordening [‘Wro’], waarin het begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’ centraal staat, is bijvoorbeeld dat monumenten onderdeel vormen van de fysieke leefomgeving. Dus de aanwijzing van monumenten en regels daarover maken in het nieuwe stelsel onderdeel uit van het
omgevingsplan. Er wordt dus geen losse vergunning meer verleend voor bijvoorbeeld het wijzigen van een monument.
[4] Alles komt samen in één vergunning.
III. De opbouw van de omgevingswet
De Omgevingswet is overzichtelijk opgebouwd. Naast de Omgevingswet zelf, zijn er vier AMvB’s en is er één
ministeriële regeling:
- Het besluit kwaliteit leefomgeving [‘Bkl’]: dit besluit stelt regels over de uitoefening van taken en bevoegdheden door bestuursorganen. Deze regels richten zich dus alleen tot bestuursorganen.
- Het besluit activiteiten leefomgeving [‘Bal’]: dit besluit bevat een groot aantal regels die het Rijk stelt voor een breed scala aan activiteiten met [mogelijke] gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Deze regels gelden dus voor eenieder.
- Het besluit bouwwerken leefomgeving: [‘Bbl’]: dit besluit bevat alleen regels ten aanzien van bouwactiviteiten, waaronder bouwen en slopen van een bouwwerk. Ook deze regels gelden voor eenieder.
- Het omgevingsbesluit [‘Ow’]: bevat regels over procedures en algemene onderwerpen. Ook dit besluit is gericht tot eenieder. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld regels over handhaving.
- De Omgevingsregeling: de omgevingsregeling werkt de hierboven genoemde vier AMvB’s verder uit op een meer gedetailleerd niveau. De regeling is met name uitvoeringstechnisch, administratief of meet- en reken technisch van aard.
Deze AMvB’s vervangen circa vijftig bestaande AMvB’s die onder het huidige recht bestaan in het kader van de ruimtelijke ordening. Daarmee is de regelgeving veel meer gecentraliseerd.
IV. Tot slot
Voor een deel zullen de Omgevingswet, de vier AMvB’s en de Omgevingsregeling regels bevatten die we al kennen uit het
huidige ruimtelijke ordeningsrecht. Maar er zal veel gaan veranderen. Omdat niet langer ‘de goede ruimtelijke ordening’ centraal staat maar de ‘fysieke leefomgeving’ is er meer ruimte om ook niet rechtstreeks ruimtelijke relevante belangen in het omgevingsplan op te nemen. Los daarvan zal in het omgevingsplan veel meer geregeld worden dan nu in het bestemmingsplan. Of het daarmee ook eenvoudiger en overzichtelijk wordt, zal moeten blijken.
Heeft u een vraag over de Omgevingswet? Neem u dan gerust vrijblijvend
contact met mij op.
[1] In artikel 1.2 Ow is aangegeven waar de fysieke leefomgeving in ieder geval op ziet.
[2] Artikel 1.3 Ow.
[3] Gedacht kan worden aan de zorgplicht van artikel 1.6 Ow.
[4] Dat heet onder de Ow een ‘omgevingsplanactiviteit’.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht

[post_title] => Doelen van de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => deel-1-doel-en-opbouw-van-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:33:48
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:33:48
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=28679
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 34300
[post_author] => 19
[post_date] => 2023-01-13 09:47:26
[post_date_gmt] => 2023-01-13 08:47:26
[post_content] =>
Vergunnen "kruimelgeval'
Op het moment dat een [bouw]aanvraag niet past binnen het bestemmingsplan, móet de gemeente beoordelen of er toch een vergunning kan worden verleend [art. 2.10 lid 2 Wabo]. De gemeente heeft
drie grondslagen om af te wijken van het bestemmingsplan:
- Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid [een afwijkingsregel in het bestemmingsplan zelf];
- In de bij het Besluit omgevingsrecht [Bor] aangewezen gevallen;
- In alle andere gevallen indien het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
In de praktijk blijkt het Bor veel mogelijkheden te bevatten om af te wijken van het bestemmingsplan. Die gevallen betreffen ‘
kruimelgevallen’. Het voordeel van het toepassen van die kruimelgevallenregeling is dat de reguliere procedure doorlopen kan worden. Bovendien gelden geen specifieke
motiveringseisen. Dit in tegenstelling tot de onder c) genoemde grond van de ruimtelijke onderbouwing. De drie gronden hebben telkens gemeen dat een vergunning geweigerd moet worden indien er sprake is van strijd met de goede ruimtelijke ordening.
Een laagdrempelige manier om af te wijken dus, maar moet de gemeente die mogelijkheid ook altijd benutten? Met andere woorden: stel dat er sprake is van een kruimelgeval en er kan worden voldaan aan de eisen,
moet de gemeente dan ook die [afwijkings]vergunning verlenen? Of kan de gemeente die vergunning desondanks weigeren? Een recente
uitspraak van de rechtbank Overijssel geeft hierover meer duidelijkheid.
Het besluit om aan een activiteit in afwijking van het bestemmingsplan al dan niet medewerking te verlenen is een bevoegdheid van de gemeente, waarbij de gemeente beleidsruimte heeft. De
rechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Uit de beleidsruimte volgt al dat er dus
geen verplichting bestaat om op grond van de kruimelgevallenregeling een vergunning te verlenen. De gemeente moet immers betrokken belangen afwegen. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Uitspraak Rechtbank Overijssel
De Rechtbank Overijssel overwoog in voornoemde uitspraak:
“De rechtbank overweegt dat verweerder is nagegaan of op grond van de kruimelgevallenregeling kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. De overkapping voldoet aan de criteria van de kruimelgevallenregeling uit artikel 4 van bijlage II van het Bor, maar verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op grond hiervan af te wijken van het bestemmingsplan. Verweerder heeft ter onderbouwing verwezen naar het bouwverbod uit de koopovereenkomst tussen de gemeente Raalte en de vorige eigenaren van het perceel. In artikel 16 van deze koopovereenkomst is een bouwverbod opgenomen. Het is de koper op grond van dit artikel niet toegestaan een bouwwerk op te richten op het perceel en bij nietnakoming hiervan verbeurt de koper per overtreding ten behoeve van de gemeente een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000,-. Omdat dit een kwalitatieve verplichting is op grond van artikel 16, derde lid, van de overeenkomst, geldt dit bouwverbod ook voor eisers. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag is geweigerd. Verweerder heeft de afwijking van het bestemmingsplan – die op grond van de kruimelgevallenregeling wel mogelijk is – afgewezen en daarbij slechts verwezen naar het bouwverbod uit de privaatrechtelijke koopovereenkomst. Verweerder heeft echter in het geheel niet onderbouwd waarom de afwijking van het bestemmingsplan in strijd wordt geacht met een goede ruimtelijke ordening. Het perceel heeft de bestemming “Groen”, maar het gebruik als tuin wordt gedoogd, ondanks dat dit (ook) in strijd is met het bestemmingsplan. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat tegen dit strijdig gebruik van het perceel als tuin niet wordt opgetreden.”
Weigering gemeente
Hieruit volgt, en dat is niet nieuw, dat de gemeente een weigering goed moet motiveren. Maar wat hier ook uit volgt, is het feit dat die weigering wel
getoetst moet worden aan de eis van een
goede ruimtelijke ordening. Dat geldt uiteraard ook voor het verlenen van een vergunning. Dat had de gemeente in het geheel niet gedaan. Het besluit is daarmee onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank geeft de gemeente dan ook een heldere boodschap mee:
“Verweerder zal in het licht van dat wat hiervoor is overwogen, nader moeten motiveren welk (planologisch) belang nog wordt gediend met de weigering van de toepassing van de afwijkingsmogelijkheid en daarmee met de weigering van de aanvraag om een omgevingsvergunning.”
Ondanks de mate van beleidsruimte die de gemeente heeft bij de beoordeling van een kruimelgeval, bestaan er dus zeker mogelijkheden om met succes op te komen tegen een weigering. Dat geldt in het bijzonder indien de afweging niet heeft plaatsgevonden in de sleutel van de goede ruimtelijke ordening.
Heeft u een
vraag over een
omgevingsvergunning?
Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op,
Rutger Boogers, advocaat omgevingsrecht

[post_title] => Moet de gemeente een ‘kruimelgeval’ vergunnen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => moet-de-gemeente-een-kruimelgeval-vergunnen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-01-13 10:32:14
[post_modified_gmt] => 2023-01-13 09:32:14
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=34300
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 33843
[post_author] => 19
[post_date] => 2022-12-16 10:53:50
[post_date_gmt] => 2022-12-16 09:53:50
[post_content] => Bij omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen is sprake van een gebonden beschikking. Dat komt erop neer dat een aanvraag verleend
moet worden, wanneer aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Wat zijn die wettelijke eisen [art. 2.10 van de Wabo]?
- De regels van het bestemmingsplan [of beheersverordening]
- De regels van de bouwverordening en het bouwbesluit
- De redelijke eisen van welstand
- Rechtstreeks werkende provinciale of rijksregels
In de praktijk leiden de redelijke eisen van welstand vaak tot de meeste discussie. Met name omdat die toets een meer subjectief element bevat. De regels van het bestemmingsplan, de bouwverordening en het bouwbesluit zijn in de regel meer objectief. Dat roept de vraag op in hoeverre de gemeente is gebonden aan een welstandsadvies.
De welstandscommissie
In de praktijk wordt veelal een welstandsadvies gegeven door een daartoe ingeschakelde
welstandscommissie. Het overnemen van het welstandsadvies door de gemeente behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde-belanghebbende een tegenadvies overlegt van een andere deskundig te achten persoon. Dit is anders, indien het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat de gemeente het niet aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag hadden mogen leggen.
Hieruit volgt dus al, dat een welstandsadvies
niet bindend is. De gemeente zal zelf moeten beoordelen of het bouwwerk conform de redelijke eisen van welstand is [
uitspraak Raad van State 10 januari 2018]. Maar, de gemeente mag het advies van de welstandscommissie in beginsel [ongemotiveerd] overnemen, tenzij één van voornoemde uitzonderingsgevallen zicht voordoet. Het staat de gemeente dus ook vrij om van een positief advies af te wijken. Dat moet de gemeente dan wel goed motiveren in het kader van de welstandscriteria. Het zou immers vreemd zijn als een gemeente deskundigen aanwijst en vervolgens zonder gegronde redenen dat oordeel naast zich neerlegt.
Wanneer gaat de welstandcommissie te ver?
Het is niet zo dat de welstandscommissie volledig vrij is te bepalen of het bouwwerk voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De commissie heeft de – door de gemeenteraad vastgestelde ̶
welstandscriteria in acht te nemen. Die criteria vormen het toetsingskader. Daarnaast mag de welstandscommissie niet de [bouw]mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, beperken [
uitspraak Raad van State 28 november 2018]. Naarmate het bestemmingsplan meer keuze laat tussen verschillende mogelijkheden om een bouwplan te realiseren, heeft de gemeente - met inachtneming van de uitgangspunten van het bestemmingsplan - meer beoordelingsruimte om in het kader van de welstandsbeoordeling een ter beoordeling voorliggend bouwplan in strijd met redelijke eisen van welstand te achten [uitspraak Raad van State
20 september 2015 en
26 mei 2021].
Op grond van artikel 12 lid 3 van de Woningwet mogen welstandscriteria bovendien
niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. Zijn de criteria dat wel, dan moeten die buiten toepassing blijven. De bebouwingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt mogen niet beperkt worden door welstandscriteria [uitspraak Raad van State
16 juni 2010 en
16 mei 2012].
Linksom of rechtsom: de gemeente mag de vergunning alleen verlenen of weigeren, op het punt van de redelijke eisen van welstand, indien het bouwwerk in overeenstemming is met die eisen [verlenen] of daarmee juist in strijd is [weigeren]. Hierop is echter één uitzondering.
Afwijken van een negatief advies
In artikel 2.10 lid 1 sub d van de Wabo is bepaald dat de gemeente kan afwijken van een
negatief welstandsadvies als het bouwplan dusdanig maatschappelijk belangrijk is of vanwege sociaal-economische factoren, dat het ondanks de strijd met de redelijke eisen van welstand toch gebouwd mag worden. Het oordeel van de gemeente is dan dus juist
niet gebaseerd op de redelijke eisen van welstand en [dus] welstandscriteria. Dat hoeft ook niet, omdat de gemeente die mogelijkheid sowieso al heeft maar dan uitsluitend op grond van een toets aan de welstandseisen.
Niet bindend: beoordelingsruimte
In de praktijk is een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit vaak lastig succesvol aan te vechten vanwege het beperkte en [dus: deels] bindende toetsingskader. Uit het voorgaande blijkt dat er wat betreft welstandseisen toch
méér beoordelingsruimte bestaat dan wellicht in de praktijk soms wordt gedacht.
Heeft u een vraag over welstand? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
Rutger Boogers, advocaat omgevingsrecht
[post_title] => Is een welstandsadvies bindend voor de gemeente?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => is-een-welstandsadvies-bindend-voor-de-gemeente
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-12-16 10:53:50
[post_modified_gmt] => 2022-12-16 09:53:50
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=33843
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 41276
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-02-23 11:05:41
[post_date_gmt] => 2024-02-23 10:05:41
[post_content] =>
Inleiding
Er wordt door veel gemeenten actief handhavend opgetreden tegen het bewonen van woningen door
arbeidsmigranten. In de regel bevat een bestemmingsplan
een woonbestemming. Vaak betekent dit dat het perceel alleen gebruikt mag worden ten behoeve van het wonen in een ‘woning’. Meestal is het gebruik dan beperkt tot één huishouden. Over het algemeen wordt de huisvesting van arbeidsmigranten niet aanvaard als één huishouden. Toch is in een
uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland geoordeeld dat twee arbeidsmigranten samen één huishouden vormen. Het is dus niet per definitie onmogelijk dat arbeidsmigranten één huishouden vormen.
Feiten
In de betreffende woning wonen sinds 2017 twee arbeidsmigranten. Volgens het college van B&W is de huisvesting van deze arbeidsmigranten in strijd met
het bestemmingsplan. Eiseres, de eigenaar van de woning, heeft daarom een omgevingsvergunning aangevraagd zodat het strijdige gebruik kan worden opgeheven. De aanvraag is vervolgens geweigerd door het college. De eigenaar gaat tegen die weigering in beroep. Bij de bestuursrechter ligt vervolgens de vraag voor of het gebruik van de woning voor de huisvesting van arbeidsmigranten strijd oplevert met het bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Op het perceel rust de bestemming ‘
wonen-2’ en het perceel is bestemd voor ‘
woonhuizen’. De woning mag op grond daarvan alleen worden bewoond door één huishouden. Het begrip ‘
huishouden’ moet volgens algemeen spraakgebruik worden uitgelegd. De volgende definitie wordt genomen door de rechtbank: “
één of meer personen die in vast verband samenleven, eventueel met (hun) kinderen”.
Oordeel rechtbank
Volgens de rechtbank moet gekeken worden naar de feitelijke situatie om te beoordelen of er sprake is van één huishouden. De feitelijke situatie is als volgt:
- de arbeidsmigranten zijn beide werknemers van de eisers;
- ze wonen sinds 2017 in de woning (op het moment van uitspraak is dat vier jaar);
- ze staan beiden op het adres ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
- de woning is hun hoofdverblijf, ze gaan alleen met feestdagen naar het land van herkomst;
- de kosten voor gas en elektriciteit worden door hen betaald vanaf een gezamenlijke rekening;
- ze betalen geen huur; en
- ze maken allebei schoon, koken en eten samen en maken gezamenlijk gebruik van de voorzieningen van de woning.
De rechtbank concludeert dat deze feiten ertoe leiden dat sprake is van één huishouden. Hieruit volgt dat er geen strijdig gebruik is met het bestemmingsplan en een
omgevingsvergunning dus niet vereist is.
Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot andere uitspraken?
In
2020 en
2018 werd door de hoogste bestuursrechter eerder geoordeeld dat een woning mocht worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten. In deze zaken oordeelde de Afdeling dat het begrip ‘wonen’ in het bestemmingsplan moest worden uitgelegd aan de hand van het algemeen spraakgebruik. Volgens de Afdeling kunnen onder ‘wonen’
verschillende en uiteenlopende vormen van huisvesting worden begrepen. Ook huisvesting van arbeidsmigranten kan vallen onder ‘wonen’ en daarom was de huisvesting van arbeidsmigranten niet in strijd met het bestemmingsplan.
In deze zaken werd dus niet ingegaan op de vraag of arbeidsmigranten één huishouden vormden, maar werd gesteld dat onder het algemeen spraakgebruik van ‘wonen’ ook huisvesting van arbeidsmigranten kan vallen. Dit deze zaken was de bestemming ‘wonen’ niet nader gedefinieerd in het bestemmingsplan en er bestond geen koppeling of relatie met de planregels waarin het begrip ‘woning’ werd gedefinieerd. In dat geval zijn er dus diverse woonvormen toegestaan omdat er dan gekeken wordt naar het algemeen spraakgebruik.
- Het belang van het wel of niet aanwezig zijn van de relatie tussen de begrippen ‘woning’ en ‘wonen’ is door Rutger Boogers eerder uitgebreid aan bod gekomen in dit artikel.
Vaak vormen arbeidsmigranten geen huishouden
Het voorgaande is dus anders in de zaak die hierboven is toegelicht. In dat geval is immers wél in het bestemmingsplan opgenomen dat de woning bestemd is voor één huishouden. Over het algemeen oordeelt
de Afdeling in deze gevallen dat arbeidsmigranten geen huishouden vormen. Zo is in de volgende zaken het argument verworpen dat arbeidsmigranten samen één huishouden kunnen vormen.
- Huisvesting van seizoenarbeiders is niet op één lijn te stelen met het begrip ‘huishouden’. Er is namelijk geen sprake van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid. De omstandigheden dat de seizoenarbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit hebben en samen de zorg dragen voor de huishouding is niet voldoende [ECLI:NL:RVS:2007:BA4193].
- Naast de bewoning door een gezin of een samenlevingsverband is het mogelijke dat minder traditionele woonvormen on de algemene woonbestemming vallen. Er moet dan wel sprake zijn van (nagenoeg) zelfstandige bewoning met duurzaam verblijf ter plaatse. Er is continuïteit in de samenstelling vereist en er moet een onderlinge verbondenheid Het hoofdverblijf moet de betreffende woning zijn. In deze zaak werd niet voldaan aan de voorgenoemde omstandigheden en worden de omstandigheden dat de arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten en gezamenlijk de huishouding doen niet voldoende geacht [ECLI:NL:RBMID:2010:BL6803].
- Alhoewel de arbeidsmigranten voor langere tijd in de woning verblijven kan bewoning door één huishouden niet worden aangenomen om de volgende redenen. Er is geen sprake van een onderliggende overeenkomst, er is geen sprake van continuïteit in de samenstelling of onderlinge verbondenheid van de bewoners. Er is geen intentie om voor onbepaalde tijd één huishouden te vormen [ECLI:NL:RBMNE:2017:2227].
Voor de praktijk
Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat voor de kwalificatie ‘één huishouden’ over het algemeen sprake moet zijn van continuïteit in de samenstelling, nagenoeg
zelfstandige bewoning, onderlinge verbondenheid en de woning het hoofdverblijf betreft. De toetsing aan deze voorwaarden is in deze zaak geslaagd, waardoor de twee arbeidsmigranten vallen onder de definitie van één huishouden. Dit betekent dat geen sprake is van een overtreding en het gebruik van de woning dus rechtstreeks is toegestaan op grond van het bestemmingsplan.
Artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
Heeft u vragen? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met:
Rutger Boogers, advocaat en specialist arbeidsmigranten (
boogers@bg.legal)

[post_title] => Kunnen arbeidsmigranten samen 'één huishouden' vormen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => kunnen-arbeidsmigranten-samen-een-huishouden-vormen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-07-17 11:01:06
[post_modified_gmt] => 2024-07-17 09:01:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41276
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 99
[max_num_pages] => 10
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => e03ba02476c8bb605ac90143cfdf5a41
[query_vars_changed:WP_Query:private] => 1
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:054370c9aa8d5286e5182a0bb3e514a7:0.55117000 17490683050.90278600 1749068305
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Inleiding Er wordt door veel gemeenten actief handhavend opgetreden tegen het bewonen van woningen door arbeidsmigranten. In de regel bevat een bestemmingsplan een woonbestemming. Vaak betekent dit dat het perceel...
Lees meer
Inleiding Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet...
Lees meer
Inleiding Het is ruim een maand geleden dat de Omgevingswet in werking is getreden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de eerste jurisprudentie. Tot nu toe is de...
Lees meer
Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Wat betekent dit voor het onderdeel ‘geluid’? Wordt onder het regime van de Omgevingswet anders dan nu omgegaan met geluid of...
Lees meer
Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Meer dan nu het geval is, zal participatie bij de besluitvorming een nadrukkelijke rol gaan spelen. Maar hoe ziet die participatie...
Lees meer
Huisvesting arbeidsmigranten De huisvesting van arbeidsmigranten wordt steeds vaker als een probleem ervaren. Eerder schreef ik daar al over. In [paraplu]bestemmingsplannen worden vaker beperkingen gesteld aan kamerbewoning [zie deze blog]....
Lees meer
Na inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het bestemmingsplan zoals we dat nu kennen verleden tijd. Het omgevingsplan treedt dan in werking. Hoewel per 1 januari aanstaande...
Lees meer
I. De beoogde stelselherziening De Omgevingswet is het gevolg van een stelselherziening van het omgevingsrecht. Een groot deel van de regels over de fysieke leefomgeving komt samen in één nieuwe wet. Aanleiding hiervoor...
Lees meer
Vergunnen “kruimelgeval’ Op het moment dat een [bouw]aanvraag niet past binnen het bestemmingsplan, móet de gemeente beoordelen of er toch een vergunning kan worden verleend [art. 2.10 lid 2 Wabo]....
Lees meer
Bij omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen is sprake van een gebonden beschikking. Dat komt erop neer dat een aanvraag verleend moet worden, wanneer aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Wat...
Lees meer