Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 8
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 8
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => all
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 19
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1456
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (19)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 70, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 21032
                    [post_author] => 19
                    [post_date] => 2020-06-26 14:39:25
                    [post_date_gmt] => 2020-06-26 12:39:25
                    [post_content] => Er bestaan in de praktijk hardnekkige misverstanden over kadastrale gegevens. Vaak worden kadastrale grenzen als eigendomsgrenzen gezien: “het Kadaster heeft deze grens toch vastgesteld!”. Veelal wordt de indruk gewekt dat het kadaster de grenzen van het eigendom bepaalt. Die indruk is onjuist. Hoewel in de praktijk vaak kadastrale grenzen gelijk zijn aan de eigendomsgrenzen, is de koop/leveringsakte bepalend. Met name de [objectieve] bedoeling van partijen. In deze blog zal ik dit toelichten.
Kadastrale grenzen
Kadastrale grenzen zijn feitelijk administratieve grenzen. Het Kadaster is oorspronkelijk ingesteld ten dienste van de heffing van grondbelastingen. In het verleden vielen de kadastrale gegevens doorgaans ook samen met die van eigendom. De vermelding van kadastrale aanduidingen in de koopakte en/of leveringsakte strekt er in het algemeen toe om een nadere aanduiding te geven van de ligging van de onroerende zaak. Vaak is daarmee niet bedoeld om de precieze omvang van het verkochte aan te duiden. De kadastrale aanduiding zal in de meeste gevallen ook niet als zodanig herkenbaar of zichtbaar zijn op of in het perceel. Dat wil niet zeggen dat aan kadastrale grenzen geen enkele betekenis toekomt. Wanneer in een akte enkel een kadastrale aanduiding is vermeld, zonder verdere feitelijke omschrijving, mag worden aangenomen dat partijen hebben bedoeld om het perceel conform de kadastrale begrenzing te verkopen. Vaak wordt verwezen naar een kadastrale kaart. Die kaart is veelal aan de akte gehecht.
  • Is de akte enkel een kadastrale vermelding gegeven, dan is het uitgangspunt dat ook een kadastraal perceel is verkocht en geleverd.
Een nadere omschrijving van het verkochte perceel
Is naast een kadastrale omschrijving óók een feitelijke omschrijving van het perceel of het goed opgenomen, dan is die nadere omschrijving in de regel doorslaggevend. Bij een dergelijke omschrijving wordt de eigendomsgrens niet bepaald door de kadastrale grens, maar door de sloot. De akte bevat een nadere feitelijke omschrijving van het perceel dat is verkocht. Die feitelijke omschrijving kan van alles zijn. Het gaat telkens om de bedoeling van partijen. Wat hebben partijen bedoeld ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. De in de leveringsakte tot uitdrukking gebrachte wil van partijen is zowel beslissend voor de vraag op welke onroerende zaak de akte betrekking heeft als ook voor de vraag wat de omvang van dat perceel is. Worden in de akte zowel een kadastrale aanduiding als een feitelijke omschrijving opgenomen en wijken die gegevens van elkaar af, dan zal in het algemeen dus de feitelijke omschrijving prevaleren als zijnde de weergave van de wil van partijen. Die feitelijke omschrijving bepaalt dan de omvang van het perceel.
  • Bevat het de akte een nadere feitelijke omschrijving, bijvoorbeeld een sloot of aarden wal, dan zal die nadere omschrijving veelal doorslaggevend zijn. Er wordt dan dus afgeweken van de kadastrale grenzen.
Conclusie
Bekijk goed in de akte wat er wordt verkocht. Is dat enkel een kadastraal perceel, dan mag in de regel uitgegaan worden van de kadastrale gegevens. Is er ergens in de akte een nadere omschrijving opgenomen, dan gaat die omschrijving voor op de kadastrale aanduiding. Let daarbij op: die nadere omschrijving hoeft niet te staan onder het kopje “Het verkochte” maar kan ook elders in de akte staan. Heeft u een vraag over kadastrale of eigendomsgrenzen? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers                 [post_title] => Een kadastraal perceel verkocht, of toch niet? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-kadastraal-perceel-verkocht-of-toch-niet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-06-26 14:39:25 [post_modified_gmt] => 2020-06-26 12:39:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=21032 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 20657 [post_author] => 19 [post_date] => 2020-05-27 08:42:20 [post_date_gmt] => 2020-05-27 06:42:20 [post_content] => Een erfdienstbaarheid kan een behoorlijke beperking zijn voor de eigenaar van een erf. Hij moet dulden dat een derde zijn erf gebruikt. Bijvoorbeeld voor een uitweg. Het komt daarom vaak voor dat de eigenaar de erfdienstbaarheid wil opheffen. Die opheffing kan door de rechter worden uitgesproken. Maar uit de rechtspraak blijkt dat de rechter dit niet al te snel doet. Alleen als er écht geen redelijk belang meer is, kan de rechter een erfdienstbaarheid opheffen. Zo blijkt ook uit een recente uitspraak van de rechtbank Gelderland. Artikel 5:79 BW bepaalt dat de rechter een erfdienstbaarheid kan opheffen indien de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft en niet aannemelijk is dat het redelijk belang daarbij zal terugkeren. De Hoge Raad heeft overwogen, dat reeds uit de bewoordingen van deze bepaling volgt dat de beoordelingsmaatstaf uitgaat van alleen het belang van de gerechtigde bij de uitoefening van zijn recht, hetgeen betekent dat de belangen van de eigenaar van het dienende erf bij opheffing geen rol spelen (behoudens in het geval van misbruik van bevoegdheid). Dit volgt ook uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 5:78 en 5:79 BW.
  • Ieder redelijk belang nu en in de toekomst moet dus ontbreken;
  • Alléén het belang van de gebruiker van de erfdienstbaarheid is relevant;
  • Het belang van de eigenaar van het erf waarop de erfdienstbaarheid rust, is dus niet van belang. Dat laatste wordt in de praktijk vaak vergeten: immers, vaak wordt een procedure ingezet juist vanuit het belang van de partij die tot opheffing wil overgaan. Die partij moet dus niet focussen op zijn belang, maar op het ontbreken van enig redelijk belang van de gebruiker van de erfdienstbaarheid.
Wanneer is er onder meer sprake van een redelijk belang?
  • Als de erfdienstbaarheid de enige verharde en veilige uitrit is;
  • Als de erfdienstbaarheid de kortste verharde uitrit is;
  • Als een alternatieve route substantieel langer is;
  • Als redelijke alternatieven ontbreken.
Vaak is het belang casuïstisch. Dat betekent dat het sterk afhangt van de concrete situatie. Veelal zal de gebruiker van de erfdienstbaarheid ook aangeven wat zijn belang is. Dit laat onverlet dat de bewijslast ligt bij de partij die om opheffing verzoekt. Uit de rechtspraak volgen maar weinig gepubliceerde uitspraken waarin met succes tot opheffing van een erfdienstbaarheid is gekomen. Dat geeft aan dat er een vrij hoge drempel geldt voor het ontbreken van belang. Dat er alternatieven zijn, betekent niet dat er geen belang meer is bij behoud van de erfdienstbaarheid. Het komt dus aan op een goed gemotiveerde toelichting waaruit blijkt dat ieder redelijk belang ontbreekt. Rutger Boogers [post_title] => Opheffen erfdienstbaarheid? Alleen als er écht geen redelijk belang meer is! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => opheffen-erfdienstbaarheid-alleen-als-er-echt-geen-redelijk-belang-meer-is [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-05-27 08:43:46 [post_modified_gmt] => 2020-05-27 06:43:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=20657 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 20408 [post_author] => 19 [post_date] => 2020-04-30 14:33:20 [post_date_gmt] => 2020-04-30 12:33:20 [post_content] => In veel bezwaar- en beroepsprocedures stellen belanghebbenden aantasting van privacy aan de kaak. In de meeste gevallen zonder succes. Er wordt in deze bezwaar- en beroepsprocedures een strak onderscheid gemaakt tussen bestuursrecht en privaatrecht. Dat wil zeggen dat privaatrechtelijke aspecten – zoals privacy – niet van belang zijn bij vergunningverlening. Dat is slechts anders in het geval van een zogenoemde ‘evidente privaatrechtelijke belemmering’. Dat er niet snel sprake is van zo’n evidente privaatrechtelijke belemmering, beschreef ik in een eerder artikel hierover. Uit dit artikel blijkt dat er twee eisen zijn:
  1. Is er sprake van een privaatrechtelijke belemmering?
  2. Is die beperking evident zodat die in de weg staan aan vergunningverlening?
Dat zijn strenge eisen. Deze eisen gelden ook bij een aantasting van privacy. Desondanks is het mogelijk om vergunningverlening tegen te houden met een beroep op aantasting van privacy. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de hoogste bestuursrechter van Nederland.
Wat speelde er in die zaak?
Er was door de gemeente Haarlem een vergunning verleend voor het realiseren van een dakterras op een aanbouw. De buren van de vergunninghouder zijn het niet eens met de verleende vergunning. De buren vrezen een aantasting van hun privacy door inkijk in de woonkamer vanaf het dakterras. Zij stellen dat er vanaf het dakterras rechtstreeks zicht is in hun woonkamer. De buren verwijzen naar artikel 5:50 BW. Daarin is bepaald dat het niet geoorloofd is binnen twee meter van de grenslijn van een erf vensters of andere muuropeningen, dan welk balkons of soortelijke werken te hebben voor zover deze op dit erf uitzicht geven. De gemeente stelt dat er van een evidente privaatrechtelijke belemmering geen sprake is, terwijl de buren stellen dat daarvan wel sprake is. Met het uitzicht wordt inbreuk gemaakt op hun privacy en tevens wordt gehandeld in strijd met het verbod van artikel 5:50 BW.
Wat zegt de hoogste bestuursrechter?
De hoogste bestuursrechter verwijst eerst naar de vaste rechtspraak waaruit blijkt dat van een evidente privaatrechtelijke belemmering niet snel sprake is. Vervolgens overweegt de bestuursrechter: “Op basis van de door partijen overgelegde en ter zitting getoonde foto’s stelt de Afdeling vast dat er vanaf de korte zijde van het door vergunninghouder gewenste balkon rechtstreeks zicht is op het naburige erf van appellanten. Omdat de korte zijde van het balkon rechtstreeks uitkijkt op dit erf, volgt de Afdeling het college niet in de stelling dat er om een hoekje moet worden gekeken en een kwartslag moet worden gedraaid om zicht te hebben op dit erf. De korte zijde van het voorziene balkon bevindt zich binnen twee meter van de grens met het erf van appellanten en heeft een open hekwerk met een hoogte van 1,20 m. Daarmee is er sprake van zicht op het erf binnen 2 m van de grenslijn als bedoeld in artikel 5:50 van het BW. Vanaf het balkon is er door de twee glazen lichtkoepels in het dak van de aanbouw van appellanten in ieder geval ’s avonds met kunstmatige verlichting aan rechtstreeks zicht in hun woonkamer. Daargelaten of het zicht vanwege de bolling van de lichtkoepels overdag beperkt is, levert ook zicht dat wegens verlichting in de woonkamer beperkt is tot de avonduren, rechtstreeks zicht op als bedoeld in artikel 5:50 van het BW. Aangezien in het bouwplan geen voorzieningen zijn opgenomen om het rechtstreekse zicht weg te nemen, levert het bouwplan strijd op met artikel 5:50 van het BW. Dit betekent dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan vergunningverlening voor het bouwplan in de weg staat. De rechtbank heeft dit niet onderkend.”
Conclusie en relevantie voor de praktijk
Er is dus sprake van een privaatrechtelijke belemmering. Maar dat niet alleen, de belemmering staat ook in de weg aan vergunningverlening. De belemmering is ‘evident’. De gemeente had de vergunning dus niet mogen verlenen. De reden is dat er niet voldaan is aan de eis van artikel 5:50 BW. Uit deze uitspraak blijkt dat privaatrechtelijke belemmeringen dus zeker van belang kunnen zijn bij vergunningverlening. Dat geldt in het bijzonder voor dit soort ‘harde normen’ die privacy beschermen. Dit soort beperkingen in het burenrecht zal een gemeente dus in de besluitvorming – zeker in bezwaar – moeten meenemen. In een eerdere blog ben ik hier wat verder op ingegaan en heb ik meerdere voorbeelden hiervan genoemd. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over privacy of een evidente privaatrechtelijke belemmering? Neem dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers, Advocaat, specialist omgevingsrecht Rutger Boogers         [post_title] => Is aantasting privacy reden om vergunning te weigeren? Jazeker! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => is-aantasting-privacy-reden-om-vergunning-te-weigeren-jazeker [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-04-30 14:34:49 [post_modified_gmt] => 2020-04-30 12:34:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=20408 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 19858 [post_author] => 19 [post_date] => 2020-03-17 10:01:49 [post_date_gmt] => 2020-03-17 09:01:49 [post_content] => Het regende afgelopen weken afgelastingen als gevolg van het Coronavirus. Voor veel evenementen is een vergunning verleend, de ‘evenementenvergunning’. Vanwege het Coronavirus hebben gemeenten zich genoodzaakt gezien evenementen waarvoor een vergunning is verleend, af te gelasten. Dat kan door gebruik te maken van de Noodverordening of eventueel door intrekking van een vergunning. Deze afgelastingen zijn voor veel organisaties een behoorlijke financiële strop. Maar kunnen zij met hun schade bij de gemeente terecht?
Vergunning nog in aanvraag
Allereerst: we gaan ervan uit dat de vergunningen zijn verleend. De volksgezondheid is in de regel een grond om een evenementenvergunning te weigeren [vaak art. 1:8 APV, de weigeringsgronden].  De meeste vergunningen zijn echter al weken of maanden geleden verleend en onherroepelijk. Dat betekent dat de vergunning niet meer op die grond geweigerd kan worden. Dat wil niet zeggen dat de vergunning niet ingetrokken kan worden of, wat nu op grote schaal gebeurt, het evenement alsnog kan worden afgelast en verboden kan worden op grond van een Noodverordening. Hoewel veel evenementen worden afgelast op grond van een Noodverordening, is het intrekken van een vergunning op grond van bijvoorbeeld bescherming van de volksgezondheid niet uitgesloten.
Vergunning verleend: intrekking
De vergunning kan ingetrokken worden. Dat betekent feitelijk een ‘afgelasting’: zonder vergunning geen evenement. Die intrekking kan gebaseerd zijn op de Algemene Plaatselijke Verordening [‘APV’]. Veel gemeenten hanteren daarvoor hetzelfde model. In dat model is in de regel de navolgende bepaling opgenomen: Op grond van de verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist. Op grond van onder meer deze bepaling kan het bevoegde gezag de evenementenvergunning intrekken vanwege een ‘verandering van omstandigheden’. Het Coronavirus voldoet aan deze bepaling. Het gaat immers om een nieuwe, na vergunningverlening, voorgedane omstandigheid. De intrekking is noodzakelijk ter bescherming van bezoekers aan het evenement, ter voorkoming van verdere besmetting. Vaak hebben gemeenten ook beleid waarin nadere regels zijn gesteld over het verlenen en intrekken van vergunningen. Ook de Gemeentewet biedt de mogelijkheid om een vergunning in te trekken wanneer de volksgezondheid in het geding is. Tegen een dergelijk intrekkingsbesluit kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Indien geen gebruik wordt gemaakt van die mogelijkheid, kan achteraf het intrekkingsbesluit niet meer aan de rechter worden voorgelegd. Oplettendheid is hier dus vereist! Het ongebruikt laten verstrijken van de termijn, betekent dat het besluit ‘formele rechtskracht’ krijgt. Dat betekent dat een rechter uitgaat van de juistheid van het besluit. Zelfs als achteraf komt vast te staan dat ten onrechte de evenementenvergunning is ingetrokken vanwege het Coronavirus. Daar moeten organisaties zich dus bewust van zijn. Ook een civiele rechter zal in zo’n geval – wanneer bijvoorbeeld schadevergoeding wordt gevorderd – uitgaan van een juist intrekkingsbesluit.
Is de gemeente aansprakelijk voor de schade?
Er zijn twee wegen te bewandelen wanneer een organisator de schade vergoed wil krijgen van de gemeente.
  1. De gang naar de civiele rechter: onrechtmatige daad [onrechtmatig besluit]
De organisator kan stellen dat het intrekken van de evenementenvergunning een onrechtmatige daad betreft. Dan zal vast moeten staan dat sprake is van een ‘onrechtmatig besluit’. In de regel zal de bestuursrechter al hebben vastgesteld dat de vergunning ten onrechte is ingetrokken. Dat betekent dus dat eerst bezwaar en/of beroep moet worden ingesteld tegen het intrekkingsbesluit. Vervolgens zal de civiele rechter beoordelen of de gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld, of sprake is van schade en die schade ook het gevolg is van de onterechte intrekking van de vergunning. Dat zijn dus aardig wat stappen die gezet moeten worden.
  1. Nadeelcompensatie [rechtmatig besluit]
Wanneer géén sprake is van een onrechtmatig besluit – wat dus een vereiste is bij punt 1. – dan kan een verzoek om nadeelcompensatie worden ingediend bij het bestuursorgaan. Het is niet uitgesloten dat het bevoegd gezag organisatoren [deels] zal compenseren voor de schade die zij lijden als gevolg van de Corona-uitbraak. Het lijkt een overmachtssituatie waarvan het de vraag is of dat risico volledig bij de organisator moet komen te liggen [‘het normaal te dragen maatschappelijk risico’]. Daar staat tegenover dat alle organisatoren even hard worden getroffen. Wil een organisator in aanmerking komen voor nadeelcompensatie, moet daartoe een verzoek worden ingediend bij het bestuursorgaan. Dat leidt tot een besluit. Indien de organisator het niet eens is met het besluit, kan het besluit worden voorgelegd aan de rechter. De schade kan eventueel ook al worden gevraagd gedurende de bezwaar- of beroepsprocedure tegen het intrekkingsbesluit.
Noodverordening
Zoals in de inleiding al aangegeven, is er in veel gemeenten een Noodverordening van kracht. Die Noodverordening is weer het gevolg van een besluit van de minister. Die Noodverordening geeft burgemeesters de bevoegdheid om op grond van Gemeentewet alle evenementen geduid in die verordening af te gelasten. Het overtreden van die Noodverordening is een strafbaar feit. In dit geval gaat het om evenementen met meer 100 bezoekers. Hoewel de Noodverordening zelf niet vatbaar is voor bezwaar of beroep, kan een gemeente nog steeds onrechtmatig handelen tegen een organisator door een evenement af te gelasten. Het gebruik van de Noodverordening kan onrechtmatig zijn. Daarvoor zal een organisator zich in eerste instantie tot de civiele rechter moeten wenden. De grondslag van de vordering is de onrechtmatige daad: het niet vergoeden van de onevenredige schade maakt de overheidshandeling onrechtmatig. Dat lijkt dus sterk op de eerder genoemde ‘nadeelcompensatie’ bij intrekking van de vergunning.
Relevantie voor de praktijk
Het Coronavirus vraagt om oplettendheid van organisatoren van evenementen. Gelet op de ongebruikelijke situatie is het voorstelbaar dat [bezwaar]termijnen ongebruikt verstrijken. Dat kan in het kader van een latere schadevergoedingsvordering grote gevolgen hebben.Het Coronavirus leidt tot een unieke situatie. Dat betekent ook dat er nog geen rechtspraak is. De schade die het virus veroorzaakt – los van al het leed in het kader van de gezondheid – zal naar verwachting enorm zijn. Het is de vraag wie die schade moet dragen. Ook indien alle evenementen terecht zijn afgelast. Het is zeker denkbaar dat ondernemers onevenredig benadeeld worden en dat het gepast is dat een zekere vorm van compensatie wordt toegekend. Dat is van belang bij zowel toepassing van de Noodverordening als intrekking van een evenementenvergunning.
  • In het geval waarin gebruik is gemaakt van een Noodverordening, zal de ondernemer zich in eerste instantie moeten wenden tot de civiele rechter. In de gemeente ’s-Hertogenbosch en andere Brabantse gemeentes zal dat veelal het geval zijn, omdat de Noodverordening van kracht is.
  • In het geval van een intrekking van een evenementenvergunning, kan de organisator zich ook wenden tot de bestuursrechter. Van belang is dat tijdig bezwaar wordt gemaakt en eventueel al meteen een verzoek tot nadeelcompensatie wordt ingediend.
Voor meer informatie/vragen over Corona: zie onze Q&A of mail naar onze helpdesk: corona@bg.legal Rutger Boogers   [post_title] => Afgelasting evenement door Coronavirus: Is gemeente aansprakelijk? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => afgelasting-evenement-door-coronavirus-is-gemeente-aansprakelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-03-17 11:32:09 [post_modified_gmt] => 2020-03-17 10:32:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=19858 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 19635 [post_author] => 19 [post_date] => 2020-03-02 15:36:46 [post_date_gmt] => 2020-03-02 14:36:46 [post_content] => Steeds meer gemeenten stellen strengere regels op voor het huisvesten van arbeidsmigranten. Zeker drie gemeenten hebben onlangs vastgelegd hoeveel arbeidsmigranten maximaal in hun gemeente mogen wonen. Het betreft de gemeenten Maasdriel, Deurne en Zaltbommel. De achterliggende gedachte: het draagvlak onder de inwoners behouden. Een ander steeds vaker gehoord geluid vanuit gemeenten, is dat arbeidsmigranten gevestigd moeten zijn in de gemeente waar zij werken. Ook hierachter lijkt de gedachte te zitten, dat er voldoende draagvlak moet zijn voor inwoners.
Nieuw beleid
Er zijn veel gemeenten bezig met het opstellen van nieuw beleid, een kleine greep: Bernheze, Boxtel, Westland, Liemers gemeenten, Steenbergen, Heusden en Nieuwkoop. Over het algemeen is het nieuwe beleid gericht op het creëren van een ‘nulmeting’ en vervolgens het beperken of beter spreiden van het huisvesten van arbeidsmigranten.
Handhaving
In sommige gemeenten gebeurt dat door een vergunningstelsel in het leven te roepen. Daarnaast worden verhuurders van panden waar arbeidsmigranten zijn gehuisvest, aangeschreven door de gemeente. Vaak omdat het gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Onlangs heb ik hier een blog over geschreven. Het is zaak om in die gevallen goed naar het overgangsrecht te kijken mocht van strijdig gebruik sprake zijn. Met name de begrippen ‘wonen’ en ‘woning’ zijn dit kader van belang.
Strijd met Europese regels?
Veel gemeenten worstelen met deze problematiek. Enerzijds is er een sterke behoefte aan arbeidskrachten. Het spreekt voor zich dat deze arbeidsmigranten ergens moeten wonen. Anderzijds klagen gemeente over overlast en willen zij het draagvlak onder de inwoners behouden. De behoefte om het huisvesten van arbeidsmigranten te reguleren is begrijpelijk. Echter kunnen regels ook te strak worden en daardoor in strijd zijn met bijvoorbeeld Europese wet- en regelgeving. Zo is het maar zeer de vraag of een gemeente mag eisen, bijvoorbeeld via een vergunning, dat arbeidsmigranten gehuisvest moeten zijn in de gemeente waar zij werken. Dat lijkt in strijd te zijn met het vrij verkeer van werknemers. Een arbeidsmigrant zou volgens de gemeentelijke eis namelijk alleen in aanmerking komen voor huisvesting als hij in die gemeente werkzaam is. Verordening 1612/68 stelt in artikel 9 onder andere dat een arbeidsmigrant uit een andere lidstaat dezelfde rechten en voordelen geniet als nationale werknemers inzake huisvesting. Bovendien brengt het beginsel van het vrij verkeer van personen ook met zich mee dat burgers van de EU-lidstaten vrij mogen reizen en zich mogen vestigen op het grondgebied van de EU. Daar kan weer van worden afgeweken als daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Het is maar zeer de vraag of daar sprake van is. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers            Advocaat, specialist arbeidsmigranten   [post_title] => Steeds meer regels voor het huisvesten van arbeidsmigranten [post_excerpt] => Steeds meer gemeenten worstelen met de regels voor het huisvesten van arbeidsmigranten. Om draagvlak onder de inwoners van de gemeenten te behouden stellen zij steeds strengere regels op. [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => steeds-meer-regels-voor-het-huisvesten-van-arbeidsmigranten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-03-04 08:46:17 [post_modified_gmt] => 2020-03-04 07:46:17 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=19635 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 19066 [post_author] => 19 [post_date] => 2020-01-23 13:48:28 [post_date_gmt] => 2020-01-23 12:48:28 [post_content] => Eén van de gronden voor het beëindigen van een huurovereenkomst betreft ‘dringend eigen gebruik’. Op 10 januari 2020 heeft de rechtbank Rotterdam zich uitgesproken over een verzoek op die grond door Vestia. Een kwestie die al de nodige publiciteit heeft gekregen. Uit deze uitspraak blijkt maar weer eens dat een verzoek op grond van ‘dringend eigen gebruik’ is onderworpen aan een strenge toets. Het gevolg van die strenge toets: Vestia mag 17 huurovereenkomsten niet beëindigen.
Wat was het geval?
Vestia verhuurt woningen in de Tweebosbuurt in Rotterdam. Huurder woont al sinds 1985 in één van die woningen in de Tweebosbuurt. In 2011 en de jaren daarna heeft de gemeente Rotterdam een herstructureringsplan opgesteld voor de wijken in Rotterdam-Zuid, waaronder de Tweebosbuurt. Huurder krijgt in 2018 een brief van de gemeente. In die brief staat dat de gemeente en Vestia de woningen in de Tweebosbuurt willen gaan vernieuwen. De woningen zijn oud en voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. In deze brief staat dat de woning van huurder zal worden gesloopt en huurder daarom moet verhuizen. De gemeente en Vestia sluiten vervolgens een samenwerkingsovereenkomst die ziet op ‘het project Tweebosbuurt’.
Het beroep op ‘dringend eigen gebruik’
Vestia zegt vervolgens de huurovereenkomst op, op grond van dringend eigen gebruik: ‘Vestia heeft de door u gehuurde woning dringend nodig voor eigen gebruik, nu het vernieuwingsproject van de Tweebosbuurt met zich meebrengt dat de door u gehuurde woning wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Daarom kunnen wij de huurovereenkomst met u niet voortzetten. De huurder heeft niet ingestemd met deze opzegging. Een procedure bij de kantonrechter volgt. Vestia legt aan haar vordering te grondslag dat het eigen gebruik bestaat uit de sloop van de woning van huurder ten behoeve van de herontwikkeling van het perceel waar de woning van huurder deel uitmaakt. De werkzaamheden zijn onderdeel van de herstructurering van het gebied Tweebosbuurt.
Wat vindt de kantonrechter?
Vestia heeft ervoor gekozen om haar vordering in te stellen op grond van artikel 7:274 lid 1 sub c BW (beëindiging huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik) en niet op artikel 7:220 BW (voortzetting huurovereenkomst na sloop/renovatie). Die keuzevrijheid biedt de wetgever (artikel 7:220 lid 4 BW). Dat heeft tot gevolg dat het strenge beoordelingsregime van het dringend eigen gebruik van toepassing is. Die toets valt niet in het voordeel van Vestia uit. Binnen het wettelijk kader kan sloop een reden zijn om de huurovereenkomst te beëindigen. Bijvoorbeeld als de exploitatie van de woningen aanzienlijke verliezen oplevert. Stedenbouwkundige ontwikkeling op zichzelf (zonder bijkomende omstandigheden) is geen grond voor dringend eigen gebruik. In deze procedure is de (al dan niet slechte) staat van de woningen geen onderdeel van het juridisch debat en dus niet vast komen te staan. Uit de stukken waarop Vestia haar dringend eigen gebruik baseert, komt wel telkens naar voren dat ook de slechte staat van de woningen in de Tweebosbuurt aanleiding is voor de voorgenomen sloop. Maar Vestia heeft de vordering hier niet op gebaseerd. Het speelt dan ook geen rol bij de beoordeling van de vordering van Vestia. Daar komt ook bij dat de bewoners feitelijk niet zijn erkend in het gehele traject. Vestia heeft te weinig aandacht gehad voor de gevolgen die huurder zou ondervinden van deze herstructurering en huurbeëindiging. Zo is bijvoorbeeld niet gekeken of huurder een andere woning kond terugkrijgen. En dat terwijl Vestia als kerntaak heeft om ervoor te zorgen dat personen in verband met hun lage inkomen goed en betaalbaar kunnen wonen.  Conclusie: Er zijn geen motieven van financiële of bouwkundige aard. Het sociaal maatschappelijke motief dat Vestia naar voren brengt voor de Tweebosbuurt blijkt onvoldoende uit de overgelegde stukken.  Op stedenbouwkundig vlak is niet aangetoond dat dit deel van de wijk niet in stand zou kunnen blijven. Alles afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat de herstructureringsplannen de strenge toets van het dringend eigen gebruik niet kunnen doorstaan.
 Wat is hiervan de relevantie voor de praktijk?
  • Deze uitspraak bevestigt het strenge beoordelingsregime dat geldt voor dringend eigen gebruik. Maar wat interessant is, is het feit dat Vestia gekozen heeft voor deze grondslag. Vestia had ook kunnen kiezen voor voortzetting van de huurovereenkomst na sloop/renovatie. Dat heeft als gevolg dat de zware toets van dringend eigen gebruik niet geldt. Het gevolg is wel dat de huurovereenkomsten voortgezet moeten worden na sloop/renovatie. In de praktijk zal de verhuurder dus goed moeten overwegen welke weg hij kiest.
  • Ten aanzien van dringend eigen gebruik heeft te gelden dat sloop als vorm van dringend eigen gebruik is erkend. Vestia heeft in deze procedure telkens de slechte staat van de woningen aangevoerd, maar vervolgens niet ten grondslag gelegd aan haar vordering. Voor de praktijk is relevant dat niet alleen de juiste grondslag wordt gekozen, ook dat de relevante feiten ter onderbouwing van die grondslag naar voren worde gebracht. Mogelijk was het oordeel van de kantonrechter anders geweest wanneer die slechte staat ook aan de vordering ten grondslag zou zijn gelegd.
  • Voor een woningbouwcorporatie [toegelaten instelling] geldt bovendien dat zij als kerntaak heeft ervoor te zorgen dat personen in verband met hun lage inkomen goed en betaalbaar kunnen wonen. Voor een corporatie geldt dus des te meer dat zij de belangen van de huurders betrekt in de besluitvorming. De gevolgen die huurders ondervinden zijn van belang. Met name het moeilijk kunnen vinden van een andere sociale huurwoning steelt een belangrijke rol.
Wilt u meer informatie over het opzeggen van een huurovereenkomst? Neemt u dan contact met mij op. Rutger Boogers, Advocaat huurrecht Rutger Boogers   [post_title] => Beroep op ‘dringend eigen gebruik’ door woningbouwcorporatie Vestia slaagt niet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => beroep-op-dringend-gebruik-vestia-slaagtniet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:35 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=19066 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 18697 [post_author] => 19 [post_date] => 2019-11-05 16:50:04 [post_date_gmt] => 2019-11-05 15:50:04 [post_content] => Het huisvesten van arbeidsmigranten krijgt steeds meer aandacht van gemeenten. In veel gemeenten – waaronder de omliggende gemeenten van ’s-Hertogenbosch – is dat zichtbaar. Er wordt nieuw beleid gemaakt. Daarnaast worden voorbereidingsbesluiten of paraplubestemmingsplannen vastgesteld. Dat heeft grote gevolgen voor vastgoedeigenaren die arbeidsmigranten huisvesten. Ook voor eigenaren die verhuren aan een bemiddelaar of onderneming ten behoeve van het vestigen van tijdelijke werknemers, is deze ontwikkeling relevant. Het gaat uiteindelijk om het feitelijke gebruik van de woning. Daarvoor is de eigenaar in de regel verantwoordelijk. Om die reden wordt een eigenaar of verhuurder door de gemeente als overtreder aangemerkt. In deze blog ga ik in op de juridische mogelijkheden van het huisvesten van arbeidsmigranten. Daarnaast geef ik aan wat u als vastgoedeigenaar kan doen op het moment dat u een handhavingsbrief van de gemeente ontvangt.
1. Het bestemmingsplan
 Het bestemmingsplan speelt een belangrijke rol bij het huisvesten van arbeidsmigranten. Wanneer het bestemmingsplan het huisvesten van arbeidsmigranten toestaat, is een belangrijke hobbel genomen. Waar moet u op letten?
Wat is de bestemming van het pand of het perceel waar de arbeidsmigranten worden gehuisvest?
Indien op het perceel de bestemming ‘wonen’ rust, is het van belang om te bekijken wat binnen die bestemming mogelijk is. Er zijn nog veel [vaak wat oudere] bestemmingsplannen, waarin de navolgende [of daarmee vergelijkbare] planregel is opgenomen: 22..1 Bestemmingsomschrijving 22.1.1. Algemeen De gronden met de bestemming ‘Wonen ‘zijn bestemd voor:
  1. Wonen;
  2. Aan-huis-verbonden beroepen;
  3. Internetverkoop;
  4. Bed & breakfast;
  5. Aan de woonfunctie ondergeschikte nevenactiviteit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – nevenactiviteit’;
  6. Een zorgpunt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gezondheidszorg’;
  7. Een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;
  8. Een groothandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘groothandel’’;
  9. Ondergeschikte detailhandel bij een groothandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
  10. Een voor publiek opengestelde tuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – wandeltuin’;
  11. Tuinen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 36;
  12. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  13. Instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ of ‘specifieke bouwaanduiding–rijksmonument ‘.
één en ander met de bijbehorende voorzieningen. In het geval van deze of soortgelijke beschrijving, moet beoordeeld worden wat met ‘wonen’ wordt bedoeld. Wanneer ‘wonen’ niet nader is omschreven in het bestemmingsplan, heeft u een goede kans dat het huisvesten van arbeidsmigranten planologisch is toegestaan. Ik verwijs u in dit kader naar een andere blog van mij over de uitleg van de begrippen ‘wonen’ en ‘woning’ bij arbeidsmigranten. U kunt die blog via deze link lezen. Recent heeft de hoogste bestuursrechter de rechtspraak waarover die blog gaat, nogmaals bevestigd. Via deze link kunt u die uitspraak lezen. Daarnaast is het van belang om vast te stellen dat er geen algemeen gebruiksverbod geldt voor het vestigen van arbeidsmigranten. Het is daarom van belang om te kijken naar de algemene gebruiksvoorwaarden van het bestemmingsplan. Tip: bekijk goed de definities van het bestemmingsplan en lees die definities in onderling verband.
Op het perceel is slechts bewoning door ‘één huishouden’ toegestaan, wat dan?
In veel [meer recent vastgestelde] bestemmingsplannen is een ‘woning’ bedoeld om te worden bewoond door ‘één huishouden’. De hoogste bestuursrechter heeft bepaald, dat arbeidsmigranten geen ‘huishouden’ vormen. Via deze link kun u die uitspraak lezen. Van belang is goed te kijken naar de definitie van ‘woning’ en ‘huishouden’. Die definities staan in het bestemmingsplan. Vaak in het hoofdstuk ‘begrippen’. Die definities kunnen per bestemmingsplan verschillen. Het komt in de praktijk voor dat de definitie van een ‘huishouden’ het huisvesten van arbeidsmigranten wel degelijk toelaat. Tip: wanneer slechts ‘één huishouden’ is toegestaan, bekijk dan goed de definitie van ‘huishouden’ in het bestemmingsplan.
Ik verhuur geen ‘woning’ maar een kantoor of bedrijf?
In het geval u geen woning verhuurt, maar een kantoor of bedrijf, moet goed worden gekeken naar de omschrijving van de bestemming. Het kan zijn dat het huisvesten van arbeidsmigranten niet mogelijk is binnen die bestemming. Dat hangt af van de omschrijving van de bestemming in het bestemmingsplan. Indien huisvesting van arbeidsmigranten niet mogelijk is, dan kunt u een omgevingsvergunning vragen om de huisvesting alsnog mogelijk te maken. Ook zijn er mogelijkheden om een tijdelijke vergunning te krijgen. Tip: bij het huisvesten van arbeidsmigranten in een kantoor of bedrijf, bekijk dan goed de omschrijving van een kantoor of bedrijf. Is er sprake van strijdig gebruik? Bekijk dan de mogelijkheid om een (tijdelijke) omgevingsvergunning aan te vragen.
Het bestemmingsplan is gewijzigd en de bewoning door arbeidsmigranten is in strijd met het nieuwe bestemmingsplan?
In dat geval kunt u zich mogelijk beroepen op het overgangsrecht van het bestemmingsplan. Dat betekent dat het gebruik dat was toegestaan onder het vorige bestemmingsplan, mag worden voortgezet. Dit is een heel belangrijk argument om aan te voeren. Zoals ik al aangaf is het vestigen van arbeidsmigranten in wat oudere bestemmingsplannen vaak toegestaan. Met een beroep op het overgangsrecht kunt u aangeven dat het gebruik mag worden voortgezet. U moet daar zelf het bewijs van aanleveren. Tip: het overgangsrecht kan de strijdige situatie ongedaan maken
2. Het voorbereidingsbesluit
 Veel gemeenten starten een project om de huisvesting van arbeidsmigranten in kaart te brengen. Omdat gemeenten niet willen dat er nieuwe gevallen bijkomen, kunnen zij een voorbereidingsbesluit nemen. Wanneer dat het geval is, moet u goed kijken wat in dat voorbereidingsbesluit is bepaald. In de regel ziet een voorbereidingsbesluit namelijk op nieuwe gevallen. Dus niet op bestaande gevallen. Met andere woorden: een gemeente kan u in dat geval niet aanschrijven omdat u al vóór de vaststelling van het voorbereidingsbesluit arbeidsmigranten had gehuisvest. Ook hier geldt bovendien in de regel overgangsrecht. Bekijk dus of uw situatie onder het overgangsrecht valt. Tip: bekijk goed wanneer het voorbereidingsbesluit in werking is getreden. Bekijk ook eventueel overgangsrecht.
3. Een paraplubestemmingsplan
 In de praktijk worden vaak zogenoemde ‘paraplubestemmingsplannen’ vastgesteld. Dat betekent dat er een bestemmingsplan wordt vastgesteld dat voor een hele gemeente geldt. In de regel geldt een bestemmingsplan maar voor een deel van een gemeente: bijvoorbeeld het buitengebied of het centrum. In zo’n paraplubestemmingsplan kan één specifiek onderwerp voor de gehele gemeente worden geregeld, bijvoorbeeld het huisvesten van arbeidsmigranten. Ook hiervoor geldt dat een beroep op het overgangsrecht mogelijk slaagt. Tip: Bekijk of de huisvesting onder het overgangsrecht
4. Gemeentelijk beleid
 Vaak gaat aan het vaststellen van een bestemmingsplan of voorbereidingsbesluit nieuw beleid vooraf. Tegen het vaststellen van dat beleid kunt u geen bezwaar maken of beroep instellen. Wel kunt u dat beleid soms aan de kaak stellen in een procedure over bijvoorbeeld een omgevingsvergunning. Een gemeente heeft veel beleidsvrijheid. Het is dus van belang om nieuw beleid in de gaten te houden. Indien beleid is vastgesteld moet de gemeente [behoudens uitzonderingen] dat beleid ook volgen. Vaak staat in beleid heel concreet wat wél en niet is toegestaan wat betreft het huisvesten van arbeidsmigranten. Soms is in beleid bepaald dat er maar één of twee woningen per straat verhuurd mogen worden aan arbeidsmigranten. Of dat op bedrijventerreinen geen huisvesting van arbeidsmigranten is toegestaan. Het beleid bepaalt vaak  concreet wat wel en niet is toegestaan. Is er geen beleid? Dan gelden er minder regels. Het is dan zaak om te bekijken of een gemeente niet willekeurig handelt. Bijvoorbeeld door in de ene woning wel huisvesting van arbeidsmigranten toe te staan en in de andere [vergelijkbare] woning niet. Beleid is juist bedoeld om dergelijke willekeur tegen te gaan. Tip: het beleid bepaalt vaak heel concreet wat is toegestaan ten aanzien van het huisvesten van arbeidsmigranten.
5. Een exploitatievergunning
 Er zijn gemeenten die een exploitatievergunning eisen voor het huisvesten van arbeidsmigranten. Dat is een relatief nieuw fenomeen. Dat betekent dat, ook wanneer het gebruik niet in strijd is met het bestemmingsplan, een extra vergunning nodig is. Die exploitatievergunning is geregeld in de Algemene plaatselijke verordening [APV]. In die APV staat aan welke eisen een aanvraag moet voldoen. Vaak staan ook de weigeringsgronden in de APV. Of gemeenten via deze weg aanvullende eisen mogen stellen aan het huisvesten van arbeidsmigranten, is nog maar de vraag. Veel zal afhangen van de concrete eisen en bedoeling van de gemeente. Tip: soms heeft u voor het huisvesten van arbeidsmigranten een aanvullende vergunning nodig: een exploitatievergunning.
6. Huisvestingsverordening
 Vaak hebben gemeenten ook specifieke regels opgenomen in een huisvestingsverordening. Vaak zijn daar regels in opgenomen over het onttrekken van een woning aan de woningvoorraad. Ook kan in een dergelijke verordening worden bepaald dat er een vergunning nodig is voor het huisvesten van arbeidsmigranten. Tip: beoordeel of in een huisvestingsverordening aanvullende voorwaarden zijn opgenomen.
7. Handhaving
 Wanneer een gemeente constateert dat u in strijd handelt met het bestemmingsplan [of beheersverordening] kan de gemeente handhavend optreden. Dat betekent dat u een brief ontvangt van de gemeente. Meestal eerst een vooraankondiging. Daarin staat dat u handelt in strijd met het bestemmingsplan. Tegen een vooraankondiging kunt u een zienswijze indienen. Dat is een brief waarin u aangeeft waarom u het niet eens bent met die vooraankondiging. De gemeente kan met die argumenten in de verdere besluitvorming rekening houden. Mocht het uiteindelijk tot een handhavingsbesluit komen, dan kunt u daartegen in bezwaar gaan. Let dan goed op de termijnen: te laat is te laat. In dat besluit staat dat u de overtreding voor een bepaalde datum moet beëindigen. Doet u dat niet, dan verbeurt u dwangsommen. Die dwangsommen kunnen in de tienduizenden euro’s of meer lopen.  Tip: bij handhaving moet u tijdig bezwaar maken. Het is ook verstandig om een zienswijze in te dienen tegen de vooraankondiging handhaving.
8. Conclusie
 Bij het huisvesten van arbeidsmigranten komen veel facetten kijken. In deze blog is een aantal aspecten benoemd. Maar er gelden meer regels, bijvoorbeeld ten aanzien van brandveiligheid. Bij steeds meer gemeenten heeft dit prioriteit. Er worden daarom steeds vaker handhavingstrajecten opgestart. Het is zaak om daar adequaat op te reageren. De financiële belangen zijn vaak groot. Bent u geconfronteerd met een handhavingsbesluit of een voornemen daartoe? Of wil u meer informatie over het huisvesten van arbeidsmigranten? Neemt u dan contact met mij op. Rutger Boogers, Advocaat omgevingsrecht boogers@bg.legal +31 (0)88 141 08 64 Rutger Boogers [post_title] => Handhaving gemeente bewoning door arbeidsmigranten: wat kunt u doen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => handhaving-gemeente-bewoning-door-arbeidsmigranten-wat-kunt-u-daartegen-doen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-08-06 11:29:34 [post_modified_gmt] => 2024-08-06 09:29:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18697 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 18018 [post_author] => 19 [post_date] => 2019-08-21 09:31:11 [post_date_gmt] => 2019-08-21 07:31:11 [post_content] => De Raad van State heeft op 7 augustus jl. geoordeeld dat de kruimelgevallenregeling ook van toepassing is op het samenvoegen van panden. Er kan op grond van artikel 4, onderdeel 9, van het Bor dus een vergunning verleend worden. Dat is in de praktijk van grote betekenis. Op grond hiervan kan een uitgebreide en kostbare procedure worden voorkomen. Er geldt wel één grote beperking.
Wat was de casus
De casus was vrij eenvoudig. Nieuwezijds is eigenaar van twee naast elkaar gelegen panden aan de Westermarkt in Amsterdam. In beide panden zijn horeca op de begane grond en woningen op de verdieping aanwezig. De vorige eigenaar heeft de panden een aantal jaren geleden zonder de daartoe vereiste omgevingsvergunning verbouwd en samengevoegd. Die samenvoeging is aan de voorzijde niet zichtbaar. Deze samenvoeging is in strijd met het bestemmingsplan. De gemeente treedt hiertegen handhavend op. Een last onder dwangsom volgt. Nieuwezijds stelt in de handhavingsprocedure dat er een van rechtswege verleende vergunning is verleend. Wat had hij gedaan? Tegelijkertijd met de zienswijze tegen de last onder dwangsom, een vergunning aangevraagd. De gemeente stelt dat die vergunning niet van rechtswege is verleend. Waarom niet? Omdat volgens de gemeente niet de reguliere maar de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. De gemeente stelde dat artikel 4 van het Bor hier niet van toepassing was. In het geval waarin de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, kan een vergunning niet van rechtswege zijn verleend.
Wat zegt de hoogste bestuursrechter?
Artikel 4, aanhef en onderdeel 9, bijlage II van het Bor staat niet in de weg aan het samenvoegen van twee panden. Er geldt wel een beperking: de bebouwde oppervlakte en het bouwvolume mag niet worden vergroot. Onder bebouwde oppervlakte en het bouwvolume wordt de omvang van het gebouwde verstaan. Niet relevant is of de omvang van het gebruik naar oppervlakte of inhoud wijzigt. Vergroting van het bouwvolume heeft met andere woorden enkel betrekking op een toename van de fysieke bebouwing. In dit geval was de samenvoeging enkel een inpandige ingreep. De oppervlakte van het volume van beide panden bleef gelijk. Dat door de doorbraken toegang van het ene naar het andere pand ontstaat, leidt niet tot een ander oordeel. Het standpunt van het college dat artikel 4 niet van toepassing is omdat het gaat om apart van elkaar opgerichte gebouwen, die geen bouwkundige eenheid vormen, wordt niet gevolgd. Nu artikel 4 van bijlage II van toepassing is, is ook de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Daarmee is de vergunning dus van rechtswege verleend.
Relevantie voor de praktijk
Voor de praktijk is deze uitspraak relevant. Zolang een samenvoeging niet leidt tot een vergroting van het bouwvolume, kan via de reguliere procedure een vergunning worden verkregen. Dat is sneller en in de regel ook goedkoper. Het gaat hier om twee panden, maar voorstelbaar is dat het om meer panden gaat. Dat het gebruik naar oppervlakte of inhoud wijzigt is daarbij niet van belang. Ook hoeven de panden geen bouwkundige eenheid te vormen. Rutger Boogers           [post_title] => Samenvoegen van panden als ‘kruimelgeval’ [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => samenvoegen-van-panden-als-kruimelgeval [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-22 15:10:22 [post_modified_gmt] => 2021-12-22 14:10:22 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18018 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 17813 [post_author] => 19 [post_date] => 2019-08-07 11:26:21 [post_date_gmt] => 2019-08-07 09:26:21 [post_content] => gemeente aansprakelijk principebesluitVaak wil een ontwikkelaar weten of zijn ontwikkeling planologisch mogelijk is. Soms moet afgeweken worden van het bestemmingsplan. Er is daarom vaak behoefte om bij de gemeente ‘te peilen’ of medewerking kan worden verleend aan die ontwikkeling. Dat kan door het vragen om een principebesluit. In zo’n principebesluit laat de gemeente weten hoe zij tegen die ontwikkeling aankijkt. Wat nu als zo’n principebesluit achteraf onjuist is? Recent heeft het hof Arnhem-Leeuwarden daarover geoordeeld. Uit dit arrest blijkt dat zo’n principebesluit verregaande gevolgen kan hebben.
Casus
Het is een vrij omvangrijke en complex kwestie. Ik beperk mij daarom tot de hoofdlijnen. In 2006 heeft appellant een principeverzoek ingediend bij de gemeente. Appellant wilde weten of hij een bouwvergunning kon krijgen voor de bouw van een woning op een perceel alsmede ten aanzien van de oriëntatie richting van die woning. Het college heeft vervolgens twee principe-uitspraken gedaan. In die besluiten is een onjuiste uitleg gegeven aan het bestemmingsplan. Vervolgens heeft het college nog twee ‘formele’ besluiten genomen. Hierbij werd een aanvraag om bouwvergunning afgewezen en werd die afwijzing gehandhaafd in bezwaar. Deze besluiten bleken onrechtmatig. De vraagt die dan rijst, is of dat ook geldt voor de principebesluiten.
Oordeel hof
Het hof stelt allereerst vast dat het principeverzoek duidelijk was. Met andere woorden: er werd geen vaag plan aan de gemeente voorgelegd. Er is op de aanvraag uitvoerig gereageerd door het college. Het college schrijft dat het verzoek van appellant ‘aan minutieuze bestudering is onderworpen waarbij de verstrekte bijlagen en alle voorgaande correspondentie zijn betrokken’. Het hof overweegt dat appellant ervan mocht uitgaan dat zijn verzoek uitvoerig en zorgvuldig was bekeken door de gemeente. Ook door meerdere ambtenaren. Achteraf blijkt dat de informatie in beide principebesluiten onjuist was. Onder meer omdat een oriëntatie richting volgens de Afdeling mogelijk was en langs die weg zelfs een bouwvergunning moest worden verleend. Een vrijstellingsprocedure was dus niet nodig. Met andere woorden: ten onrechte werd appellant op het spoor van een vrijstellingsprocedure gezet. De in beide principebesluiten gegeven informatie is niet alleen onjuist, maar ook onvolledig. Onder deze omstandigheden mocht appellant redelijkerwijs uit de standpunten van de Gemeente afleiden dat zij hem geen bouwvergunning zou verlenen. Ook voor een woning met de verzochte oriëntatieligging. Dus restte hem slechts de optie een vrijstellingsprocedure te doorlopen ten behoeve van de woning met de daarmee gepaard gaande kosten. Deze wijze van informatieverstrekking acht het hof onrechtmatig. Dit onrechtmatig handelen kan de gemeente worden toegerekend. Door deze onjuiste en onvolledige informatie heeft de Gemeente appellant op het verkeerde been gezet. Het college zette appellant op het spoor van een vrijstellingsprocedure voor een woning, terwijl hem een bouwvergunning verleend had moeten worden. Met andere woorden: appellant mocht op goede gronden vertrouwen op de inhoud van de principebesluiten.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Een overheidsinstelling zal zorgvuldig moeten reageren op een principeverzoek. Een aanvrager kan immers vertrouwen ontlenen aan de reactie op zijn verzoek. Dat hangt met name af van de inhoud en stelligheid van die reactie. Een principebesluit is dus geen vrijblijvende reactie. Dat betekent dat een aanvrager afhankelijk van de inhoud wel degelijk gewicht mag toekennen aan een dergelijk besluit. Mocht u verdere vragen hebben of in de praktijk geconfronteerd worden met een principebesluit, neem dan gerust contact op met Rutger Boogers, advocaat/specialist omgevingsrecht. [post_title] => Gemeente aansprakelijk voor onjuist principebesluit? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gemeente-aansprakelijk-voor-onjuist-principebesluit [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:03 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:03 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17813 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 12752 [post_author] => 19 [post_date] => 2018-10-04 11:09:07 [post_date_gmt] => 2018-10-04 09:09:07 [post_content] => Het bestemmingsplan is het belangrijkste plan waarin rechten en plichten met betrekking tot de ruimtelijke ordening zijn vastgelegd. Het woord ‘ruimtelijke ordening’ geeft al aan dat privaatrechtelijke beperkingen in principe niet van belang zijn. Dat is slechts anders wanneer er sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmeringAlleen als privaatrechtelijke verhoudingen van zo’n evident belemmerende aard zijn dat in verband daarmee de realisering van het bestemmingsplan niet aannemelijk is, kan hieraan betekenis toekomen. Dat daarvan niet snel sprake is, bewijst een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 oktober 2018. Het betrof een zaak over een erfdienstbaarheid die in de weg zou staan aan de realisering van een bestemmingsplan. De casus Bij besluit van 17 januari 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrumplan Den Hoorn 2016" en het gelijknamige exploitatieplan vastgesteld. Plus Vastgoed B.V. [‘Plus’] voert aan dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat er sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering. Zij wijst daartoe op de al lange tijd bestaande erfdienstbaarheden van wegen, inclusief absoluut bouwverbod, die lopen van het perceel van het bedrijf en Plus Vastgoed B.V. via gronden van de gemeente naar de Looksingel en Dijkshoornseweg. Volgens Plus neemt een mogelijke onteigening de evidente privaatrechtelijke belemmeringen niet weg. Zij stellen dat de burgerlijke rechter eerst dient te beslissen over wijziging dan wel verlegging van de erfdienstbaarheden. De raad stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering. De enkele omstandigheid dat nog geen procedure bij de burgerlijke rechter over wijziging of verlegging van de erfdienstbaarheden dan wel een onteigeningsprocedure is opgestart en zowel het tijdpad als de uitkomst van deze procedures nog onzeker zijn, betekent niet dat de erfdienstbaarheden aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staan, aldus de raad. Oordeel van de Bestuursrechter De Afdeling overweegt als volgt op de beroepsgrond van Plus. “Tussen partijen is niet in geschil dat er erfdienstbaarheden van wegen zijn gevestigd richting de Dijkshoornseweg en Looksingel ten behoeve van de gronden van het bedrijf en Plus Vastgoed B.V. en ten laste van de gronden van de gemeente. De aanwezigheid van een zakelijk recht, zoals een erfdienstbaarheid, is in beginsel voor de uitvoerbaarheid van een plan niet doorslaggevend. Dit is slechts anders indien op voorhand in redelijkheid moet worden aangenomen dat een evidente belemmering aan de verwezenlijking van het plan binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar in de weg staat en tevens vaststaat dat niet binnen die planperiode tot opheffing van het zakelijk recht kan worden overgegaan. Naar het oordeel van de Afdeling staan in dit geval de erfdienstbaarheden niet in de weg aan de uitvoerbaarheid van het plan. Ter ontsluiting van de gronden van [bedrijf B] en Plus Vastgoed B.V. is voorzien in de bestemming "Verkeer" in het plan. Het is mogelijk de locatie van de erfdienstbaarheden in onderling overleg te verplaatsen dan wel op de voet van artikel 5:78 van het Burgerlijk Wetboek in een gerechtelijke procedure te wijzigen of op te heffen. De raad heeft verklaard over te zullen gaan tot onteigening indien de gronden niet minnelijk kunnen worden verworven. In het geval van onteigening komen in beginsel de erfdienstbaarheden te vervallen.” In deze zaak staat de aanwezigheid en de locatie van de erfdienstbaarheid dus niet ter discussie. In veel zaken is dat immers nog een punt van discussie. Indien daar discussie over bestaat, zal de bestuursrechter al snel verwijzen naar een rechtsgang bij de civiele rechter. Ondanks dat tussen partijen in dit geval niet in geschil is dat er een erfdienstbaarheid is gevestigd op de betreffende locatie, is van een evidente privaatrechtelijke belemmering desondanks geen sprake. Er zijn namelijk mogelijkheden om de erfdienstbaarheid binnen de planperiode op te heffen, te verleggen of teniet te laten gaan. Commentaar Van een evidente privaatrechtelijke belemmering is geen sprake. De Afdeling overweegt dat de locatie van de erfdienstbaarheid op de voet van artikel 5:78 BW kan worden verplaatst. Indien dat niet lukt – en dat heeft de raad ook al aangekondigd – kan worden overgegaan tot onteigening van de gronden. Daarmee komt de erfdienstbaarheid in principe te vervallen. Deze uitspraak illustreert dat de kans om met succes een erfdienstbaarheid als evidente privaatrechtelijke belemmering naar voren te brengen, niet groot is. Wat de bestuursrechter feitelijk doet is twee mogelijkheden schetsen op grond waarvan de erfdienstbaarheid kan worden weggenomen. Artikel 5:78 BW geeft inderdaad de mogelijkheid om een erfdienstbaarheid op te heffen of verleggen. Dat kan dan uitsluitend in het geval van onvoorziene omstandigheden als gevolg waarvan instandhouding van de erfdienstbaarheid niet kan worden gevergd of – indien de erfdienstbaarheid al 20 jaar bestaat – ongewijzigd voortbestaan van de erfdienstbaarheid in strijd is met het algemeen belang. Op zichzelf genomen zijn dat dus in omgevingsrechtelijke kwesties passende grondslagen om de erfdienstbaarheid te wijzigen of op te heffen. Indien dat niet lukt, dan kan de gemeente altijd nog overgaan tot onteigening. Wanneer deze uitspraak van de Afdeling eng wordt uitgelegd, kan een erfdienstbaarheid feitelijk nooit in de weg staan aan de vaststelling van een bestemmingsplan. De mogelijkheid van onteigening [binnen de planperiode] is er immers altijd als gevolg waarvan de erfdienstbaarheid altijd op initiatief van het bestuursorgaan kan worden weggenomen. In dit geval heeft de gemeenteraad dat ook al concreet aangekondigd. Maar de vraag rijst of de enkele mogelijkheid van onteigening – of de wettelijke mogelijkheid van artikel 5:87 BW –  al voldoende is om de evidentie van de belemmering weg te nemen. Deze uitspraak van de Afdeling lijkt dat wel te suggereren. In een eerde zaak van de Afdeling van 19 september 2012 kan een bevestigend antwoord op die vraag worden gevonden. De Afdeling overwoog in die zaak: ”het kader van een bestemmingsplanprocedure staat ter beoordeling of een plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en niet in strijd is met het recht. Daarbij is in beginsel de aanwezigheid van zakelijke rechten niet doorslaggevend. Dit is slechts anders indien evident is dat deze aanwezigheid aan de verwezenlijking van het plan binnen de planperiode in de weg staat en tevens vaststaat dat niet binnen de planperiode tot opheffing van het zakelijk recht zal worden overgegaan. Gelet op de mogelijkheid dat [appellant sub 2] de erfdienstbaarheid naar een ander gedeelte van het erf kan verplaatsen en, indien noodzakelijk, daartoe de brug kan verplaatsen is geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering de bestemming te realiseren.” In deze zaak was enkel de mogelijkheid dat de erfdienstbaarheid kan worden verplaatst al reden om geen evidente privaatrechtelijke belemmering aan te nemen. Dat leidt ertoe dat er in praktische zin maar weinig ruimte bestaat om in bestemmingsplanprocedures met succes een beroep te doen op een erfdienstbaarheid als evidente privaatrechtelijke belemmering. [post_title] => Erfdienstbaarheden en bestemmingsplannen: zelden sprake van een evidente belemmering [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => erfdienstbaarheden-en-bestemmingsplannen-zelden-sprake-van-een-evidente-belemmering [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:56:20 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:56:20 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=12752 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 21032 [post_author] => 19 [post_date] => 2020-06-26 14:39:25 [post_date_gmt] => 2020-06-26 12:39:25 [post_content] => Er bestaan in de praktijk hardnekkige misverstanden over kadastrale gegevens. Vaak worden kadastrale grenzen als eigendomsgrenzen gezien: “het Kadaster heeft deze grens toch vastgesteld!”. Veelal wordt de indruk gewekt dat het kadaster de grenzen van het eigendom bepaalt. Die indruk is onjuist. Hoewel in de praktijk vaak kadastrale grenzen gelijk zijn aan de eigendomsgrenzen, is de koop/leveringsakte bepalend. Met name de [objectieve] bedoeling van partijen. In deze blog zal ik dit toelichten.
Kadastrale grenzen
Kadastrale grenzen zijn feitelijk administratieve grenzen. Het Kadaster is oorspronkelijk ingesteld ten dienste van de heffing van grondbelastingen. In het verleden vielen de kadastrale gegevens doorgaans ook samen met die van eigendom. De vermelding van kadastrale aanduidingen in de koopakte en/of leveringsakte strekt er in het algemeen toe om een nadere aanduiding te geven van de ligging van de onroerende zaak. Vaak is daarmee niet bedoeld om de precieze omvang van het verkochte aan te duiden. De kadastrale aanduiding zal in de meeste gevallen ook niet als zodanig herkenbaar of zichtbaar zijn op of in het perceel. Dat wil niet zeggen dat aan kadastrale grenzen geen enkele betekenis toekomt. Wanneer in een akte enkel een kadastrale aanduiding is vermeld, zonder verdere feitelijke omschrijving, mag worden aangenomen dat partijen hebben bedoeld om het perceel conform de kadastrale begrenzing te verkopen. Vaak wordt verwezen naar een kadastrale kaart. Die kaart is veelal aan de akte gehecht.
  • Is de akte enkel een kadastrale vermelding gegeven, dan is het uitgangspunt dat ook een kadastraal perceel is verkocht en geleverd.
Een nadere omschrijving van het verkochte perceel
Is naast een kadastrale omschrijving óók een feitelijke omschrijving van het perceel of het goed opgenomen, dan is die nadere omschrijving in de regel doorslaggevend. Bij een dergelijke omschrijving wordt de eigendomsgrens niet bepaald door de kadastrale grens, maar door de sloot. De akte bevat een nadere feitelijke omschrijving van het perceel dat is verkocht. Die feitelijke omschrijving kan van alles zijn. Het gaat telkens om de bedoeling van partijen. Wat hebben partijen bedoeld ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. De in de leveringsakte tot uitdrukking gebrachte wil van partijen is zowel beslissend voor de vraag op welke onroerende zaak de akte betrekking heeft als ook voor de vraag wat de omvang van dat perceel is. Worden in de akte zowel een kadastrale aanduiding als een feitelijke omschrijving opgenomen en wijken die gegevens van elkaar af, dan zal in het algemeen dus de feitelijke omschrijving prevaleren als zijnde de weergave van de wil van partijen. Die feitelijke omschrijving bepaalt dan de omvang van het perceel.
  • Bevat het de akte een nadere feitelijke omschrijving, bijvoorbeeld een sloot of aarden wal, dan zal die nadere omschrijving veelal doorslaggevend zijn. Er wordt dan dus afgeweken van de kadastrale grenzen.
Conclusie
Bekijk goed in de akte wat er wordt verkocht. Is dat enkel een kadastraal perceel, dan mag in de regel uitgegaan worden van de kadastrale gegevens. Is er ergens in de akte een nadere omschrijving opgenomen, dan gaat die omschrijving voor op de kadastrale aanduiding. Let daarbij op: die nadere omschrijving hoeft niet te staan onder het kopje “Het verkochte” maar kan ook elders in de akte staan. Heeft u een vraag over kadastrale of eigendomsgrenzen? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers                 [post_title] => Een kadastraal perceel verkocht, of toch niet? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-kadastraal-perceel-verkocht-of-toch-niet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-06-26 14:39:25 [post_modified_gmt] => 2020-06-26 12:39:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=21032 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 100 [max_num_pages] => 10 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => bc99eb13cd5c2ddc754c34ad8ec117bb [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:12613f9e0e0fb5c2a11dac06905d7410:0.10478400 17491982610.47080600 1749198261 [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Er bestaan in de praktijk hardnekkige misverstanden over kadastrale gegevens. Vaak worden kadastrale grenzen als eigendomsgrenzen gezien: “het Kadaster heeft deze grens toch vastgesteld!”. Veelal wordt de indruk gewekt dat...
Lees meer
Een erfdienstbaarheid kan een behoorlijke beperking zijn voor de eigenaar van een erf. Hij moet dulden dat een derde zijn erf gebruikt. Bijvoorbeeld voor een uitweg. Het komt daarom vaak...
Lees meer
In veel bezwaar- en beroepsprocedures stellen belanghebbenden aantasting van privacy aan de kaak. In de meeste gevallen zonder succes. Er wordt in deze bezwaar- en beroepsprocedures een strak onderscheid gemaakt...
Lees meer
Het regende afgelopen weken afgelastingen als gevolg van het Coronavirus. Voor veel evenementen is een vergunning verleend, de ‘evenementenvergunning’. Vanwege het Coronavirus hebben gemeenten zich genoodzaakt gezien evenementen waarvoor een...
Lees meer
Steeds meer gemeenten worstelen met de regels voor het huisvesten van arbeidsmigranten. Om draagvlak onder de inwoners van de gemeenten te behouden stellen zij steeds strengere regels op.
Lees meer
Eén van de gronden voor het beëindigen van een huurovereenkomst betreft ‘dringend eigen gebruik’. Op 10 januari 2020 heeft de rechtbank Rotterdam zich uitgesproken over een verzoek op die grond...
Lees meer
Het huisvesten van arbeidsmigranten krijgt steeds meer aandacht van gemeenten. In veel gemeenten – waaronder de omliggende gemeenten van ’s-Hertogenbosch – is dat zichtbaar. Er wordt nieuw beleid gemaakt. Daarnaast...
Lees meer
De Raad van State heeft op 7 augustus jl. geoordeeld dat de kruimelgevallenregeling ook van toepassing is op het samenvoegen van panden. Er kan op grond van artikel 4, onderdeel...
Lees meer
Vaak wil een ontwikkelaar weten of zijn ontwikkeling planologisch mogelijk is. Soms moet afgeweken worden van het bestemmingsplan. Er is daarom vaak behoefte om bij de gemeente ‘te peilen’ of...
Lees meer
Het bestemmingsplan is het belangrijkste plan waarin rechten en plichten met betrekking tot de ruimtelijke ordening zijn vastgelegd. Het woord ‘ruimtelijke ordening’ geeft al aan dat privaatrechtelijke beperkingen in principe...
Lees meer