Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 2
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 2
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 19
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1316
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (19)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 10, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 36887
                    [post_author] => 19
                    [post_date] => 2023-06-19 12:05:47
                    [post_date_gmt] => 2023-06-19 10:05:47
                    [post_content] => Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Meer dan nu het geval is, zal participatie bij de besluitvorming een nadrukkelijke rol gaan spelen. Maar hoe ziet die participatie er in de praktijk uit en in hoeverre speelt de participatie daadwerkelijke een rol bij besluitvorming?

Participatie bij een omgevingsvergunning

In de artikelen 16.55 Omgevingswet en 7.4 van de Omgevingsregeling is bepaald dat bij een aanvraag omgevingsvergunning wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de aanvraag zijn betrokken. Als [één van] die partijen zijn betrokken bij de aanvraag, dan moet worden aangegeven op welke wijze en wat de resultaten daarvan zijn. Uit deze regeling blijkt dus niet dat er een verplichting tot het organiseren van participatie bestaat. Maar, de wetgever heeft het niet zo vrijblijvend bedoeld als in de regeling gelezen kan worden. Uitgangspunt is dat een aanvraag een vorm van participatie organiseert, maar er zijn situaties waarin dat niet voor de hand ligt. Bijvoorbeeld in het geval van een burenruzie. Het staat een aanvraag in ieder geval vrij om zelf de participatie vorm te geven. Meer is in de Omgevingswet niet geregeld voor die gevallen. Dat betekent ook dat de gemeenteraad een verplichting, inhoudende dat de buren schriftelijk moeten instemmen met het bouwplan, niet kan stellen. Indien een vorm van participatie heeft plaatsgevonden betekent dit ook niet dat de aanvraag zijn plan moet aanpassen. Hij hoeft enkel bij de aanvraag aangeven wat hij met die participatie heeft gedaan. Kortom; de aanvrager heeft veel vrijheid en in die zin is deze participatieregeling toch enigszins een wassen neus. Tegelijkertijd kan een serieuze vorm van participatie wel degelijk zinvol zijn. In de praktijk zijn legio voorbeelden waarin langdurige en kostbare procedures voorkomen worden, doordat in een vroeg stadium een participatietraject is doorlopen. Door een [bouw]plan wellicht op  onderdelen te wijzigen kan meer draagvlak gecreëerd worden. De kans dat een vergunning dan wordt aangevochten, zal dan beduidend lager zijn.

Participatie bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit

In het geval van een activiteit die afwijkt van het omgevingsplan [buitenplanse omgevingsplanactiviteit], is de participatieregeling iets genuanceerder. In artikel 16.55, zevende lid, van de Omgevingswet is bepaald dat de gemeenteraad gevallen kan aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden ingediend. Dus, voor deze  buitenplanse bouwactiviteiten kan een verplichte vorm van participatie worden gesteld. Maar die vormen van participatie zijn gelet op de rechtspraak niet onbegrensd. Ook de wetgever wijst op het feit dat gemeenten niet moeten ‘overvragen’. Het enkel toestaan van een bouwactiviteit [als aangewezen geval] wanneer de buren schriftelijk toestemming geven voor het plan, acht de wetgever in strijd met het recht. Er wordt dan miskend dat uiteindelijk het bevoegd gezag heeft te beslissen op de aanvraag. Deze verantwoordelijkheid kan niet worden afgeschoven op omwonenden. Ook in de rechtspraak is in een aantal uitspraken door de Afdeling overwogen dat enkel het ontbreken van draagvlak [specifieke ook bij omwonenden] op zichzelf genomen geen reden is om een vergunning te weigeren. Maar in dit soort gevallen kan de vrijblijvendheid dus wel worden beperkt. Die gevallen moeten dan dus wel door de raad zijn aangewezen.

Participatie omgevingsplan en omgevingsverordening

In het geval van een omgevingsplan moet in het omgevingsplan zelf staan hoe de gemeente burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen bij de voorbereiding betrokken heeft. Ook moet worden aangegeven wat met die resultaten is gedaan. De verplichtingen voor participatie bij het omgevingsplan staan in artikel 10.2, eerste en tweede lid, van het Omgevingsbesluit. Dit geldt overigens ook voor de omgevingsverordening en waterschapsverordening.

Niet of onvoldoende gelegenheid tot participatie geboden?

Dat kan gesanctioneerd worden. Bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan het niet bieden van participatiegelegenheid leiden tot een buiten behandelingstelling van de aanvraag. Dat is dus een serieus gevolg. Of het zover komt is de vraag, in de regel zal er afstemming plaatsvinden tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Er wordt dan gelegenheid geboden het gebrek te herstellen. Bij een reguliere omgevingsvergunning dient enkel te worden aangegeven of aan participatie is gedaan en zo ja, wat met de resultaten is gedaan. Het zal dan beduidend moeilijker zijn aan het niet  bieden van participatiegelegenheid, consequenties te verbinden. Daarvoor is de regeling te vrijblijvend. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over participatie onder de Omgevingswet? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
  Rutger Boogers                   [post_title] => Participatie onder de Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => participatie-onder-de-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:32:42 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:32:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=36887 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 35632 [post_author] => 19 [post_date] => 2023-03-30 11:40:48 [post_date_gmt] => 2023-03-30 09:40:48 [post_content] =>

Huisvesting arbeidsmigranten

De huisvesting van arbeidsmigranten wordt steeds vaker als een probleem ervaren. Eerder schreef ik daar al over. In [paraplu]bestemmingsplannen worden vaker beperkingen gesteld aan kamerbewoning [zie deze blog]. Ook wordt van eigenaren steeds in toenemende mate een exploitatievergunning op grond van de APV vereist en een huisvestingsvergunning. Of dat al niet genoeg is om de leefbaarheid te waarborgen, treedt binnenkort ook de Wet goed verhuurderschap in werking op grond waarvan wéér een vergunningstelsel in het leven wordt geroepen. Vaak speelt bij al deze vergunningstelsel een goed woon- en leefklimaat een rol. Primair wordt dat echter in bestemmingsplannen afgewogen. Steeds vaker worden dan ook in het bestemmingsplan nadere regels gesteld over kamerbewoning door arbeidsmigranten. Maar dat mag niet zomaar, zo blijkt uit een recente uitspraak van de hoogste bestuursrechter. Deze uitspraak is niet alleen voor de bestemmingsplanpraktijk van belang maar ook voor exploitatievergunningen op basis van de APV.

Wat speelde er?

De gemeente Bergen had een bestemmingsplan [parapluherziening] vastgesteld. Op grond van dat bestemmingsplan en de toelichting daarop is de mogelijkheid van [permanente] huisvesting van arbeidsmigranten planologische uitgesloten bij de bestemmingen “Horeca” en “Gemengd”. Met andere woorden: op locaties met die bestemmingen mogen geen arbeidsmigranten gehuisvest worden [voor langer dan drie weken]. Een ondernemer stelt beroep in tegen het plan en voert aan dat deze beperking in strijd is met de Dienstenrichtlijn. Hij voert aan dat sprake is van indirecte discriminatie.

Wat vindt de hoogste bestuursrechter?

Allereerst stelt de Raad van State vast dat de Dienstenrichtlijn van toepassing is. Vervolgens overweegt de hoogste bestuursrechter: “Gelet op de omstandigheid dat in de plantoelichting is opgenomen dat de mogelijkheid om internationale werknemers te huisvesten op de gronden die bestemd zijn voor "Horeca" en "Gemengd" met dit paraplubestemmingsplan juridisch-planologisch wordt uitgesloten, kan de Afdeling het niet anders begrijpen dan dat er sprake is van indirecte discriminatie. Reeds omdat de raad heeft nagelaten om deze indirect discriminerende behandeling gemotiveerd te rechtvaardigen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor een verdere bespreking van het betoog met betrekking tot de Dienstenrichtlijn. Ten overvloede merkt de Afdeling daarbij op dat de door de raad gegeven motivering ook geen analyse met specifieke gegevens bevat, terwijl uit de rechtspraak van het Hof volgt dat de toets of de maatregelen niet verder gaan dan nodig is, en of er geen andere, minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn, moet geschieden aan de hand van een analyse met specifieke gegevens.” De gemeenteraad heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze vorm van discriminatie te rechtvaardigen is. De betreffende bepaling uit het bestemmingsplan heeft immers tot gevolg dat huisvesting van internationale werknemers is uitgesloten terwijl niet is onderbouwd op grond waarvan dat het geval zou zijn.
  • Aan die onderbouwing stelt de Europese rechter overigens zware eisen. Er moet een analyse plaatsvinden van specifieke gegevens aan de hand waarvan beoordeeld dient te worden of de maatregelen niet verder gaan dan nodig en of geen andere, minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn.

Relevantie voor de praktijk

Deze uitspraak is niet alleen relevant in het kader van bestemmingsplannen, maar ook voor exploitatievergunningen op grond van de APV. Eerder schreef ik al over een bepaling op grond waarvan 5% van de woningen in een straat gebruikt mogen voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Die bepaling is mijns inziens in strijd met Europees Recht. Ook in dat geval is sprake van indirecte discriminatie. Steeds vaker bevatten APV’s vergunningplichten voor de huisvesting van onder meer arbeidsmigranten. Per geval zal beoordeeld moeten of sprake is indirecte discriminatie. Het is zeker niet uitgesloten dat dergelijke exploitatievergunningstelsels in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn omdat onvoldoende is gemotiveerd waarom bepaald onderscheid gerechtvaardigd is. Ik verwacht dan ook dat dit onderwerp steeds vaker een rol van betekenis zal hebben bij de huisvesting van arbeidsmigranten. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over het huisvesten van arbeidsmigranten? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met mij op:  Rutger Boogers, advocaat en specialist arbeidsmigranten (boogers@bg.legal) Rutger Boogers     [post_title] => Verbod huisvesting arbeidsmigranten in strijd met Dienstenrichtlijn [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verbod-huisvesting-arbeidsmigranten-in-strijd-met-dienstenrichtlijn [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-03-30 12:12:41 [post_modified_gmt] => 2023-03-30 10:12:41 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35632 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 35455 [post_author] => 19 [post_date] => 2023-03-21 10:14:46 [post_date_gmt] => 2023-03-21 09:14:46 [post_content] => Na inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het bestemmingsplan zoals we dat nu kennen verleden tijd. Het omgevingsplan treedt dan in werking. Hoewel per 1 januari aanstaande het bestemmingsplan al zodanig verleden tijd is, zal door overgangsrecht de echte transitie meer geleidelijk gaan. Desondanks gaat er met de komst van het omgevingsplan veel veranderen. De meest wezenlijke veranderingen zal ik toelichten.

Fysieke leefomgeving staat centraal

Daar waar nu binnen het grondgebied van een gemeente in de regel meerdere bestemmingsplannen gelden, verandert dat onder de Omgevingswet. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente één omgevingsplan vast [art. 2.4 Ow]. In dat omgevingsplan worden veel meer zaken geregeld dan nu in het bestemmingsplan. Dat maakt het omgevingsplan tot een belangrijk kerninstrument van de Omgevingswet. Het omgevingsplan gaat over de gehele fysieke leefomgeving. Dat betekent dat ook onderdelen zoals water, bodem, lucht en aspecten als geluid, geur en veiligheid onderdeel zijn van het omgevingsplan. Kortom; zolang een onderwerp in verband staat tot de fysieke leefomgeving, kan of moet de gemeente dat onderwerp regelen in het omgevingsplan. Dat is uitsluitend anders indien dat onderwerp in een specifieke wet al uitputtend is geregeld. Dit raakt een belangrijk verschil met het bestemmingsplan: bepalingen in een bestemmingsplan moeten verband houden met een goede ruimtelijke ordening. Dat is een minder omvattend begrip dan de fysieke leefomgeving. Het is om die reden dat er nog lange tijd overgangsrecht zal gelden. Weliswaar wordt een bestemmingsplan per 1 januari 2024 van rechtswege een omgevingsplan, maar dat bestemmingsplan voldoet op dat moment nog niet aan de Omgevingswet. Gemeenten hebben nog jarenlang de tijd om die tijdelijke omgevingsplannen aan te passen aan de Omgevingswet.

Omgevingsplan heeft bredere strekking

Eerder schreven we al over de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet, die doelen worden dus in het omgevingsplan geconcretiseerd door het stellen van regels. Regels in het omgevingsplan kunnen een veel bredere strekking hebben dan nu in een bestemmingsplan. Er is veel ruimte om met open normen te werken die vervolgens geconcretiseerd worden in [wetsinterpreterende] beleidsregels. Het werken met die open normen brengt vanuit het oogpunt van rechtszekerheid overigens wel enige beperking met zich mee. Eerder gaf de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State al criteria voor werken met open normen in bestemmingsplannen [met verbrede reikwijdte].

Evenwichtige toedeling van functies aan locaties

Regels worden in het omgevingsplan opgenomen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het begrip ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ vervangt het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’ uit de Wet ruimtelijke ordening [‘Wro’]. Er moet dus onderscheid gemaakt worden tussen functies en locaties. Functiekenmerken drukken een bepaalde rol, taak of dienstbaarheid uit van het desbetreffende onderdeel van de fysieke leefomgeving [denk aan een hoofdweg of monument]. Locaties betreffen fysieke locaties. Voor het ene gebied kan volstaan worden met een globale omschrijving, terwijl voor een ander deel een gedetailleerd deel noodzakelijk is. Met de komst van het omgevingsplan zal veel meer dan nu het geval is, op lokaal niveau geregeld worden. Daar waar nu regels verspreid zijn vastgelegd in verschillende verordeningen, komt dat allemaal samen in het omgevingsplan. Bepaalde onderwerpen moeten in het omgevingsplan worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld regels over geluid en luchtkwaliteit. Dat is bepaald in instructieregels in het Bkl. Andere onderwerpen kunnen geregeld worden in het omgevingsplan. Bij die onderwerpen heeft de gemeenteraad dus [meer] beleidsvrijheid.

Overgangsrecht

Tot eind 2029 is er een overgangsfase voor het omgevingsplan en zal een groot deel van de huidige regels blijven gelden. Desalniettemin zal er per 1 januari 2024 veel gaan veranderen. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over het omgevingsplan? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
Rutger Boogers klein [post_title] => Het Omgevingsplan [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-omgevingsplan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:33:34 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:33:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35455 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 28679 [post_author] => 19 [post_date] => 2023-02-15 11:21:59 [post_date_gmt] => 2023-02-15 10:21:59 [post_content] =>

 I. De beoogde stelselherziening

De Omgevingswet is het gevolg van een stelselherziening van het omgevingsrecht. Een groot deel van de regels over de fysieke leefomgeving komt samen in één nieuwe wet. Aanleiding hiervoor was de wens om tot eenvoudigere en samenhangende regels te komen op het gebied van het omgevingsrecht. Het huidige omgevingsrecht is versnipperd en verspreid over een groot aantal wetten en AMv’B’s, zoals bijvoorbeeld de Wet ruimtelijke ordening, Wet geurhinder en veehouderij, Wet geluidhinder, Wet natuurbescherming en het Activiteitenbesluit. De wens is om te komen tot een meer integrale wet waarin alle relevante factoren die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving samenkomen. De Omgevingswet kent een aantal verbeterdoelen ten opzichte van het huidige omgevingsrecht;
  • Het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht;
  • Het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;
  • Het vergroten van de bestuurlijke afwegingruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van de doelen van de fysieke leefomgeving;
  • Het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.

II. Fysieke leefomgeving staat centraal

De Omgevingswet heeft een bredere reikwijdte dan het huidige omgevingsrecht.[1] Mede doordat ook maatschappelijke doelen onderdeel worden van de fysieke leefomgeving.[2] De in deze bepaling neergelegde maatschappelijke doelen geven richting aan de uitvoering en toepassing van de Omgevingswet. Dit geldt zowel voor bedrijven en burgers[3] als voor bestuursorganen. Centraal staat de ‘fysieke leefomgeving’. In de Omgevingswet is in artikel 1.2 Ow bepaald wat in ieder geval onderdeel uitmaakt van de fysieke leefomgeving. Het gaat bij de fysieke leefomgeving zowel om de natuurlijke omgeving [denk aan water, bodem, licht, natuur] als om elementen die daarin zijn aangebracht door de mens, denk aan bouwwerken en infrastructuur. Het is dus een breed begrip. Illustratief voor de verbrede reikwijdte ten opzichte van de Wet ruimtelijke ordening [‘Wro’], waarin het begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’ centraal staat, is bijvoorbeeld dat monumenten onderdeel vormen van de fysieke leefomgeving. Dus de aanwijzing van monumenten en regels daarover maken in het nieuwe stelsel onderdeel uit van het omgevingsplan. Er wordt dus geen losse vergunning meer verleend voor bijvoorbeeld het wijzigen van een monument.[4] Alles komt samen in één vergunning.

III. De opbouw van de omgevingswet

De Omgevingswet is overzichtelijk opgebouwd. Naast de Omgevingswet zelf, zijn er vier AMvB’s en is er één ministeriële regeling:
  • Het besluit kwaliteit leefomgeving [‘Bkl’]: dit besluit stelt regels over de uitoefening van taken en bevoegdheden door bestuursorganen. Deze regels richten zich dus alleen tot bestuursorganen.
  • Het besluit activiteiten leefomgeving [‘Bal’]: dit besluit bevat een groot aantal regels die het Rijk stelt voor een breed scala aan activiteiten met [mogelijke] gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Deze regels gelden dus voor eenieder.
  • Het besluit bouwwerken leefomgeving: [‘Bbl’]: dit besluit bevat alleen regels ten aanzien van bouwactiviteiten, waaronder bouwen en slopen van een bouwwerk. Ook deze regels gelden voor eenieder.
  • Het omgevingsbesluit [‘Ow’]: bevat regels over procedures en algemene onderwerpen. Ook dit besluit is gericht tot eenieder. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld regels over handhaving.
  • De Omgevingsregeling: de omgevingsregeling werkt de hierboven genoemde vier AMvB’s verder uit op een meer gedetailleerd niveau. De regeling is met name uitvoeringstechnisch, administratief of meet- en reken technisch van aard.
Deze AMvB’s vervangen circa vijftig bestaande AMvB’s die onder het huidige recht bestaan in het kader van de ruimtelijke ordening. Daarmee is de regelgeving veel meer gecentraliseerd.

IV. Tot slot

Voor een deel zullen de Omgevingswet, de vier AMvB’s en de Omgevingsregeling regels bevatten die we al kennen uit het huidige ruimtelijke ordeningsrecht. Maar er zal veel gaan veranderen. Omdat niet langer ‘de goede ruimtelijke ordening’ centraal staat maar de ‘fysieke leefomgeving’ is er meer ruimte om ook niet rechtstreeks ruimtelijke relevante belangen in het omgevingsplan op te nemen. Los daarvan zal in het omgevingsplan veel meer geregeld worden dan nu in het bestemmingsplan. Of het daarmee ook eenvoudiger en overzichtelijk wordt, zal moeten blijken. Heeft u een vraag over de Omgevingswet? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
[1] In artikel 1.2 Ow is aangegeven waar de fysieke leefomgeving in ieder geval op ziet.

[2] Artikel 1.3 Ow.

[3] Gedacht kan worden aan de zorgplicht van artikel 1.6 Ow.

[4] Dat heet onder de Ow een ‘omgevingsplanactiviteit’.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
Rutger Boogers             [post_title] => Doelen van de Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => deel-1-doel-en-opbouw-van-de-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:33:48 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:33:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28679 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 34300 [post_author] => 19 [post_date] => 2023-01-13 09:47:26 [post_date_gmt] => 2023-01-13 08:47:26 [post_content] =>

Vergunnen "kruimelgeval'

Op het moment dat een [bouw]aanvraag niet past binnen het bestemmingsplan, móet de gemeente beoordelen of er toch een vergunning kan worden verleend [art. 2.10 lid 2 Wabo]. De gemeente heeft drie grondslagen om af te wijken van het bestemmingsplan:
  1. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid [een afwijkingsregel in het bestemmingsplan zelf];
  2. In de bij het Besluit omgevingsrecht [Bor] aangewezen gevallen;
  3. In alle andere gevallen indien het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
In de praktijk blijkt het Bor veel mogelijkheden te bevatten om af te wijken van het bestemmingsplan. Die gevallen betreffen ‘kruimelgevallen’. Het voordeel van het toepassen van die kruimelgevallenregeling is dat de reguliere procedure doorlopen kan worden. Bovendien gelden geen specifieke motiveringseisen. Dit in tegenstelling tot de onder c) genoemde grond van de ruimtelijke onderbouwing. De drie gronden hebben telkens gemeen dat een vergunning geweigerd moet worden indien er sprake is van strijd met de goede ruimtelijke ordening. Een laagdrempelige manier om af te wijken dus, maar moet de gemeente die mogelijkheid ook altijd benutten? Met andere woorden: stel dat er sprake is van een kruimelgeval en er kan worden voldaan aan de eisen, moet de gemeente dan ook die [afwijkings]vergunning verlenen? Of kan de gemeente die vergunning desondanks weigeren? Een recente uitspraak van de rechtbank Overijssel geeft hierover meer duidelijkheid. Het besluit om aan een activiteit in afwijking van het bestemmingsplan al dan niet medewerking te verlenen is een bevoegdheid van de gemeente, waarbij de gemeente beleidsruimte heeft. De rechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Uit de beleidsruimte volgt al dat er dus geen verplichting bestaat om op grond van de kruimelgevallenregeling een vergunning te verlenen. De gemeente moet immers betrokken belangen afwegen. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.

Uitspraak Rechtbank Overijssel

De Rechtbank Overijssel overwoog in voornoemde uitspraak: “De rechtbank overweegt dat verweerder is nagegaan of op grond van de kruimelgevallenregeling kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. De overkapping voldoet aan de criteria van de kruimelgevallenregeling uit artikel 4 van bijlage II van het Bor, maar verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op grond hiervan af te wijken van het bestemmingsplan. Verweerder heeft ter onderbouwing verwezen naar het bouwverbod uit de koopovereenkomst tussen de gemeente Raalte en de vorige eigenaren van het perceel. In artikel 16 van deze koopovereenkomst is een bouwverbod opgenomen. Het is de koper op grond van dit artikel niet toegestaan een bouwwerk op te richten op het perceel en bij nietnakoming hiervan verbeurt de koper per overtreding ten behoeve van de gemeente een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000,-. Omdat dit een kwalitatieve verplichting is op grond van artikel 16, derde lid, van de overeenkomst, geldt dit bouwverbod ook voor eisers. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag is geweigerd. Verweerder heeft de afwijking van het bestemmingsplan – die op grond van de kruimelgevallenregeling wel mogelijk is – afgewezen en daarbij slechts verwezen naar het bouwverbod uit de privaatrechtelijke koopovereenkomst. Verweerder heeft echter in het geheel niet onderbouwd waarom de afwijking van het bestemmingsplan in strijd wordt geacht met een goede ruimtelijke ordening. Het perceel heeft de bestemming “Groen”, maar het gebruik als tuin wordt gedoogd, ondanks dat dit (ook) in strijd is met het bestemmingsplan. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat tegen dit strijdig gebruik van het perceel als tuin niet wordt opgetreden.”

Weigering gemeente

Hieruit volgt, en dat is niet nieuw, dat de gemeente een weigering goed moet motiveren. Maar wat hier ook uit volgt, is het feit dat die weigering wel getoetst moet worden aan de eis van een goede ruimtelijke ordening. Dat geldt uiteraard ook voor het verlenen van een vergunning. Dat had de gemeente in het geheel niet gedaan. Het besluit is daarmee onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank geeft de gemeente dan ook een heldere boodschap mee:  “Verweerder zal in het licht van dat wat hiervoor is overwogen, nader moeten motiveren welk (planologisch) belang nog wordt gediend met de weigering van de toepassing van de afwijkingsmogelijkheid en daarmee met de weigering van de aanvraag om een omgevingsvergunning.” Ondanks de mate van beleidsruimte die de gemeente heeft bij de beoordeling van een kruimelgeval, bestaan er dus zeker mogelijkheden om met succes op te komen tegen een weigering. Dat geldt in het bijzonder indien de afweging niet heeft plaatsgevonden in de sleutel van de goede ruimtelijke ordening. Heeft u een vraag over een omgevingsvergunning? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op, Rutger Boogers, advocaat omgevingsrecht Rutger Boogers [post_title] => Moet de gemeente een ‘kruimelgeval’ vergunnen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => moet-de-gemeente-een-kruimelgeval-vergunnen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-01-13 10:32:14 [post_modified_gmt] => 2023-01-13 09:32:14 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=34300 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 33843 [post_author] => 19 [post_date] => 2022-12-16 10:53:50 [post_date_gmt] => 2022-12-16 09:53:50 [post_content] => Bij omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen is sprake van een gebonden beschikking. Dat komt erop neer dat een aanvraag verleend moet worden, wanneer aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Wat zijn die wettelijke eisen [art. 2.10 van de Wabo]?
  • De regels van het bestemmingsplan [of beheersverordening]
  • De regels van de bouwverordening en het bouwbesluit
  • De redelijke eisen van welstand
  • Rechtstreeks werkende provinciale of rijksregels
In de praktijk leiden de redelijke eisen van welstand vaak tot de meeste discussie. Met name omdat die toets een meer subjectief element bevat. De regels van het bestemmingsplan, de bouwverordening en het bouwbesluit zijn in de regel meer objectief. Dat roept de vraag op in hoeverre de gemeente is gebonden aan een welstandsadvies.

De welstandscommissie

In de praktijk wordt veelal een welstandsadvies gegeven door een daartoe ingeschakelde welstandscommissie. Het overnemen van het welstandsadvies door de gemeente behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde-belanghebbende een tegenadvies overlegt van een andere deskundig te achten persoon. Dit is anders, indien het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat de gemeente het niet aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag hadden mogen leggen. Hieruit volgt dus al, dat een welstandsadvies niet bindend is. De gemeente zal zelf moeten beoordelen of het bouwwerk conform de redelijke eisen van welstand is [uitspraak Raad van State 10 januari 2018]. Maar, de gemeente mag het advies van de welstandscommissie in beginsel [ongemotiveerd] overnemen, tenzij één van voornoemde uitzonderingsgevallen zicht voordoet. Het staat de gemeente dus ook vrij om van een positief advies af te wijken. Dat moet de gemeente dan wel goed motiveren in het kader van de welstandscriteria. Het zou immers vreemd zijn als een gemeente deskundigen aanwijst en vervolgens zonder gegronde redenen dat oordeel naast zich neerlegt. Welstandsadvies

Wanneer gaat de welstandcommissie te ver?

Het is niet zo dat de welstandscommissie volledig vrij is te bepalen of het bouwwerk voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De commissie heeft de – door de gemeenteraad vastgestelde  ̶  welstandscriteria in acht te nemen. Die criteria vormen het toetsingskader. Daarnaast mag de welstandscommissie niet de [bouw]mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, beperken [uitspraak Raad van State 28 november 2018]. Naarmate het bestemmingsplan meer keuze laat tussen verschillende mogelijkheden om een bouwplan te realiseren, heeft de gemeente - met inachtneming van de uitgangspunten van het bestemmingsplan - meer beoordelingsruimte om in het kader van de welstandsbeoordeling een ter beoordeling voorliggend bouwplan in strijd met redelijke eisen van welstand te achten [uitspraak Raad van State 20 september 2015 en 26 mei 2021]. Op grond van artikel 12 lid 3 van de Woningwet mogen welstandscriteria bovendien niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. Zijn de criteria dat wel, dan moeten die buiten toepassing blijven. De bebouwingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt mogen niet beperkt worden door welstandscriteria [uitspraak Raad van State 16 juni 2010 en 16 mei 2012]. Linksom of rechtsom: de gemeente mag de vergunning alleen verlenen of weigeren, op het punt van de redelijke eisen van welstand, indien het bouwwerk in overeenstemming is met die eisen [verlenen] of daarmee juist in strijd is [weigeren]. Hierop is echter één uitzondering.

Afwijken van een negatief advies

In artikel 2.10 lid 1 sub d van de Wabo is bepaald dat de gemeente kan afwijken van een negatief welstandsadvies als het bouwplan dusdanig maatschappelijk belangrijk is of vanwege sociaal-economische factoren, dat het ondanks de strijd met de redelijke eisen van welstand toch gebouwd mag worden. Het oordeel van de gemeente is dan dus juist niet gebaseerd op de redelijke eisen van welstand en [dus] welstandscriteria. Dat hoeft ook niet, omdat de gemeente die mogelijkheid sowieso al heeft maar dan uitsluitend op grond van een toets aan de welstandseisen.

Niet bindend: beoordelingsruimte

In de praktijk is een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit vaak lastig succesvol aan te vechten vanwege het beperkte en [dus: deels] bindende toetsingskader. Uit het voorgaande blijkt dat er wat betreft welstandseisen toch méér beoordelingsruimte bestaat dan wellicht in de praktijk soms wordt gedacht. Heeft u een vraag over welstand? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers, advocaat omgevingsrecht Rutger Boogers         [post_title] => Is een welstandsadvies bindend voor de gemeente? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => is-een-welstandsadvies-bindend-voor-de-gemeente [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-12-16 10:53:50 [post_modified_gmt] => 2022-12-16 09:53:50 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=33843 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 33753 [post_author] => 19 [post_date] => 2022-12-09 16:01:33 [post_date_gmt] => 2022-12-09 15:01:33 [post_content] => Er is veel te doen over het uitkopen van piekbelasters. Het kabinet gaat piekbelasters eenmalig een aanbod doen voor uitkoop, Rijkswaterstaat heeft inmiddels piekbelasters uitgekocht voor de uitbreiding van de A27, wat tot verbolgenheid heeft geleid bij de provincie, en Schiphol heeft voor vele miljoenen meerdere boeren uitgekocht voor extra stikstofruimte. Dit terwijl ook de rijksoverheid stelt die ruimte nodig te hebben om de doelen te halen. Dit nog afgezien van de levendige handel in stikstofrechten die al jaren plaatsvindt. Dat roept de vraag op waar het uitkopen van piekbelasters in een concreet geval toe leidt. Betekent dit, dat zonder meer een natuurvergunning kan worden verleend gelet op de vrijgekomen stikstofruimte? De rechtbank Oost-Brabant heeft op 24 november 2022 daarover een illustratieve uitspraak gedaan die goed aangeeft dat onder meer de effectiviteit van het uitkopen van piekbelasters in relatie tot een natuurvergunning voldoende onderzocht moet worden. Uit deze uitspraak komt een genuanceerd beeld naar voren over de wijze waarop gekeken moet worden naar de uitkoop van piekbelasters in het licht van een natuurvergunning, zoals dat eerder ook al bleek uit uitspraken van de hoogste bestuursrechter.

De casus

Stichting Brabantse Milieudefensie had verzocht om intrekking van een natuurvergunning uit 2016 voor een [nog niet gerealiseerde] stal bij een varkenshouder in Esbeek omdat er geen passende maatregelen worden opgenomen om de verslechtering van het nabijgelegen Natura 2000-gebied Kempenland West te voorkomen. Een situatie die in de toekomst naar verwachting veel vaker zal voorkomen. Gedeputeerde Staten [‘GS’] hebben het verzoek afgewezen omdat er volgens GS voldoende andere passende maatregelen [zullen] worden genomen. In dat kader wijst GS onder meer op landelijke maatregelen die worden genomen om de verslechtering van [onder meer] het Natura-2000 gebied Kempenland West te voorkomen. In dat kader voert GS ook aan dat er zeven piekbelasters in de omgeving van Kempenland West zijn uitgekocht en als gevolg daarvan stikstofruimte is vrijgekomen. Dit maakt onderdeel uit van de Brabantse Ontwikkelaanpak Stikstof [‘BOS’].

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank haalt eerst het kader van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn aan. Dit artikel verplicht tot het treffen van passende [preventieve] maatregelen die nodig zijn om verslechteringen en verstoringen die significante effecten kunnen hebben op de soorten en habitattypen waarvoor het Natura-2000 gebied is aangewezen, te voorkomen. Die toets, of een activiteit significante [nadelige] gevolge heeft, staat in dit verband los van de vraag of een natuurvergunning onherroepelijk is. GS hebben beoordelingsruimte bij de keuze van de noodzakelijke passende maatregelen. Als de intrekking van de natuurvergunning de enige passende maatregel is om de dreigende achteruitgang van natuurwaarden te voorkomen, dan moeten GS de natuurvergunning intrekken of wijzigen. Vervolgens komt de rechtbank tot de beoordeling van het maatregelenpakket in het licht van de resultaatverplichtingen die het huidige artikel 1.12a van de Wet natuurbescherming [‘Wnb’] oplegt. De vraag is of het hier aan de orde zijnde maatregelenpakket voldoende is om uit te sluiten dat er – kort gezegd – significant nadelige gevolgen optreden voor het Natura-2000 gebied Kempenland West als gevolg van de stal. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022 [Porthos-zaak over de bouwvrijstelling, waar het overigens de vaststelling van een inpassingsplan betrof]. De Afdeling overwoog dat de verwachtingen over de positieve effecten van het maatregelenpakket met vele onzekerheden omgeven zijn. De rechtbank loopt vervolgens de maatregelen af in lijn met de overwegingen van de Afdeling in de Pothos-zaak. In het maatregelenpakket is óók de uitkoop van piekbelasters opgenomen. De rechtbank overweegt daarover: (…) De maatregelen voor de gerichte opkoop van piekbelasters (rechtsoverweging 41.3.2) zijn in uitvoering en hebben geleid tot de uitkoop van 7 piekbelasters rondom Natura 2000-gebieden in Noord-Brabant. Het college heeft in het bestreden besluit en ter zitting niet aangegeven waar de bedrijven liggen, meer in het bijzonder of de uitkoop van deze piekbelasters positieve effecten heeft voor het Natura 2000-gebied Kempenland West en zo ja, wat deze effecten dan zijn. De rechtbank vindt dat het op de weg van het college had gelegen om dit wel inzichtelijk te maken. De enkele omstandigheid dat 7 piekbelasters zijn uitgekocht maakt niet dat aannemelijk is dat andere piekbelasters ook worden uitgekocht. Het college wijst wel op andere vrijwillige opkoopregelingen, maar er moeten dan ook agrariërs zijn die willen worden uitgekocht. Indien zij niet worden uitgekocht, dan is volgens de rechtbank ook niet aannemelijk dat binnen afzienbare termijn de gevolgen van deze piekbelasters voor het Natura 2000-gebied Kempenland West zodanig zijn verminderd dat het college kan afzien van gedeeltelijke intrekking van de natuurvergunning van vergunninghoudster.(…)” De rechtbank beoordeelt vervolgens nog de stalmaatregelen, de emissiearme stallen waar de Afdeling inmiddels een streep door heeft gezet. Ook de gevolgen van het toepassen van emissiearme stallen, in termen van stikstofreductie, is onzeker. Gelet op de onzekere gevolgen van het gehele maatregelenpakket, waaronder de uitkoop van de zeven piekbelasters, concludeert de rechtbank dat GS onvoldoende inzichtelijk hebben gemaakt dat hiermee uitvoering wordt of zal worden gegeven aan de noodzakelijke daling van stikstofdepositie binnen een afzienbare tijd. Uiteraard maakt de uitkoop van piekbelasters onderdeel uit van een veel groter pakket van maatregelen, en dat pakket als geheel is door de rechtbank beoordeeld.

Commentaar en relevantie voor de praktijk

In de media gaat het vaak over het uitkopen van piekbelasters. Die uitkoop, lees: de intrekking van de natuurvergunning, zal bijdragen aan het terugdringen van stikstofdepositie. Deze uitspraak illustreert echter dat de toets aan artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn en de Wet natuurbescherming streng is. De Wet natuurbescherming dwingt ook [onder meer in artikel 1.12a] tot een dergelijke strenge toets. GS zullen het effect van de voorgestane passende maatregelen telkens inzichtelijk moeten maken en moeten ingaan op het specifieke effect van de diverse genoemde maatregelen op het Natura 2000-gebied Kempenland West, binnen welk tijdpad de maatregelen worden uitgevoerd en wanneer de maatregelen naar verwachting effect zullen hebben. Indien dat met onzekerheden omgeven is, zal een natuurvergunning niet verleend kunnen worden [of ingetrokken moeten worden]. Voor de praktijk is deze uitspraak van belang omdat de rechtbank in belangrijke mate ingaat op de maatregelen die worden genomen in het kader van het terugdringen van stikstofdepositie. Dat wil niet zegen dat die maatregelen niet voldoende kunnen zijn in een concreet geval, maar het vraagt een gedegen onderbouwing. Gelet op de diverse stikstofuitspraken in de afgelopen maanden, kan  worden gesteld dat een aantal maatregelen niet de beoogde effecten heeft. Dat wordt door de rechtbank Oost-Brabant nogmaals bevestigd. Deze uitspraak is de volgende in een reeks van uitspraken over de stikstofdepositie en gebiedsbescherming. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over stikstof of milieukwesties? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers, Advocaat omgevingsrecht Rutger Boogers [post_title] => Stikstof: het opkopen van piekbelasters slechts een radertje in grote geheel? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => stikstof-het-opkopen-van-piekbelasters-slechts-een-radertje-in-grote-geheel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-12-09 16:01:33 [post_modified_gmt] => 2022-12-09 15:01:33 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=33753 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 33367 [post_author] => 19 [post_date] => 2022-11-15 09:25:52 [post_date_gmt] => 2022-11-15 08:25:52 [post_content] =>

Huisvesting arbeidsmigranten

Vaak uit angst voor overlast. Gemeenten hebben steeds vaker beleid dat een ‘wildgroei’ aan huisvestingslocaties moet tegengaan. Daarnaast voeren veel gemeenten een actief handhavingsbeleid. Eerder schreef ik al een blog met als onderwerp: Handhaving gemeente bewoning door arbeidsmigranten: wat kunt u doen? De conclusie is dat de weg naar de bestuursrechter de aangewezen route is. Maar is het niet ook mogelijk om de civiele rechter te vragen een verbod op te leggen om een woning te verhuren aan arbeidsmigranten? Daarover heeft de rechtbank Noord-Holland zich recent uitgelaten.

Het geschil

Het betreft een geschil tussen twee buren. De eiser verhuurt een groot deel van zijn pand ter permanente bewoning aan zeker drie arbeidsmigranten, die regelmatig bezoek ontvangen. Dit gebruik is in strijd met de op het perceel rustende cultuur-maatschappelijke bestemming. Ook in de eigendomsakte van eiser is vermeld dat het pand door eiser uitsluitend mag worden gebruikt als woonruimte, atelier en expositieruimte. De medebewoners werken niet in de atelierruimte van eiser en zijn niet bij eiser in dienst. Zij veroorzaken overlast, maken inbreuk op het recht op privacy van de gedaagde en dat geeft bovendien een gevoel van onveiligheid. Volgens de gedaagde handelt eiser dus onrechtmatig jegens eiser en gedaagde heeft er daarom belang bij dat de illegale verhuur zo snel mogelijk stopt. De gedaagde vordert dat het eiser verboden wordt het gebouw permanent te verhuren. Daarnaast vordert hij het gebouw weer in gebruik te nemen op die manier die overeenkomt met de oorspronkelijke bestemming.

Wat vindt de civiele rechter?

De rechter wijst de vorderingen af. Deze vorderingen komen in wezen neer op een verzoek tot handhaving van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Het is echter niet aan de civiele rechter, ook niet als 'restrechter’, om over een dergelijke verzoek te oordelen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg. Het is aan het college van B&W van de gemeente, uiteindelijk getoetst door de bestuursrechter, om te beoordelen of eiser met de huisvesting van arbeidsmigranten handelt in overeenstemming met het bestemmingsplan en om handhavend op te treden indien daartoe aanleiding bestaat. Gebleken is dat het college, mede naar aanleiding van een melding van gedaagde, op 14 juli 2022 een waarschuwing aan eiser heeft gestuurd wegens strijdig gebruik van zijn pand. Mogelijk volgt hierop een handhavingstraject, nu eiser heeft aangegeven dat de arbeidsmigranten nog steeds in zijn pand verblijven. Tegen een besluit van het college staat voor beide partijen een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang open.

Voor de praktijk

Om een einde te maken aan illegale bewoning door arbeidsmigranten, biedt de civiele rechter dus geen uitkomst. De bestuursrechter is immers bevoegd als het gaat om handhaving van het bestemmingsplan. Toch is het zeker niet ondenkbaar dat een civiele rechter een oordeel geeft over bepaalde vormen van overlast. Op grond van bijvoorbeeld artikel 5:37 BW is het verboden onrechtmatige hinder te veroorzaken. Maar het hangt af van de vordering die een partij instelt. In dit geval is de vordering [kennelijk] gebaseerd op enkel het strijdige gebruik van de woning met het bestemmingsplan. Die discussie moet bij de bestuursrechter worden gevoerd. Dat kan door een handhavingsverzoek in te dienen bij de gemeente. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over huisvesting van  arbeidsmigranten? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers, advocaat, specialist arbeidsmigranten Rutger Boogers                 [post_title] => Kan de civiele rechter huisvesting van arbeidsmigranten verbieden? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kan-de-civiele-rechter-huisvesting-van-arbeidsmigranten-verbieden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-11-15 09:25:52 [post_modified_gmt] => 2022-11-15 08:25:52 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=33367 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 32759 [post_author] => 19 [post_date] => 2022-11-02 10:39:32 [post_date_gmt] => 2022-11-02 09:39:32 [post_content] => De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft – niet onverwacht – vandaag een streep gezet door de zogenoemde ‘bouwvrijstelling’. Sinds 1 juli 2021 bevat de Wet natuurbescherming de bouwvrijstelling. De bedoeling daarvan was dat bij de vergunningverlening voor een project geen rekening hoefde te worden gehouden met de stikstofuitstoot van bepaalde bouwactiviteiten. Het werd hierdoor eenvoudiger om vergunningen te verlenen voor bouw- en infrastructurele projecten. Volgens de wetgever leidde de bouwvrijstelling niet tot aantasting van Natura 2000-gebieden dankzij een breder ‘robuust en effectief pakket aan maatregelen’.

Bouwvrijstelling

Maar deze bouwvrijstelling voldoet niet aan het Europese natuurbeschermingsrecht. Uit de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg volgt dat alleen toestemming voor een project mag worden gegeven als uit onderzoek blijkt dat zeker is dat individuele beschermde natuurgebieden daardoor geen schade oplopen. Dat is wat anders dan een beoordeling op een hoger schaalniveau waarvan de wetgever uitgaat. Verder volgt uit de rechtspraak van het Europese Hof dat een maatregelenpakket zoals de wetgever voorstelt alleen als onderbouwing gebruikt mag worden als die maatregelen ook echt zijn uitgevoerd en de verwachte voordelen daarvan vaststaan. Het pakket van maatregelen dat de wetgever heeft gebruikt als onderbouwing om de bouwvrijstelling in de Wet natuurbescherming op te nemen, voldoet daar niet aan. Het overgrote deel van de maatregelen is namelijk nog niet uitgevoerd.

Betekent dit een bouwstop?

Betekent dit dat er dan niet meer gebouwd mag worden? Vaststaat dat de bouwvrijstelling in ieder geval niet meer gebruikt kan worden. Dat betekent dat per project zal moeten worden beoordeeld of het project in overeenstemming is met de Wet natuurbescherming en een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze uitspraak is de volgende in een reeks van uitspraken over de stikstofdepositie en gebiedsbescherming. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over stikstof of milieukwesties? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers   [post_title] => BOUWVRIJSTELLING VAN DE BAAN [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bouwvrijstelling [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-11-02 12:23:49 [post_modified_gmt] => 2022-11-02 11:23:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=32759 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 32131 [post_author] => 19 [post_date] => 2022-09-20 13:58:32 [post_date_gmt] => 2022-09-20 11:58:32 [post_content] => Sinds de PAS-uitspraken van 29 mei 2019[1] ondervindt Nederland dagelijks de gevolgen daarvan. In deze uitspraken heeft de hoogste bestuursrechter bepaald dat het Programma Aanpak Stikstof [PAS] niet langer als basis voor toestemming voor activiteiten mocht worden gebruikt. Dit programma bood aan de ene kant ruimte aan activiteiten die stikstof veroorzaken en bevatte aan de andere kant maatregelen om de nadelige gevolgen van stikstof op Natura-2000 gebieden te verminderen. De hoogste bestuursrechter oordeelde, nadat zij daarover prejudiciële vragen had gesteld aan het Europese Hof van Justitie, dat de positieve gevolgen van de maatregelen in het Programma niet vooraf vast stonden, terwijl dat wel een vereiste was. Pas als die positieve gevolgen op voorhand vaststaan, kan de overheid een nieuwe activiteit toestaan.[2] Omdat het PAS niet aan die voorwaarde voldeed, mocht het niet als toestemmingsbasis voor nieuwe activiteiten worden gebruikt.

Streep door emissiearme stalsystemen

Inmiddels zijn we drie jaar verder en zijn de problemen wat betreft stikstofdepositie onverbindend groot. Dat blijkt wel uit twee recente uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State [‘Afdeling’] en een te verwachten toekomstige uitspraak.           Op 7 september 2022[3] heeft de Afdeling geoordeeld dat bij het verlenen van nieuwe vergunning op grond van de Wet natuurbescherming [‘Wnb’] geen gebruik mag worden gemaakt van de zogenoemde Rav-factoren[4] [emissiefactoren]. Het ging om een aantal verleende Wnb-vergunningen voor het wijzigen van melkveehouderijen. Deze veehouderijen werden uitgebreid en stoten als gevolg daarvan meer stikstof uit. Om die stikstofemissies te reduceren [intern salderen] werden de veehouderijen verplicht om een emissiearm stalsysteem te gebruiken [A1.13]. Het doel daarvan is duidelijk; het verminderen van stikstofdeposities op Natura-2000 gebieden. Deze veehouderijen waren gelegen in de nabijheid van Natura-2000 gebieden. De Afdeling moest beoordelen of de veronderstelede reducerende werking van die stallen in de praktijk wel werd gehaald. Met andere woorden; werd er als gevolg van het gebruik van die stallen daadwerkelijk minder stikstof uitgestoten. De Afdeling concludeert dan:  “Gelet op wat hiervoor is overwogen is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat met de toepassing van de Rav-emissiefactor voor het emissiearme stalsysteem A1.13 de emissie uit deze stal niet met de vereiste zekerheid kan worden vastgesteld. Daardoor is niet op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat de aangevraagde wijziging van de melkveehouderij ten opzichte van de referentiesituatie significante gevolgen heeft. Het gevolg van deze conclusie is dat het project daarom vergunningplichtig is en passend beoordeeld zal moeten worden.” De hoogste bestuursrechter concludeert dus dat onvoldoende vaststaat dat de het gebruik van de stal daadwerkelijk leidt tot een lagere stikstofemissie. Indien niet op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat er geen significante gevolgen optreden voor Natura-2000 gebieden moet nader onderzoek plaatsvinden. Dat betekent dat een passende beoordeling moet worden gemaakt [zie kader]. Die passende beoordeling had niet plaatsgevonden omdat het bevoegd gezag – naar nu blijkt, ten onrechte  – is uitgegaan van te lage emissies. Indien die significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet een passende beoordeling worden gemaakt. Die passende beoordeling moet nu dus alsnog worden gemaakt. Eerder bleek ook al dat de effectiviteit van luchtwassers in de praktijk kleiner is dan verwacht, zo overwoog de rechtbank Oost-Brabant op 24 mei 2022[5] dat onvoldoende zeker is of biologische luchtwassers het beloofde ammoniakverwijderingsrendement zullen halen en is daarom van oordeel dat een natuurtoestemming noodzakelijk is.

Schadevergoeding vanwege schending artikel 8 EVRM

Dit brengt mij bij de tweede recente uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 september 2022[6] in het verlengde van deze problematiek, met dien verstande dat het in deze uitspraak om het geuraspect gaat. In deze uitspraak wordt ook gerefereerd aan de twijfels die bestaan over de effectiviteit van luchtwassers. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of de Staat der Nederlanden onrechtmatig handelde jegens omwonenden van intensieve veehouderijen omdat die omwonenden stankoverlast ervaren. Het gaat hier dus om civiele claim van omwonenden. Deze omwonenden baseren zich op schending van  artikel 8 EVRM. Artikel 8 EVRM beschermt het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven door de verdragsstaten, waaronder Nederland. Deze bepaling heeft ook betrekking op milieukwesties. Het EVRM houdt weliswaar geen recht in op bescherming van de leefomgeving in het algemeen, maar in gevallen van milieuoverlast  ̶  zoals stankoverlast  ̶  die een directe en serieuze impact hebben op de kwaliteit van leven, kan volgens de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens [EHRM] bescherming worden ontleend aan artikel 8 EVRM. De bescherming van artikel 8 EVRM geldt niet alleen voor milieuoverlast die door een Staat zelf wordt veroorzaakt, maar óók voor de overlast die het gevolg is van een tekortkoming van een Staat de private bedrijfsactiviteiten die de overlast voortbrengen adequaat te reguleren. De Staat heeft namelijk de positieve verplichting om redelijke en passende maatregelen te nemen ter bescherming van individuen tegen milieuoverlast die het welzijn van personen kan aantasten. De staat heeft telkens een afweging te maken tussen enerzijds economische belangen en anderzijds de bescherming van de gezondheid. De rechtbank overweegt: “In lijn met het eerder overwogene is de rechtbank van oordeel dat in de gevallen van eisers die na intrek in de woning ondanks reducerende maatregelen zijn geconfronteerd met een stankoverlast die de 19,4 ou/m³ is gaan overschrijden en waarbij de kwaliteit van het milieu in en rond de woning van het individu dus ‘zeer slecht’ is geworden, geen sprake meer is van een fair balance tussen economische belangen en de gezondheidsbelangen van het individu. (…) In die gevallen is sprake van strijd met artikel 8 EVRM waarbij de onrechtmatigheid van de Staat erin gelegen is dat hij de vergunningverstrekkende lagere overheden door te ruime wettelijke normen in de positie heeft geplaatst waarin zij ten koste van die eisers vergunningen mogen of moeten verstrekken die een te zware wissel trekken op de gezondheid van die individuen. De kern van deze zaak is dat door de in 2006/2007 geïntroduceerde wetgeving de balans tussen de belangen van deze bewoners en de belangen van de intensieve veehouderij zoek is geraakt.” De rechtbank stelt de omwonenden dus in het gelijk; de staat is aansprakelijk voor de schade die omwonenden lijden als gevolg van de geurhinder. De omvang van die schade moet nader worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. Waar het hier dus om gaat, is het feit dat de Staat een wettelijk stelsel in het leven heeft geroepen op grond waarvan lagere overheden [milieu-/omgevings]vergunningen niet konden weigeren en als gevolg daarvan schade heeft toegebracht aan omwonenden. Het is zeker niet ondenkbaar dat in deze zaak hoger beroep wordt ingesteld. Los van de omgevingsrechtelijke aspecten, dreigen dus mogelijk ook meer schadevergoedingskwesties.

Wat staat ons nog te wachten; de ‘bouwvrijstelling’

En voorlopig is het laatste woord over de voorgaande problematiek nog niet gezegd. De verwachting is dat ook de zogenoemde ‘bouwvrijstelling’ de juridische toets der kritiek niet kan doorstaan.               Deze wettelijke regeling komt erop neer dat stikstofemissies tijdens de bouwfase buiten beschouwing worden gelaten bij het berekenen van de stikstofuitstoot. Deze vraag ligt momenteel voor bij de Afdeling in de Porthos-zaak. De verwachting is dat de Afdeling in het najaar uitspraak doet in deze zaak. Naar verwachting kan ook deze uitspraak grote gevolgen hebben voor de praktijk. Voorlopig blijven de donkere wolken dus nog wel boven Nederland hangen. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over stikstof of milieukwesties? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op. Rutger Boogers, Advocaat omgevingsrecht [1] ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603. [2] Bovendien wordt in het PAS ook toestemming voor activiteiten gegeven op basis van maatregelen in natuurgebieden die nodig zijn voor het voorkomen van achteruitgang van die gebieden. Ook dat mag niet. [3] ABRvS 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2557. [4] Regeling ammoniak en veehouderij. [5] Rb. Oost-Brabant 24 mei 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:2090. [6] Rb. Den Haag 14 september 2022, ECLI:N:RBDHA:2022:9119. Rutger Boogers 2 [post_title] => Recente stikstofuitspraken; donkere wolken boven Nederland [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => recente-stikstofuitspraken-donkere-wolken-boven-nederland [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-09-20 15:21:12 [post_modified_gmt] => 2022-09-20 13:21:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=32131 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 36887 [post_author] => 19 [post_date] => 2023-06-19 12:05:47 [post_date_gmt] => 2023-06-19 10:05:47 [post_content] => Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Meer dan nu het geval is, zal participatie bij de besluitvorming een nadrukkelijke rol gaan spelen. Maar hoe ziet die participatie er in de praktijk uit en in hoeverre speelt de participatie daadwerkelijke een rol bij besluitvorming?

Participatie bij een omgevingsvergunning

In de artikelen 16.55 Omgevingswet en 7.4 van de Omgevingsregeling is bepaald dat bij een aanvraag omgevingsvergunning wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de aanvraag zijn betrokken. Als [één van] die partijen zijn betrokken bij de aanvraag, dan moet worden aangegeven op welke wijze en wat de resultaten daarvan zijn. Uit deze regeling blijkt dus niet dat er een verplichting tot het organiseren van participatie bestaat. Maar, de wetgever heeft het niet zo vrijblijvend bedoeld als in de regeling gelezen kan worden. Uitgangspunt is dat een aanvraag een vorm van participatie organiseert, maar er zijn situaties waarin dat niet voor de hand ligt. Bijvoorbeeld in het geval van een burenruzie. Het staat een aanvraag in ieder geval vrij om zelf de participatie vorm te geven. Meer is in de Omgevingswet niet geregeld voor die gevallen. Dat betekent ook dat de gemeenteraad een verplichting, inhoudende dat de buren schriftelijk moeten instemmen met het bouwplan, niet kan stellen. Indien een vorm van participatie heeft plaatsgevonden betekent dit ook niet dat de aanvraag zijn plan moet aanpassen. Hij hoeft enkel bij de aanvraag aangeven wat hij met die participatie heeft gedaan. Kortom; de aanvrager heeft veel vrijheid en in die zin is deze participatieregeling toch enigszins een wassen neus. Tegelijkertijd kan een serieuze vorm van participatie wel degelijk zinvol zijn. In de praktijk zijn legio voorbeelden waarin langdurige en kostbare procedures voorkomen worden, doordat in een vroeg stadium een participatietraject is doorlopen. Door een [bouw]plan wellicht op  onderdelen te wijzigen kan meer draagvlak gecreëerd worden. De kans dat een vergunning dan wordt aangevochten, zal dan beduidend lager zijn.

Participatie bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit

In het geval van een activiteit die afwijkt van het omgevingsplan [buitenplanse omgevingsplanactiviteit], is de participatieregeling iets genuanceerder. In artikel 16.55, zevende lid, van de Omgevingswet is bepaald dat de gemeenteraad gevallen kan aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden ingediend. Dus, voor deze  buitenplanse bouwactiviteiten kan een verplichte vorm van participatie worden gesteld. Maar die vormen van participatie zijn gelet op de rechtspraak niet onbegrensd. Ook de wetgever wijst op het feit dat gemeenten niet moeten ‘overvragen’. Het enkel toestaan van een bouwactiviteit [als aangewezen geval] wanneer de buren schriftelijk toestemming geven voor het plan, acht de wetgever in strijd met het recht. Er wordt dan miskend dat uiteindelijk het bevoegd gezag heeft te beslissen op de aanvraag. Deze verantwoordelijkheid kan niet worden afgeschoven op omwonenden. Ook in de rechtspraak is in een aantal uitspraken door de Afdeling overwogen dat enkel het ontbreken van draagvlak [specifieke ook bij omwonenden] op zichzelf genomen geen reden is om een vergunning te weigeren. Maar in dit soort gevallen kan de vrijblijvendheid dus wel worden beperkt. Die gevallen moeten dan dus wel door de raad zijn aangewezen.

Participatie omgevingsplan en omgevingsverordening

In het geval van een omgevingsplan moet in het omgevingsplan zelf staan hoe de gemeente burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen bij de voorbereiding betrokken heeft. Ook moet worden aangegeven wat met die resultaten is gedaan. De verplichtingen voor participatie bij het omgevingsplan staan in artikel 10.2, eerste en tweede lid, van het Omgevingsbesluit. Dit geldt overigens ook voor de omgevingsverordening en waterschapsverordening.

Niet of onvoldoende gelegenheid tot participatie geboden?

Dat kan gesanctioneerd worden. Bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan het niet bieden van participatiegelegenheid leiden tot een buiten behandelingstelling van de aanvraag. Dat is dus een serieus gevolg. Of het zover komt is de vraag, in de regel zal er afstemming plaatsvinden tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Er wordt dan gelegenheid geboden het gebrek te herstellen. Bij een reguliere omgevingsvergunning dient enkel te worden aangegeven of aan participatie is gedaan en zo ja, wat met de resultaten is gedaan. Het zal dan beduidend moeilijker zijn aan het niet  bieden van participatiegelegenheid, consequenties te verbinden. Daarvoor is de regeling te vrijblijvend. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over participatie onder de Omgevingswet? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
  Rutger Boogers                   [post_title] => Participatie onder de Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => participatie-onder-de-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:32:42 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:32:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=36887 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 65 [max_num_pages] => 7 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 400842f1d6a75bddde5ad773f33012d9 [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Meer dan nu het geval is, zal participatie bij de besluitvorming een nadrukkelijke rol gaan spelen. Maar hoe ziet die participatie...
Lees meer
Huisvesting arbeidsmigranten De huisvesting van arbeidsmigranten wordt steeds vaker als een probleem ervaren. Eerder schreef ik daar al over. In [paraplu]bestemmingsplannen worden vaker beperkingen gesteld aan kamerbewoning [zie deze blog]....
Lees meer
Na inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het bestemmingsplan zoals we dat nu kennen verleden tijd. Het omgevingsplan treedt dan in werking. Hoewel per 1 januari aanstaande...
Lees meer
 I. De beoogde stelselherziening De Omgevingswet is het gevolg van een stelselherziening van het omgevingsrecht. Een groot deel van de regels over de fysieke leefomgeving komt samen in één nieuwe wet. Aanleiding hiervoor...
Lees meer
Vergunnen "kruimelgeval' Op het moment dat een [bouw]aanvraag niet past binnen het bestemmingsplan, móet de gemeente beoordelen of er toch een vergunning kan worden verleend [art. 2.10 lid 2 Wabo]....
Lees meer
Bij omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen is sprake van een gebonden beschikking. Dat komt erop neer dat een aanvraag verleend moet worden, wanneer aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Wat...
Lees meer
Er is veel te doen over het uitkopen van piekbelasters. Het kabinet gaat piekbelasters eenmalig een aanbod doen voor uitkoop, Rijkswaterstaat heeft inmiddels piekbelasters uitgekocht voor de uitbreiding van de...
Lees meer
Huisvesting arbeidsmigranten Vaak uit angst voor overlast. Gemeenten hebben steeds vaker beleid dat een ‘wildgroei’ aan huisvestingslocaties moet tegengaan. Daarnaast voeren veel gemeenten een actief handhavingsbeleid. Eerder schreef ik al...
Lees meer
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft – niet onverwacht – vandaag een streep gezet door de zogenoemde ‘bouwvrijstelling’. Sinds 1 juli 2021 bevat de Wet natuurbescherming de...
Lees meer
Sinds de PAS-uitspraken van 29 mei 2019[1] ondervindt Nederland dagelijks de gevolgen daarvan. In deze uitspraken heeft de hoogste bestuursrechter bepaald dat het Programma Aanpak Stikstof [PAS] niet langer als...
Lees meer