Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 4
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 4
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1349
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 30, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 42068
                    [post_author] => 65
                    [post_date] => 2024-05-08 10:07:53
                    [post_date_gmt] => 2024-05-08 08:07:53
                    [post_content] => In deze blogpost analyseren we een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die betrekking heeft op een geschil tussen de Turkse Payporter Odeme Hizmetleri ve Elektronik Para A.S. (hierna "Hizlipara") en de Nederlandse Morpara B.V. (hierna "Morpara"), over het gebruik van het merk 'PayPorter'.

Juridisch kader en geschilpunten

Het geschil draaide om de vraag of Hizlipara Morpara kon verbieden het teken 'PayPorter' te gebruiken na het uiteenvallen van hun zakelijke relatie. Hizlipara, die het geregistreerd beeldmerk in de Europese Unie (“Uniebeeldmerk”) voor 'PayPorter' had geregistreerd, claimde exclusieve rechten op het merk binnen de EU. Morpara verweerde zich door een beroep te doen op een ouder handelsnaamrecht van plaatselijke betekenis en vroeg om het merk van Hizlipara nietig te verklaren in Nederland.

Argumenten en verweren

  1. Ouder recht van plaatselijke betekenis: Morpara betoogde succesvol dat zij de naam 'PayPorter' al gebruikte in Nederland voordat Hizlipara het Uniemerk registreerde. Dit argument is cruciaal omdat artikel 138 lid 3 UMVo[1] bepaalt dat een merkhouder niet kan optreden tegen een ouder recht van plaatselijke betekenis indien dit recht erkend wordt door de nationale wetgeving.
  2. Gebruik van het merk: De rechtbank overwoog dat Morpara aantoonde dat zij de naam en het logo actief gebruikte in het economisch verkeer voordat Hizlipara haar Uniemerk deponeerde. Dit gebruik was voldoende om een ouder handelsnaamrecht te vestigen, wat essentieel was voor Morpara’s verweer.
  3. Nietigheidsverzoek van het Uniemerk: Morpara vroeg ook om het Uniemerk van Hizlipara nietig te verklaren. De rechtbank wees dit verzoek af omdat Morpara onvoldoende onderbouwd had dat zij in andere landen van de Europese Unie beschikte over een ouder recht waarmee zij het gebruik van het jongere Uniemerk door Hizlipara kon verbieden. De rechtbank bepaalde dat er onvoldoende bewijs was dat Morpara een ouder recht van méér dan plaatselijke betekenis had dat de nietigheid van het Uniemerk kon rechtvaardigen.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank wees de vorderingen van Hizlipara in conventie af, op grond dat Morpara een ouder handelsnaamrecht had dat erkend werd door de Nederlandse wetgeving. Dit recht was voldoende om Morpara toe te staan de naam 'PayPorter' te blijven gebruiken in Nederland. In reconventie slaagden de nietigheidsvorderingen van Morpara niet, behalve een gedeeltelijke toekenning van schadevergoeding voor het onrechtmatig handelen van Hizlipara. De rechtbank oordeelde dat Morpara’s claim over de nietigheid van het Uniemerk niet ondersteund werd door voldoende bewijs van een ouder recht van méér dan plaatselijke betekenis in andere EU-landen.

Conclusie

Deze uitspraak onderstreept het belang van het grondig onderzoeken van oudere rechten voor het registreren van een merk in de Europese Unie. De zaak toont aan dat lokale handelsnamen significant kunnen zijn in merkenrechtzaken en illustreert hoe complexe relaties en eerdere samenwerkingen tussen partijen invloed kunnen hebben op de uitkomsten van IE-geschillen. De beslissing benadrukt verder de noodzaak om duidelijke en eerlijke bedoelingen te hebben bij het registreren van merken, vooral wanneer eerdere zakelijke relaties bestaan die conflicterende rechten kunnen opleveren. Voor juristen en advocaten biedt deze zaak waardevolle inzichten in de behandeling van conflicten tussen merken en handelsnamen. Vragen over merken of handelsnamen? Neem dan contact op met Mustafa Kahya. [1] Uniemerkenverordening Mustafa Kahya nieuw 1 [post_title] => Oude handelsnaam tegen een jonger merk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => oude-handelsnaam-tegen-een-jonger-merk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-08 10:07:53 [post_modified_gmt] => 2024-05-08 08:07:53 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42068 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 42051 [post_author] => 67 [post_date] => 2024-05-07 09:30:18 [post_date_gmt] => 2024-05-07 07:30:18 [post_content] => Recentelijk heeft de Advocaat-Generaal uitspraak gedaan over de vraag of een WHOA-akkoord ook een verplichting aan financiers op kan leggen om financiering te blijven verstrekken onder gewijzigde voorwaarden. De conclusie wordt in deze blog nader uiteengezet.

Inleiding

Sinds 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) van kracht. Deze wet maakt het voor ondernemers met een in de kern levensvatbare onderneming mogelijk om hun schulden te herstructureren buiten faillissement. Dit wordt gedaan door middel van het aanbieden van een akkoord dat bindend is voor alle in het akkoord betrokken schuldeisers en aandeelhouders. Zij doen door goedkeuring van het akkoord door een rechter meestal gedwongen afstand van een deel van hun rechten. Recentelijk werd in een WHOA-akkoord aan financiers echter ook de verplichting opgelegd tot het blijven verstrekken van (nieuwe) financiering onder gewijzigde voorwaarden. De vraag of dit al dan niet mogelijk is, wordt nu voorgelegd aan de Hoge Raad.

De casus

IHC Merwede Holding B.V. legt aan de rechtbank een WHOA-akkoord voor dat zij aan haar financiers heeft aangeboden. Onder het akkoord worden de lopende financiersvoorwaarden gewijzigd. Uit het akkoord volgt dat de financiers verplicht zijn om in de toekomst op grond van een reeds bestaande financieringsovereenkomst nieuwe financiering te blijven verstrekken. De rechtbank lijkt deze wijziging niet problematisch te vinden en keurt het WHOA-akkoord op 9 maart 2023 goed.

Cassatie in het belang der wet

De uitspraak van de rechtbank veroorzaakt een hoop opschudding. Over de vraag of de WHOA wel de mogelijkheid biedt om bestaande voorwaarden te wijzigen, zijn de meningen verdeeld. Omdat uit de wet volgt dat partijen zelf niet de mogelijkheid hebben om in beroep te gaan tegen de goedkeuring van het akkoord, wordt door de Procureur-Generaal cassatie ingesteld in het belang der wet. Hierdoor wordt de vraag of een WHOA-akkoord ook een verplichting op kan leggen tot het verstrekken van nieuwe financiering onder gewijzigde voorwaarden aan de Hoge Raad voorgelegd. Deze mogelijkheid strekt ertoe om meer duidelijkheid te creëren voor toekomstige gevallen: de huidige uitspraak van de rechter blijft er gewoon door in stand.

De conclusie van de Advocaat-Generaal

Voordat de Hoge Raad uitspraak doet, geeft één van de Advocaten-Generaal een juridisch advies over de kwestie in de vorm van een zogenoemde conclusie. Volgens Advocaat-Generaal Snijders biedt een WHOA-akkoord geen mogelijkheid om de voorwaarden van bestaande verplichtingen te wijzigen. Een WHOA-akkoord is een dwangregeling die wordt opgelegd aan schuldeisers, aandeelhouders en andere betrokkenen. Deze dwangregelingen kunnen volgens de Advocaat-Generaal dan ook alleen worden opgelegd als dit specifiek uit de wet voortvloeit. In de wettekst van de WHOA is echter geen bepaling opgenomen waaruit de mogelijkheid om een financieringsverplichting op te leggen onder gewijzigde voorwaarden voortvloeit. Daarnaast volgt uit de toelichting bij de WHOA dat de wetgever ook niet zo ver heeft willen gaan. De Advocaat-Generaal adviseert de Hoge Raad dan ook om het vonnis van de rechtbank in het belang der wet te vernietigen.

Conclusie

Volgens de Advocaat-Generaal kan een WHOA-akkoord geen bepaling bevatten waardoor aan financiers de verplichting wordt opgelegd om nieuwe financiering te blijven verstrekken onder gewijzigde voorwaarden. Dit volgt niet specifiek uit de wettekst van de WHOA en gaat voorbij aan de strekking van de wet. Het is nu aan de Hoge Raad om een definitief oordeel te vormen over de kwestie en zo meer duidelijkheid te creëren voor toekomstige gevallen. Bent u zelf betrokken bij een WHOA-akkoord en heeft u vragen over de inhoud daarvan? Neem dan contact op met één van onze WHOA-specialisten! Remco de Jong nieuw 1 [post_title] => Gedwongen financiering onder WHOA: is het mogelijk? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gedwongen-financiering-onder-whoa-is-het-mogelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-07 09:30:18 [post_modified_gmt] => 2024-05-07 07:30:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42051 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 42040 [post_author] => 65 [post_date] => 2024-05-06 13:56:03 [post_date_gmt] => 2024-05-06 11:56:03 [post_content] => De “Aardappelgate” zoals het ED het beschrijft. Alhoewel de feiten in deze bij ons niet bekend zijn, baseren wij ons op wat in het onderstaande artikel van het ED staat.

Pieperpost programma

3FM (van Tom de Graaf en Joe Stam) heeft een programmaonderdeel genaamd Pieperpost, wat prima is. Maar wat 3FM heeft gedaan, zo begrijp ik, is onder de naam Pieperpost een aardappel te hebben verstuurd zonder verpakking. Laat het dan ook net zo zijn dat Pieperpost zijn merk heeft geregistreerd voor “versturen van gepersonaliseerde cadeaus per post”. De bedrijfsjurist van BNNVara meent dat het merk zich beperkt tot de waren en diensten waarvoor het is geregistreerd. In het BVIE[1] kennen we het sub-d inbreukgrond. Dit betekent dat het gebruik van het merk anders dan ter onderscheiding voor waren of diensten inbreuk kan vormen. Het gebruik moet afbreuk doen aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.

Pieperpost aardappelen

We kunnen stellen dat Pieperpost (nog) geen reputatie heeft opgebouwd in de Benelux. Laten we eerlijk zijn, hoeveel van ons waren bekend met Pieperpost? Dus kunnen we niet spreken van afbreuk op de reputatie van Pieperpost. Onderscheidend vermogen dan? Dit zal ook lastig worden. Zoals BNNVara ook aangeeft is het een beschrijvend merk voor de feitelijk aangeboden diensten. Pieper betekent namelijk aardappel. Het teken “aardappelpost” voor het versturen van aardappelen met een tekst, is best beschrijvend. Toch is het woord Pieperpost als merk geregistreerd. Uit de registratie zelf blijkt namelijk niet dat er sprake is van het versturen van aardappelen met teksten erop. Maar gezien het feitelijke gebruik is het de vraag of Pieperpost een doorhalingsprocedure zou overleven.

Kortom

De Aardappelgate loopt met een sisser af. Wat heeft Pieperpost hieraan gehad? Media-aandacht en bekendheid. Laten we eerlijk zijn. Als we voor de grap een bijzonder of grappig cadeau willen geven, is het versturen van een aardappel met een tekst daarop gepast. Heb je vragen over het merkenrecht, neem dan contact op met Mustafa Kahya. [1] Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom Mustafa Kahya nieuw 1 [post_title] => Aardappelgate van Pieperpost [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => aardappelgate-van-pieperpost [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-06 14:20:43 [post_modified_gmt] => 2024-05-06 12:20:43 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42040 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 42027 [post_author] => 67 [post_date] => 2024-05-03 10:36:45 [post_date_gmt] => 2024-05-03 08:36:45 [post_content] => De rechtbank Den Haag heeft recent een belangrijke uitspraak gewezen in de zaak van Container Centralen A/S tegen de curator van Quality Plants Europe (QPE). Deze zaak biedt inzicht in de complexe interactie tussen eigendomsrechten en intellectuele eigendomsrechten (IE-rechten) in faillissement. De beslissing benadrukt het belang van IE-rechten en hun bescherming, zelfs wanneer een onderneming failliet is verklaard.

Context

Container Centralen exploiteert twee rouleersystemen van containers die in de bloemen- en potplantenbranche worden gebruikt. Deze containers, zowel CC Containers als EC Containers genoemd, zijn uitgerust met identificatietekens, zoals RFID-labels. Deze tekens en labels zijn beschermd door middel van intellectuele eigendomsrechten. Container Centralen bezit de volgende IE-rechten die rusten op de containers: Na het faillissement van QPE werden zowel CC als EC Containers op het terrein van QPE aangetroffen door de curator, wat leidde tot een juridisch conflict over het eigendom van CC en EC Containers en de daarop rustende IE-rechten.

Het juridisch geschil

  1. Eigendomsrechten en identificatie van containers.
De rechtbank moest vaststellen of Container Centralen het eigendom van de aangetroffen containers kon claimen. Voor CC Containers kon niet specifiek worden aangetoond welke containers eigendom waren van Container Centralen, omdat deze onderdeel waren van een gesloten rouleersysteem waarin zowel CC Containers van Container Centralen rouleren als containers van derden. Container Centralen kan echter niet aantonen van welke individuele containers zij eigenaar is. Dit probleem speelde niet ten aanzien van de EC containers.
  1. Uitputting van IE-rechten.
Het centrale vraagstuk was of de IE-rechten op de containers waren uitgeput. De curator voerde aan dat door het in omloop brengen van de containers de IE-rechten waren uitgeput, waardoor het in de boedel viel en hij deze mocht verkopen. Deze stelling werd verworpen. Er kan volgens de rechtbank geen sprake zijn van uitputting, omdat de containers niet permanent in de handel waren gebracht, maar slechts deel uitmaakten van een (gesloten) rouleersysteem tussen Container Centralen en haar contractanten.
  1. Inbreuk op IE-rechten.
Doordat geen sprake was van uitputting op de IE-rechten mocht de curator de identificatiekenmerken (de IE-rechten) op de containers niet verwijderen zonder toestemming van Container Centralen. Als de curator de identificatiekenmerken wel zou verwijderen zonder toestemming van de merkhouder, dan vormt dit een inbreuk op de IE-rechten. Dit benadrukt de bescherming van IE-rechten zelfs na een faillissement. Dus, ondanks het feit dat de CC Containers in de boedel van de curator vallen, mocht de curator deze containers niet verkopen door de daarop rustende IE-rechten.

Analyse

Deze zaak belicht de noodzaak voor curatoren om zorgvuldig om te gaan met de activa van een failliet, waarop IE-rechten rusten. Hierbij zijn de volgende aspecten van cruciaal belang:
  • Juridische complexiteit: IE-rechten voegen een laag van complexiteit toe aan faillissementsprocedures. Curatoren dienen zich bewust te zijn van deze rechten en de juridische gevolgen van hun handelingen. Ondanks dat activa (waarop IE-rechten rusten) goederenrechtelijk gezien tot de boedel behoren, kunnen deze vanwege daarop rustende IE-rechten niet verkocht worden. Althans, in ieder geval niet zonder toestemming van de merkhouder.
  • Belang van overleg: Voordat er beslissingen worden genomen over de verkoop van activa, is overleg tussen de curator en merkhouder van wezenlijk belang om inbreuk en geschillen te voorkomen.
  • Risico’s en verantwoordelijkheden: Onjuiste afhandeling van IE-rechten of goederen waar IE-rechten aan verbonden zijn kan leiden tot significante juridische en financiële risico’s voor de boedel en mogelijk zelfs de curator persoonlijk.

Kortom

De uitspraak van de rechtbank Den Haag verduidelijkt het belang van het nauwkeurig inventariseren van IE-rechten in faillissementen. Goederen die in het faillissement vallen, maar waarop IE-rechten van derden rusten kunnen niet zonder meer door de curator verkocht worden. Deze zaak onderstreept dat. Vragen omtrent faillissement & herstructurering? Neem dan contact op met Remco de Jong. Voor vragen omtrent het intellectueel eigendomsrecht kunt u contact opnemen met Mustafa Kahya. Remco de Jong nieuw 1 [post_title] => Intellectueel eigendom, de vijand in een faillissement? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => intellectueel-eigendom-de-vijand-in-een-faillissement [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-03 11:04:00 [post_modified_gmt] => 2024-05-03 09:04:00 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42027 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 42019 [post_author] => 7 [post_date] => 2024-05-02 16:08:24 [post_date_gmt] => 2024-05-02 14:08:24 [post_content] =>

Wat was er aan de hand?

In Londen is momenteel een civiele rechtszaak gaande tegen de bestuurders van London Capital & Finance (LCF) en Surge Financial, betreffende een van de grootste beleggingsfraudes die Britse particuliere beleggers de afgelopen jaren heeft getroffen. Bijna 12.000 beleggers verloren samen £237 miljoen toen LCF in 2019 instortte. In de zaak, waarvoor 20 weken is uitgetrokken wordt onderzocht of LCF functioneerde als een piramide (spel), waarbij geld van nieuwe investeerders nodig was om eerdere beleggers te betalen. Volgens advocaat Stephen Robins werd het geld van beleggers gebruikt voor luxe goederen zoals huizen en racepaarden in plaats van investeringen in bedrijven. Drie van de acht aangeklaagden hebben een schikking getroffen, terwijl de anderen hun schuld ontkennen. De zaak kwam aan het licht door Alan Darrah, wiens investering bedoeld was om medische kosten te dekken voor zijn dochter Chloe na een ernstig auto-ongeluk. Hij werd geleid naar LCF's mini-bonds die hoge rendementen beloofden. Echter, LCF leende geld uit aan een beperkt aantal bedrijven, gelieerd aan de leiding van LCF, die weinig of geen omzet genereerden. LCF-bestuurders gebruikten de fondsen voor een extravagante levensstijl, waarbij miljoenen werden uitgegeven aan luxe artikelen en donaties aan de Conservatieve Partij.

Hoe werkt een piramidespel?

Een piramidespel is een frauduleus investeringsschema dat belooft deelnemers hoge rendementen te bieden, voornamelijk door meer nieuwe investeerders te werven in plaats van legitieme zakelijke activiteiten. De structuur van het spel lijkt op een piramide: aan de top staat de initiator, en op elk volgend niveau onder hen staan meer deelnemers die zijn geworven door de niveaus boven hen. In een piramidespel betalen nieuwe leden geld aan degenen die hen geworven hebben. Deze betalingen worden 'winst' voor de eerdere leden. Het systeem is afhankelijk van een constante stroom van nieuwe investeringen. Zodra het moeilijk wordt om nieuwe deelnemers te vinden, stort het systeem in, omdat er niet genoeg geld is om de beloofde rendementen aan eerdere investeerders uit te betalen. Dit resulteert meestal in een situatie waarin veel laatste investeerders hun geld verliezen. Piramidespellen zijn in veel landen illegaal omdat ze onhoudbaar en misleidend zijn.

Mogelijkheden om geld terug te vorderen

Ook in Nederland zijn piramidespellen illegaal. Het bestuur van een Nederlandse vennootschap kan dan ook persoonlijk aansprakelijk worden gesteld als zij de vennootschap gebruiken om investeerders op te lichten door middel van een piramide (spel). In de hierboven beschreven situatie is al sprake van een faillissement van LCF. In dat geval zal een curator het bestuur veelal zelf persoonlijk aansprakelijk stellen voor het gehele boedeltekort. Het is echter de vraag of het bestuur persoonlijk nog over genoeg vermogen beschikt, nu zij dat hebben besteed aan een luxe levensstijl. Zie hiervoor ook onze blog over bestuurdersaansprakelijkheid in geval van faillissement. In het geval de investeerders op de hoogte zijn geraakt van het piramidespel nog voordat de vennootschap failliet wordt verklaard, kunnen zij ook zelf een vordering op grond van onrechtmatige daad instellen tegen het bestuur. Het bestuur kan namelijk een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt dat zij namens de vennootschap verplichting is aangegaan waarvan het wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan deze verplichtingen zou kunnen voldoen. Bij een piramidespel is daar evident sprake van. Zie hiervoor ook onze blog over bestuurdersaansprakelijkheid op grond van de Beklamel-Norm. In dit geval is de kans groter dat het bestuur nog over genoeg vermogen beschikt om de vordering te voldoen. Heeft u het vermoeden dat een vennootschap waar u geld in heeft geïnvesteerd vooraf wist dat zij uw vordering niet zou kunnen voldoen? Wees er dan op tijd bij en schakel een van onze experts in! Artikel geschreven door Marc Heuvelmans en Cas Kroese. Marc Heuvelmans [post_title] => Londen Capital & Finance: De mega piramide zwendel [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => londen-capital-finance-de-mega-piramide-zwendel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-02 16:27:43 [post_modified_gmt] => 2024-05-02 14:27:43 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42019 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 42008 [post_author] => 43 [post_date] => 2024-05-01 14:04:51 [post_date_gmt] => 2024-05-01 12:04:51 [post_content] =>

In het kort

  • Let op de Wet Vifo bij de verkoop aan of investering door een buitenlandse partij.
  • De Wet Vifo is van belang bij investeringen, fusies en overnames met betrekking tot strategisch belangrijke kennis en bedrijven.
De overnamepraktijk is weer in volle gang en uit onderzoek volgt een stijgende lijn in het aantal transacties in 2024. Bij een overname spelen diverse aspecten een rol, waaronder de op 1 juni 2023 van kracht geworden Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (“Wet Vifo”). Dit blijkt maar weer na de overname van 70% van de aandelen in het van oorsprong Nederlandse Anteryon door het Chinese Jingfang Optoelectronics. Demissionair minister Adriaansens maakt zich voornamelijk zorgen over een transactie tussen de aandeelhouders van Jingfang Optoelectronics: een investeringsfonds van de lokale Chinese overheid ‘Suzhou’ (66%) en een beursgenoteerd chipbedrijf ‘China Wafer’ (33%). In 2021 heeft China Wafer meerderheidsaandeelhouder Suzhou uitgekocht. De minister stelt indicaties te hebben ontvangen dat de transactie een “mogelijk risico voor de nationale veiligheid oplevert”.

Wet Vifo

De Wet Vifo heeft als doel om de Nederlandse nationale veiligheid te beschermen tegen mogelijke risico’s die voortvloeien uit investeringen, fusies en overnames die betrekking hebben op vitale aanbieders of ondernemingen die actief zijn in de sector van gevoelige technologieën. De Wet Vifo stelt in geval van een investering, fusie of overname bij bepaalde type ondernemingen een veiligheidstoetsing verplicht, namelijk bij:
  • leveranciers van kritieke processen;
  • ondernemingen die beschikking over gevoelige technologieën.
Onder gevoelige technologieën vallen bijvoorbeeld dual-use technologieën (technologieën met zowel een civiele als militaire toepassing) die onderworpen zijn aan export controle volgens EU-regelgeving, alsmede militaire goederen die vermeld staan op de EU Gemeenschappelijke Militaire lijst. Investeerders in deze ondernemingen moeten wijzigingen in de zeggenschap binnen de onderneming melden aan het Bureau Toetsing Investeringen (“BTI”), dat vervolgens beoordeelt of er een risico voor de nationale veiligheid bestaat. Investeringsactiviteiten die leiden tot het verkrijgen van zeggenschap of significante invloed in een onderneming zoals hiervoor benoemd, moeten gemeld worden. De toetsing door het BTI omvat vervolgens twee fasen:
  • fase 1: een risicobeoordeling;
  • fase 2: een diepgaand onderzoek als uit Fase 1 blijkt dat er mogelijke nationale veiligheidsrisico’s zijn.
Een belangrijk aspect van de Wet Vifo is dat deze van toepassing is op bedrijven die gevestigd zijn in Nederland. Daarbij wordt er gekeken naar de verbondenheid met Nederland, en niet naar de vestigingsplaats van de onderneming op papier. Dit is vooral relevant voor buitenlandse ondernemingen die operationele activiteiten in Nederland uitvoeren. De Wet Vifo heeft aanzienlijke implicaties voor investeerders en ondernemingen binnen de gespecificeerde sectoren omdat niet-naleving kan leiden tot ernstige sancties, waaronder het verbieden of terugdraaien van de investering, fusie of overname.

Minister in het ongelijk gesteld

Minister Adriaansens is een procedure gestart omdat de wijziging in de zeggenschap over Anteryon (als gevolg van de transactie tussen Suzhou en China Wafer) niet was gemeld bij het BTI. De rechtbank heeft de minister uiteindelijk in ongelijk gesteld. Anteryon heeft aangevoerd dat de zeggenschap door de afspraken tussen de Chinese aandeelhouders van Jingfang Optoelectronics altijd al in handen was van China Wafer. De uitkoop van Suzhou door China Wafer had daardoor in feite geen gevolgen voor de zeggenschap over Anteryon. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat Anteryon de wijziging in het aandeelhouderschap niet had hoeven te melden onder de Wet Vifo. Meer weten over fusies en overnames in het algemeen, of de Wet Vifo in het bijzonder? Neem dan contact op! Tom Oerlemans nieuw 1 [post_title] => Overname, risico voor de nationale veiligheid? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => overname-risico-voor-de-nationale-veiligheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-01 14:04:51 [post_modified_gmt] => 2024-05-01 12:04:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42008 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 41984 [post_author] => 65 [post_date] => 2024-04-30 10:23:47 [post_date_gmt] => 2024-04-30 08:23:47 [post_content] => De juridische strijd van Adidas voor haar drie-strepen duurt voort. Fashion law staat niet stil, zo blijkt maar weer. Waar het tot op heden enkel ging over de drie strepen op het onderkledingstuk, staat in het geschil nu de drie strepen op de arm van een bovenkledingstuk van Adidas. Het gaat om het volgende ingeschreven positiemerk: Afbeelding Adidas Het betreft de grafische voorstelling hiernaast met de volgende omschrijving: “Het merk bestaat uit drie even grote en even brede, parallel lopende strepen aangebracht op een bovenkledingstuk; de strepen lopen langs éénderde (1/3) of méér van de lengte van de mouw van het kledingstuk.”.

Argumenten van partijen

Thom Browne (hierna: “Browne”) heeft een nietigheidsverzoek ingesteld tegen het geregistreerde merk van Adidas. Het merk betreft de drie strepen geregistreerd voor kleding (klasse 25) maar beperkt tot “bovenkleding met mouwen” door Adidas. Volgens Browne kan het geregistreerd merk niet kwalificeren als een “teken” zoals gedefinieerd in de merkenverordening, omdat het “teken” meerdere verschijningsvormen kan aannemen en dus niet specifiek is. Daarnaast zou de omschrijving van het merk niet overeenstemmen met de grafische voorstelling daarvan. Het zou onder meer niet duidelijk zijn waar de strepen zouden beginnen en eindigen als het de lengte van maar éénderde van de mouw zou hebben. Adidas stelt daarentegen dat het merk wél specifiek genoeg is. Het gaat namelijk op drie even lange en evenwijdige strepen aan de zijkant van een mouw die langs de lengte lopen. Kleine verschillen in de lengte zou de consument niet verhinderen om een bepaalde combinatie (het merk) te herkennen en een vervolg aankoop hierop te baseren. Adidas heeft diverse uitspraken aangehaald waarin zowel positief als negatief is geoordeeld over een concrete omschrijving van het merk.

Beslissing van het Gerecht

Het Gerecht gaat hierin mee met het verweer van Adidas. De combinatie van het figuratieve en de beschrijving zijn voldoende concreet. Kleine verschillen in de lengte van de strepen zullen de consumenten niet hinderen om een bepaalde combinatie (de drie even brede en evenwijdige strepen) ter herinneren en hun vervolgaankoop hierop te baseren. De ruimte voor variatie is te beperkt en de kleine verschillen die kunnen ontstaan is aanvaardbaar, aldus het Gerecht. Dus de consument zal het teken dus als een merk herkennen. Kortom, het nietigheidsverzoek van Browne wordt afgewezen en de drie strepen op de mouw van een bovenkledingstuk blijft als een merk van Adidas geregistreerd. Fashion en merken gaan in hand in hand. Niet alleen een naam of logo is van belang. Maar ook de bijzondere merken winnen aan populariteit. Houd ons in de gaten voor updates over Fashion Law. Heb je vragen over merken, neem dan contact op met een van onze specialisten. Mustafa Kahya nieuw 1 [post_title] => Adidas en de strijd om haar drie-strepen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => adidas-en-de-strijd-om-haar-drie-strepen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-04-30 10:23:47 [post_modified_gmt] => 2024-04-30 08:23:47 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41984 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 41950 [post_author] => 39 [post_date] => 2024-04-29 10:24:37 [post_date_gmt] => 2024-04-29 08:24:37 [post_content] =>

Inleiding

Het Wetsvoorstel betaalbare huur zoals ingediend op 5 februari 2024 is er met name op gericht om meer betaalbare huurwoningen te realiseren (het reguleren van de middenhuur middels de modernisering van het woningwaarderingstelsel), huurders daartoe meer bescherming te bieden en ruimte te geven voor verduurzaming en investeringen in (nieuwbouw van) woningen. Om de doelen van de wet te waarborgen zal tevens het Besluit huurprijzen woonruimte moeten worden gewijzigd. Het Ontwerpbesluit is inmiddels aan de Tweede Kamer aangeboden. Uit dit voorstel volgt een impactvolle wijziging voor de kamergewijze huur van woonruimtes, omdat het Ontwerpbesluit een andere definitie voor het begrip ‘zelfstandige woning’ gebruikt. In dit artikel wordt uiteengezet hoe het huidige huursysteem in Nederland op grote lijnen werkt en welke impact de wijziging hier op zal hebben.

Hoe werkt het nu?

Momenteel werkt het huursysteem als volgt. In Nederland kennen we twee type huurwoningen: geliberaliseerd en niet geliberaliseerd, ook wel in de volksmond bekend als sociale huurwoningen en vrije sector woningen.
  • Sociale huurwoningen zijn woningen waarbij de huur onder de huurliberalisatiegrens ligt.
  • Vrije sector woningen zijn woningen waarbij de huur boven de huurliberalisatiegrens ligt.
Voor sociale huurwoningen geldt een wettelijke vastgestelde maximale huurprijsverhoging die afhankelijk is van het inkomen van de huurder. Voor vrije sector woningen geldt dit niet, hier mag de verhuurder zelf de hoogte van de huur bepalen (behoudens maximering van huurverhoging die de Rijksoverheid voor bepaalde jaren in kan stellen, de verwachting is dat dit nog tot 2027 het geval zal zijn). Daarnaast is er nog een ander onderscheid van belang: het onderscheid tussen een zelfstandige en een onzelfstandige woonruimte.
  • Een zelfstandige woonruimte is een woonruimte met een eigen toegang zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten deze woonruimte (zoals vaak een eigen toilet, keuken, badkamer etc.) .
  • Een onzelfstandige woonruimte is een woonruimte waarbij de huurder geen eigen toegang heeft en wezenlijke voorzieningen , zoals een toilet, keuken of badkamer deelt met andere huurders.
Voor sociale huurwoningen geldt dat de maximale huurprijs berekend wordt volgens het woningwaarderingsstelsel (WWS). Dit houdt in dat de huurprijs wordt bepaald aan de hand van een puntensysteem. Het WWS geldt voor zelfstandige en onzelfstandige woonruimtes (WWSO), maar de puntenberekening verschilt wel. Het puntensysteem geldt voor de volledigheid alleen voor sociale huurwoningen, vrije sector woningen zijn namelijk niet gebonden aan de punten en dus ook niet aan maximale huurprijzen. Het puntensysteem is wel van invloed voor vrije sector woningen in de zin dat het wordt gebruikt om te bepalen of een woning in de vrije sector valt.

Wetsvoorstel betaalbare huur

Onder de Wet betaalbare huur verandert de toepassing van het WWS. Met de inwerkingtreding van de Wet betaalbare huur zal het WWS namelijk ook gaan gelden voor huurwoningen in het middensegment (regulering middenhuur). De bedoeling is dat het gereguleerde deel van de huurwoningen wordt uitgebreid van 148 punten (in januari 2024 een huur van €879,66) naar huurwoningen van 186 punten (circa €1100).

Ontwerpbesluit (Besluit betaalbare huur)

In februari 2024 is het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte (ook wel het Besluit betaalbare huur) ingediend, dit is een onderdeel van Wetsvoorstel betaalbare huur. Het Ontwerpbesluit wijzigt het huidige Besluit huurprijzen woonruimte (Bhw). Hieruit volgt dat de wetgever het begrip ‘zelfstandige woonruimte’ voor de toepassing van het WSS beoogd te wijzigen. Onder het huidige Besluit huurprijzen woonruimte bestaat voor het WWS al een verschil in de puntenberekening voor zelfstandige- en onzelfstandige woonruimtes. De volgende definitie wordt onder het Bhw gebruikt voor het begrip ‘zelfstandige woonruimte’: “woningen met een eigen toegang welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning” [art. 7:234 BW]. In het Ontwerpbesluit is een ‘zelfstandige woonruimte’ gedefinieerd als: “een woonruimte als bedoeld in artikel 7:234 van het Burgerlijk Wetboek, welke wordt bewoond door maximaal twee personen of welke wordt bewoond door drie of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben”.

Gevolgen voor de huisvesting van arbeidsmigranten?

Met de nieuwe definitie is de verhuur van één woning aan groepen bewoners zonder dat daarbij sprake is van meerdere onzelfstandige woonruimten minder snel mogelijk. Het is onder het Ontwerpbesluit namelijk vereist dat de verschillende inwoners een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben. Een ‘duurzame gemeenschappelijke huishouding’ wordt in de vaste rechtspraak niet snel aangenomen wanneer het gaat om meerdere huurders. Hierover schreven wij al meermaals in het licht van de omgevingsrechtelijke context van het huisvesten van arbeidsmigranten, waaronder in dit blog. De toetsing aan het WWS van een onzelfstandige woonruimte zal voor de verhuurder veelal een nadelig effect hebben op de maximaal toegestane huurprijs..

Conclusie

Het Ontwerpbesluit en de Wet betaalbaar huren kunnen dus een grote impact hebben op de kamergewijze verhuur van (onder het huidige systeem) zelfstandige woonruimtes. Belangrijk is dat het Ontwerpbesluit en het Wetsvoorstel op dit moment nog niet zijn aangenomen, maar dat het Ontwerpbesluit in februari is aangeboden aan de Tweede Kamer. Laat u bij de huisvesting van arbeidsmigranten in ieder geval tijdig informeren. Dit artikel is mede geschreven door Anne Verberne. Michael de Marco 5   [post_title] => De Wet betaalbare huur: gevolgen voor huisvesting van arbeidsmigranten [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-wet-betaalbare-huur-gevolgen-voor-huisvesting-van-arbeidsmigranten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-04-29 10:35:46 [post_modified_gmt] => 2024-04-29 08:35:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41950 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 41907 [post_author] => 71 [post_date] => 2024-04-24 11:08:07 [post_date_gmt] => 2024-04-24 09:08:07 [post_content] => Een groep schrijvers heeft in oktober 2023 in New York een groepsclaim tegen Bloomberg LP uitgevers ingediend wegens auteursrechtinbreuk. Naast Bloomberg zijn ook Meta en Microsoft voor de rechter gedaagd; de vorderingen tegen deze twee organisaties zijn gescheiden en worden in een procedure in Californië behandeld. Bloomberg gebruikt volgens de schrijvers zonder toestemming hun werken om het large language model ‘BloombergGPT’ te trainen in het kader van financiële analyses. Hiermee zou Bloomberg inbreuk maken op het auteursrecht (oftewel: copyright) van de schrijvers. Bloomberg heeft op 22 maart 2024 gevraagd om de vorderingen van de schrijvers af te wijzen. De twee voornaamste gronden zouden daarvoor zijn dat:
  • De schrijvers niet specifiek genoeg zijn in hun omschrijving van hoe er auteursrechtinbreuk wordt gepleegd en welke boeken er misbruikt zijn door BloombergGPT.
  • BloombergGPT een intern non-profit onderzoeksmodel is. Bloomberg zegt zich daarom te kunnen beroepen op het Amerikaanse principe van fair use. Dit principe, dat we in Nederland niet kennen, maakt het in bepaalde gevallen mogelijk om zonder toestemming rechtvaardig gebruik te maken van auteursrechtelijk beschermd materiaal.
Hoe deze zaak afloopt, houden wij in de gaten! Mocht je in de tussentijd vragen hebben over het auteursrecht en AI, neem dan vooral contact op. Yvonne Vetjens heeft naast juridische kennis tevens jaren ervaring in de culturele sector. Ook hebben we collega’s die hun juridische kennis kunnen combineren met ervaringen uit de tech sector. We kunnen dus vanuit ervaring met je spreken. Yvonne Vetjens 2 [post_title] => Bloomberg reageert op claim schrijvers: AI-tool trainen is geen auteursrechtinbreuk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bloomberg-reageert-op-claim-schrijvers-ai-tool-trainen-is-geen-auteursrechtinbreuk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-04-24 11:08:07 [post_modified_gmt] => 2024-04-24 09:08:07 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41907 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 41908 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-04-24 10:50:45 [post_date_gmt] => 2024-04-24 08:50:45 [post_content] =>

Inleiding

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland gaat het over rechterlijke toetsing van het criterium ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ dat van toepassing is bij de verlening van een buitenplanse omgevingsactiviteit. Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter of er voldoende participatie heeft plaatsgevonden. In dit artikel zal eerst worden uiteengezet wat de buitenplanse omgevingsactiviteit is en wordt daarna de uitspraak van de Rechtbank doorgenomen.

De buitenplanse omgevingsactiviteit (BOPA)

Per 1 januari 2024 is het bestemmingsplan vervangen door het omgevingsplan. Iedere gemeente heeft één omgevingsplan dat de algemene regels voor de fysieke leefomgeving omvat. Wanneer een initiatief niet binnen de regels van het omgevingsplan past zijn er toch manieren waardoor het initiatief alsnog doorgang kan vinden. Past een initiatief niet binnen de regels van het omgevingsplan, dan betekent dit dat de activiteit in strijd is met het omgevingsplan. Deze activiteit kan alsnog worden vergund als een buitenplanse omgevingsactiviteit (BOPA). De procedure voor het verlenen van een BOPA vereist dat de BOPA voldoet aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (EFTAL) [art. 8.0a lid 2 Bkl]. Dit houdt in dat er een balans dient te zijn tussen de verschillende functies die locaties binnen een gebied kunnen vervullen. Daarnaast moet de BOPA voldoen aan de instructieregels voor een EFTAL die opgenomen zijn in het Besluit kwaliteit leefomgeving en de instructieregels in de provinciale omgevingsverordening [art. 8.0b en 8.0e Bkl].

Uitspraak van de Rechtbank Gelderland

Het gaat in deze zaak om een verleende omgevingsvergunning voor het opvangen van asielzoekers in een hotel. Op grond van het omgevingsplan was de opvang van asielzoekers niet toegestaan, daarom heeft het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit verleend. Hiertegen hebben omwonenden bij de voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, zij willen dat de omgevingsvergunning wordt geschorst. In de procedure speelt de vraag of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Daarnaast is in het geding of er voldoende participatie was.

Beoordeling voorzieningenrechter: evenwichtige toedeling van functies aan locaties

Of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties wordt door de voorzieningenrechter beoordeeld door te kijken naar de verschillende argumenten van de verzoekers. De beoordeling wordt hieronder uiteengezet:
  • Veiligheid en overlast
De verzoekers stellen dat de politie onvoldoende capaciteit heeft om de veiligheid van de buurt te garanderen, er mogelijk gevaarlijke verkeerssituaties zullen ontstaan en dat het gaat om asielzoekers die een groot risico voor overlast vormen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat sociale veiligheid en overlast aspecten zijn die het college bij de beoordeling van een evenwichtige toedeling van functies en locaties dient te betrekken. In het concrete geval is er een veiligheidsplan opgesteld door het college, de voorzieningenrechter stelt dat dit expliciet onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. Volgens de voorzieningenrechter zijn er in het veiligheidsplan voldoende voorwaarden gesteld om de veiligheid te waarborgen en overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Hierdoor concludeert de voorzieningenrechter dat het college voldoende oog heeft gehad voor het effect van de asielopvang op de veiligheid.
  • Toerisme
Door de verzoekers wordt beargumenteerd dat de effecten op toerisme onvoldoende zijn meegewogen in het bestreden besluit. Het college geeft aan te erkennen dat de asielopvang tijdelijk negatieve effecten kan hebben voor het toerisme, maar dat het maatschappelijke belang om asielzoekers op te vangen zwaarder gewicht toe komt. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het maatschappelijke belang zwaarder weegt.
  • Zwemschool
Het zwembad in het hotel wordt gebruikt voor zwemles, in de omgevingsvergunning is vastgelegd dat de zwemschool een belangrijke maatschappelijke waarde heeft en dus open moet blijven. Dit wordt volgens verzoekers niet nageleefd omdat de zwemschool gaat sluiten. Hierover stelt de voorzieningenrechter dat uit de omgevingsvergunning blijkt dat de zwemschool open moet kunnen blijven, er is daarom geen strijd met de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Indien dit niet wordt nageleefd is dit een handhavingskwestie over strijd met een vergunningvoorschrift.
  • Ruimtelijke onderbouwing
De verzoekers betwisten de juistheid van de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning. Zij verwachten dat er significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden in de omgeving zullen zijn. De voorzieningenrechter acht de ruimtelijke onderbouwing waarin het aspect stikstof kwalitatief is beoordeeld juist.
  • Alternatieve locaties
Het college heeft volgens verzoekers niet aangetoond dat er geen reële andere alternatieven zijn. Vanuit vaste rechtspraak over de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) volgt dat het bestaan van alternatieven tot het onthouden van medewerking dwingt wanneer deze alternatieven een gelijkwaardig resultaat behalen met aanmerkelijk minder bezwaren. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze rechtspraak ook van toepassing is onder de Omgevingswet. In dit geval hebben verzoekers echter geen gelijkwaardig alternatief aangedragen. Na het aflopen van deze punten heeft de voorzieningenrechter de conclusie genomen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Beoordeling voorzieningenrechter: participatie

Participatie betekent het inwinnen van meningen over een voorgenomen initiatief. Participatie door de initiatiefnemer bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning is in beginsel vrijwillig. Bij een omgevingsvergunning voor een BOPA kan de gemeenteraad echter gevallen aanwijzen waarbij participatie een verplichting is. In de zaak gaat het om zo een aangewezen geval, de gemeenteraad heeft namelijk in het beleid vastgelegd dat voor alle omgevingsvergunningen voor BOPA’s participatie verplicht is. De verzoekers stellen dat zij onvoldoende zijn betrokken en geïnformeerd over de plannen. De vraag die daarom door de voorzieningenrechter dient te worden beoordeeld is of er sprake is van voldoende participatie. De voorzieningenrechter stelt dat wanneer participatie verplicht is, dit inhoudt dat de participatie ‘enige betekenis’ moet hebben. Wat er aan participatie moet worden gedaan hangt af van de aard van het project en de impact van het project op de omgeving. In deze zaak vindt de voorzieningenrechter dat aan participatie is voldaan door betrokkenen per brief op de hoogte te stellen en een informatieavond te houden. Daarnaast verduidelijkt de voorzieningenrechter dat het doel van participatie is om burgers vroegtijdig te betrekken, maar dat dit niet betekent dat de inbreng van burgers beslissende betekenis heeft.

Conclusie

Door middel van deze uitspraak is duidelijk geworden welke aspecten een rol kunnen spelen in de beoordeling of er een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is. Zo heeft de voorzieningenrechter bevestigd dat sociale veiligheid en overlast aspecten zijn die in betrekking dienen te worden genomen. Daarnaast is de voorzieningenrechter ingegaan op de vraag of er voldoende aan participatie is gedaan. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Rechterlijke uitspraak BOPA [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => rechterlijke-uitspraak-bopa [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-14 15:15:22 [post_modified_gmt] => 2024-06-14 13:15:22 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41908 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 42068 [post_author] => 65 [post_date] => 2024-05-08 10:07:53 [post_date_gmt] => 2024-05-08 08:07:53 [post_content] => In deze blogpost analyseren we een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die betrekking heeft op een geschil tussen de Turkse Payporter Odeme Hizmetleri ve Elektronik Para A.S. (hierna "Hizlipara") en de Nederlandse Morpara B.V. (hierna "Morpara"), over het gebruik van het merk 'PayPorter'.

Juridisch kader en geschilpunten

Het geschil draaide om de vraag of Hizlipara Morpara kon verbieden het teken 'PayPorter' te gebruiken na het uiteenvallen van hun zakelijke relatie. Hizlipara, die het geregistreerd beeldmerk in de Europese Unie (“Uniebeeldmerk”) voor 'PayPorter' had geregistreerd, claimde exclusieve rechten op het merk binnen de EU. Morpara verweerde zich door een beroep te doen op een ouder handelsnaamrecht van plaatselijke betekenis en vroeg om het merk van Hizlipara nietig te verklaren in Nederland.

Argumenten en verweren

  1. Ouder recht van plaatselijke betekenis: Morpara betoogde succesvol dat zij de naam 'PayPorter' al gebruikte in Nederland voordat Hizlipara het Uniemerk registreerde. Dit argument is cruciaal omdat artikel 138 lid 3 UMVo[1] bepaalt dat een merkhouder niet kan optreden tegen een ouder recht van plaatselijke betekenis indien dit recht erkend wordt door de nationale wetgeving.
  2. Gebruik van het merk: De rechtbank overwoog dat Morpara aantoonde dat zij de naam en het logo actief gebruikte in het economisch verkeer voordat Hizlipara haar Uniemerk deponeerde. Dit gebruik was voldoende om een ouder handelsnaamrecht te vestigen, wat essentieel was voor Morpara’s verweer.
  3. Nietigheidsverzoek van het Uniemerk: Morpara vroeg ook om het Uniemerk van Hizlipara nietig te verklaren. De rechtbank wees dit verzoek af omdat Morpara onvoldoende onderbouwd had dat zij in andere landen van de Europese Unie beschikte over een ouder recht waarmee zij het gebruik van het jongere Uniemerk door Hizlipara kon verbieden. De rechtbank bepaalde dat er onvoldoende bewijs was dat Morpara een ouder recht van méér dan plaatselijke betekenis had dat de nietigheid van het Uniemerk kon rechtvaardigen.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank wees de vorderingen van Hizlipara in conventie af, op grond dat Morpara een ouder handelsnaamrecht had dat erkend werd door de Nederlandse wetgeving. Dit recht was voldoende om Morpara toe te staan de naam 'PayPorter' te blijven gebruiken in Nederland. In reconventie slaagden de nietigheidsvorderingen van Morpara niet, behalve een gedeeltelijke toekenning van schadevergoeding voor het onrechtmatig handelen van Hizlipara. De rechtbank oordeelde dat Morpara’s claim over de nietigheid van het Uniemerk niet ondersteund werd door voldoende bewijs van een ouder recht van méér dan plaatselijke betekenis in andere EU-landen.

Conclusie

Deze uitspraak onderstreept het belang van het grondig onderzoeken van oudere rechten voor het registreren van een merk in de Europese Unie. De zaak toont aan dat lokale handelsnamen significant kunnen zijn in merkenrechtzaken en illustreert hoe complexe relaties en eerdere samenwerkingen tussen partijen invloed kunnen hebben op de uitkomsten van IE-geschillen. De beslissing benadrukt verder de noodzaak om duidelijke en eerlijke bedoelingen te hebben bij het registreren van merken, vooral wanneer eerdere zakelijke relaties bestaan die conflicterende rechten kunnen opleveren. Voor juristen en advocaten biedt deze zaak waardevolle inzichten in de behandeling van conflicten tussen merken en handelsnamen. Vragen over merken of handelsnamen? Neem dan contact op met Mustafa Kahya. [1] Uniemerkenverordening Mustafa Kahya nieuw 1 [post_title] => Oude handelsnaam tegen een jonger merk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => oude-handelsnaam-tegen-een-jonger-merk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-08 10:07:53 [post_modified_gmt] => 2024-05-08 08:07:53 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42068 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1349 [max_num_pages] => 135 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => e0af230073ca143467ae7b45bc683dda [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
In deze blogpost analyseren we een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die betrekking heeft op een geschil tussen de Turkse Payporter Odeme Hizmetleri ve Elektronik Para A.S. (hierna...
Lees meer
Recentelijk heeft de Advocaat-Generaal uitspraak gedaan over de vraag of een WHOA-akkoord ook een verplichting aan financiers op kan leggen om financiering te blijven verstrekken onder gewijzigde voorwaarden. De conclusie...
Lees meer
De “Aardappelgate” zoals het ED het beschrijft. Alhoewel de feiten in deze bij ons niet bekend zijn, baseren wij ons op wat in het onderstaande artikel van het ED staat....
Lees meer
De rechtbank Den Haag heeft recent een belangrijke uitspraak gewezen in de zaak van Container Centralen A/S tegen de curator van Quality Plants Europe (QPE). Deze zaak biedt inzicht in...
Lees meer
Wat was er aan de hand? In Londen is momenteel een civiele rechtszaak gaande tegen de bestuurders van London Capital & Finance (LCF) en Surge Financial, betreffende een van de...
Lees meer
In het kort Let op de Wet Vifo bij de verkoop aan of investering door een buitenlandse partij. De Wet Vifo is van belang bij investeringen, fusies en overnames met...
Lees meer
De juridische strijd van Adidas voor haar drie-strepen duurt voort. Fashion law staat niet stil, zo blijkt maar weer. Waar het tot op heden enkel ging over de drie strepen...
Lees meer
Inleiding Het Wetsvoorstel betaalbare huur zoals ingediend op 5 februari 2024 is er met name op gericht om meer betaalbare huurwoningen te realiseren (het reguleren van de middenhuur middels de...
Lees meer
Een groep schrijvers heeft in oktober 2023 in New York een groepsclaim tegen Bloomberg LP uitgevers ingediend wegens auteursrechtinbreuk. Naast Bloomberg zijn ook Meta en Microsoft voor de rechter gedaagd;...
Lees meer
Inleiding In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland gaat het over rechterlijke toetsing van het criterium ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ dat van toepassing is bij de verlening van...
Lees meer