Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 4
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 4
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => all
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1490
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 30, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 45227
                    [post_author] => 65
                    [post_date] => 2025-06-30 11:46:15
                    [post_date_gmt] => 2025-06-30 09:46:15
                    [post_content] => Tracpartz exploiteert sinds 2009 een webwinkel onder de domeinnaam TracPartz.nl en verkoopt daarin onderdelen voor oude Japanse minitractoren. Op haar website vermeldt zij bij onderdelen niet alleen informatie van de fabrikant, maar ook eigen verzamelde compatibiliteitsgegevens met andere tractormerken en -typen. In 2018 is haar wederpartij gestart met een concurrerende webwinkel, waarbij hij volgens Tracpartz gebruik heeft gemaakt van deze bijzondere productinformatie.

Na een sommatie van Tracpartz in 2019 – waarin zij zich beriep op auteursrechtinbreuk – verklaarde de wederpartij dat hij elke inbreuk op intellectuele eigendom zou staken. In 2022 volgde een tweede sommatie, waarin Tracpartz stelde dat sprake was van inbreuk op haar databankenrecht. De wederpartij betwistte dit en weigerde een onthoudingsverklaring te ondertekenen. Daarop startte Tracpartz een procedure bij de rechtbank, die haar vorderingen afwees. Tracpartz ging vervolgens in hoger beroep.

Juridisch kader

Centraal staat de vraag of Tracpartz auteursrechten of databankrechten kan inroepen op de bijzondere productinformatie. Volgens de Databankenwet is bescherming alleen mogelijk als sprake is van een substantiële investering in de verkrijging, controle of presentatie van de gegevens. Investeringen in het creëren van de gegevens vallen daar niet onder. Daarnaast geldt dat in het algemeen het overnemen van niet-rechtens beschermde informatie door concurrenten is toegestaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die het gebruik onrechtmatig maken.

Beoordeling

Het hof stelt vast dat Tracpartz onvoldoende heeft onderbouwd dat zij substantiële investeringen heeft gedaan in de verkrijging, controle of presentatie van de bijzondere productinformatie. Reizen naar Japan, vertalingen en interne werkzaamheden zijn niet voldoende gespecificeerd of onderbouwd. Daarmee ontbreekt een databankenrecht. Ook is het gebruik van de informatie door de wederpartij niet onrechtmatig. Het enkel overnemen van niet-beschermde informatie door een concurrent is toegestaan binnen het kader van de vrijheid van ondernemen. Tracpartz heeft geen bijkomende omstandigheden gesteld die dit gebruik onrechtmatig zouden maken. Ook haar beroep op ongerechtvaardigde verrijking faalt, omdat er geen sprake is van een schending van een recht of onrechtmatig handelen. Ten aanzien van de toezegging van de wederpartij uit 2019 oordeelt het hof dat deze toezegging alleen betrekking had op vermeende auteursrechtinbreuken, niet op databankrechten. Omdat er bovendien geen databankrecht bestaat, kan hieruit geen afdwingbare verplichting voortvloeien.

Conclusie

Deze uitspraak onderstreept dat een geslaagd beroep op het databankenrecht alleen mogelijk is wanneer overtuigend en concreet wordt aangetoond dat substantieel is geïnvesteerd in de verkrijging, controle of presentatie van de gegevens. Het enkel creëren van de gegevens volstaat daarvoor niet. Zonder onderbouwing met bijvoorbeeld tijdsbesteding, kosten of inzet van personeel, faalt een beroep op bescherming onder de Databankenwet. Voor advocaten betekent dit dat zij hun cliënten tijdig moeten adviseren over het zorgvuldig vastleggen van relevante investeringen. Indien databankbescherming niet haalbaar is, ligt het voor de hand om alternatieve juridische grondslagen te onderzoeken, zoals auteursrecht of contractuele bescherming. Mustafa Kahya [post_title] => Wel of geen databankenrecht? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wel-of-geen-databankenrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-30 11:46:15 [post_modified_gmt] => 2025-06-30 09:46:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45227 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 45179 [post_author] => 68 [post_date] => 2025-06-19 11:27:41 [post_date_gmt] => 2025-06-19 09:27:41 [post_content] =>

Op 11 maart 2025 deed de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2025:1477) uitspraak in een kort geding. Dit was aangespannen door Stichting Casa Latina tegen een groep ondernemers. Sinds 2022 organiseren deze ondernemers feesten onder dezelfde naam. Beide partijen gebruiken dus de naam "Casa Latina", maar met een ander doel. De stichting bevordert culturele en maatschappelijke participatie van Latijns-Amerikaanse vrouwen. De gedaagden organiseren commerciële dansfeesten met Latijns-Amerikaanse muziek.

De stichting vreesde verwarring bij het publiek. Zij vorderde onder meer dat gedaagden het gebruik van de naam zouden staken.

Wanneer is er sprake van handelsnaamgebruik?

In deze zaak stond de vraag centraal of gedaagden "Casa Latina" als handelsnaam gebruikten. En zo ja, of dit leidde tot verwarringsgevaar met de oudere naam van de stichting. Gedaagden voerden aan dat zij de naam alleen gebruikten voor hun diensten. Volgens hen is dat geen handelsnaamgebruik, zoals gebruikelijk is in de evenementenbranche.

De rechter dacht daar anders over. Het gebruik van een domeinnaam waarop evenementen worden aangekondigd en tickets worden verkocht, kwalificeert wél als handelsnaamgebruik. De naam “Casa Latina” werd duidelijk en prominent op de website gepresenteerd. De werkelijke handelsnaam van gedaagden kwam daar niet op voor. In de ogen van het publiek fungeerde "Casa Latina" dus als handelsnaam.

Geen verwarring ondanks identieke naam

Toch wees de voorzieningenrechter de vorderingen van de stichting af. De handelsnamen zijn identiek. Ook de domeinnamen verschillen nauwelijks. Toch achtte de rechter verwarringsgevaar onvoldoende aannemelijk. De activiteiten en doelgroepen van beide partijen verschillen namelijk sterk.

De stichting bevordert participatie van Latijns-Amerikaanse vrouwen in de Nederlandse samenleving, vooral in Utrecht. De commerciële partij organiseert dansfeesten in onder meer Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. De feesten richten zich op een jong uitgaanspubliek tussen de 18 en 30 jaar. Er is geen specifieke culturele of maatschappelijke focus. Het draait om muziek, dans en entertainment, niet om cultuurbevordering.

Volgens de rechter is de overlap in naam, en een enkel geval van verwarring – zoals een feestganger die per ongeluk contact zocht met de stichting – onvoldoende voor een verbod. Zulke vergissingen zijn verklaarbaar. Ze kwamen voort uit het aanvankelijk ontbreken van duidelijke contactgegevens op de website van gedaagden. Dat is inmiddels hersteld.

Belangenafweging en praktische gevolgen

Bij de beoordeling speelde ook de opgebouwde reputatie van gedaagden een rol. Zij hadden overtuigend aangetoond dat zij onder de naam "Casa Latina" bekendheid hadden verworven. Het wijzigen van die naam zou leiden tot verlies van goodwill. De stichting kon daarentegen niet goed aantonen dat haar belangen echt werden geschaad door het gebruik van de naam.

De rechter wees ook de andere vorderingen van de stichting af. Hieronder vielen de schadevergoeding, overdracht van de domeinnaam en staking van vermeende onrechtmatige handelspraktijken. De stichting werd veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 8.995,-.

Conclusie

Deze uitspraak laat zien dat het gebruik van een identieke handelsnaam niet automatisch leidt tot een verbod voor de andere partij. Doorslaggevend is of er daadwerkelijk verwarringsgevaar bestaat bij het relevante publiek. Dat hangt sterk af van de aard van de ondernemingen en hun doelgroep.

Wilt u weten hoe uw handelsnaam effectief beschermd kan worden of juridisch advies over een mogelijke handelsnaaminbreuk? Neem dan gerust contact op met een van onze specialisten. Neem dan gerust contact op met een van onze specialisten.

Britt van den Branden nieuw [post_title] => Verwarringsgevaar bij handelsnamen: Casa Latina vs. Casa Latina [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verwarringsgevaar-bij-handelsnamen-casa-latina-vs-casa-latina [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-19 11:27:41 [post_modified_gmt] => 2025-06-19 09:27:41 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45179 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 45172 [post_author] => 84 [post_date] => 2025-06-18 15:57:04 [post_date_gmt] => 2025-06-18 13:57:04 [post_content] =>

De termen merk en handelsnaam worden in de praktijk regelmatig door elkaar gehaald. Toch zijn het juridisch gezien twee verschillende begrippen. In een eerdere blog gingen wij hier al op in. In deze blog zoomen we verder in op het ontstaan van een handelsnaamrecht. Ook leggen we uit hoe u een ouder recht op een bepaalde handelsnaam kunt aantonen.

Wat is een merk en wat is een handelsnaam?

Een handelsnaam is de naam waaronder een onderneming of een onderdeel daarvan wordt gedreven. Het recht op een handelsnaam ontstaat niet door registratie. Het ontstaat door feitelijk gebruik in het economisch verkeer, op een manier die voor het publiek kenbaar is. De naam moet zodanig worden gebruikt dat deze een beschermenswaardige bekendheid krijgt. Een inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel is dus niet vereist voor het verkrijgen van een handelsnaamrecht.

Een merkrecht moet daarentegen wél geregistreerd zijn. Het kan dan gaan om een naam, logo, kleur of geluid ter onderscheiding van producten of diensten. Om merkbescherming te krijgen, moet het merk worden ingeschreven. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het Benelux merkenbureau (BOIP) of het Europese merkenbureau (EUIPO).

Een handelsnaam wordt meestal slechts in een beperkt geografisch gebied beschermd. Een merk biedt daarentegen bescherming binnen het volledige gebied waarvoor het is geregistreerd.

Welke gaat voor: merk vs. handelsnaam?

Wanneer twee bedrijven dezelfde naam gebruiken, geldt als uitgangspunt dat het oudste recht voorgaat. Een merkhouder kan zich niet verzetten tegen een ouder handelsnaamrecht van plaatselijke betekenis. Dit geldt ook als het merk is geregistreerd.

De houder van een ouder handelsnaamrecht kan zich in sommige gevallen wél verzetten tegen het gebruik van het merk. Dit heet een ouder recht van plaatselijke betekenis, zoals bedoeld in artikel 2.23 BVIE. Maar wanneer ontstaat zo’n handelsnaam nu precies? En hoe toont u aan dat u een ouder recht bezit? We leggen het uit aan de hand van een recent voorbeeld.

Illustratie: de zaak ‘Cocon Parfumerie’

In mei 2025 deed de rechtbank Gelderland uitspraak in een geschil tussen twee ondernemers uit Zutphen. Beiden wilden parfums verkopen onder de naam Cocon. Aanvankelijk was sprake van een voorgenomen samenwerking onder deze naam. Uiteindelijk gingen beide partijen zelfstandig verder. Beiden claimden de naam als eerste te hebben bedacht.

De ene ondernemer had de naam als merk gedeponeerd (Cocon Parfumerie). De ander begon maanden later met het gebruik van de naam Cocon Perfume op Instagram en op haar website. De merkhouder trad hiertegen op. Zij deed een beroep op haar merkrecht.

De aangesproken ondernemer verweerde zich met een beroep op eerder gebruik van de handelsnaam. De rechtbank oordeelde echter dat zij niet voldoende kon aantonen dat zij vóór de merkregistratie daadwerkelijk onder die naam actief was in het economisch verkeer. Domeinnaamregistraties en voorbereidende gesprekken vormden daarvoor onvoldoende bewijs. De rechter stelde vast dat het merk eerder en rechtsgeldig was ingeschreven. Daarom genoot het merkrecht voorrang.

Het verschil tussen “Perfume” en “Parfumerie” deed er niet toe. Dit verschil was te minimaal.

Twee belangrijke lessen

1. Voorbereidende handelingen kunnen tellen, maar moeten concreet onderbouwd worden

De gedaagde verwees naar verschillende voorbereidingshandelingen. Denk aan correspondentie met leveranciers, het aanvragen van offertes, registratie van domeinnamen, overleg met de bank en inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Zij stelde dat deze activiteiten allemaal onder de naam Cocon Perfume plaatsvonden.

De rechtbank oordeelde dat deze voorbereidingen onvoldoende waren onderbouwd. Ze waren betwist door de eiser en vonden bovendien pas na de merkdepotdatum plaats. Het beroep op een ouder handelsnaamrecht werd daarom verworpen.

De rechter benadrukte dat er vóór de merkregistratie geen aantoonbare economische activiteit onder de naam had plaatsgevonden. Pas daarna ging gedaagde de naam daadwerkelijk voeren in het handelsverkeer. Voor een geldig beroep op een ouder handelsnaamrecht van plaatselijke betekenis is overtuigend bewijs nodig. U moet het gebruik in het economisch verkeer vóór het merkdepot kunnen aantonen. Omdat dat bewijs ontbrak, werd het bestaan van een ouder handelsnaamrecht uitgesloten.

2. Minimale verschillen nemen een merkinbreuk niet weg

Hoewel de namen Cocon Perfume en Cocon Parfumerie niet identiek zijn, oordeelde de rechtbank dat het verschil te klein was. De gemiddelde consument zou dit verschil niet opmerken.

Omdat gedaagde het teken Cocon – dan wel Cocon Perfume – gebruikte ter aanduiding van haar producten, was sprake van merkinbreuk. Dit is een belangrijk aandachtspunt. Ondernemers denken soms dat een subtiele variatie op een merknaam voldoende is om problemen te voorkomen. Dit is echter niet zo. Dit zien we vaker misgaan, bijvoorbeeld bij Lancôme vs. Ninôme.

Conclusie

De zaak Cocon laat zien hoe belangrijk daadwerkelijk gebruik van een handelsnaam is voor het ontstaan van handelsnaamrecht. In tegenstelling tot een merk, dat vanaf inschrijving bescherming biedt (mits binnen vijf jaar in gebruik genomen), ontstaat een handelsnaamrecht pas bij concreet en aantoonbaar gebruik in het economisch verkeer.

Enkel plannen vastleggen, domeinnamen registreren of inschrijven bij de Kamer van Koophandel is daarvoor niet genoeg. Wilt u uw bedrijfsnaam effectief beschermen? Dan is merkregistratie vaak de veiligste weg.

Wilt u zich kunnen beroepen op een ouder handelsnaamrecht tegenover een later geregistreerd merk? Dan moet u uw voorbereidende handelingen goed documenteren. En vooral: aantonen dat u de naam daadwerkelijk vóór de merkregistratie in gebruik heeft genomen.

Heeft u vragen over het handelsnaamrecht, merkenrecht of andere vraagstukken binnen het intellectuele eigendomsrecht? Onze specialisten staan voor u klaar. Noa 1 [post_title] => (Oudere) handelsnaam vs. merkregistratie [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => oudere-handelsnaam-vs-merkregistratie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-18 15:57:04 [post_modified_gmt] => 2025-06-18 13:57:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45172 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 24660 [post_author] => 26 [post_date] => 2025-06-18 11:30:15 [post_date_gmt] => 2025-06-18 09:30:15 [post_content] => BG.legal biedt vastgoedeigenaren en beheerders de mogelijkheid om tegen een vast bedrag van € 500,- het omgevingsplan te laten screenen voor onder meer het huisvesten van arbeidsmigranten, studenten of expats of het splitsen van woningen. Wij geven in een kort en bondig advies aan wat de mogelijkheden zijn op basis van het omgevingsplan. Arbeidsmigranten Lees hier meer informatie over huisvesting arbeidsmigranten. Onze specialisten arbeidsmigranten: mr. R.J. (Rutger) Boogers en mr. M. (Michael) de Marco Rutger BoogersMichael de Marco 4 [post_title] => Arbeidsmigranten huisvesten? Wat zijn de mogelijkheden? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => arbeidsmigranten-huisvesten-wat-zijn-de-mogelijkheden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-18 12:21:42 [post_modified_gmt] => 2025-06-18 10:21:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=24660 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 45155 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-06-12 12:13:19 [post_date_gmt] => 2025-06-12 10:13:19 [post_content] => Op 28 mei 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) weer een belangrijke uitspraak gedaan over natuurvergunningen, stikstof en intern salderen, dit maal in het kader van woningbouw op bemeste landbouwgrond. De Afdeling oordeelt dat intern salderen met stikstofuitstoot van algemene regels (het bemesten van grond) niet is toegestaan tijdens de voortoets en sluit daarbij aan bij de jurisprudentielijn die geldt sinds eind 2024 voor intern salderen met natuur- en milieutoestemmingen. In dit artikel bespreken wij de geldende jurisprudentielijn over intern salderen en de nieuwe uitspraak van de Afdeling.

Jurisprudentielijn intern salderen (sinds 2024)

Veel projecten, zoals nieuwe woningbouw, hebben mogelijke nadelige gevolgen voor Natura 2000-gebieden door de stikstofdepositie die ze veroorzaken. Deze projecten worden Natura 2000-activiteiten genoemd. Uit het natuurbeschermingsrecht volgt dat moet worden beoordeeld of kan worden uitgesloten dat er significante gevolgen zullen zijn voor het Natura 2000-gebied om te bepalen of een natuurvergunning kan worden verleend. Hiervoor wordt eerst een voortoets uitgevoerd, als uit de voortoets volgt dat negatieve gevolgen kunnen worden uitgesloten is er geen natuurvergunning nodig. Wanneer dit niet het geval is moet er een passende beoordeling worden gemaakt, in dat geval zal een natuurvergunning nodig zijn om het project uit te voeren. Tot december 2024 mocht tijdens de voortoets worden gekeken naar intern salderen: het vergelijken van de toekomstige stikstofuitstoot met de huidige referentiesituatie. Als er dan geen sprake was van een toename was er geen natuurvergunning vereist. Op 18 december 2024 heeft de Afdeling de jurisprudentielijn over intern salderen echter gewijzigd met de Rendac-uitspraak. Sindsdien is intern salderen niet meer toegestaan tijdens de voortoets (er mag dan alleen nog worden gekeken naar het project op zichzelf). Intern salderen kan alleen worden ingezet tijdens de passende beoordeling. Hierdoor gelden er strengere voorwaarden voor intern salderen. Intern salderen is namelijk aangemerkt als een mitigerende maatregel wat betekent dat er moet worden voldaan aan het additionaliteitsvereiste (de maatregel mag niet nodig zijn om de staat van de natuur in stand te houden of te verbeteren). Het gevolg hiervan is dat er in veel gevallen een natuurvergunning nodig zal zijn. Eerder schreven wij een artikel waarin we uitgebreid ingaan op de Rendac-uitspraak.

Achtergrond van de zaak

Een projectontwikkelaar wil woningen bouwen op agrarische gronden. Het college van gedupeerde staten heeft een positieve weigering gegeven voor een natuurvergunning voor het woningbouwproject (bouw en gebruik van 162 woningen). Op grond van intern salderen leidt het project namelijk tot een gelijkblijvende of lagere stikstofdepositie dan de referentiesituatie (algemene regels over bemesten), daarom is er volgens het college geen vergunning vereist. Het college oordeelt dat intern salderen mogelijk is in dit geval. Op de betreffende gronden was eerst bemesten toegestaan, doordat de agrarische gronden niet langer worden bemest komt er stikstofruimte vrij voor het bouwen van de woningen. Dit werd gedaan tijdens de voortoets, gebaseerd op kennis toentertijd kon dit omdat het vóór de Rendac-uitspraak was.

Uitspraak ABRvS

Van belang is dat het in deze zaak draait om een andere vorm van intern salderen dan aan de orde was in de Rendac-uitspraak. In de Rendac-uitspraak ging het om intern salderen waarbij er werd gekeken naar natuurvergunningen of milieu toestemmingen. Hier ging het daarentegen om agrarische gronden die worden bemest en waar een beoogde andere activiteit (woningbouw) voor in de plaats moet komen. Voor bemesten is geen natuurvergunning nodig, het is namelijk toegestaan op grond van algemene regels in het bestemmingsplan (tegenwoordig het omgevingsplan). Wanneer er bij intern salderen wordt gekeken naar het bemesten van gronden wordt er voor de referentiesituatie gekeken naar het bestemmingsplan. Wanneer het bestemmingsplan als bestemming ‘landbouwgrond’ onafgebroken heeft toegekend, mag worden aangenomen dat bemesting heeft plaatsgevonden. De omvang van de referentiesituatie hangt vervolgens af van de hoogste stikstofgebruiksnorm die is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Het gebruik van de grond als landbouw grond mag echter niet structureel zijn beëindigd. De Afdeling trekt dus de jurisprudentielijn van 18 december door, waardoor ook intern salderen met algemene regels voor bemesten onder de Rendac-uitspraak valt. De Afdeling vernietigt daarom de positieve weigering en oordeelt dat er alsnog een passende beoordeling moet worden gemaakt voor het woningbouwproject.

Concluderend

De mogelijkheden voor de voortoets bij natuurvergunningverlening zijn met deze uitspraak van de Afdeling opnieuw verder beperkt. Wel is het nog steeds mogelijk om intern te salderen met bemeste landbouwgronden, dit wordt dan echter onderdeel van de passende beoordeling en kent dus strengere voorwaarden. De Afdeling heeft opnieuw een stroomschema gepubliceerd waarin de Rendac-uitspraak en de uitspraak van 28 mei stapsgewijs zijn uitgewerkt. Rutger Boogers [post_title] => Intern salderen met bemesting? Passende beoordeling vereist [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => intern-salderen-met-bemesting-passende-beoordeling-vereist [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-12 12:13:19 [post_modified_gmt] => 2025-06-12 10:13:19 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45155 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 45120 [post_author] => 65 [post_date] => 2025-06-05 16:28:03 [post_date_gmt] => 2025-06-05 14:28:03 [post_content] => In een recente uitspraak boog het Hof van Beroep te Brussel zich over de vraag of het logo “GRATIS” als beeldmerk kan worden ingeschreven in het Benelux-merkenregister. Eiseres, het Turkse bedrijf GRATIS IC VE DIS TICARET A.S., wilde het logo “gratis” als merk laten registreren voor diverse producten en diensten. Het ging om onder meer schoonmaakmiddelen (klasse 3), farmaceutische producten (klasse 5), huishoudelijke artikelen (klasse 21) en kleding (klasse 25). Afbeelding Gratis

Overwegingen van het hof

Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BOIP) weigerde de inschrijving. Volgens BOIP was het merk beschrijvend (art. 2.11 (1)(b) BVIE) en zonder onderscheidend vermogen (art. 2.11(1)(c) BVIE). Het woord “gratis” verwijst volgens het BOIP alleen naar het kosteloze karakter van een product of dienst. Het duidt volgens hen niet op de commerciële herkomst.

Het hof onderzocht of de weigeringsgronden correct waren toegepast. Het baseerde zich op vaste Europese rechtspraak. Die rechtspraak stelt dat een minimum aan onderscheidend vermogen voldoende kan zijn. Maar niet elk teken kan zomaar worden ingeschreven. Het hof stelde vast dat “gratis” in het Frans en Nederlands gewoon “kosteloos” betekent. In het economisch verkeer wordt dit gebruikt als promotiemiddel. Voor de gemiddelde Benelux-consument verwijst dit woord enkel naar een eigenschap van het product of de dienst. Het verwijst niet naar de herkomst van het product.

Beoordeling van de vormgeving

Het hof keek ook naar de grafische vormgeving van het logo. Het betrof het woord “gratis” in paarse blokletters, met daaronder een roze streep. Dit stond in een gele spraakwolk binnen een paarse rechthoek. Het hof vond deze grafische elementen banaal en decoratief. Ze gaven het teken geen voldoende onderscheidend vermogen. De combinatie was niet fantasierijk of origineel. Daarom kon de vormgeving het beschrijvende karakter niet compenseren.

GRATIS stelde nog dat het teken voor bepaalde producten, zoals parfums en cosmetica, wél ingeschreven moest kunnen worden. Ook dat betoog werd afgewezen. Volgens het hof blijft het woord “gratis” ook daar beschrijvend of zonder onderscheidend vermogen. Het geeft alleen aan dat het product gratis wordt aangeboden.

Beslissing

Het hof bevestigde de weigering van het BOIP. Woorden die puur beschrijvend zijn, krijgen geen merkbescherming. Dat geldt ook als er simpele grafische elementen worden toegevoegd. Wie in de Benelux merkbescherming wil, moet tekens kiezen met voldoende onderscheidend vermogen. Vermijd daarbij beschrijvende woorden in het Frans en/of Nederlands. De vordering van GRATIS werd afgewezen. De uitspraak toont het belang van een goede merkstrategie. Onderscheidend vermogen is essentieel, zelfs als het merk buiten de Benelux bekend is.

Hierbij de Engelse versie. Mustafa Kahya [post_title] => Bekend in het buitenland, geen merk in de Benelux [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bekend-in-het-buitenland-geen-merk-in-de-benelux [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-11 11:03:40 [post_modified_gmt] => 2025-06-11 09:03:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45120 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 45111 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-06-05 13:53:45 [post_date_gmt] => 2025-06-05 11:53:45 [post_content] => Op 4 juni 2025 heeft de rechtbank Den Haag de natuurvergunning voor luchthaven Schiphol vernietigd (ECLI:NL:RBDHA:2025:9782). De uitspraak is in het licht van de eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2024, niet verrassend maar daardoor niet minder van belang. In deze blog bespreken we de kern van de uitspraak en de bredere betekenis ervan voor de praktijk.

Wat speelde er?

Het ging om vier beroepsprocedures tegen de natuurvergunning die de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan Schiphol had verleend. Deze vergunning was nodig omdat Schiphol stikstof uitstoot die neerslaat op (nabijgelegen) Natura 2000-gebieden. Van belang is dat bij de stikstofberekening gebruik is gemaakt van intern en extern salderen om aan te tonen dat de stikstofbelasting niet zou toenemen.

Waarom vernietigt de rechtbank de vergunning?

De rechtbank oordeelt dat de minister de bestaande rechten van Schiphol correct in kaart heeft gebracht. Ook de stikstofneerslag die al plaatsvond op grond van deze bestaande rechten – op een klein onderdeel na –  en in de situatie waarvoor de natuurvergunning is aangevraagd, is op de juiste wijze berekend. Aan de berekeningen zelf is dus niet weinig mis. Bij het wegstrepen van stikstofneerslag van de aangevraagde situatie tegen de stikstofneerslag vanwege de bestaande rechten (intern salderen) heeft de minister echter niet onderzocht of eventuele ‘stikstofwinst’ niet eerst naar natuurherstel moet gaan voordat die voor Schiphol kan worden ingezet. Dit wordt het additionaliteitsvereiste genoemd. De minister had moeten motiveren dat al voldoende maatregelen zijn getroffen om te verzekeren dat kwetsbare natuurgebieden behouden blijven of om te voorkomen dat ze verder verslechteren. Dat het niet is gedaan, is een gebrek in het besluit. Voor het verlenen van de natuurvergunning is ook gebruik gemaakt van extern salderen. Hiervoor zijn negen agrarische bedrijven aangekocht waarvan de stikstofrechten zijn gebruikt om de exploitatie van Schiphol mogelijk te maken. Ook daarvoor geldt het additionaliteitsvereiste. De minister had moeten motiveren dat de stikstofrechten niet al nodig zijn voor natuurherstel, voordat deze rechten door Schiphol mochten worden gebruikt. Ook bij het extern salderen heeft de minister dit onvoldoende gemotiveerd.

Onze visie

Deze uitspraak legt eens te meer bloot dat na het op zichzelf genomen correct vaststellen van de stikstofdepositie met als gevolg dat geen significante (nadelige) gevolgen voor Natura 200-gebieden zijn te verwachten, de juridische toets nog niet is afgerond. Dan volgt immers de toets aan het additionaliteitsvereiste. Naar mate de omliggende natuurgebieden in slechtere staat verkeren, zal het steeds moeilijker zijn de ‘stikstofwinst’ in te zetten voor het project zelf. Gezien het feit dat er nog steeds geen landelijke oplossing is, en die - helaas -  voorlopig ook niet gaat komen, zal dit beginsel voorlopig niet aan betekenis verliezen. Heeft u hierover vragen? Neem dan contact op met Rutger Boogers. Rutger Boogers [post_title] => Rechtbank vernietigt natuurvergunning Schiphol [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => rechtbank-vernietigt-natuurvergunning-schiphol [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-05 14:40:46 [post_modified_gmt] => 2025-06-05 12:40:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45111 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 45084 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-06-04 11:57:46 [post_date_gmt] => 2025-06-04 09:57:46 [post_content] => De Afdeling Advisering van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op verzoek van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (‘LVVN’) een adviesgegeven over de mogelijkheden om een rekenkundige ondergrens te introduceren voor stikstofdepositie. De minister van LVVN wil een wetenschappelijk onderbouwde rekenkundige ondergrens introduceren voor stikstofdepositie van minder dan 1 mol per hectare per jaar, hierdoor zou de vergunningverlening weer op gang kunnen komen. In dit artikel bespreken wij wat deze rekenkundige ondergrens zou inhouden en wat de Afdeling heeft geadviseerd.

Stikstofdepositie & Natura 2000-gebieden

In Nederland zijn er meer dan 160 Natura 2000-gebieden. Natura 2000-gebieden zijn gebieden aangewezen op grond van Europees recht waarvoor vanwege de aanwezigheid van beschermde soorten en habitattypen strenge regels gelden over de stand van de natuur. De beschermingsregels voor Natura 2000-gebieden hebben invloed op de vergunningverlening voor projecten. Projecten die niet nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied kunnen alsnog effect hebben op de staat van instandhouding van de gebieden, doordat de stikstof in de gebieden schade kan veroorzaken. Deze projecten worden ‘Natura 2000-activiteiten’ genoemd, hiervoor is dus vaak een natuurvergunning nodig. Als er bijvoorbeeld 20 km buiten een Natura 2000-gebied woningen gebouwd worden, kan de stikstofdepositie van dit bouwproject gevolgen hebben voor het Natura 2000-gebied 20 km verderop. De afgelopen jaren is het stikstofprobleem steeds groter geworden, waardoor een minimale stikstofdepositie al tot problemen kan leiden in de Natura 2000-gebieden. Hierdoor ligt op veel plekken de verlening van natuurvergunningen stil.

Rekenkundige ondergrens

De depositie van stikstof wordt berekend met de AERIUS Calculator. De minister van LVVN wil voor de berekening van stikstofdepositie een wetenschappelijk onderbouwde rekenkundige ondergrens voor stikstofdepositie introduceren. Op dit moment wordt  een programma-technische ondergrens gehanteerd. Deze grens ligt op 0,005 mol stikstof per hectare per jaar. Deze grens houdt in dat alle stikstofneerslag onder 0,005 mol wordt afgerond naar 0,00 en dus niet wordt meegerekend. De minister van LVVN wil deze grens verhogen naar 1 mol stikstof per hectare per jaar. Met de verhoging van de ondergrens zullen veel projecten met kleine emissies geen natuurvergunning meer nodig hebben. Het argument voor het invoeren van een rekenkundige ondergrens is dat bij alle stikstofemissie onder een bepaalde grens de hoeveelheid stikstof te laag is om een causaal verband vast te stellen tussen de emissie en de depositie op een Natura 2000-gebied. De AERIUS Calculator kan daarvoor volgens het expertoordeel waar de minister zich op baseert niet ‘precies’ genoeg rekenen. Het expertoordeel is via zogenaamde peerreviews getoetst door andere wetenschappers.

Voorlichting van de Afdeling advisering

De Afdeling oordeelt dat het invoeren van een rekenkundige ondergrens niet zonder risico’s is. Er is onder wetenschappers geen overeenstemming over een ‘juiste’ ondergrens en er is een gebrek aan consensus ook onder de peerreviews van het expertoordeel. Dit levert problemen op met het voorzorgsbeginsel uit het Europese recht (art. 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn) waaruit volgt dat overheden op basis van objectieve gegevens moeten uitsluiten dat projecten significante gevolgen hebben voor Natura 2000-gebieden. Het vaststellen van een ondergrens is daardoor mogelijk uiteindelijk een politieke, beleidsmatige keuze in plaats van een wetenschappelijke, rekenkundige ondergrens. De Afdeling benadrukt dat iedere individuele stikstofbron tot stikstofdepositie kan leiden. Als de depositie niet kan worden gemeten door AERIUS, kan deze alsnog wel zo adequaat mogelijk worden berekend en ingeschat. Naast meetdetectie spelen ook andere factoren een rol waarmee de AERIUS Calculator rekening houdt. Daarnaast is het zo dat alle ‘kleine’ emissies opgeteld alsnog zullen zorgen voor een algemene stijging van stikstofdepositie. Daarom moet de rekenkundige ondergrens verbonden zijn aan een algemene, structurele daling van stikstofemissies. De Afdeling wijst dan ook op de noodzaak van een robuust, geloofwaardig en effectief pakket van natuurherstelmaatregelen.

Concluderend

Volgens de Afdeling is het introduceren van een ondergrens dus kwetsbaar en kan deze in een gerechtelijke procedure ter discussie worden gesteld. Het is niet aan de Afdeling advisering, maar uiteindelijk aan de rechter om een oordeel te geven over de juridische houdbaarheid van de ondergrens. Voorop staat volgens de Afdeling dat fors natuurherstel in Nederland dringend nodig is, alleen dan is een rekenkundige ondergrens eventueel verdedigbaar. De minister van LVVN heeft aangegeven om voor de zomer met een uitgebreide reactie te komen, waarop het kabinet dan ook een besluit zal nemen over een verantwoorde rekenkundige ondergrens. Wij houden u op de hoogte van verdere ontwikkelingen. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Raad van State kritisch op rekenkundige ondergrens stikstofdepositie [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => raad-van-state-kritisch-op-rekenkundige-ondergrens-stikstofdepositie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-04 11:57:46 [post_modified_gmt] => 2025-06-04 09:57:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45084 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 45074 [post_author] => 68 [post_date] => 2025-05-21 14:10:51 [post_date_gmt] => 2025-05-21 12:10:51 [post_content] => De bescherming van ontwerpen zorgt ervoor dat anderen het niet klakkeloos over kunnen nemen. Op gebruiksvoorwerpen kunnen (vooralsnog) verschillende intellectuele eigendomsrechten rustten, zoals het auteursrecht en het modellenrecht. Op Europees niveau wordt flink gediscussieerd over of, en zo ja wanneer, een gebruiksvoorwerp auteursrechtelijke bescherming kan genieten. Een werk moet namelijk oorspronkelijk zijn, waarbij de maker vrije en creatieve keuzes heeft gemaakt. Terwijl bij gebruiksvoorwerpen, veel aspecten van het ontwerp al ‘vastliggen’ vanwege de functionaliteit. De Europese Advocaat-Generaal (AG) Szpunar heeft in de conclusie van 8 mei 2025 belangrijke uitleg gegeven over de auteursrechtelijke bescherming van gebruiksvoorwerpen. De belangrijkste punten uit deze conclusie komen aan bod in deze blog.

De aanleiding

Al eerder, in het Cofemel-arrest, oordeelde het HvJ EU dat voor toegepaste kunst dezelfde originaliteitstest geldt als voor andere werken. Tegelijkertijd benadrukte het HvJ EU dat zulke werken alleen in beperkte gevallen auteursrechtelijke bescherming mogen krijgen, om het evenwicht met het modellenrecht te bewaren. De volgende drie vragen vormden kortweg de aanleiding van de recente conclusie over de bescherming van gebruiksvoorwerpen:
  1. Moeten er strengere eisen worden gesteld aan de toetsing van de oorspronkelijkheid van werken van toegepaste kunst?
  1. Moet bij de toetsing van oorspronkelijkheid (mede) worden uitgegaan van de subjectieve visie van de maker op het scheppingsproces? En moeten vrije en creatieve keuzes bewust gemaakt worden?
  1. Is bij de toetsing van oorspronkelijkheid beslissend of de artistieke schepping objectief tot uitdrukking is gekomen? Kunnen daarbij omstandigheden worden meegenomen zoals de presentatie ervan in kunsttentoonstellingen of musea of de erkenning ervan in vakkringen?
Oftewel: gelden er strengere eisen voor de bescherming van gebruiksvoorwerpen? En hoe subjectief en objectief dient de oorspronkelijkheid vastgesteld te worden?

De kern: wat is een auteursrechtelijk beschermd ‘werk’?

Volgens het auteursrecht is een voorwerp een auteursrechtelijk beschermd ‘werk;  als het een eigen intellectuele schepping is van de maker. Een werk moet de persoonlijkheid van de maker weerspiegelen, doordat het uitdrukking geeft aan zijn of haar vrije en creatieve keuzes. Deze keuzes moeten zichtbaar zijn in het uiteindelijke ontwerp. Dit wordt ook wel het originaliteitscriterium genoemd.

Geen extra eisen voor gebruiksvoorwerpen

Het auteursrecht moet niet te gemakkelijk worden toegekend aan werken van toegepaste kunst. Het originaliteitscriterium, dat rekening houdt met de feitelijke beperkingen op creativiteit in de context van werken van toegepaste kunst, moet strikt worden toegepast, aldus de AG. Dit betekent echter niet dat er strengere eisen gelden voor de oorspronkelijkheid van gebruiksvoorwerpen zoals meubels, oftewel werken van toegepaste kunst, dan voor andere werken. Dit is een geruststelling voor ondernemers. Een stoel wordt dus op dezelfde manier beoordeeld als een schilderij. Zolang het ontwerp vrije en creatieve keuzes bevat, kan het auteursrechtelijke bescherming genieten.

Vrije keuzes

Er moet dus sprake zijn van ‘vrije keuzes’ van de maker. De AG maakt daarbij duidelijk dat niet-vrije keuzes:
  • zijn ingegeven door technische of andere beperkingen; of
  • het resultaat zijn van ofwel zuiver utilitaire overwegingen, ofwel methoden of normen die gewoonlijk bij de vervaardiging van de betrokken voorwerpen worden gebruikt; of
  • volstrekt onbeduidend of banaal zijn.

Creatieve keuzes

Naast de vrije keuzes moet ook sprake zijn van ‘creatieve keuzes’.  Dit zijn volgens de AG niet:
  • keuzes zijnde kopiëen van bestaande werken;
  • vakkundige of ambachtelijke keuzes;
  • triviale variaties;
  • voor de hand liggende keuzes;
  • keuzes die bestaande trends volgen; of
  • keuzes die bepaald worden door functionele doelen.
De mogelijkheid om vrije keuzes te maken, leidt niet tot een vermoeden van creatieve keuzes. De creatieve keuzes moeten de persoonlijkheid van de ontwerper weerspiegelen in de uiteindelijke uitvoering van het ontwerp. Hieruit moet blijken dat het werk van de ontwerper zich onderscheidt van dat van andere ontwerpers.

Oorspronkelijkheid

Verder kunnen de volgende omstandigheden in overweging worden genomen bij de uiteindelijke beoordeling van de oorspronkelijkheid van het betrokken voorwerp:
  • de bedoeling van de ontwerper tijdens de creatie en zijn inspiratiebronnen;
  • het gebruik van (al dan niet) gangbare modellen;
  • de waarschijnlijkheid dat onafhankelijk van het betrokken voorwerp een gelijkaardig voorwerp wordt gemaakt; en
  • de erkenning van het voorwerp in vakkringen.
Deze omstandigheden zijn echter niet doorslaggevend. De rechter beoordeelt telkens objectief of er sprake is van een oorspronkelijk werk. In het geval van werken van toegepaste kunst is de vrijheid van de ontwerpers relatief klein door verschillende beperkingen en schaarste aan creatieve elementen. Toch kunnen zeer gelijkaardige of identieke keuzes van verschillende auteurs creatief zijn en sluit de mogelijkheid dat een gelijkaardig voorwerp onafhankelijk wordt gemaakt, een gebruiksvoorwerp niet uit van auteursrechtelijke bescherming. Let wel, dat een voorwerp tentoon wordt gesteld in een museum is geen (doorslaggevende) factor om aan te tonen dat iets auteursrechtelijk beschermd is. Het is hoogstens een aanwijzing dat iets oorspronkelijk kan zijn, net als de erkenning ervan in vakkringen. Wat zijn dan wel belangrijke factoren bij de beoordeling van de oorspronkelijkheid van een werk? Dat zijn dus echt de vrije én creatieve keuzes van de maker.

Beoordeling van een inbreuk

Om een inbreuk op het auteursrecht vast te stellen, moet de rechter bepalen of creatieve elementen van het beschermde werk op een herkenbare manier zijn overgenomen in het mogelijk inbreukmakende voorwerp. Het is niet voldoende als er slechts sprake is van onvoldoende verschillende algemene indrukken of dat het beschermde werk een hoge mate van oorspronkelijkheid heeft. In de praktijk zullen werken van toegepaste kunst die de originaliteitsdrempel halen veelal een laag niveau van originaliteit vertonen. Aangezien er enkel sprake is van een inbreuk als hetgeen wat het werk origineel maakt is gereproduceerd, zal het daarom vaak om een exacte reproductie moeten gaan, om te kunnen spreken van een inbreuk op het auteursrecht van een gebruiksvoorwerp.

Conclusie

Kortom, voor werken van toegepaste kunst gelden géén strengere eisen dan voor andere creatieve werken. Het vereiste is en blijft dat het werk het resultaat is van vrije en creatieve keuzes van de maker, waardoor het zijn/haar persoonlijke stempel draagt. De subjectieve visie van de maker (zoals intentie of inspiratie) kan hierbij meegewogen worden, maar is niet doorslaggevend. Wat telt is of het eindresultaat objectief gezien een oorspronkelijk karakter oplevert. Het maakt niet uit of de keuzes bewust of onbewust zijn gemaakt. Omstandigheden zoals erkenning in vakkringen of presentatie in musea mogen meegewogen worden bij de beoordeling van originaliteit, maar zijn niet beslissend voor de vraag of het werk auteursrechtelijk beschermd is. Heeft u vragen over de bescherming van uw productdesign of wilt u juridisch sterker optreden tegen kopieën van uw ontwerp? Neem dan contact op meteen van onze specialisten. Britt van den Branden nieuw 1 [post_title] => Bescherm het design van uw gebruiksvoorwerpen met auteursrecht [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bescherm-het-design-van-uw-gebruiksvoorwerpen-met-auteursrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-04 14:40:12 [post_modified_gmt] => 2025-06-04 12:40:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45074 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 45067 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-05-21 10:44:17 [post_date_gmt] => 2025-05-21 08:44:17 [post_content] => Natuurbeschermingsrecht: wanneer is er sprake van een beheermaatregel?    ECLI:NL:RVS:2025:2198

Inleiding

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op 14 mei een interessante uitspraak gedaan voor het natuurbeschermingsrecht. In de uitspraak heeft de Afdeling uiteengezet wanneer er sprake is van een beheermaatregel: een project dat direct verband houdt of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Duidelijkheid over beheermaatregelen is van belang voor de praktijk omdat dit bepaalt of er sprake is van een natuurvergunningsplicht. In dit artikel gaan wij in op het natuurbeschermingsrecht en de uitspraak van de Afdeling.

Natura 2000-gebieden

In Nederland zijn er 162 Natura 2000-gebieden, dit zijn gebieden die zijn aangewezen op grond van Europees recht (de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn). In deze natuurgebieden komen soorten en habitattypen voor die natuurbescherming behoeven om de biodiversiteit te waarborgen.

Natuurbeschermingsrecht

Op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder e, van de Omgevingswet is het verboden om zonder een natuurvergunning een Natura 2000-activiteit te verrichten. Een Natura 2000-activiteit is een activiteit die niet direct verband houdt of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die wel significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet was dit verbod opgenomen in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming. Een vergunning is echter niet nodig wanneer het gaat om een beheermaatregel, een maatregel die nodig is voor de beheer van het Natura 2000-gebied of daarmee verband houdt. Het is daarom belangrijk voor de praktijk om te weten wanneer er sprake is van een beheermaatregel.

Het geschil

In 2020 is aan Staatsbosbeheer een vergunning verleend op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming om vernattingsmaatregelen uit te voeren in een Natura 2000-gebied (de Oostvaardersplassen). Het natter maken van een deel van het Natura 2000-gebied is volgens Staatsbosbeheer nodig voor de instandhoudingsdoelstellingen van de beschermde vogelsoorten. In 2022 is de verleende natuurvergunning herroepen. Volgens het college van gedeputeerde staten is er namelijk geen natuurvergunning nodig omdat het gaat om beheermaatregelen. Tegen de beslissing van het college zijn twee stichtingen in bezwaar, beroep en vervolgens hoger beroep gegaan. Volgens de stichtingen is er wel een natuurvergunning nodig omdat er naast de vernattingsmaatregelen ook reactieve doelstellingen worden nagestreefd door Staatsbosbeheer en omdat er significante negatieve gevolgen zouden zijn.

Beheermaatregelen

Om te kwalificeren als een beheermaatregel moet een project of activiteit daadwerkelijk bijdragen aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied én moet dit het hoofddoel zijn van het project of de activiteit. De Afdeling geeft verder nog de volgende relevante overwegingen:
  • Van belang is dat een beheermaatregel niet per se hoeft te zijn opgenomen in het beheerplan. Het beheerplan bevat wel relevante informatie over instandhoudingsdoelstellingen en andere maatregelen, daarom kan het beheerplan wel relevant zijn om te beoordelen of er sprake is van een beheermaatregel. Maar, een beheermaatregel kan dus ook los van het beheerplan bestaan.
  • Het is niet vereist dat een beheermaatregel alle instandhoudingsdoelstellingen van het gebied behaalt. Maar de gevolgen van de beheermaatregel moeten wel (ecologisch) worden beoordeeld in samenhang met alle instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. Een beheermaatregel kan dus gericht zijn op één of een aantal specifieke instandhoudingsdoelstellingen.
  • Het kan zo zijn dat een beheermaatregel significante, negatieve gevolgen heeft voor enkele soorten of habittattypen in het Natura 2000-gebied. Ondanks deze negatieve gevolgen kan er nog steeds sprake zijn van een beheermaatregel.
  • Als een project of activiteit uit meerdere elementen bestaat zijn alleen de delen die bijdragen aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen aan te merken als beheermaatregelen.
  • Maatregelen die verband houden of nodig zijn voor het beheer mogen tegelijkertijd een secundair ander doel dienen, zo lang ze maar primair voor beheer zijn genomen. Dat de vernattingsmaatregelen dus tevens een recreatief doel dienen is niet relevant oordeelt de Afdeling.

Concluderend

In de uitspraak heeft de Afdeling duidelijk uiteengezet wanneer er sprake is van een beheermaatregel en welke overwegingen hierbij een rol spelen. Hiermee is het dus duidelijker wanneer er geen omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig is. De uitspraak laat wel zien dat er enige beoordelingsruimte is bij het vaststellen van beheermaatregelen, zo kan een beheermaatregel bijvoorbeeld secundaire doelen dienen of kan het eventueel negatieve effecten hebben op een deel van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Rutger Boogers [post_title] => Natuurbeschermingsrecht: Afdeling verduidelijkt wanneer er sprake is van een beheermaatregel [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => natuurbeschermingsrecht-afdeling-verduidelijkt-wanneer-er-sprake-is-van-een-beheermaatregel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-04 11:54:15 [post_modified_gmt] => 2025-06-04 09:54:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45067 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 45227 [post_author] => 65 [post_date] => 2025-06-30 11:46:15 [post_date_gmt] => 2025-06-30 09:46:15 [post_content] => Tracpartz exploiteert sinds 2009 een webwinkel onder de domeinnaam TracPartz.nl en verkoopt daarin onderdelen voor oude Japanse minitractoren. Op haar website vermeldt zij bij onderdelen niet alleen informatie van de fabrikant, maar ook eigen verzamelde compatibiliteitsgegevens met andere tractormerken en -typen. In 2018 is haar wederpartij gestart met een concurrerende webwinkel, waarbij hij volgens Tracpartz gebruik heeft gemaakt van deze bijzondere productinformatie. Na een sommatie van Tracpartz in 2019 – waarin zij zich beriep op auteursrechtinbreuk – verklaarde de wederpartij dat hij elke inbreuk op intellectuele eigendom zou staken. In 2022 volgde een tweede sommatie, waarin Tracpartz stelde dat sprake was van inbreuk op haar databankenrecht. De wederpartij betwistte dit en weigerde een onthoudingsverklaring te ondertekenen. Daarop startte Tracpartz een procedure bij de rechtbank, die haar vorderingen afwees. Tracpartz ging vervolgens in hoger beroep.

Juridisch kader

Centraal staat de vraag of Tracpartz auteursrechten of databankrechten kan inroepen op de bijzondere productinformatie. Volgens de Databankenwet is bescherming alleen mogelijk als sprake is van een substantiële investering in de verkrijging, controle of presentatie van de gegevens. Investeringen in het creëren van de gegevens vallen daar niet onder. Daarnaast geldt dat in het algemeen het overnemen van niet-rechtens beschermde informatie door concurrenten is toegestaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die het gebruik onrechtmatig maken.

Beoordeling

Het hof stelt vast dat Tracpartz onvoldoende heeft onderbouwd dat zij substantiële investeringen heeft gedaan in de verkrijging, controle of presentatie van de bijzondere productinformatie. Reizen naar Japan, vertalingen en interne werkzaamheden zijn niet voldoende gespecificeerd of onderbouwd. Daarmee ontbreekt een databankenrecht. Ook is het gebruik van de informatie door de wederpartij niet onrechtmatig. Het enkel overnemen van niet-beschermde informatie door een concurrent is toegestaan binnen het kader van de vrijheid van ondernemen. Tracpartz heeft geen bijkomende omstandigheden gesteld die dit gebruik onrechtmatig zouden maken. Ook haar beroep op ongerechtvaardigde verrijking faalt, omdat er geen sprake is van een schending van een recht of onrechtmatig handelen. Ten aanzien van de toezegging van de wederpartij uit 2019 oordeelt het hof dat deze toezegging alleen betrekking had op vermeende auteursrechtinbreuken, niet op databankrechten. Omdat er bovendien geen databankrecht bestaat, kan hieruit geen afdwingbare verplichting voortvloeien.

Conclusie

Deze uitspraak onderstreept dat een geslaagd beroep op het databankenrecht alleen mogelijk is wanneer overtuigend en concreet wordt aangetoond dat substantieel is geïnvesteerd in de verkrijging, controle of presentatie van de gegevens. Het enkel creëren van de gegevens volstaat daarvoor niet. Zonder onderbouwing met bijvoorbeeld tijdsbesteding, kosten of inzet van personeel, faalt een beroep op bescherming onder de Databankenwet. Voor advocaten betekent dit dat zij hun cliënten tijdig moeten adviseren over het zorgvuldig vastleggen van relevante investeringen. Indien databankbescherming niet haalbaar is, ligt het voor de hand om alternatieve juridische grondslagen te onderzoeken, zoals auteursrecht of contractuele bescherming. Mustafa Kahya [post_title] => Wel of geen databankenrecht? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wel-of-geen-databankenrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-06-30 11:46:15 [post_modified_gmt] => 2025-06-30 09:46:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45227 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1490 [max_num_pages] => 149 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => e0af230073ca143467ae7b45bc683dda [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:3c7522298ab053900a53386e9c825bf5:0.36477000 17582128390.71114000 1758212839 [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Tracpartz exploiteert sinds 2009 een webwinkel onder de domeinnaam TracPartz.nl en verkoopt daarin onderdelen voor oude Japanse minitractoren. Op haar website vermeldt zij bij onderdelen niet alleen informatie van de...
Lees meer
Op 11 maart 2025 deed de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2025:1477) uitspraak in een kort geding. Dit was aangespannen door Stichting Casa Latina tegen een groep ondernemers. Sinds 2022...
Lees meer
De termen merk en handelsnaam worden in de praktijk regelmatig door elkaar gehaald. Toch zijn het juridisch gezien twee verschillende begrippen. In een eerdere blog gingen wij hier al op...
Lees meer
BG.legal biedt vastgoedeigenaren en beheerders de mogelijkheid om tegen een vast bedrag van € 500,- het omgevingsplan te laten screenen voor onder meer het huisvesten van arbeidsmigranten, studenten of expats of het splitsen...
Lees meer
Op 28 mei 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) weer een belangrijke uitspraak gedaan over natuurvergunningen, stikstof en intern salderen, dit maal in het kader...
Lees meer
In een recente uitspraak boog het Hof van Beroep te Brussel zich over de vraag of het logo “GRATIS” als beeldmerk kan worden ingeschreven in het Benelux-merkenregister. Eiseres, het Turkse...
Lees meer
Op 4 juni 2025 heeft de rechtbank Den Haag de natuurvergunning voor luchthaven Schiphol vernietigd (ECLI:NL:RBDHA:2025:9782). De uitspraak is in het licht van de eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak...
Lees meer
De Afdeling Advisering van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op verzoek van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (‘LVVN’) een adviesgegeven over de mogelijkheden om een rekenkundige...
Lees meer
De bescherming van ontwerpen zorgt ervoor dat anderen het niet klakkeloos over kunnen nemen. Op gebruiksvoorwerpen kunnen (vooralsnog) verschillende intellectuele eigendomsrechten rustten, zoals het auteursrecht en het modellenrecht. Op Europees...
Lees meer
Natuurbeschermingsrecht: wanneer is er sprake van een beheermaatregel?    ECLI:NL:RVS:2025:2198 Inleiding De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op 14 mei een interessante uitspraak gedaan voor het...
Lees meer