Blog van medewerkers
- Wijken te benoemen die op slot staan, dat wil zeggen door het weigeren van een vergunning voor het wijzigen van een woning voor kamerbewoning of ten behoeve van woningsplitsing;
- Door per 27 juli 2018 te bepalen dat het in strijd is met alle bestemmingsplannen binnen de gemeente Eindhoven om een woning te gaan gebruiken als kamerverhuurpand voor meer dan twee personen. Dat is geregeld in het Paraplubestemmingsplan “Parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing”.
Twee beoordelings- en handhavingskaders
Kamerverhuur mag niet alleen niet in strijd zijn met het [paraplu]bestemmingsplan maar daarnaast gelden eisen op grond van de Huisvestingswet 2014. Daarin is bepaald dat het verboden is om een in een gemeentelijke huisvestingsverordening aangewezen woonruimte zonder vergunning van het College van B&W om te zetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte. Daarvoor is een omzettingsvergunning nodig. De gemeente Eindhoven heeft een hele reeks verordeningen gehad, van de [Regionale nood-]huisvestingsverordening 2012, 2014, 2016 tot de wijziging van 8 augustus 2018. Daarvoor in de plaats is genoemd verbod op grond van het paraplubestemmingsplan gekomen. Het niet meer nodig hebben van een omzettingsvergunning is echter van korte duur, omdat per 1 januari 2020 de Huisvestingsverordening gemeente Eindhoven 2020 in werking zal treden. Dan is weer wel een omzettingsvergunning noodzakelijk. Bij de vergunningverlening zal niet alleen gekeken worden naar de Woonvisie van de gemeente Eindhoven, maar ook naar het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het pand. Een verschil tussen de twee kaders betreft ook het feit dat voor het verlenen van een omzettingsvergunning de zogenaamde Bibob-toets [integriteitsbeoordeling] van toepassing is en bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij afgeweken wordt van het bestemmingsplan niet. De gemeente Eindhoven wil dat ondervangen door aan een dergelijke vergunning voorwaarden te verbinden die het mogelijk maken om de omgevingsvergunning in te trekken bij overmatige overlast.Wat gaat er verder veranderen ?
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan hanteert het College van B&W beleidsregels. De bestaande beleidsregels wil het college wijzigen. Zij zoekt daarvoor steun bij de gemeenteraad. Tijdens de behandeling vorige week van het ingediende raadsvoorstel bleek dat de meerderheid van de gemeenteraad tijdens de raadsvergadering van 26 november 2019 zal instemmen met de nieuwe Beleidsregels kamerverhuur en woningsplitsing 2019 en met de nieuwe Huisvestingsverordening 2020. De belangrijkste wijzigingen zijn:- De wijken die op slot zitten [en waar dus geen vergunning verleend wordt] worden uitgebreid met de Hemelrijken en de Gildebuurt;
- In de overige [rest]gebieden worden alle panden voor kamerverhuur of splitsing voorzien van een cirkel met een diameter van 60 meter. Ligt binnen een straal van 30 meter rondom een pand waarop de aanvraag van toepassing is al een voor kamerverhuur bestemd pand met vergunning of waarvoor een aanvraag loopt, dan kan de nieuwe aanvraag niet verleend worden. De cirkel geldt niet in het Centrumgebied, waar aanvragen beoordeeld worden op basis van een leefbaarheidsadvies;
- Er wordt een leefbaarheidscommissie ingesteld die bij de vergunningverlening advies geeft over leefbaarheid binnen een wijk;
- Er worden regels opgesteld die een minimale woonkwaliteit moeten garanderen;
- Aan een vergunning zullen voorschriften verbonden worden waarin leefregels opgenomen zullen worden;
- Er wordt overgangsrecht ingevoerd voor bestaande, onvolledig vergunde of illegale situaties voor een periode van één jaar. De gebieden die op slot zitten worden uitgezonderd van het overgangsrecht.
Overgangsrecht
Op grond van het zogenaamde overgangsrecht mag een bepaald gebruik dat in strijd is met een nieuwe bestemming worden voortgezet. Zo is in genoemd paraplubestemmingsplan bepaald dat het verbod op kamerverhuur niet geldt in een bestaande situatie en voor zover dat bestond op het moment van inwerkingtreding [op 27 juli 2018] van het betreffende bestemmingsplan. Dat gebruik mag echter niet worden voortgezet als dat gebruik al in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan. De gemeente Eindhoven wil met de nieuwe Beleidsregels kamerbewoning en woningsplitsing 2019 nieuw overgangsrecht vaststellen dat tot een nieuwe nul-situatie moet leiden, waarop toekomstige handhaving gebaseerd kan worden. Dat is echter de vraag. Het overgangsrecht is tweeledig:- Voor panden waarvoor al een omzettingsvergunning is afgegeven en/of voor panden die aantoonbaar al van vóór 12 december 2007 voor kamerbewoning in gebruik zijn, kan binnen één jaar na de inwerkingtreding van de beleidsregels een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Die aanvragen worden in beginsel verleend [en daarvoor geldt genoemde cirkel niet]. Overlastpanden zijn uitgezonderd.
- Voor bestaande illegale met kamers bewoonde panden en/of bestaande illegale gesplitste woningen, die al aantoonbaar als zodanig in gebruik zijn voor de inwerkingtreding van de betreffende beleidsregels, kan binnen een jaar na de inwerkingtreding van die beleidsregels een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Die aanvraag zal nog beoordeeld worden op basis van de oude beleidsregels [waarbij de leefbaarheid, woonkwaliteit en woonomgeving getoetst worden]. Ook in dit geval zijn overlastpanden uitgezonderd.
Casus
De consument heeft een woonhuisverzekering bij Centraal Beheer. Deze woonhuisverzekering loopt per 1 september 2018 af. In een tweetal brieven van eind juli en augustus 2018 informeert de verzekeraar de consument over een wijziging van de voorwaarden en premie bij voortzetting van de verzekering. Daarbij licht de verzekeraar onder meer toe dat de premie zal stijgen van 30,13 euro naar 44,90 euro. Dit vormt een premiestijging van bijna 50%. Ook licht de verzekeraar toe waarom de premie zal stijgen. De consument is het niet eens met de premiestijging en heeft zich beklaagd bij Kifid.Oordeel Kifid
Kifid oordeelt dat de verzekeraar de consument met de brieven van eind juli en augustus 2018 tijdig heeft ingelicht over de wijziging van de verzekeringsvoorwaarden en verzekeringspremie. De verzekeraar hoefde in deze brieven geen inzicht te geven in de mate waarin elk aspect van de verzekering meeweegt in de premiewijziging. De gegeven toelichting was voldoende. Daarbij heeft de verzekeraar de consument ook gewezen op de mogelijkheid om de verzekering vanaf de wijzigingsdatum dagelijks op te zeggen. Door op die manier te handelen, heeft de verzekeraar volgens Kifid de consument voldoende geïnformeerd. Ook heeft de verzekeraar zich daarmee gehouden aan de ‘Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijn particuliere schade- en inkomensverzekeringen’ van het Verbond van Verzekeraars, die sinds 2010 geldt.Europese richtlijn ‘oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten’
In de voorwaarden van de verzekeraar is opgenomen dat de verzekeraar de premie of voorwaarden van de verzekering mag aanpassen op de verlengingsdatum als hij daar een reden voor heeft. Kifid heeft in deze procedure ook moeten beoordelen of met deze bepaling sprake is van een oneerlijk beding zoals bedoeld in de Europese richtlijn ‘oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten’. Het Kifid is van oordeel dat dit niet het geval is. Het evenwicht tussen de rechten en plichten van de verzekeraar en de verzekerde is door deze bepaling naar de mening van Kifid niet aanzienlijk in het nadeel van de verzekerde verstoord. Om die reden is het beding in de voorwaarden van de verzekeraar niet oneerlijk. Deze uitspraak van Kifid staat niet op zichzelf. Eerder kwam de Commissie van Beroep in een andere zaak tot een soortgelijk oordeel (CvB 2017-21). Daarbij ging het over premiestijging bij stilzwijgende verlenging. Heeft u vragen over de wijziging van voorwaarden of een premiestijging, neemt u dan gerust contact op. [post_title] => Kifid oordeelt dat verzekeraar de premie met 50% mag verhogen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kifid-oordeelt-dat-verzekeraar-de-premie-met-50-mag-verhogen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-02 10:00:41 [post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:00:41 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18759 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 18729 [post_author] => 8 [post_date] => 2019-11-13 12:20:38 [post_date_gmt] => 2019-11-13 11:20:38 [post_content] => Als mediator word ik vaak benaderd om de echtscheiding met partijen te regelen. Een vaak gehoorde tekst is dan : we nemen niet allebei een advocaat, want dan krijgen we een vechtscheiding”. Tijdens de scheiding moet er van alles geregeld worden op financieel en juridisch gebied. Dat is ingewikkeld en bovendien niet gemakkelijk door alle emoties waar u mee te maken heeft. Het is daarom raadzaam om de hulp van een derde partij in te schakelen. Een mediator of een eigen advocaat: het is aan de partners welke hulp zij willen inschakelen. Het hangt helemaal af van de omstandigheden waarin u zich bevindt. Welke keuze is het beste?Mediation:
- Beide partners moeten dat willen;
- Beide partners zijn in staat om hun eigen belang te benoemen;
- De mediator neemt geen beslissingen;
- De mediator helpt partners om samen tot besluiten te komen;
- Mediation is een vorm van conflictbemiddeling;
- Partijen gaan samen met de mediator aan tafel;
- De partijen beslissen zelf;
- De mediator is de onafhankelijke derde partij.
- U gaat samen op zoek naar oplossingen.
- De mediator geeft u de informatie over de juridische en financiële aspecten
- De mediator helpt om de relatie van ex-partner om te buigen naar ouders.
- De mediator streeft altijd naar duurzame afspraken waarvoor draagvlak is bij beide partners; nu én in de toekomst.
- Kosten: beide partijen betalen samen de mediator.
Scheiden met eigen advocaat:
- Als partijen niet naar de mediator willen;
- Of één van beiden niet;
- Advocaat behartigt de belangen van één partner.
- U heeft dan ieder een eigen advocaat nodig.
- De twee partners kunnen met hun twee advocaten om tafel gaan;
- De advocaten kunnen ook sámen tot beslissingen komen.
- De advocaat bespreekt de mogelijke oplossingen met u.
- Scheiden op deze manier hoeft niet lang te duren;
- De advocaat geeft u informatie over de juridische en financiële aspecten;
- Met uw advocaat gaat u op zoek naar oplossingen die voor u haalbaar zijn;
- Van belang is het om een vfas-advocaat te nemen;
- Omdat die is gespecialiseerd in het familierecht en probeert tot overeenstemming te komen;
- Kosten: u betaalt zelf de kosten van de eigen advocaat.
Vragen ?
Indien u hierover nog vragen heeft kunt u deze stellen aan de vfas – familierechtadvocaten/ mediators van Bg.legal. [post_title] => Is er verschil tussen een advocaat en een mediator? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => is-er-verschil-tussen-een-advocaat-en-een-mediator [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-11-29 17:12:12 [post_modified_gmt] => 2021-11-29 16:12:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18729 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 18727 [post_author] => 26 [post_date] => 2019-11-12 16:27:33 [post_date_gmt] => 2019-11-12 15:27:33 [post_content] => Als sluitstuk op mijn eerdere twee publicaties over slapende dienstverbanden "Is werkgever verplicht slapende dienstverbanden te beëindigen" en "Slapend dienstverband: voorlopig goed nieuws voor langdurig zieken" kan ik u mededelen dat de Hoge Raad op 8 november jl. heeft gesproken. De beslissing van de Hoge Raad is in lijn met de eerdere conclusie van de advocaat-generaal. Ook het eindoordeel van de Hoge Raad luidt dat de werkgever in beginsel verplicht is een slapend dienstverband met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, indien deze daarom verzoekt, te beëindigen. Dus, definitief goed nieuws voor langdurig zieken.Oordeel Hoge Raad
Evenals de advocaat-generaal wordt door de Hoge Raad niet gekozen voor de omgekeerde Stoof-Mammoet benadering, maar voor de artikel 7:611 BW ‘goed werkgeverschap’- benadering. De Hoge Raad oordeelt: “De wetgever beoogt met de Wet compensatieregeling transitievergoeding een eind te maken aan het verschijnsel ‘slapende dienstverbanden”. De compensatieregeling en de voor invoering daarvan in de wetgeschiedenis gegeven redenen brengen mee dat als norm van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW geldt dat een ‘slapend dienstverband’ in beginsel behoort te worden beëindigd als de werknemer dat wenst en de werkgever geen redelijk belang heeft bij voortduring daarvan. Die norm brengt tevens mee dat in dat geval in beginsel door de werkgever aan de werknemer een vergoeding behoort te worden toegekend”. (ECLI:NLHR:2019:1734, Hoge Raad 19/01873). Kortom, als aan de wettelijke vereisten voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid is voldaan, is het uitgangspunt dat de werkgever moet instemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Dit onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Let wel, die vergoeding hoeft niet meer te bedragen – zo oordeelt de Hoge Raad – dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. Op dit uitgangspunt geldt ook volgens de Hoge Raad een uitzondering. Namelijk indien de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij de instandhouding van de arbeidsovereenkomst. De werkgever moet echter dit belang stellen en bewijzen, aldus de Hoge Raad. Als voorbeeld van een gerechtvaardigd belang wordt het bestaan van reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer genoemd. Tegelijkertijd zegt de Hoge raad dat zo’n belang niet kan zijn dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt. Voor het probleem van voorfinanciering door de werkgever, omdat de Wet compensatie transitievergoeding pas op 1 april 2020 in werking treedt (met aanspraak op compensatie voor arbeidsovereenkomsten die op of na 1 juli 2015 zijn geëindigd), geeft de Hoge Raad ook een aanwijzing. Als de werkgever aannemelijk maakt dat die voorfinanciering leidt tot ernstige financiële problemen, kan de rechter beslissen dat betaling aan de werknemer in termijnen plaatsvindt of wordt opgeschort tot na 1 april 2020. Echter, vanaf die datum geldt dat de werkgever verplicht is tot voorfinanciering, omdat de betreffende compensatieregeling vereist dat voor een aanvraag van compensatie bij het UWV de volledige vergoeding aan de werknemer is voldaan. Tot slot maakt de Hoge Raad nog duidelijk, dat voor de hoogte van de vergoeding niet moet worden aangesloten bij de hoogte van het bedrag dat de werkgever volgens de compensatieregeling op het UWV kan verhalen. Dit omdat de door de werkgever te verkrijgen compensatie onder omstandigheden lager kan zijn dan het bedrag aan transitievergoeding waarop de werknemer recht zou hebben bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever. Bijvoorbeeld als het totale bedrag aan brutoloon dat de werkgever tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid heeft doorbetaald lager is dan de wettelijke transitievergoeding.Conclusie:
Zowel werkgevers met slapende dienstverbanden en langdurig zieken weten nu wat hun verplichtingen en rechten zijn. Wij zijn u uiteraard graag behulpzaam indien u begeleiding bij de beëindiging van een slapend dienstverband wenst. [post_title] => Slapend dienstverband: Definitief goed nieuws voor langdurig zieken [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => slapend-dienstverband-definitief-goed-nieuws-voor-langdurig-zieken [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:44 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:44 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18727 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 18718 [post_author] => 26 [post_date] => 2019-11-07 17:43:34 [post_date_gmt] => 2019-11-07 16:43:34 [post_content] => Het recht op domeinnamen is niet in de wet geregeld. Toch zijn er verschillende tools om te bepalen wie er recht heeft op een domeinnaam. Die tools worden vooral gebruikt op het moment dat partijen discussiëren over de vraag wie “eigenaar” van een domeinnaam is. Want: wie eigenaar is, mag- Wanneer heb ik recht op een domeinnaam?
- Wat als een ander mijn domeinnaam registreert. Ben ik dan nog rechthebbende?
- Wat als er meerdere partijen zijn betrokken bij de (registratie van) de domeinnaam? Wie is dan rechthebbende?
Wanneer ben ik eigenaar?
Zoals gezegd bevat de Nederlandse wet geen regels over domeinnamen. Daarom is de Stichting Internet Domeinnaam registratie Nederland (oftewel: SIDN) in het leven geroepen. Het SIDN registreert alle .nl domeinnamen. Als je gebruik wil maken van een .nl domeinnaam, moet je deze eerstBen ik rechthebbende, als een ander mijn domeinnaam registreert?
Stel, je hebt een andere partij de opdracht hebt gegeven om een domeinnaam te registreren. Dat doet die partij voor jou. Jij betaalt daar ook voor. Er komt dan een overeenkomst van opdracht tot stand. Als er sprake is van een dergelijke overeenkomst van opdracht, wordt jij rechthebbende op de domeinnaam. De andere partij is de tussenpersoon. Dit wordt ook zo in het register van het SIDN omschreven. De tussenpersoon wordt de “registrar” genoemd. De registrar heeft niet de rechten op de domeinnaam gekregen. Jij bent, als opdrachtgever, de eigenaar van de domeinnaam. Ook jouw gegevens worden daarom in het register opgenomen. Hierdoor is het voor de buitenwereld duidelijk dat er een tussenpersoon is die de registratie etc. heeft geregeld, maar dat de domeinnaam zelf toekomt aan een andere organisatie of persoon. In de meeste gevallen gaat dit goed. Maar soms ook niet.Wat als er meerdere partijen betrokken zijn bij de domeinnaam?
Ten slotte is er nog de situatie waarbij meerdere partijen zijn betrokken bij de registratie van een domeinnaam. Dit zie je bijvoorbeeld als er wordt- Wie de website onderhoudt;
- Welke afspraken de samenwerkende partijen over de domeinnaam hebben gemaakt;
- Op welke Cloud server de website draait;
- Is de organisatie/persoon die de domeinnaam heeft geregistreerd lid van het projectteam?
- Wordt de domeinnaam gebruikt ten behoeve van het project?
Conclusie
De vraag aan wie de rechten op een domeinnaam toekomen kan verschillend worden beantwoord. Het antwoord is mede afhankelijk van het aantal partijen dat bij de registratie van de domeinnaam betrokken is. Desalniettemin kan het register van het SIDN steeds als uitgangspunt worden genomen. Degene die in het register als domeinnaamhouder staat geregistreerd, wordt geacht rechthebbende te zijn. Zoekt u een advocaat die is1. Het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan speelt een belangrijke rol bij het huisvesten van arbeidsmigranten. Wanneer het bestemmingsplan het huisvesten van arbeidsmigranten toestaat, is een belangrijke hobbel genomen. Waar moet u op letten?Wat is de bestemming van het pand of het perceel waar de arbeidsmigranten worden gehuisvest?
Indien op het perceel de bestemming ‘wonen’ rust, is het van belang om te bekijken wat binnen die bestemming mogelijk is. Er zijn nog veel [vaak wat oudere] bestemmingsplannen, waarin de navolgende [of daarmee vergelijkbare] planregel is opgenomen: 22..1 Bestemmingsomschrijving 22.1.1. Algemeen De gronden met de bestemming ‘Wonen ‘zijn bestemd voor:- Wonen;
- Aan-huis-verbonden beroepen;
- Internetverkoop;
- Bed & breakfast;
- Aan de woonfunctie ondergeschikte nevenactiviteit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – nevenactiviteit’;
- Een zorgpunt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gezondheidszorg’;
- Een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;
- Een groothandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘groothandel’’;
- Ondergeschikte detailhandel bij een groothandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
- Een voor publiek opengestelde tuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – wandeltuin’;
- Tuinen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 36;
- Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- Instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ of ‘specifieke bouwaanduiding–rijksmonument ‘.
Op het perceel is slechts bewoning door ‘één huishouden’ toegestaan, wat dan?
In veel [meer recent vastgestelde] bestemmingsplannen is een ‘woning’ bedoeld om te worden bewoond door ‘één huishouden’. De hoogste bestuursrechter heeft bepaald, dat arbeidsmigranten geen ‘huishouden’ vormen. Via deze link kun u die uitspraak lezen. Van belang is goed te kijken naar de definitie van ‘woning’ en ‘huishouden’. Die definities staan in het bestemmingsplan. Vaak in het hoofdstuk ‘begrippen’. Die definities kunnen per bestemmingsplan verschillen. Het komt in de praktijk voor dat de definitie van een ‘huishouden’ het huisvesten van arbeidsmigranten wel degelijk toelaat.Ik verhuur geen ‘woning’ maar een kantoor of bedrijf?
In het geval u geen woning verhuurt, maar een kantoor of bedrijf, moet goed worden gekeken naar de omschrijving van de bestemming. Het kan zijn dat het huisvesten van arbeidsmigranten niet mogelijk is binnen die bestemming. Dat hangt af van de omschrijving van de bestemming in het bestemmingsplan. Indien huisvesting van arbeidsmigranten niet mogelijk is, dan kunt u een omgevingsvergunning vragen om de huisvesting alsnog mogelijk te maken. Ook zijn er mogelijkheden om een tijdelijke vergunning te krijgen.Het bestemmingsplan is gewijzigd en de bewoning door arbeidsmigranten is in strijd met het nieuwe bestemmingsplan?
In dat geval kunt u zich mogelijk beroepen op het overgangsrecht van het bestemmingsplan. Dat betekent dat het gebruik dat was toegestaan onder het vorige bestemmingsplan, mag worden voortgezet. Dit is een heel belangrijk argument om aan te voeren. Zoals ik al aangaf is het vestigen van arbeidsmigranten in wat oudere bestemmingsplannen vaak toegestaan. Met een beroep op het overgangsrecht kunt u aangeven dat het gebruik mag worden voortgezet. U moet daar zelf het bewijs van aanleveren.2. Het voorbereidingsbesluit
Veel gemeenten starten een project om de huisvesting van arbeidsmigranten in kaart te brengen. Omdat gemeenten niet willen dat er nieuwe gevallen bijkomen, kunnen zij een voorbereidingsbesluit nemen. Wanneer dat het geval is, moet u goed kijken wat in dat voorbereidingsbesluit is bepaald. In de regel ziet een voorbereidingsbesluit namelijk op nieuwe gevallen. Dus niet op bestaande gevallen. Met andere woorden: een gemeente kan u in dat geval niet aanschrijven omdat u al vóór de vaststelling van het voorbereidingsbesluit arbeidsmigranten had gehuisvest. Ook hier geldt bovendien in de regel overgangsrecht. Bekijk dus of uw situatie onder het overgangsrecht valt.3. Een paraplubestemmingsplan
In de praktijk worden vaak zogenoemde ‘paraplubestemmingsplannen’ vastgesteld. Dat betekent dat er een bestemmingsplan wordt vastgesteld dat voor een hele gemeente geldt. In de regel geldt een bestemmingsplan maar voor een deel van een gemeente: bijvoorbeeld het buitengebied of het centrum. In zo’n paraplubestemmingsplan kan één specifiek onderwerp voor de gehele gemeente worden geregeld, bijvoorbeeld het huisvesten van arbeidsmigranten. Ook hiervoor geldt dat een beroep op het overgangsrecht mogelijk slaagt.4. Gemeentelijk beleid
Vaak gaat aan het vaststellen van een bestemmingsplan of voorbereidingsbesluit nieuw beleid vooraf. Tegen het vaststellen van dat beleid kunt u geen bezwaar maken of beroep instellen. Wel kunt u dat beleid soms aan de kaak stellen in een procedure over bijvoorbeeld een omgevingsvergunning. Een gemeente heeft veel beleidsvrijheid. Het is dus van belang om nieuw beleid in de gaten te houden. Indien beleid is vastgesteld moet de gemeente [behoudens uitzonderingen] dat beleid ook volgen. Vaak staat in beleid heel concreet wat wél en niet is toegestaan wat betreft het huisvesten van arbeidsmigranten. Soms is in beleid bepaald dat er maar één of twee woningen per straat verhuurd mogen worden aan arbeidsmigranten. Of dat op bedrijventerreinen geen huisvesting van arbeidsmigranten is toegestaan. Het beleid bepaalt vaak concreet wat wel en niet is toegestaan. Is er geen beleid? Dan gelden er minder regels. Het is dan zaak om te bekijken of een gemeente niet willekeurig handelt. Bijvoorbeeld door in de ene woning wel huisvesting van arbeidsmigranten toe te staan en in de andere [vergelijkbare] woning niet. Beleid is juist bedoeld om dergelijke willekeur tegen te gaan.5. Een exploitatievergunning
Er zijn gemeenten die een exploitatievergunning eisen voor het huisvesten van arbeidsmigranten. Dat is een relatief nieuw fenomeen. Dat betekent dat, ook wanneer het gebruik niet in strijd is met het bestemmingsplan, een extra vergunning nodig is. Die exploitatievergunning is geregeld in de Algemene plaatselijke verordening [APV]. In die APV staat aan welke eisen een aanvraag moet voldoen. Vaak staan ook de weigeringsgronden in de APV. Of gemeenten via deze weg aanvullende eisen mogen stellen aan het huisvesten van arbeidsmigranten, is nog maar de vraag. Veel zal afhangen van de concrete eisen en bedoeling van de gemeente.6. Huisvestingsverordening
Vaak hebben gemeenten ook specifieke regels opgenomen in een huisvestingsverordening. Vaak zijn daar regels in opgenomen over het onttrekken van een woning aan de woningvoorraad. Ook kan in een dergelijke verordening worden bepaald dat er een vergunning nodig is voor het huisvesten van arbeidsmigranten.7. Handhaving
Wanneer een gemeente constateert dat u in strijd handelt met het bestemmingsplan [of beheersverordening] kan de gemeente handhavend optreden. Dat betekent dat u een brief ontvangt van de gemeente. Meestal eerst een vooraankondiging. Daarin staat dat u handelt in strijd met het bestemmingsplan. Tegen een vooraankondiging kunt u een zienswijze indienen. Dat is een brief waarin u aangeeft waarom u het niet eens bent met die vooraankondiging. De gemeente kan met die argumenten in de verdere besluitvorming rekening houden. Mocht het uiteindelijk tot een handhavingsbesluit komen, dan kunt u daartegen in bezwaar gaan. Let dan goed op de termijnen: te laat is te laat. In dat besluit staat dat u de overtreding voor een bepaalde datum moet beëindigen. Doet u dat niet, dan verbeurt u dwangsommen. Die dwangsommen kunnen in de tienduizenden euro’s of meer lopen.8. Conclusie
Bij het huisvesten van arbeidsmigranten komen veel facetten kijken. In deze blog is een aantal aspecten benoemd. Maar er gelden meer regels, bijvoorbeeld ten aanzien van brandveiligheid. Bij steeds meer gemeenten heeft dit prioriteit. Er worden daarom steeds vaker handhavingstrajecten opgestart. Het is zaak om daar adequaat op te reageren. De financiële belangen zijn vaak groot. Bent u geconfronteerd met een handhavingsbesluit of een voornemen daartoe? Of wil u meer informatie over het huisvesten van arbeidsmigranten? Neemt u dan contact met mij op. Rutger Boogers, Advocaat omgevingsrecht boogers@bg.legal +31 (0)88 141 08 64 [post_title] => Handhaving gemeente bewoning door arbeidsmigranten: wat kunt u doen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => handhaving-gemeente-bewoning-door-arbeidsmigranten-wat-kunt-u-daartegen-doen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:46 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18697 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 18751 [post_author] => 10 [post_date] => 2019-11-01 11:44:59 [post_date_gmt] => 2019-11-01 10:44:59 [post_content] => Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland van 1 november2019 [ ECLI:NL:RBMNE:2019:5093]. In deze zaak draait het onder meer om de vraag of in kort geding Ferranti kan klagen over beweerdelijke gebreken in een door Provincie Utrecht en DOVA georganiseerde aanbesteding voor de ontwikkeling, het beheer en de doorontwikkeling van een dynamisch reizigersinformatiesysteem. Of dat zoals Provincie Utrecht en DOVA en ook de winnaar van de aanbesteding zijnde Strukton stellen, Ferranti zich niet meer op de gestelde gebreken kan beroepen omdat Ferranti haar rechten om dat te doen heeft verwerkt. Zij baseren zich hierbij op het zogenaamde Grossmann- arrest en op het leerstuk van de rechtsverwerking.Tijdig geklaagd
De voorzieningenrechter gaat niet mee in dit verweer. Ferranti heeft in het kader van de Nota van Inlichtingen de onregelmatigheden die volgens haar aan de aanbestedingsprocedure kleven en waarop Ferranti zich in het kader van het kort geding beroept, naar voren gebracht. Hiermee waren Provincie Utrecht en DOVA vóór de inschrijvingstermijn dus bekend en hadden dus de mogelijkheid om de gestelde onregelmatigheden vóór de inschrijvingstermijn te corrigeren. Dat zij dat niet hebben gedaan is hun goed recht maar betekent niet dat Ferranti de vóór de inschrijvingstermijn geuite bezwaren niet in het kort geding naar voren kunnen brengen. Voor zover Provincie Utrecht en DOVA vinden dat van een proactief inschrijver verlangd kan worden om een kort geding te starten onmiddellijk nadat het hem duidelijk is dat de aanbestedende dienst zijn bezwaren verwerpt, gaat dit standpunt aldus de voorzieningenrechter niet op. Uit het Grossmann-arrest kan dit niet worden opgemaakt. De strekking van het arrest is dat er geklaagd moet worden op een moment dat de aanbestedende dienst er nog wat aan kan doen, en dat is in deze zaak gebeurd.Geen rechtsverwerking
Ook het leerstuk van de rechtsverwerking biedt geen grondslag voor de stelling van Provincie Utrecht en DOVO dat Ferranti haar recht op te klagen in kort geding heeft verwerkt. Ferranti heeft niet bij Provincie Utrecht en DOVO het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij haar bezwaren tegen de aanbestedingsprocedure niet langer handhaafde. Juist door in eerste instantie “onder protest” in te schrijven heeft Ferranti duidelijk kenbaar gemaakt dat zij haar naar voren gebrachte bezwaren handhaafde. Weliswaar heeft Ferranti daarna zonder protest ingeschreven, maar de enige reden dat zij dit deed was, omdat haar inschrijving anders als ongeldig zou worden verklaard. Provincie Utrecht en DOVA waren van deze reden ook op de hoogte. Het gerechtvaardigd vertrouwen dat Ferranti haar bezwaren niet langer handhaafde kan, anders dan Provincie Utrecht, DOVA en Strukton menen, ook niet worden ontleend aan het feit dat in de aanbestedingsstukken is vermeld dat een inschrijver door een inschrijving te doen zich conformeert aan de voorwaarden zoals gesteld in de aanbestedingsstukken. Er zijn ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat Provincie Utrecht en DOVO onredelijk in hun positie zouden worden benadeeld in geval Ferranti haar bezwaren alsnog in kort geding naar voren brengt. Weliswaar is er doordat Ferranti niet vóór de inschrijvingstermijn het kort geding aanhangig gemaakt, maar pas na de voorlopige gunningsbeslissing, vertraging in de aanbestedingsprocedure ontstaan, maar Provincie Utrecht en DOVO worden hierdoor niet onredelijk in hun positie benadeeld. Zij hebben immers de gelegenheid gehad om naar aanleiding van de bezwaren van Ferranti de aanbestedingsprocedure vóór de inschrijvingstermijn te corrigeren.Conclusie
Bij bezwaren vóór de inschrijvingstermijn is het als proactieve inschrijver absoluut noodzakelijk deze bezwaren kenbaar te maken. Bij afwijzing van de bezwaren hoeft er vóór de inschrijving niet per se een kort geding te worden gestart. Wel is het zaak zekerheidshalve protest te laten horen tegen het niet honoreren van de bezwaren. Vervolgens kan er ‘zonder protest’ worden ingeschreven waarbij men zich dan gelet op de aanbestedingsstukken noodgedwongen conformeert aan de voorwaarden van de aanbesteding. Maar dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om na de voorlopige gunningsbeslissing zo nodig een kort geding aanhangig te maken over de eerder kenbaar gemaakte bezwaren. [post_title] => Proactief klagen in aanbesteding [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => proactief-klagen-in-aanbesteding [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:46 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18751 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 18843 [post_author] => 26 [post_date] => 2019-12-04 16:13:35 [post_date_gmt] => 2019-12-04 15:13:35 [post_content] => Een veel gehoorde vraag van octrooigemachtigden (en ook merken- en modelgemachtigden) is hoe zij moeten omgaan met het faillissement van hun cliënt en de aangestelde curator. In drie separate artikelen probeer ik octrooigemachtigden hiervoor handvatten te geven. Dit doe ik aan de hand van drie vragen. In elk deel zal een vraag worden beantwoord:- Hoe kan ik een reactie van de curator uitlokken?
- Hoe kan ik de overeenkomst met de failliet eindigen en hoe ver reikt de zorgplicht?
- Welke afspraken kan ik met een curator maken?
Welke afspraken kan ik met een curator maken?
Het is logisch dat partijen huiverig zijn om afspraken met een curator te maken. Voor veel betrokkenen zal het faillissement immers al tot schade hebben geleid en men heeft geen zin deze nog verder op te laten lopen. In de praktijk lopen partijen echter weinig risico na een schriftelijke toezegging van de curator dat hij de overeenkomst wil voortzetten of indien zelfs een nieuwe overeenkomst met de curator wordt aangegaan. Om er zeker van te zijn dat de kosten of schade niet verder oplopen, bestaat de mogelijkheid om zekerheid van de curator te verlangen. Een voorbeeld hiervan is het laten vooruitbetalen van de te maken kosten. Dit is dagelijkse kost voor curatoren en een curator zal er dus niet van opkijken wanneer hierom wordt gevraagd. Wanneer de curator verzoekt om voortzetting van de overeenkomst, doet de gemachtigde er verstandig aan om aan te dringen op een nieuwe machtiging.Goed om te weten: onderbreking procedure bij faillissement
Ten slotte wijs ik op het bestaan van artikel 142 lid 1 onder b van het Uitvoeringsreglement Europees Octrooiverdrag. Volgens dit artikel wordt een octrooiaanvraagprocedure onderbroken “indien de aanvrager of de houder van het octrooi vanwege een op zijn vermogen gerichte procedure op juridische gronden de procedure niet kan voortzetten”. Door de jaren heen heeft de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau in verschillende uitspraken duidelijk gemaakt dat insolventieprocedures onder de in dit artikel genoemde kwalificatie kunnen vallen. Dit betreft in ieder geval de procedure ‘cessation des paiements’ onder Frans recht en ‘Konkurs’ onder Duits recht.[1] Daarentegen werd de Chapter 11 procedure onder het recht van de Verenigde Staten niet van toepassing verklaard, omdat de Chapter 11 er juist op gericht is om de activiteiten voort te zetten.[2] Aangezien de faillissementsprocedure is gericht op de liquidatie van het vermogen, zal ook deze procedure waarschijnlijk onder de werking van artikel 142 lid 1 onder b EOV vallen. Daarmee bestaat dus de mogelijkheid om de octrooiaanvraagprocedure bij een faillissement te schorsen. Voor meer informatie kunt u contact met ons opnemen. [1] GKvB 2 december 1983, J 0007/83 en GKvB 8 april 1992, J 0009/90 [2] GKvB 13 oktober 1998, J 0026/95 [post_title] => De octrooigemachtigde en het faillissement (deel 3) [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-octrooigemachtigde-en-het-faillissement-deel-3 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-03 10:08:05 [post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:08:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18843 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1312 [max_num_pages] => 132 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 02fe9cdbb834e51e370ea133a62d0991 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
26 nov 2019
07 nov 2019
06 nov 2019
01 nov 2019