Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [paged] => 0
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 19
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1440
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (19)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 0, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 44743
                    [post_author] => 19
                    [post_date] => 2025-03-17 10:57:02
                    [post_date_gmt] => 2025-03-17 09:57:02
                    [post_content] => In december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. De uitspraken hebben als gevolg dat intern salderen niet meer mag worden ingezet bij de ‘voortoets’ voor vergunningaanvragen. Hierdoor worden de mogelijkheden voor intern salderen beperkt. In dit artikel gaan wij in op de overgangsregeling en de implicaties van de uitspraken voor de bouwsector.

Uitspraken 18 december 2024 [ECLI:NL:RVS:2024:4923 &  ECLI:NL:RVS:2024:4909]

Op 18 december 2024 heeft de Afdeling twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. Intern salderen ziet op het wegstrepen van toekomstige stikstofgevolgen tegen de stikstofemissie die al wordt veroorzaakt op basis van de huidige bedrijfsvoering. Op basis van de jurisprudentielijn die sinds 2021 gold, kon intern salderen worden gebruikt in de ‘voortoets’ om te beoordelen of een activiteit vergunningplichtig is.

In december 2024 heeft de Afdeling hierin twee wijzigingen doorgevoerd. Intern salderen mag niet meer in de voortoets worden gebruikt. Daarnaast kan intern salderen voortaan onderdeel zijn van de passende beoordeling voor een natuurvergunningaanvraag. In een eerder artikel zijn wij uitgebreider ingegaan op de aanleiding van de wijziging en de precieze inhoud ervan.

Overgangsregeling

Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing op zowel lopende als toekomstige vergunningaanvragen. Het heeft daarnaast terugwerkende kracht. Hierdoor geldt het ook voor activiteiten sinds 1 januari 2020. Dit betekent dat activiteiten mogelijk nu alsnog vergunningplichtig zijn geworden.

Er geldt daarom een overgangsregeling voor activiteiten tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025. Tot 1 januari 2030 kan hiervoor een natuurvergunning worden aangevraagd. Het is ook mogelijk om de activiteit aan te passen zonder dat er handhavend wordt opgetreden.

Op wie is de overgangsregeling van toepassing?

Het is voor bouwers en ontwikkelaars belangrijk om te weten of zij onder de overgangsregeling vallen. Wanneer dit het geval is, hoeft de bouw niet per direct te worden stilgelegd. Tijdens de overgangsperiode kan worden onderzocht of een natuurvergunning nodig is. Vervolgens kan een aanvraag worden ingediend, of kan de activiteit worden aangepast zodat er geen natuurvergunning nodig is.

Voor activiteiten die na 1 januari 2025 zijn gestart, geldt de overgangsregeling niet. Er geldt dan meteen een vergunningplicht en er kan handhavend worden opgetreden.

De Afdeling overweegt dat de overgangsregeling geldt voor “activiteiten die tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025 fysiek zijn gestart, die na die datum nog in uitvoering zijn of nog worden geëxploiteerd én waarvoor op basis van de oude jurisprudentielijn geen natuurvergunning nodig was.” Om onder de overgangsregeling te vallen, moet de bouw feitelijk zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025.

Een belangrijke vraag is of het dan gaat om het daadwerkelijke bouwen of dat ook voorbereidende werkzaamheden onder 'fysiek gestart' vallen. Als ook voorbereidende werkzaamheden meetellen, valt een grotere groep onder de overgangsregeling. Dit geldt dan ook voor projecten waarvan de voorbereidende werkzaamheden vóór 1 januari 2025 zijn gestart. Hierover is echter nog geen rechtspraak die uitsluitsel biedt.

Daarnaast is van belang dat het gaat om activiteiten die nog in uitvoering zijn of nog worden geëxploiteerd. De overgangsregeling ziet dus ook op bouwwerken die al in gebruik zijn genomen.

Impact op de bouwsector

Voor bouwprojecten die onder de overgangsregeling vallen, betekent dit dat in veel gevallen alsnog een natuurvergunning moet worden aangevraagd. Ook voor bouwprojecten die nog niet zijn gestart en dus niet onder de overgangsregeling vallen, is de impact groot. Veel nieuwe ontwikkelingen waarbij intern salderen werd gebruikt, liggen tijdelijk stil.

Daarnaast hebben verschillende provincies de behandeling van natuurvergunningen tijdelijk stilgelegd of ingeperkt. Hierdoor zullen veel bouwprojecten vertraging oplopen.

Concluderend

De uitspraken van de Afdeling hebben grote gevolgen voor zowel activiteiten van de afgelopen vijf jaar als toekomstige activiteiten. In dit artikel zijn wij dieper ingegaan op de overgangsregeling en de impact op de bouwsector. Vooral voor nieuwe bouwprojecten die op korte termijn van start zouden gaan, zal de natuurvergunning voor mogelijke vertraging zorgen. Verdere ontwikkelingen blijven wij nauwgezet volgen. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Intern salderen en overgangsrecht: gevolgen voor de bouwsector [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => intern-salderen-en-overgangsrecht-gevolgen-voor-de-bouwsector [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-03-17 10:57:02 [post_modified_gmt] => 2025-03-17 09:57:02 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44743 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 44701 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-03-05 10:35:09 [post_date_gmt] => 2025-03-05 09:35:09 [post_content] => Begin februari 2025 heeft de Europese Commissie rapporten gepubliceerd over de waterkwaliteit in de EU lidstaten. Hieruit volgt dat veel lidstaten de voor 2027 gestelde doelstellingen in de EU Kaderrichtlijn Water waarschijnlijk niet zullen behalen. Ook voor Nederland geldt dat de doelstellingen niet behaald dreigen te worden. Een groot deel van het water is vervuild. Dit is onder andere het gevolg van de industrie en de landbouw. Lozingen, afvalwater, mest en bestrijdingsmiddelen zorgen er voor dat de kwaliteit van het water verslechtert, ook klimaatverandering speelt een rol. In dit artikel bespreken wij het rapport van de Europese Commissie en de mogelijke gevolgen wanneer de doelstellingen niet worden behaald.

De KRW en het rapport van de Europese Commissie

De Kaderrichtlijn Water (KRW 2000/60/EG) is een op 22 december 2000 vastgestelde Europese richtlijn. Het doel van de KRW is het realiseren van schoon grond- en oppervlakte water, oftewel een goede waterkwaliteit. Dit doel moet in 2027 zijn behaald. De KRW vereist dat water een goede ecologische status en een goede chemische toestand heeft. Een goede ecologische status betekent dat het water voldoet aan de benodigde kwaliteit voor de ecosystemen. Een goede chemische toestand houdt in dat er moet worden voldaan aan de milieudoelstellingen en de toegestane concentraties van chemische stoffen. De KRW hanteert het ‘one-out-all-out’ beginsel. Dit betekent dat alle aspecten van het water goed moeten zijn om aan de doelstellingen te voldoen. De Europese Commissie heeft begin februari rapporten gepubliceerd over de toestand van het water in de lidstaten van de Europese Unie. Nederland voldoet niet aan de doelen van de KRW. Vooral de metingen van het oppervlaktewater voldoen niet, 0% van het oppervlaktewater bevat namelijk een goede ecologische status. Grondwater scoort beter met 95,7% voor een goede ecologische status. Ook voor de chemische status zit het oppervlaktewater tegen het maximumniveau van chemische stoffen aan. De verwachtingen voor het behalen van de doelstellingen zijn niet goed. Volgens het rapport zal in 2027 bijvoorbeeld slechts 5,2% van het oppervlaktewater een goede ecologische status hebben. Oorzaken die onder andere worden aangestipt in het rapport zijn de hoge bevolkingsdichtheid, chemische vervuiling door bijvoorbeeld medicijnresten en vervuiling door stikstof. Volgens het rapport moet Nederland onder andere inzetten op betere coördinatie, strengere handhaving en zijn aanpassingen in het vergunningensysteem nodig. Als Nederland de doelstellingen van 2027 niet behaald kan de Europese Commissie Nederland in gebreke stellen en boetes opleggen. 2027 als einddatum was namelijk al een verlenging van een eerder gestelde datum, waardoor verdere verlenging in beginsel niet meer mogelijk is. Ook kan de Commissie aanvullende eisen stellen, bijvoorbeeld door Nederland te dwingen om extra maatregelen te nemen ter verbetering van de waterkwaliteit, hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan beperkingen voor vergunningverlening of extra regelgeving.

De situatie in Nederland en de mogelijke gevolgen

De rapporten van de Europese Commissie laten geen nieuw beeld zien, maar sluiten aan bij eerdere onderzoeken. In 2023 publiceerde de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur een advies over de slechte kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater en in een tussenevaluatie van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in 2024 werd ook duidelijk gemaakt dat de doelstellingen niet haalbaar lijken te zijn. Voor richtlijnen van de Europese Unie geldt dat lidstaten zelf mogen bepalen hoe ze aan de gestelde verplichtingen voldoen. In Nederland is de KRW geïmplementeerd in de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Om de doelstellingen van de KRW te halen is het Impulsprogramma KRW 2023 vastgesteld. Dit is een gezamenlijk traject vanuit het Rijk en de regio’s waarin verschillende actielijnen zijn opgenomen. In het rapport concludeerde de Europese Commissie echter dat dit programma niet voldoende effectief zal zijn omdat het vooral vrijwillige maatregelen betreft. Daarnaast waren er maatregelen opgenomen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) die zagen op het behalen van de waterdoelstellingen. Dit programma is echter in 2024 geschrapt. Het niet behalen van de doelstellingen en de slechte toestand van de waterkwaliteit brengen verschillende gevolgen met zich mee. Vooropgesteld is een slechte ecologische en chemische toestand van het water schadelijk voor het water en de ecosystemen. Daarnaast zijn er mogelijke gevolgen voor bijvoorbeeld de bouwsector en de industrie. De vergelijking met de stikstofcrisis en activiteiten die noodgedwongen stil komen te liggen wordt steeds vaker getrokken. De verlening van watervergunningen moet voldoen aan de doelen uit de KRW (art. 8.84 lid 1-2 Bk). Als deze doelen niet worden behaald zijn bijvoorbeeld strengere vergunningseisen mogelijk of mogen activiteiten niet meer worden opgestart. Ook zijn strengere wet- of regelgeving en meer inzet op handhaving en toezicht aan te wijzen als mogelijke noodzakelijke maatregelen.

Concluderend

Nederland dreigt, net als veel andere EU lidstaten, de doelstellingen voor schoon grond- en oppervlaktewater niet te behalen. De voorspelling is dat dit een grote impact zal hebben op zowel de natuur als de Nederlandse (bouw)industrie. Aanvullende plannen en maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren en doelstellingen te behalen zijn noodzakelijk om verdere problematiek te voorkomen. De Europese Commissie zal dit jaar een EU-waterstrategie publiceren waarin de urgente uitdagingen worden aangepakt. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Nederlandse waterkwaliteit onder druk: maatregelen onvermijdelijk? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nederlandse-waterkwaliteit-onder-druk-maatregelen-onvermijdelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-03-05 10:42:12 [post_modified_gmt] => 2025-03-05 09:42:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44701 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 44549 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-02-20 14:04:21 [post_date_gmt] => 2025-02-20 13:04:21 [post_content] => Op 10 december 2024 heeft de Eerste Kamer de Energiewet en de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) aangenomen. Deze twee wetten hebben een belangrijke rol in de energietransitie. In dit artikel bespreken wij een aantal van de beoogde wijzigingen die de wetten zullen doorvoeren.

Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie

De Wgiw introduceert verschillende instrumenten voor gemeenten om een regierol te nemen in de warmtetransitie. Gemeenten kunnen hierdoor regels stellen om de warmtetransitie in specifieke gebieden of wijken te realiseren. Op grond van de Wgiw moeten gemeenten elke 5 jaar een warmteprogramma opstellen, dit wordt een verplicht programma onder de Omgevingswet. In het warmteprogramma wordt uitgewerkt wanneer bepaalde gebieden in de komende jaren aardgasvrij worden en welke alternatieven mogelijk zijn voor warmtevoorziening. De gemeenten krijgen daarnaast een aanwijsbevoegdheid waarmee het mogelijk wordt om wijken van het aardgas af te halen en over te zetten naar een duurzame warmtevoorziening.

Energiewet

De Energiewet zal de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet vervangen en implementeert daarnaast regels uit de EU Elektriciteitsrichtlijn. De Energiewet zal in verschillende fases in werking gaan treden, met halverwege 2025 als beoogde datum voor het eerste deel van de regels. Door de Elektriciteitswet en de Gaswet te vervangen en samen te bundelen in één nieuwe wet worden onnodige verschillen in de regelgeving voor elektriciteit en gas weggehaald. Daarnaast creëert de Energiewet onder andere nieuwe mogelijkheden voor het aanpakken van het volle elektriciteitsnet en komt er meer bescherming voor afnemers van energie. Op onder andere de volgende gebieden voert de Energiewet wijzigen door in het energierecht: ‘Cable pooling’ als oplossing voor netcongestie In Nederland is op veel plekken het elektriciteitsnet bijna vol, dit noemen we netcongestie. Een oplossing hiervoor is ‘cable pooling’, er mogen dan meerdere installaties worden aangesloten op één gezamenlijke aansluiting op het elektriciteitsnet. Hierdoor wordt de aansluitcapaciteit van het elektriciteitsnet efficiënter benut. Dit is al een aantal jaren mogelijk voor wind- en zonneparken, maar wordt met de inwerkingtreding van de Energiewet ook toegestaan voor andere gebruikers, mits zij voldoen aan de voorwaarden hiervoor zoals vastgelegd in de Energiewet. Energiegemeenschappen De Energiewet introduceert de mogelijkheid van energiegemeenschappen. Een energiegemeenschap is een juridische entiteit die voor haar leden activiteiten op de energiemarkt verricht met als doel om milieu-, economische of sociale voordelen te bieden aan haar leden. Binnen een energiegemeenschap is het bijvoorbeeld makkelijker om energie met elkaar te delen en daarmee bij te dragen aan de energietransitie. Meer bescherming voor energieconsumenten Vooral huishoudens, zelfstandigen en kleine bedrijven krijgen meer rechten en bescherming onder de nieuwe Energiewet. Op contractueel vlak komen er bijvoorbeeld regels over transparante voorwaarden en klachtenprocedures.

Concluderend

Alhoewel beide wetten nu zijn goedgekeurd door de Eerste en Tweede Kamer, moet er nog veel worden uitgewerkt. De Wgiw zal in het Besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Bgiw) verder worden uitgewerkt, pas daarna zal dus duidelijk zijn welke verdere instructieregels gemeenten moeten gaan volgen. Ook de Energiewet moet nog nader uitgewerkt worden in lagere regelgeving, zoals algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. De komende tijd zal daarom steeds meer bekend worden over de exacte inhoud van de nieuwe wetten en wanneer ze in werking zullen treden. Rutger Boogers [post_title] => De energietransitie: nieuwe wet- en regelgeving in ontwikkeling [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-energietransitie-nieuwe-wet-en-regelgeving-in-ontwikkeling [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-02-20 14:04:21 [post_modified_gmt] => 2025-02-20 13:04:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44549 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 44497 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-02-11 14:11:34 [post_date_gmt] => 2025-02-11 13:11:34 [post_content] => Het is vaste rechtspraak dat het planologisch verschil maakt of een woning wordt bewoond door arbeidsmigranten of een ‘gewoon’ gezin. Dat is geen oordeel, maar een juridisch gegeven. Daarover schreef ik eerder deze blog. Dat wil overigens zeker niet zeggen, dat overlast als gegeven aangenomen moet worden. Uit vaste rechtspraak volgt dat per geval beoordeeld moet worden wat de ruimtelijke impact is. In de rechtspraak is meermaals bevestigd dat een omgevings- of exploitatievergunning niet geweigerd kan worden op grond van een ‘subjectieve’ vrees van overlast. Enkel objectieve overlast kan hierbij een rol spelen.  Maar het planologisch verschil tussen bewoning door arbeidsmigranten en een gezin is niet zo groot als wellicht wordt gedacht. Een uitspraak van de Rechtbank Overijssel geeft dat illustratief weer. Voor huisvesters van arbeidsmigranten een relevante uitspraak, ook al gaat het in deze zaak niet over arbeidsmigranten.

Wat speelde er?

Het college van B&W van de gemeente Hengelo had een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van een woning ten behoeve van het huisvesten en begeleiden van ex-verslaafden. Het betrof dus een woning. Uit het bestemmingsplan volgde dat de woning uitsluitend gebruikt mocht worden voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Voor een verdere toelichting op de ‘één-huishouden jurisprudentie’ wijs ik naar een eerdere blog die ik hierover schreef. Het begrip ‘wonen’ was niet gedefinieerd. Volgens vaste rechtspraak zijn in dat geval meerdere woonvormen toegestaan. Ook bewoning door arbeidsmigranten. Niet ter discussie stond dat de woonvorm (dus de bewoning door een niet-huishouden in de vorm van ex-verslaafden) niet in strijd was met die woonbestemming. Wél was de bewoning door deze groep bewoners in strijd met de eis dat de woning slechts bewoond mocht worden door één-huishouden. Indien het samenwonen zich kenmerkt door een tevoren vaststaande tijdelijkheid van de samenwoning, is geen sprake van één-huishouden. Afwijking van het bestemmingsplan was dus noodzakelijk. Dat kon in dat geval nog met toepassing van de kruimelgevallenregeling, die inmiddels is komen te vervallen met de komst van de Omgevingswet.

Hoe moet de afwijking van het bestemmingsplan beoordeeld worden?

De vraag is waar de afwijking op ziet en hoe die afwijking vervolgens beoordeeld moet worden. De afwijking ziet op het in strijd met het ‘één-huishouden’ criterium personen te huisvesten. Of dat nu ex-verslaafden, arbeidsmigranten of bijvoorbeeld studenten zijn, maakt voor het juridische kader niet uit. Het bestemmingsplan is onherroepelijk. Op grond van het bestemmingsplan is bewoning door één huishouden toegestaan. De rechtbank overweegt: Ten aanzien van deze activiteiten staat vast dat deze in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. Daarom gaat het in dit geval bij de belangenafweging om de ruimtelijke effecten die optreden als gevolg van de vergunde afwijking van het bestemmingsplan, afgezet tegen de met de afwijking gediende belangen. De ruimtelijke effecten van wat al op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, blijven daarbij buiten beschouwing. (…) In deze zaak is het gebruiken van de woning door vijf personen, mits zij samen één huishouden vormen, in overeenstemming met het bestemmingsplan. Met de ruimtelijke effecten van bewoning door meerdere personen is daarom in het bestemmingsplan al rekening gehouden en van dit gebruik staat vast dat dit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Een bepaalde mate van overlast die inherent is aan wonen, is dan ook al verdisconteerd in het bestemmingsplan en is in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. Uit deze overweging volgt precies wat bij een afwijking beoordeeld moet worden. De woning laat al toe dat er gewoond mag worden door vijf personen. Dat heeft al een bepaalde uitstraling en ruimtelijke impact. Enkel het gegeven dat deze vijf personen geen één huishouden vormen, moet in het kader van de afwijking beoordeeld worden. Zoals al aangegeven, moet veronderstelde overlast geobjectiveerd worden. Er waren in dit geval wel wat klachten geweest, maar niet dusdanig dat een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden onvoldoende verzekerd was. In dit geval leidt dit tot de slotsom dat de vergunning in stand kon blijven.

Voor de praktijk

Deze uitspraak is met name van belang bij bestemmingsplannen waarin het begrip ‘wonen’ niet is gedefinieerd. In die gevallen is de huisvesten van arbeidsmigranten veelal niet in strijd met de bestemming. Wél kan dan de ‘één-huishouden’ rechtspraak gelden. Voor het afwijken van het bestemmingsplan, is het dus van belang dat het verstrekpunt bij die beoordeling duidelijk is: er mogen al (vijf) arbeidsmigranten wonen, de afwijking ziet uitsluitend op het feit dat deze arbeidsmigranten geen één-huishouden vormen. En dan is het verschil met hetgeen planologisch al is toegestaan, in dit soort gevallen (wellicht) kleiner dan vaak gedacht wordt. Rutger Boogers [post_title] => Huisvesting arbeidsmigranten en gezinnen: Planologisch gelijk? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => huisvesting-arbeidsmigranten-en-gezinnen-planologisch-gelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-02-11 14:11:34 [post_modified_gmt] => 2025-02-11 13:11:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44497 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 44463 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-01-29 10:06:50 [post_date_gmt] => 2025-01-29 09:06:50 [post_content] => In de maanden december en januari zijn er weer verschillende uitspraken over de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) gedaan. De BOPA is een omgevingsvergunning die kan worden verleend wanneer een activiteit voldoet aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Diverse aspecten van de fysieke leefomgeving, zoals geluid, verkeer of parkeren, kunnen hierbij een rol spelen. In december en januari is de BOPA in verschillende rechterlijke uitspraken aan bod gekomen, in dit artikel bespreken wij een aantal van de uitspraken die voorbij zijn gekomen.

Onverplichte participatie, lichtinval en privacy [ECLI:NL:RBROT:2024:13160]

De Rechtbank Rotterdam heeft in deze uitspraak een verleende BOPA onder andere getoetst aan de criteria voor onverplichte participatie, lichtinval en privacy. De buitenplanse omgevingsplanactiviteit is verleend voor het vervangen van een dak en het verhogen van de nok. Door een bewoner van een aangrenzend perceel is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om de bouwwerkzaamheden te voorkomen. Volgens verzoeker is er niet voldaan aan participatie en zal het verhoogde dak de lichtinval en privacy van zijn perceel aantasten. De voorzieningenrechter overweegt dat participatie niet verplicht is, maar dat er wel moet worden aangegeven of er al dan niet aan participatie is gedaan. In dit geval heeft vergunninghouder een ‘informeel rondje’ heeft gemaakt bij een aantal buren, dit is volgens de voorzieningenrechter voldoende aangezien de participatie in deze situatie vormvrij is. Dat er geen onacceptabele hinder zal ontstaan door verminderde lichtinval of privacy kan vergunninghouder nog nader onderbouwen. Voor de lichtinval kan door middel van een bezonningsonderzoek alsnog worden aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige aantasting.

ETFAL in relatie tot geluidsoverlast, verkeershinder en alternatieve locaties [ECLI:NL:RBMNE:2024:6862]

In deze zaak draait het om een verleende omgevingsvergunning om tennisbanen te vervangen door padelbanen. De vergunning is verleend voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit omdat de wanden van de padelbanen hoger zijn dan is toegestaan op grond van het Omgevingsplan. Tegen de verlening van de vergunning is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend door omwonenden omdat er niet aan de normen voor geluid en verkeerseffecten zou zijn voldaan en dat er alternatieve locaties zouden zijn. De voorzieningenrechter oordeelt in de belangenafweging dat vooralsnog niet is gebleken dat de omgevingsvergunning geen stand kan houden in bezwaar, het belang van het kunnen uitvoeren van de omgevingsvergunning weegt daarom zwaarder dan het voorkomen van het mogelijke risico op geluidsoverlast en verkeershinder.

ETFAL onvoldoende onderbouwd [ECLI:NL:RBOVE:2024:6981]

Verzoekster in deze zaak heeft bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen een omgevingsvergunning verleend om een woning uit te bouwen. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet is gemotiveerd waarom overschrijdingen van onder andere het bouwvlak en de maximale goothoogte zijn toegestaan wanneer er wordt gekeken naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In de bezwaarprocedure kan dit worden hersteld door dit nader te motiveren. Ondanks dit oordeel schorst de voorzieningenrechter het besluit niet, de vergunninghouder heeft aangegeven zich bewust te zijn van het bouwen op eigen risico, en er is nog niet gebleken dat er door de bouwwerkzaamheden grote nadelen zullen ontstaan voor verzoekster.

Beoordeling ETFAL bij gestelde aantasting woon- en leefklimaat [ECLI:NL:RBZWB:2025:282]

Tegen een verleende BOPA-omgevingsvergunning voor een dakkapel is een bewoner van een aangelegen perceel in bezwaar gekomen en is er een verzoek tot een voorlopige voorziening ingediend. Verzoeker stelt dat een concrete ruimtelijke onderbouwing onderbreekt waaruit blijkt dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De voorzieningenrechter maakt in deze uitspraak duidelijk dat ETFAL een open norm is, waarbij het bevoegd gezag beleidsruimte heeft. Er moet daarom worden geoordeeld of het college van burgemeester en wethouders in redelijkheid heeft kunnen stelen dat er is voldaan aan het ETFAL criterium. De dakkapel is vergund voor de achterzijde van de woning, en heeft dus geen invloed op het straatbeeld, het uitzicht of de verkeersveiligheid. Gezien de afstand van vijf meter tussen de dakkapel en de erfgrens is er ook geen privaatrechtelijke belemmering of onaanvaardbare aantasting van het woon- of leefklimaat van de verzoeker. Verzoeker beroept zich ook op het belang van de privacy van zijn gezin dat zal worden aangetast door de dakkapel. Hierover oordeelt de voorzieningenrechter dat dit niet nader is onderbouwd met stukken en dat het belang om te mogen bouwen in redelijkheid zwaarder weegt dan het privacy belang.

ETFAL in relatie tot flora en fauna, werelderfgoedlijst en schaduwhinder en lichtinval [ECLI:NL:RBZWB:2025:294]

Deze uitspraak ziet op een BOPA die is verleend voor het bouwen van een appartementencomplex en een parkeerplaats. Hiertegen is bezwaar ingediend en verzocht om een voorlopige voorziening door een omwonende. Verzoeker voert aan dat het landschap op de UNESCO Werelderfgoedlijst staat en dat het plan daarmee in strijd is. Daarnaast vreest verzoeker voor beperking van zijn lichtinval, schaduwwerking, geluidsoverlast, en aantasting van de flora en fauna. De parkeerplaatsen van het appartementencomplex zullen voor een klein deel gerealiseerd worden op een stuk grond waar de bestemming ‘groen’ geldt. Dit is volgens het college van burgemeester en wethouders echter toegestaan binnen een evenwichtige toedeling van functies aan locaties omdat er een grotere waarde kan worden gehecht aan de gemeentelijke parkeernormen dan aan het behouden van het groen, en omdat het verdwijnen van de flora en fauna elders gecompenseerd zal worden. Dit is volgens de voorzieningenrechter voldoende gemotiveerd. Over de schaduwhinder en lichtinval oordeelt de voorzieningenrechter dat dit niet onevenredig bezwarend zal zijn omdat het nauwelijks effect zal hebben op het perceel van verzoeker. De voorzieningenrechter overweegt dat een klein deel van het perceel mogelijk bij het Werelderfgoed hoort, maar dat er echter geen regels zijn opgenomen in het omgevingsplan over de bescherming hiervan. De verzoeker kan zich hier dus niet op beroepen. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Rechterlijke uitspraken over BOPA: Highlights van december en januari [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => rechterlijke-uitspraken-over-bopa-highlights-van-december-en-januari [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-01-29 10:06:50 [post_modified_gmt] => 2025-01-29 09:06:50 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44463 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 44443 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-01-27 13:44:14 [post_date_gmt] => 2025-01-27 12:44:14 [post_content] => De rechtbank Den Haag heeft op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in de stikstofzaak die door Greenpeace is aangespannen tegen de Nederlandse Staat. De rechtbank heeft zich over de vraag gebogen of de Nederlandse Staat voldoende doet om te zorgen dat de Nederlandse natuur niet verder verslechtert. Voor het grootste deel van de vorderingen wordt Greenpeace in het gelijk gesteld door de rechter. In dit artikel bespreken wij de feiten, het wettelijk kader, de belangrijkste vorderingen en verweren, en het oordeel van de rechtbank.

Stikstofdepositie en het wettelijke kader

De zaak draait om de uitstoot van stikstof waardoor de stikstof op de bodem en gewassen terecht komt, dit wordt stikstofdepositie genoemd. Stikstofdepositie kan de bodem negatief aantasten met als gevolg dat stikstofgevoelige plantensoorten verdwijnen of in kwaliteit afnemen, dit heeft ook gevolgen voor de dierensoorten die van deze planten afhankelijk zijn. Per jaar kan de natuur een bepaalde hoeveelheid stikstofdepositie aan zonder dat dit zorgt voor schade, deze hoeveelheid wordt aangegeven door middel van de kritische depositiewaarde (KDW). Als de KDW wordt overschreden is het mogelijk dat de kwaliteit van de natuur negatief wordt aangetast. De KDW is voor Natura 2000-gebieden wetenschappelijk bepaald. Natura 2000-gebieden zijn een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, in Nederland gaat het om 162 gebieden. Vanuit het Europese recht (de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn) ligt er op de Staat een verplichting om de natuur in Natura 2000-gebieden in stand te houden en verslechtering te voorkomen. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet in januari 2024 zijn de verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen in de Omgevingswet.

Vorderingen van Greenpeace Nederland

Greenpeace heeft de zaak tegen de Staat aangespannen om er voor te zorgen dat de stikstoofuitstoot op beschermde natuurgebieden naar beneden gaat om daarmee verslechtering van de natuur te voorkomen. Om dit te bereiken heeft Greenpeace de rechtbank om meerdere vorderingen verzocht, onder andere het volgende wordt gevorderd Greenpeace;
  • Een verklaring voor recht dat de Staat onrechtmatig handelt door onvoldoende maatregelen te nemen om de stikstofdepositie onder de KDW te brengen.
  • Dat er prioriteit moet worden gegeven aan de Natura 2000-gebieden die op de Urgente Lijst staan. Deze gebieden moeten niet als laatste onder de KDW worden gebracht. De Urgente Lijst is tot stand gekomen op basis van wetenschappelijke onderzoeken en wijst aan voor welke gebieden een snelle vermindering van stikstofdepositie noodzakelijk is om duurzaam herstel te realiseren.
  • Een bevel dat de Staat moet voldoen aan de wettelijke percentages vastgesteld voor 2025 en 2030, op straffe van een dwangsom.

Verweren gevoerd door de Nederlandse Staat

Door de Staat zijn verschillende verweren aangevoerd, onder andere verweert de Staat dat:
  • Het toewijzen van de vorderingen van Greenpeace op ontoelaatbare wijze ingrijpt op de politiek-bestuurlijke besluitvorming en dat het resulteert in een ontoelaatbaar wetgevingsbevel. Volgens de Staat is het aan de wetgever om de wetgeving en de inhoud daarvan te bepalen.
  • De verslechtering van de Natura 2000-gebieden is niet verwijtbaar aan de Staat. Hier verwijst de Staat onder andere naar oud beleid rondom stikstof: het Programma Aanpak Stikstof (PAS) wat door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) als strijdig met Europees recht is geoordeeld, dit wijst de Staat aan als een onvoorzienbare omstandigheid. Daarnaast voert de Staat het verweer dat de stikstofdepositie voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door omringende landen en dat er ook andere factoren zijn die de verslechterde staat van de natuur veroorzaken.
  • Het voldoen aan de vorderingen is praktisch onmogelijk en het toewijzen daarvan zal daarom niet de verslechtering tegengaan.
  • Ten aanzien van de prioritering betwist de Staat hiertoe gehouden te zijn, omdat dit geen verplichting is op grond van de Vogel- of Habitatrichtlijn.

Oordeel van de rechtbank Den Haag

In haar oordeel gaat de rechtbank eerst in op de verhouding tussen de wetgever en de rechter. Met verwijzing naar de Urgenda-zaak overweegt de rechtbank dat de besluitvorming over stikstof toekomt aan de wetgevende macht. Zoals de Staat ook verweert is het niet aan de rechter om politieke keuzes voor te schrijven, maar het is echter wel aan de rechter om te beoordelen of de wetgever zich houdt aan de grenzen van het recht waaraan zij is gebonden. De rechter heeft de opdracht om rechtsbescherming, ook tegen de overheid, te bieden zoals ook is vereist op grond van de democratische rechtsstaat. De rechter kan daarom bevelen dat de Staat zich aan zijn eigen wetgeving dient te houden of een verklaring voor recht geven dat deze verplichting wordt geschonden. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat er door Greenpeace met voldoende wetenschappelijk bewijs is aangetoond dat er een verslechtering is van de Natura 2000-gebieden en dat de verslechtering aan de Staat kan worden verweten doordat de Staat geen passende maatregelen heeft genomen om verslechtering tegen te gaan of te voorkomen. Hier wijst de rechtbank de Staat er onder andere op dat de Staat de verantwoordelijkheid draagt dat PAS in overeenstemming is met het hogere recht had moeten zijn en dat de onzekerheid over deze overeenstemming ook voor de invoering al bij de Staat bekend was. Met betrekking tot de stikstofdepositie veroorzaakt door omringende landen overweegt de rechtbank dat Nederland vier keer meer stikstofdepositie in omringende landen veroorzaakt dan omgekeerd. Bovendien heeft het kabinet Schoof eerder vastgestelde maatregelen ingetrokken. Zo is het Transitiefonds, op grond waarvan 24,3 miljard euro beschikbaar zou worden gesteld, opgeheven. Daarnaast handelt de Staat onrechtmatig door het waarschijnlijk niet behalen van de wettelijke stikstofdoelen voor 2025 en het zeer waarschijnlijk niet behalen van het wettelijke stikstofdoel voor 2030. De rechtbank overweegt dat de Staat aan zijn eigen wetgeving (de Omgevingswet) kan worden gehouden waarin deze doelen zijn vastgelegd, en dat deze minimumverplichting de absolute ondergrens vormt. De rechtbank legt een bevel op aan de Staat om het wettelijke stikstofdoel voor 31 december 2030 te behalen en om daarbij prioriteit toe te kennen aan de meest kwetsbare gebieden. Dit betekent dat 50 procent van de stikstofgevoelige natuur in de Natura 2000-gebieden onder de KDW moet worden gebracht. Over de prioritering overweegt de rechtbank dat de uitvoering van de nationaalrechtelijke wettelijke bepalingen er toe leidt dat de meest kwetsbare gebieden als laatste onder de KDW worden gebracht niet in lijn is met het Europese recht. De rechtbank dient de effectiviteit van het Europese recht te waarborgen, en oordeelt op grond van rapporten dat prioritering noodzakelijk is. Een dwangsom van 10 miljoen moet worden betaald indien de Staat het doel niet haalt.

Concluderend

De uitspraak van de rechtbank Den Haag is na de Urgenda-zaak een nieuwe baanbrekende stikstofzaak die Greenpeace op veel belangrijke punten in het gelijk stelt. Belangrijk is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard vanwege de spoedeisende milieubelangen, dit betekent dat de Staat het vonnis direct zal moeten uitvoeren, ook wanneer de Staat hoger beroep instelt. Ook is het van belang dat er in beginsel aan de Staat geen dwangsom wordt opgelegd, maar dat de rechtbank dat in dit geval wel doet omdat er sprake is van verwijtbare onrechtmatigheid van het PAS en het een gegeven is dat er al jaren onvoldoende maatregelen worden genomen door de Staat. De uitspraak zal vooral grote gevolgen met zich meebrengen voor de stikstofaanpak van het kabinet, de agrarische sector als grootste bron van stikstofdepositie en de bouwsector. Welke gevolgen dit zijn mag de politiek zelf invullen, de uitspraak laat namelijk de ruimte aan de Staat zelf om te bepalen hoe er zal worden voldaan aan het behalen van het wettelijke doel voor 2030. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Staat verplicht tot halen stikstofdoel 2030 [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => staat-verplicht-tot-halen-stikstofdoel-2030 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-01-27 13:44:14 [post_modified_gmt] => 2025-01-27 12:44:14 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44443 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 44426 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-01-23 10:04:16 [post_date_gmt] => 2025-01-23 09:04:16 [post_content] => In deze twaalfde editie van ons maandelijkse jurisprudentieoverzicht bespreken wij de laatste belangrijke jurisprudentie van het eerste jaar van de Omgevingswet. We bespreken overgangsrechtelijke en inhoudelijke uitspraken. Onder andere aan bod komt een uitspraak over het TAM-IMRO omgevingsplan en een uitspraak over het verlies van procesbelang doordat een instrument niet meer bestaat onder de Omgevingswet.

Overgangsrecht

Deze zaak draait om een herstelbesluit dat is genomen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Er doet zich daarom de vraag voor of de Omgevingswet van toepassing is op het herstelbesluit. Dit is niet het geval omdat de aanvraag voor de omgevingsvergunning waarop het primaire besluit en het herstelbesluit zien vóór 1 januari 2024 gedaan. Uit artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet volgt dat het oude recht van toepassing blijft totdat het besluit op een aanvraag onherroepelijk is geworden. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een ingetrokken omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm), met als doel deze vergunning te herstellen. Het instrument van de obm bestaat echter niet meer onder de Omgevingswet. De eiser heeft hierdoor geen procesbelang meer omdat het doel van het beroep niet langer mogelijk is. Wanneer procesbelang ontbreekt wordt een beroep niet meer inhoudelijk behandeld. In eerdere jurisprudentieoverzichten en artikelen bespraken wij al dat de bouwstop geen eigen grondslag meer heeft onder de Omgevingswet. De bouwstop wordt onder de Omgevingswet gekwalificeerd als een last onder bestuursdwang. Doordat er sprake is van een andere wettelijke grondslag kan niet met zekerheid worden gesteld dat de jurisprudentie onder de Wabo altijd kan worden voortgezet onder de Omgevingswet. Appellante in deze zaak betoogt dat er een vooroverleg had moeten plaatsvinden voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning. Ter ondersteuning van dit argument wordt er verwezen naar de memorie van toelichting op Omgevingswet. Op grond van het overgangsrecht is echter het oude recht van toepassing en heeft het volgens de Afdeling dus geen zin om te verwijzen naar de Omgevingswet.

Inhoudelijk

In deze uitspraak gaat het om de gedoogplicht uit artikel 10.20 van de Omgevingswet. De gedoogplicht is een instrument dat kan worden opgelegd aan een eigenaar of rechthebbende van een onroerende zaak, waardoor deze persoon activiteiten of werk moet toelaten. De gedoogplicht is opgelegd zodat er een onderzoek kan worden uitgevoerd naar de mogelijkheden om een hoogspanningsstation te bouwen. De eigenaar van het perceel is het niet met de gedoogplicht eens en heeft daarom om een voorlopige voorziening verzocht. Een gedoogplicht moet voldoen aan de criteria opgesomd in artikel 10.11 van de Omgevingswet. In het geschil is of er een redelijke poging is gedaan om schriftelijke overeenstemming te bereiken, zoals is vereist op grond van artikel 10.11 Ow. Vaste jurisprudentie op grond van het oude recht vereist dat de minister zich ervan moet vergewissen dat er een serieuze en redelijke poging is geweest om overeenstemming te bereiken. Deze rechtspraak is van toepassing op werken van een algemeen belang en waarbij de werkzaamheden zullen leiden tot een permanent resultaat. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze jurisprudentie ook onder de Omgevingswet toepasselijk is omdat de criteria uit het oude recht zijn overgenomen in de Omgevingswet. Er zal bij de toepassing wel rekening moeten worden gehouden met het mogelijke tijdelijke karakter van een gedoogplicht. Een TAM-IMRO-omgevingsplan kan worden ingezet wanneer een activiteit niet past binnen een omgevingsplan. Dit is een alternatief voor bijvoorbeeld het vergunnen door middel van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA), waarover al meerdere uitspraken voorbij zijn gekomen in onze jurisprudentiereeks. Bij een wijziging van het omgevingsplan moet het college van burgemeester en wethouders kijken naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). De Afdeling maakt in deze uitspraak duidelijk dat zij niet zelf oordeelt of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, maar dat er zal worden beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden of het in overeenstemming is met het recht. Bij de beoordeling kan betrokken worden of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Hiermee geeft de Afdeling het toetsingskader voor een wijziging van het omgevingsplan. Deze uitspraak draait om een handhavingsbesluit genomen voor een overtreding van een milieubelastende activiteit (MBA). Het gaat om een bouwproject waarbij immobilisaat is toegepast (een bewerking waarmee de chemische en fysische eigenschappen van de grond worden gewijzigd). Als immobilisaat correct wordt toegepast kan dit worden gebruikt als werkvloer bij een bouwproject. Wordt de stof echter niet correct toegepast, kan dit leiden tot milieuverontreiniging. Voor het toepassen van immobilisaat gelden daarom toepassingsvoorschriften. In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wordt immobilisaat gedefinieerd als een bouwstof en wordt het toepassen van bouwstof aangewezen als een MBA, er is echter géén omgevingsvergunning nodig omdat moet worden voldaan aan de toepassingsregels. Tijdens controles blijkt verkeerd toegepast immobilisaat aanwezig te zijn, dit wordt door het college van B&W aangewezen als afvalstof op grond waarvan een last onder dwangsom is opgelegd. Voor afvalstoffen is namelijk wel een omgevingsvergunning vereist om de MBA uit te voeren. De voorzieningenrechter verduidelijkt in deze uitspraak dat er slechts sprake is van het toepassen van een bouwstof als de immobilisaat correct wordt toegepast zoals is vereist in de toepassingsvoorschriften en het correct is uitgehard. Als de immobilisaat dus verkeerd is toegepast, kan er dan ook worden vastgesteld dat het gaat om een afvalstof en is een omgevingsvergunning dus wel vereist. Tegen twee verleende omgevingsvergunningen voor het kappen van bomen is een omwonende in beroep gegaan op de grond dat er onvoldoende aan participatie is gedaan. Er worden in de Omgevingswet geen criteria gegeven waaraan participatie moet voldoen, maar participatie is wel verplicht en er moet worden aangegeven hoe het heeft plaatsgevonden en wat het resultaat is. In dit geval is er een enquête afgenomen waarvan de resultaten zijn verwerkt in een schets, op deze schets kon worden gereageerd, daarna is er een ontwerpplan vastgesteld waarop ook kon worden gereageerd, is er een bewonersavond georganiseerd en waren alle plannen vindbaar op een website. De voorzieningenrechter oordeelt daarom dat er ruim is voldaan aan participatie. Ook bevestigt de voorzieningenrechter opnieuw dat het niet zo is dat participatie tot het gewenste resultaat moet leiden van degenen die inspraak hebben gegeven. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Jurisprudentieoverzicht twaalfde maand Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentieoverzicht-twaalfde-maand-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-01-23 10:04:16 [post_modified_gmt] => 2025-01-23 09:04:16 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44426 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 44320 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-01-03 16:00:12 [post_date_gmt] => 2025-01-03 15:00:12 [post_content] => De Rechtbank Midden-Nederland heeft een interessante uitspraak gedaan over de huisvesting van arbeidsmigranten waarin onder andere werd aangevoerd dat de bestemmingsplanregel ‘één huishouden’ strijd zou opleveren met het Europese recht op vrij verkeer. De rechtbank heeft de planregel daarom exceptief getoetst aan het recht van vrij verkeer van werknemers zoals gewaarborgd in artikel 45 VWEU. In dit artikel bespreken wij de feiten van de zaak en de beoordeling door de bestuursrechter.

Feiten

Eiseres in het geschil heeft een woning waarin ze arbeidsmigranten huisvest. De gemeente heeft handhavend opgetreden omdat de huisvesting van arbeidsmigranten in strijd is met het bestemmingsplan. Op grond van het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming ‘wonen’. In de planregels wordt ‘wonen’ gedefinieerd als een gebouw dat ‘één huishouden’ kan huisvesten. Volgens de gemeente voldoen de arbeidsmigranten niet aan ‘één huishouden’. Eiseres voert aan dat de planregel discriminerend is doordat het arbeidsmigranten beperkt in hun mogelijkheden voor huisvesting wanneer ze naar Nederland komen om te werken. Met deze beroepsgrond verzoekt eiseres de rechtbank om te beoordelen of de planregel strijd op levert met het vrij verkeer van werknemers, zoals is gewaarborgd in artikel 45 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank moet de planregel exceptief toetsen aan het VWEU. Een bestemmingsplan is namelijk een besluit van algemene strekking (bas) omdat bestemmingsplanregels zijn gericht aan een ieder. Op grond van artikel 8:3 lid 1 van de Awb mag er geen direct beroep worden ingesteld tegen algemeen verbindende voorschriften en is exceptieve toetsing dus vereist. Exceptieve toetsing houdt in dat de bestuursrechter de rechtmatigheid van het wettelijke voorschrift waarop een besluit is gebaseerd kan toetsen aan hoger recht of algemene rechtsbeginselen. In deze zaak kan de rechtbank de planregel exceptief toetsen aan het hogere Europese recht omdat op grond van de planregel het besluit tot handhaving is genomen waartegen eiseres in beroep is gegaan. De exceptieve toetsing kan alleen als gevolg hebben dat de planregel onverbindend wordt geacht of dat de planregel buiten toepassing wordt gelaten wanneer er evidente strijd is met de hogere regeling, in deze zaak dus het Europese recht op vrij verkeer van werknemers. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van evidente strijd met het recht op vrij verkeer van werknemers. Er is volgens de rechtbank geen sprake van directe discriminatie, er wordt geen direct onderscheid gemaakt door in de planregel rechtstreeks te verwijzen naar een discriminatiegrond. Zo maakt de planregel volgens de rechtbank bijvoorbeeld geen onderscheid naar nationaliteit. Ook is er geen sprake van indirecte discriminatie, dit zou het geval zijn wanneer een in eerste opzicht neutrale bepaling nadelig uitpakt voor bepaalde groepen mensen. Volgens de rechtbank gaat het om een algemene bepaling die iedereen treft, als voorbeeld wordt gegeven dat ook studenten soms niet aan het vereiste van ‘één huishouden’ kunnen voldoen. De beroepsgrond dat er strijd is met artikel 45 VWEU slaagt daarom niet.

‘Één huishouden’?

Naast een beroep op het verbod van discriminatie voert eiseres ook aan dat er wel sprake is van ‘één huishouden’. Over het algemeen wordt de huisvesting van meerdere arbeidsmigranten niet gezien als ‘één huishouden’, in deze zaak slaagt deze beroepsgrond dan ook niet omdat er geen continuïteit in de samenstelling of onderlinge verbondenheid is. In een eerder artikel schreven wij meer over de mogelijkheden voor arbeidsmigranten om te worden aangemerkt als ‘één huishouden’.

Concluderend

De uitspraak gedaan door de Rechtbank Midden-Nederland is een interessante toevoeging aan de jurisprudentie die ziet op de huisvesting van arbeidsmigranten. Duidelijk is geworden dat de ‘één huishouden’-eis die we vaak terugzien bij de bestemming ‘wonen’, volgens de bestuursrechter geen strijd op levert met het recht op vrij verkeer van werknemers zoals gewaarborgd in het Europese recht. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Discrimineert de ‘één huishouden’-regel arbeidsmigranten? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => discrimineert-de-een-huishouden-regel-arbeidsmigranten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-01-03 16:00:12 [post_modified_gmt] => 2025-01-03 15:00:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44320 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 44265 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-12-24 11:25:30 [post_date_gmt] => 2024-12-24 10:25:30 [post_content] => Op 18 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. De wijziging in de rechtspraak volgt na recente arresten van het Hof van Justitie en het gebrek aan consistente toepassing van de huidige jurisprudentielijn door nuanceringen vanuit verschillende rechtbanken. In de kern bepalen de uitspraken dat intern salderen niet meer mag worden gebruikt bij de ‘voortoets’ voor vergunningaanvragen, waardoor de mogelijkheden voor intern salderen zullen worden beperkt. In dit artikel gaan wij in op de voorheen geldende jurisprudentielijn, de wijzigingen die de Afdeling nu heeft doorgevoerd en de eerste implicaties hiervan voor de praktijk.

Vaste jurisprudentielijn sinds 2021

Sinds 2021 geldt er een vaste jurisprudentielijn van de Afdeling met betrekking tot intern salderen, op basis daarvan is voor intern salderen vaak geen natuurvergunning nodig. Activiteiten waarbij stikstofneerslag vrijkomt moeten rekening houden met Natura 2000-gebieden op grond van het natuurbeschermingsrecht. Wanneer een bedrijf bijvoorbeeld de hoeveelheid stikstof uitstoot wil uitbreiden of een wijziging wil doorvoeren in de bedrijfsactiviteiten, zal er moeten worden onderzocht wat de gevolgen hiervan zijn voor Natura 2000-gebieden. Er mag hierbij gebruik worden gemaakt van ‘intern salderen’. Dit betekent dat de toekomstige stikstofgevolgen mogen worden weggestreept tegen de stikstofemissie die al wordt veroorzaakt op basis van de huidige bedrijfsvoering. Er kan hierbij bijvoorbeeld worden gedacht aan een plan voor grotere veestal, maar met een nieuw systeem waardoor de nieuwe bedrijfsvoering evenveel of zelfs minder stikstof uitstoot. Naast intern salderen kan er ook gebruik worden gemaakt van ‘extern salderen’. Dan wordt er gekeken naar de stikstof veroorzaakt door een andere activiteit of project. Op basis van de jurisprudentielijn die sinds 2021 wordt gehanteerd zijn de voorwaarden voor intern salderen echter gunstiger dan voor extern salderen. Intern salderen kan worden gebruikt in de zogenaamde ‘voortoets’. Hierbij wordt beoordeeld of een aanvraag voor een natuurvergunning vereist is voor activiteiten die mogelijke gevolgen hebben voor een beschermd natuurgebied. De uitkomst van het intern salderen speelt dus mee bij de vraag of kan worden uitgesloten dat een activiteit nadelige effecten heeft op een Natura 2000-gebied en of er dus een vergunning nodig is voor het project. Als dit niet kan worden uitgesloten moet er een namelijk een vergunningaanvraag worden gedaan en wordt er een passende beoordeling uitgevoerd. Doordat intern salderen tijdens de voortoets mee kan worden genomen, is het vaak zo dat een activiteit niet vergunningplichtig is.

Wijziging door de Raad van State [ECLI:NL:RVS:2024:4923 en ECLI:NL:RVS:2024:4909]

Op twee belangrijke punten voert de Afdeling nu een wijziging door. Als eerste wordt duidelijk dat intern salderen niet meer voor de voortoets gebruikt mag worden. De Afdeling volgt hierbij de verplichtingen die komen vanuit het Hof van Justitie en het Europese recht. Ten tweede trekt de Afdeling de voorwaarden voor intern en extern salderen nagenoeg gelijk. Dit betekent dat intern salderen voortaan onderdeel zal zijn van de passende beoordeling voor een natuurvergunning aanvraag. Hierbij wordt strengere voorwaarden gehanteerd dan bij de voortoets. Bij de voortoets mag voortaan dus alleen nog worden gekeken naar de nieuwe activiteit op zichzelf, er mag dus niet worden vergeleken met de oude situatie. Dit heeft als gevolg dat er bijna altijd een vergunningplicht is. Bij de vergunningaanvraag wordt dan de passende beoordeling gemaakt, waarbij intern salderen nog wel kan worden toegepast. Er mogen bij de passende beoordeling namelijk ‘mitigerende maatregelen’ worden meegewogen, dit betekent dat de effecten van het vervangen of wijzigen van de stikstofuitstoot van een bestaande situatie (de ‘referentiesituatie’) een rol kan spelen. Hiervoor is wel vereist dat het positieve effect, het wijzigingen of beëindigen van de huidige stikstofuitstoot, zich voordoet en dat daarna pas de stikstofgevolgen van het nieuwe project zich realiseren. Ook is van belang dat structureel onbenutte stiktofruimte bijvoorbeeld niet meer onder de referentiesituatie valt en dat provincies nu beleid kunnen gaan voeren over intern salderen.

Overgangsfase

Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing, zowel op lopende als toekomstige vergunningaanvragen, en het heeft daarnaast terugwerkende kracht. Dit betekent dat het ook geldt voor alle activiteiten waarvoor intern is gesaldeerd sinds 1 januari 2020. Hierdoor kan het zijn dat veel van deze activiteiten nu alsnog vergunningplichtig zijn geworden. Er geldt wel een overgangsregeling voor alle activiteiten tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025. Tot 1 januari 2030 kan er een natuurvergunning worden aangevraagd of kan de activiteit worden aangepast zonder dat handhavend zal worden opgetreden.

Concluderend

De Afdeling uitspraken markeren een belangrijke en verstrekkende koerswijziging en hebben gevolgen voor zowel bedrijven die de afgelopen vijf jaar intern hebben gesaldeerd, als voor alle toekomstige activiteiten die mogelijk een natuurvergunning nodig hebben. Duidelijk is in ieder geval dat de mogelijkheden tot intern salderen een stuk beperkter zijn geworden. De uitspraken hebben echter als gevolg dat er meer rechtsonzekerheid is in de praktijk en zullen veel projecten en plannen beïnvloeden. De Afdeling heeft een stroomschema gepubliceerd waarin wordt weergegeven welk kader vanaf nu geldt voor intern salderen. Rutger Boogers [post_title] => Raad van State wijzigt de jurisprudentielijn over ‘intern salderen’ [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => raad-van-state-wijzigt-de-jurisprudentielijn-over-intern-salderen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-12-24 11:25:30 [post_modified_gmt] => 2024-12-24 10:25:30 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44265 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 44180 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-12-13 12:05:38 [post_date_gmt] => 2024-12-13 11:05:38 [post_content] => Op 13 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State einduitspraak gedaan over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij ruimtelijke plannen. Eerder dit jaar gaf staatsraad A-G Nijmeijer op verzoek van de Afdeling een conclusie over de toepassing van artikel 6:19 Awb. De vragen van de Afdeling zagen op de toepassing van het artikel in bestemmingsplanzaken onder de Wet ruimtelijke ordening en in omgevingsplanzaken onder de Omgevingswet. In dit artikel bespreken wij waar artikel 6:19 Awb specifiek op ziet, wat de aanleiding was voor de conclusie en wat de Afdeling heeft geoordeeld in haar einduitspraak.

Artikel 6:19 Awb en de aanleiding voor de conclusie

In een bezwaar- of beroepsprocedure over een besluit kan door het bestuursorgaan een nieuw besluit worden genomen dat het bestreden besluit wijzigt. Op deze situatie ziet artikel 6:19 Awb. Het artikel regelt dat het bezwaar of beroep tegen het bestreden besluit van rechtswege ook ziet op het besluit tot intrekking, wijziging of vervanging, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Er ontstaat dus van rechtswege een beroep tegen het nadere besluit. Dit wordt ook wel ‘fictief beroep’ genoemd. Artikel 6:19 Awb is belangrijk voor de rechtsbescherming. Een appellant die tegen een besluit beroep heeft ingesteld, hoeft hierdoor niet afzonderlijk beroep in te stellen tegen een besluit dat hangende het beroep wordt genomen. Ook bevordert het effectieve geschilbeslechting. Er wordt voorkomen dat twee instanties tegelijk oordelen over besluiten die vallen binnen één geschil. De zaak waarin de Afdeling een conclusie vroeg aan staatsraad A-G Nijmeijer gaat over een bestemmingsplan dat de recreatieve verhuur van woningen beperkt. Nadat beroep was ingesteld werd het bestemmingsplan gewijzigd door de gemeenteraad. Vervolgens werd tegen het gewijzigde besluit opnieuw beroep ingesteld.

Conclusie A-G Nijmeijer

In een eerder blog schreven wij al over de conclusie van staatsraad A-G Nijmeijer over artikel 6:19 Awb. De conclusie werd op 29 mei 2024 gegeven, waarna wij de belangrijkste aspecten uiteen hebben gezet. Samenvattend volgt uit de conclusie dat artikel 6:19 Awb zowel voordelen als nadelen heeft. Een belangrijk nadeel is dat de omvang van het geding steeds groter wordt. Nijmeijer adviseerde daarom dat de rechtspraak op bepaalde punten kan worden aangepast om deze uitdijende werking van artikel 6:19 Awb te beperken.

Uitspraak van de Afdeling

De Afdeling overweegt in haar uitspraak dat de uitdijende werking van het fictieve beroep nadelen kan hebben. De Afdeling oordeelt echter dat deze nadelen niet zodanig groot zijn dat het wijziging van de rechtspraak vereist. De ruime toepassing van artikel 6:19 Awb dient namelijk het doel van de rechtsbescherming en de effectieve geschilbeslechting. Ook kan de bestuursrechter in individuele geschillen steeds bepalen hoe een tijdens het beroep genomen besluit moet worden gekwalificeerd, wie de beroepsgerechtigden zijn en of afzonderlijke behandeling eventueel noodzakelijk is. Indien de nadelen in de toekomst toenemen, wat mogelijk het geval gaat zijn in omgevingsplanzaken onder de Omgevingswet, kan volgens de Afdeling dan worden gekeken naar de oplossingen van staatsraad A-G Nijmeijer. Dit betekent echter dat er in de uitspraak nog geen concreet antwoord wordt gegeven over de toepassing van artikel 6:19 Awb in zaken die zien op de wijziging van een omgevingsplan.

Conclusie

De aanbevelingen van staatsraad A-G Nijmeijer om de rechtspraak op bepaalde punten te wijzigen is door de Afdeling niet gevolgd. Wel kunnen de voorgedragen oplossingen in de toekomst van belang gaan zijn als de uitdijende werking voor meer nadelen gaat zorgen onder de Omgevingswet. Dit betekent dat er later meer duidelijk zal worden over de toepassing van artikel 6:19 Awb in omgevingsplanzaken. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Einduitspraak Afdeling na conclusie staatsraad A-G Nijmeijer over artikel 6:19 Awb [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => einduitspraak-afdeling-na-conclusie-staatsraad-a-g-nijmeijer-over-artikel-619-awb [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-12-13 12:05:38 [post_modified_gmt] => 2024-12-13 11:05:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44180 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 44743 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-03-17 10:57:02 [post_date_gmt] => 2025-03-17 09:57:02 [post_content] => In december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. De uitspraken hebben als gevolg dat intern salderen niet meer mag worden ingezet bij de ‘voortoets’ voor vergunningaanvragen. Hierdoor worden de mogelijkheden voor intern salderen beperkt. In dit artikel gaan wij in op de overgangsregeling en de implicaties van de uitspraken voor de bouwsector.

Uitspraken 18 december 2024 [ECLI:NL:RVS:2024:4923 &  ECLI:NL:RVS:2024:4909]

Op 18 december 2024 heeft de Afdeling twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. Intern salderen ziet op het wegstrepen van toekomstige stikstofgevolgen tegen de stikstofemissie die al wordt veroorzaakt op basis van de huidige bedrijfsvoering. Op basis van de jurisprudentielijn die sinds 2021 gold, kon intern salderen worden gebruikt in de ‘voortoets’ om te beoordelen of een activiteit vergunningplichtig is.

In december 2024 heeft de Afdeling hierin twee wijzigingen doorgevoerd. Intern salderen mag niet meer in de voortoets worden gebruikt. Daarnaast kan intern salderen voortaan onderdeel zijn van de passende beoordeling voor een natuurvergunningaanvraag. In een eerder artikel zijn wij uitgebreider ingegaan op de aanleiding van de wijziging en de precieze inhoud ervan.

Overgangsregeling

Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing op zowel lopende als toekomstige vergunningaanvragen. Het heeft daarnaast terugwerkende kracht. Hierdoor geldt het ook voor activiteiten sinds 1 januari 2020. Dit betekent dat activiteiten mogelijk nu alsnog vergunningplichtig zijn geworden.

Er geldt daarom een overgangsregeling voor activiteiten tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025. Tot 1 januari 2030 kan hiervoor een natuurvergunning worden aangevraagd. Het is ook mogelijk om de activiteit aan te passen zonder dat er handhavend wordt opgetreden.

Op wie is de overgangsregeling van toepassing?

Het is voor bouwers en ontwikkelaars belangrijk om te weten of zij onder de overgangsregeling vallen. Wanneer dit het geval is, hoeft de bouw niet per direct te worden stilgelegd. Tijdens de overgangsperiode kan worden onderzocht of een natuurvergunning nodig is. Vervolgens kan een aanvraag worden ingediend, of kan de activiteit worden aangepast zodat er geen natuurvergunning nodig is.

Voor activiteiten die na 1 januari 2025 zijn gestart, geldt de overgangsregeling niet. Er geldt dan meteen een vergunningplicht en er kan handhavend worden opgetreden.

De Afdeling overweegt dat de overgangsregeling geldt voor “activiteiten die tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025 fysiek zijn gestart, die na die datum nog in uitvoering zijn of nog worden geëxploiteerd én waarvoor op basis van de oude jurisprudentielijn geen natuurvergunning nodig was.” Om onder de overgangsregeling te vallen, moet de bouw feitelijk zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025.

Een belangrijke vraag is of het dan gaat om het daadwerkelijke bouwen of dat ook voorbereidende werkzaamheden onder 'fysiek gestart' vallen. Als ook voorbereidende werkzaamheden meetellen, valt een grotere groep onder de overgangsregeling. Dit geldt dan ook voor projecten waarvan de voorbereidende werkzaamheden vóór 1 januari 2025 zijn gestart. Hierover is echter nog geen rechtspraak die uitsluitsel biedt.

Daarnaast is van belang dat het gaat om activiteiten die nog in uitvoering zijn of nog worden geëxploiteerd. De overgangsregeling ziet dus ook op bouwwerken die al in gebruik zijn genomen.

Impact op de bouwsector

Voor bouwprojecten die onder de overgangsregeling vallen, betekent dit dat in veel gevallen alsnog een natuurvergunning moet worden aangevraagd. Ook voor bouwprojecten die nog niet zijn gestart en dus niet onder de overgangsregeling vallen, is de impact groot. Veel nieuwe ontwikkelingen waarbij intern salderen werd gebruikt, liggen tijdelijk stil.

Daarnaast hebben verschillende provincies de behandeling van natuurvergunningen tijdelijk stilgelegd of ingeperkt. Hierdoor zullen veel bouwprojecten vertraging oplopen.

Concluderend

De uitspraken van de Afdeling hebben grote gevolgen voor zowel activiteiten van de afgelopen vijf jaar als toekomstige activiteiten. In dit artikel zijn wij dieper ingegaan op de overgangsregeling en de impact op de bouwsector. Vooral voor nieuwe bouwprojecten die op korte termijn van start zouden gaan, zal de natuurvergunning voor mogelijke vertraging zorgen. Verdere ontwikkelingen blijven wij nauwgezet volgen. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Intern salderen en overgangsrecht: gevolgen voor de bouwsector [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => intern-salderen-en-overgangsrecht-gevolgen-voor-de-bouwsector [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-03-17 10:57:02 [post_modified_gmt] => 2025-03-17 09:57:02 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44743 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 93 [max_num_pages] => 10 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => ff3d0c3037d7431fb9e669d6b9b293e3 [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
In december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. De uitspraken hebben als gevolg dat intern...
Lees meer
Begin februari 2025 heeft de Europese Commissie rapporten gepubliceerd over de waterkwaliteit in de EU lidstaten. Hieruit volgt dat veel lidstaten de voor 2027 gestelde doelstellingen in de EU Kaderrichtlijn...
Lees meer
Op 10 december 2024 heeft de Eerste Kamer de Energiewet en de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) aangenomen. Deze twee wetten hebben een belangrijke rol in de energietransitie. In dit...
Lees meer
Het is vaste rechtspraak dat het planologisch verschil maakt of een woning wordt bewoond door arbeidsmigranten of een ‘gewoon’ gezin. Dat is geen oordeel, maar een juridisch gegeven. Daarover schreef...
Lees meer
In de maanden december en januari zijn er weer verschillende uitspraken over de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) gedaan. De BOPA is een omgevingsvergunning die kan worden verleend wanneer een activiteit voldoet...
Lees meer
De rechtbank Den Haag heeft op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in de stikstofzaak die door Greenpeace is aangespannen tegen de Nederlandse Staat. De rechtbank heeft zich over de vraag...
Lees meer
In deze twaalfde editie van ons maandelijkse jurisprudentieoverzicht bespreken wij de laatste belangrijke jurisprudentie van het eerste jaar van de Omgevingswet. We bespreken overgangsrechtelijke en inhoudelijke uitspraken. Onder andere aan...
Lees meer
De Rechtbank Midden-Nederland heeft een interessante uitspraak gedaan over de huisvesting van arbeidsmigranten waarin onder andere werd aangevoerd dat de bestemmingsplanregel ‘één huishouden’ strijd zou opleveren met het Europese recht...
Lees meer
Op 18 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. De wijziging in de rechtspraak volgt...
Lees meer
Op 13 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State einduitspraak gedaan over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij ruimtelijke plannen. Eerder dit jaar gaf staatsraad...
Lees meer