WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[paged] => 0
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] => all
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
[0] => 19
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1470
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (19) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 0, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 45317
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-07-15 14:38:57
[post_date_gmt] => 2025-07-15 12:38:57
[post_content] => De rechtbank Overijssel heeft op 20 juni 2025 uitspraak gedaan over de vraag of een erfafscheiding al dan niet vergunningvrij is onder de Omgevingswet. De regels over erfafscheidingen zijn met de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgenomen in de Bruidsschat en vervolgens verder verduidelijkt in de Vangnetregeling Omgevingswet. In deze uitspraak past de rechtbank de regels uit de Vangnetregeling toe om te bepalen of de erfafscheiding vergunningplichtig is.
Het geschil voor de rechtbank Overijssel
Een eigenaar van een perceel heeft een stenen erfafscheiding gebouwd op zijn erf, met daarvoor grindpalen en gestapelde betonblokken om de stenen erfafscheiding te beschermen tegen beschadiging. De erfafscheiding en de betonblokken hebben een hoogte tussen de 1,95 en 2,00 meter. Naast de erfafscheiding ligt een pad met daar aangrenzend het perceel van eisers (met daarop een woning en een mantelzorgwoning). Eisers stellen dat het pad is versmald door de betonblokken waardoor hun perceel niet meer goed bereikbaar is voor hulpdiensten. De betonblokken en de grindpalen kwalificeren ook als een erfafscheiding. Volgens eisers is er sprake van een overtreding omdat de erfafscheiding vergunningplichtig zou zijn.
Nadat de rechtbank heeft geconcludeerd dat er onder het oude recht (het Besluit omgevingsrecht) inderdaad sprake was van een vergunningplicht wordt beoordeeld of dit ook het geval is onder de Omgevingswet.
Erfafscheiding vergunningvrij onder de Omgevingswet?
De regels over erfafscheidingen zijn in de Omgevingswet geregeld in de bruidsschat. De bruidsschat is een set van regels die met de inwerkingtreding van de Omgevingswet van Rijksniveau naar decentraal niveau zijn gezet (opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan). Gemeentes mogen deze regels vervolgens overnemen, aanpassen of laten vervallen.
Volgens de bruidsschat is een erfafscheiding “achter de lijn die langs de voorkant van dat gebouw evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied” tot 2,00 meter hoog vergunningvrij (art. 22.27 sub f onder 3 Bruidsschat). Deze eis heeft echter tot verwarring geleid, onduidelijk was of hiermee de een ‘voorgevelrooilijn’ werd bedoeld of dat de lijn de hoek van het gebouw ook moest worden omgetrokken. Zo niet, zouden erfafscheidingen aan de zijkanten van percelen tot 2,00 meter hoog vergunningvrij kunnen zijn. Dit terwijl veel gemeentes voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet een streng beleid voerden op schuttingen, vooral hoekwoningen waarbij hoge schuttingen volgens de gemeentes het straatbeeld aantasten. Door het verschil tussen de oude wetgeving en de bruidsschat is er medio 2024 een Vangnetregeling geïntroduceerd. In de Vangnetregeling zijn de regels over erfafscheidingen aangevuld. In de Vangnetregeling is verduidelijkt dat het gaat om “de lijn die loopt langs de voorkant van het hoofdgebouw en vanaf daar evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied zonder het hoofdgebouw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw te komen”. Hiermee is duidelijk geworden dat de lijn eerst langs de voorgevel van het gebouw loopt en vervolgens langs de zijgevel mee de hoek om gaat. De Rechtbank Overijssel past de Vangnetregeling voor het eerst toe en concludeert dat de erfafscheiding ook onder de Omgevingswet vergunningplichtig is.
Concluderend
De onduidelijkheid over het al dan niet vergunningplichtig zijn van erfafscheidingen onder de Omgevingswet is met de Vangnetregeling Omgevingswet aangepakt. De Rechtbank Overijssel heeft de Vangnetregeling nu toegepast in de jurisprudentie, waardoor in deze zaak ook onder de Omgevingswet de erfafscheiding vergunningplichtig is.
[post_title] => Erfafscheidingen onder de omgevingswet: de bruidsschat en de vangnetregeling
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => erfafscheidingen-onder-de-omgevingswet-de-bruidsschat-en-de-vangnetregeling
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-07-15 14:38:57
[post_modified_gmt] => 2025-07-15 12:38:57
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45317
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 45155
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-06-12 12:13:19
[post_date_gmt] => 2025-06-12 10:13:19
[post_content] => Op 28 mei 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) weer een belangrijke uitspraak gedaan over natuurvergunningen, stikstof en intern salderen, dit maal in het kader van woningbouw op bemeste landbouwgrond. De Afdeling oordeelt dat intern salderen met stikstofuitstoot van algemene regels (het bemesten van grond) niet is toegestaan tijdens de voortoets en sluit daarbij aan bij de jurisprudentielijn die geldt sinds eind 2024 voor intern salderen met natuur- en milieutoestemmingen. In dit artikel bespreken wij de geldende jurisprudentielijn over intern salderen en de nieuwe uitspraak van de Afdeling.
Jurisprudentielijn intern salderen (sinds 2024)
Veel projecten, zoals nieuwe woningbouw, hebben mogelijke nadelige gevolgen voor Natura 2000-gebieden door de stikstofdepositie die ze veroorzaken. Deze projecten worden Natura 2000-activiteiten genoemd. Uit het natuurbeschermingsrecht volgt dat moet worden beoordeeld of kan worden uitgesloten dat er significante gevolgen zullen zijn voor het Natura 2000-gebied om te bepalen of een natuurvergunning kan worden verleend. Hiervoor wordt eerst een voortoets uitgevoerd, als uit de voortoets volgt dat negatieve gevolgen kunnen worden uitgesloten is er geen natuurvergunning nodig. Wanneer dit niet het geval is moet er een passende beoordeling worden gemaakt, in dat geval zal een natuurvergunning nodig zijn om het project uit te voeren.
Tot december 2024 mocht tijdens de voortoets worden gekeken naar intern salderen: het vergelijken van de toekomstige stikstofuitstoot met de huidige referentiesituatie. Als er dan geen sprake was van een toename was er geen natuurvergunning vereist. Op 18 december 2024 heeft de Afdeling de jurisprudentielijn over intern salderen echter gewijzigd met de Rendac-uitspraak. Sindsdien is intern salderen niet meer toegestaan tijdens de voortoets (er mag dan alleen nog worden gekeken naar het project op zichzelf). Intern salderen kan alleen worden ingezet tijdens de passende beoordeling. Hierdoor gelden er strengere voorwaarden voor intern salderen. Intern salderen is namelijk aangemerkt als een mitigerende maatregel wat betekent dat er moet worden voldaan aan het additionaliteitsvereiste (de maatregel mag niet nodig zijn om de staat van de natuur in stand te houden of te verbeteren). Het gevolg hiervan is dat er in veel gevallen een natuurvergunning nodig zal zijn.
Eerder schreven wij een artikel waarin we uitgebreid ingaan op de Rendac-uitspraak.
Achtergrond van de zaak
Een projectontwikkelaar wil woningen bouwen op agrarische gronden. Het college van gedupeerde staten heeft een positieve weigering gegeven voor een natuurvergunning voor het woningbouwproject (bouw en gebruik van 162 woningen). Op grond van intern salderen leidt het project namelijk tot een gelijkblijvende of lagere stikstofdepositie dan de referentiesituatie (algemene regels over bemesten), daarom is er volgens het college geen vergunning vereist. Het college oordeelt dat intern salderen mogelijk is in dit geval. Op de betreffende gronden was eerst bemesten toegestaan, doordat de agrarische gronden niet langer worden bemest komt er stikstofruimte vrij voor het bouwen van de woningen. Dit werd gedaan tijdens de voortoets, gebaseerd op kennis toentertijd kon dit omdat het vóór de Rendac-uitspraak was.
Uitspraak ABRvS
Van belang is dat het in deze zaak draait om een andere vorm van intern salderen dan aan de orde was in de Rendac-uitspraak. In de Rendac-uitspraak ging het om intern salderen waarbij er werd gekeken naar natuurvergunningen of milieu toestemmingen. Hier ging het daarentegen om agrarische gronden die worden bemest en waar een beoogde andere activiteit (woningbouw) voor in de plaats moet komen. Voor bemesten is geen natuurvergunning nodig, het is namelijk toegestaan op grond van algemene regels in het bestemmingsplan (tegenwoordig het omgevingsplan). Wanneer er bij intern salderen wordt gekeken naar het bemesten van gronden wordt er voor de referentiesituatie gekeken naar het bestemmingsplan. Wanneer het bestemmingsplan als bestemming ‘landbouwgrond’ onafgebroken heeft toegekend, mag worden aangenomen dat bemesting heeft plaatsgevonden. De omvang van de referentiesituatie hangt vervolgens af van de hoogste stikstofgebruiksnorm die is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Het gebruik van de grond als landbouw grond mag echter niet structureel zijn beëindigd.
De Afdeling trekt dus de jurisprudentielijn van 18 december door, waardoor ook intern salderen met algemene regels voor bemesten onder de Rendac-uitspraak valt. De Afdeling vernietigt daarom de positieve weigering en oordeelt dat er alsnog een passende beoordeling moet worden gemaakt voor het woningbouwproject.
Concluderend
De mogelijkheden voor de voortoets bij natuurvergunningverlening zijn met deze uitspraak van de Afdeling opnieuw verder beperkt. Wel is het nog steeds mogelijk om intern te salderen met bemeste landbouwgronden, dit wordt dan echter onderdeel van de passende beoordeling en kent dus strengere voorwaarden. De Afdeling heeft opnieuw een stroomschema gepubliceerd waarin de Rendac-uitspraak en de uitspraak van 28 mei stapsgewijs zijn uitgewerkt.
[post_title] => Intern salderen met bemesting? Passende beoordeling vereist
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => intern-salderen-met-bemesting-passende-beoordeling-vereist
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-12 12:13:19
[post_modified_gmt] => 2025-06-12 10:13:19
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45155
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 45111
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-06-05 13:53:45
[post_date_gmt] => 2025-06-05 11:53:45
[post_content] => Op 4 juni 2025 heeft de rechtbank Den Haag de natuurvergunning voor luchthaven Schiphol vernietigd (ECLI:NL:RBDHA:2025:9782). De uitspraak is in het licht van de eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2024, niet verrassend maar daardoor niet minder van belang. In deze blog bespreken we de kern van de uitspraak en de bredere betekenis ervan voor de praktijk.
Wat speelde er?
Het ging om vier beroepsprocedures tegen de natuurvergunning die de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan Schiphol had verleend. Deze vergunning was nodig omdat Schiphol stikstof uitstoot die neerslaat op (nabijgelegen) Natura 2000-gebieden. Van belang is dat bij de stikstofberekening gebruik is gemaakt van intern en extern salderen om aan te tonen dat de stikstofbelasting niet zou toenemen.
Waarom vernietigt de rechtbank de vergunning?
De rechtbank oordeelt dat de minister de bestaande rechten van Schiphol correct in kaart heeft gebracht. Ook de stikstofneerslag die al plaatsvond op grond van deze bestaande rechten – op een klein onderdeel na – en in de situatie waarvoor de natuurvergunning is aangevraagd, is op de juiste wijze berekend. Aan de berekeningen zelf is dus niet weinig mis.
Bij het wegstrepen van stikstofneerslag van de aangevraagde situatie tegen de stikstofneerslag vanwege de bestaande rechten (intern salderen) heeft de minister echter niet onderzocht of eventuele ‘stikstofwinst’ niet eerst naar natuurherstel moet gaan voordat die voor Schiphol kan worden ingezet. Dit wordt het additionaliteitsvereiste genoemd. De minister had moeten motiveren dat al voldoende maatregelen zijn getroffen om te verzekeren dat kwetsbare natuurgebieden behouden blijven of om te voorkomen dat ze verder verslechteren. Dat het niet is gedaan, is een gebrek in het besluit.
Voor het verlenen van de natuurvergunning is ook gebruik gemaakt van extern salderen. Hiervoor zijn negen agrarische bedrijven aangekocht waarvan de stikstofrechten zijn gebruikt om de exploitatie van Schiphol mogelijk te maken. Ook daarvoor geldt het additionaliteitsvereiste. De minister had moeten motiveren dat de stikstofrechten niet al nodig zijn voor natuurherstel, voordat deze rechten door Schiphol mochten worden gebruikt. Ook bij het extern salderen heeft de minister dit onvoldoende gemotiveerd.
Onze visie
Deze uitspraak legt eens te meer bloot dat na het op zichzelf genomen correct vaststellen van de stikstofdepositie met als gevolg dat geen significante (nadelige) gevolgen voor Natura 200-gebieden zijn te verwachten, de juridische toets nog niet is afgerond. Dan volgt immers de toets aan het additionaliteitsvereiste. Naar mate de omliggende natuurgebieden in slechtere staat verkeren, zal het steeds moeilijker zijn de ‘stikstofwinst’ in te zetten voor het project zelf. Gezien het feit dat er nog steeds geen landelijke oplossing is, en die - helaas - voorlopig ook niet gaat komen, zal dit beginsel voorlopig niet aan betekenis verliezen.
Heeft u hierover vragen? Neem dan contact op met Rutger Boogers.
[post_title] => Rechtbank vernietigt natuurvergunning Schiphol
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => rechtbank-vernietigt-natuurvergunning-schiphol
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-05 14:40:46
[post_modified_gmt] => 2025-06-05 12:40:46
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45111
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 45084
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-06-04 11:57:46
[post_date_gmt] => 2025-06-04 09:57:46
[post_content] => De Afdeling Advisering van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op verzoek van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (‘LVVN’) een adviesgegeven over de mogelijkheden om een rekenkundige ondergrens te introduceren voor stikstofdepositie. De minister van LVVN wil een wetenschappelijk onderbouwde rekenkundige ondergrens introduceren voor stikstofdepositie van minder dan 1 mol per hectare per jaar, hierdoor zou de vergunningverlening weer op gang kunnen komen. In dit artikel bespreken wij wat deze rekenkundige ondergrens zou inhouden en wat de Afdeling heeft geadviseerd.
Stikstofdepositie & Natura 2000-gebieden
In Nederland zijn er meer dan 160 Natura 2000-gebieden. Natura 2000-gebieden zijn gebieden aangewezen op grond van Europees recht waarvoor vanwege de aanwezigheid van beschermde soorten en habitattypen strenge regels gelden over de stand van de natuur.
De beschermingsregels voor Natura 2000-gebieden hebben invloed op de vergunningverlening voor projecten. Projecten die niet nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied kunnen alsnog effect hebben op de staat van instandhouding van de gebieden, doordat de stikstof in de gebieden schade kan veroorzaken. Deze projecten worden ‘Natura 2000-activiteiten’ genoemd, hiervoor is dus vaak een natuurvergunning nodig. Als er bijvoorbeeld 20 km buiten een Natura 2000-gebied woningen gebouwd worden, kan de stikstofdepositie van dit bouwproject gevolgen hebben voor het Natura 2000-gebied 20 km verderop. De afgelopen jaren is het stikstofprobleem steeds groter geworden, waardoor een minimale stikstofdepositie al tot problemen kan leiden in de Natura 2000-gebieden. Hierdoor ligt op veel plekken de verlening van natuurvergunningen stil.
Rekenkundige ondergrens
De depositie van stikstof wordt berekend met de AERIUS Calculator. De minister van LVVN wil voor de berekening van stikstofdepositie een wetenschappelijk onderbouwde rekenkundige ondergrens voor stikstofdepositie introduceren. Op dit moment wordt een programma-technische ondergrens gehanteerd. Deze grens ligt op 0,005 mol stikstof per hectare per jaar. Deze grens houdt in dat alle stikstofneerslag onder 0,005 mol wordt afgerond naar 0,00 en dus niet wordt meegerekend. De minister van LVVN wil deze grens verhogen naar 1 mol stikstof per hectare per jaar. Met de verhoging van de ondergrens zullen veel projecten met kleine emissies geen natuurvergunning meer nodig hebben.
Het argument voor het invoeren van een rekenkundige ondergrens is dat bij alle stikstofemissie onder een bepaalde grens de hoeveelheid stikstof te laag is om een causaal verband vast te stellen tussen de emissie en de depositie op een Natura 2000-gebied. De AERIUS Calculator kan daarvoor volgens het expertoordeel waar de minister zich op baseert niet ‘precies’ genoeg rekenen. Het expertoordeel is via zogenaamde peerreviews getoetst door andere wetenschappers.
Voorlichting van de Afdeling advisering
De Afdeling oordeelt dat het invoeren van een rekenkundige ondergrens niet zonder risico’s is.
Er is onder wetenschappers geen overeenstemming over een ‘juiste’ ondergrens en er is een gebrek aan consensus ook onder de peerreviews van het expertoordeel. Dit levert problemen op met het voorzorgsbeginsel uit het Europese recht (art. 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn) waaruit volgt dat overheden op basis van objectieve gegevens moeten uitsluiten dat projecten significante gevolgen hebben voor Natura 2000-gebieden. Het vaststellen van een ondergrens is daardoor mogelijk uiteindelijk een politieke, beleidsmatige keuze in plaats van een wetenschappelijke, rekenkundige ondergrens.
De Afdeling benadrukt dat iedere individuele stikstofbron tot stikstofdepositie kan leiden. Als de depositie niet kan worden gemeten door AERIUS, kan deze alsnog wel zo adequaat mogelijk worden berekend en ingeschat. Naast meetdetectie spelen ook andere factoren een rol waarmee de AERIUS Calculator rekening houdt. Daarnaast is het zo dat alle ‘kleine’ emissies opgeteld alsnog zullen zorgen voor een algemene stijging van stikstofdepositie. Daarom moet de rekenkundige ondergrens verbonden zijn aan een algemene, structurele daling van stikstofemissies. De Afdeling wijst dan ook op de noodzaak van een robuust, geloofwaardig en effectief pakket van natuurherstelmaatregelen.
Concluderend
Volgens de Afdeling is het introduceren van een ondergrens dus kwetsbaar en kan deze in een gerechtelijke procedure ter discussie worden gesteld. Het is niet aan de Afdeling advisering, maar uiteindelijk aan de rechter om een oordeel te geven over de juridische houdbaarheid van de ondergrens. Voorop staat volgens de Afdeling dat fors natuurherstel in Nederland dringend nodig is, alleen dan is een rekenkundige ondergrens eventueel verdedigbaar. De minister van LVVN heeft aangegeven om voor de zomer met een uitgebreide reactie te komen, waarop het kabinet dan ook een besluit zal nemen over een verantwoorde rekenkundige ondergrens. Wij houden u op de hoogte van verdere ontwikkelingen.
Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne.
[post_title] => Raad van State kritisch op rekenkundige ondergrens stikstofdepositie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => raad-van-state-kritisch-op-rekenkundige-ondergrens-stikstofdepositie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-04 11:57:46
[post_modified_gmt] => 2025-06-04 09:57:46
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45084
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 45067
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-05-21 10:44:17
[post_date_gmt] => 2025-05-21 08:44:17
[post_content] => Natuurbeschermingsrecht: wanneer is er sprake van een beheermaatregel?
ECLI:NL:RVS:2025:2198
Inleiding
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op 14 mei een interessante uitspraak gedaan voor het natuurbeschermingsrecht. In de uitspraak heeft de Afdeling uiteengezet wanneer er sprake is van een beheermaatregel: een project dat direct verband houdt of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Duidelijkheid over beheermaatregelen is van belang voor de praktijk omdat dit bepaalt of er sprake is van een natuurvergunningsplicht. In dit artikel gaan wij in op het natuurbeschermingsrecht en de uitspraak van de Afdeling.
Natura 2000-gebieden
In Nederland zijn er 162 Natura 2000-gebieden, dit zijn gebieden die zijn aangewezen op grond van Europees recht (de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn). In deze natuurgebieden komen soorten en habitattypen voor die natuurbescherming behoeven om de biodiversiteit te waarborgen.
Natuurbeschermingsrecht
Op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder e, van de Omgevingswet is het verboden om zonder een natuurvergunning een Natura 2000-activiteit te verrichten. Een Natura 2000-activiteit is een activiteit die niet direct verband houdt of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die wel significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet was dit verbod opgenomen in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming.
Een vergunning is echter niet nodig wanneer het gaat om een beheermaatregel, een maatregel die nodig is voor de beheer van het Natura 2000-gebied of daarmee verband houdt. Het is daarom belangrijk voor de praktijk om te weten wanneer er sprake is van een beheermaatregel.
Het geschil
In 2020 is aan Staatsbosbeheer een vergunning verleend op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming om vernattingsmaatregelen uit te voeren in een Natura 2000-gebied (de Oostvaardersplassen). Het natter maken van een deel van het Natura 2000-gebied is volgens Staatsbosbeheer nodig voor de instandhoudingsdoelstellingen van de beschermde vogelsoorten. In 2022 is de verleende natuurvergunning herroepen. Volgens het college van gedeputeerde staten is er namelijk geen natuurvergunning nodig omdat het gaat om beheermaatregelen.
Tegen de beslissing van het college zijn twee stichtingen in bezwaar, beroep en vervolgens hoger beroep gegaan. Volgens de stichtingen is er wel een natuurvergunning nodig omdat er naast de vernattingsmaatregelen ook reactieve doelstellingen worden nagestreefd door Staatsbosbeheer en omdat er significante negatieve gevolgen zouden zijn.
Beheermaatregelen
Om te kwalificeren als een beheermaatregel moet een project of activiteit daadwerkelijk bijdragen aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied én moet dit het hoofddoel zijn van het project of de activiteit.
De Afdeling geeft verder nog de volgende relevante overwegingen:
- Van belang is dat een beheermaatregel niet per se hoeft te zijn opgenomen in het beheerplan. Het beheerplan bevat wel relevante informatie over instandhoudingsdoelstellingen en andere maatregelen, daarom kan het beheerplan wel relevant zijn om te beoordelen of er sprake is van een beheermaatregel. Maar, een beheermaatregel kan dus ook los van het beheerplan bestaan.
- Het is niet vereist dat een beheermaatregel alle instandhoudingsdoelstellingen van het gebied behaalt. Maar de gevolgen van de beheermaatregel moeten wel (ecologisch) worden beoordeeld in samenhang met alle instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. Een beheermaatregel kan dus gericht zijn op één of een aantal specifieke instandhoudingsdoelstellingen.
- Het kan zo zijn dat een beheermaatregel significante, negatieve gevolgen heeft voor enkele soorten of habittattypen in het Natura 2000-gebied. Ondanks deze negatieve gevolgen kan er nog steeds sprake zijn van een beheermaatregel.
- Als een project of activiteit uit meerdere elementen bestaat zijn alleen de delen die bijdragen aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen aan te merken als beheermaatregelen.
- Maatregelen die verband houden of nodig zijn voor het beheer mogen tegelijkertijd een secundair ander doel dienen, zo lang ze maar primair voor beheer zijn genomen. Dat de vernattingsmaatregelen dus tevens een recreatief doel dienen is niet relevant oordeelt de Afdeling.
Concluderend
In de uitspraak heeft de Afdeling duidelijk uiteengezet wanneer er sprake is van een beheermaatregel en welke overwegingen hierbij een rol spelen. Hiermee is het dus duidelijker wanneer er geen
omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig is. De uitspraak laat wel zien dat er enige beoordelingsruimte is bij het vaststellen van beheermaatregelen, zo kan een beheermaatregel bijvoorbeeld secundaire doelen dienen of kan het eventueel negatieve effecten hebben op een deel van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

[post_title] => Natuurbeschermingsrecht: Afdeling verduidelijkt wanneer er sprake is van een beheermaatregel
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => natuurbeschermingsrecht-afdeling-verduidelijkt-wanneer-er-sprake-is-van-een-beheermaatregel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-04 11:54:15
[post_modified_gmt] => 2025-06-04 09:54:15
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45067
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 45056
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-05-15 13:37:31
[post_date_gmt] => 2025-05-15 11:37:31
[post_content] => De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in een uitspraak van 30 april 2025 voor het eerst de wijziging van een omgevingsplan beoordeeld. In de uitspraak gaat de ABRvS onder andere in op de ontvankelijkheid van het beroep en de systematiek van
het wijzigingsbesluit. In dit artikel bespreken wij achtergrondinformatie over het omgevingsplan, het wijzigingsbesluit en het oordeel van de ABRvS.
Het omgevingsplan
Met de inwerkingtreding van
de Omgevingswet op 1 januari 2024 heeft iedere gemeente één omgevingsplan gekregen. In het omgevingsplan zijn de algemene regels voor de fysieke leefomgeving vastgelegd.
Omgevingsplannen bestaan uit een tijdelijk deel (‘omgevingsplan van rechtswege’) en een nieuw deel. De gemeentes hebben tot eind 2031 de tijd om de inhoud van het tijdelijke deel om te zetten naar het nieuwe deel. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet hadden gemeentes meerdere bestemmingsplannen, deze zijn opgegaan in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Daarnaast zijn ook regels vanuit het Rijk onderdeel geworden van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, deze zijn in de ‘bruidsschat’ in het omgevingsplan opgenomen.
Omgevingsplan gemeente Amsterdam
In september 2024 heeft gemeente Amsterdam een besluit tot wijziging van het omgevingsplan vastgesteld. Met deze wijziging wordt een aantal regels van de bruidsschat overgedragen naar het nieuwe deel van het omgevingsplan en zijn er andere regels toegevoegd aan het nieuwe deel van het omgevingsplan.
Bij het vaststellen van de nieuwe regels heeft de gemeente Amsterdam een interessante systematiek gebruikt. Ten eerste zijn in het wijzigingsbesluit nieuwe regels vastgesteld die
een geografisch werkingsgebied hebben van één vierkante millimeter. Met deze aanpak introduceert de gemeente nieuwe regels in het omgevingsplan die feitelijk nog nergens gelden. In de toekomst hoeft dan alleen het geografisch werkingsgebied te worden aangepast om de regels te laten gelden. Daarnaast zijn er ook regels die direct overal zijn gaan gelden opgenomen in het wijzigingsbesluit. Maar voor deze regels kan de toepasselijkheid zijn uitgesteld op sommige locaties door daar alsnog de ‘oude’ regels uit het tijdelijke deel te laten gelden. Dit is aangegeven met de aanduiding “
ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen”. Met deze systematiek beoogt de gemeente Amsterdam een basisregeling te introduceren op basis waarvan de komende jaren een geharmoniseerde transitie naar het nieuwe deel van het omgevingsplan kan plaatsvinden.
Ontvankelijkheid
Tegen het besluit tot wijziging is appellant (eigenaar van verschillende panden in Amsterdam) in beroep gegaan. Tijdens de
wijzigingsprocedure kon al een zienswijze worden ingediend, dit heeft appellant echter niet gedaan. Artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat
geen beroep kan worden ingesteld indien
geen zienswijze is ingediend. Maar, op grond van de Varkens-in-Nood-jurisprudentie kan artikel 6:13 echter niet worden tegengeworpen aan belanghebbenden in omgevingsrechtelijke zaken. De ABRvS oordeelt dat een besluit tot vaststelling of wijziging van het omgevingsplan moet worden beschouwd als een omgevingsrechtelijke zaak in de zin van de Varkens-in-Nood-jurisprudentie. Omdat appellant belanghebbende is, is zijn beroep dus wel ontvankelijk.
Oordeel ABRvS
In de uitspraak benoemt de ABRvS het toetsingskader: een besluit tot wijziging van
een omgevingsplan moet worden genomen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit wordt getoetst aan de hand van de beroepsgronden.
Appellant vreest dat de direct geldende regels in het wijzigingsbesluit nadelige gevolgen hebben voor de gebruiksmogelijkheden van zijn panden. De locaties waar het om gaat hebben in het wijzigingsbesluit echter de aanduiding “
ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen” gekregen. De direct geldende regels waar het om gaat zien dus op een onderwerp waarvoor nog een geldend ruimtelijk besluit (zoals een bestemmingsplan) bestaat. Deze ‘oude’ regels zijn nog niet vervallen. Omdat aan alle panden van appellant de aanduiding “
ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen” is toegekend zijn er
nog geen nadelige gevolgen voor appellant. Pas na het schrappen van de aanduiding kan er sprake zijn van nadelige gevolgen, hiervoor is een nieuw wijzigingsbesluit nodig. Indien dit gebeurt kan appellant daartegen beroep indienen, oordeelt de ABRvS.
Concluderend
Het wijzigingsbesluit van de gemeente Amsterdam laat zien hoe
gemeentes bezig zijn met het omgevingsplan dat eind 2031 af moet zijn. De systematiek van de gemeente Amsterdam om zowel regels vast te stellen die geografisch gezien nog nergens gelden als direct geldende regels die ‘toch’ nog niet werken doordat ‘oude’ regels nog niet zijn vervallen illustreert verschillende manieren om op geharmoniseerde wijze het tijdelijke deel van het omgevingsplan te vervangen.

[post_title] => Eerste uitspraak over wijziging Omgevingsplan
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => eerste-uitspraak-over-wijziging-omgevingsplan
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-15 13:37:31
[post_modified_gmt] => 2025-05-15 11:37:31
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45056
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 44898
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-04-25 16:12:15
[post_date_gmt] => 2025-04-25 14:12:15
[post_content] => Op 16 april is een nieuwe belangrijke uitspraak gedaan in het stikstofdossier, dit maal door de Rechtbank Oost-Brabant. Na verschillende rechtszaken gestart door milieuorganisaties over natuurvergunningen van piekbelasters moet de provincie Noord-Brabant van de rechter een nieuw besluit nemen over
het intrekken of beperken van de vergunningen. Binnen één jaar moeten passende maatregelen zijn genomen om een blijvende en substantiële daling van stikstofdepositie te realiseren. In dit artikel bespreken wij de feiten van de rechtszaken en het oordeel van de rechtbank.
Het geschil
Twee milieuorganisaties, Mobilisation for the Environment en Vereniging Leefmilieu, hebben het provinciebestuur van Noord-Brabant verzocht om
natuurvergunningen van een aantal boeren te beperken of in te trekken. Deze verzoeken werden afgewezen door de provincie, waarna de milieuorganisaties naar de rechter zijn gegaan. In totaal gaat het om 9 verschillende rechtszaken die gelijktijdig behandeld zijn.
Het gaat om boerderijen die dichtbij Natura 2000-gebieden een vergunning hebben, deze boerderijen worden ook wel piekbelasters genoemd. De milieuorganisaties vrezen voor onherstelbare schade aan de Natura 2000-gebieden door de stikstofdepositie van de bedrijven. De milieuorganisaties beroepen zich op artikel 5.4, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, waaruit volgt dat een natuurvergunning kan worden ingetrokken als dit nodig is ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. In de Habitatrichtlijn heeft de Europese Unie opgenomen welke natuurgebieden bescherming genieten, dit zijn de Natura 2000-gebieden. Uit artikel 5.4, tweede lid, van de Wet natuurbescherming volgt dat een vergunning kan worden ingetrokken als er dreigende verslechtering is van het Natura 2000-gebied.
De provincie heeft de verzoeken afgewezen omdat dit te ver zou gaan voor de betrokken bedrijven en omdat sprake zou zijn van willekeur, disproportionaliteit en onevenredigheid. Daarbij wijst de provincie op landelijke en provinciale maatregelen die al zijn genomen om de stikstofdepositie te verminderen. Hieronder vallen de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (LBV) en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (LBV-plus).
Oordeel Rechtbank Oost-Brabant
De rechtbank is voorafgaand aan het doen van de uitspraak op bezoek gegaan bij de betrokken bedrijven om in het bijzijn van vertegenwoordigers van de provincie en de milieuorganisaties met de boeren te spreken. Het gaat in deze zaken namelijk om complexe strijdige belangen die ten koste van elkaar gaan: het belang van de natuur en het belang van de individuele boeren.
De rechtbank komt tot het oordeel dat sprake is van een verslechtering van de betrokken
Natura 2000-gebieden. Er is dus sprake van de dreigende verslechtering waar de milieuorganisaties zich op beroepen. Dit levert strijd op met artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Er moet daarom een blijvende, substantiële daling van stikstofdepositie plaatsvinden. Dit moet binnen één jaar daadwerkelijk effect hebben.
De provincie moet dus passende maatregelen nemen, hierbij moet het (gedeeltelijk) intrekken van vergunningen in overweging worden genomen. De provincie zal hierbij rekening moeten houden met de omstandigheden van ieder geval. De andere passende maatregelen, de LBV en de LBV-plus hebben namelijk te weinig effect om te voorzien in de noodzakelijke daling.
De rechtbank heeft de weigeringsbesluiten van de provincie vernietigd en heeft de provincie een termijn van zes maanden gegeven om een nieuw besluit te nemen waarin maatregelen zijn genomen die binnen één jaar effect zullen hebben. Ter voorbereiding van het nieuwe besluit moeten alle partijen samen aan tafel voor overleg.
Concluderend
De aanwijzing van de rechtbank dat de provincie, de bedrijven en de milieuorganisaties samen aan tafel moeten voordat de provincie een nieuw besluit neemt is ongebruikelijk. De rechtbank denkt echter dat overleg in dit soort zaken waardevol is om tot een oplossing te komen en
evenwicht te vinden tussen de belangen van boeren en het natuurbelang. Over een half jaar zal duidelijk worden hoe de provincie in het nieuwe besluit ervoor kiest om een reductie in stikstofdepositie te bewerkstelligen zodat de stikstofneerslag binnen één jaar substantieel en blijvend is gedaald.
Met deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant weer een nieuwe belangrijke uitspraak toegevoegd aan het stikstofdossier, zo schreven wij eerder dit jaar bijvoorbeeld over de
Greenpeace-zaak waarin de Staat werd bevolen de stikstofdoelen van 2030 te halen. Wij houden u op de hoogte van verdere ontwikkelingen.

[post_title] => Rechter dwingt boeren, milieuorganisaties en de provincie tot stikstofoverleg
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => rechter-dwingt-boeren-milieuorganisaties-en-de-provincie-tot-stikstofoverleg
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-25 16:19:09
[post_modified_gmt] => 2025-04-25 14:19:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44898
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 44844
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-04-14 15:20:43
[post_date_gmt] => 2025-04-14 13:20:43
[post_content] => Op 10 maart 2025 is het
advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het wetsvoorstel voor het legaliseren van de PAS-projecten gepubliceerd. Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in 2019 dat het
Programma Aanpak Stikstof (PAS) in strijd is met het Europese recht, werd door middel van het Legalisatieprogramma PAS-meldingen geprobeerd alsnog vergunningen te verlenen voor PAS-melders. Nu dit programma in februari 2025 is beëindigd, maar er nog onvoldoende resultaat is geboekt, kwam het kabinet in een wetsvoorstel met een nieuw legalisatieprogramma. In dit artikel bespreken wij het PAS, het Legalisatieprogramma PAS-meldingen en het advies van de Raad van State over het nieuwe wetsvoorstel.
Het Programma Aanpak Stikstof
Met de start van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in 2015 zette de overheid een nieuwe koers in stikstofbeleid in. Het PAS was een pakket aan maatregelen waarmee de milieuschade van stikstof moest worden verminderd. Op grond van het PAS moest tegenover alle
nieuwe stikstofuitstoot een stikstof verminderende maatregel worden gezet. Hierdoor werd het mogelijk om ‘vooraf’ toestemming te krijgen om stikstof uit te stoten, uitgaande van toekomstige verbetermaatregelen. Daarnaast werd voor boeren en bedrijven die weinig stikstof uitstootten (minder dan 1 mol stikstofdepositie per hectare per jaar) de vergunningplicht geschrapt, voor hen kon worden volstaan met een melding onder de Wet natuurbescherming.
In
2019 oordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het PAS niet voldoet aan de Europese regels. Hierdoor werden alle vergunningen die op basis van het PAS waren aangevraagd afgewezen. Daarnaast werden de bedrijven die onder het PAS geen vergunning nodig hadden vanwege geringe stikstofdepositie per direct illegaal. Projecten waarvoor onder het PAS alleen een melding nodig was, werden nu alsnog vergunningplichtig.
Legalisatieprogramma PAS-meldingen
Naar aanleiding van de uitspraak van de PAS-uitspraak van de Raad van State is in 2022
het Legalisatieprogramma PAS-meldingen vastgesteld. Met dit programma moesten binnen drie jaar maatregelen zijn getroffen om PAS-meldingen te legaliseren. Op grond van het programma konden gegevens worden aangeleverd over de PAS-melding. Indien uit deze gegevens bleek dat een vergunning nodig was dan moest hiervoor stikstofruimte vanuit het legalisatieprogramma beschikbaar komen. Daarnaast was er ruimte om tijdelijk af te zien van handhavend optreden tegen de PAS-melders.
Februari 2025 is dit programma afgelopen. Er is echter onvoldoende stikstofruimte vrij gekomen om vergunningen voor alle PAS-meldingen te verlenen. Hierdoor is er nog steeds sprake van een grote groep ‘illegale’ PAS-melders.
Het wetsvoorstel
Het kabinet heeft daarom een wetsvoorstel tot wijziging van de
Omgevingswet ingediend om een nieuw legalisatieprogramma in te voeren. Het doel van dit wetsvoorstel is om voor alle PAS-projecten concreet uitzicht te bieden op een adequate oplossing. In het wetsvoorstel is een verlenging van drie jaar van Legalisatieprogramma PAS-meldingen opgenomen. Daarnaast moet onder het wetsvoorstel aan het begrip ‘legaliseren’ een bredere invulling worden gegeven, namelijk ‘het bieden van een adequate oplossing’ voor de onrechtmatigde situatie waarin de PAS-projecten zijn terechtgekomen. Als oplossingen worden genoemd: aanpassingen in de bedrijfsvoering, extensiveren, innoveren, reduceren, omschakelen en schadevergoeding. Met legalisering wordt dus niet langer alleen het verlenen van een vergunning bedoeld.
Advies van de Raad van State
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 10 maart 2025 een (spoed)advies uitgebracht over het wetsvoorstel. Uit het advies blijkt dat de Raad van State er niet van overtuigd is dat het wetsvoorstel concreet uitzicht kan bieden op een adequate oplossing voor alle PAS-projecten.
Op verschillende punten heeft de Raad van State opmerkingen over het wetsvoorstel:
Het is noodzakelijk om bronmaatregelen te treffen
Als eerste is het volgens de Afdeling voor de legalisatie (het alsnog verlenen van een vergunning) van de PAS-projecten van belang dat er daadwerkelijk stikstofruimte wordt verkregen. Het wetsvoorstel bevat echter geen gerichte bronmaatregelen die de stikstofdepositie van de PAS-projecten ongedaan kunnen maken, waarmee deze benodigde stikstofruimte dus zou worden verkregen. Als voorbeeld van een gerichte bronmaatregel benoemt de Afdeling het uitkopen van ‘piekbelasters’: boerenbedrijven die dichtbij natuurgebieden veel stikstof uitstoten. In de toelichting van het wetsvoorstel dient volgens de Afdeling te worden ingegaan op gerichte bronmaatregelen.
Er ontbreekt een concreet programma met adequate oplossingen
In de toelichting van het wetsvoorstel moet aanvullend beleid worden gecreëerd voor het geval dat het alsnog verlenen van een vergunning niet voor alle PAS-projecten mogelijk is. In de toelichting is het onvoldoende duidelijk welke andere werkbare oplossingen er zijn voor legalisering, ook ontbreekt een programma met maatregelen om deze oplossingen daadwerkelijk te bereiken.
Volgens de toelichting bij het wetsvoorstel wordt uitgegaan van het uitgangspunt dat er wordt afgezien van handhaving bij PAS-projecten. Volgens de Afdeling kan dit echter niet zomaar worden aangenomen en dient dit nader te worden gemotiveerd. In het bestuursrecht geldt namelijk een beginselplicht tot handhaving, er moet dus worden uiteengezet waarom het afzien van handhaving bij de bestuursrechter stand zal houden.
Gebrek aan rechtszekerheid
Doordat aan het begrip legaliseren in de toelichting een bredere invulling wordt gegeven dan in de wettekst wordt er volgens de Afdeling onzekerheid gecreëerd voor de PAS-melders. In de wettekst wordt gesproken van het alsnog verlenen van een vergunning, terwijl in de toelichting ook wordt gesproken van andere adequate oplossingen. Voor de rechtszekerheid adviseert de Afdeling daarom om ook in de wettekst duidelijk te maken dat er naast het alsnog verlenen van vergunningen ook wordt ingezet op andere adequate oplossingen.
Het ontbreken van internetconsultatie
Als laatste merkt de Afdeling op dat het wetsvoorstel niet open heeft gestaan voor internetconsultatie, terwijl dit wel het uitgangspunt is. Gezien het belang van de inbreng van burgers, bedrijven en belangenorganisaties wordt geadviseerd om dit in de toekomst niet achterwege te laten.
Op grond van deze opmerkingen van de Afdeling is het advies dan ook om het wetsvoorstel alleen in te dienen bij de Tweede Kamer nadat er aanpassingen hebben plaatsgevonden.
Concluderend
Ondanks de wens van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om zo spoedig mogelijk nieuwe maatregelen te nemen om PAS-projecten te legaliseren blijft er nog veel onduidelijk over de situatie van
PAS-melders. Uit het advies van de Afdeling komt duidelijk naar voren dat het kabinet concrete maatregelen moet uitwerken en dat het wetsvoorstel verschillende aanpassingen behoeft. De verdere ontwikkeling van het wetsvoorstel zal naar verwachting meer duidelijkheid bieden over de mogelijkheden tot legalisatie voor PAS-melders.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Raad van State kritisch over nieuw legalisatieprogramma PAS-melders
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => raad-van-state-kritisch-over-nieuw-legalisatieprogramma-pas-melders
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-14 15:31:57
[post_modified_gmt] => 2025-04-14 13:31:57
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44844
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 44818
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-04-02 12:17:43
[post_date_gmt] => 2025-04-02 10:17:43
[post_content] => Netbeheerders hebben in Nederland een wettelijke plicht op grond van de Elektriciteitswet 1998 om toegang te verlenen tot het elektriciteitsnet. Een ieder die daarom vraagt, moet in principe een aansluiting en transportcapaciteit krijgen. Een verzoek om transportcapaciteit mag echter worden geweigerd wanneer de netbeheerder redelijkerwijs geen transportcapaciteit beschikbaar heeft. In een kort geding voor de Rechtbank Gelderland is een weigering van transportcapaciteit aan de orde. Na een weigering op een verzoek om extra transportcapaciteit vordert de verzoekende fabriek een netbeheerder om alsnog een aanbod voor extra transportcapaciteit te doen. In dit artikel bespreken wij de voorwaarden om
transportcapaciteit te weigeren en het oordeel van de Rechtbank Gelderland.
Uitzonderingen op de transportplicht: voorwaarden om transportcapaciteit te weigeren
Op grond van artikel 24, eerste lid, van
de Elektriciteitswet is het verplicht voor netbeheerders om een aanbod te doen om de transport van elektriciteit uit te voeren, dit wordt de transportplicht genoemd. Het elektriciteitsnet raakt echter steeds vaker vol, dit wordt netcongestie genoemd. Hier schreven wij eerder een uitgebreid
artikel over. In artikel 24, tweede lid, van de Elektriciteitswet is een uitzondering opgenomen op de plicht om transportcapaciteit te verlenen. Deze uitzondering houdt in dat de netbeheerder ‘redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft’, en dat daarom een verzoek mag worden geweigerd. Voordat een netbeheerder zich op deze uitzondering kan beroepen, volgt uit artikel 9 van de Netcode Elektriciteit (Nce) dat de netbeheerder maatregelen moet hebben genomen om te onderzoeken of de congestie kan worden verholpen. Op deze uitzondering zijn wij
eerder uitgebreid ingegaan.
In de jurisprudentie van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (Enexis/Energiepark Pottendijk) is de weigering van transportcapaciteit omdat er redelijkerwijs geen capaciteit is aan de orde gekomen. Hieruit volgde dat het past bij verantwoord netbeheer om beredeneerde voorspellingen te doen over fysieke congestie en daarmee rekening te houden, dat er een verschil is positie is tussen aangeslotenen (reeds gecontracteerden) en toekomstig aangeslotenen (aanvragers), en dat er een ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ aanpak mag worden gehanteerd. Daarnaast is het van belang dat een weigering met redenen omkleed moet zijn, de weigering moet dus voldoende onderbouwd zijn.
Door een fabriek was een aanvraag gedaan voor extra transportcapaciteit, deze werd door de Netbeheerder Liander geweigerd vanwege netcongestie. Liander beroept zich dus op de uitzonderingsgrond uit artikel 24, tweede lid, van de Elektriciteitswet. Liander stelt dat op het onderstation waarop de fabriek is aangesloten fysieke congestie is en dat er pas in 2032 weer capaciteit vrijkomt. Hiertoe heeft Liander een prognose over de ontwikkeling aangeleverd. Het onderzoek dat is vereist op grond van artikel 9 Nce is nog niet afgerond.
De rechtbank oordeelt dat Liander niet aan de voorwaarde ‘redelijkerwijs geen transportcapaciteit’ heeft voldaan. Voor het onderstation waar het om gaat is namelijk een nog lopend onderzoek bezig naar
congestiemanagement dat pas in april 2025 zal worden afgerond. Liander heeft hierdoor nog niet alle mogelijkheden die zijn vereist in de Nce onderzocht, waardoor nog niet kon worden gesteld dat er redelijkerwijs geen capaciteit meer was. De afwijzing van Liander is daardoor prematuur. Van de netbeheerder wordt bovendien verwacht dat aansluitings- en transportverzoeken transparant en zorgvuldig worden behandeld. De rechtbank oordeelt daarom dat Liander na afronding van het congestiemanagement onderzoek alsnog een aanbod moet doen voor extra transportcapaciteit.
Concluderend
Door deze uitspraak wordt duidelijk dat alleen met een gemotiveerd en overwogen besluit een weigering van transportcapaciteit kan worden gegeven. Ook blijkt dat om ‘redelijkerwijs’ te kunnen stellen dat het elektriciteitsnet vol zit, er sprake moet zijn van fysieke congestie en dat er een congestiemanagement onderzoek op grond van de Nce moet zijn afgerond om te kijken wat de mogelijkheden zijn voor extra capaciteit.
Het probleem van
het volle elektriciteitsnet komt ook in de transportplicht en de uitzondering daarop duidelijk terug. Eerder dit jaar schreven wij ook een
artikel over nieuwe wet- en regelgeving in ontwikkeling rondom energie waarin ook beoogde oplossingen voor netcongestie worden aangewezen.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Weigering van transportcapaciteit alleen toegestaan na zorgvuldige onderbouwing
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => weigering-van-transportcapaciteit-alleen-toegestaan-na-zorgvuldige-onderbouwing
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-02 12:17:43
[post_modified_gmt] => 2025-04-02 10:17:43
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44818
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 44743
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-03-17 10:57:02
[post_date_gmt] => 2025-03-17 09:57:02
[post_content] => In december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over
intern salderen is gewijzigd. De uitspraken hebben als gevolg dat intern salderen niet meer mag worden ingezet bij de ‘voortoets’ voor vergunningaanvragen. Hierdoor worden de mogelijkheden voor intern salderen beperkt. In dit artikel gaan wij in op de overgangsregeling en de implicaties van de uitspraken voor de bouwsector.
Op 18 december 2024 heeft de Afdeling twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. Intern salderen ziet op het wegstrepen van toekomstige stikstofgevolgen tegen de stikstofemissie die al wordt veroorzaakt op basis van de huidige bedrijfsvoering. Op basis van de jurisprudentielijn die sinds 2021 gold, kon intern salderen worden gebruikt in de ‘voortoets’ om te beoordelen of een activiteit vergunningplichtig is.
In december 2024 heeft de Afdeling hierin twee wijzigingen doorgevoerd. Intern salderen mag niet meer in de voortoets worden gebruikt. Daarnaast kan intern salderen voortaan onderdeel zijn van de passende beoordeling voor een natuurvergunningaanvraag. In een eerder artikel zijn wij uitgebreider ingegaan op de aanleiding van de wijziging en de precieze inhoud ervan.
Overgangsregeling
Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing op zowel lopende als toekomstige vergunningaanvragen. Het heeft daarnaast terugwerkende kracht. Hierdoor geldt het ook voor activiteiten sinds 1 januari 2020. Dit betekent dat activiteiten mogelijk nu alsnog vergunningplichtig zijn geworden.
Er geldt daarom een overgangsregeling voor activiteiten tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025. Tot 1 januari 2030 kan hiervoor een natuurvergunning worden aangevraagd. Het is ook mogelijk om de activiteit aan te passen zonder dat er handhavend wordt opgetreden.
Op wie is de overgangsregeling van toepassing?
Het is voor bouwers en ontwikkelaars belangrijk om te weten of zij onder de overgangsregeling vallen. Wanneer dit het geval is, hoeft de bouw niet per direct te worden stilgelegd. Tijdens de overgangsperiode kan worden onderzocht of een natuurvergunning nodig is. Vervolgens kan een aanvraag worden ingediend, of kan de activiteit worden aangepast zodat er geen natuurvergunning nodig is.
Voor activiteiten die na 1 januari 2025 zijn gestart, geldt de overgangsregeling niet. Er geldt dan meteen een vergunningplicht en er kan handhavend worden opgetreden.
De Afdeling overweegt dat de overgangsregeling geldt voor “activiteiten die tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025 fysiek zijn gestart, die na die datum nog in uitvoering zijn of nog worden geëxploiteerd én waarvoor op basis van de oude jurisprudentielijn geen natuurvergunning nodig was.” Om onder de overgangsregeling te vallen, moet de bouw feitelijk zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025.
Een belangrijke vraag is of het dan gaat om het daadwerkelijke bouwen of dat ook voorbereidende werkzaamheden onder 'fysiek gestart' vallen. Als ook voorbereidende werkzaamheden meetellen, valt een grotere groep onder de overgangsregeling. Dit geldt dan ook voor projecten waarvan de voorbereidende werkzaamheden vóór 1 januari 2025 zijn gestart. Hierover is echter nog geen rechtspraak die uitsluitsel biedt.
Daarnaast is van belang dat het gaat om activiteiten die nog in uitvoering zijn of nog worden geëxploiteerd. De overgangsregeling ziet dus ook op bouwwerken die al in gebruik zijn genomen.
Impact op de bouwsector
Voor bouwprojecten die onder de overgangsregeling vallen, betekent dit dat in veel gevallen alsnog een natuurvergunning moet worden aangevraagd. Ook voor bouwprojecten die nog niet zijn gestart en dus niet onder de overgangsregeling vallen, is de impact groot. Veel nieuwe ontwikkelingen waarbij intern salderen werd gebruikt, liggen tijdelijk stil.
Daarnaast hebben verschillende provincies de behandeling van natuurvergunningen tijdelijk stilgelegd of ingeperkt. Hierdoor zullen veel bouwprojecten vertraging oplopen.
Concluderend
De uitspraken van de Afdeling hebben grote gevolgen voor zowel activiteiten van de afgelopen vijf jaar als toekomstige activiteiten. In dit artikel zijn wij dieper ingegaan op de overgangsregeling en de
impact op de bouwsector. Vooral voor nieuwe bouwprojecten die op korte termijn van start zouden gaan, zal de natuurvergunning voor mogelijke vertraging zorgen. Verdere ontwikkelingen blijven wij nauwgezet volgen.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Intern salderen en overgangsrecht: gevolgen voor de bouwsector
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => intern-salderen-en-overgangsrecht-gevolgen-voor-de-bouwsector
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-03-17 10:57:02
[post_modified_gmt] => 2025-03-17 09:57:02
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44743
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 45317
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-07-15 14:38:57
[post_date_gmt] => 2025-07-15 12:38:57
[post_content] => De rechtbank Overijssel heeft op 20 juni 2025 uitspraak gedaan over de vraag of een erfafscheiding al dan niet
vergunningvrij is onder
de Omgevingswet. De regels over erfafscheidingen zijn met de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgenomen in de Bruidsschat en vervolgens verder verduidelijkt in de Vangnetregeling Omgevingswet. In deze uitspraak past de rechtbank de regels uit de Vangnetregeling toe om te bepalen of de erfafscheiding vergunningplichtig is.
Het geschil voor de rechtbank Overijssel
Een eigenaar van een perceel heeft een stenen erfafscheiding gebouwd op zijn erf, met daarvoor grindpalen en gestapelde betonblokken om de stenen erfafscheiding te beschermen tegen beschadiging. De erfafscheiding en de betonblokken hebben een hoogte tussen de 1,95 en 2,00 meter. Naast de erfafscheiding ligt een pad met daar aangrenzend het perceel van eisers (met daarop een woning en een mantelzorgwoning). Eisers stellen dat het pad is versmald door de betonblokken waardoor hun perceel niet meer goed bereikbaar is voor hulpdiensten. De betonblokken en de grindpalen kwalificeren ook als een erfafscheiding. Volgens eisers is er sprake van een overtreding omdat de erfafscheiding
vergunningplichtig zou zijn.
Nadat de rechtbank heeft geconcludeerd dat er onder het oude recht (het Besluit omgevingsrecht) inderdaad sprake was van een vergunningplicht wordt beoordeeld of dit ook het geval is onder de Omgevingswet.
Erfafscheiding vergunningvrij onder de Omgevingswet?
De regels over
erfafscheidingen zijn in de Omgevingswet geregeld in de bruidsschat. De
bruidsschat is een set van regels die met de inwerkingtreding van de Omgevingswet van Rijksniveau naar decentraal niveau zijn gezet (opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan). Gemeentes mogen deze regels vervolgens overnemen, aanpassen of laten vervallen.
Volgens de bruidsschat is een erfafscheiding “
achter de lijn die langs de voorkant van dat gebouw evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied” tot 2,00 meter hoog vergunningvrij (art. 22.27 sub f onder 3 Bruidsschat). Deze eis heeft echter tot verwarring geleid, onduidelijk was of hiermee de een ‘voorgevelrooilijn’ werd bedoeld of dat de lijn de hoek van het gebouw ook moest worden omgetrokken. Zo niet, zouden erfafscheidingen aan de zijkanten van percelen tot 2,00 meter hoog vergunningvrij kunnen zijn. Dit terwijl veel gemeentes voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet een streng beleid voerden op schuttingen, vooral hoekwoningen waarbij hoge schuttingen volgens de gemeentes het straatbeeld aantasten. Door het verschil tussen de oude wetgeving en de bruidsschat is er medio 2024 een Vangnetregeling geïntroduceerd. In de Vangnetregeling zijn de regels over erfafscheidingen aangevuld. In de Vangnetregeling is verduidelijkt dat het gaat om “
de lijn die loopt langs de voorkant van het hoofdgebouw en vanaf daar evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied zonder het hoofdgebouw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw te komen”. Hiermee is duidelijk geworden dat de lijn eerst langs de voorgevel van het gebouw loopt en vervolgens langs de zijgevel mee de hoek om gaat. De Rechtbank Overijssel past de Vangnetregeling voor het eerst toe en concludeert dat de erfafscheiding ook onder de Omgevingswet vergunningplichtig is.
Concluderend
De onduidelijkheid over het al dan niet vergunningplichtig zijn van erfafscheidingen onder de Omgevingswet is met
de Vangnetregeling Omgevingswet aangepakt. De Rechtbank Overijssel heeft de Vangnetregeling nu toegepast in de jurisprudentie, waardoor in deze zaak ook onder de Omgevingswet de erfafscheiding vergunningplichtig is.

[post_title] => Erfafscheidingen onder de omgevingswet: de bruidsschat en de vangnetregeling
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => erfafscheidingen-onder-de-omgevingswet-de-bruidsschat-en-de-vangnetregeling
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-07-15 14:38:57
[post_modified_gmt] => 2025-07-15 12:38:57
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45317
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 102
[max_num_pages] => 11
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] =>
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => ff3d0c3037d7431fb9e669d6b9b293e3
[query_vars_changed:WP_Query:private] => 1
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:59ee219a7f9c218ce47b1f1087252a31:0.65247800 17539332650.98507200 1753933265
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
De rechtbank Overijssel heeft op 20 juni 2025 uitspraak gedaan over de vraag of een erfafscheiding al dan niet vergunningvrij is onder de Omgevingswet. De regels over erfafscheidingen zijn met...
Lees meer
Op 28 mei 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) weer een belangrijke uitspraak gedaan over natuurvergunningen, stikstof en intern salderen, dit maal in het kader...
Lees meer
Op 4 juni 2025 heeft de rechtbank Den Haag de natuurvergunning voor luchthaven Schiphol vernietigd (ECLI:NL:RBDHA:2025:9782). De uitspraak is in het licht van de eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak...
Lees meer
De Afdeling Advisering van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op verzoek van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (‘LVVN’) een adviesgegeven over de mogelijkheden om een rekenkundige...
Lees meer
Natuurbeschermingsrecht: wanneer is er sprake van een beheermaatregel? ECLI:NL:RVS:2025:2198 Inleiding De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op 14 mei een interessante uitspraak gedaan voor het...
Lees meer
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in een uitspraak van 30 april 2025 voor het eerst de wijziging van een omgevingsplan beoordeeld. In de uitspraak gaat...
Lees meer
Op 16 april is een nieuwe belangrijke uitspraak gedaan in het stikstofdossier, dit maal door de Rechtbank Oost-Brabant. Na verschillende rechtszaken gestart door milieuorganisaties over natuurvergunningen van piekbelasters moet de...
Lees meer
Op 10 maart 2025 is het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het wetsvoorstel voor het legaliseren van de PAS-projecten gepubliceerd. Sinds de uitspraak van...
Lees meer
Netbeheerders hebben in Nederland een wettelijke plicht op grond van de Elektriciteitswet 1998 om toegang te verlenen tot het elektriciteitsnet. Een ieder die daarom vraagt, moet in principe een aansluiting...
Lees meer
In december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. De uitspraken hebben als gevolg dat intern...
Lees meer