Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 54
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 54
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1300
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => 
					SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					GROUP BY wp_posts.ID
					ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					LIMIT 530, 10
				
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 25197
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2021-05-05 09:30:36
                    [post_date_gmt] => 2021-05-05 07:30:36
                    [post_content] => 
Inleiding
De ministerraad is akkoord gegaan met het wetsvoorstel maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015. Het wetsvoorstel maakt het gemeenten mogelijk om aanbestedingsprocedures voor jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning eenvoudiger in te richten.
Aanbestedingsprocedure voor inkopen jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning
De gemeenten voeren de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) uit door het sluiten van contracten met aanbieders van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning. Vaak moeten gemeenten hiervoor hun opdrachten aanbesteden. Daarbij gelden de regels van de Aanbestedingswet 2012. Hoewel deze wet het mogelijk maakt om gebruik te maken van een verlicht regime of te wel een meer eenvoudige aanbestedingsprocedure, bepalen de Jeugdwet en de Wmo dat er gegund moet worden op basis van de ‘economisch meest voordelige inschrijving’ (het emvi-criterium). Het gevolg van het moeten toepassen van het emvi-criterium is dat gemeenten offertes moeten opvragen en beoordelen.
Schrappen emvi-criterium in Jeugdwet en Wmo
Met het wetsvoorstel wordt de plicht om op grond van het emvi-criterium te gunnen uit de Jeugdwet en de Wmo geschrapt. Dit brengt met zich mee dat de onder de Aanbestedingswet 2012 mogelijke toepassing van een verlichte aanbestedingsprocedure voor de inkoop van zorg onder de Jeugdwet en Wmo dan zonder offertefase mogelijk is. De regel dat niet louter op de laagste prijs mag worden gegund en dat er altijd rekening wordt gehouden met de aangeboden kwaliteit, blijft gehandhaafd.
Waarborgen van een eerlijk verloop aanbestedingsprocedure
Het is zaak dat in deze eenvoudigere aanbestedingsprocedures zonder offertes, geschikte aanbieders wel een eerlijke kans op een contract hebben. Hiervoor dienen met name minimumeisen waaraan aanbieders moeten voldoen alsmede duidelijk en objectief geformuleerde criteria op basis waarvan zal worden geselecteerd. De regering hoopt dat een procedure met selectie op basis van selectiecriteria leidt tot een reductie van de uitvoeringslasten van de aanbestedingsprocedure. Verder hoopt de regering dat hiermee tevens een prikkel wordt gegeven om het inkopen van zorg voor jeugdigen of maatschappelijke ondersteuning volgens de zogenoemde ‘open house’ procedure te verminderen. Open house betreft voor de goede orde, een vorm van inkoop de waarbij de overheid overeenkomsten sluit met elke ondernemer die tegen standaard voorwaarden en tarieven diensten levert. In een handreiking zullen de aanbestedingsprocedures die ten gevolge van het schrappen van het emvi-criterium onder het verlichte regime kunnen worden ingericht, worden uitgewerkt.
Conclusie
Het mogelijk maken van het inrichten van vereenvoudigde aanbestedingsprocedures zonder de verplichting voor aanbieders om offertes te schrijven en voor gemeenten om offertes te vergelijken op basis van een op voorhand uitgedachte gunningssystematiek, is zonder meer positief te noemen. Er zal hierdoor bij de inkoop van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning mogelijk weer meer gebruik worden gemaakt van de onder het verlichte regime in de Aanbestedingswet 2012 voorziene eenvoudige aanbestedingsprocedures. Of ook de beoogde reductie van uitvoeringslasten gerealiseerd zal worden, moet blijken. Het door gemeenten formuleren van selectiecriteria en het door inschrijvers beoordelen of ze aan die criteria voldoen, kost ook tijd en daarmee geld. In ieder geval, de in een eerdere bijdrage gesignaleerde trend tot meer aanbesteden in het sociaal domein lijkt wanneer onderhavig wetsvoorstel wet wordt doorgezet te kunnen gaan worden. Anders dan sommige commentaren die stellen dat de nieuwe wet een einde moet maken aanbesteding in de jeugdzorg en Wmo, constateer ik het tegenovergestelde, meer aanbesteding maar eenvoudiger (zoals ik in een eerdere bijdrage over de pilot bij de gemeente Rotterdam schreef). Dat dan weer wel.  Het wetsvoorstel is te lezen op de website van de Tweede Kamer. Rik Wevers [post_title] => Eenvoudiger aanbesteden in de jeugdzorg en Wmo in het verschiet? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => eenvoudiger-aanbesteden-in-de-jeugdzorg-en-wmo-in-het-verschiet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-05-05 10:53:38 [post_modified_gmt] => 2021-05-05 08:53:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25197 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 25176 [post_author] => 46 [post_date] => 2021-05-03 14:57:01 [post_date_gmt] => 2021-05-03 12:57:01 [post_content] =>
Een arbeidsovereenkomst ontbinden of wedertewerkstelling bij een verstoorde arbeidsverhouding?
Op 3 mei 2021 publiceerde de Rechtspraak een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland over een arbeidsongeschikte gezagvoerder van KLM. KLM verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met deze werknemer, maar dat verzoek werd afgewezen. De werknemer was namelijk arbeidsongeschikt. Zijn ziekte houdt verband met de situatie op het werk, waardoor sprake is van een opzegverbod. De werknemer verzocht op zijn beurt om wedertewerkstelling, maar ook dat verzoek werd afgewezen. Door de verstoorde arbeidsverhouding kan niet van KLM worden verlangd dat zij deze werknemer te werk stellen. Hoe nu verder?
Verstoorde arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer
De werknemer is sinds 2001 werkzaam bij KLM in de functie van gezagvoerder. Tussen de werknemer en KLM zijn meerdere incidenten voorgevallen. Er zijn steeds gesprekken gevoerd tussen partijen en werknemer heeft KLM regelmatig geschreven. Deze berichten werden vermoedelijk veelal vanuit emotie en frustratie geschreven. Zo schreef de werknemer onder andere het volgende: ‘Geen behoefte aan gesprek.…]'. Blijf ver uit m’n buurt en zorg dat ik de vakantie krijg waar ik recht op heb’. Ook schreef de werknemer: ‘Na Germanwings zou je toch denken dat ze anders met vliegers zouden omgaan’. De vergelijking met Germanwings is voor KLM erg pijnlijk, omdat dit vliegtuig crashte en de copiloot op de dag van de crash een doktersverklaring had gekregen om zich ziek te melden. De luchtvaartmaatschappij was niet op de hoogte van de psychische problematiek van de copiloot. De werknemer heeft later excuses gemaakt voor zijn schrijven en – met name – de verwijzing naar Germanwings. Voor KLM is echter sprake van een onhoudbare situatie. De werknemer wordt op 14 februari 2020 vrijgesteld van werk. Op 17 februari 2020 meldt de werknemer zich ziek. De werknemer blijkt arbeidsongeschikt. Meer dan één jaar later dient deze procedure. Uit de uitspraak blijkt niet wanneer KLM het ontbindingsverzoek heeft ingediend.
Opzegverbod wegens arbeidsongeschiktheid
Volgens KLM is – kort gezegd – sprake van een verstoorde arbeidsverhouding. De rechter overweegt dat het ontbindingsverzoek van KLM verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst binnen twee  jaar is daarom niet mogelijk. Het verzoek van KLM wordt afgewezen.
Wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom
De piloot verzoekt om wedertewerkstelling zodra hij arbeidsgeschikt is. Dit, op straffe van een dwangsom van € 50.000,- (!) per dag dat hij niet te werk wordt gesteld. Een werkgever mag zijn werknemer slechts weerhouden de overeengekomen arbeid te verrichten, indien zij daarbij een zwaar(der)wegend belang heeft. De rechter is van oordeel dat de werknemer niet te werk hoeft te worden gesteld in zijn eigen functie. De rechter overweegt dat de verhouding tussen partijen behoorlijk verstoord is geraakt. Dit gelet op het aantal lelijke brieven dat de werknemer aan KLM heeft gestuurd. Ook ter zitting is gebleken dat de onderlinge relatie is verstoord. KLM en de werknemer moeten eerst werken aan hun relatie en het herstel van hun vertrouwen. Het belang van KLM weegt hier dus zwaarder dan het belang van de werknemer.
Oplossingen binnen het arbeidsrecht
Partijen verkeren na deze uitspraak in een impasse. De arbeidsovereenkomst duurt voort, maar de werknemer hoeft niet aan het werk. Partijen kunnen proberen hun relatie en onderling vertrouwen te herstellen. Zij kunnen ook een vertrekregeling (vaststellingovereenkomst) overeenkomen. Als een oplossing uitblijft, dan kan de arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte worden ontbonden. Dat zou per 17 februari 2022 kunnen. Tot die tijd blijft de werknemer in dienst en moet hij worden doorbetaald. Ik verwacht dat KLM hoe dan ook flinke kosten moet maken om tot een oplossing te komen.
Arbeidsconflict
Heeft u zelf een conflict met uw werknemer of werkgever? Marlies Hol is advocaat arbeidsrecht bij BG.legal in ’s-Hertogenbosch. U kan contact met haar opnemen voor overleg. Marlies Hol 1               [post_title] => Wat zijn de gevolgen van een verstoorde arbeidsverhouding voor een KLM-piloot? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wat-zijn-de-gevolgen-van-een-verstoorde-arbeidsverhouding-voor-een-klm-piloot [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-14 11:27:58 [post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:27:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25176 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 25138 [post_author] => 19 [post_date] => 2021-04-30 09:45:49 [post_date_gmt] => 2021-04-30 07:45:49 [post_content] => Wat bepaalt eigenlijk welk huurregime van toepassing is? Die vraag speelt vaak bij de verhuur van bedrijfsruimten. In Nederland kennen wij twee regimes van verhuur van bedrijfsruimten: het ‘winkelruimteregime’ (of ‘middenstandsbedrijfsruimte’) en ‘overige ruimten”, ook wel ‘kantoorruimte’ bedoeld. Het maakt veel verschil uit welk regime van toepassing is. Bij verhuur van winkelruimten gelden meer wettelijke regels waar niet van zomaar van afgeweken mag worden. Bij de verhuur van kantoorruimten is veel meer aan partijen zélf overgelaten. Het kan dus – afhankelijk van de positie – van belang zijn om het winkelruimteregime van toepassing te verklaren. Maar in hoeverre kan dat contractueel worden bedongen? Voor de vraag of een verhuurde ruimte een bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW (kantoorruimte) of 7:290 BW (winkelruimte) is, is beslissend hetgeen partijen bij het sluiten van de huurovereenkomst, mede in aanmerking genomen de inrichting van het gehuurde, omtrent het gebruik van het gehuurde voor ogen heeft gestaan.[1] Daartoe dient te worden gelet op alle omstandigheden van het geval. De aard en inrichting van het gehuurde zijn belangrijke omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden.[2]               Hieruit valt al af te leiden dat de tekst van de overeenkomst zeker een rol speelt, maar dat de feitelijke omstandigheden minstens net zo relevant zijn. Is er bijvoorbeeld een voor publiek toegankelijk lokaal voor de rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening? Op dat punt heeft zich de nodige jurisprudentie ontwikkeld. Uit de jurisprudentie volgt dat daarvan géén sprake is als er enkel op afspraak klanten kunnen langskomen c.q. bijeenkomsten worden gehouden. De locatie is dan immers slechts toegankelijk voor een beperkte groep genodigden en is dus niet geopend voor een willekeurig passerende derde.[3] Vervolgens is de vraag of het gehuurde beschikt over een voor publiek toegankelijk lokaal. Daarbij is mede van belang de aard en de inrichting van het gehuurde. Veelal wordt op een huurruimte het regime van artikel 7:290 BW van toepassing geacht wanneer er goederen worden uitgestald en ter plaatse gekocht kunnen worden en er bijvoorbeeld een pinautomaat of kassa is. Het zal veelal afhangen van de situatie per geval. De tekst van de overeenkomst speelt een rol, maar indien uit de feitelijke situatie blijkt dat er bijvoorbeeld geen voor publiek toegankelijk lokaal is, zal dat zwaar wegen bij de kwalificatie van de huurovereenkomst. Het is dus zaak om bij het aangaan van de huurovereenkomst goed te beoordelen wat er wordt verhuurd en hoe dat in de praktijk wordt vormgegeven. [1] Zie o.a. HR 24 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1198 en HR 3 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:4783. [2] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 november 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BU6216. [3] Rb. Rotterdam 23 april 2008, ECLI:NL:RBROT:2008:BD4027. Rutger Boogers [post_title] => De overeenkomst bepaalt niet (alleen) welk huurregime van toepassing is [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-overeenkomst-bepaalt-niet-alleen-welk-huurregime-van-toepassing-is [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-04-30 09:45:49 [post_modified_gmt] => 2021-04-30 07:45:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25138 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 25151 [post_author] => 57 [post_date] => 2021-04-30 09:01:32 [post_date_gmt] => 2021-04-30 07:01:32 [post_content] => Software-as-a-service (SaaS) is software die als online dienst wordt aangeboden. Denk hierbij aan een abonnement: een klant hoeft de data niet zelf aan te schaffen, maar krijgt toegang door iedere maand een bepaald bedrag te betalen. Veelal zullen zij toegang krijgen tot de data door middel van het dashboard van de aanbieder van de software. In de praktijk komt het voor dat deze klanten toegang willen tot de data via het dashboard van een derde partij. Het is in deze situatie belangrijk om goede afspraken te maken met deze derde partij: hoe houd je grip op de data? In deze blog zal er gekeken worden naar de technische en juridische mogelijkheden.
Casus
De verschillende mogelijkheden zullen worden besproken aan de hand van een casus. Kappa BV en Kolos BV (beiden klant van Beta BV) hebben op basis van een Saas-overeenkomst toegang tot bepaalde data van Beta. Ze krijgen de data in ruwe vorm aangeleverd, maar zijn daar nog niet tevreden mee. Ze willen namelijk graag meer inzicht in de data die ze ontvangen. Een derde partij, Nano NV geeft aan dat ze wel een dashboard kunnen maken die de data van Beta overzichtelijk weergeeft. In de SaaS overeenkomst staat echter dat een klant zijn toegangsgegevens niet aan derden mag verstrekken, ook niet voor de uitvoer van verdere diensten. Beta en Nano zijn dus genoodzaakt samen te werken en hieromtrent afspraken te maken.  Hierbij is het volgende van belang:
  • Beta wil de controle over haar data behouden
  • Beta heeft geen problemen met de ontwikkeling van software die haar data kan verrijken
  • Nano wil wel samenwerken, maar ook geld kunnen verdienen
Met deze aspecten in het achterhoofd zijn er meerdere oplossingen mogelijk. In de illustratie zijn er twee voor de hand liggende oplossingen al aangegeven. Deze oplossingen verschillen van elkaar doordat in optie 1 het dashboard wel wordt gemaakt door Nano, maar daarna niet door hen wordt beheerd. Hierdoor krijgt Nano geen toegang tot de data die door Kappa opgevraagd wordt. Bij optie 2 wordt het beheer ook door Nano gedaan. Hierdoor zal Nano de data van Beta in ieder geval tijdelijk op moeten slaan om het dashboard te laten werken.        
Optie 1: Data naar Kappa en Kolos
Optie 1 houdt in dat de data uitsluitend wordt gedeeld met de klant. Op deze manier behoudt Beta grip op haar data, ook al staat deze data in het dashboard van Nano. In dit kader is het wel van belang dat  Nano het dashboard zo inricht dat deze ofwel op servers van de klant draait, of  op de computers van de gebruikers. Hierdoor verandert de stroom van de data dus niet. Nano zal genoegen moeten nemen met een abonnementsmodel voor het dashboard of een eenmalige betaling voor de ontwikkeling en eventueel onderhoud.
Optie 2: Data tijdelijk naar Nano
In het geval van optie 2 wordt het dashboard door Nano ontwikkeld én beheerd. Hierdoor verwerkt Nano de data van Beta, anders kan het dashboard niet functioneren. Dit kan intern op twee manieren geregeld worden. Nano kan iedere keer de data opvragen die de klant wil gebruiken en vervolgens niet opslaan. Nano kan er ook voor kiezen om de data die door een klant wordt opgevraagd, (tijdelijk) op te slaan zodat er daarna sneller gereageerd kan worden op een nieuwe aanvraag voor dezelfde data. Dit verminderd de communicatie tussen Nano en Beta, hetgeen efficiënter is voor beide bedrijven. De keerzijde is dat Beta de controle over haar data voor een deel verliest. Om dit te voorkomen kan Beta eisen dat Nano de data alleen tijdelijk, bijvoorbeeld voor de duur van de gebruikssessie, op mag slaan en daarna moet verwijderen. Beta zou ook kunnen eisen dat ze inzage krijgt in de code van Nano om te controleren of alle afspraken worden nageleefd.
Optie 3: Data permanent naar Nano
Een derde optie ligt in deze casus minder voor de hand. Deze optie houdt in dat Beta alle data waar de gebruikers van het dashboard toegang toe hebben, deelt met Nano. Hierdoor worden de servers van Beta niet meer belast door het gebruik van het dashboard van Nano, wat bij optie 2 nog wel het geval is. Hiervoor zou Beta een manier moeten creëren om haar datasets naar Nano te kopiëren. Nano krijgt echter wel uitgebreide toegang, waardoor Beta een deel van haar controle kwijt raakt. Om grip te houden op haar data kan Beta afdwingen dat ze inzage krijgt in de code van Nano of dat ze de systemen van Nano laat controleren door een externe partij. Ook kan ze aan de data die ze met Nano deelt bepaalde kenmerken toevoegen waaraan ze de data kan herkennen als die door Nano met externe partijen wordt gedeeld.
Conclusie
Voor Kappa en Kolos zijn optie 2 en 3 het meest gebruiksvriendelijk en goedkoop op de korte termijn. Om optie 2 te laten slagen, dienen Beta en Nano afspraken te maken over de interne behandeling van de data. Zo zou Beta kunnen eisen dat ze inzage krijgt in de code van Nano of dat de data maar voor een korte tijd opgeslagen mag worden bij Nano. In het geval van optie 3 zijn er voor Beta alleen maar nadelen, waardoor de kans minimaal is dat Beta hier aan zal meewerken. Deze blog is geschreven door Robin Verhoef. Heeft u vragen? Neem vrijblijvend contact op. Robin Verhoef   [post_title] => Software as a Service: grip op data [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => software-as-a-service-grip-op-data [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-02 12:08:11 [post_modified_gmt] => 2024-01-02 11:08:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25151 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 25111 [post_author] => 46 [post_date] => 2021-04-23 11:57:55 [post_date_gmt] => 2021-04-23 09:57:55 [post_content] => Aan overtreding van een concurrentiebeding wordt vaak een dagelijks oplopende boete verbonden. Na één of twee jaar loopt dit bedrag op tot tienduizenden euro’s. De hoogte van deze boete kán door rechter worden gematigd, maar zij hoeven dat niet te doen. In de zaak die Marlies Hol met u bespreekt is de werknemer veroordeelt tot een dagelijks oplopende een boete van € 200,- per dag voor 249 werkdagen. De totale boete bedraagt € 51.800,-. Welke lering werkgevers (en werknemers) hieruit kunnen trekken volgt uit deze blog. In het arbeidsrecht wordt het steeds moeilijker om werknemers te houden aan een concurrentie- of relatiebeding. De rechtspraak matigt deze bedingen steeds vaker tot één jaar. Verder zijn rechters vaak kritisch in de belangenafweging. Welk belang heeft de werkgever nou écht om de werknemer aan het betreffende beding te houden? Toch blijft het zinvol werknemers te binden aan een concurrentie- en relatiebeding en hen daaraan te houden, zo bewijst deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam
In deze zaak ging het om een medewerker in de functie van expediteur in de vervoersbranche. Deze medewerker was verantwoordelijk voor het organiseren van het verzenden van goederen op grote schaal. De werknemer nam in mei 2018 ontslag om bij de directe concurrent dezelfde werkzaamheden te verrichten. Met deze werknemer was een concurrentiebeding overeengekomen waarin is bepaald dat hij - kort gezegd – voor een periode van twee jaar binnen Nederland geen gelijksoortige werkzaamheden mag verrichten. Er is een boetebeding in de arbeidsovereenkomst opgenomen. Er is een eenmalige boete van € 2.000,- en een boete van € 200,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. De werkgever ontdekt dat de werknemer bij de directe concurrent in dienst is getreden. Daarna wijst de werkgever de werknemer in augustus 2018 schriftelijk op de geconstateerde overtreding van het concurrentiebeding. De werkgever waarschuwt de werknemer voor de boete. Toch besluit de werknemer zijn concurrerende werkzaamheden voort te zetten. Partijen voeren in februari 2019 een procedure in kort geding. Uit deze uitspraak blijkt niet wat de uitkomst was van de procedure in kort geding, maar ik vermoed dat het verzoek van werkgever om staking van de concurrerende werkzaamheden is afgewezen. De voormalig werknemer blijft zijn concurrerende werkzaamheden namelijk uitvoeren. In juni 2020 (anderhalf jaar na de uitspraak in kort geding) start de werkgever een bodemprocedure. Het concurrentiebeding gold voor twee  jaar en is inmiddels afgelopen. De werkgever vordert onder andere dat de verschuldigde boete voor overtreding van het concurrentiebeding alsnog wordt voldaan. De vordering van werkgever maximeert zij tot één jaar. De werkgever krijgt in deze procedure alsnog haar gelijk. De kantonrechter oordeelt dat de ex-werknemer twee jaar lang het concurrentiebeding heeft overtreden. Omdat de werkgever de boete zelf heeft gematigd tot één jaar, moet werknemer € 2.000,- plus 249 (dagen) x € 200,- betalen. De boete voor overtreding van het concurrentiebeding bedraagt in totaal € 51.800,- De rechter neemt in zijn overwegingen vrij snel aan dat sprake is van concurrentie. Hij overweegt het volgende: ‘De voormalig werknemer bedient’ dezelfde klanten op dezelfde markt. Zoveel is duidelijk’.
Geen matiging boete
De kantonrechter ziet geen reden om de boete te matigen. Hij overweegt dat het weliswaar een flink bedrag is, ‘maar het concurrentiebeding is niet voor niets overeengekomen.’ De werknemer had zich simpelweg moeten houden aan het concurrentiebeding. Volgen de kantonrechter moet een werknemer een boete wel ‘voelen’, anders heeft het weinig zin deze aan een concurrentiebeding te verbinden.
Geen onbillijke benadeling werknemer
De voormalig werknemer verzoekt nog om vernietiging van het concurrentiebeding, omdat hij daardoor onbillijk zou worden benadeeld. De rechter gaat daar niet in mee. De rechter oordeelt onder andere dat het concurrentiebeding geografisch nogal ruim is (lees: heel Nederland), maar dat doet hier niet ter zake. De ex-werknemer is namelijk in dienst is getreden bij een concurrerend bedrijf op slechts een paar kilometer afstand. Het geografische aspect speelt dus, los van het betoog van de werkgever dat dit soort werk niet aan een regio gebonden is, geen rol.
Geen rechtsverwerking
Dat tussen de procedure in kort geding en deze procedure anderhalf jaar is verstreken, doet volgens de kantonrechter niet ter zake. Het is het goed recht van werkgever om een bodemprocedure te starten, er geldt daarvoor geen termijn. Het betoog van de ex-werknemer dat de boete hierdoor onredelijk hoog is opgelopen, slaagt evenmin. Het tijdsverloop en de daarmee (fors) opgelopen boete komt voor risico van de werknemer. Een bittere (lees: dure) pil voor de werknemer. Doordat de werknemer al die tijd concurrerende werkzaamheden heeft verricht, is hij een boete van € 51.800,- verschuldigd. De wettelijke rente en proceskosten komen hier nog bovenop.
Tips voor werkgevers
Uit deze uitspraak blijkt dat een werknemer wel degelijk aan een concurrentiebeding kan worden gehouden. Deze werknemer bekleedde geen hoge of specialistische functie, maar werd toch gehouden aan een beding dat gold voor twee jaar én heel Nederland. Dit biedt kansen voor werkgevers. In deze zaak is de boete hoog opgelopen doordat veel tijd is verstreken. Hoewel ik adviseer snel actie te ondernemen, biedt deze uitspraak de mogelijkheid om na verloop van tijd alsnog een boete te kunnen vorderen. Het is dan wel belangrijk dat een werknemer eerder schriftelijk is gewezen op de overtreding van het concurrentiebeding.
Marlies Hol
Marlies Hol is advocaat in Den Bosch en zij is gespecialiseerd in het arbeidsrecht. Voor arbeidsrechtelijke vragen over arbeidsovereenkomsten, bedingen, ontslagen of onderhandelingen kunt u contact met haar opnemen. Zij is tevens bekend met de arbeidsrechtelijke mogelijkheden en problemen bij onder andere een statutair bestuurder, een kennismigrant of bij de constructie voor een traineeship. Marlies Hol   [post_title] => Overtreding concurrentiebeding leidt tot boete € 51.800,- [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => overtreding-concurrentiebieding-leidt-tot-boete [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-14 11:28:19 [post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:28:19 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25111 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 25088 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-04-22 10:36:08 [post_date_gmt] => 2021-04-22 08:36:08 [post_content] => In een eerdere bijdrage heb ik een aanbestedingszaak besproken waarin het verschil tussen de opschortende en de contractuele vervaltermijn ertoe leidde dat de eisende partij te laat een kort geding aanhangig had gemaakt en daardoor niet ontvankelijk werd verklaard. Hiertegen is hoger beroep ingesteld en er blijkt maar weer eens dat de soep in hoger beroep lang niet altijd zo heet wordt gegeten als in eerste aanleg opgediend.
Uitleg van de vervaltermijn
Het hof stelt dat bij beoordeling van de discussie over de vervaltermijn tot uitgangspunt wordt genomen uitgangspunt dat tussen partijen niet in geschil is dat de termijn van 20 kalenderdagen na elektronische verzending van de gunningsbeslissing, die is opgenomen in paragraaf 7.22 van het Beschrijvend Document, afliep op zondag 1 november 2020 en dat in ieder geval de opschortende termijn zoals bedoeld in artikel 2.127 Aanbestedingswet 2012 (Aw) op grond van de Algemene Termijnenwet is verlengd tot maandag 2 november 2020. De vraag die aldus het hof, moet worden beantwoord is of dit ook voor de vervaltermijn geldt. Om die vraag te beantwoorden moet het Beschrijvend Document worden uitgelegd. Bij de uitleg van aanbestedingsstukken moet de zogenaamde CAO-norm worden toegepast. Die norm houdt in dat de bewoordingen van de bepalingen van de aanbestedingsstukken, gelezen in het licht van de gehele tekst van die aanbestedingsstukken, in beginsel doorslaggevend zijn. De volgende zinnen in het beschrijvend document moeten worden uitgelegd: Belanghebbende dient dit te vragen uiterlijk 20 kalenderdagen na elektronische verzending van de gunningsbeslissing. Deze opschortende termijn is tevens een vervaltermijn. Deze zinnen zijn opgenomen onder het sub-kopje “opschortende termijn.” In het Beschrijvend Document is opgenomen dat een belanghebbende uiterlijk 20 kalenderdagen na elektronische verzending van de gunningsbeslissing een voorlopige voorziening bij de civiele rechter dient te vragen. Deze termijn is onmiskenbaar geënt op het bepaalde in artikel 2.127 Aw. Vervolgens is opgenomen dat “deze” termijn tevens een vervaltermijn is.
Het hof
Het hof is van oordeel dat uit deze tekst van het Beschrijvend Document moet worden afgeleid dat de lengte van de vervaltermijn volledig is gekoppeld aan de lengte van de opschortende termijn. Dat volgt niet alleen uit het gebruik van de bewoordingen “deze termijn”, maar ook uit het gebruik van het woord “tevens” waaruit eveneens een gelijkschakeling van beide termijnen is af te leiden. Het hof vervolgt te stellen dat het feit dat een vervaltermijn een ander karakter heeft dan de opschortende termijn aan het bovenstaande niet afdoet omdat dat andere karakter niet in de weg staat aan de door de aanbestedende dienst gekozen gelijkschakeling van de lengte van de termijnen en omdat uit de tekst van de bepaling enig onderscheid ten aanzien van de lengte van de termijnen niet is af te leiden. Een normaal oplettende en redelijk geïnformeerde inschrijver mocht er daarom vanuit gaan dat de vervaltermijn qua lengte volledig gelijk zou zijn aan de opschortende termijn, aldus het hof. Omdat de opschortende termijn volgens artikel 1 lid 1 van de Algemene termijnenwet wordt verlengd tot de op een zondag volgende dag, geldt dit in dit geval ook voor de vervaltermijn. Daarmee is, anders dan de aanbestedende dienst kennelijk veronderstelt, niet gezegd dat de Algemene Termijnenwet op een contractuele vervaltermijn van toepassing is, maar is slechts geoordeeld dat in dit geval de contractuele vervaltermijn even lang is als de opschortende termijn waarop de Algemene Termijnenwet wel van toepassing is. Het hof overweegt dan ook dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg de eisende partij ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard.
Conclusie
Er staat niet ter discussie dat de twee termijnen in kwestie een ander karakter hebben en dat alleen op de opschortende termijn de Algemene termijnenwet van toepassing is. Maar als in het aanbestedingsdocument de opschortende termijn tevens als vervaltermijn is verwoord moet uit deze formulering worden afgeleid dat de lengte van de vervaltermijn volledig is gekoppeld aan de lengte van de opschortende termijn. Als dus de opschortende termijn op grond van de Algemene Termijnenwet wordt verlengd tot de op een zondag volgende dag, dan is in dat geval de contractuele vervaltermijn even lang en geldt ook tot de op een zondag volgende dag. Is nu mijn conclusie in mijn eerdere bijdrage achterhaald? Nou niet helemaal. Hoewel heel vaak in aanbestedingsstukken de opschortende termijn tevens als een vervaltermijn wordt aangeduid zoals in onderhavige kwestie, blijft het zaak de precieze bewoordingen waarmee de vervaltermijn is opgenomen, in ogenschouw te nemen. Want met een ietwat andere formulering van de vervaltermijn dan in deze zaak, kan heel goed de conclusie zijn dat een normaal en redelijk geïnformeerde inschrijver ervan uit moet gaan dat de vervaltermijn qua lengte niet volledig gelijk is aan de opschortende termijn. En in dat geval kan de vervaltermijn mogelijk wel alsnog iets korter uitpakken dan de opschortende termijn en dan zal daar bij het dagvaarden uiteraard rekening mee moeten worden gehouden. Rik Wevers [post_title] => Verschil opschortende termijn & contractuele vervaltermijn deel II [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verschil-opschortende-termijn-contractuele-vervaltermijn-deel-ii [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-04-22 10:36:13 [post_modified_gmt] => 2021-04-22 08:36:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25088 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 25095 [post_author] => 6 [post_date] => 2021-04-21 16:49:58 [post_date_gmt] => 2021-04-21 14:49:58 [post_content] => Op 21 april 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel gepresenteerd met nieuwe regels voor Artificial Intelligence (AI/kunstmatige intelligentie). In dit eerste artikel worden de hoofdlijnen toegelicht.
Waarom nieuwe regels?
AI wordt al breed gebruikt, vaak zonder dat we het zelf in de gaten hebben. De meeste AI systemen vormen geen risico voor gebruikers. Maar dat geldt niet voor alle AI systemen. De bestaande regelgeving is onvoldoende om de veiligheid van gebruikers en de fundamentele rechten te waarborgen. Daardoor kan het vertrouwen in AI in gevaar komen.
Welke risico categorieën?
De Europese Commissie stelt een ‘risk-approach’ aanpak voor met vier risiconiveaus:
  1. onacceptabel risico
Een zeer beperkt aantal AI toepassingen worden aangemerkt als een onacceptabel risico. Deze gaan in tegen fundamentele rechten en worden om die reden verboden. Als voorbeeld noemt de commissie het sociaal labellen van burgers door overheden en op afstand biometrisch identificeren in de publieke ruimte. Op dit laatste zijn een paar uitzonderingen gemaakt.
  1. hoog risico
Een iets groter aantal AI toepassingen vormt een hoog risico. Deze worden beschreven in het voorstel. Zij vormen een hoog risico omdat zij een impact hebben op de fundamentele rechten. De opsomming van deze AI toepassingen kan periodiek worden aangepast. Deze AI toepassingen moeten aan een aantal verplichte voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden omvatten kwaliteitseisen aan de gebruikte dataset, technische documentatie, transparantie en informatieverstrekking aan gebruikers, menselijk toezicht, en robuustheid, accuratesse en cybersecurity. Nationale toezichthouders krijgen hier onderzoeksrechten.
  1. beperkt risico
Voor een grotere groep AI-toepassingen geldt een beperkt risico. Hier kan worden volstaan met transparantie. De commissie noemt hier als voorbeeld chatbots. Gebruikers moeten weten dat zij communiceren met een chatbot.
  1. minimaal risico
Voor alle andere AI toepassingen geldt dat de bestaande wet- en regelgeving afdoende is. Verreweg de meeste van de huidige AI toepassingen vallen in deze categorie.
Hoe classificeer je AI producten?
De commissie komt met een methodiek om AI toepassingen in te delen in een van de vier risico niveaus. Het doel daarvan is om zekerheid te bieden voor ondernemingen en anderen. Het risico wordt beoordeeld op basis van het beoogde gebruik. Dit betekent dat gekeken wordt naar: - het beoogde doel - het aantal potentieel geraakte personen - de afhankelijkheid van de uitkomst - de onomkeerbaarheid van de schade.
Wat zijn de gevolgen voor hoog risico AI systemen?
Voordat deze AI systemen gebruikt mogen worden moet een onderzoek worden uitgevoerd naar het voldoen aan de regelgeving. Uit dat onderzoek moet blijken dat het AI systeem compliant is ten aanzien van de vereisten op het gebied van data kwaliteit, documentatie en traceerbaarheid, transparantie, menselijk toezicht, accuratesse en robuustheid. Voor sommige AI systemen zal een ‘notified body’ ingeschakeld moeten worden. Voor deze AI systemen moet ook een risk management systeem worden opgezet door de leverancier.
Wie gaat handhaven?
De Lid-Staten zullen een autoriteit moeten aanwijzen die gaan toezien op de naleving.
Gedragscodes
Leveranciers van high-risk AI systemen kunnen een vrijwillige gedragscode maken voor de veilige toepassing van AI systemen. De commissie stimuleert de industrie om hiermee te komen.
Wie is aansprakelijk bij import van AI systemen?
De importeur in de EU van AI systemen is verantwoordelijk voor het ingevoerde AI systeem. Hij moet ervoor zorgen dat de producent voldoet aan EU regelgeving en een CE markering heeft.
Wat is de sanctie?
Het overtreden van deze regelgeving kan worden beboet met een geldboete van maximaal 6% van de jaaromzet in het voorafgaande kalenderjaar. Dit was een eerste analyse van het commissievoorstel. Later volgt een nadere analyse. Later volgt ook een analyse van de voorgestelde nieuwe regeling voor machines. Voor meer informatie over juridisch/ethische aspecten van AI ontwikkelen wij LegalAIR. Dit platform gaat praktische informatie en tools geven hoe om te gaan met AI en AI systemen. Voor meer vragen neemt u contact op met Jos van der Wijst (wijst@bg.legal). Jos van der Wijst [post_title] => Nieuwe Europese regels voor artificial intelligence [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nieuwe-europese-regels-voor-artificial-intelligence [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-04-21 16:49:58 [post_modified_gmt] => 2021-04-21 14:49:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25095 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 25023 [post_author] => 43 [post_date] => 2021-04-16 15:26:44 [post_date_gmt] => 2021-04-16 13:26:44 [post_content] => Het voorbereiden en tot stand komen van een WHOA-akkoord neemt enige tijd in beslag. Deze voorbereiding van het onderhands akkoord vindt plaats terwijl de onderneming waarschijnlijk haar schulden niet kan blijven betalen. Verschillende bij de schuldenaar betrokken partijen (o.a. financiers en leveranciers) zullen in die situatie mogelijk (verhaals)maatregelen nemen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het leggen van beslag, het inroepen van een eigendomsvoorbehoud of het aanvragen van het faillissement. Dergelijke maatregelen maken het voor de schuldenaar moeilijk, of zelfs onmogelijk, om een WHOA-akkoord aan te bieden. Een afkoelingsperiode geeft de onderneming (of de herstructureringsdeskundige) de tijd en ruimte om een WHOA-akkoord voor te bereiden, zonder dat individuele (verhaals)acties van schuldeisers dit bemoeilijken. Dit voorkomt dat de meerwaarde van WHOA-akkoord ten opzichte van bijvoorbeeld een faillissement verloren gaat.
Hoe en wanneer
De onderneming of aangestelde herstructureringsdeskundige kan de rechtbank vragen een afkoelingsperiode af te kondigen. De rechtbank kondigt de afkoelingsperiode af wanneer:
  • de schuldenaar een startverklaring voor een WHOA-akkoord heeft gedeponeerd en hij dat akkoord heeft aangeboden of toezegt dat binnen 2 maanden aan te bieden, of een herstructureringsdeskundige is aangesteld; en
  • summierlijk blijkt dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming tijdens de voorbereiding/onderhandelingen over een WHOA-akkoord te kunnen blijven voortzetten; en
  • aannemelijk is dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers daarbij gediend zijn en de individuele schuldeisers waarop de afkoelingsperiode zal zien niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
Duur en reikwijdte
Een afkoelingsperiode in een WHOA-traject duurt in beginsel maximaal 4 maanden, maar kan worden verlengd tot 8 maanden. Daarvoor moet de onderneming of herstructureringsdeskundige aannemelijk maken dat er belangrijke voortgang is geboekt met het akkoord. Dit is in ieder geval zo wanneer de rechtbank gevraagd is het akkoord te homologeren. De specifieke reikwijdte kan per afkoelingsperiode verschillen. De WHOA biedt ook hier de mogelijkheid tot maatwerk. Zo kan de rechtbank een algemene afkoelingsperiode voor alle schuldeisers afkondigen. Een beperkte afkoelingsperiode voor een aantal schuldeisers, zoals toegepast in de vierde WHOA-uitspraak, behoort echter ook tot de mogelijkheden.
Gevolgen voor schuldeisers
De rechten van schuldeisers (voor wie de afkoelingsperiode geldt) worden gedurende de afkoelingsperiode beperkt. Tijdens de afkoelingsperiode mogen zij zich niet verhalen op de goederen van de onderneming, tenzij de rechter een machtiging afgeeft. Vereiste daarbij is dat de schuldeiser weet van de afkoelingsperiode of het feit dat er een akkoord wordt voorbereid. Houders van pandrechten op vorderingen op naam (of op het vruchtgebruik daarvan) mogen dit tijdens de afkoelingsperiode niet openbaar maken. Tevens mag er geen betaling worden ontvangen of verrekend worden met de vordering op de onderneming. In ruil daarvoor moet de onderneming wel vervangende zekerheid stellen, bijvoorbeeld door nieuw ontstane vorderingen aan de schuldeiser te verpanden. De onderneming of de herstructureringsdeskundige kan de rechtbank ook vragen om gelegde beslagen op te heffen. De behandeling van een verzoek tot surseance van betaling of faillissement wordt gedurende de afkoelingsperiode geschorst.
Gevolgen voor onderneming
Het kan zijn dat de onderneming voorafgaand aan de afkoelingsperiode de bevoegdheid had om goederen te gebruiken, verbruiken en vervreemden. Denk bijvoorbeeld aan goederen die onder eigendomsvoorbehoud aan de onderneming zijn geleverd en door haar worden (door)verkocht of gebruikt. Voor zover dit valt onder de normale voortzetting van de onderneming, mag zij daar gedurende de afkoelingsperiode mee doorgaan. De WHOA eist wel dat de belangen van derden in dat geval voldoende worden gewaarborgd. Is dat niet (langer) het geval, dan kan de rechtbank deze bevoegdheid tot gebruik, verbruik en vervreemding opheffen. Komt de onderneming voorafgaand aan de afkoelingsperiode haar verplichtingen niet na, dan is dat tijdens de afkoelingsperiode geen grond om verbintenissen of verplichtingen van schuldeisers te wijzigen. Ook is er in dat geval geen grond voor opschorting of ontbinding door de schuldeiser van de onderneming. De schuldeiser kan aldus verplicht worden om aan de onderneming te blijven leveren. Daarbij is opnieuw vereist dat de onderneming zekerheid heeft gesteld voor de nakoming van verplichtingen die ontstaan tijdens de afkoelingsperiode.
Bescherming van de schuldeiser
De afkoelingsperiode kan schuldeisers (zoals de pand- of hypotheekhouder, (handels)crediteuren met eigendomsvoorbehoud of beslagleggers) dus aanzienlijk beperken in hun rechten. Zekerheidsrechten worden gedurende de afkoelingsperiode eigenlijk buitenspel gezet. Een schuldeiser staat echter niet helemaal met lege handen, hij kan de rechtbank vragen:
  • hem een machtiging te verlenen, zodat hij toch verhaal mag nemen op de goederen van de schuldenaar;
  • de afkoelingsperiode op te heffen, indien hij van mening is dat er voor de afkoelingsperiode geen grond is of deze hem wezenlijk in zijn belangen schaadt; en
  • om voorzieningen te treffen ter bescherming van de belangen van de schuldeisers en aandeelhouders (de rechtbank kan dergelijke voorzieningen ook zelf treffen, bij of na de afkondiging van de afkoelingsperiode);
De positie van schuldeisers wordt daarnaast beschermd door de verplichting van de onderneming om vervangende zekerheid te stellen wanneer er sprake is van pandrechten op vorderingen. Dit geldt ook wanneer een schuldeiser verplicht moet blijven leveren. De rechtbank kan besluiten om bij de afkondiging van een algemene afkoelingsperiode een observator aan te stellen om de belangen van schuldeisers te beveiligen. Wanneer er een beslissing moet worden genomen over de verlenging of opheffing van een afkoelingsperiode, of over voorzieningen ter beveiliging van de belangen van schuldeisers, dan zullen de schuldeisers worden gehoord. Een en ander moet leiden tot een evenwichtige afweging van de belangen van schuldeiser en onderneming in een WHOA-traject. Vormt de WHOA wellicht ook een oplossing voor de schulden van uw onderneming? Of wordt u (bijvoorbeeld als pand- of hypotheekhouder) geconfronteerd met een partij die een WHOA-traject wil starten of gestart is? Neem dan eens vrijblijvend contact met ons op. Tom Oerlemans [post_title] => De afkoelingsperiode in de WHOA [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-afkoelingsperiode-in-de-whoa [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-04-16 15:26:44 [post_modified_gmt] => 2021-04-16 13:26:44 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25023 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 25001 [post_author] => 43 [post_date] => 2021-04-16 09:08:18 [post_date_gmt] => 2021-04-16 07:08:18 [post_content] =>
Administratie en registratie
Hoewel het natuurlijk niet de bedoeling is dat zorgmedewerkers langer bezig zijn met administreren dan met het verlenen van zorg, moge duidelijk zijn. Dat administratie en registratie van verrichte handelingen in de zorg wel van groot belang is, werd onlangs weer duidelijk gemaakt door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Aan een zorgaanbieder uit Utrecht werd door de NZa een boete van € 270.000,= opgelegd vanwege een onvolledige administratie. Op basis van artikel 36 Wet markordening gezondheidszorg (Wmg) dienen zorgaanbieders (en ziektekostenverzekeraars) een administratie te voeren waaruit in ieder geval blijkt:
  1. de overeengekomen en geleverde prestaties, alsmede wanneer die prestaties zijn geleverd;
  2. aan welke patiënt onderscheidenlijk aan welke verzekerde die prestaties door een zorgaanbieder zijn geleverd;
  3. de daarvoor in rekening gebrachte tarieven; en
  4. de in verband daarmee ontvangen of verrichte betalingen of vergoedingen aan derde.
Opleggen boete
Voldoet een zorgaanbieder of ziektekostenverzekeraar hier niet aan, dan kan de NZa daarop ingrijpen. Zo ontbraken er bij de Utrechtse zorgaanbieder gehele dossiers, maar ook het ontbreken van een planning en tijdsregistratie was voor de NZa afdoende om tot het opleggen van een boete over te gaan. Saillant detail is overigens dat de rechtspersoon waarin de activiteiten van de zorgaanbieder plaatsvonden, samen met de bovenliggende holding, ontbonden werd. Dit vond plaats twee dagen nadat de bestuurder en enig aandeelhouder bekend werd met het onaangekondigde onderzoek van de NZa naar eventuele overtredingen van de Wmg. De NZa vermoedt dat de ontbinding heeft plaatsgevonden met het oog op een (mogelijke) bestuurlijke sanctie. De NZa houdt daarom de voormalig bestuurder en enig aandeelhouder als feitelijk leidinggevende aansprakelijk voor de schending van de Wmg. De NZa legt de boete dan ook aan de bestuurder op. Meer over deze boete en het daaraan ten grondslag liggende besluit vindt u hier en in de eerdere blog die mijn collega Lisan Vermeer hier over schreef. Tom Oerlemans [post_title] => Administratie in de zorg, onverminderd belangrijk! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => administratie-in-de-zorg-onverminderd-belangrijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-04-16 09:57:26 [post_modified_gmt] => 2021-04-16 07:57:26 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25001 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 24979 [post_author] => 57 [post_date] => 2021-04-13 10:47:31 [post_date_gmt] => 2021-04-13 08:47:31 [post_content] => In de praktijk komt het veel voor dat partijen machine data willen delen. Een van de problemen waar zij tegenaan lopen, is de vertrouwelijkheid van deze data. Zij willen hun data beschermen en voorkomen dat concurrenten de machine data naar hen kunnen terug herleiden, aangezien deze data concurrentiegevoelig is. Hoe kan dit juridisch en technisch geregeld worden? Deze vraag zal beantwoord worden aan de hand van een casus.
Casus
In deze casus nemen wij drie industriële ondernemingen als voorbeeld: Jupiter BV, Mercurius BV en Pluto BV. Zij willen de data van hun machines met elkaar gaan delen. De reden hierachter is dat zij, door toegang te krijgen tot elkaars data, hun eigen processen kunnen verbeteren en hun machines efficiënter kunnen onderhouden. Ze willen echter niet dat de andere partijen weten dat de data van hen afkomstig is. De data moet dus geanonimiseerd worden. Er zijn een aantal manieren om dit doel te bereiken.
Mogelijkheden
Er zijn een aantal mogelijkheden voor het veilig en vertrouwelijk delen van data. Deze mogelijkheden zijn:
I. Het creëren van één grote dataset
Als alle bedrijven dezelfde (soort) machines gebruiken die vergelijkbare data genereren, dan kan een derde partij deze data combineren tot één grote dataset. Hierin zou het voor ieder bedrijf wellicht nog mogelijk zijn haar eigen data te identificeren, maar het wordt moeilijk de data van de andere bedrijven te herkennen. De derde partij die als vertrouwde tussenpersoon handelt, zal wel uitdrukkelijk moeten letten op het feit dat er geen identificerende informatie achterblijft in de dataset. Zo moet men de individuele machines waarschijnlijk nog wel van elkaar kunnen scheiden, maar wanneer alle machines van Jupiter BV worden gemarkeerd met de letter “J”, dan is de data afkomstig van deze machines niet anoniem. Een extra maatregel waarmee het moeilijker wordt om de eigen data terug te vinden is door op alle metingen een onzekerheidsmarge toe te voegen. Hierdoor kan ieder bedrijf niet direct haar eigen data weer isoleren.
II. Het scheiden van de verschillende machines binnen de dataset
Wanneer bedrijven verschillende soorten machines gebruiken, maar wel data willen delen, dan wordt het lastiger dit te doen zonder dat ieder bedrijf te identificeren is. Als het voor het gebruik van de data niet relevant is van welke machine bepaalde data komt, maar alleen dat de data afkomstig is van verschillende machines, dan kan een derde partij zorgen dat de data van de verschillende machines gescheiden blijven van elkaar. Ook hier kan deze derde partij een mate van onzekerheid aan de gegevens toevoegen om te voorkomen dat men exacte gegevens met concurrenten deelt.
III. Onderling afspraken maken
Wanneer geen sprake is van een van de twee bovenstaande scenario’s, dan is het voor ondernemingen mogelijk om gezamenlijk af te spreken welk deel van de data zij onderling delen. Dit kunnen zij afspreken in een Data Sharing Agreement. Hierdoor zal meestal een mate van nauwkeurigheid verloren gaan, zoals de informatie over de individuele machines. Hier staat echter tegenover dat de data moeilijker te herleiden is. Ook hier zal waarschijnlijk wel een derde partij nodig zijn die de data combineert. Omdat de bedrijven slechts een deel van hun data zullen delen, is het  belangrijk dat  de gecombineerde dataset duidelijk aangeeft welke data ontbreken. Als men bijvoorbeeld alle modelnummers van de verschillende machines weg heeft gehaald, dan is het niet direct duidelijk voor een nieuwe gebruiker van de gecombineerde dataset dat de data afkomstig is van verschillende machines. Als er bij de data een overzicht zit van de informatie die niet gedeeld wordt, dan kan men daar later rekening mee houden.
Conclusie
Het delen van machine data klinkt gemakkelijk, maar op het vlak van vertrouwelijkheid kunnen moeilijkheden bestaan. Om de vertrouwelijkheid van data te waarborgen is het belangrijk dat de data geanonimiseerd wordt. Hoe men dit het beste kan doen, is afhankelijk van de soort data die gedeeld zal worden. Wanneer de gedeelde data afkomstig is van vergelijkbare machines, zal het in de regel gemakkelijk zijn deze data in één grote dataset op anonieme wijze te delen.  In andere omstandigheden zal misschien niet alle data gedeeld kunnen worden. Voor iedere situatie is het wel van belang dat iedere onderneming die haar data deelt, dezelfde standaarden gebruikt bij het anonimiseren van de data. Ieder identificeerbaar verschil zou namelijk de bron van de data kunnen weggeven. Dit artikel is geschreven door Robin Verhoef.   [post_title] => Het delen van data en vertrouwelijkheid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-delen-van-data-en-vertrouwelijkheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-01 09:51:32 [post_modified_gmt] => 2022-02-01 08:51:32 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=24979 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 25197 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-05-05 09:30:36 [post_date_gmt] => 2021-05-05 07:30:36 [post_content] =>
Inleiding
De ministerraad is akkoord gegaan met het wetsvoorstel maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015. Het wetsvoorstel maakt het gemeenten mogelijk om aanbestedingsprocedures voor jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning eenvoudiger in te richten.
Aanbestedingsprocedure voor inkopen jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning
De gemeenten voeren de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) uit door het sluiten van contracten met aanbieders van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning. Vaak moeten gemeenten hiervoor hun opdrachten aanbesteden. Daarbij gelden de regels van de Aanbestedingswet 2012. Hoewel deze wet het mogelijk maakt om gebruik te maken van een verlicht regime of te wel een meer eenvoudige aanbestedingsprocedure, bepalen de Jeugdwet en de Wmo dat er gegund moet worden op basis van de ‘economisch meest voordelige inschrijving’ (het emvi-criterium). Het gevolg van het moeten toepassen van het emvi-criterium is dat gemeenten offertes moeten opvragen en beoordelen.
Schrappen emvi-criterium in Jeugdwet en Wmo
Met het wetsvoorstel wordt de plicht om op grond van het emvi-criterium te gunnen uit de Jeugdwet en de Wmo geschrapt. Dit brengt met zich mee dat de onder de Aanbestedingswet 2012 mogelijke toepassing van een verlichte aanbestedingsprocedure voor de inkoop van zorg onder de Jeugdwet en Wmo dan zonder offertefase mogelijk is. De regel dat niet louter op de laagste prijs mag worden gegund en dat er altijd rekening wordt gehouden met de aangeboden kwaliteit, blijft gehandhaafd.
Waarborgen van een eerlijk verloop aanbestedingsprocedure
Het is zaak dat in deze eenvoudigere aanbestedingsprocedures zonder offertes, geschikte aanbieders wel een eerlijke kans op een contract hebben. Hiervoor dienen met name minimumeisen waaraan aanbieders moeten voldoen alsmede duidelijk en objectief geformuleerde criteria op basis waarvan zal worden geselecteerd. De regering hoopt dat een procedure met selectie op basis van selectiecriteria leidt tot een reductie van de uitvoeringslasten van de aanbestedingsprocedure. Verder hoopt de regering dat hiermee tevens een prikkel wordt gegeven om het inkopen van zorg voor jeugdigen of maatschappelijke ondersteuning volgens de zogenoemde ‘open house’ procedure te verminderen. Open house betreft voor de goede orde, een vorm van inkoop de waarbij de overheid overeenkomsten sluit met elke ondernemer die tegen standaard voorwaarden en tarieven diensten levert. In een handreiking zullen de aanbestedingsprocedures die ten gevolge van het schrappen van het emvi-criterium onder het verlichte regime kunnen worden ingericht, worden uitgewerkt.
Conclusie
Het mogelijk maken van het inrichten van vereenvoudigde aanbestedingsprocedures zonder de verplichting voor aanbieders om offertes te schrijven en voor gemeenten om offertes te vergelijken op basis van een op voorhand uitgedachte gunningssystematiek, is zonder meer positief te noemen. Er zal hierdoor bij de inkoop van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning mogelijk weer meer gebruik worden gemaakt van de onder het verlichte regime in de Aanbestedingswet 2012 voorziene eenvoudige aanbestedingsprocedures. Of ook de beoogde reductie van uitvoeringslasten gerealiseerd zal worden, moet blijken. Het door gemeenten formuleren van selectiecriteria en het door inschrijvers beoordelen of ze aan die criteria voldoen, kost ook tijd en daarmee geld. In ieder geval, de in een eerdere bijdrage gesignaleerde trend tot meer aanbesteden in het sociaal domein lijkt wanneer onderhavig wetsvoorstel wet wordt doorgezet te kunnen gaan worden. Anders dan sommige commentaren die stellen dat de nieuwe wet een einde moet maken aanbesteding in de jeugdzorg en Wmo, constateer ik het tegenovergestelde, meer aanbesteding maar eenvoudiger (zoals ik in een eerdere bijdrage over de pilot bij de gemeente Rotterdam schreef). Dat dan weer wel.  Het wetsvoorstel is te lezen op de website van de Tweede Kamer. Rik Wevers [post_title] => Eenvoudiger aanbesteden in de jeugdzorg en Wmo in het verschiet? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => eenvoudiger-aanbesteden-in-de-jeugdzorg-en-wmo-in-het-verschiet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-05-05 10:53:38 [post_modified_gmt] => 2021-05-05 08:53:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25197 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1300 [max_num_pages] => 130 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 7faed82818b4c042cd6d274c93cffacc [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Inleiding De ministerraad is akkoord gegaan met het wetsvoorstel maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015. Het wetsvoorstel maakt het gemeenten mogelijk om aanbestedingsprocedures voor jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning eenvoudiger...
Lees meer
Een arbeidsovereenkomst ontbinden of wedertewerkstelling bij een verstoorde arbeidsverhouding? Op 3 mei 2021 publiceerde de Rechtspraak een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland over een arbeidsongeschikte gezagvoerder van KLM. KLM verzocht...
Lees meer
Wat bepaalt eigenlijk welk huurregime van toepassing is? Die vraag speelt vaak bij de verhuur van bedrijfsruimten. In Nederland kennen wij twee regimes van verhuur van bedrijfsruimten: het ‘winkelruimteregime’ (of...
Lees meer
Software-as-a-service (SaaS) is software die als online dienst wordt aangeboden. Denk hierbij aan een abonnement: een klant hoeft de data niet zelf aan te schaffen, maar krijgt toegang door iedere...
Lees meer
Aan overtreding van een concurrentiebeding wordt vaak een dagelijks oplopende boete verbonden. Na één of twee jaar loopt dit bedrag op tot tienduizenden euro’s. De hoogte van deze boete kán...
Lees meer
In een eerdere bijdrage heb ik een aanbestedingszaak besproken waarin het verschil tussen de opschortende en de contractuele vervaltermijn ertoe leidde dat de eisende partij te laat een kort geding...
Lees meer
Op 21 april 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel gepresenteerd met nieuwe regels voor Artificial Intelligence (AI/kunstmatige intelligentie). In dit eerste artikel worden de hoofdlijnen toegelicht. Waarom nieuwe regels?...
Lees meer
Het voorbereiden en tot stand komen van een WHOA-akkoord neemt enige tijd in beslag. Deze voorbereiding van het onderhands akkoord vindt plaats terwijl de onderneming waarschijnlijk haar schulden niet kan...
Lees meer
Administratie en registratie Hoewel het natuurlijk niet de bedoeling is dat zorgmedewerkers langer bezig zijn met administreren dan met het verlenen van zorg, moge duidelijk zijn. Dat administratie en registratie...
Lees meer
In de praktijk komt het veel voor dat partijen machine data willen delen. Een van de problemen waar zij tegenaan lopen, is de vertrouwelijkheid van deze data. Zij willen hun...
Lees meer