WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 86
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 86
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1438
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 850, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 20838
[post_author] => 39
[post_date] => 2020-06-10 13:51:29
[post_date_gmt] => 2020-06-10 11:51:29
[post_content] => De coronacrisis houdt huurder en verhuurder van bedrijfsruimten al sinds de uitbraak van het virus in Nederland bezig. Want voor wiens risico komt de coronacrisis nu? De gebrekenregeling, overmacht en onvoorziene omstandigheden zijn onderwerpen die veel de revue passeren. Tot voor kort was het nog onduidelijk hoe de rechter tegen de verschillende standpunten aankeek. Inmiddels zijn er drie uitspraken gepubliceerd. Welke lessen kunnen we uit deze uitspraken trekken?
Drie uitspraken
Van belang is om voorop te stellen dat de drie uitspraken kort geding uitspraken zijn, wat wil zeggen dat de rechter slechts een voorlopig oordeel geeft.
Eerste uitspraak
De eerste uitspraak is van de Rechtbank Noord-Nederland van 27 mei 2020 en ging tussen een kleine vastgoedbelegger en bierbrouwerij Inbev. Inbev verhuurt het horecapand onder aan een horeca exploitant. Het horecapand is uiteindelijk vanwege het de coronamaatregelen gedwongen gesloten. Inbev heeft vervolgens zelfstandig de huurprijs opgeschort met 1/3 en beroept zich in rechte op huurprijsvermindering. Inbev stelt dat het niet kunnen gebruiken van het gehuurde vanwege een gedwongen overheidsmaatregel is te zien als een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW en dat nu er sprake is van een gebrek haar een beroep op huurprijsvermindering toekomt. Inbev verwijst naar de parlementaire geschiedenis en de opvattingen van diverse juridische auteurs. De kantonrechter volgt het standpunt van Inbev.
Bij de beoordeling of met succes huurprijsvermindering kan worden gevorderd is van belang dat het gebrek aan de verhuurder valt toe te rekenen, aldus artikel 7:204 lid 2 BW. De kantonrechter gaat hier niet op in, maar geeft wel aan dat hij het voorstel van Inbev om 2/3 van de huurprijs te betalen redelijk acht en wijst de vordering van de verhuurder af en de vordering van Inbev als huurder toe.
Van belang is op te merken dat de gebrekenregeling uit Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van regelend recht voor de huur van bedrijfsruimten. Partijen kunnen hier dus afwijkende afspraken over maken, wat in de praktijk ook veelvuldig (onder meer in de ROZ-modellen) wordt toegepast. In de onderhavige zaak was het beroep op huurprijswijziging niet uitgesloten, waardoor de vordering van Inbev kon worden toegewezen.
Tweede uitspraak
De tweede uitspraak is van de Rechtbank Gelderland van 29 mei 2020. In deze uitspraak vordert voetbalclub Vitesse in kort geding te terugbetaling van een deel van de betaalde huur en tijdelijke huurprijswijziging tot uiterlijk 1 september 2020. Ook in deze uitspraak volgt de kantonrechter het betoog dat er sprake is van een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW. Ook Vitesse wordt getroffen door een gedwongen overheidsmaatregel verhindert in het gebruik van het gehuurde. Er mogen immers tot 1 september 2020 geen voetbalwedstrijden (met publiek) worden gespeeld. In tegenstelling tot de eerste uitspraak is in de huurovereenkomst een beroep op huurprijsvermindering uitgesloten.
De kantonrechter oordeelt dat deze uitsluiting in de huurovereenkomst op grond van de redelijkheid en billijkheid of op grond van onvoorziene omstandigheden opzij gezet kan worden. Opvallend is dat de kantonrechter vrij snel aanneemt dat de coronacrisis als onvoorziene omstandigheid is aan te merken. De kantonrechter legt hieraan ten grondslag dat een dergelijke pandemie bij het sluiten van de huurovereenkomst voorzienbaar was. Het is nooit eerder voorgekomen dat overheidsmaatregelen op een nationaal en internationaal niveau het gebruik van vrijwel alle bedrijfsruimten voor een langere periode feitelijk en juridisch onmogelijk maken, dan wel ernstig belemmeren. Om deze reden wijkt de coronacrisis volgens de kantonrechter ook af van de economische crisis uit 2008.
De enkele aanwezigheid van een onvoorziene omstandigheid is niet voldoende. De onvoorziene omstandigheid moet van dien aard zijn dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst onaanvaardbaar is. De kantonrechter oordeelt dat Vitesse het beroep op onvoorziene omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd, in het bijzonder de financiële consequenties.
Derde uitspraak
De derde uitspraak is van de Rechtbank Overijssel van 3 juni 2020. In deze zaak ging het tevens om een horecapand. Er speelde al een langlopend geschil over het onderhoud en de hoogte van de huurprijs. De huurder heeft per 1 maart 2020 haar huurbetalingen opgeschort. De rechter wijst alle argumenten van de huurder af, waaronder een beroep op de gebrekenregeling en overmacht vanwege de coronacrisis.
De kantonrechter oordeelt dat de gedwongen sluiting van het horecapand geen gebrek oplevert nu dit de sluiting in de gegeven omstandigheden aan de huurder is toe te rekenen. De kantonrechter wijst op de toepasselijke algemene bepalingen. In deze algemene bepalingen (ROZ-model) is opgenomen dat de huurder verantwoordelijk is voor vergunningen en dat het intrekken van deze vergunningen geen gevolgen heeft. De kantonrechter stelt dit gelijk aan de gedwongen sluiting vanwege de coronacrisis. Het risico van de sluiting is om die reden toe te rekenen aan de huurder.
Ook een beroep op overmacht slaagt in deze zaak niet. De kantonrechter oordeelt dat de enkele betalingsonmacht vanwege de gedwongen sluiting geen beroep op overmacht rechtvaardigt. Volgens de kantonrechter zijn er vele situaties denkbaar waarbij de huurder een terugval heeft in inkomsten (waaronder arbeidsongeschiktheid) en dat deze inkomensterugval voor rekening van de huurder komt. De coronacrisis maakt dit niet anders.
De vergelijking met aangehaalde verantwoordelijkheid voor het aanvragen en behouden van vergunningen uit de toepasselijke algemene bepalingen komt mij vergezocht over. Het langlopende conflict over het onderhoud en de hoogte van de huurprijs is hier ongetwijfeld debet aan.
Lessen voor de praktijk:
- Een gedwongen sluiting vanwege een overheidsmaatregel is waarschijnlijk aan te merken als gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. Deze opvatting is eerder in de literatuur ontwikkeld en vindt steun in de parlementaire geschiedenis. In de uitspraken van 27 en 29 mei volgt de kantonrechter dit standpunt.
- Een gedwongen sluiting vanwege een overheidsmaatregel kan onder omstandigheden toch geen gebrek opleveren indien dit gebrek onder de gegeven omstandigheden is toe te rekenen aan de huurder. In de uitspraak van 3 juni volgt de kantonrechter dit standpunt.
- De gebrekenregeling is van regelend recht en partijen kunnen hier in de huurovereenkomst afwijkende afspraken over maken. Zo is het recht op huurprijsvermindering in het nieuwe ROZ model contractueel uitgesloten. Het is daarom van belang om altijd de huurovereenkomst door te nemen om te beoordelen wat daarin staat verwoord.
- Met een beroep op de redelijkheid en billijkheid, in het bijzonder de onvoorziene omstandigheden, kunnen onder omstandigheden de afwijkende afspraken in huurovereenkomsten opzij worden gezet.
- Bij de beoordeling van het voorgaande is onder meer van belang: de maatschappelijke positie, de onderlinge verhoudingen van partijen, de aard en de ernst van de belangen (zoals de omvang van het verlies), hoe de financiële situatie was vóór de corona crisis en in hoeverre de verhuurder afhankelijk is van de huuropbrengst.
[post_title] => Eerste corona uitspraken: welke lessen kunnen huurders en verhuurders trekken?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-eerste-corona-uitspraken-vergeleken-welke-lessen-kunnen-we-trekken
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-06-10 14:11:36
[post_modified_gmt] => 2020-06-10 12:11:36
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20838
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 20829
[post_author] => 7
[post_date] => 2020-06-10 11:41:36
[post_date_gmt] => 2020-06-10 09:41:36
[post_content] => Eerste vraag is: wat is het verpandingsverbod en waarom wordt het afgeschaft?
In het Burgerlijk Wetboek staat dat eigendom kan worden overgedragen, ook een vorderingsrecht. Iedereen kan dus een vordering die hij op een ander heeft overdragen. In hetzelfde artikel staat ook dat partijen kunnen regelen dat een vordering niet overdraagbaar is. Dat heet contractsvrijheid. In het contractenrecht is dat de hoofdregel. Partijen kunnen dus afspraken maken over de overdraagbaarheid van hun vordering, die afwijkt van het wettelijk stelsel. Elders in de wet is geregeld dat alles wat geldt voor het overdragen van een vordering, ook geldt voor het vestigen van een pandrecht daarop. Partijen kunnen er dus ook voor kiezen om te regelen dat op een vordering geen pandrecht gevestigd kan worden. Dat is een verpandingsverbod. Wat is daar op tegen en waarom wordt het afgeschaft?
Pandrecht
Dat houdt verband met de financieringspraktijk in het MKB. Veel kopers kopen op krediet en zijn daardoor debiteur van hun leverancier. Zij zien liever niet dat een ander dan hun eigen leverancier de zeggenschap krijgt over de incasso van die vordering. Ook willen ze zeker weten dat als ze betalen, dat ze dan ook bevrijdend betalen en niet nog een keer op betaling aangesproken kunnen worden. Daarom kiezen veel bedrijven ervoor in hun algemene voorwaarden op te nemen dat vorderingen niet kunnen worden overgedragen en worden verpand. Als de leverancier dan toch een pandrecht vestigt op die vordering, dan is dat pandrecht niet rechtsgeldig. Banken financieren MKB bedrijven met rekening-courant kredieten en vestigen op grote schaal een pandrecht op alle debiteuren van hun klanten. Het is dan wel erg zuur dat die pandrechten niet rechtsgeldig blijken te zijn als de bank die zekerheden juist nodig heeft. In de meerderheid van de gevallen manifesteert zich dat in een faillissement. Als dat te vaak voorkomt, zijn banken niet meer bereid om te financieren op basis van debiteurendekking. Dat is funest voor de financiering van het MKB. Daarom is de gedachte opgekomen het verpandingsverbod bij wet te verbieden.
Verpandingsverbod
In het verleden is over deze materie regelmatig geprocedeerd. Er zijn twee arresten van de Hoge Raad die maatgevend zijn voor de uitwerking van een verpandingsverbod. Wat doet een verpandingsverbod eigenlijk? Werkt het ten opzichte van iedereen en is het in alle gevallen niet geldig? Dat heet goederenrechtelijke werking. Of is het pandrecht alleen ongeldig tussen de partijen die het verpandingsverbod zijn overeengekomen ? Dat heet verbintenisrechtelijke werking. In het eerste geval is het pandrecht ongeldig als een bank dat gevestigd heeft in weerwil van het verpandingsverbod en heeft de bank dus geen zekerheid. In het tweede geval heeft de schuldeiser zich niet gehouden aan de afspraak met zijn debiteur om niet te verpanden, maar de bank heeft wel een geldig pandrecht verkregen. Het maakt dus nogal wat uit of een verpandingsverbod goederenrechtelijke werking heeft of verbintenisrechtelijke werking. In 2003 oordeelde de Hoge Raad in het arrest Oryx/Van Eesteren dat een verpandingsverbod tussen debiteur en crediteur goederenrechtelijke werking had. Op die grond sneuvelde het pandrecht van de bank. Omdat dit onbevredigend was, kwam de Hoge Raad hier in 2014 op terug in het arrest Coface/Intergamma. Vanaf dat moment geldt dat in beginsel een verpandingsverbod verbintenisrechtelijke werking heeft, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat het goederenrechtelijke werking heeft.
Wetsvoorstel
Met het laatste arrest waren banken weer even geholpen, want in vrijwel geen enkele algemene voorwaarden was uitdrukkelijk bepaald dat het verpandingsverbod goederenrechtelijke werking had. Later zijn bedrijven hun algemene voorwaarden daar op aan gaan passen en deed het verpandingsverbod zijn herintrede na Coface/Intergamma. Dat is opnieuw frustrerend voor de financieringspraktijk, reden waarom de overheid nu met een wettelijke regeling komt die het opnemen van verpandingsverboden op vorderingen op naam verbiedt. Daarnaast regelt de wet meteen dat de mededeling die een pandhouder moet doen om het pandrecht openbaar te maken aan de debiteur alleen nog maar schriftelijk mag en het gevolg is nietigheid. Daarmee zijn met name banken en andere financieringsinstellingen, die vooral debiteuren als zekerheid hebben, geholpen. Het wetsvoorstel is in 2018 in internetconsultatie gegaan. Vervolgens is het in 2019 door de ministerraad gegaan en voorzien van een advies van de Raad van State. Op 2 juni 2020 heeft minister Dekker het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd. Met deze wet volgt Nederland het voorbeeld van onder andere Duitsland en Oostenrijk, die al een wettelijk verbod kennen. Wanneer de Tweede Kamer de wet aanneemt is nog onzeker en ook wanneer de Eerste Kamer het voorstel heeft goedgekeurd. De inwerkingtreding wordt later bij Koninklijk Besluit bekend gemaakt.
Marc Heuvelmans
[post_title] => Het verpandingsverbod wordt afgeschaft
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-verpandingsverbod-wordt-afgeschaft
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-06-10 12:21:44
[post_modified_gmt] => 2020-06-10 10:21:44
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20829
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 20810
[post_author] => 8
[post_date] => 2020-06-08 11:59:56
[post_date_gmt] => 2020-06-08 09:59:56
[post_content] => Al jaren is er een discussie tussen professionals of co-ouderschap bij jonge kinderen wel of niet verstandig is.
Voor kleine kinderen is rust, regelmaat en reinheid het beste, was vroeger het devies. Aangezien het toen vaak de moeder was die voor de kinderen zorgde en de vader werkte, werd bij een echtscheiding de voogdij aan de moeder gegeven en de vader werd dan toeziend voogd. Daarnaast werd er een omgangsregeling afgesproken met de vader en de kinderen. Bij jonge kinderen werden er veelal korte omgangsmomenten afgesproken, soms zelfs van één dag per veertien dagen.
De wet is afgelopen jaren al diverse malen verbeterd. Eerst werd het gezamenlijk ouderlijk gezag automatisch bij echtscheiding behouden door beide ouders. En moesten er door ouders nadere afspraken over de invulling na echtscheiding gemaakt worden middels een ouderschapsplan dat bij de rechtbank moet worden ingediend. Als er een discussie komt over de uitvoering van het gezag kan in de echtscheidingsprocedure de rechter zich daarover uitlaten. Ook na de echtscheiding kan inmiddels via een procedure ex 1:253a BW de rechter verzocht worden om een beslissing.
Door de jaren heen zijn vaders steeds meer een opvoedende rol gaan nemen, hetgeen ook heeft uitgewerkt in de jurisprudentie van de rechtbanken. Ook werd co-ouderschap een veel vaker voorkomend fenomeen, terwijl het woord co-ouderschap niet eens in de wet voorkomt.
Wat is co-ouderschap:
Men verstaat in de volksmond onder het co-ouderschap dat de tijd die je met je kind doorbrengt zoveel mogelijk gelijk verdeeld wordt tussen ouders. Beide ouders hebben dan een week de kinderen bij zich. Ieder zorgt in die tijd voor de kinderen en regelt zelf oppas, school, verjaardagsfeestjes. Het is bij co-ouderschap erg wenselijk dat beide ouders onderling goed samenwerken en overleggen. Zo ook over bijvoorbeeld de slaaptijden en opvoedingsstijlen voor de kinderen. Gebleken is dat co-ouderschap, mits goed uitgevoerd, goed is voor de kinderen en hun beide ouders.
Hoe staat het met co-ouderschap met jonge kinderen?
Bij kleine kinderen onder de vier jaren geldt ook dat als het co-ouderschap goed verloopt, dit in het belang is van het kind. Voor de ontwikkeling van een positief zelfbeeld is een goede hechting van het kind met beide ouders van belang.
Inmiddels is in diverse psychologische onderzoeken gebleken dat jonge kinderen juist goede hechting nodig hebben met beide ouders, omdat de kans op problemen later bij een slechte hechting met (één van de ) ouders veel groter zijn. Concreet houdt dit in dat zowel vader als moeder het jonge kind meerdere malen per week moet zien en moet worden verzorgd door de vader en de moeder. Het verzorgen houdt dan in eten geven, wassen, knuffelen, troosten en samen spelen. Met een goede hechting in de jonge jaren van een kind kunnen problemen in de toekomst voorkomen worden.
Het vroegere uitgangspunt van rust en regelmaat is ook nog steeds van belang. Dit kan echter ook in twee aparte huizen, mits er een goede communicatie tussen de ouders is. Wel zullen de opvoedstijlen goed besproken moeten worden. Het is echter belangrijk dat het jonge kind regelmatig ieder van de ouders ziet. Een week de andere ouder niet zien, wordt bij jonge kinderen als veel te lang ervaren. Maak daarom samen een goed ouderschapsplan, waarin ieder van de ouders de nog jonge kinderen regelmatig ziet.
De nieuwste vorm van co-ouderschap is birth-nesting. Daarbij blijven de kinderen in hetzelfde huis, maar de ouders vertrekken de ene week naar het ene huis en de andere week naar het andere huis. Financieel is dit natuurlijk niet voor iedereen op te brengen.
Bij een echtscheiding met jonge kinderen zal een goed ouderschapsplan, dat na enige tijd geëvalueerd wordt of verandert als het kind vier is van groot belang zijn. Verder hebben de ouders wellicht nog niet lang samengeleefd, zodat ook de opvoedingsstijl extra besproken zal moeten worden. Een goede communicatie is daarvoor noodzakelijk.
[post_title] => Co-ouderschap bij jonge kinderen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => co-ouderschap-bij-jonge-kinderen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-06-08 12:02:06
[post_modified_gmt] => 2020-06-08 10:02:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20810
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 20795
[post_author] => 6
[post_date] => 2020-06-05 10:16:55
[post_date_gmt] => 2020-06-05 08:16:55
[post_content] => Max Verstappen treedt op in een tv commercial voor JUMBO. In zijn F1 bolide bezorgt hij boodschappen aan huis. Picnic heeft daar vervolgens een persiflage op gemaakt met een Max Verstappen Look-a-like die in een Picnic auto boodschappen bezorgt. JUMBO zag de humor ervan in en vond het prima. Max Verstappen niet. De exploitatiemaatschappij van Max Verstappen (‘Mavic Sarl’) en Max Verstappen startten vervolgens een procedure tegen Picnic en eisten een verbod en een schadevergoeding. In het vonnis van 25 april 2018 stelde de rechtbank Amsterdam Mavic en Max Verstappen in het gelijk. Er was sprake van inbreuk op het portretrecht van Max Verstappen. Picnic moest een boete van€ 150.000,= betalen.
Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld: Max Verstappen vond het bedrag aan schadevergoeding te laag en Picnic vond dat er geen sprake was van inbreuk op het portretrecht. Picnic heeft daarbij een beroep op haar vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM).
In het arrest van 2 juni 2020 heeft het gerechtshof Amsterdam dit vonnis vernietigd en anders beslist. Het hof oordeelde dat er (i) Mavic geen vordering kon baseren op portretrecht van Max Verstappen en (ii) dat er geen sprake was van inbreuk op het portretrecht omdat sprake was van een persiflage en (iii) dat Max Verstappen niet in zijn zakelijke belangen is geschaad.
Wat is voor de praktijk relevant uit de uitspraak van het hof:
- Een vordering gebaseerd op portretrecht kan alleen worden ingesteld door de geportretteerde zelf (of na zijn overlijden zijn erfgenamen).
- Voor het publiek was het duidelijk dat in de Picnic commercial een ‘Max Verstappen look-a-like’ te zien was. Max Verstappen zelf was niet te zien. Het portretrecht gaat niet zover dat iemand kan optreden wanneer een look-a-like wordt afgebeeld. Zelfs niet wanneer de associatie met opzet wordt gewekt. Voorwaarde is wel dat het buiten twijfel moet zijn dat het om een look-a-like gaat en niet het ‘origineel’ zelf.
- Gebruik van een look-a-like kan onrechtmatig zijn wanneer het ‘origineel’ in zijn eer en goede naam wordt aangetast of zakelijke belangen worden door de openbaarmaking van het beeldmateriaal worden geschaad.
- In dit geval oordeelde het hof dat Max Verstappen niet in zijn eer en goede naam was aangetast. De Picnic commercial maakte Max Verstappen niet belachelijk en hij blijft een aantrekkelijk voor sponsoren.
- Het hof oordeelde verder dat Max Verstappen ook niet in zijn zakelijke belangen was geschaad. Jumbo zag de humor in van de Picnic commercial, heeft het contract met Max Verstappen verlengd kort na het uitkomen van de Picnic commercial en Max Verstappen had niet zelf in de Picnic commercial kunnen optreden (gelet op de sponsorrelatie met Jumbo).
Kortom, de vorderingen van Mavic en Max Verstappen werden geheel afgewezen.
De betreffende Picnic commercial is hier te zien op
YouTube.
Grenzen opzoeken
Bij het maken van commercials/reclame uitingen wordt soms met opzet een associatie met een concurrent of concurrerend product gemaakt. Daarbij zijn er dus wel degelijk mogelijkheden. Wij adviseren over deze grenzen en hoe te handelen wanneer grenzen (mogelijk) zijn overschreden.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
Jos van der Wijst.
Gerelateerd artikel:
-
Kop van Cruyff is geen ton waard!
[post_title] => Picnic maakt toch geen inbreuk op portretrecht Max Verstappen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => picnic-maakt-toch-geen-inbreuk-op-het-portretrecht-van-max-verstappen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-06-05 10:20:16
[post_modified_gmt] => 2020-06-05 08:20:16
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20795
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 20701
[post_author] => 6
[post_date] => 2020-06-02 16:06:30
[post_date_gmt] => 2020-06-02 14:06:30
[post_content] => Dat foto’s die op internet staan niet zomaar mogen worden gebruikt, weten de meeste mensen wel. Maar geldt dat ook voor het gebruiken van foto’s op moodboards in fashion? Die vraag heeft de rechtbank in Milaan recent beantwoord.
Antonio Marras
In deze zaak had Antonio Marras (een bekende Italiaanse modeontwerper) een foto van een huilende wolf gebruikt als
inspiratiebron voor het ontwerpen van een nieuwe collectie. Hij had de foto van de wolf onder andere op een moodboard geplaatst. Vervolgens heeft Antonio Marras een jas ontworpen, waarop twee grote wolvenkoppen zijn afgebeeld.

(Links: de foto in kwestie. Rechts: de jurk van Antonio Marras.)
De foto is gemaakt door een fotograaf, niet door Antonio Marras zelf. De fotograaf had geen toestemming gegeven voor het gebruiken van de foto. Hij begint een procedure tegen Antonio Marras en claimt een schadevergoeding op grond van een auteursrechtinbreuk.
Antonio Marras stelt dat de foto niet auteursrechtelijk is beschermd. De foto heeft geen ‘distinctive character’. De foto is van
internet gekopieerd en op een moodboard gebruikt. Maar op de jas is niet exact dezelfde foto afgebeeld. Daar is alleen de wolvenkop gebruikt. Bovendien is de foto van de wolf een van de eerste zoekresultaten als via
Google op ‘huilende wolf’ wordt gezocht.
Foto’s op een moodboard
In principe is ieder gebruik van een foto waar auteursrechten op rusten verboden. Er is altijd toestemming van de fotograaf nodig. Strikt gezien kan het gebruiken van foto’s op een moodboard dus een auteursrechtinbreuk kunnen zijn. Het is de vraag in hoeverre fotografen hiertegen willen optreden, en wat hun belang daarbij is. Een moodboard zorgt nog niet direct voor
commerciële exploitatie van de foto. Het maken van de kleding uiteindelijk wel.
En dus moet worden gekeken in hoeverre de
nieuwe collectie is ontleend aan de foto op het moodboard.
Oordeel van de rechter
Volgens de rechter in Milaan is de foto van de wolf wel degelijk gebruikt. Niet alleen als inspiratiebron. De wolf van de foto is gekopieerd en gebruikt bij het ontwerpen van de jas.
Op de foto rust ook het
auteursrecht. Volgens de rechter is de persoonlijke touch van de fotograaf duidelijk te zien. De fotograaf heeft eerst zorgvuldig uitgezocht wat hij ging fotograferen, namelijk een wolf in zijn natuurlijke omgeving. Daarnaast heeft de fotograaf nagedacht over het moment waarop hij de wolf wilde fotograferen. Namelijk op het moment dat de wolf huilde. De foto geeft dus blijk van
creatieve keuzes. Het is geen foto die eenieder op dat moment had kunnen nemen.
Aangezien de foto door het auteursrecht wordt beschermd én is gebruikt in de nieuwe collectie, heeft Antonio Marras inbreuk gemaakt op deze rechten. De modeontwerper zal de schade van de fotograaf moeten vergoeden.
Conclusie
Het gebruiken van foto’s op moodboards is strikt genomen niet toegestaan. Toch zullen weinig fotografen tegen dit gebruik bezwaar maken. Belangrijker is dat de foto niet wordt gekopieerd in de nieuwe collectie, of dat de collectie duidelijk is ontleend aan de foto.
Meer weten over het gebruiken van foto’s? Neem dan vrijblijvend contact op.
[post_title] => Foto’s gebruiken op moodboards in Fashion
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => fotos-gebruiken-op-moodboards-in-fashion
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-03 11:22:33
[post_modified_gmt] => 2022-10-03 09:22:33
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20701
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 20689
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-05-29 09:53:44
[post_date_gmt] => 2020-05-29 07:53:44
[post_content] => In de wet is vastgelegd dat bij een
tijdelijke arbeidsovereenkomst die automatisch afloopt de werkgever het al dan niet voortzetten daarvan de werknemer schriftelijk moet aanzeggen. Als dit niet (tijdig) gebeurt en de arbeidsovereenkomst eindigt is een
aanzegvergoeding verschuldigd.

De wet lijkt helder, alleen mondeling aanzeggen dat het arbeidscontract niet wordt voortgezet is dus onvoldoende. Toch ligt het wat genuanceerder.
Met de
aanzegplicht is beoogd aan werknemers meer zekerheid te bieden met betrekking tot de vraag of de tijdelijke arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de overeengekomen termijn al dan niet door de werkgever wordt voortgezet. Het is ook bedoeld om een mondelinge toezegging van een werkgever dat de arbeidsovereenkomst wordt verlengd te formaliseren via in dit geval de schriftelijke aanzegplicht. Met deze aanzegplicht wil de wetgever voorkomen dat een werkgever wel al mondeling aan de werknemer toezegt de arbeidsovereenkomst te verlengen, maar deze toezegging vervolgens niet nakomt en de werknemer alsnog na het einde van het dienstverband op zoek moet gaan naar een nieuwe baan. In zoverre beoogt aanzegverplichting de positie van de werknemer te versterken.
Als nu sprake is van een situatie waarin ruimschoots voor het verlopen van de termijn waarvoor de arbeidsovereenkomst was aangegaan er voor beide partijen nimmer enige onzekerheid bestond over het feit dat arbeidsovereenkomst na die termijn niet langer zou voortduren, kan het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar worden geacht dat een werknemer zich jegens de werkgever erop beroept dat de aanzegging niet schriftelijk is gedaan.
Het blijft dus voor de werkgever
verstandig om de werknemer altijd
schriftelijk te laten weten of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wel of niet wordt verlengd.
[post_title] => Mondeling aanzeggen niet voortzetten tijdelijk arbeidscontract volstaat soms
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => mondeling-aanzeggen-van-het-niet-voortzetten-van-tijdelijk-arbeidscontract-volstaat-soms
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-05-29 10:02:51
[post_modified_gmt] => 2020-05-29 08:02:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20689
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 20677
[post_author] => 26
[post_date] => 2020-05-27 21:04:33
[post_date_gmt] => 2020-05-27 19:04:33
[post_content] => De documentaire
Planet of the Humans van Michael Moore is inmiddels niet meer te vinden op het internet. Youtube heeft de film verwijderd, nadat fotograaf Toby Smith de filmmaker beschuldigde van
auteursrecht inbreuk. Michael Moore zou beelden van de fotograaf zonder toestemming gebruikt hebben in zijn documentaire.
Normaal neemt de auteursrechthebbende in dergelijke gevallen contact op met de inbreukmaker, maar Toby Smith heeft hier bewust niet voor gekozen. Hij wilde niet
onderhandelen en stond niet achter de boodschap van de documentaire. Om deze redenen koos hij ervoor om direct contact op te nemen met Youtube.
Wanneer inbreuk op auteursrecht?
Een creatie is beschermd door het auteursrecht wanneer deze
creatief genoeg is. Dit is een belangrijke toets. Als er een inbreuk wordt gemaakt op een product dat is beschermd met het auteursrecht, dan zal de rechthebbende moeten aantonen dat er überhaupt bescherming rust op de creatie. Auteursrechten hoeven immers niet te worden geregistreerd, zoals octrooien of merken.
Er is sprake van een inbreuk op auteursrecht wanneer de creatie een-op-een wordt
gekopieerd zonder toestemming van de rechthebbende. Maar ook wanneer er grote overeenkomsten zijn tussen de kleuren, teksten, vormen of andere elementen tussen het originele werk en het kopie. Meer over auteursrechten kunt u lezen op
deze pagina.
Conclusie
In dit geval heeft Michael Moore het beeldmateriaal van de originele fotograaf gebruikt zonder toestemming. Auteursrechtinbreuk dus. Echter, de filmmaker is het hier niet mee eens en is van plan om de documentaire zo snel mogelijk weer online te zetten. Het is raadzaam voor Toby Smith om
juridische stappen te ondernemen, om te voorkomen dat de documentaire over het internet verspreid zal worden.
Heeft u vragen over het beschermen van uw creaties? Of heeft u het vermoeden dat iemand inbreuk maakt op uw auteursrecht inbreuk? Neem vrijblijvend contact met ons op via hovens@bg.legal.
Moos Hovens, juridisch medewerker
Intellectueel Eigendomsrecht.

[post_title] => Inbreuk auteursrecht in documentaire Michael Moore
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => inbreuk-auteursrecht-in-documentaire-michael-moore
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-05-27 21:09:23
[post_modified_gmt] => 2020-05-27 19:09:23
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20677
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 20674
[post_author] => 26
[post_date] => 2020-05-27 12:28:09
[post_date_gmt] => 2020-05-27 10:28:09
[post_content] => De toegang tot
data vormt steeds vaker een onderwerp van geschil. Zo ook in een
arrest dat het Gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2020 wees.
[1] Het geschil vond plaats tussen twee brancheverenigingen voor makelaars, namelijk enerzijds VBO c.s. en anderzijds NVM c.s.
Even voorstellen
VBO en NVM zijn beide brancheverenigingen voor makelaars. NVM is eigenaar van
Funda. Al geruime tijd melden bij NVM aangesloten makelaars hun verkoopopdrachten aan bij NVM. Deze data slaat NVM op in een eigen
databank dat de naam ‘MIDAS’ (en voorheen: TIARA) draagt. Deze databank bevat dus veel gegevens over verkocht
vastgoed.
Het geschil
Sinds 2008 zijn onder meer VBO en NVM een samenwerking aangegaan waardoor ook bij VBO aangesloten makelaars gebruik kunnen maken van Funda. Als onderdeel van de samenwerking zouden ook de makelaars van VBO de data van de hun opdrachten aan NVM aanleveren. Deze data is vervolgens verwerkt in MIDAS. Het gebruik van MIDAS zelf maakte echter geen onderdeel uit van de samenwerking. Dat betekent dat makelaars die bij NVM aangesloten waren wel toegang hadden tot MIDAS en makelaars die bij VBO aangesloten waren niet. Dit onderscheid in toegang tot MIDAS vormt één van de omstandigheden waardoor VBO c.s. van mening is dat NVM
onrechtmatig misbruik maakt van haar machtspositie. VBO c.s. vordert dat haar leden eveneens toegang krijgen tot MIDAS.
Gerechtshof Amsterdam
Het hof deelt het standpunt van VBO c.s. niet. Het hof neemt contractsvrijheid als uitgangspunt en overweegt dat het ook een onderneming met een machtspositie in beginsel vrijstaat om te kiezen op welke voorwaarden zij wil contracteren. Een vordering om NVM c.s. alsnog te bevelen toegang te verschaffen, is zeer verstrekkend. Deze vordering wordt pas toegewezen als blijkt dat de toegang tot MIDAS onmisbaar (‘onontbeerlijk’) is om te concurreren. In dat geval moet MIDAS als een essential facility worden beschouwd.
“Weigering van toegang door een onderneming met een economische machtspositie kan dan onder omstandigheden misbruik opleveren, zoals volgt uit de (Europeesrechtelijke) rechtspraak.”, aldus het hof.
VBO c.s. heeft het hof er onvoldoende van kunnen overtuigen dat MIDAS een essential facility is. Hierbij lijkt een rol te spelen dat de gegevens in MIDAS wel elders verkrijgbaar zijn (bijvoorbeeld bij het Kadaster). Het hof verplicht NVM c.s. dus niet om VBO c.s. toegang te geven tot MIDAS.
Slotopmerking
Data vertegenwoordigt een steeds grotere waarde. Bij het aangaan van samenwerkingen, zoals tussen NVM en VBO, doen partijen er verstandig aan om na te denken tot welke data toegang wordt gegeven (of wordt
gedeeld) en welke niet. De inrichting van de overeenkomst vormt namelijk het beste middel om data te
beschermen. Aangezien data geen
eigendom kan zijn, moeten partijen kunnen teruggevallen op de afspraken die hierover zijn gemaakt. Dit arrest laat zien dat het heel lastig is om in een later stadium alsnog toegang tot data te krijgen. Ook de overheid neemt een terughoudende rol aan als het gaat om het verplicht openstellen van data, zoals blijkt uit
de visie op datadeling.
[1] Gerechtshof Amsterdam 26 mei 2020,
ECLI:NL:GHAMS:2020:1337
[post_title] => NVM is niet verplicht om VBO-leden toegang tot data te geven
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => nvm-is-niet-verplicht-om-vbo-leden-toegang-tot-data-te-geven
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-01-03 10:47:43
[post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:47:43
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20674
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 20668
[post_author] => 10
[post_date] => 2020-05-27 10:31:44
[post_date_gmt] => 2020-05-27 08:31:44
[post_content] => Deze coronatijd kan voor veel werkgevers leiden tot een noodzakelijke reorganisatie. Bij een voorgenomen (collectief) ontslag wegens bedrijfseconomische redenen is het belangrijk om alle te nemen stappen op voorhand in kaart te brengen en een tijdspad uit te zetten.
NOW-regeling
De eerste tranche van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid [NOW] wordt per 1 juni 2020 opgevolgd door de tweede tranche. Deze regeling is bedoeld om werkgevers die te maken hebben met omzetverlies van 20% of meer door middel van een subsidie een tegemoetkoming te bieden in de loonkosten. Werkgevers worden hierdoor in staat gesteld het loon voor hun werknemers te blijven doorbetalen en met aldus behoud van werkgelegenheid tot gevolg. Voor de inhoud van de regeling aan de hand van vragen en antwoorden, zie onze
Corona helpdesk.
Een van de voorwaarden van de NOW is dat werkgevers gedurende de periode dat ze de subsidie ontvangen geen aanvraag bij het UWV indienen om toestemming te krijgen om wegens bedrijfseconomische redenen tot ontslag van werknemers over te mogen gaan.
Ontslag wegens bedrijfseconomische redenen en NOW
Als een werkgever die NOW-subsidie ontvangt toch een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen bij het UWV indient heeft dit tot gevolg dat de NOW-subsidie wordt gekort. Onder de eerste tranche van de NOW betekent dit dat het loon van de werknemer(s) voor wie de ontslagaanvraag wordt ingediend, eerst wordt verhoogd met een boete van 50% en de uitkomst daarvan wordt in mindering gebracht op de loonsom waarvoor subsidie ontvangen wordt. In de tweede tranche van de NOW is de boete van 50% komen te vervallen.
Verder geldt dat wanneer een werkgever geen NOW-aanvraag heeft gedaan of zal doen, maar wel een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen indient, het UWV de NOW-regeling zal meewegen. De werkgever zal dan aannemelijk moeten maken dat het ontslag noodzakelijk is en waarom het gebruik maken van de NOW geen passende oplossing is of was voor de werkgever. Aangetoond zal moeten worden dat de omzetdaling langere tijd zal aanhouden en dat het noodzakelijk is dat het werknemersbestand ingekrompen wordt om kosten te verminderen.
Hoewel de arbeidsrechtelijke regels rondom bedrijfseconomische ontslag niet gewijzigd zijn als gevolg van de NOW geeft het voornoemde wel aan dat werkgevers goed moeten motiveren waarom de NOW-regeling niet voldoende is om bedrijfseconomische ontslagen te kunnen voorkomen.
Aan de andere kant, het feit dat in de tweede tranche van de NOW de boete op bedrijfseconomisch ontslag vervalt illustreert wel dat in de huidige en aankomende fase van de coronacrisis een enkele tegemoetkoming in de loonkosten lang niet altijd zal volstaan en werkgevers voor het behoud van hun bedrijf ook de ruimte moeten hebben om tot reorganisatie over te gaan waarbij het tot gedwongen ontslagen leidt.
Hoofdlijnen van een ontslag wegens bedrijfseconomische redenen
Voor een bedrijfseconomisch ontslag moet digitaal een aanvraag worden ingediend bij het UWV. Gekozen moet worden uit verschillende redenen zoals een slechte of slechter wordende financiële situatie, werkvermindering, organisatorische of technologische veranderingen en/of (gedeeltelijke) bedrijfsbeëindiging.
Voorwaarden bedrijfseconomisch ontslag
Per bedrijfseconomische reden is vastgelegd aan welke voorwaarden de werkgever moet voldoen, maar voor alle redenen geldt dat structureel over een periode van ten minste 26 weken arbeidsplaatsen vervallen door (volledige) bedrijfsbeëindiging of door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen nodig zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering. Daarnaast moet de juiste volgorde voor ontslag worden toegepast (afspiegelingsbeginsel). Ook geldt dat er geen mogelijkheden zijn om de werknemer(s) binnen een redelijke termijn (al dan niet met scholing) te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming of groep. Deze redelijke herplaatsingstermijn gaat lopen vanaf het moment dat door het UWV toestemming wordt gegeven voor ontslag en is afhankelijk van het aantal dienstjaren van de werknemer(s).
Afhankelijk van de gekozen bedrijfseconomische reden, worden er dus ook nog aanvullende gegevens van de werkgever verwacht worden en dienen deze gegevens bij de ontslagaanvraag te worden gevoegd.
Collectief ontslag
In het geval van een voorgenomen ontslag van 20 werknemers of meer binnen een tijdvak van drie maanden is sprake van een collectief ontslag en geldt de verplichting voor de werkgever om dit voornemen eerst te melden aan de vakbond en het UWV. Hierna gaat een wachtperiode van één maand in. In deze periode moet overleg met de belanghebbende vakbond plaatsvinden om te bezien of ontslagen eventueel voorkomen kunnen worden en om indien vereist een sociaal plan op te stellen. Na die maand wachttijd kunnen de ontslagaanvragen door het UWV in behandeling worden genomen.
Rol ondernemingsraad
Er geldt ook de verplichting voor de werkgever om advies aan de ondernemingsraad (OR) te vragen. Het adviesrecht van de OR geldt wanneer het bijvoorbeeld gaat om een belangrijke inkrimping van de activiteiten, verplaatsing van een bedrijf, het wijzigen van de organisatie of het stopzetten van de productie. Het advies moet op tijd worden aangevraagd zodat dit nog van wezenlijke invloed kan zijn op het door de werkgever te nemen besluit over de reorganisatie.
Als er geen ondernemingsraad is, is de werkgever verplicht om bij elk besluit dat kan leiden tot verval van arbeidsplaatsen of verandering van de arbeid van ten minste 25% van het personeel advies te vragen aan de personeelsvertegenwoordiging. Als er geen personeelsvertegenwoordiging aanwezig is, moet het advies worden gevraagd in een vergadering met de werknemers.
Opzegverbod
Als er sprake is van een opzegverbod kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet opzeggen en heeft de desbetreffende werknemer extra ontslagbescherming. Bijvoorbeeld als de werknemer ziek is of met zwangerschaps- dan wel bevallingsverlof is. Het UWV zal in dat geval geen ontslagvergunning verlenen.
Kosten van een reorganisatie
Reorganisaties gaan ook gepaard met kosten. Te denken valt aan het doorbetalen van het loon en overige emolumenten over de opzegtermijn, de transitievergoeding en eventuele verdere kosten zoals voor bijvoorbeeld outplacement, die kunnen voortvloeien uit een sociaal plan.
Voorbereiden reorganisatie
Het is zaak om bij een voorgenomen (collectief) ontslag wegens bedrijfseconomische redenen alle te nemen stappen op voorhand in kaart te brengen en een tijdspad uit te zetten.
[post_title] => Reorganisatie in coronatijd
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => reorganisatie-in-coronatijd
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-05-27 10:35:20
[post_modified_gmt] => 2020-05-27 08:35:20
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20668
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 20657
[post_author] => 19
[post_date] => 2020-05-27 08:42:20
[post_date_gmt] => 2020-05-27 06:42:20
[post_content] => Een erfdienstbaarheid kan een behoorlijke beperking zijn voor de eigenaar van een erf. Hij moet dulden dat een derde zijn erf gebruikt. Bijvoorbeeld voor een uitweg. Het komt daarom vaak voor dat de eigenaar de erfdienstbaarheid wil opheffen. Die opheffing kan door de rechter worden uitgesproken. Maar uit de rechtspraak blijkt dat de rechter dit niet al te snel doet. Alleen als er écht geen redelijk belang meer is, kan de rechter een erfdienstbaarheid opheffen. Zo blijkt ook uit een recente
uitspraak van de rechtbank Gelderland.
Artikel 5:79 BW bepaalt dat de rechter een erfdienstbaarheid kan opheffen indien de eigenaar van het heersende erf
geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft en niet aannemelijk is dat het redelijk belang daarbij zal terugkeren. De Hoge Raad heeft overwogen, dat reeds uit de bewoordingen van deze bepaling volgt dat de beoordelingsmaatstaf uitgaat van alleen het belang van de gerechtigde bij de uitoefening van zijn recht, hetgeen betekent dat de belangen van de eigenaar van het dienende erf bij opheffing geen rol spelen (behoudens in het geval van misbruik van bevoegdheid). Dit volgt ook uit de
totstandkomingsgeschiedenis van art. 5:78 en 5:79 BW.
- Ieder redelijk belang nu en in de toekomst moet dus ontbreken;
- Alléén het belang van de gebruiker van de erfdienstbaarheid is relevant;
- Het belang van de eigenaar van het erf waarop de erfdienstbaarheid rust, is dus niet van belang. Dat laatste wordt in de praktijk vaak vergeten: immers, vaak wordt een procedure ingezet juist vanuit het belang van de partij die tot opheffing wil overgaan. Die partij moet dus niet focussen op zijn belang, maar op het ontbreken van enig redelijk belang van de gebruiker van de erfdienstbaarheid.
Wanneer is er onder meer sprake van een redelijk belang?
- Als de erfdienstbaarheid de enige verharde en veilige uitrit is;
- Als de erfdienstbaarheid de kortste verharde uitrit is;
- Als een alternatieve route substantieel langer is;
- Als redelijke alternatieven ontbreken.
Vaak is het belang casuïstisch. Dat betekent dat het sterk afhangt van de concrete situatie. Veelal zal de gebruiker van de erfdienstbaarheid ook aangeven wat zijn belang is. Dit laat onverlet dat de bewijslast ligt bij de partij die om opheffing verzoekt.
Uit de rechtspraak volgen maar weinig gepubliceerde uitspraken waarin met succes tot opheffing van een erfdienstbaarheid is gekomen. Dat geeft aan dat er een vrij hoge drempel geldt voor het ontbreken van belang. Dat er alternatieven zijn, betekent niet dat er geen belang meer is bij behoud van de erfdienstbaarheid. Het komt dus aan op een goed gemotiveerde toelichting waaruit blijkt dat ieder redelijk belang ontbreekt.

[post_title] => Opheffen erfdienstbaarheid? Alleen als er écht geen redelijk belang meer is!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => opheffen-erfdienstbaarheid-alleen-als-er-echt-geen-redelijk-belang-meer-is
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-05-27 08:43:46
[post_modified_gmt] => 2020-05-27 06:43:46
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20657
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 20838
[post_author] => 39
[post_date] => 2020-06-10 13:51:29
[post_date_gmt] => 2020-06-10 11:51:29
[post_content] => De coronacrisis houdt huurder en verhuurder van bedrijfsruimten al sinds de uitbraak van het virus in Nederland bezig. Want voor wiens risico komt de coronacrisis nu? De gebrekenregeling, overmacht en onvoorziene omstandigheden zijn onderwerpen die veel de revue passeren. Tot voor kort was het nog onduidelijk hoe de rechter tegen de verschillende standpunten aankeek. Inmiddels zijn er drie uitspraken gepubliceerd. Welke lessen kunnen we uit deze uitspraken trekken?
Drie uitspraken
Van belang is om voorop te stellen dat de drie uitspraken kort geding uitspraken zijn, wat wil zeggen dat de rechter slechts een voorlopig oordeel geeft.
Eerste uitspraak
De
eerste uitspraak is van de Rechtbank Noord-Nederland van
27 mei 2020 en ging tussen een kleine vastgoedbelegger en bierbrouwerij Inbev. Inbev verhuurt het horecapand onder aan een horeca exploitant. Het horecapand is uiteindelijk vanwege het de coronamaatregelen gedwongen gesloten. Inbev heeft vervolgens zelfstandig de huurprijs opgeschort met 1/3 en beroept zich in rechte op huurprijsvermindering. Inbev stelt dat het niet kunnen gebruiken van het gehuurde vanwege een gedwongen overheidsmaatregel is te zien als een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW en dat nu er sprake is van een gebrek haar een beroep op huurprijsvermindering toekomt. Inbev verwijst naar de parlementaire geschiedenis en de opvattingen van diverse juridische auteurs. De kantonrechter volgt het standpunt van Inbev.
Bij de beoordeling of met succes huurprijsvermindering kan worden gevorderd is van belang dat het gebrek aan de verhuurder valt toe te rekenen, aldus artikel 7:204 lid 2 BW. De kantonrechter gaat hier niet op in, maar geeft wel aan dat hij het voorstel van Inbev om 2/3 van de huurprijs te betalen redelijk acht en wijst de vordering van de verhuurder af en de vordering van Inbev als huurder toe.
Van belang is op te merken dat de gebrekenregeling uit Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van regelend recht voor de huur van bedrijfsruimten. Partijen kunnen hier dus afwijkende afspraken over maken, wat in de praktijk ook veelvuldig (onder meer in de ROZ-modellen) wordt toegepast. In de onderhavige zaak was het beroep op huurprijswijziging niet uitgesloten, waardoor de vordering van Inbev kon worden toegewezen.
Tweede uitspraak
De
tweede uitspraak is van de Rechtbank Gelderland van
29 mei 2020. In deze uitspraak vordert voetbalclub Vitesse in kort geding te terugbetaling van een deel van de betaalde huur en tijdelijke huurprijswijziging tot uiterlijk 1 september 2020. Ook in deze uitspraak volgt de kantonrechter het betoog dat er sprake is van een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW. Ook Vitesse wordt getroffen door een gedwongen overheidsmaatregel verhindert in het gebruik van het gehuurde. Er mogen immers tot 1 september 2020 geen voetbalwedstrijden (met publiek) worden gespeeld. In tegenstelling tot de eerste uitspraak is in de huurovereenkomst een beroep op huurprijsvermindering uitgesloten.
De kantonrechter oordeelt dat deze uitsluiting in de huurovereenkomst op grond van de redelijkheid en billijkheid of op grond van onvoorziene omstandigheden opzij gezet kan worden. Opvallend is dat de kantonrechter vrij snel aanneemt dat de coronacrisis als onvoorziene omstandigheid is aan te merken. De kantonrechter legt hieraan ten grondslag dat een dergelijke pandemie bij het sluiten van de huurovereenkomst voorzienbaar was. Het is nooit eerder voorgekomen dat overheidsmaatregelen op een nationaal en internationaal niveau het gebruik van vrijwel alle bedrijfsruimten voor een langere periode feitelijk en juridisch onmogelijk maken, dan wel ernstig belemmeren. Om deze reden wijkt de coronacrisis volgens de kantonrechter ook af van de economische crisis uit 2008.
De enkele aanwezigheid van een onvoorziene omstandigheid is niet voldoende. De onvoorziene omstandigheid moet van dien aard zijn dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst onaanvaardbaar is. De kantonrechter oordeelt dat Vitesse het beroep op onvoorziene omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd, in het bijzonder de financiële consequenties.
Derde uitspraak
De
derde uitspraak is van de Rechtbank Overijssel van
3 juni 2020. In deze zaak ging het tevens om een horecapand. Er speelde al een langlopend geschil over het onderhoud en de hoogte van de huurprijs. De huurder heeft per 1 maart 2020 haar huurbetalingen opgeschort. De rechter wijst alle argumenten van de huurder af, waaronder een beroep op de gebrekenregeling en overmacht vanwege de coronacrisis.
De kantonrechter oordeelt dat de gedwongen sluiting van het horecapand geen gebrek oplevert nu dit de sluiting in de gegeven omstandigheden aan de huurder is toe te rekenen. De kantonrechter wijst op de toepasselijke algemene bepalingen. In deze algemene bepalingen (ROZ-model) is opgenomen dat de huurder verantwoordelijk is voor vergunningen en dat het intrekken van deze vergunningen geen gevolgen heeft. De kantonrechter stelt dit gelijk aan de gedwongen sluiting vanwege de coronacrisis. Het risico van de sluiting is om die reden toe te rekenen aan de huurder.
Ook een beroep op overmacht slaagt in deze zaak niet. De kantonrechter oordeelt dat de enkele betalingsonmacht vanwege de gedwongen sluiting geen beroep op overmacht rechtvaardigt. Volgens de kantonrechter zijn er vele situaties denkbaar waarbij de huurder een terugval heeft in inkomsten (waaronder arbeidsongeschiktheid) en dat deze inkomensterugval voor rekening van de huurder komt. De coronacrisis maakt dit niet anders.
De vergelijking met aangehaalde verantwoordelijkheid voor het aanvragen en behouden van vergunningen uit de toepasselijke algemene bepalingen komt mij vergezocht over. Het langlopende conflict over het onderhoud en de hoogte van de huurprijs is hier ongetwijfeld debet aan.
Lessen voor de praktijk:
- Een gedwongen sluiting vanwege een overheidsmaatregel is waarschijnlijk aan te merken als gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. Deze opvatting is eerder in de literatuur ontwikkeld en vindt steun in de parlementaire geschiedenis. In de uitspraken van 27 en 29 mei volgt de kantonrechter dit standpunt.
- Een gedwongen sluiting vanwege een overheidsmaatregel kan onder omstandigheden toch geen gebrek opleveren indien dit gebrek onder de gegeven omstandigheden is toe te rekenen aan de huurder. In de uitspraak van 3 juni volgt de kantonrechter dit standpunt.
- De gebrekenregeling is van regelend recht en partijen kunnen hier in de huurovereenkomst afwijkende afspraken over maken. Zo is het recht op huurprijsvermindering in het nieuwe ROZ model contractueel uitgesloten. Het is daarom van belang om altijd de huurovereenkomst door te nemen om te beoordelen wat daarin staat verwoord.
- Met een beroep op de redelijkheid en billijkheid, in het bijzonder de onvoorziene omstandigheden, kunnen onder omstandigheden de afwijkende afspraken in huurovereenkomsten opzij worden gezet.
- Bij de beoordeling van het voorgaande is onder meer van belang: de maatschappelijke positie, de onderlinge verhoudingen van partijen, de aard en de ernst van de belangen (zoals de omvang van het verlies), hoe de financiële situatie was vóór de corona crisis en in hoeverre de verhuurder afhankelijk is van de huuropbrengst.

[post_title] => Eerste corona uitspraken: welke lessen kunnen huurders en verhuurders trekken?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-eerste-corona-uitspraken-vergeleken-welke-lessen-kunnen-we-trekken
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-06-10 14:11:36
[post_modified_gmt] => 2020-06-10 12:11:36
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=20838
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1438
[max_num_pages] => 144
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => b58e48167b3e32f02ee99b1d946d00c0
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
De coronacrisis houdt huurder en verhuurder van bedrijfsruimten al sinds de uitbraak van het virus in Nederland bezig. Want voor wiens risico komt de coronacrisis nu? De gebrekenregeling, overmacht en...
Lees meer
Eerste vraag is: wat is het verpandingsverbod en waarom wordt het afgeschaft? In het Burgerlijk Wetboek staat dat eigendom kan worden overgedragen, ook een vorderingsrecht. Iedereen kan dus een vordering...
Lees meer
Al jaren is er een discussie tussen professionals of co-ouderschap bij jonge kinderen wel of niet verstandig is. Voor kleine kinderen is rust, regelmaat en reinheid het beste, was vroeger...
Lees meer
Max Verstappen treedt op in een tv commercial voor JUMBO. In zijn F1 bolide bezorgt hij boodschappen aan huis. Picnic heeft daar vervolgens een persiflage op gemaakt met een Max...
Lees meer
Dat foto’s die op internet staan niet zomaar mogen worden gebruikt, weten de meeste mensen wel. Maar geldt dat ook voor het gebruiken van foto’s op moodboards in fashion? Die...
Lees meer
In de wet is vastgelegd dat bij een tijdelijke arbeidsovereenkomst die automatisch afloopt de werkgever het al dan niet voortzetten daarvan de werknemer schriftelijk moet aanzeggen. Als dit niet (tijdig)...
Lees meer
De documentaire Planet of the Humans van Michael Moore is inmiddels niet meer te vinden op het internet. Youtube heeft de film verwijderd, nadat fotograaf Toby Smith de filmmaker beschuldigde...
Lees meer
De toegang tot data vormt steeds vaker een onderwerp van geschil. Zo ook in een arrest dat het Gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2020 wees.[1] Het geschil vond plaats tussen...
Lees meer
Deze coronatijd kan voor veel werkgevers leiden tot een noodzakelijke reorganisatie. Bij een voorgenomen (collectief) ontslag wegens bedrijfseconomische redenen is het belangrijk om alle te nemen stappen op voorhand in...
Lees meer
Een erfdienstbaarheid kan een behoorlijke beperking zijn voor de eigenaar van een erf. Hij moet dulden dat een derde zijn erf gebruikt. Bijvoorbeeld voor een uitweg. Het komt daarom vaak...
Lees meer