Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 79
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 79
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1308
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 780, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 19066
                    [post_author] => 19
                    [post_date] => 2020-01-23 13:48:28
                    [post_date_gmt] => 2020-01-23 12:48:28
                    [post_content] => Eén van de gronden voor het beëindigen van een huurovereenkomst betreft ‘dringend eigen gebruik’. Op 10 januari 2020 heeft de rechtbank Rotterdam zich uitgesproken over een verzoek op die grond door Vestia. Een kwestie die al de nodige publiciteit heeft gekregen. Uit deze uitspraak blijkt maar weer eens dat een verzoek op grond van ‘dringend eigen gebruik’ is onderworpen aan een strenge toets. Het gevolg van die strenge toets: Vestia mag 17 huurovereenkomsten niet beëindigen.
Wat was het geval?
Vestia verhuurt woningen in de Tweebosbuurt in Rotterdam. Huurder woont al sinds 1985 in één van die woningen in de Tweebosbuurt. In 2011 en de jaren daarna heeft de gemeente Rotterdam een herstructureringsplan opgesteld voor de wijken in Rotterdam-Zuid, waaronder de Tweebosbuurt. Huurder krijgt in 2018 een brief van de gemeente. In die brief staat dat de gemeente en Vestia de woningen in de Tweebosbuurt willen gaan vernieuwen. De woningen zijn oud en voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. In deze brief staat dat de woning van huurder zal worden gesloopt en huurder daarom moet verhuizen. De gemeente en Vestia sluiten vervolgens een samenwerkingsovereenkomst die ziet op ‘het project Tweebosbuurt’.
Het beroep op ‘dringend eigen gebruik’
Vestia zegt vervolgens de huurovereenkomst op, op grond van dringend eigen gebruik: ‘Vestia heeft de door u gehuurde woning dringend nodig voor eigen gebruik, nu het vernieuwingsproject van de Tweebosbuurt met zich meebrengt dat de door u gehuurde woning wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Daarom kunnen wij de huurovereenkomst met u niet voortzetten. De huurder heeft niet ingestemd met deze opzegging. Een procedure bij de kantonrechter volgt. Vestia legt aan haar vordering te grondslag dat het eigen gebruik bestaat uit de sloop van de woning van huurder ten behoeve van de herontwikkeling van het perceel waar de woning van huurder deel uitmaakt. De werkzaamheden zijn onderdeel van de herstructurering van het gebied Tweebosbuurt.
Wat vindt de kantonrechter?
Vestia heeft ervoor gekozen om haar vordering in te stellen op grond van artikel 7:274 lid 1 sub c BW (beëindiging huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik) en niet op artikel 7:220 BW (voortzetting huurovereenkomst na sloop/renovatie). Die keuzevrijheid biedt de wetgever (artikel 7:220 lid 4 BW). Dat heeft tot gevolg dat het strenge beoordelingsregime van het dringend eigen gebruik van toepassing is. Die toets valt niet in het voordeel van Vestia uit. Binnen het wettelijk kader kan sloop een reden zijn om de huurovereenkomst te beëindigen. Bijvoorbeeld als de exploitatie van de woningen aanzienlijke verliezen oplevert. Stedenbouwkundige ontwikkeling op zichzelf (zonder bijkomende omstandigheden) is geen grond voor dringend eigen gebruik. In deze procedure is de (al dan niet slechte) staat van de woningen geen onderdeel van het juridisch debat en dus niet vast komen te staan. Uit de stukken waarop Vestia haar dringend eigen gebruik baseert, komt wel telkens naar voren dat ook de slechte staat van de woningen in de Tweebosbuurt aanleiding is voor de voorgenomen sloop. Maar Vestia heeft de vordering hier niet op gebaseerd. Het speelt dan ook geen rol bij de beoordeling van de vordering van Vestia. Daar komt ook bij dat de bewoners feitelijk niet zijn erkend in het gehele traject. Vestia heeft te weinig aandacht gehad voor de gevolgen die huurder zou ondervinden van deze herstructurering en huurbeëindiging. Zo is bijvoorbeeld niet gekeken of huurder een andere woning kond terugkrijgen. En dat terwijl Vestia als kerntaak heeft om ervoor te zorgen dat personen in verband met hun lage inkomen goed en betaalbaar kunnen wonen.  Conclusie: Er zijn geen motieven van financiële of bouwkundige aard. Het sociaal maatschappelijke motief dat Vestia naar voren brengt voor de Tweebosbuurt blijkt onvoldoende uit de overgelegde stukken.  Op stedenbouwkundig vlak is niet aangetoond dat dit deel van de wijk niet in stand zou kunnen blijven. Alles afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat de herstructureringsplannen de strenge toets van het dringend eigen gebruik niet kunnen doorstaan.
 Wat is hiervan de relevantie voor de praktijk?
  • Deze uitspraak bevestigt het strenge beoordelingsregime dat geldt voor dringend eigen gebruik. Maar wat interessant is, is het feit dat Vestia gekozen heeft voor deze grondslag. Vestia had ook kunnen kiezen voor voortzetting van de huurovereenkomst na sloop/renovatie. Dat heeft als gevolg dat de zware toets van dringend eigen gebruik niet geldt. Het gevolg is wel dat de huurovereenkomsten voortgezet moeten worden na sloop/renovatie. In de praktijk zal de verhuurder dus goed moeten overwegen welke weg hij kiest.
  • Ten aanzien van dringend eigen gebruik heeft te gelden dat sloop als vorm van dringend eigen gebruik is erkend. Vestia heeft in deze procedure telkens de slechte staat van de woningen aangevoerd, maar vervolgens niet ten grondslag gelegd aan haar vordering. Voor de praktijk is relevant dat niet alleen de juiste grondslag wordt gekozen, ook dat de relevante feiten ter onderbouwing van die grondslag naar voren worde gebracht. Mogelijk was het oordeel van de kantonrechter anders geweest wanneer die slechte staat ook aan de vordering ten grondslag zou zijn gelegd.
  • Voor een woningbouwcorporatie [toegelaten instelling] geldt bovendien dat zij als kerntaak heeft ervoor te zorgen dat personen in verband met hun lage inkomen goed en betaalbaar kunnen wonen. Voor een corporatie geldt dus des te meer dat zij de belangen van de huurders betrekt in de besluitvorming. De gevolgen die huurders ondervinden zijn van belang. Met name het moeilijk kunnen vinden van een andere sociale huurwoning steelt een belangrijke rol.
Wilt u meer informatie over het opzeggen van een huurovereenkomst? Neemt u dan contact met mij op. Rutger Boogers, Advocaat huurrecht Rutger Boogers   [post_title] => Beroep op ‘dringend eigen gebruik’ door woningbouwcorporatie Vestia slaagt niet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => beroep-op-dringend-gebruik-vestia-slaagtniet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:35 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=19066 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 19054 [post_author] => 16 [post_date] => 2020-01-23 13:25:26 [post_date_gmt] => 2020-01-23 12:25:26 [post_content] =>   De december en januari maand was wederom de tijd van gezellige recepties, borrels en etentjes met……wijn. Niets mis mee maar helaas is toch weer gebleken dat er in die periode eerder achter het stuur wordt gekropen met alcohol op. Het aantal verkeersongevallen waarbij alcohol in het spel is stijgt in deze maanden. Met vaak letsel ook bij inzittenden. Is de letselschade verhaalbaar? Wat kunnen de gevolgen zijn voor bestuurder en inzittende?
Letselschade inzittende
De passagier spreekt de bestuurder aan voor zijn letselschade. Had de passagier wel mee moeten rijden terwijl hij wist dat de bestuurder onder invloed was? Heeft hij dan nog wel recht op vergoeding van zijn letselschade? Het is onjuist dat wie bewust meerijdt met een beschonken bestuurder geheel geen recht op schadevergoeding zou hebben. Maar door mee te rijden met een dronken chauffeur draagt de gewonde passagier, in de meeste gevallen, wel een percentage eigen schuld voor de gevolgen van het ongeval. De verzekeraar van de bestuurder zal dus meestal niet de volledige letselschade vergoeden van de passagier. Een deel van de schade blijft voor rekening van de gewonde passagier. Uit de rechtspraak blijkt dat, afhankelijk van de omstandigheden, een eigen schuld percentage aangerekend kan worden tussen 15 en 50%. In geval van ernstig letsel zal dan een hoog bedrag aan schade voor rekening van de gewonde inzittende blijven. Gevolgen voor de bestuurder onder invloed van alcohol
Bewijslast omkering
Een bestuurder onder invloed van alcohol is niet automatisch aansprakelijk voor het ontstaan van een ongeval maar krijgt wel de bewijslast. Stel je verleent geen voorrang aan een automobilist die onder invloed van alcohol verkeert. Als vast staat dat die automobilist teveel alcohol heeft gedronken krijgt de automobilist die gedronken heeft de bewijslast. Hij zal moeten bewijzen dat het ongeval ook was ontstaan als hij geen alcohol op had. Dit is vaak moeilijk te bewijzen. Tot het moment dat dat bewezen is, zal de rechter er in principe vanuit gaan dat de aanrijding is veroorzaakt door het alcoholgebruik. De bestuurder die onder invloed reed is dus vaak aansprakelijk voor de schade, ook al verleende de andere partij geen voorrang.
Geen dekking op Schadeverzekering Inzittenden [SVI] voor de bestuurder
Mogelijk is er op de autoverzekering een SVI dekking. Dit betekent dat ook de letselschade van een bestuurder is gedekt ook al is hijzelf aansprakelijk voor het ontstaan van het ongeval. Als de bestuurder die gedronken heeft ook letsel heeft is zijn letselschade echter niet gedekt. Alcoholgebruik tijdens het rijden is een uitsluiting op de verzekering.
WAM verzekeraar vordert betalingen aan slachtoffers terug bij de bestuurder
Wettelijk moet de autoverzekeraar de slachtoffers [inzittenden of andere verkeersdeelnemers] schadeloos stellen ook als er sprake is van alcoholgebruik van hun verzekerde [de bestuurder]. Als alcoholgebruik vast staat zal de verzekeraar de betalingen terugvorderen bij de bestuurder/verzekeringnemer. Bij ernstig blijvend letsel bij de inzittende en/of andere verkeersdeelnemers, zijn dit gigantische bedragen en kan dit degene die onder invloed een ongeval heeft veroorzaakt dus financieel ruïneren.
Strafrecht
De bestuurder die onder invloed heeft gereden zal vervolgd worden en heeft dus voortaan een strafblad. Rechtbank Limburg heeft onlangs een bestuurder veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf en 5 jaar rijontzegging. Onder invloed van alcohol heeft hij een dodelijk ongeval veroorzaakt. Los van de bovenstaande consequenties zal degene die onder invloed van alcohol een ongeval veroorzaakt waardoor er slachtoffers zijn met ernstig letsel [of slachtoffers die zijn overleden] verder moeten leven met deze last. Laat je daarom voortaan rijden en breng anderen [en jezelf] niet in gevaar, feestdagen of niet. Dit artikel is gepubliceerd in De Uitstraling, januari 2020. Edith de Koning [post_title] => Glaasje op? Laat je rijden. En stap niet in bij een chauffeur die ook gedronken heeft. [post_excerpt] => Het aantal verkeersongevallen waarbij alcohol in het spel is stijgt in deze maanden. Met vaak letsel ook bij inzittenden. Is de letselschade verhaalbaar? Wat kunnen de gevolgen zijn voor bestuurder en inzittende? [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => glaasje-op-laat-je-rijden-en-stap-niet-in-bij-een-chauffeur-die-ook-gedronken-heeft [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:36 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=19054 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 18947 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-12-23 11:01:11 [post_date_gmt] => 2019-12-23 10:01:11 [post_content] => Het komt in de praktijk regelmatig voor. Een IT leverancier krijgt opdracht om een softwarepakket te installeren. Vaak begint het met een onderzoek waarin de leverancier en beoogd afnemer gaan kijken of het software pakket past bij de wensen en behoeften van de afnemer. Daarvoor heeft de klant soms een lijstje gemaakt met de functionele vereisten waar het nieuwe software pakket aan moet voldoen. In overleg met de afnemer maakt de leverancier dan vaak een scope document. In dat document wordt beschreven waar de te leveren software aan moet voldoen, hoe het ontwikkel- en implementatietraject eruit gaat zien, wat de planning is, wat van de afnemer wordt verwacht, etc. Soms kiezen partijen voor een andere manier van werken: agile (scrum). Daarbij gaat het minder om de documentatie en meer om het inspelen op (onverwachte) ontwikkelingen tijdens het proces. Hoe dan ook, uiteindelijk moet de leverancier de software opleveren. En dan kan het voor komen dat de afnemer niet tevreden is. Soms gebeurt dat al eerder omdat de afnemer al eerder in het traject ontevreden is, bijvoorbeeld omdat het project vertraging heeft opgelopen. Het gevolg kan zijn dat de afnemer van de overeenkomst af wil. Hij wil de overeenkomst dan beëindigen, de betaalde bedragen terug betaald krijgen, geen nieuwe facturen meer ontvangen en mogelijk zelfs een vergoeding ontvangen voor geleden schade.
Ingebrekestelling – verzuim – ontbinding overeenkomst
En dan komen juristen in beeld en wordt de overeenkomst erbij gepakt. Rechten en verplichtingen van de leverancier en de afnemer zijn vastgelegd in de overeenkomst. Daarnaast zijn waarschijnlijk algemene voorwaarden en Nederlands recht van toepassing verklaard. Ook daar zijn rechten en verplichtingen in te vinden. Op basis van dat geheel moeten partijen hun strategie en acties bepalen. Wanneer de afnemer van de overeenkomst af wil, dan zal deze de overeenkomst moeten ontbinden. Onder bepaalde voorwaarden kan dit. Daarvoor is vereist dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de leverancier. Bij de implementatie van software wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘maatwerk’ software en ‘standaard’ software. Hoe meer maatwerk elementen er zijn, hoe meer een afnemer moet accepteren dat trajecten vertraging op kunnen lopen omdat ze ingewikkeld zijn. Bij standaard software (‘van de plank’) mag de afnemer verwachten dat de leverancier toezeggingen (over functionaliteit, planning, etc.) strikt nakomt. De drempel om te kunnen ontbinden is afhankelijk van wat partijen daar over hebben afgesproken. Wanneer er niets is afgesproken, dan geldt het wettelijk uitgangspunt. Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij de andere partij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden. Dit tenzij het maken van een uitzondering hierop gerechtvaardigd is. De andere partij moet daarvoor wel in verzuim zijn. Dit betekent dat een laatste gelegenheid moet zijn gegeven om alsnog verplichtingen na te komen. Dit is door de Hoge Raad[1] zo uitgelegd dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Soms wordt in een overeenkomst (of algemene voorwaarden) een hogere drempel gecreëerd. In het eerdergenoemde arrest van de Hoge Raad is aangegeven dat partijen een hogere drempel kunnen creëren. Bijvoorbeeld door overeen te komen dat de overeenkomst alleen ontbonden kan worden bij het schenden van een ‘material obligation’. Degene die de overeenkomst ontbindt moet stellen en bewijzen dat sprake is van schending van een wezenlijke verplichting. Dit is recent nog overwogen door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch[2] in een procedure tussen het Tweesteden ziekenhuis en Alert.
Stichting Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis / Alert Life Sciences Computing B.V
Deze zaak heeft al tot verschillende uitspraken geleid. Het meest recent is de uitspraak van 17 december 2019 van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak is gelinked aan de procedures tussen Alert en het Jeroen Bosch ziekenhuis. In die zaak is de meest recente uitspraak het arrest van 23 maart 2018 van de Hoge Raad. Alert had, in opdracht van het ziekenhuis, software ontwikkeld en geïmplementeerd. In de uitspraak van het hof ’s-Hertogenbosch gaat het (nog) om de vraag of het ziekenhuis de overeenkomst gerechtvaardigd heeft ontbonden. Het ziekenhuis heeft de overeenkomst ontbonden omdat er sprake was van vier tekortkomingen. Het hof somt de gestelde tekortkomingen op: ‘De eerste tekortkoming heeft betrekking op de kwaliteit van de software. Deze bevat niet de overeengekomen functionaliteiten, kent ernstige ontwerpfouten en is ongeschikt voor de Nederlandse markt. Ten tweede is Alert tekortgeschoten omdat zij het Implementatieplan en de daarin opgenomen implementatieaanpak niet heeft gevolgd. Ten derde is Alert tekortgeschoten omdat haar projectorganisatie en projectmanagement inadequaat is. De vierde tekortkoming ziet op de in het Implementatieplan gestelde termijnen. Alert heeft continue deadlines niet gehaald, waardoor het project substantieel is vertraagd.’ Het hof herhaalt dat Alert zich heeft verbonden tot levering, ontwikkeling en implementatie van door hen vervaardigde complexe software. De door het hof ingeschakelde deskundigen hebben geconcludeerd dat het ging om een implementatieproject inclusief gespecifieerde aanpassingen in de software. Daarbij geldt dat partijen niet gelijkwaardig waren. Alert is de deskundige. Ook het gegeven dat het ziekenhuis een adviesbureau had ingehuurd voor de begeleiding, maakt dit niet anders. Deze niet gelijkwaardige positie heeft grote gevolgen. Zo oordeelt het hof bijvoorbeeld dat het niet functioneren van de stuurgroep, met het ziekenhuis als voorzitter en secretaris, toch een verantwoordelijkheid is van Alert omdat zij een leidende rol heeft in het project.
‘in breach or default of any of its material obligations’?
Niet halen go- live datum
Het ziekenhuis stelt dat zij op die grond heeft kunnen ontbinden. Het hof had al in een eerder arrest[3] overwogen dat ‘de Go-Live datum van 31 maart 2012 een fatale termijn impliceert en dat de tussentijdse opleverdata niet geheel vrijblijvend zijn, omdat die zijn opgenomen met het oog op die fatale termijn. Het niet-halen van de tussentijdse opleverdata, althans de duur van de overschrijding, kan de ontbinding van de overeenkomst dus rechtvaardigen’. Het hof overweegt dat het niet halen van de Go-Live datum in redelijkheid als een schending van ‘material obligations’ mag worden opgevat. Immers, het ziekenhuis had naar voren gebracht dat zij er groot belang bij had dat de planning van Alert c.s. ‘hard’ was en dat vertragingen voor het ziekenhuis problematisch waren. Alert heeft nog gesteld dat de inbreng van het ziekenhuis onvoldoende was waardoor vertraging is opgelopen. Het hof verwerpt dit en overweegt dat Alert bij het opstellen van het implementatieplan een te volgzame rol heeft gespeeld en ook haar leidende rol onvoldoende in de stuurgroep tot uitdrukking heeft laten komen. Ook het hof is van oordeel dat er bij Alert sprake was van slecht projectmanagement. Dit kwam door het ‘vertrek van de Nederlandse projectleider van Alert Nederland, de talrijke wisselingen in het management van Alert c.s. (met name van Alert Nederland), de slechte communicatie tussen Alert Nederland en Alert Portugal en het voortdurend niet nakomen van afspraken door Alert c.s..
‘anticipatory breach’
Door het ziekenhuis is gesteld dat zij de overeenkomst kon ontbinden omdat vast stond dat Alert toch niet meer kon nakomen zonder tekortkoming. De wet kent de mogelijkheid van ‘anticipatory breach’. Artikel 6:80 BW bepaalt dat de gevolgen van niet-nakoming intreden wanneer duidelijk is dat nakoming zonder tekortschieten onmogelijk zal zijn of wanneer de schuldenaar aangeeft dat hij niet na zal komen. Het hof overweegt dat het ziekenhuis zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zij de overeenkomst mocht ontbinden omdat vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn. Daarbij speelden een rol:
  • dat de fatale Go-Live datum niet meer haalbaar was.
  • de reeds opgelopen vertragingen en de hoeveelheid nog te verwachten werkzaamheden.
  • dat de voortgang van het project ernstig werd belemmerd doordat de projectorganisatie en projectmanagement van Alert c.s. inadequaat was.
  • dat Alert de fout had begaan in te stemmen met de demonstratie van de medicatiefunctionaliteit. Hierdoor ontstond er binnen het ziekenhuis de vrees dat het project geen succes zou worden. Deze is vrees is later gerechtvaardigd gebleken.
Mocht het ziekenhuis betaling van facturen opschorten?
Het ziekenhuis had betaling van verschillende facturen opgeschort omdat zij ontevreden was over de planning. Als reactie daarop had Alert personeel van het project gehaald. Het hof oordeelt dat het ziekenhuis gerechtvaardigd betaling had opgeschort. Immers het was aan Alert te wijten dat het project niet opschoot.
Moet Alert nu alle ontvangen bedragen terugbetalen aan het ziekenhuis?
Omdat het ziekenhuis de overeenkomst heeft ontbonden, vordert zij terugbetaling van alle bedragen die zij betaald heeft aan Alert. Dit volgt uit de wettelijke ongedaanmakingsverplichtingen na het ontbinden van een overeenkomst. Het ziekenhuis vordert terugbetaling van in totaal € 4.620.253,97. Dit bedrag is als volgt samengesteld: totaal voor verrichte diensten: € 1.126.738,84 en totaal voor licenties: € 3.493.515,13.
Moet Alert daarnaast een aanvullende schadevergoeding betalen?
Het ziekenhuis vordert, naast terugbetaling van debetaalde facturen, ook een aanvullende schadevergoeding. Indien er geen beperking van aansprakelijkheid zou zijn opgenomen, dan zou het ziekenhuis ook een aanvullende schadevergoeding kunnen vorderen. In de overeenkomst is echter een bepaling opgenomen die de aansprakelijkheid van Alert beperkt tot de betaalde bedragen en tot directe kosten. Daarom beperkt het ziekenhuis haar schadevergoeding tot € 4.620.253,97, zijnde het bedrag dat is betaald. De overeenkomst is in het Engels en dus, zo overweegt het hof, ‘mag acht worden geslagen op de perceptie van partijen van de daarin gebruikte Engelse termen’. Bij de uitleg van de overeenkomst speelt een rol dat het concept is gemaakt door de leverancier (Alert), dat over bepaalde bepalingen niet expliciet is gesproken en dat beide partijen professionele partijen zijn. Het hof oordeelt dat het ziekenhuis eenmaal een vergoeding kan vorderen uit welke hoofde dan ook bij beëindiging van de overeenkomst. Het ziekenhuis kan niet ‘tweemaal’ het bedrag van € 4.620.253,97 vorderen zoals zij doet. Daarbij spelen een rol de volgende passages uit de overeenkomst:
  • Alert is op zijn hoogst aansprakelijk tot ‘an amount equal to the sum of the fees paid by the customer to Alert under this agreement’
  • The limitation of liability as provided herein reflects the allocation of risk and the material inducement for Alert to enter this agreement;
  • De beperking van de aansprakelijkheid geldt ‘for claims under and in connection with this agreement, whether for liability in contact, tort or otherwise’.
Mag Alert een beroep doen op deze contractuele beperking van aansprakelijkheid?
Het ziekenhuis had nog gesteld dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat Alert een beroep kan doen op dit exoneratiebeding (beperking van aansprakelijkheid). Het hof is het daar niet mee eens. Dit zou alleen anders zijn wanneer er aan de zijde van Alert sprake zou zijn van opzet of bewuste roekeloosheid.
Wat betekent dit voor de praktijk
 1. Voor een leverancier van software
  • Als leverancier bent u de deskundige en moet u leidinggeven aan het project. Een slecht projectmanagement zal aan u worden verweten.
  • Het loont om in een overeenkomst de aansprakelijkheid te beperken. Wanneer dit expliciet in de overeenkomst is opgenomen (niet alleen wegstoppen in algemene voorwaarden) en wanneer dit wordt besproken in de contractonderhandelingen, dan is een afnemer hieraan gebonden.
  • Ook bij complexe software kan het niet halen van opleverdata / testdata juridische gevolgen hebben. Wanneer het project vertraging oploopt, en de afnemer kan daar een verwijt van worden gemaakt, leg dit dan vast en leg ook vast dat in onderling overleg de planning wordt aangepast.
2.  Voor een afnemer van software
  • Voorkom dat u verantwoordelijkheid voor het projectmanagement naar u toe haalt. Laat deze liggen bij de leverancier.
  • Het onderhandelen over contractsbepalingen heeft ook een nadeel. Wanneer bepalingen expliciet zijn besproken, dan bent u daar meer aan gebonden dan wanneer het ‘standaard’ bepalingen zijn in het modelcontract van de leverancier.
  • Wanneer u bij een wanprestatie van de leverancier ook een aanvullende schadevergoeding wilt kunnen vorderen, dan moet u dat expliciet in de overeenkomst vastleggen. Zeker met buitenlandse contractspartijen.
  • Wanneer de leverancier opleverdata/testdata niet haalt, en dit heeft grote gevolgen voor u, leg dit goed vast.
  • Wanneer een datum een ‘fatale’ (uiterste) datum moet zijn, dan moet u dat uitdrukkelijk zo benoemen. Zie ook een eerder blog hierover.
Voor beiden geldt dat het verstandig is om aandacht te besteden aan de inhoud van de overeenkomst en de verslaglegging van het proces. Wij hebben ervaring met software geschillen. Onderdeel van onze ervaring is het procederen in software geschillen. Zowel bij de burgerlijke rechter als in arbitrage bij het SGOA. Dit betekent dat wij weten waar, in welke fase van een project, juridisch gezien, op moet worden gelet c.q. wat moet worden vastgelegd. [1] Hoge Raad, 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810 [2] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 17 december 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4535 (Tweesteden ziekenhuis/Alert) [3] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 3 november 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4428 [post_title] => Wanneer kan een IT overeenkomst worden ontbonden? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-kan-een-it-overeenkomst-worden-ontbonden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:38 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18947 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 18918 [post_author] => 8 [post_date] => 2019-12-18 15:03:30 [post_date_gmt] => 2019-12-18 14:03:30 [post_content] => Het klinkt vast raar deze koptitel. Alsof ik u wil aanzetten om te scheiden. Toch kan het voor u van belang zijn om nu al een verzoekschrift echtscheiding in te dienen bij de rechtbank. Tot en met 31 december gelden namelijk nog de oude regels. Als een van de ex-partners na de scheiding niet in staat is in de kosten van het levensonderhoud te voorzien, kan aanspraak gemaakt worden op partneralimentatie. Als de financiële draagkracht van de alimentatieplichtige het toelaat, kan er sprake zijn van het vaststellen van alimentatie. Nu geldt nog dat de alimentatiegerechtigde ,mits er behoefte is en draagkracht bij de alimentatieplichtige, in principe recht heeft op 12 jaar alimentatie. De maatschappelijke opvattingen over partneralimentatie zijn veranderd. Steeds meer mensen zijn financieel onafhankelijk en men vindt dat je ook zelf financieel onafhankelijk kunt zijn. Er wordt ook van de alimentatiegerechtigde verwacht dat hij/zij zelf inkomsten kan genereren. Vroeger hadden we hier de campagne voor: “een  jonge meid is op haar toekomst voorbereid”. Per  1 januari 2020 treedt de nieuwe wet in werking. Deze verlaagt de grens van 12 jaren naar de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar.  Er zijn ook uitzonderingssituaties in de nieuwe wet:
  1. Dit bv als er kinderen zijn, dan geldt de alimentatie tot de jongste van de kinderen 12 jaar is.
  2. Ook bij langdurige huwelijken van minimaal 15 jaar, waarbij de alimentatiegerechtigde binnen 10 jaar AOW krijgt, zal de duur vastgesteld worden totdat de AOW leeftijd wordt bereikt.
  3. Bij een huwelijk van minimaal 15 jaar en de alimentatiegerechtigde is geboren op of voor 1 januari 1970 geldt ook een termijn van 10 jaar.
Even een paar voorbeelden ter verduidelijking: Voorbeeld 1: Iemand die 68 jaar is en 35 jaar gehuwd is geweest heeft volgens de oude wet recht op 12 jaar alimentatie. Volgens de nieuwe wet zal dit slechts 5 jaar zijn. Wel kan in dit geval een verlengingsverzoek gedaan worden volgens de nieuwe wet. Dit zal de alimentatiegerechtigde moeten doen binnen 3 maanden na het beëindigen van de termijn van 5 jaar. Voorbeeld 2: Iemand van 40 jaar zonder kinderen die 19 jaar gehuwd is heeft volgens de oude regeling recht op 12 jaar alimentatie. Volgens de nieuwe regeling heeft deze 40 jarige slechts recht op de helft duur huwelijk met een maximum van 5 jaar, dus recht op maar 5 jaar alimentatie. Voorbeeld 3: Iemand van 40 jaar met een minderjarig kind van 5 jaar, die 7 jaar gehuwd is, heeft volgens de oude regeling recht op 12 jaar partneralimentatie (en kinderalimentatie). Volgens de nieuwe regeling bestaat er recht op partneralimentatie totdat het kind 12 jaar is. Dus 7 jaren. Wilt u weten wat het effect voor u is/zal zijn ? Neem dan vrijblijvend contact met ons op. Dit artikel is gepubliceerd in De UItstraling, december 2019. Liedeke Floris [post_title] => Dit jaar nog scheiden, of niet? Grote veranderingen partneralimentatie! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => dit-jaar-nog-scheiden-of-niet-grote-veranderingen-partneralimentatie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:39 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:39 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18918 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 18906 [post_author] => 7 [post_date] => 2019-12-18 14:01:15 [post_date_gmt] => 2019-12-18 13:01:15 [post_content] => De Internationale Kamer van Koophandel (ICC) is opgericht in 1919 en viert dit jaar dus haar 100-jarig bestaan. Het doel van de ICC is het bevorderen van internationaal handelsverkeer. In dat kader heeft de ICC in 1936 algemene voorwaarden gelanceerd waarin een aantal handelsbedingen zijn opgenomen de International Commercial Terms, afgekort Incoterms. Dit is een set bedingen die gebruikt kunnen worden in internationale handelscontracten om zodoende internationale afspraken over vervoer van goederen vast te leggen. De waarde van deze Incoterms is er vooral in gelegen dat ze in meer dan 30 talen worden uitgegeven, zodat elke handelspartner in de eigen taal de betekenis kan doorgronden. Daarnaast is de betekenis eenduidig en is elk beding voorzien van een toelichting. Periodiek worden de Incoterms herzien en geactualiseerd, voor het laatst in 2010. In het voorjaar van 2019 werd bekend dat er in het najaar een nieuwe versie bekend zou worden gemaakt, en dat is ook gebeurd op 10 september 2019. Toen heeft de ICC de Incoterms 2020 gelanceerd die vanaf 1 januari gelden. Dat is reden voor een beoordeling van de nieuwe Incoterms op inhoud, of het oude wijn in nieuwe zakken is en wat de juridische status is.
Toepasselijkheid incoterms
In algemene voorwaarden komt nog wel eens de zinsnede voor: “Op al onze overeenkomsten zijn de Incoterms van de ICC van toepassing” of juist omgekeerd: “De toepasselijkheid van Incoterms wordt uitdrukkelijk uitgesloten”. Eigenlijk is deze verwijzing naar de Incoterms niet juist. Het heeft geen zin de Incoterms in het algemeen van toepassing te verklaren, omdat ze bestaan uit een aantal handelsbedingen die elkaar aanvullen of uitsluiten. Veel gebruikelijker is het in de hoofdovereenkomst, of in vervolgovereenkomsten als sprake is van een raamovereenkomst, een van de handelsbedingen van toepassing te verklaren. Dan kan het geen kwaad te verwijzen naar de Incoterms waar het betreffende beding uit voortvloeit, maar dan meer om twijfel over de inhoud en betekenis van het beding te elimineren.
Overeenkomst
Incoterms zijn ook geen positief recht, die zonder meer van ons nationale rechtsstelsel deel uitmaken of daarin directe werking hebben. Als men een beroep wil doen op een handelsbeding, moet men de toepasselijkheid ervan overeen komen. Dat kan door de enkele vermelding van het beding in de hoofdovereenkomst. Daarmee staat vast onder welke conditie de overeenkomst wordt uitgevoerd.
Verschillen
De aankondiging dat, na tien jaar, de Incoterms zouden worden vernieuwd, deed vermoeden dat er werkelijk iets nieuws op komst was. Een nadere beschouwing ervan leert dat er weinig veranderd is en dat het gros van de bedingen nog steeds zo luidt als tevoren. Oude wijn in nieuwe zakken dus, want veel nieuws is er niet onder de zon. Daarom is het goed de bedingen onder de loep te nemen en ze hier nog eens inhoudelijk te bespreken, waarbij meteen de verschillen duidelijk worden. Door het opnemen van een Incoterm worden afspraken gemaakt over de verplichtingen van partijen, maar ook wie verzekeringen, vergunningen, douaneformaliteiten en het vervoer van de goederen regelt, en op welk moment risico van de ene op de andere partij over gaat. Een belangrijk onderscheid is dat tussen de bedingen die van toepassing zijn op vervoer over water en de bedingen die op alle vormen van vervoer van toepassing zijn. Het gaat bij Incoterms alleen over koop en verkoop van goederen en over grensoverschrijdend vervoer. Ze stellen niet vast wie eigenaar is van de goederen, noch bevatten ze elementen van materieel verbintenissenrecht, zoals de grondslag van de overeenkomst, recht op betaling en toerekenbare tekortkoming. Er zijn elf Incoterms die elk een moment bepalen waarop risico verschuift van verkoper naar koper. Incoterms zijn ingedeeld in vier groepen: E, F, C en D. Groep E: EXW is de Incoterm waarbij vrijwel alle kosten worden gedragen door de koper. Groep F: FCA, FAS en FOB, zijn de Incoterms waarbij de risico’s van het hoofdtransport over gaan op de koper, op het moment dat de goederen worden overhandigd aan de vervoerder. Groep C: CPT, CIP, CFR en CIF, zijn de Incoterms waarbij de verkoper alle kosten van het hoofdtransport draagt, zodra de goederen worden overhandigd aan de vervoerder. De kosten van verzekering blijven bij de verkoper. Groep D: DAP, DAT en DPP zijn de Incoterms waarbij de verkoper alle kosten en risico’s draagt tot de aankomst van de goederen op de overeen gekomen bestemming. De Incoterms 2020 verschillen niet veel van de Incoterms 2010. Waar aanvankelijk gespeculeerd werd dat de Incoterm EXW zou vervallen, is die door de selectiecommissie toch behouden. Voor de Incoterms 2020 heeft de ICC een international Drafting Group ingesteld in 2016. Daarvan maken experts deel uit van Amerika, Europa, Turkije, China en Australië, samen met de ICC Director of Trade and Investment. De experts bestaan uit handelaren, vertegenwoordigers van bedrijven en juristen. De redactie is gegaan over verschillende consultatierondes, waarin de input uit de markten gewogen is. Een ander verschil is dat de Incoterm DAT vervangen is door de Incoterm DPU. DAT stond voor Delivered At Terminal, wat betekent dat de goederen door de verkoper worden aangeleverd op de terminal van de koper. Kritiek hierop was wel dat ook elders door de koper de goederen in ontvangst genomen kunnen worden. Vandaar dat de incoterm DPU (Delivered at Place Unloaded) ingevoerd is, die meer vrijheid geeft om voor de aflevering een plaats af te spreken. Naast deze nieuwe Incoterm heeft de commissie nog enkele Incoterms aangescherpt, zoals de ladingverzekering van goederen in de Incoterm CIP (Carriage and Insurance Paid to) en CIF (Cost Insurance and Freight) welke laatste alleen bij vervoer over water geldt. Bij vervoer over water wordt vaak gebruik gemaakt van de Incoterm FOB (Free On Board). Dat betekent dat de verkoper er voor moet zorgen dat de goederen daadwerkelijk in het schip terecht komen, terwijl die vaak de controle al kwijt is bij het afleveren van de goederen in de haven. Bij de Incoterm FCA (Free Carrier) gaat het risico eerder over op de koper, reden waarom veel verkopers zich daar veiliger bij voelen. Bij FCA is het echter een probleem om een “on board bill of lading” te krijgen, die in veel letters of credit (een internationaal veel gebruikt betaalmiddel) vereist is. Onder de Incoterms 2020 is het eenvoudiger voor partijen hier afspraken over te maken doordat de koper voor diens verantwoordelijkheid de vervoerder de opdracht geeft om aan de verkoper een “on board bill of lading” af te geven. De verkoper geeft dan de “bill of lading” af aan de koper, die de goederen daarmee af kan halen.
Incoterms 2020
De Incoterms 2020 op een rij geven het volgende beeld: EXW (Ex Works – Af Fabriek) Hierbij heeft de verkoper minimale verplichtingen en de koper juist de maximale verplichtingen. Deze Incoterm houdt in dat de verkoper de goederen voor de koper gereed zet voor afhaling op zijn locatie op een overeen gekomen datum. FCA (Free Carrier – Vracht vrij tot eerste vervoerder) Hierbij betaalt de verkoper het vervoer tot aan het punt waar de goederen geleverd worden aan de eerste vervoerder, op welk moment ook het risico op de koper over gaat. FAS (Free Alongside Ship – vrij langszij schip) De verkoper moet de goederen langszij het schip plaatsen in de haven van inscheping. Als dat containers zijn, worden die meestal aangeboden op een terminal. Als de goederen langszij het schip staan, gaat het transportrisico over op de koper. Deze Incoterm is alleen van toepassing bij vervoer over water. FOB (Free On Board – vrij aan boord) Bij deze Incoterm moet de verkoper de te leveren goederen aan boord van het schip laden. Het risico gaat op de koper over als de goederen geladen zijn. Onder de Incoterms 2020 is dat het moment dat de goederen de reling van het schip passeren. Deze Incoterm is alleen van toepassing bij vervoer over water. CPT (Carriage paid to – vracht vrij tot) Hierbij betaalt de verkoper voor het vervoer, het risico gaat over naar de koper bij het overhandigen van de goederen aan de eerste vervoerder. Als de goederen in containers worden aangeleverd, kunnen Terminal Handling Charges berekend worden, die de verkoper in zijn vrachtbrief kan opnemen. CIP (Carriage and Insurance Paid – vracht vrij inclusief verzekering tot) De verkoper betaalt het vervoer en de verzekering tot aan het in de afspraken genoemde bestemmingspunt. Het risico gaat over op het moment dat de goederen worden overgedragen aan de eerste vervoerder. CFR (Cost and Freight – kosten en vracht) De verkoper betaalt de kosten van de vracht om de goederen naar de haven van bestemming te brengen. Het risico gaat over op de koper op het moment dat de goederen aan boord zijn geladen. De kosten van verzekering zijn niet inbegrepen. De verkoper moet de goederen afleveren in de haven van verscheping, maar betaalt tot de goederen zich in de bestemmingshaven bevinden. Deze Incoterm is vooral bedoeld voor vervoer over water. CIF (Cost, Insurance and Freight – kosten, verzekering en vracht) Dit is dezelfde clausule als de CFR, alleen hier zijn ook de kosten van verzekering voor de verkoper. Deze Incoterm is vooral bedoeld voor vervoer over water. DAP (Delivered At Place – overeengekomen plaats van bestemming) De verkoper betaalt voor vervoer naar de overeengekomen plaats, behalve de kosten van inklaring. Alle risico’s tot aan het moment waarop de goederen door de koper worden gelost, zijn voor de verkoper. DPU (Delivered at Place Unloaded – geleverd ter bestemming en gelost) De verkoper draagt alle risico’s met betrekking tot het brengen van de goederen naar en het lossen van de goederen op de overeengekomen plaats van bestemming. DDP (Delivered Duty Paid – geleverd en belasting betaald) Bij deze Incoterm heeft de verkoper de maximale verplichtingen. Hij is verantwoordelijk voor het afleveren van de goederen op de overeengekomen plaats in het land van de koper en betaalt alle kosten om de goederen naar de plaats van bestemming te brengen, inclusief invoerrechten en belastingen. Regelmatig zijn de Incoterms inzet van een juridische procedure, vaak over de battle of forms, waarin de Incoterms een rol spelen, of over zaken betreffende de verzekering. Zodoende evolueren Incoterms naar gelang van maatschappelijke opvattingen en worden ze eens per tien jaar herzien en aangepast aan behoeften uit de praktijk. Zo zullen vanaf 1 januari 2020 de nieuwe Incoterms gaan gelden voor een lange periode van tien jaar.           [post_title] => Incoterms 2020 [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => incoterms-2020 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:40 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18906 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 18857 [post_author] => 17 [post_date] => 2019-12-05 11:07:42 [post_date_gmt] => 2019-12-05 10:07:42 [post_content] => De Hoge Raad heeft in een recente uitspraak geoordeeld dat afspraken over verrekenen tussen meer dan twee partijen ook geldig zijn en dus blijven in het geval één van die partijen failliet gaat. Daar bestond twijfel over, nadat het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch eerder oordeelde dat dit niet mogelijk was. In de faillissementswet is opgenomen dat voor het recht op verrekening iemand zowel schuldenaar als schuldeiser van de gefailleerde moet zijn (artikel 53). De Hoge Raad oordeelt nu dat dit gedeelte van ‘regelend recht’ is. Dat wil zeggen dat partijen contractueel mogen afwijken van dit wetsartikel. Als er niets wordt afgesproken tussen partijen, geldt dit wetsartikel wel en mag er enkel worden verrekend tussen twee partijen, die dus zowel schuldenaar als schuldeiser van elkaar moeten zijn. Een verrekening tussen meerdere partijen gaat in de praktijk bijvoorbeeld om een situatie met meerdere vennootschappen binnen hetzelfde concern, waarbij de afspraak is gemaakt dat een schuld tussen twee partijen mag worden verrekend met een vordering van een andere B.V., eventueel zelfs op een vierde B.V. Daarbij kan worden gedacht aan de huur die een dochter B.V. aan de onroerend goed B.V. is verschuldigd, die vervolgens kan worden verrekend met facturen (leveranties of management fee) van een andere dochter B.V. aan de holding. Ook kan het wenselijk zijn afspraken over kruislingse verrekening te maken met externe partijen, bijvoorbeeld wanneer u met twee B.V.’s uit een concern zaken doet. Zolang het maar contractueel vastligt, zijn alle constructies denkbaar. Het is wel belangrijk om dit kruislingse verrekenen en de gevolgen daarvan administratief goed te verwerken en deze verrekenbevoegdheid tussen meerdere partijen contractueel (en dus schriftelijk) vast te leggen. Ook moet de bestuurder goed nagaan of er niet één B.V. uit het concern telkens het ‘slachtoffer’wordt, bijvoorbeeld doordat zijn vorderingsrecht iedere keer teniet gaat door verrekening zonder dat er ooit een bedrag binnenkomt of een vordering op een andere B.V. tegenover komt te staan. Het kan niet zo zijn dat er telkens een grote winnaar en een grote verliezer is bij concernverrekening. Als het fout zou gaan, dient een eventuele curator namelijk wel per individuele B.V. te bekijken of het handelen van de bestuurder (lees: het afspreken en uitvoeren van de verrekeningen) behoorlijk is geweest voor die ene B.V. Tot slot is het belangrijk dit tijdig af te spreken en vast te leggen. Want wanneer de afspraken worden gemaakt in het zicht van een faillissement en er daarmee dus wordt geprobeerd alsnog een voordeel te behalen, zal een curator de verrekenafspraak kunnen vernietigen. Kruislings verrekenen binnen of buiten een concern kan erg interessant en efficiënt zijn. Indien u een dergelijke constructie wenst te gaan gebruiken, is het wel raadzaam om hierover advies in te winnen. Desgewenst bent u van harte welkom voor een vrijblijvend gesprek. Dirk School [post_title] => Verrekenen tussen meer dan twee partijen ook geldig in faillissement      [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verrekenen-tussen-meer-dan-twee-partijen-ook-geldig-in-faillissement [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:41 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:41 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18857 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 18843 [post_author] => 26 [post_date] => 2019-12-04 16:13:35 [post_date_gmt] => 2019-12-04 15:13:35 [post_content] => Een veel gehoorde vraag van octrooigemachtigden (en ook merken- en modelgemachtigden) is hoe zij moeten omgaan met het faillissement van hun cliënt en de aangestelde curator. In drie separate artikelen probeer ik octrooigemachtigden hiervoor handvatten te geven. Dit doe ik aan de hand van drie vragen. In elk deel zal een vraag worden beantwoord:
  1. Hoe kan ik een reactie van de curator uitlokken?
  2. Hoe kan ik de overeenkomst met de failliet eindigen en hoe ver reikt de zorgplicht?
  3. Welke afspraken kan ik met een curator maken?
Welke afspraken kan ik met een curator maken?
Het is logisch dat partijen huiverig zijn om afspraken met een curator te maken. Voor veel betrokkenen zal het faillissement immers al tot schade hebben geleid en men heeft geen zin deze nog verder op te laten lopen. In de praktijk lopen partijen echter weinig risico na een schriftelijke toezegging van de curator dat hij de overeenkomst wil voortzetten of indien zelfs een nieuwe overeenkomst met de curator wordt aangegaan. Om er zeker van te zijn dat de kosten of schade niet verder oplopen, bestaat de mogelijkheid om zekerheid van de curator te verlangen. Een voorbeeld hiervan is het laten vooruitbetalen van de te maken kosten. Dit is dagelijkse kost voor curatoren en een curator zal er dus niet van opkijken wanneer hierom wordt gevraagd. Wanneer de curator verzoekt om voortzetting van de overeenkomst, doet de gemachtigde er verstandig aan om aan te dringen op een nieuwe machtiging.
Goed om te weten: onderbreking procedure bij faillissement
Ten slotte wijs ik op het bestaan van artikel 142 lid 1 onder b van het Uitvoeringsreglement Europees Octrooiverdrag. Volgens dit artikel wordt een octrooiaanvraagprocedure onderbroken “indien de aanvrager of de houder van het octrooi vanwege een op zijn vermogen gerichte procedure op juridische gronden de procedure niet kan voortzetten”. Door de jaren heen heeft de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau in verschillende uitspraken duidelijk gemaakt dat insolventieprocedures onder de in dit artikel genoemde kwalificatie kunnen vallen. Dit betreft in ieder geval de procedure ‘cessation des paiements’ onder Frans recht en ‘Konkurs’ onder Duits recht.[1] Daarentegen werd de Chapter 11 procedure onder het recht van de Verenigde Staten niet van toepassing verklaard, omdat de Chapter 11 er juist op gericht is om de activiteiten voort te zetten.[2] Aangezien de faillissementsprocedure is gericht op de liquidatie van het vermogen, zal ook deze procedure waarschijnlijk onder de werking van artikel 142 lid 1 onder b EOV vallen. Daarmee bestaat dus de mogelijkheid om de  octrooiaanvraagprocedure bij een faillissement te schorsen. Voor meer informatie kunt u contact met ons opnemen. [1] GKvB 2 december 1983, J 0007/83 en GKvB 8 april 1992, J 0009/90 [2] GKvB 13 oktober 1998, J 0026/95   [post_title] => De octrooigemachtigde en het faillissement (deel 3) [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-octrooigemachtigde-en-het-faillissement-deel-3 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-03 10:08:05 [post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:08:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18843 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 18821 [post_author] => 16 [post_date] => 2019-11-28 10:54:27 [post_date_gmt] => 2019-11-28 09:54:27 [post_content] => Door het afwachtende beleid van de uroloog wordt een tumor te laat ontdekt. Patiënte komt te overlijden. Ziekenhuis aansprakelijk gesteld. Hof Den Haag heeft op 22 oktober jl. uitspraak gedaan.
Het gebeuren
Een  44 jarige vrouw komt in 2007 met klachten bij de uroloog terecht.  Er wordt aan de rechternier  een RIP [ ruimte innemend proces] ontdekt met een doorsnede van bijna 4 cm. Een RIP kan een gezwel , een cyste of een abceszijn, goed- of kwaadaardig . De vrouw is onder behandeling gekomen van de  uroloog. Deze heeft een afwachtend beleid gevoerd. Zij is  onder controle gehouden door regelmatig scans te maken van de rechternier. In februari 2010 is zij uit de behandeling  ontslagen. In mei 2013 meldt zij zich opnieuw in het ziekenhuis met pijnklachten. De opvolger van de uroloog constateerde een tumor in de nier met uitzaaiingen. Op 4 augustus 2014 is zij overleden. De nabestaanden  vorderen  van de verzekeraar een smartengeld van €  500.000,00.
Rechtbank
De rechtbank oordeelt dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de uroloog en kent een smartengeldvergoeding toe van € 200.000,00. De verzekeraar van het ziekenhuis gaat in hoger beroep. De verzekeraar is het niet eens met de hoogte van het toegewezen bedrag. Tevens meent zij dat er weliswaar sprake is van een inschattingsfout door de behandelend arts maar dat er geen sprake is van ernstig medisch verwijtbaar handelen.
Het Hof
Het Hof schakelt een  deskundige in  voor de vraag of de uroloog ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Deskundigenoordeel
Volgens de deskundige was er geen reden tot afwachtend beleid. Tijdens de vele scans was duidelijk dat de tumor was gegroeid en hierop had gehandeld moeten worden.  Door  het afwachtend beleid  was  de overlevingskans van de vrouw van 92% [ in juli 2008] gezakt naar  13 % [in juni 2013]. De uitslag van de CT scan van 2007 had tot behandeling moeten leiden. De uitslag van de CT scan in 2008 toonde opnieuw een groei. Er was nu echt een indicatie voor een niet afwachtende houding. De tumor had verwijderd moeten worden. Mede gelet op het deskundigenoordeel oordeelt het Hof dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen.
Hoogte  smartengeld
Bij de begroting van het smartengeld moet rekening gehouden worden met alle omstandigheden o.a. pijn, verdriet, gederfd levensvreugde, inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde. De vrouw ondervond ernstige vermoeidheidsklachten, zij had veel pijn, kreeg bewegingsbeperkingen en was uiteindelijk aan het bed gekluisterd.  Ter bestrijding van de pijn en vochtophopingen moest zij in het ziekenhuis worden opgenomen.  De vrouw raakte in een sociaal isolement. Zij had veel verdriet omdat ze afscheid moest nemen van haar naasten. Zij had, met name in de laatste maanden  vóór haar overlijden, angst voor de dood. De rechter kijkt voor beoordeling van de hoogte van het smartengeld ook naar de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegekend. Het Hof kwam daarom tot een smartengeld van € 135.000,00. Alhoewel het een lagere vergoeding is dan toegekend door de rechtbank is dit bedrag ruimer dan toekenningen in  eerdere  vergelijkbare zaken.
Geen affectieschade
Het ging het hier niet om smartengeld als vergoeding voor het door de nabestaanden geleden verdriet om het verlies en lijden van hun moeder [ = affectieschade]. Het ging hier om smartengeld voor de vrouw zelf hetgeen na haar overlijden overgaat op haar erfgenamen. In dat geval moet het ziekenhuis wel, bij leven van  het slachtoffer, aansprakelijk worden gesteld, hetgeen hier ook is gebeurd. Affectieschade  voor nabestaanden is overigens wel mogelijk voor ongevallen en medische fouten vanaf 1 januari 2019. Dit artikel is geplaatst in De Uitstraling, editie Oisterwijk, november 2019. Edith de Koning [post_title] => Uroloog maakt cruciale fout waardoor patiënte komt te overlijden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => uroloog-maakt-cruciale-fout-waardoor-patiente-komt-te-overlijden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:42 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18821 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 18803 [post_author] => 2 [post_date] => 2019-11-26 11:21:20 [post_date_gmt] => 2019-11-26 10:21:20 [post_content] => De vraag naar kamers in Eindhoven neemt toe. Niet alleen studenten, maar ook arbeidsmigranten, buitenlandse kenniswerkers en alleenstaanden zoeken een kamer of een [klein] appartement. Het gemeentebestuur heeft een haat-/liefdeverhouding met dit onderwerp. Enerzijds wil de gemeente Eindhoven kamerverhuur en de omzetting van woningen in kamers [onzelfstandige woonruimte] en woningsplitsing stimuleren. Anderzijds neemt de druk op het woon- en leefmilieu in buurten toe. Daardoor staat de leefbaarheid in wijken onder druk. De rechtszaken in Eindhoven en de jurisprudentie van de laatste jaren  hierover laten eenzelfde wisselend beeld zien.
Gemeentelijk ingrijpen
De gemeente Eindhoven heeft ingegrepen door:
  • Wijken te benoemen die op slot staan, dat wil zeggen door het weigeren van een vergunning voor het wijzigen van een woning voor kamerbewoning of ten behoeve van woningsplitsing;
  • Door per 27 juli 2018 te bepalen dat het in strijd is met alle bestemmingsplannen binnen de gemeente Eindhoven om een woning te gaan gebruiken als kamerverhuurpand voor meer dan twee personen. Dat is geregeld in het Paraplubestemmingsplan “Parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing”.
Op grond van de eerste ingreep is kamerverhuur niet meer toegestaan in Woensel-West, Limbeek-Noord en Zuid, de Bennekel-Oost en Doornakkers-Oost en West. De gemeente gaat dat uitbreiden met de Hemelrijken en de Gildebuurt. Het verbod tot kamerverhuur op grond van het paraplubestemmingsplan kan doorbroken worden door het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De aanvrager daarvan is echter afhankelijk van de gemeente die de leefbaarheid in de omgeving zal beoordelen en ook de woonkwaliteit van het pand. Het gemeentebestuur toetst dan aan de Beleidsregels Ruimtelijk omgevingsrecht 2018.
Twee beoordelings- en handhavingskaders
Kamerverhuur mag niet alleen niet in strijd zijn met het [paraplu]bestemmingsplan maar daarnaast gelden eisen op grond van de Huisvestingswet 2014. Daarin is bepaald dat het verboden is om een in een gemeentelijke huisvestingsverordening aangewezen woonruimte zonder vergunning van het College van B&W om te zetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte. Daarvoor is een omzettingsvergunning nodig. De gemeente Eindhoven heeft een hele reeks verordeningen gehad, van de [Regionale nood-]huisvestingsverordening 2012, 2014, 2016 tot de wijziging van 8 augustus 2018. Daarvoor in de plaats is genoemd verbod op grond van het paraplubestemmingsplan gekomen. Het niet meer nodig hebben van een omzettingsvergunning is echter van korte duur, omdat per 1 januari 2020 de Huisvestingsverordening gemeente Eindhoven 2020 in werking zal treden. Dan is weer wel een omzettingsvergunning noodzakelijk. Bij de vergunningverlening zal niet alleen gekeken worden naar de Woonvisie van de gemeente Eindhoven, maar ook naar het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het pand. Een verschil tussen de twee kaders betreft ook het feit dat voor het verlenen van een omzettingsvergunning de zogenaamde Bibob-toets [integriteitsbeoordeling] van toepassing is en bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij afgeweken wordt van het bestemmingsplan niet. De gemeente Eindhoven wil dat ondervangen door aan een dergelijke vergunning voorwaarden te verbinden die het mogelijk maken om de omgevingsvergunning in te trekken bij overmatige overlast.
Wat gaat er verder veranderen ?
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan hanteert het College van B&W beleidsregels. De bestaande beleidsregels wil het college wijzigen. Zij zoekt daarvoor steun bij de gemeenteraad. Tijdens de behandeling vorige week van het ingediende raadsvoorstel bleek dat de meerderheid van de gemeenteraad tijdens de raadsvergadering van 26 november 2019 zal instemmen met de nieuwe Beleidsregels kamerverhuur en woningsplitsing 2019 en met de nieuwe Huisvestingsverordening 2020. De belangrijkste wijzigingen zijn:
  • De wijken die op slot zitten [en waar dus geen vergunning verleend wordt] worden uitgebreid met de Hemelrijken en de Gildebuurt;
  • In de overige [rest]gebieden worden alle panden voor kamerverhuur of splitsing voorzien van een cirkel met een diameter van 60 meter. Ligt binnen een straal van 30 meter rondom een pand waarop de aanvraag van toepassing is al een voor kamerverhuur bestemd pand met vergunning of waarvoor een aanvraag loopt, dan kan de nieuwe aanvraag niet verleend worden. De cirkel geldt niet in het Centrumgebied, waar aanvragen beoordeeld worden op basis van een leefbaarheidsadvies;
  • Er wordt een leefbaarheidscommissie ingesteld die bij de vergunningverlening advies geeft over leefbaarheid binnen een wijk;
  • Er worden regels opgesteld die een minimale woonkwaliteit moeten garanderen;
  • Aan een vergunning zullen voorschriften verbonden worden waarin leefregels opgenomen zullen worden;
  • Er wordt overgangsrecht ingevoerd voor bestaande, onvolledig vergunde of illegale situaties voor een periode van één jaar. De gebieden die op slot zitten worden uitgezonderd van het overgangsrecht.
Overgangsrecht
Op grond van het zogenaamde overgangsrecht mag een bepaald gebruik dat in strijd is met een nieuwe bestemming worden voortgezet. Zo is in genoemd paraplubestemmingsplan bepaald dat het verbod op kamerverhuur niet geldt in een bestaande situatie en voor zover dat bestond op het moment van inwerkingtreding [op 27 juli 2018] van het betreffende bestemmingsplan. Dat gebruik mag echter niet worden voortgezet als dat gebruik al in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan. De gemeente Eindhoven wil met de nieuwe Beleidsregels kamerbewoning en woningsplitsing 2019 nieuw overgangsrecht vaststellen dat tot een nieuwe nul-situatie moet leiden, waarop toekomstige handhaving gebaseerd kan worden. Dat is echter de vraag. Het overgangsrecht is tweeledig:
  • Voor panden waarvoor al een omzettingsvergunning is afgegeven en/of voor panden die aantoonbaar al van vóór 12 december 2007 voor kamerbewoning in gebruik zijn, kan binnen één jaar na de inwerkingtreding van de beleidsregels een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Die aanvragen worden in beginsel verleend [en daarvoor geldt genoemde cirkel niet]. Overlastpanden zijn uitgezonderd.
  • Voor bestaande illegale met kamers bewoonde panden en/of bestaande illegale gesplitste woningen, die al aantoonbaar als zodanig in gebruik zijn voor de inwerkingtreding van de betreffende beleidsregels, kan binnen een jaar na de inwerkingtreding van die beleidsregels een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Die aanvraag zal nog beoordeeld worden op basis van de oude beleidsregels [waarbij de leefbaarheid, woonkwaliteit en woonomgeving getoetst worden]. Ook in dit geval zijn overlastpanden uitgezonderd.
De genoemde overgangsregeling geldt niet voor de “op slot” gebieden. De gemeente gaat ervan uit dat met deze overgangsregeling na een jaar op niet-vergunde panden [gefaseerd] gehandhaafd kan worden. Dan moet echter wel bedacht worden dat deze overgangsregeling losstaat van het [gebruiks]overgangsrecht op grond van genoemd paraplubestemmingsplan dat ook na dat eerste jaar geldt. Ook beoogt de gemeente met deze overgangsregeling de negatieve consequenties van een uitspraak van de Raad van State van 24 mei 2012 te ondervangen. In die zaak ging de gemeente Eindhoven tot handhaving over wegens het ontbreken van een omzettingsvergunning op grond van de Regionale Nood-Huisvestingsverordening 2010. De Raad van State stelde vast dat onder de werking van die verordening geen omzetting had plaatsgevonden zodat het gemeentebestuur zich ten onrechte op het standpunt had gesteld dat voor het verhuren van kamers in het pand een krachtens die verordening verleende omzettingsvergunning vereist was. Een dergelijke situatie kan zich ondanks genoemde overgangsregeling in de toekomst nog steeds voordoen voor zover de omzetting van een pand heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2020 [de datum waarop de Huisvestingsverordening 2020 in werking treedt]. Daarnaast geldt de overgangsregeling voor het beschikken over een omgevingsvergunning voor van het bestemmingsplan afwijkend gebruik. Een dergelijke vergunning dient onderscheiden te worden van een omzettingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening. Tenslotte is van belang dat de nieuwe Huisvestingsverordening gemeente Eindhoven 2020 ook een afzonderlijke overgangsregeling bevat. Daarin wordt de Huisvestingsverordening gemeente Eindhoven 2016 zoals die in werking is getreden op 21 december 2018 ingetrokken. Daarnaast is daarin bepaald dat omzettingsvergunningen en woonvormingsvergunningen die verleend zijn op basis van de oude huisvestingsverordeningen gelijkgesteld zullen worden met een vergunning die verleend is op basis van de nieuwe Huisvestingsverordening gemeente Eindhoven 2020. Al met al een onoverzichtelijke situatie die naar verwachting nog tot veel discussies en handhavingszaken zal leiden. Kim Albert [post_title] => Kamerverhuur in Eindhoven op de schop [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kamerverhuur-in-eindhoven-op-de-schop [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:43 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:43 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18803 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 18759 [post_author] => 26 [post_date] => 2019-11-14 12:07:14 [post_date_gmt] => 2019-11-14 11:07:14 [post_content] => Regelmatig klagen consumenten bij Kifid over het eenzijdig wijzigen door de verzekeraar van verzekeringspremies. Ook in de uitspraak van Kifid van 11 november 2019 ging het hier om. In deze uitspraak heeft Kifid geoordeeld dat de verzekeraar op grond van zijn voorwaarden de verzekeringspremie mocht verhogen met 50%. Daarbij is naar de mening van Kifid geen sprake van een oneerlijk beding in de verzekeringsvoorwaarden.
Casus
De consument heeft een woonhuisverzekering bij Centraal Beheer. Deze woonhuisverzekering loopt per 1 september 2018 af. In een tweetal brieven van eind juli en augustus 2018 informeert de verzekeraar de consument over een wijziging van de voorwaarden en premie bij voortzetting van de verzekering. Daarbij licht de verzekeraar onder meer toe dat de premie zal stijgen van 30,13 euro naar 44,90 euro. Dit vormt een premiestijging van bijna 50%. Ook licht de verzekeraar toe waarom de premie zal stijgen. De consument is het niet eens met de premiestijging en heeft zich beklaagd bij Kifid.
Oordeel Kifid
Kifid oordeelt dat de verzekeraar de consument met de brieven van eind juli en augustus 2018 tijdig heeft ingelicht over de wijziging van de verzekeringsvoorwaarden en verzekeringspremie. De verzekeraar hoefde in deze brieven geen inzicht te geven in de mate waarin elk aspect van de verzekering meeweegt in de premiewijziging. De gegeven toelichting was voldoende. Daarbij heeft de verzekeraar de consument ook gewezen op de mogelijkheid om de verzekering vanaf de wijzigingsdatum dagelijks op te zeggen. Door op die manier te handelen, heeft de verzekeraar volgens Kifid de consument voldoende geïnformeerd. Ook heeft de verzekeraar zich daarmee gehouden aan de ‘Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijn particuliere schade- en inkomensverzekeringen’ van het Verbond van Verzekeraars, die sinds 2010 geldt.
Europese richtlijn ‘oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten’
In de voorwaarden van de verzekeraar is opgenomen dat de verzekeraar de premie of voorwaarden van de verzekering mag aanpassen op de verlengingsdatum als hij daar een reden voor heeft. Kifid heeft in deze procedure ook moeten beoordelen of met deze bepaling sprake is van een oneerlijk beding zoals bedoeld in de Europese richtlijn ‘oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten’. Het Kifid is van oordeel dat dit niet het geval is. Het evenwicht tussen de rechten en plichten van de verzekeraar en de verzekerde is door deze bepaling naar de mening van Kifid niet aanzienlijk in het nadeel van de verzekerde verstoord. Om die reden is het beding in de voorwaarden van de verzekeraar niet oneerlijk. Deze uitspraak van Kifid staat niet op zichzelf. Eerder kwam de Commissie van Beroep in een andere zaak tot een soortgelijk oordeel (CvB 2017-21). Daarbij ging het over premiestijging bij stilzwijgende verlenging. Heeft u vragen over de wijziging van voorwaarden of een premiestijging, neemt u dan gerust contact op. [post_title] => Kifid oordeelt dat verzekeraar de premie met 50% mag verhogen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kifid-oordeelt-dat-verzekeraar-de-premie-met-50-mag-verhogen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-02 10:00:41 [post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:00:41 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18759 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 19066 [post_author] => 19 [post_date] => 2020-01-23 13:48:28 [post_date_gmt] => 2020-01-23 12:48:28 [post_content] => Eén van de gronden voor het beëindigen van een huurovereenkomst betreft ‘dringend eigen gebruik’. Op 10 januari 2020 heeft de rechtbank Rotterdam zich uitgesproken over een verzoek op die grond door Vestia. Een kwestie die al de nodige publiciteit heeft gekregen. Uit deze uitspraak blijkt maar weer eens dat een verzoek op grond van ‘dringend eigen gebruik’ is onderworpen aan een strenge toets. Het gevolg van die strenge toets: Vestia mag 17 huurovereenkomsten niet beëindigen.
Wat was het geval?
Vestia verhuurt woningen in de Tweebosbuurt in Rotterdam. Huurder woont al sinds 1985 in één van die woningen in de Tweebosbuurt. In 2011 en de jaren daarna heeft de gemeente Rotterdam een herstructureringsplan opgesteld voor de wijken in Rotterdam-Zuid, waaronder de Tweebosbuurt. Huurder krijgt in 2018 een brief van de gemeente. In die brief staat dat de gemeente en Vestia de woningen in de Tweebosbuurt willen gaan vernieuwen. De woningen zijn oud en voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. In deze brief staat dat de woning van huurder zal worden gesloopt en huurder daarom moet verhuizen. De gemeente en Vestia sluiten vervolgens een samenwerkingsovereenkomst die ziet op ‘het project Tweebosbuurt’.
Het beroep op ‘dringend eigen gebruik’
Vestia zegt vervolgens de huurovereenkomst op, op grond van dringend eigen gebruik: ‘Vestia heeft de door u gehuurde woning dringend nodig voor eigen gebruik, nu het vernieuwingsproject van de Tweebosbuurt met zich meebrengt dat de door u gehuurde woning wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Daarom kunnen wij de huurovereenkomst met u niet voortzetten. De huurder heeft niet ingestemd met deze opzegging. Een procedure bij de kantonrechter volgt. Vestia legt aan haar vordering te grondslag dat het eigen gebruik bestaat uit de sloop van de woning van huurder ten behoeve van de herontwikkeling van het perceel waar de woning van huurder deel uitmaakt. De werkzaamheden zijn onderdeel van de herstructurering van het gebied Tweebosbuurt.
Wat vindt de kantonrechter?
Vestia heeft ervoor gekozen om haar vordering in te stellen op grond van artikel 7:274 lid 1 sub c BW (beëindiging huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik) en niet op artikel 7:220 BW (voortzetting huurovereenkomst na sloop/renovatie). Die keuzevrijheid biedt de wetgever (artikel 7:220 lid 4 BW). Dat heeft tot gevolg dat het strenge beoordelingsregime van het dringend eigen gebruik van toepassing is. Die toets valt niet in het voordeel van Vestia uit. Binnen het wettelijk kader kan sloop een reden zijn om de huurovereenkomst te beëindigen. Bijvoorbeeld als de exploitatie van de woningen aanzienlijke verliezen oplevert. Stedenbouwkundige ontwikkeling op zichzelf (zonder bijkomende omstandigheden) is geen grond voor dringend eigen gebruik. In deze procedure is de (al dan niet slechte) staat van de woningen geen onderdeel van het juridisch debat en dus niet vast komen te staan. Uit de stukken waarop Vestia haar dringend eigen gebruik baseert, komt wel telkens naar voren dat ook de slechte staat van de woningen in de Tweebosbuurt aanleiding is voor de voorgenomen sloop. Maar Vestia heeft de vordering hier niet op gebaseerd. Het speelt dan ook geen rol bij de beoordeling van de vordering van Vestia. Daar komt ook bij dat de bewoners feitelijk niet zijn erkend in het gehele traject. Vestia heeft te weinig aandacht gehad voor de gevolgen die huurder zou ondervinden van deze herstructurering en huurbeëindiging. Zo is bijvoorbeeld niet gekeken of huurder een andere woning kond terugkrijgen. En dat terwijl Vestia als kerntaak heeft om ervoor te zorgen dat personen in verband met hun lage inkomen goed en betaalbaar kunnen wonen.  Conclusie: Er zijn geen motieven van financiële of bouwkundige aard. Het sociaal maatschappelijke motief dat Vestia naar voren brengt voor de Tweebosbuurt blijkt onvoldoende uit de overgelegde stukken.  Op stedenbouwkundig vlak is niet aangetoond dat dit deel van de wijk niet in stand zou kunnen blijven. Alles afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat de herstructureringsplannen de strenge toets van het dringend eigen gebruik niet kunnen doorstaan.
 Wat is hiervan de relevantie voor de praktijk?
  • Deze uitspraak bevestigt het strenge beoordelingsregime dat geldt voor dringend eigen gebruik. Maar wat interessant is, is het feit dat Vestia gekozen heeft voor deze grondslag. Vestia had ook kunnen kiezen voor voortzetting van de huurovereenkomst na sloop/renovatie. Dat heeft als gevolg dat de zware toets van dringend eigen gebruik niet geldt. Het gevolg is wel dat de huurovereenkomsten voortgezet moeten worden na sloop/renovatie. In de praktijk zal de verhuurder dus goed moeten overwegen welke weg hij kiest.
  • Ten aanzien van dringend eigen gebruik heeft te gelden dat sloop als vorm van dringend eigen gebruik is erkend. Vestia heeft in deze procedure telkens de slechte staat van de woningen aangevoerd, maar vervolgens niet ten grondslag gelegd aan haar vordering. Voor de praktijk is relevant dat niet alleen de juiste grondslag wordt gekozen, ook dat de relevante feiten ter onderbouwing van die grondslag naar voren worde gebracht. Mogelijk was het oordeel van de kantonrechter anders geweest wanneer die slechte staat ook aan de vordering ten grondslag zou zijn gelegd.
  • Voor een woningbouwcorporatie [toegelaten instelling] geldt bovendien dat zij als kerntaak heeft ervoor te zorgen dat personen in verband met hun lage inkomen goed en betaalbaar kunnen wonen. Voor een corporatie geldt dus des te meer dat zij de belangen van de huurders betrekt in de besluitvorming. De gevolgen die huurders ondervinden zijn van belang. Met name het moeilijk kunnen vinden van een andere sociale huurwoning steelt een belangrijke rol.
Wilt u meer informatie over het opzeggen van een huurovereenkomst? Neemt u dan contact met mij op. Rutger Boogers, Advocaat huurrecht Rutger Boogers   [post_title] => Beroep op ‘dringend eigen gebruik’ door woningbouwcorporatie Vestia slaagt niet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => beroep-op-dringend-gebruik-vestia-slaagtniet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:52:35 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=19066 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1308 [max_num_pages] => 131 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 01903e6d237e8831e1f9ab4f3db77102 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Eén van de gronden voor het beëindigen van een huurovereenkomst betreft ‘dringend eigen gebruik’. Op 10 januari 2020 heeft de rechtbank Rotterdam zich uitgesproken over een verzoek op die grond...
Lees meer
Het aantal verkeersongevallen waarbij alcohol in het spel is stijgt in deze maanden. Met vaak letsel ook bij inzittenden. Is de letselschade verhaalbaar? Wat kunnen de gevolgen zijn voor bestuurder en inzittende?
Lees meer
Het komt in de praktijk regelmatig voor. Een IT leverancier krijgt opdracht om een softwarepakket te installeren. Vaak begint het met een onderzoek waarin de leverancier en beoogd afnemer gaan...
Lees meer
Het klinkt vast raar deze koptitel. Alsof ik u wil aanzetten om te scheiden. Toch kan het voor u van belang zijn om nu al een verzoekschrift echtscheiding in te...
Lees meer
De Internationale Kamer van Koophandel (ICC) is opgericht in 1919 en viert dit jaar dus haar 100-jarig bestaan. Het doel van de ICC is het bevorderen van internationaal handelsverkeer. In...
Lees meer
De Hoge Raad heeft in een recente uitspraak geoordeeld dat afspraken over verrekenen tussen meer dan twee partijen ook geldig zijn en dus blijven in het geval één van die...
Lees meer
Een veel gehoorde vraag van octrooigemachtigden (en ook merken- en modelgemachtigden) is hoe zij moeten omgaan met het faillissement van hun cliënt en de aangestelde curator. In drie separate artikelen...
Lees meer
Door het afwachtende beleid van de uroloog wordt een tumor te laat ontdekt. Patiënte komt te overlijden. Ziekenhuis aansprakelijk gesteld. Hof Den Haag heeft op 22 oktober jl. uitspraak gedaan....
Lees meer
De vraag naar kamers in Eindhoven neemt toe. Niet alleen studenten, maar ook arbeidsmigranten, buitenlandse kenniswerkers en alleenstaanden zoeken een kamer of een [klein] appartement. Het gemeentebestuur heeft een haat-/liefdeverhouding...
Lees meer
Regelmatig klagen consumenten bij Kifid over het eenzijdig wijzigen door de verzekeraar van verzekeringspremies. Ook in de uitspraak van Kifid van 11 november 2019 ging het hier om. In deze...
Lees meer