Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 100
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 100
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1350
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 990, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 10272
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2016-12-05 15:50:21
                    [post_date_gmt] => 2016-12-05 14:50:21
                    [post_content] =>  

Op  26 oktober 2016 [zaaknummer 201507715/1/A3] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak een belangrijke uitspraak gedaan over de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid. Ik zal eerst in het kort uitleggen wat het inhoudt en de rechtspraak tot 26 oktober uitkeggen. Vervolgens bespreek ik in het kort de uitspraak om ten slotte stil te staan bij de kansen die de uitspraak biedt. In het volgende nummer van Praktisch Bestuursrecht zal ik dat uitgebreider doen in een noot.

Lijn tot 26 oktober 2016 

Wat betekent een inherente afwijkingsbevoegdheid? Zie het als een soort hardheidsclausule. Het is de mogelijkheid die het overheidsorgaan heeft [meestal het College van B&W] om af te kunnen wijken van eigen beleidsregels [een voorbeeld daarvan is een gemeentelijke beleidsnota] als dit voor een belanghebbende gevolgen heeft die om bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding met het doel van de beleidsnota.

In zeer bijzondere gevallen kan dus van het eigen beleid worden afgeweken. In de beleidsnota staat uitgebreid beschreven hoe het overheidsorgaan net een bevoegdheid omgaat. Dat verhoogt de rechtszekerheid, dat willen zeggen dat de burgers dan van tevoren weten hoe een overheidsorgaan denkt en werkt en daar op kunnen vertrouwen.

Tot voor kort was de lijn van de hoogste bestuursrechter [Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State] erg duidelijk: er is alleen sprake van bijzondere omstandigheid als deze niet in de beleidsnota is verwerkt en een strikte naleving van de beleidsnota tot een uitkomst zou leiden die de beleidsnota niet heeft bedoeld. Hoe dan ook: duidelijk moet zijn dat bij het vaststellen van de beleidsnota hiermee geen rekening is gehouden.

 Lijn na 26 oktober 2016 

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vindt dat de omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel, dus bijvoorbeeld in een gemeentelijke beleidsnota, zijn beschreven en verwerkt geen reden is om die omstandigheid dan maar buiten beschouwing te laten.

De rechter geeft zelf aan dat het bestuursorgaan niet alles van tevoren exact kan voorspellen en beoordelen. Met andere woorden: doe de check op het moment dat zich de vraag voordoet. Dan kan de wereld er al weer heel anders uitzien.

Voordeel

Het voordeel is dat er meer ruimte is om een beroep te doen op deze hardheidsclausule. De toetsing is behoorlijk verruimd. Het overheidsorgaan moet veel meer moeite doen om te onderbouwen waarom toch geen gebruik gemaakt wordt van deze inherente afwijkingsbevoegdheid. Alleen een ‘njet’ met verwijzing naar een beleidsnota is onvoldoende.
                    [post_title] => Raad van State verruimt toetsing aan beleid
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => raad-state-verruimt-toetsing-aan-beleid
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-12-06 09:47:17
                    [post_modified_gmt] => 2016-12-06 08:47:17
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10272
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [1] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 10235
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2016-12-04 08:55:30
                    [post_date_gmt] => 2016-12-04 07:55:30
                    [post_content] =>  

Bij producten zoals kleding, meubels, schoenen, etc. komt het regelmatig voor dat de ene partij vindt dat een andere partij een ontwerp heeft gekopieerd / nagemaakt. Om daar dan tegen te kunnen optreden wordt vaak een beroep gedaan op auteursrechtelijke bescherming. Maar wanneer ontstaat nu auteursrecht? Wanneer is sprake van kopiëren of het overnemen van beschermde elementen (ontlening). Kun je een stijl monopoliseren? Maakt het uit of je op dezelfde markt actief bent? Deze vragen kwamen aan de orde in een recente uitspraak van het gerechtshof Den Haag[1].

Waar ging het om?

In 2015 had Spinlight een catalogus met het opschrift ‘Spinlight Interior Lighting. The Light Factory 2014'. In deze catalogus zijn afbeeldingen opgenomen van lampenkappen. Biglight heeft Spinlight aangeschreven en medegedeeld dat Spinlight met deze weergave inbreuk heeft gemaakt op het

Auteursrecht van Biglight op 13 lampenkappen en hun grafische weergave. Vervolgens volgen diverse procedures en uiteindelijk komt de zaak bij het Gerechtshof Den Haag. Het hof moet onder andere de vraag beantwoorden of de lampenkappen auteursrechtelijk zijn beschermd en of de weergave van de lampenkappen auteursrechtelijk is beschermd. Indien op een van deze vragen bevestigend wordt beantwoord, is de vraag of Spinlight daar inbreuk op heeft gemaakt en daardoor schadeplichtig is geworden.

Spinlight komt met een aantal verweren.

Wanneer is sprake van auteursrecht op een lampenkap?

Wil de vormgeving van een lampenkap (hetzelfde geldt voor kleding, meubels, speelgoed, stoffen, etc. ) op basis van het auteursrecht beschermd worden dan moet het ‘voortbrengsel’ kunnen worden aangemerkt als een 'werk van letterkunde, wetenschap of kunst' (artikel 1 in verbinding met artikel 10 Auteurswet). In deze uitspraak herhaalt de rechtbank de jurisprudentie waar deze vereisten in zijn uitgewerkt:
  • Er moet sprake zijn dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt (HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153, Endstra tapes). De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest.
  • Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Het Hof van Justitie van de EU heeft het aldus geformuleerd dat het voortbrengsel ‘oorspronkelijk’ moet zijn in die zin dat het gaat om een 'eigen intellectuele schepping' van de auteur ervan (HvJ EG 16 jul i 2009, C-5/08, ECLI:EU:C:2009:465, Infopaq).
Het hof past deze toets toe op de lampenkappen van Biglight. Biglight stelt dat de lampenkappen auteursrechtelijk zijn beschermd door de volgende kenmerken:
  • De repeterende basisvormen en de specifieke verhouding tussen die basisvormen
  • De kleurstelling
Spinlight stelt dat er geen auteursrecht is ontstaan. Zij stelt:
  • Dat de repeterende ronde, vierkante en rechthoekige vormen van de kappen van Biglight gebruikelijke vormen voor lampenkappen zijn. Zij onderbouwt dit met verschillende voorbeelden waaruit blijkt dat Spinlight zelf en haar leverancier Maretti al jaren voordat Biglight haar lampenkappen ontwierp, repeterende basisvormen toepasten. Volgens het hof betekent dit dat ofwel Biglight de repeterende basisvorm heeft ontleend aan de ontwerpen van (de leverancier van) Spinlight, in welk geval geen sprake is van een ‘oorspronkelijk karakter’ van de kappen van Biglight, ofwel dat ontwerpers van lampenkappen, zoals Biglight en (de leverancier van) Spinlight onafhankelijk van elkaar op repeterende basisvormen uitkomen, in welk geval Biglight geen persoonlijk stempel op het ontwerp kan drukken enkel door de keuze van een repeterende basisvorm als hier aan de orde.
De repeterende basisvormen zouden als een stijl aangemerkt kunnen worden. Een stijl an sich is niet beschermd. De wijze waarop een stijl wordt toegepast zou wel auteursrechtelijk beschermd kunnen zijn. Het hof onderzoekt daarom of deze uitvoering van de repeterende basisvormen van een persoonlijk stempel getuigd. Het hof vindt van niet. Uit het materiaal zoals dat in de procedure aan het hof is voorgelegd kan het hof weinig afleiden over de specifieke uitvoering. Het hof noemt uitvoeringskenmerken zoals materiaalsoort, afmetingen, verhouding tussen de basisvormen en de kleurstelling relevant voor de beoordeling. Het hof concludeert daarom dat ‘de ontwerpkeuzes waarvan de geclaimde lampenkappen blijk geven zo triviaal zijn dat daarachter voorshands geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen’. En dus neemt het hof geen auteursrechtelijke bescherming aan van de lampenkappen. Zijn de afbeeldingen van de lampenkappen auteursrechtelijk beschermd. Dit is anders ten aanzien van de weergave van de lampenkappen. Spinlight heeft gesteld dat de afgebeelde weergave van lampenkappen al vele jaren zeer gebruikelijk was in de branche. Spinlight had ter onderbouwing van deze stelling afbeeldingen in het geding gebracht. Spinlight heeft niet gereageerd op de stelling van Biglight dat deze afbeeldingen dateren van ná het openbaar maken van de afbeeldingen van Biglight. Het hof overweegt dat bij de weergave van de lampenkappen ‘aanvullende keuzes’ zijn gemaakt. Biglight had daarvoor gewezen op de kijkhoek, de belichting en schaduweffecten. Het hof oordeelt dat door die wijze van weergave in combinatie met de vormen van de weergegeven lampenkappen voldoende blijkt van een persoonlijke stempel van de maker. En dus zijn de afbeeldingen van de lampenkappen wel auteursrechtelijk beschermd. Vervolgens was de vraag of Spinlight in haar catalogus de afbeeldingen van Biglight had gekopieerd of nieuwe afbeeldingen had laten maken die teveel leken op (ontleend waren aan) de afbeeldingen van Biglight. Op de zitting had Spinlight verklaard dat haar vormgever de afbeeldingen van Biglight heeft gebruikt in de catalogus van Spinlight en dat die daarbij onvoldoende afstand heeft genomen. En dus oordeelt het hof dat Spinlight de afbeeldingen heeft ontleend aan de afbeeldingen van Biglight en dus is sprake van inbreuk op het auteursrecht van Biglight. Er is geen schade want ik opereer op een andere markt? De rechtbank merkt op dat deze stelling niet alleen is betwist maar dat het ook niet relevant is. De markt waarop een kopie openbaar wordt gemaakt is niet relevant is voor de vaststelling van een inbreuk op het auteursrecht. Dus ook wanneer de kopie producten alleen in een ander marktsegment openbaar worden gemaakt (door het verspreiden van een catalogus met afbeeldingen van de producten), neemt dat niet weg dat er sprake is van een “verveelvoudiging en openbaarmaking in auteursrechtelijke zin”. Wat betekent dit voor de praktijk:
  • Maak bij de ontwikkeling van een nieuwe vorm een dossier met wat er op dat moment bekend is aan vergelijkbare vormen. Dit om later te kunnen aantonen dat de nieuwe vorm afwijkt van de vormen die op dat moment bekend zijn.
  • Zorg voor een beschrijving van de kenmerken die de nieuwe vorm onderscheiden van de bestaande vormen.
  • Zorg voor vastlegging van de datum waarop de nieuwe vorm is ontstaan om deze datum later te kunnen bewijzen. Dit kan bijvoorbeeld met een i-depot bij het BBIE.
  • Wanneer de vorm niet is beschermd kan de weergave van de vorm wel auteursrechtelijk beschermd zijn. Daarbij moet de fotograaf dan keuze hebben gemaakt met betrekking tot het licht, de positionering van de vorm, kleurstellingen, etc.
[1] Gerechtshof Den Haag, 29 november 2016, zaaknr. 200.180.199/01 (Spinlight / Biglight) [post_title] => Auteursrecht op vorm lampenkappen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => auteursrecht-op-vorm-lampenkappen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-12-05 09:59:15 [post_modified_gmt] => 2016-12-05 08:59:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10235 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 10192 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-11-24 17:28:40 [post_date_gmt] => 2016-11-24 16:28:40 [post_content] =>   Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie geldt voor een overheidsopdracht  waarvan de geraamde waarde onder de Europese drempelwaarde blijft, dat de fundamentele regels en de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht desalniettemin van toepassing zijn, voor zover de betrokken opdracht, gelet op bepaalde objectieve criteria, een wat men noemt “duidelijk grensoverschrijdend belang” heeft. Opdrachten die op deze wijze onderworpen zijn aan in het bijzonder het beginsel van gelijke behandeling en het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit, alsook aan de daaruit voortvloeiende verplichting tot transparantie, moeten dan met een passende mate van openbaarheid door de aanbestedende dienst in de markt worden gezet door onder meer het openbaar aankondigen van de opdracht. Wat betreft de objectieve criteria die kunnen duiden op het bestaan van een duidelijk grensoverschrijdend belang heeft het Hof in het verleden gewezen op zaken als het aanzienlijke bedrag van de betrokken opdracht, de plaats van uitvoering van de opdracht en technische of specifieke kenmerken van de opdracht c.q. de bij de opdracht betrokken producten. Voornoemde criteria kunnen erop wijzen dat ondernemingen uit andere lidstaat geïnteresseerd kunnen zijn in de opdracht waardoor een “duidelijk grensoverschrijdend belang” aanwezig wordt geacht. In een recente uitspraak echter in een Italiaanse zaak [zaak: C-318/15] oordeelt het Hof echter dat het bestaan van een duidelijk grensoverschrijdend belang niet louter hypothetisch kan worden afgeleid uit bepaalde gegevens die – in abstracto bezien – aanwijzingen van zulk een duidelijk grensoverschrijdend belang zouden kunnen opleveren, maar dat het belang in kwestie op positieve wijze dient te blijken uit de beoordeling – in concreto – van de opdracht in kwestie. Deze rechtsoverweging noopt tot de constatering dat het dus kennelijk niet meer gaat om de vraag of de opdracht de interesse van een potentiële gegadigde of inschrijver uit een andere lidstaat heeft kunnen wekken, maar of daadwerkelijk die interesse aantoonbaar is gebleken. Genoemde uitspraak van het Hof betekent voor de Nederlandse aanbestedingspraktijk dat met de concrete toetsing in de hand, aanbestedende diensten sneller kunnen stellen [en aannemelijk kunnen maken] dat er niet sprake is van een “duidelijk grensoverschrijdend belang” dat zou verplichten tot het in achtnemen van een passende mate van openbaarheid van de aanbesteding. Ter weerlegging van dit standpunt volstaat het dan niet meer om sec en in abstracto te wijzen op de waarde van de opdracht bezien in samenhang met de plaats van uitvoering van de opdracht. Het zal interessant zijn de komende tijd te bezien hoe de Nederlandse rechters zullen omgaan met de door het Hof thans aangelegde meer concrete maatstaf op dit onderwerp. Zie ook Aanbestedingsrecht [post_title] => De norm van een "duidelijk grensoverschrijdend belang" in aanbestedingen: van hypothese naar concrete beoordeling? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => norm-duidelijk-grensoverschrijdend-belang-aanbestedingen-hypothese-naar-concrete-beoordeling [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-12-05 10:05:08 [post_modified_gmt] => 2016-12-05 09:05:08 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10192 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 10175 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-11-23 14:14:10 [post_date_gmt] => 2016-11-23 13:14:10 [post_content] =>   De  provincie Noord-Brabant moet van de Raad van State de maximumsnelheid op de A270 tussen Eindhoven en Helmond naar 100 km/u terugbrengen. Volgens de Raad wegen de belangen van omwonenden van de A270 zwaarder dan de belangen van automobilisten die slechts maximaal 1,3 minuut 130 km/u kunnen rijden. De zaak was door mr. Robert Wannink aangespannen namens omwonenden uit Nuenen en de gemeente Nuenen. Verhoging Volgens de provincie was verhoging nodig om aan te sluiten bij de wettelijke maximumsnelheidsgrens zoals die in Nederland geldt. De Raad van State vindt evenwel dat de provincie een verkeerde belangenafweging heeft gemaakt. Immers, eerder al hadden de provincie en gemeente aan omwonenden beloofd de maximumsnelheid op 100 km/u te houden. Hun recht op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en rustige nachtrust weegt zwaarder dan dat van de scheurende automobilist. bron: www.ed.nl [post_title] => Raad van State: 100 km meer dan genoeg op A270 bij Nuenen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => raad-state-100-km-meer-dan-genoeg-op-a270-nuenen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-11-23 14:33:12 [post_modified_gmt] => 2016-11-23 13:33:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10175 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 10164 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-11-22 11:57:15 [post_date_gmt] => 2016-11-22 10:57:15 [post_content] =>   Op 8 november jl. heeft de Eerste Kamer het initiatiefvoorstel Wet Normalisering rechtspositie ambtenaren aangenomen. Dit betekent dat een ingrijpende wijziging van de rechtspositie van ambtenaren op stapel staat. Met deze wet wordt beoogd er voor te zorgen dat ambtenaren voortaan dezelfde rechtspositie zullen krijgen als werknemers in het bedrijfsleven en onder het private arbeidsrecht zullen vallen. Zonder volledigheid te pretenderen, hierbij een opsomming van een aantal van de wijzigingen. In plaats van een eenzijdige publiekrechtelijke aanstelling zullen ambtenaren [de ambtelijke status verdwijnt niet] voortaan een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst met hun werkgever sluiten. De arbeidsvoorwaarden zullen niet meer in publiekrechtelijke rechtspositieregelingen en in aanstellingsbesluiten zijn vervat maar in privaatrechtelijke cao’s en in [individueel gesloten] arbeidsovereenkomsten. Daarnaast zal voor ambtenaren het private arbeids- en ontslagrecht gaan gelden. Bij geschillen over ontslag zal niet langer bezwaar bij de eigen werkgever en beroep bij de bestuursrechter aan de orde zijn maar zal de ambtenaar zich moeten wenden tot de Kantonrechter. De preventieve ontslagtoets waarbij geldt dat het UWV of de Kantonrechter toestemming moet geven voor ontslag, zal ook voor ambtenaren gelden. Naast het behoud zoals gezegd, van de ambtelijke status, heeft de normalisering geen gevolgen voor de materiële arbeidsvoorwaarden. De omzetting van eenzijdige aanstelling naar een arbeidsovereenkomst zal daar geen invloed op hebben. Verder zullen arbeidsvoorwaarden in overleg tussen werkgevers en vakbonden in cao's moeten worden vastgesteld zoals dat ook in de marktsector sinds jaar en dag het geval is. De nieuwe wet zal gelden voor het merendeel van de ambtenaren. De ambtenaren zullen als het ware worden toegevoegd bij de medewerkers van overheidswerkgevers die nu al op basis van de arbeidsovereenkomst werken zoals bijvoorbeeld medewerkers van de Nederlandse bank, het UWV of de Sociale Verzekeringsbank. Wel worden er specifieke groepen van ambtenaren uitgesloten van de nieuwe wet. Dit geldt voor medewerkers van politie en defensie, rechters en officieren van justitie en voor politieke gezagsdragers. Deze groep zal dus niet te maken krijgen met het reguliere arbeidsrecht. De invoering van de wet zal naar het zich laat aanzien, nog wel wat jaren op zich laten wachten en is voorzien voor niet eerder dan 1 januari 2020. Mocht u echter als overheidswerkgever of als ambtenaar nu al meer informatie wensen, kunt u zich tot ondergetekende wenden. [post_title] => Normalisering rechtspositie ambtenaren [post_excerpt] => Op 8 november jl. heeft de Eerste Kamer het initiatiefvoorstel Wet Normalisering rechtspositie ambtenaren aangenomen. Dit betekent dat een ingrijpende wijziging van de rechtspositie van ambtenaren op stapel staat. Met deze wet wordt beoogd er voor te zorgen dat ambtenaren voortaan dezelfde rechtspositie zullen krijgen als werknemers in het bedrijfsleven en onder het private arbeidsrecht zullen vallen. [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => normalisering-rechtspositie-ambtenaren [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-11-22 11:57:15 [post_modified_gmt] => 2016-11-22 10:57:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10164 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 10151 [post_author] => 8 [post_date] => 2016-11-18 09:13:24 [post_date_gmt] => 2016-11-18 08:13:24 [post_content] =>   In  mijn echtscheidingspraktijk krijg ik vaak de vraag vanaf wanneer kinderen mogen kiezen bij welke ouder zij willen zijn na echtscheiding of uiteengaan. Voor eens en voor altijd moet duidelijk zijn; kinderen mogen niet kiezen. Zij mogen vanaf hun 12 jarige leeftijd hun mening kenbaar maken bij de rechter, niet meer en niet minder. Dat kan middels een brief of een gesprek met de rechter. Voorheen noemde de rechtbanken dit een “kinderverhoor”. Inmiddels is gelukkig de naam veranderd in kind gesprek. Het gesprek vindt plaats in het gerechtsgebouw en is meestal op de dag van de rechtszitting of kort daarvoor. Hoe zo’n gesprek gaat kun je zien op www.rechtspraak.nl/kindgesprek. Het gesprek is vertrouwelijk en de rechter mag bij zijn beslissing rekening houden met wat het kind heeft verteld. De mening van het kind telt zeker mee, maar het kind mag niet zelf beslissen. Afhankelijk van de leeftijd van het kind is het heel wat voor een kind om bij de rechtbank binnen te lopen en zijn/haar “mening” kenbaar te maken. Kinderen willen meestal maar één ding en dat is dat beide ouders bij elkaar komen. Ik zal de zaak niet vergeten waarbij een kind aanwezig was bij een steekpartij tussen vader en moeder. Uiteindelijk gaf de minderjarige dochter zelfs in dat geval aan dat ze hoopte dat haar ouders bij elkaar zouden blijven. Het loyaliteitsconflict bij kinderen kan heel groot zijn. Overigens speelt dit ook bij gezinnen die nog bij elkaar zijn, maar dan wordt daar niet over nagedacht. Na of tijdens een echtscheiding, als mensen vaak op hun slechtst zijn, worden de kinderen soms “vergeten”, hetgeen logisch lijkt omdat je eigen verdriet groot is. Een kind heeft een eigen rouwverwerking over het uiteengaan van partijen. Gelukkig is er de laatste jaren veelvuldig aandacht voor het kind in echtscheiding. Ook de advocaat-scheidingsmediators van de vFAS besteden daar extra aandacht aan. Sommige kinderen hechten eraan een eigen plekje te krijgen in het proces van de echtscheiding. Als ouders is het van belang om zodanig bezig te zijn met een echtscheiding dat de kinderen daarvan niet de dupe zijn. Dat begint met eerst een goede communicatie als ouders. Het ex-partnertraject en de pijn en het verdriet die het uiteengaan met zich meebrengt, zal moeten worden losgelaten om als ouders samen invulling te geven aan het ouderschap. Dit kan een moeilijk traject zijn, want als ex-partners ging je niet voor niets uit elkaar. Een online-scheiding heeft daar weinig oog voor en kan dit aspect niet voldoende aandacht geven. De advocaat scheidingsmediators van ons kantoor leggen zich erop toe de mediation zodanig in te steken dat er weer een voldoende basis is om als ouders te beslissen over alle zaken die de kinderen aangaan. Zodat een kind helemaal niet hoeft te kiezen, maar zijn/haar mening allang heeft kenbaar gemaakt aan beide ouders. En als dat het geval is, zal het kind zelf “vrij” zijn om te weten of zij/hij wel of niet met de rechter wil praten. Dit artikel is gepubliceerd in “073 Magazine” november 2016. [post_title] => Mag mijn kind kiezen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => mag-kind-kiezen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-01-13 16:29:40 [post_modified_gmt] => 2023-01-13 15:29:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10151 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 10116 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-11-10 15:58:30 [post_date_gmt] => 2016-11-10 14:58:30 [post_content] =>   Het Nieuwe huwelijksvermogensrecht treedt niet in werking op 1 januari 2017, nu de Eerste Kamer een nader voorlopig verslag wenst uit te brengen. Er zijn kritische vragen gesteld over voorhuwelijkse eenvoudige gemeenschap en faillissement. Misschien zal invoering per juli 2017 lukken? Wij houden u op de hoogte. [post_title] => Nieuw Huwelijksvermogensrecht [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nieuw-huwelijksvermogensrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-11-10 15:58:30 [post_modified_gmt] => 2016-11-10 14:58:30 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10116 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 10081 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-11-07 16:46:08 [post_date_gmt] => 2016-11-07 15:46:08 [post_content] =>   Er  is een nieuw wetsvoorstel om de kosten van de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid te wijzigen. Voorgesteld wordt werkgevers te compenseren voor de [in beginsel volledige] kosten van de transitievergoeding. Die compensatie zou door UWV verstrekt worden vanuit het Awf [Algemeen werkloosheidsfonds], waar een verhoging van de [uniforme] premie tegenover zal staan. De maatregel zal met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 worden ingevoerd om de verschillen tussen werkgevers die voor en na inwerkingtreding van de maatregel tot ontslag over gaan te voorkomen. In het wetsvoorstel wordt geen onderscheid gemaakt naar de aard van het dienstverband, dat door de werkgever wordt beëindigd. Dat betekent dat de regel van toepassing is bij:
  • Het niet verlengen van tijdelijke arbeidsovereenkomsten, waarbij de werknemer op de einddatum ziek is [en aansluitend mogelijk aanspraak maakt op ziekengeld op grond van de Ziektewet];
  • Opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd of bepaalde tijd vanwege het niet langer kunnen verrichten van de bedongen arbeid;
  • Het beëindigen van arbeidsovereenkomsten met wederzijds goedvinden [en de daarbij overeengekomen vergoeding]. De achterliggende reden is dat voorkomen moet worden dat de werkgevers zich [onnodig] tot UWV [of rechter] wendt om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Wel dient de reden van de beëindiging of niet voortzetting van de arbeidsovereenkomst gelegen te zijn in het feit dat de werknemer wegens ziekte of gebreken niet meer in staat is de bedongen arbeid te verrichten.
Ten aanzien van de hoogte van de te compenseren vergoeding zijn de volgende beperkingen aangebracht.
  • Er wordt niet meer aan compensatie betaald dan de transitievergoeding waar een werknemer recht op zou hebben op het moment dat de loondoorbetalingsplicht eindigt. Hiermee wordt mogelijk misbruik voorkomen, zoals het voortzetten van het dienstverband uitsluitend met het oog op het verkrijgen van een hogere compensatie;
  • De compensatie zal niet meer bedragen dan het bedrag gelijk aan het tijdens ziekte van de werknemer betaalde loon. De compensatie ziet immers slechts op het voorkomen van het cumuleren van kosten. Als de kosten van loondoorbetaling tijdens ziekte beperkt zijn, bijvoorbeeld bij tijdelijk arbeidsovereenkomsten of bij arbeidsovereenkomsten met een huishoudelijke hulp waar een beperkte periode van loondoorbetaling voor geldt [zes weken], is volledige compensatie van de transitievergoeding naar het oordeel van de regering niet noodzakelijk;
  • Indien een loonsanctie is opgelegd, telt die periode niet mee bij de berekening van de hoogte van de compensatie. De ratio hiervan is dat een werkgever geen voordeel dient te behalen uit het niet naleven van verplichtingen die voor hem gelden.
Bij bewust of onbewust verstrekte informatie door de werkgever wordt geen of een lagere compensatie toegekend of zal mogelijk teveel betaalde compensatie worden teruggevorderd en mogelijk aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie. Bij ministeriële regeling zullen regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag en de verstrekking van de compensatie. Het gaat om regels met betrekking tot de procedure van het aanvragen [waaronder de termijn waarbinnen de aanvraag moet plaatsvinden] en het toekennen van de compensatie en de wijze waarop de werkgever aantoont dat recht bestaat op de compensatie en omvang hiervan. Voorts wordt voorgesteld om bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen [waaronder bedrijfsbeëindiging] de voorwaarde dat [gekapitaliseerde] waarde van de bij cao geregelde voorziening gelijkwaardig moet zijn aan de transitievergoeding waar een individuele werknemer recht op zou hebben gehad te laten vervallen. Het is aan cao-partijen zelf om te bepalen wat de inhoud en de omvang van de cao-voorziening zal zijn – die ook alleen kan bestaan uit van – werk- naar – werk arrangementen – en door wie een dergelijke voorziening verschuldigd is. Dat hoeft dan niet te zijn de individuele werkgever, maar kan bijvoorbeeld ook in fonds waar werkgevers een [jaarlijkse] bijdrage aan leveren. Het is aan cao-partijen om gebruik te maken van de hiermee geboden mogelijkheid om de kosten bij ontslag om bedrijfseconomische redenen, voor individuele werkgevers, te verlagen c.q. in geval van bedrijfsbeëindiging ongedaan te maken. Tot slot wordt geregeld dat een van de transitievergoeding afwijkende cao-regeling alleen betrekking kan hebben op ontslagen wegens bedrijfseconomische redenen [en het dus niet meer mogelijk is een dergelijke regeling te treffen voor andere situaties, bijvoorbeeld bij ontslag om persoonlijke redenen]. In verband met dit voorstel wordt voorzien in overgangsrecht voor het geval in een lopende cao een gelijkwaardige voorziening is opgenomen bij een ontslag om persoonlijke redenen, waardoor het recht op transitievergoeding is komen te vervallen. Dat overgangsrecht houdt in een dergelijke cao-regeling tot het einde van de looptijd van de cao in plaats komt van de transitievergoeding. [Bron: VAAN AR UPDATES arbeidsrecht] Meer vragen over de transitievergoeding, dan kunt u contact opnemen met Lawrence van Woensel [woensel@bg.legal] [post_title] => Wetsvoorstel wijziging transitievergoeding bij ontslag met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wetsvoorstel-wijziging-transitievergoeding-ontslag-terugwerkende-kracht-tot-1-juli-2015 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-11-08 09:46:14 [post_modified_gmt] => 2016-11-08 08:46:14 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10081 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 10046 [post_author] => 6 [post_date] => 2016-11-01 10:59:49 [post_date_gmt] => 2016-11-01 09:59:49 [post_content] =>   Het vullen van de gele broodkratten van Bakkerij 't Stoepje door concurrent De Bakkerie met eigen waar is in strijd met het woordmerk "Bakkerij 't Stoepje". Dit is gebruik van een merk door De Bakkerie in het kader van een economische activiteit. Het verweer dat de kratten alleen voor vervoer worden gebruikt en niet zichtbaar zijn voor het publiek gaat niet op. De rechtbank hecht waarde aan een foto van een kraam met daarop een krat met het woordmerk van Bakkerij ’t Stoepje. De feiten MFG is een onderneming die een grote industriële, ambachtelijke bakkerij exploiteert die verse brood- en banketbakkerswaar verkoopt en levert aan haar franchisenemers en aan anderen. Daarbij hanteert zij onder meer het franchiseconcept “Bakkerij ’t Stoepje”. In de algemene voorwaarden van MFG is opgenomen dat kratten met daarop het merk van MFG alleen voor producten van MFG gebruikt mogen worden. MFG is houder van diverse woord- en beeldmerken. De Bakkerie exploiteert een onderneming die zich richt op de verkoop van verse brood- en banketwaren. Zij verkoopt haar producten voornamelijk aan horeca- en cateringbedrijven, maar ook aan marktkooplieden. Onder haar afnemers bevinden zich ook marktkooplieden die afnemers zijn van MFG (waaronder franchisenemers). De broodproducten van De Bakkerie worden in beginsel in door De Bakkerie aangeschafte kratten aan de marktkooplieden aangeboden, maar het gebeurt ook wel eens in gele kratten die het woordmerk van MFG bevatten. MFG heeft De Bakkerie gesommeerd geen producten meer in de gele kratten van MFG aan te bieden. Omdat De Bakkerie dat bleef doen heeft MFG in rechte een verbod gevorderd en een schadevergoeding. De uitspraak[1] MFG stelt dat De Bakkerie inbreuk maakt op de merkrechten van MFG doordat De Bakkerie door het vullen van de gele kratten van MFG met van De Bakkerie afkomstige waar inbreuk maakt op het woordmerk van MFG. Voor deze beoordeling is de kleur geel van de kratten niet relevant. Dat vormt geen onderdeel van de bescherming van het woordmerk. De Bakkerie stelt dat het haar is toegestaan om de kratten die het woordmerk van MFG bevatten, in ontvangst nemen, te vullen met eigen waar, en weer af te geven aan franchisenemers van MFG, nu het merkrecht van MFG is uitgeput. Volgens haar zijn de kratten geen eigendom van MFG maar van de franchisenemers van MFG. Voor zover dat anders zou zijn, heeft MFG haar franchisenemers in ieder geval een gebruiksrecht verleend, zonder dat gebleken is dat dit gebruiksrecht is beperkt. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat de kratten eigendom zijn van de franchisenemers. Verder bepalen de algemene voorwaarden van MFG nu juist dat de kratten alleen gebruikt mogen worden voor waren van MFG. En dus is het merkrecht van MFG niet uitgeput en mag zij zich verzetten tegen ieder gebruik van kratten van haar merk op is aangebracht zonder dat zij daarvoor toestemming heeft verleend[2]. De Bakkerie stelt verder dat de kratten met het merk van MFG erop alleen zijn gebruikt voor vervoer. En dit levert geen gebruik van het merk in het economisch verkeer op. De rechtbank overweegt dat er al sprake is van gebruik van een merk in het economisch verkeer, indien dat gebruik plaatsvindt “in het kader van een handelsactiviteit waarmee een economisch voordeel wordt nagestreefd”[3]. En daarvan is hier sprake omdat De Bakkerie heeft erkend dat zij de gele kratten van de franchisenemers van MFG inneemt, vult met eigen waar, en weer afgeeft aan de franchisenemers. De Bakkerie stelt dat door het merkgebruik door De Bakkerie geen gevaar is ontstaan voor herkomstverwarring bij het publiek, onder meer omdat de kratten niet aan het publiek zijn getoond. De rechtbank stelt voorop dat herkomstverwarring bij gebruik als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE in beginsel gegeven is. Dat in de praktijk geen sprake zou zijn van herkomstverwarring acht de rechtbank niet aannemelijk. Gelet op het gemak voor de franchisenemer om de aangekochte waar in het krat te laten waarin het wordt vervoerd, zal in veel gevallen de franchisenemer de van De Bakkerie aangekochte waar in het krat laten. Dat volgens De Bakkerie een groot deel van de aangekochte waar wordt uitgestald op de toonbank, betekent ook volgens haar eigen stellingen dat in ieder geval een deel daarvan in de kratten uitgestald staat. De rechtbank verwijst naar twee foto’s die in het geding zijn gebracht:
 t_stoepje t_stoepje_kratje
De rechtbank ziet op de ene foto een krat met daarop, voldoende duidelijk, het woordmerk van MFG. De rechtbank overweegt dat dit betekent dat het woordmerk van MFG in ieder geval bij een deel van de kratten naar het publiek gericht is. En dus is sprake van merkinbreuk en moet De Bakkerie de schade vergoeden. De rechtbank heeft onvoldoende informatie om de schade te kunnen vaststellen. Daarom wordt de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure. Wat betekent dit voor de praktijk - het gebruik van materialen met daarop het merk (woordmerk of beeldmerk) van een andere partij, zonder toestemming van die partij, levert al snel merkinbreuk op. - niet alleen degene die het materiaal aan het publiek toont, maar ook degene die daarbij een rol heeft gespeeld (door het vullen van het materiaal) maakt dan merkinbreuk. In dit geval dus naast degene die de krat in zijn kraam plaatst (met het logo van MGF zichtbaar) maar ook de Bakkerie die brood in de gele krat plaatst met het logo van MFG daarop. - de vraag is hoe de rechtbank zou oordelen wanneer de kraamhouder zowel brood van De Bakkerie als van MFG verkoopt. Mogelijk zat in de gele krat dan alleen het brood van MFG? Zie ook branche Retail [1] Rechtbank Midden-Nederland, 31 augustus 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:4722 [2] HvJ 14 juli 2011 (C-46/10), Rb Amsterdam 18 augustus 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5357 en Rb Noord-Holland 29 januari 2013, ECLI:RBNHO:2013:BZ5651 [3] HvJ 12 november 2002, C-206/01 [post_title] => Gebruik kratten met woordmerk van Bakkerij ‘t Stoepje door concurrent [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gebruik-kratten-woordmerk-bakkerij-t-stoepje-concurrent [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-11-01 11:12:16 [post_modified_gmt] => 2016-11-01 10:12:16 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10046 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 10039 [post_author] => 6 [post_date] => 2016-11-01 10:18:02 [post_date_gmt] => 2016-11-01 09:18:02 [post_content] =>   Bring your own device. Is de werkgever aansprakelijk voor illegale software op een privé device (laptop) van een werknemer? Ja zegt de rechter. Zodra dit device ‘functioneel’ in het bedrijf wordt gebruikt. Hoe zit het andere devices dan een laptop? Hoe zit het met freelancers, stagiaires, etc.? En wat is de schade die je dan moet betalen? De licentievergoeding voor het gehele gedownloade pakket? Of alleen de modules die zijn gebruikt? De feiten In 2006 koopt een Altrax twee licenties voor bepaalde software van Siemens, inclusief een abonnement voor updates en onderhoud. Dat abonnement wordt per 2009 beëindigd. Daarna mag Altrax de software blijven gebruiken, echter zij krijgt geen updates meer. In 2012 treedt een nieuwe werknemer in dienst bij Altrax. Deze werknemer werkt voor Altrax met zijn eigen laptop. Na indiensttreding installeert hij, illegaal, op deze privé laptop een recentere versie van de software. Siemens komt daar achter omdat de software een beveiligingsmechanisme bevat. De software zendt een signaal naar Siemens wanneer de software wordt gebruikt zonder dat de gebruiker een origineel licentiebestand heeft. In 2014 krijgt Siemens meldingen van illegaal gebruik van de software vanaf een IP adres dat toebehoort aan Altrax. Siemens laat bewijsbeslag leggen onder Altrax waaronder op de privé laptop van de werknemer. Siemens vordert onder meer een schadevergoeding van Altrex omdat Altrax, althans haar ondergeschikte, een kopie van de software heeft geïnstalleerd en gebruikt op haar computers en derhalve verveelvoudigd in de zin van artikel 45i Aw, zonder dat zij daarvoor toestemming had. Altrax verweert zich onder meer met de stelling dat zij niet op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor inbreuken van haar werknemer. De werknemer heeft geheel uit eigener beweging de software op zijn privécomputer geïnstalleerd. Altrex heeft haar werknemers verboden om illegale software te downloaden en te gebruiken. De uitspraak[1] Artikel 6:170 BW regelt de aansprakelijkheid van de werkgever voor handelingen van de ondergeschikte. De rechtbank overweegt dat voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 BW  sprake moet zijn van een functioneel verband tussen de opgedragen werkzaamheden en de foutieve gedraging. De aanwezigheid van een dergelijk verband wordt in de rechtspraak snel aangenomen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak[2] waaruit blijkt dat aan het aannemen van een functioneel verband niet in de weg staat dat de fout buiten werktijd of op een andere plaats dan waar de ondergeschikt zijn werkzaamheden normaal uitoefent, is begaan. Evenmin is doorslaggevend of de fout is gemaakt met gebruikmaking van zaken of middelen die door de werkgever aan de ondergeschikte ter beschikking zijn gesteld. De rechtbank overweegt dat Altrex de kans heeft vergroot dat een werknemer een illegale versie van de software downloadt doordat binnen Altrex (een oudere versie van) de software werd gebruikt voor berekeningen zoals ook de werknemer in het kader van de aan hem opgedragen taken verrichtte. Dit wordt versterkt door een verklaring van de werknemer die verklaart dat hij de ‘gekraakte’ versie heeft gebruikt omdat hij dit programma wilde leren gebruiken en dat hij in het kader van de aan hem opgedragen taken als ‘senior’ voor Altrex-producten berekeningen maakt met de software. De rechtbank hecht verder belang aan het feit dat 47 van de 48 inbreuken zijn gepleegd gedurende werktijd en - deels - met gebruikmaking van het netwerk van Altrex. De rechtbank overweegt verder dat het niet relevant is dat Altrex haar werknemers schriftelijk had verboden om software illegaal te downloaden. Onder verwijzing naar een eerdere uitspraak[3] overweegt de rechtbank dat voor het aannemen van een functioneel verband het noodzakelijk, maar ook voldoende is dat het downloaden, installeren en gebruiken van professionele software binnen de zeggenschap van Altrex viel. Schadevergoeding Siemens vordert als schadevergoeding een bedrag van € 135.814,= exclusief btw ter zake van gederfde licentievergoeding. Altrex stelt dat de schade moet worden vastgesteld op het bedrag dat Altrex zou hebben betaald indien zij een licentie voor het gehele pakket (dus álle modules) had gekocht. Immers in de illegale versie kon Altrex ook gebruik maken van álle modules van het pakket. Altrex stelt dat zij nooit álle modules van het pakket zou hebben aangeschaft. Ook geen onderhoudscontract. De rechtbank overweegt dat de schade moet worden begroot met in achtneming van de handhavingsrichtlijn[4]. Bij het berekenen van de schade moet met alle omstandigheden rekening worden gehouden. De benadeelde moet zoveel mogelijk in de toestand worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien er geen inbreuk zou hebben plaatsgevonden. Wanneer het lastig is om de concrete schade te bepalen, dan kan de rechter de schade begroten, bijvoorbeeld aan de hand van de misgelopen licentie-inkomsten. De rechtbank overweegt dat bij het begroten van de schade niet meegenomen worden de modules die Altrex niet zou hebben aangeschaft. Altrex heeft in 2015 onderhandeld over een update van de versie en toen is alleen belangstelling getoond voor een update van de modules die Altrex gebruikte. Ook is niet  aannemelijk geworden dat Altrex een onderhoudscontact zou hebben afgesloten. De rechtbank begroot de schade op € 24.780,=. Siemens mag aantonen dat haar schade hoger is. Siemens vordert ook een bedrag van € 33.318,= (zijnde 30 % van de door haar gevorderde gederfde licentievergoeding) ter zake van de waardevermindering van haar auteursrecht. Door het gebruik van illegale versies van de software lijdt zij reputatieschade en het gebruik heeft een mogelijk prijsdrukkend effect. De rechtbank wijst deze vordering af. Siemens vordert ook een bedrag van € 5.000,= exclusief btw ter zake van redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid. Zij voert aan dat zij wereldwijd substantiële kosten voor opsporing en onderzoek maakt, onder andere bestaande uit het ontwikkelen van het beveiligingsmechanisme, het interpreteren van de ontvangen gegevens en het achterhalen van de inbreukmaker. De rechtbank wijst deze vordering toe. De rechtbank vindt het evident dat de ontwikkeling en het gebruik van het beveiligingsmechanisme en de opsporingsactiviteiten een (aanzienlijke) kostenpost vormt voor Siemens c.s.. Omdat Altrex aansprakelijk is voor alle schade die verband houdt met de inbreuk, is zij ook aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank stelt ex aequo et bono het deel van deze kosten dat aan Altrex kan worden toegerekend schattenderwijs vast op € 5.000,=. Wat betekent dit voor de praktijk Regelmatig ontvangen bedrijven een brief van de Business Software Alliance (BSA) waarin een bedrijf wordt uitgenodigd een check te doen of de licenties die in het bedrijf worden gebruikt in orde zijn. Regelmatig worden bedrijven door een deurwaarder en de BSA bezocht om alle in het bedrijf aanwezige servers, laptops, etc. te onderzoeken op de aanwezige software licenties. Tijdens het onderzoek wordt genoteerd welke (versies van) software aanwezig zijn. Vervolgens moet het bedrijf aantonen dat zij voor alle aanwezige software de benodigde licenties heeft. In veel gevallen lukt dat maar ten dele. Onder meer omdat oude versies niet worden verwijderd of een eerdere / gedowngrade versie wordt gebruikt. Het kan dan zijn dat er voor die eerdere / gedowngrade versie geen licentie aanwezig is. Het komt ook regelmatig voor dat in het bedrijf eigen devices van werknemers, stagiaires of freelancers wordt gebruikt. Ook van die devices wordt genoteerd welke (versies van) software daarop staat. Regelmatig is het de discussie in hoeverre het bedrijf aansprakelijk is voor illegale software op dergelijke devices. Regelmatig is ook de vraag in hoeverre een privé device bij zo’n beslaglegging mag worden ingezien. Het device is aanwezig in het bedrijfspand maar is geen eigendom van het bedrijf. Deze uitspraak leert ons dat zodra een functioneel verband wordt aangenomen, het bedrijf aansprakelijk is. En dus is het verstandig dat een bedrijf hier actief controles op uitvoert. Het is niet voldoende om te volstaan met een verbod op het illegaal downloaden van software in de arbeidsvoorwaarden of een handboek. Ten aanzien van de schade leert deze uitspraak dat we moeten kijken naar wat een bedrijf zou hebben aangeschaft. De BSA en haar advocaten gaan in hun berekeningen vaak uit van een erg ruime uitleg en berekening. Deze uitspraak biedt mogelijkheden om daar weerwoord aan te bieden. Deze uitspraak leert verder dat er ruimte is voor onderhandeling over de schade. Wij staan u daar graag in bij. Zie ook branche Software & ICT [1] Rechtbank Overijssel, 25 oktober 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:4111   [2] HR 9 november 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA7557 (Groot Kievitsdal) [3] HR 12 april 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD9124), NJ 2003, 138, Heijboer/De Branding) [4] Richtlijn 2004/48 EG PbEU 2004, L 157/45 [post_title] => Werkgever aansprakelijk voor illegal download op privé laptop [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => werkgever-aansprakelijk-illegal-download-op-prive-laptop [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-11-29 10:03:51 [post_modified_gmt] => 2016-11-29 09:03:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10039 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 10272 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-12-05 15:50:21 [post_date_gmt] => 2016-12-05 14:50:21 [post_content] =>   Op  26 oktober 2016 [zaaknummer 201507715/1/A3] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak een belangrijke uitspraak gedaan over de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid. Ik zal eerst in het kort uitleggen wat het inhoudt en de rechtspraak tot 26 oktober uitkeggen. Vervolgens bespreek ik in het kort de uitspraak om ten slotte stil te staan bij de kansen die de uitspraak biedt. In het volgende nummer van Praktisch Bestuursrecht zal ik dat uitgebreider doen in een noot. Lijn tot 26 oktober 2016 Wat betekent een inherente afwijkingsbevoegdheid? Zie het als een soort hardheidsclausule. Het is de mogelijkheid die het overheidsorgaan heeft [meestal het College van B&W] om af te kunnen wijken van eigen beleidsregels [een voorbeeld daarvan is een gemeentelijke beleidsnota] als dit voor een belanghebbende gevolgen heeft die om bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding met het doel van de beleidsnota. In zeer bijzondere gevallen kan dus van het eigen beleid worden afgeweken. In de beleidsnota staat uitgebreid beschreven hoe het overheidsorgaan net een bevoegdheid omgaat. Dat verhoogt de rechtszekerheid, dat willen zeggen dat de burgers dan van tevoren weten hoe een overheidsorgaan denkt en werkt en daar op kunnen vertrouwen. Tot voor kort was de lijn van de hoogste bestuursrechter [Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State] erg duidelijk: er is alleen sprake van bijzondere omstandigheid als deze niet in de beleidsnota is verwerkt en een strikte naleving van de beleidsnota tot een uitkomst zou leiden die de beleidsnota niet heeft bedoeld. Hoe dan ook: duidelijk moet zijn dat bij het vaststellen van de beleidsnota hiermee geen rekening is gehouden.  Lijn na 26 oktober 2016 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vindt dat de omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel, dus bijvoorbeeld in een gemeentelijke beleidsnota, zijn beschreven en verwerkt geen reden is om die omstandigheid dan maar buiten beschouwing te laten. De rechter geeft zelf aan dat het bestuursorgaan niet alles van tevoren exact kan voorspellen en beoordelen. Met andere woorden: doe de check op het moment dat zich de vraag voordoet. Dan kan de wereld er al weer heel anders uitzien. Voordeel Het voordeel is dat er meer ruimte is om een beroep te doen op deze hardheidsclausule. De toetsing is behoorlijk verruimd. Het overheidsorgaan moet veel meer moeite doen om te onderbouwen waarom toch geen gebruik gemaakt wordt van deze inherente afwijkingsbevoegdheid. Alleen een ‘njet’ met verwijzing naar een beleidsnota is onvoldoende. [post_title] => Raad van State verruimt toetsing aan beleid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => raad-state-verruimt-toetsing-aan-beleid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-12-06 09:47:17 [post_modified_gmt] => 2016-12-06 08:47:17 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10272 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1350 [max_num_pages] => 135 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 04162d79a5db98f3ce122adc802384a8 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
  Op  26 oktober 2016 [zaaknummer 201507715/1/A3] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak een belangrijke uitspraak gedaan over de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid. Ik zal eerst in het kort uitleggen wat het inhoudt...
Lees meer
  Bij producten zoals kleding, meubels, schoenen, etc. komt het regelmatig voor dat de ene partij vindt dat een andere partij een ontwerp heeft gekopieerd / nagemaakt. Om daar dan...
Lees meer
  Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie geldt voor een overheidsopdracht  waarvan de geraamde waarde onder de Europese drempelwaarde blijft, dat de fundamentele regels en de algemene...
Lees meer
  De  provincie Noord-Brabant moet van de Raad van State de maximumsnelheid op de A270 tussen Eindhoven en Helmond naar 100 km/u terugbrengen. Volgens de Raad wegen de belangen van...
Lees meer
Op 8 november jl. heeft de Eerste Kamer het initiatiefvoorstel Wet Normalisering rechtspositie ambtenaren aangenomen. Dit betekent dat een ingrijpende wijziging van de rechtspositie van ambtenaren op stapel staat. Met deze wet wordt beoogd er voor te zorgen dat ambtenaren voortaan dezelfde rechtspositie zullen krijgen als werknemers in het bedrijfsleven en onder het private arbeidsrecht zullen vallen.
Lees meer
  In  mijn echtscheidingspraktijk krijg ik vaak de vraag vanaf wanneer kinderen mogen kiezen bij welke ouder zij willen zijn na echtscheiding of uiteengaan. Voor eens en voor altijd moet...
Lees meer
10 nov 2016
BG.legal
  Het Nieuwe huwelijksvermogensrecht treedt niet in werking op 1 januari 2017, nu de Eerste Kamer een nader voorlopig verslag wenst uit te brengen. Er zijn kritische vragen gesteld over...
Lees meer
  Er  is een nieuw wetsvoorstel om de kosten van de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid te wijzigen. Voorgesteld wordt werkgevers te compenseren voor de [in...
Lees meer
  Het vullen van de gele broodkratten van Bakkerij 't Stoepje door concurrent De Bakkerie met eigen waar is in strijd met het woordmerk "Bakkerij 't Stoepje". Dit is gebruik...
Lees meer
  Bring your own device. Is de werkgever aansprakelijk voor illegale software op een privé device (laptop) van een werknemer? Ja zegt de rechter. Zodra dit device ‘functioneel’ in het...
Lees meer