Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 55
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 55
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1414
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 540, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 28784
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2022-02-01 08:30:13
                    [post_date_gmt] => 2022-02-01 07:30:13
                    [post_content] => Op 1 januari 2022 zijn de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (AWtza) in werking getreden. Deze wetten moeten leiden tot meer transparantie en verantwoording in de zorgsector. Hiermee wordt beoogd dat collectief zorggeld effectief, doelmatig en rechtmatig wordt besteed. Er geldt vanaf 2022 een uitgebreidere meld- en vergunningsplicht voor zorgaanbieders. De zorgaanbieders moeten daarnaast een transparante bedrijfsvoering hebben én een jaarverantwoording openbaar maken.

Jaarverantwoording 

Zorgaanbieders vervullen een belangrijke maatschappelijke rol en hebben dus een grote verantwoordelijkheid. Daarom moeten zij inzicht bieden in de besteding van collectief zorggeld. De jaarverantwoording geeft dit inzicht en draagt ook bij aan professionele bedrijfsvoering en goed bestuur. Zorgaanbieders die onder de Wtzi vielen moesten deze verantwoording al afleggen. Zij moeten vóór 1 juni 2022 de jaarverantwoording over 2021 inleveren. Vanaf 2023 geldt de verplichting ook voor vrijwel alle zorgaanbieders die zorg leveren vanuit de Zvw, de Wlz en/of daar VWS-subsidie voor ontvangen. De jaarverantwoording over 2022 moet ingeleverd zijn vóór 1 juni 2023.

Taken NZa

Met de inwerkingtreding van genoemde wetten heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aantal nieuwe toezichtstaken gekregen op het gebied van de jaarverantwoording, transparante bedrijfsvoering en het verbod op winstoogmerk die in beleidsregels en een regeling zijn uitgewerkt. De beleidsregel handhaving JMV beschrijft het toezicht op de jaarverantwoording. De beleidsregel TBW doet dit voor het toezicht op transparante bedrijfsvoering en het verbod op winstoogmerk. De regeling Wmg heeft betrekking op de vragenlijst van de NZa. Deze vragenlijst is onderdeel van de jaarverantwoording van het Ministerie van VWS. Daarnaast is er een speciale informatiekaart voor kleine zorgaanbieders genaamd de Informatiekaart Bedrijfsvoering voor zorgaanbieders. Voor meer informatie over de Wtza zie de website van de Nza. Rik Wevers   [post_title] => Meer transparantie en verantwoording bij zorginkoop [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => meer-transparantie-en-verantwoording-bij-zorginkoop [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-01 08:30:13 [post_modified_gmt] => 2022-02-01 07:30:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28784 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 28775 [post_author] => 10 [post_date] => 2022-01-31 14:12:47 [post_date_gmt] => 2022-01-31 13:12:47 [post_content] => De Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) heeft voor 2023 e.v. een nieuwe regeling transparantie zorginkoopproces Zvw gepubliceerd. Deze regeling die vanaf 1 januari 2022 geldt, voorziet in de regels die zorgverzekeraars en zorgaanbieders moeten hanteren bij het onderhandelen over onder meer tarieven, de kwaliteit van zorg en administratie- en declaratievoorwaarden.

Belang van de regeling

De voorlaatste regeling stamt van 2017 en is de afgelopen jaren steeds belangrijker gebleken doordat de Nza als gevolg van schendingen van de transparantie in het zorginkoopproces meerdere keren boetes aan zorgverzekeraars heeft moeten opleggen.

Belangrijkste bepalingen

Zorgaanbieders en zorgverzekeraars moeten hun proces van contracteren voor de jaren 2023 en verder inrichten conform de nieuwe regeling. Hiermee wordt beoogd de transparantie van het contracteerproces te vergroten. Enkele van de belangrijkste bepalingen zijn: Zorgverzekeraars moeten uiterlijk op 1 april het inkoopbeleid voor het komende kalenderjaar bekend maken. Het inkoopbeleid dient in ieder geval te bestaan uit onder meer:
  1. de verschillende fasen van de zorginkoop en de termijnen waarbinnen de zorgaanbieders en zorgverzekeraars moeten reageren;
  2. het kwaliteitsbeleid dat de verzekeraar hanteert;
  3. de minimumeisen waaraan zorgaanbieders moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een overeenkomst;
  4. een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande inkoopbeleid.
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders moeten voldoende bereikbaar zijn gedurende het zorginkoopproces. De regeling bepaalt dat zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder vanaf het moment van bekendmaking van het zorginkoopbeleid tot het moment van het sluiten van de overeenkomst voldoende beschikbaar moet zijn voor vragen en opmerkingen van de (potentiële) contractspartij. Ook dienen zowel de verzekeraar als de aanbieder tijdig een duidelijke reactie te geven op vragen en opmerkingen van de andere partij. Zorgverzekeraars moeten zorgaanbieders een redelijke termijn bieden om het contractvoorstel te bestuderen en vragen te stellen. De termijn dient ten minste vier weken te zijn. Wijzigingen in het inkoopbeleid moeten tijdig bekend worden gemaakt en deze bekendmaking moet op dezelfde wijze plaatsvinden als waarop de bekendmaking van de eerdere informatie heeft plaatsgevonden. Ook moeten wijzigingen na 1 april door de zorgverzekeraars steeds worden gemotiveerd.

Wijzigingen

Ten opzichte van de regeling uit 2017 is de belangrijkste vernieuwing in de nieuwe regeling dat het inkoopbeleid óók informatie moet te bevatten voor het geval er sprake is van aanvullende zorginkoop. Zoals de wijze waarop een verzoek tot aanvullende afspraken door een zorgaanbieder kan worden ingediend en de minimumeisen waaraan de zorgverzekeraar een verzoek tot dergelijke aanvullende afspraken toetst. Er is daarnaast een nadere toelichting opgenomen over artikel 7 van de regeling, dat ziet op het tijdig bekend moeten maken van wijzigingen in het inkoopbeleid. In deze toelichting worden enige handvaten geboden om te bepalen of een wijziging in het inkoopbeleid afdoende tijdig en gemotiveerd bekend is gemaakt. Zowel de vraag of de wijziging van het inkoopbeleid tijdig kenbaar is gemaakt, als de vraag of de wijziging afdoende gemotiveerd is, dient steeds beoordeeld te worden in het licht van de ‘aard en impact’ van de wijziging.

Conclusie

Wat opvalt aan de nieuwe regeling is dat de jurisprudentie van de afgelopen jaren over de transparantieregeling zorginkoopproces er niet in is vastgelegd. Dat is jammer. Uit de jurisprudentie volgt dat uit de transparantieregeling voortvloeit dat van zorgverzekeraars mag worden verlangd dat zij een objectief, transparant en niet discriminatoir inkoopbeleid voeren en dat dat ook betekent dat zorgverzekeraars niet enkel aan hun verplichtingen voldoen als zij hun eigen inkoopbeleid naleven maar dat zij dit inkoopbeleid ook daadwerkelijk op een objectieve, transparante en niet discriminatoire wijze vorm moeten geven. Kortom, als deze jurisprudentie zou zijn opgenomen in de nieuwe regeling had dat nog meer transparantie gegeven aan het zorginkoopproces. De verwachting is dan ook dat onverkort een belangrijke rol voor de rechter zal zijn weggelegd om aan de hand van ook de nieuwe regeling, de echte verhoudingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders tijdens het zorginkoopproces te bepalen. Rik Wevers   [post_title] => Regeling transparantie zorginkoopproces gepubliceerd [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => regeling-transparantie-zorginkoopproces-gepubliceerd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-31 14:12:47 [post_modified_gmt] => 2022-01-31 13:12:47 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28775 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 28762 [post_author] => 39 [post_date] => 2022-01-31 11:53:03 [post_date_gmt] => 2022-01-31 10:53:03 [post_content] =>

Inleiding

Op 21 januari 2022 jl. heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen dat ongunstig is voor woningcorporaties die via collectieve warmte-koudeopslag-installaties (hierna: WKO-installatie) warmte leveren aan huurders.

WKO-installatie een onroerende aanhorigheid

In een geschil tegen woningcorporatie Acantus staat de vraag centraal of een WKO-installatie gezien kan worden als een onroerende aanhorigheid. Acantus verhuurt appartementen in een complex waar warmte, koude en warm tapwater worden geleverd door middel van een WKO-installatie. Een WKO-installatie maakt het mogelijk om op een duurzame methode een gebouw te verwarmen en te koelen door gebruik te maken van bodemenergie: het grootschalig opslaan van warmte en koude in water diep onder de grond. De leveringskosten van warmte, koude en tapwater zijn niet inbegrepen bij de servicekosten die Acantus aan huurders doorbelast. De levering vindt plaats via een derde partij (BAM). Acantus heeft een overeenkomst gesloten met BAM en nam in eerste instantie de kosten voor de levering voor haar rekening. Acantus heeft haar huurders medegedeeld dat de overeenkomst per 1 januari 2012 zou overgaan op de huurders. Een aantal huurders heeft met BAM geen nieuw contract getekend. Acantus heeft daarop vanaf januari 2015 een voorschotbedrag in rekening gebracht voor de levering van warmte, koude en tapwater. Daarbij heeft Acantus zowel de verbruikskosten als vastrecht in rekening gebracht. Diverse huurders zijn het daar niet mee eens en stellen zich op het standpunt dat het verbruik weliswaar kan worden doorbelast, maar niet het vastrecht. Bij de beoordeling van deze vraag is met name relevant in hoeverre de WKO-installatie behoort tot de gehuurde woonruimte en derhalve de lasten (dat wil zeggen de kapitaals- en onderhoudslasten en niet de daadwerkelijke verbruikskosten) geacht worden in de kale huurprijs te zijn begrepen (artikel 7:237 lid 2 BW). Relevant hierbij is het begrip ‘woonruimte’ als bedoeld in artikel 7:233 BW. Onder ‘woonruimte’ wordt verstaan: “een gebouwde onroerende zaak [..] alsmede de onroerende aanhorigheden.”  De Hoge Raad heeft tegen het licht gehouden of een  WKO-installatie een ‘onroerende aanhorigheid’ is in de zin van artikel 7:233 BW. Volgens de Hoge Raad moet dit begrip worden uitgelegd aan de hand van de bestanddeeltoets van art. 3:4 BW. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het appartementencomplex – waarvan het gehuurde deel uitmaakt – en de WKO-installatie in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd. Bij het ontbreken van de WKO-installatie zou het gebouw als onvoltooid moeten worden beschouwd aangezien een andere manier van verwarmen van de appartementen niet mogelijk is (hetgeen in zoverre lijkt af te wijken van het door Acantus aangehaalde arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 mei 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1541). Zo beschouwd is de WKO-installatie een (onroerend) bestanddeel van het appartementencomplex. Dit maakt dat de installatie en de afleverset  ‘onroerende aanhorigheden’ zijn, als bedoeld in art. 7:233 BW. Daarbij is niet relevant of de eigenaar van de woonruimte ook eigenaar is van de onroerende aanhorigheid. Dit betekent dat de kosten van aanleg en onderhoud in de kale huurprijs tot uitdrukking komen, zo heeft de Hoge Raad eerder overwogen.

Zijsprong naar de Warmtewet 2014

Het hof constateerde eerder dat er een tegenstrijdigheid is tussen enerzijds de huurrechtelijke bepaling van artikel 7:237 lid 2 BW en de bepaling uit de Warmtewet 2014, waaruit volgt dat de Warmtewet 2014 uitgaat van het doorbelasten van alle kosten die voortvloeien uit de warmtelevering. Het hof heeft bepaald dat, in de gegeven omstandigheden, het huurrecht dient te prevaleren. De Warmtewet 2014 is inmiddels gewijzigd in de Warmtewet 2018. Voor de huurrechtpraktijk is dit in zoverre relevant omdat de Warmtewet niet meer van toepassing is op warmteleverancier die tevens verhuurder is (artikel 1a Warmtewet 2018). De wetgever heeft daarbij nadrukkelijk aangegeven de levering van warmte/koude te regelen in het huurrecht. Een beroep op de bepalingen uit de Warmtewet 2014 is dus per 1 juli 2019 niet (meer) mogelijk.

Relevantie voor de praktijk

Indien een WKO-installatie een onroerende aanhorigheid is, kan de verhuurder de kapitaals- en onderhoudslasten ervan niet als servicekosten bij de huurders in rekening brengen. Omdat verhuurders/eigenaars naar aanleiding van deze zaak de kosten noch via de huurprijs noch via de servicekosten mogen doorberekenen, kan dat leiden tot het niet kiezen van duurzame warmteopwekking.  Nu met name de constructieve afstemming van het gebouw en de WKO-installatie en de onroerende, fysieke verbondenheid met het gehuurde in dit kader van belang werd geacht is het de verwachting dat deze uitspraak relevant is voor vrijwel alle (nieuw te bouwen) gebouwen met een WKO-installatie. Overigens is de wetgever voornemens om deze systematiek te wijzigen zodat alle kosten verbonden aan de levering van warmte en koude, waaronder de kapitaals- en onderhoudslasten, via de servicekosten aan huurders kunnen worden doorbelast. In deze uitspraak ging het om de doorbelasting van het vastrecht. Een ander veelgehoord probleem met WKO-installaties is het gebrek aan keuzemogelijkheid voor de gebruiker. Dit kan leiden tot monopoliegedrag met tariefstijgingen, onbetrouwbare levering en gebrekkige service als veelgehoorde klachten. Eerder besteedde consumentenprogramma Radar al aandacht aan deze problematiek en ook de ACM heeft eerder haar klachten geuit bij de Minister. Mogelijk dat de nieuwe ‘Warmtewet 2’ hiervoor oplossingen geeft. Op basis van de in 2020 gesloten internetconsulatie lijkt dit vooralsnog niet het geval. Neemt u gerust vrijblijvend contact op. Michael de Marco advocaat Vastgoed te ‘s-Hertogenbosch Michael de Marco 5 [post_title] => WKO-installatie in een huurcomplex: geen vastrecht verschuldigd! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wko-installatie-in-een-huurcomplex-geen-vastrecht-verschuldigd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-08-31 10:06:40 [post_modified_gmt] => 2022-08-31 08:06:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28762 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 28747 [post_author] => 6 [post_date] => 2022-01-28 15:41:22 [post_date_gmt] => 2022-01-28 14:41:22 [post_content] => Vandaag is het de Europese Dag van de Privacy. Deze dag is door de Raad van Europa in het leven geroepen om aandacht te vragen voor de bescherming van persoonsgegevens. Een goed moment om een specifiek onderdeel van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) nader toe te lichten: de meld- en documentatieplicht bij datalekken.

Inbreuk in verband met persoonsgegevens

In de AVG komt het begrip ‘datalek’ niet voor. In de AVG wordt enkel verwezen naar het begrip ‘inbreuk in verband met persoonsgegevens’. Dit is een inbreuk op de beveiliging van persoonsgegevens die per ongeluk of op onrechtmatige wijze leidt tot de vernietiging, wijziging en/of ongeoorloofde toegang tot persoonsgegevens. In deze blog zal het woord ‘datalek’ worden gebruikt voor dergelijke inbreuken. Mocht uw organisatie getroffen zijn door een datalek, dan is het belangrijk om snel en zorgvuldig te handelen. De stappen die u dient te ondernemen zullen hierna uiteen worden gezet.

1. Inventariseer of er een melding van het datalek moet worden gemaakt bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)

U moet een datalek melden bij de AP, indien het datalek een risico vormt voor de rechten en vrijheden van de betrokkene(n). Bij het beoordelen van het risico moet u kijken naar de aard en gevoeligheid van de persoonsgegevens die zijn gecompromitteerd, het aantal personen dat is getroffen door het datalek en de ernst van de gevolgen die daar (mogelijk) uit kunnen voortvloeien.[1] Een datalek dient binnen 72 uur na kennisname gemeld te worden bij de AP. Dit kan via een online formulier op de website van de AP.[2] Daarin wordt onder meer gevraagd naar de volgende informatie:
  1. Algemene informatie over het datalek: U moet de AP informatie geven over wat er is gebeurd, het soort persoonsgegevens dat is gecompromitteerd en de categorieën van betrokkenen voor wie het datalek een risico zou kunnen vormen.
  2. Naam en contactgegevens van de functionaris voor de gegevensbescherming (FG): De AP moet contact met uw organisatie kunnen opnemen wanneer zij aanvullende gegevens nodig heeft. Als uw organisatie geen FG heeft, kunt u volstaan met het vermelden van een andere contactpersoon bij wie de AP aanvullende informatie kan opvragen
  3. Waarschijnlijke gevolgen van het datalek: U moet aangeven welke risico’s er zouden kunnen bestaan voor de betrokkene(n). Daarbij kan gedacht worden aan identiteitsfraude en/of (financiële) schade.
  4. Getroffen maatregelen: Tot slot dient u aan de AP door te geven welke technische en organisatorische maatregelen er zijn getroffen om het datalek aan te pakken en in de toekomst te voorkomen. Vermeld daarbij ook de maatregelen die bedoeld zijn om de nadelige gevolgen van het datalek te beperken.

2. Ga na of de betrokkenen geïnformeerd moeten worden over het datalek

Een datalek moet aan de betrokkene(n) worden medegedeeld, indien het datalek een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van de betrokkene(n). Er is sprake van een hoog risico, als het datalek betrekking heeft op bijzondere persoonsgegevens en/of het datalek kan leiden tot lichamelijke of (im)materiële schade. Het informeren van de betrokkene(n) dient zo spoedig mogelijk na kennisname van het datalek te geschieden Een betrokkene hoeft niet geïnformeerd te worden, indien:
  1. er passende technische en organisatorische maatregelen zijn genomen om de persoonsgegevens te beschermen (e.g. versleuteling);
  2. er achteraf maatregelen zijn genomen die ervoor zorgen dat het hoge risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen zich waarschijnlijk niet meer zal voordoen; en/of
  3. het informeren van de betrokkene(n) een onevenredige inspanning zou vergen. U kunt dan volstaan met een openbare mededeling (e.g. via de website).

3. Voldoe aan de documentatieplicht

Op grond van artikel 33 lid 5 AVG dient u ervoor te zorgen dat iedere beveiligingsinbreuk wordt gedocumenteerd. De AP moet namelijk kunnen controleren of de meld- en mededelingsplicht wordt nageleefd. Informatie omtrent een datalek kunt u bijvoorbeeld registreren in een intern datalekkenregister. Heeft u vragen over de meld-, mededelings- en/of documentatieplicht? Neem dan gerust contact met ons op. Dit artikel is geschreven door Robin Verhoef. [1] WP 29 “Richtsnoeren voor de melding van inbreuken in verband met persoonsgegevens krachtens Verordening 2016/679”, (WP 250), 3 oktober 2017, p. 27 t/m 30. [2] https://datalekken.autoriteitpersoonsgegevens.nl/ [post_title] => European Data Protection Day: wat te doen bij een datalek? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => european-data-protection-day-wat-te-doen-bij-een-datalek [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-25 12:24:00 [post_modified_gmt] => 2023-10-25 10:24:00 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28747 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 28725 [post_author] => 16 [post_date] => 2022-01-28 08:55:31 [post_date_gmt] => 2022-01-28 07:55:31 [post_content] => Een verpleegkundige verlaat de kamer van een patiënt  in een verpleeghuis. Zij wordt bij het betreden van de gang aangereden door een man in een elektrische rolstoel en loopt hierbij letsel op. Zij spreekt de instelling aan en de verzekeraar van de elektrische rolstoel.

Het gebeuren

De verpleegkundige stelt dat zij uit een kamer kwam met een dienblad in haar handen en op het moment dat zij de gang opliep werd aangereden. Zij was hierdoor hard op haar knieën terechtgekomen. Een medebewoner heeft het ongeval niet gezien, maar wel gehoord en is naar de plek gegaan waar het geluid vandaan kwam. De betreffende medebewoner heeft de verpleegkundige daar op de grond aangetroffen met de bewoner in de rolstoel ernaast. Zowel de aangesproken zorginstelling, als de verzekeraar van de rolstoel stellen zich op het standpunt dat de toedracht van het ongeval niet vast staat en dat nadere bewijslevering noodzakelijk is. Aansprakelijkheid  

         

Oordeel rechtbank

Aansprakelijkheid zorginstelling Dit betreft werkgeversaansprakelijkheid. Hierbij hoeft de verpleegkundige de exacte toedracht niet te bewijzen. Het is voldoende duidelijk dat de verpleegkundige ten val is gekomen tijdens de uitvoering van haar werk. Conform eerdere uitspraak van de Hoge Raad kan van de werknemer niet worden verlangd dat de werknemer ook aantoont hoe het ongeval heeft plaatsgevonden of wat daarvan de [exacte] oorzaak is. De zorginstelling is aansprakelijk voor de schade van de verpleegkundige, tenzij de zorginstelling aantoont dat zij al de maatregelen heeft genomen en al de aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig zijn om schade te voorkomen. Algemene maatregelen niet voldoende De zorginstelling heeft aangevoerd dat zij een aantal algemene maatregelen heeft genomen, zoals het laten opstellen van een RI&E. Dit is een Risico Inventarisatie en Evaluatie, voor werkgevers verplicht om de gezondheid en veiligheid op de werkplek te bevorderen.  De zorginstelling heeft een training voor rolstoelgebruikers gegeven en daarbij de medewerkers betrokken. Ondanks deze algemene maatregelen heeft de zorginstelling niet concreet gemaakt dat zij maatregelen heeft getroffen om een ongeval als het onderhavige te voorkomen, aldus de rechter. Gesteld noch gebleken is dat personeel en de gebruikers van een elektrische rolstoel zijn gewaarschuwd voor het rijden vlak langs openstaande deuren. Evenmin is aangevoerd dat het gebruik van deze rolstoelen, in relatie met de snelheid (tot 10 kilometer per uur) en de beperkte ruimte in de gangen, aan de orde is geweest in het RI&E dan wel bij de genoemde trainingen. De rechtbank oordeelt aansprakelijkheid aan de zijde van de zorginstelling nu zij niet aan haar zorgplicht heeft voldaan.

Aansprakelijkheid verzekeraar rolstoel

Ten aanzien van de aansprakelijkheid van de verzekeraar van de rolstoel wijst de rechter het verzoek af omdat hiervoor wel onderzoek naar de exacte toedracht moet plaatsvinden.

Conclusie

Uit deze uitspraak blijkt dat zorginstellingen haar rolstoelgebruikers en personeel duidelijk moeten instrueren [en controle uitoefenen op nakoming van de instructies] inzake het gebruik van  de rolstoelen.  Mede gelet op mogelijke smalle gangen, openslaande deuren moeten zorginstellingen een soort van ‘verkeersplan’ maken om dergelijke ongevallen te voorkomen en wettelijk te voldoen aan haar zorgplicht. Volledige uitspraak: ECLI:NL:RBOVE:2021:56 Edith de Koning       [post_title] => Aanrijding in zorginstelling, wie is aansprakelijk? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => aanrijding-in-zorginstelling-wie-is-aansprakelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-28 08:55:31 [post_modified_gmt] => 2022-01-28 07:55:31 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28725 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 28709 [post_author] => 2 [post_date] => 2022-01-26 09:04:17 [post_date_gmt] => 2022-01-26 08:04:17 [post_content] => Voor de kwaliteit van de zorg zijn goed bestuur en toezicht een belangrijke voorwaarde. Per 1 januari 2022 is de Governancecode Zorg van 2017 geactualiseerd.  De code betreft een richtinggevend en leidend document voor de zorgsector zelf. De code geeft aan de sector tools om bij te dragen aan het waarborgen van goede zorg en de versterking van het maatschappelijk vertrouwen in de zorg. De code moet stimuleren tot reflectie op en het gesprek over het functioneren van bestuurders en toezichthouders van zorginstellingen en hun onderlinge verhouding. De code betreft een vorm van zelfregulering waarmee de verantwoordelijkheid genomen kan worden voor de kwaliteit van de zorg. In deze bijdrage wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen van de geactualiseerde Governancecode Zorg 2022.

Zeven principes

De code is gebaseerd op zeven principes die sectorbreed gedragen worden:
  1. De maatschappelijke doelstelling en legitimatie van de zorgorganisatie is het bieden van goede zorg aan cliënten.
  2. De raad van bestuur en de raad van toezicht van de zorginstelling hanteren waarden en normen die passen bij de maatschappelijke positie van de zorgorganisatie.
  3. De zorgorganisatie schept randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van belanghebbenden.
  4. De raad van bestuur en de raad van toezicht van de zorgorganisatie zijn ieder vanuit hun eigen rol verantwoordelijk voor de governance van de zorgorganisatie.
  5. De raad van bestuur bestuurt de zorgorganisatie gericht op haar maatschappelijke doelstelling.
  6. De raad van toezicht houdt toezicht vanuit de maatschappelijke doelstelling van de zorgorganisatie.
  7. De raad van bestuur en de raad van toezicht ontwikkelen permanent hun professionaliteit en deskundigheid.

Reden actualisatie

De actualisatie van de governancecode houdt verband met de evaluatie van die code uit 2017. Daarnaast was de actualisatie nodig in verband met de inwerkingtreding van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr), de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), de Aanpassingswet toetreding zorgaanbieders, het Uitvoeringsbesluit Wtza en de Uitvoeringsregeling Wtza. De Wbtr is op 1 juli 2021 in werking getreden en bevat regels om tegenstrijdige belangen te voorkomen. Dit betreft echter een interne aangelegenheid. Eventuele ongeldige besluitvorming als gevolg van het meestemmen van de betrokken bestuurder ondanks een (persoonlijk) tegenstrijdig belang tast de externe vertegenwoordigingsbevoegdheid niet aan. Ook verplicht de Wbtr om in de statuten een belet- en ontstentenisregeling op te nemen. De geactualiseerde governancecode zorg sluit hierop aan. Ook de Wtza is op 1 juli 2021 in werking getreden en beoogt de controle en het toezicht op (nieuwe) zorgaanbieders te vergroten. Met die wet is een meldingsplicht voor nieuwe zorgaanbieders bij de Inspectie gezondheidszorg en jeugd ingevoerd evenals een vergunningplicht voor zorgaanbieders met meer dan tien zorgverleners.

Ongewenste belangenverstrengeling

Paragraaf 2.6 van de Governancecode Zorg 2022 is erop gericht ongewenste belangenverstrengeling te voorkomen. Zorgorganisaties dienen integriteit hoog in het vaandel te hebben staan zodat de schijn van belangenverstrengeling voorkomen moet worden omdat die afbreuk kan doen aan het vertrouwen in de zorgorganisatie. De code bevat bepalingen over het in concurrentie treden met de zorgorganisatie, over de bevoordeling van persoonlijke relaties, het aanwenden van zakelijke kansen voor de organisatie voor persoonlijk voordeel of het verrichten van betaalde werkzaamheden voor de zorgorganisatie die niet tot de functie behoren. In navolging van de Wbtr bepaalt de governancecode dat een bestuurder of toezichthouder niet deelneemt aan de voorbereiding, beraadslaging en besluitvorming als hij daarbij een dusdanig tegenstrijdig belang heeft, dat hij niet meer in staat is om de belangen van de zorgorganisatie op een integere, objectieve en onbevooroordeelde wijze te behartigen. In het geval dat daardoor geen besluit door de raad van bestuur genomen kan worden, wordt dat besluit genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen. Verder is in de governancecode vastgelegd dat transacties waarbij tegenstrijdige belangen van bestuurders of toezichthouders spelen, onder marktconforme voorwaarden aangegaan worden, maar wel de voorafgaande goedkeuring behoeven van de raad van toezicht en gepubliceerd worden in het jaarverslag. De raad van bestuur dient maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat ongewenste belangenverstrengeling van professionals, managers en medewerkers van de zorgorganisatie voorkomen wordt en dat (een vermoeden van) ongewenste belangenverstrengeling bij de raad van bestuur gemeld wordt en door de raad van bestuur wordt beoordeeld. De raad van bestuur rapporteert daarover aan de raad van toezicht.

Verantwoord toezicht

Het uitvoeringsbesluit van genoemde Wtza bepaalt dat de raad van toezicht zodanig is samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, de dagelijkse en algemene leiding van de instelling en welk deelbelang dan ook, onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Dat betekent dat de leden van de raad van toezicht geen vertegenwoordiger van enige interne of externe partij zijn en zonder last of ruggespraak handelen. Zij bekijken zaken met een brede blik en zijn zich bewust van de maatschappelijke positie van de zorgorganisatie. In de Governancecode Zorg 2022 is dat vertaald in het hiervoor genoemde zesde principe. De raad van toezicht houdt toezicht vanuit de maatschappelijke doelstelling van de zorgorganisatie. Vanuit dat principe houdt de raad van toezicht niet alleen toezicht op het beleid van de raad van bestuur maar ook op de algemene gang van zaken in de zorgorganisatie. Op basis van dit principe bevat de governancecode regels voor de benoeming en samenstelling van de raad van toezicht. Daar hoort ook de werving via een transparante, openbare procedure bij.

Afronding

Op basis van de hiervoor genoemde zeven principes en genoemde wetswijzigingen geeft de geactualiseerde Governancecode Zorg 2022 een nog sterkere invulling aan de principes van goede governance. Toepassing van de Governancecode Zorg is niet vrijblijvend. De principes zijn leidend. Bij de totstandkoming van de code zijn zoveel mogelijk belanghebbende partijen betrokken. Daarnaast is de code een onderdeel van de lidmaatschapsverhoudingen van de leden van de brancheorganisaties in de zorg. De leden van die organisaties (waaronder ActiZ, de Nederlandse GGz, de NFU, NVZ en de VGN) verplichten zichzelf met hun lidmaatschap tot toepassing en naleving van de Governancecode Zorg. Kim Albert   [post_title] => De Governancecode Zorg 2022 [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-governancecode-zorg-2022 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-26 09:04:17 [post_modified_gmt] => 2022-01-26 08:04:17 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28709 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 28668 [post_author] => 17 [post_date] => 2022-01-20 09:57:01 [post_date_gmt] => 2022-01-20 08:57:01 [post_content] => De WHOA kan een goede oplossing zijn voor noodlijdende bedrijven. Door middel van het aanbieden van een akkoord kan er worden gekomen tot serieuze sanering van schulden en dus een onderneming met toekomst. Eén van de partijen die een dergelijk dwangakkoord niet opgelegd kan worden is de werknemer. Rechten van werknemers uit de arbeidsovereenkomst zijn uitgesloten van de WHOA. Op 6 december 2021 heeft de Rechtbank te Amsterdam hierover een zogenaamde prejudiciële vraag gesteld aan de Hoge Raad. Deze rechtbank wil namelijk opgehelderd krijgen van de Hoge Raad of pensioenpremies ook onder ‘de rechten van werknemers uit arbeidsovereenkomst’ (artikel 369 lid 4 Faillissementswet) vallen.

Onzekerheid voor de praktijk

Tot op heden is het onduidelijk of vorderingen van een bedrijfstakpensioenfonds (feitelijk de achterstallige pensioenpremie) onder een WHOA akkoord te saneren zijn. De praktijk zit hierdoor met een grote onzekerheid. Net zoals de schuld aan de Belastingdienst kan de schuld aan een bedrijfstakpensioenfonds namelijk flink opgelopen zijn. Als die niet onder de WHOA zou vallen, zou het gevolg zijn dat die premieschulden wél volledig moeten worden betaald. Nu er vaak toch al flink gepuzzeld moet worden met het beschikbare budget en de liquiditeiten bij een WHOA traject, kan dat begrotingstechnisch een flinke streep door de rekening zijn. Dat kan immers betekenen dat er onvoldoende geld is voor de betaling van de bij een WHOA behorende substantiële behandelkosten, de akkoordpenningen én de crediteuren die hun volledige vordering behouden.

Advies van de Hoge Raad

Voorafgaand aan een uitspraak door de Hoge Raad verschijnt er een advies van de advocaat-generaal (A-G). Dat is een wetenschappelijk onderbouwd advies, dat de Hoge Raad niet verplicht hoeft te volgen. Maar in de praktijk gebeurt dat meestal wel. De A-G komt in deze zaak – enigszins verrassend – tot de conclusie dat pensioenpremies inderdaad behoren tot de ‘rechten van werknemers’ en daardoor behoren te vallen onder de uitzondering van artikel 369 lid 4 Faillissementswet (de rechten van werknemers uit de arbeidsovereenkomst). Als de Hoge Raad dit advies volgt, zou een achterstand in betaling van pensioenpremies dus niet onder een dwangakkoord vallen. Dat zou de WHOA uiteraard niet direct onbruikbaar maken, maar vervelend is het wel. Het zal betekenen dat minder ondernemingen via de WHOA geherstructureerd zullen kunnen worden. Helaas is nu nog niet bekend wanneer de Hoge Raad arrest zal wijzen. Zodra dat is gebeurd en de Hoge Raad dus duidelijkheid heeft gecreëerd, zullen wij u daarover uiteraard berichten. Wordt vervolgd dus! WHOA en pensioenpremies II. Dirk School [post_title] => WHOA en pensioenpremies (I) [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => whoa-en-pensioenpremies-i [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-03-07 12:08:04 [post_modified_gmt] => 2022-03-07 11:08:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28668 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 28640 [post_author] => 17 [post_date] => 2022-01-18 16:23:14 [post_date_gmt] => 2022-01-18 15:23:14 [post_content] => De per 1 januari 2021 ingevoerde WHOA is inmiddels ruim een jaar onderweg. Uit het debuutjaar van de WHOA zijn verschillende (praktijk)lessen te trekken. Een eerste belangrijke les uit die praktijk luidt: zorg dat u er op tijd bij bent. Timing is essentieel. Hoogste tijd voor een nieuw deel in onze blogreeks over de WHOA. Zie de links hieronder voor de eerste vier delen in deze reeks.

Liquide middelen

Het klinkt gezien de ontstane schuldenproblematiek wellicht vreemd, maar het sleutelingrediënt voor een geslaagd WHOA traject is geld. Er moet voldoende liquiditeit beschikbaar zijn om een WHOA traject in te gaan. Dat kan liquiditeit van de onderneming zelf zijn, maar dat kan ook om vreemd vermogen gaan. Dus extern aangetrokken liquiditeit. Niet alleen moet er financiering zijn van de akkoordpenningen – de aan de schuldeisers uit te betalen gedeeltes van hun openstaande vordering – maar er moet ook voldoende (werk)kapitaal zijn voor betaling van de (eventuele) herstructureringsdeskundige of observator, door hen in te schakelen derden zoals een accountant en natuurlijk de eigen adviseur(s). Bij elkaar opgeteld gaat dit om zeer serieuze bedragen. Dit is een onderschat element van de WHOA, vooral voor het MKB, zo blijkt ook uit terugkoppeling van WHOA-rechters.

Ga niet te lang door bij verliezen

In de praktijk hebben wij het afgelopen jaar meermaals met ondernemers gesproken die te laat hulp zoeken en in de veronderstelling zijn dat zij nog een beroep op de WHOA kunnen doen. De benodigde liquiditeit hebben zij echter in een eerder stadium al aangewend ter betaling van een deel van de schuld en daarmee zijn de kansen op een succesvol akkoord substantieel geslonken. Ook zien we dat er feitelijk geen enkele reële (her)financieringsmogelijkheid bestaat van een akkoord en/of de onderneming. De ondernemer is te lang doorgegaan met de dagelijkse, verlieslatende gang van zaken en heeft daarmee de vermogenspositie van de onderneming dusdanig uitgehold, dat deze in een feitelijke faillissementssituatie is komen te verkeren. BG.legal ziet kansen, maar uw adviseur heeft (helaas) geen toverstaf. Bij een dergelijke situatie is het niet mogelijk om te komen tot een succesvolle herstructurering. Gedurende het afgelopen jaar hebben wij klanten soms moeten mededelen dat een WHOA nu niet meer tot de mogelijkheden behoort, maar dat dit in een eerder stadium wellicht anders was geweest. Vaak volgt dan alsnog een faillissement. Een gewaarschuwd ondernemer telt voor twee: een adviesgesprek zal nooit te vroeg komen. U hebt immers zelf al een schuldenproblematiek vastgesteld en wellicht kan er nog op een andere wijze geherstructureerd worden. Een tweede belangrijke les uit de praktijk is namelijk dat de WHOA geen eenvoudig traject is. Rechters stellen hele hoge eisen aan de onderbouwing van het akkoord en het informeren van schuldeisers. De volgende blog zal over die praktijkles gaan. Vormt de WHOA wellicht ook een oplossing voor de schulden van uw onderneming? Of wordt u geconfronteerd met een partij die een WHOA-traject wil starten? Neem dan vrijblijvend contact met ons op. Deel I: De WHOA-procedure Deel II: De inhoud van het akkoord Deel III: De voorbereiding van het akkoord Deel IV: De observator en de herstructureringsdeskundige Deel VI: Goede voorbereiding is het halve werk/hele werk Dirk School [post_title] => Deel V: timing van een WHOA verzoek is essentieel [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => deel-v-timing-van-een-whoa-verzoek-is-essentieel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-03 15:45:06 [post_modified_gmt] => 2022-02-03 14:45:06 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28640 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 28592 [post_author] => 10 [post_date] => 2022-01-17 14:45:54 [post_date_gmt] => 2022-01-17 13:45:54 [post_content] => Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een factsheet gepubliceerd waarin wordt ingegaan op het door de overheid moeten bieden van gelijke kansen wanneer er sprake is van uitgifte van onroerende zaken.

Didam-arrest

Sinds het zogenaamde Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 is er discussie over de wijze waarop overheden een perceel grond of andere onroerende zaken te koop mogen aanbieden aan andere partijen, en of daarbij mogelijkheden bestaan die grond of onroerende zaken exclusief aan een partij te koop aan te bieden. Bij deze transacties kunnen onder meer de aanbestedingsregels (bijvoorbeeld het organiseren van een openbare selectie- en biedprocedure), staatssteunregelgeving (bijvoorbeeld kan gronduitgifte aan een specifieke partij staatssteun opleveren) of regelgeving inzake schaarse rechten (denk bijvoorbeeld aan de Dienstenrichtlijn (schaarse vergunningen) of de naleving van bestuurs- en/of Europeesrechtelijke beginselen zoals het gelijkheidsbeginsel) een rol spelen. In het Didam-arrest is een oordeel gegeven over de vraag of de overheid een perceel grond exclusief aan een partij te koop mag aanbieden of dat het alle gegadigden een kans moet bieden om het perceel te kopen. De Hoge Raad oordeelt dat overheden onroerende zaken niet langer uitsluitend aan een partij te koop kunnen aanbieden. Ook andere geïnteresseerde partijen krijgen via een openbare selectie de ruimte om mee te bieden. Als redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts een serieuze partij in aanmerking komt voor de aankoop van de onroerende zaak is onderhandse verkoop wel mogelijk. Dit moet dan op grond van objectieve, toetsbare en redelijke  criteria worden vastgesteld. Overheden moeten informatie hierover vooraf bekend maken. Deze verplichtingen volgen uit het gelijkheidsbeginsel, waaraan overheden zijn gebonden. Op dit punt verschilt de positie van overheden van die van een private partij.

Factsheet

In de factsheet wordt een antwoord gegeven op de belangrijkste vragen die het Didam-arrest oproept en de gevolgen hiervan. Een groot deel van de factsheet gaat over in dit stadium vooral voor overheden van belang zijnde hier niet verder behandelde vragen als
  • Aan welke vereisten dient een selectieprocedure te voldoen?
  • Wanneer dient er een selectieprocedure te worden toegepast?
  • Welke selectiecriteria kan een overheidslichaam hanteren?
  • Wanneer kan een overheidslichaam afzien van een selectieprocedure?
  • Wanneer is sprake van ‘slechts één serieuze gegadigde’?
  • De conclusie dat er maar één serieuze gegadigde is, moet op ‘objectieve, toetsbare en redelijke criteria’ worden gebaseerd. Zijn dit dezelfde criteria die een overheidslichaam kan hanteren bij een selectieprocedure?
  • Geldt er een ondergrens voor de plicht om een selectieprocedure toe te passen?
  • De Hoge Raad vult het gelijkheidsbeginsel in door een passende mate van openbaarheid voor te schrijven. Wat is een passende mate van openbaarheid?
  • Welke termijnen kunnen worden gehanteerd?
Enkele van de in de factsheet behandelde vragen en antwoorden die in dit stadium vooral voor marktpartijen van belang zijn worden hier weergeven.

Wat is de reikwijdte van het arrest? Is het arrest ook van toepassing op andere vormen van gronduitgifte?

Uit het arrest volgt dat een overheidslichaam bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomst en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. De Hoge Raad oordeelt dat dit dus ook geldt voor de beslissing met wie en onder welke voorwaarden het overheidslichaam een overeenkomst tot verkoop van een aan hem toebehorende onroerende zaak sluit. Gelet op deze algemene formulering dient er terdege rekening mee te worden gehouden dat het arrest ook van belang kan zijn voor andere vormen van gronduitgifte, zoals erfpacht- en opstalrechten, maar ook persoonlijke gebruiksrechten zoals huur, ruil, bruikleen, pacht en andere (aan de ontwikkeling en realisatie van) vastgoed gerelateerde overeenkomsten zoals publiek-private samenwerkingsovereenkomsten waarin dergelijke rechten worden vergeven. De precieze reikwijdte van het arrest zal zich uiteindelijk moeten uitkristalliseren in de jurisprudentie.

Wat betekent het arrest voor reeds verkochte en geleverde onroerende zaken?

Het ligt op dit moment niet voor de hand dat overeenkomsten waarin de door de Hoge Raad voorgestane mededingingsruimte destijds niet is geboden alsnog zonder meer nietig of vernietigbaar zouden zijn. Een en ander zal steeds mede afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval. Daarbij zal aannemelijk een rol kunnen spelen dat de verplichting voor overheidslichamen om bij gronduitgifte mededingingsruimte te bieden, voor veel partijen als een nieuwe ontwikkeling wordt gezien.

Wat betekent het arrest voor lopende onderhandelingen?

In gevallen waarin sprake is van lopende onderhandelingen waarbij nog geen overeenkomst tot stand is gekomen (en nog geen selectieprocedure is toegepast die voldoet aan het arrest), ligt het in de rede dat de onderhandelingen door het overheidslichaam waar mogelijk tijdelijk worden opgeschort. Voordat hiertoe wordt besloten, zullen alle relevante omstandigheden in kaart moeten worden gebracht. Hierbij kunnen onder meer goedkeuringsvoorbehouden of andere opschortende/ontbindende voorwaarden van belang zijn. Gedurende de opschorting van de onderhandelingen zal het overheidslichaam zo nodig een nadere afweging kunnen maken of het genoegzaam kan motiveren dat de beoogde contractuele wederpartij redelijkerwijs als enige serieuze gegadigde is aan te merken op basis van objectieve, toetsbare en redelijke criteria (zie hierover nader vraag 7-8). Indien dit het geval is, zal het voornemen tot (onderhandse) verkoop moeten worden gepubliceerd. In deze kennisgeving zal moeten worden gemotiveerd waarom op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria bij voorbaat vaststaat / redelijkerwijs mag worden aangenomen dat alleen deze partij als serieuze gegadigde in aanmerking komt. Zo nodig dient daarbij te worden bepaald of overeengekomen dat in het geval zich toch een andere serieuze gegadigde aandient, alsnog een selectieprocedure wordt gevolgd. Daarbij zal bijzondere aandacht moeten worden gegeven aan de vraag hoe in een dergelijke selectieprocedure een level playing field kan worden gewaarborgd, gelet op de eerdere betrokkenheid van de partij waarmee tot dan toe is onderhandeld.

Kan een overheidslichaam schadeplichtig zijn wegens het afbreken van onderhandelingen omdat het aangaan van een overeenkomst niet in lijn is met het arrest?

Het afbreken van (vergevorderde) onderhandelingen kan onder omstandigheden leiden tot schadeplichtigheid. Partijen zijn evenwel in beginsel vrij lopende onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Voor het kunnen aannemen van die onaanvaardbaarheid geldt volgens vaste rechtspraak een strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf. Bij de vraag of dat gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt kunnen uiteraard ook  goedkeuringsvoorbehouden of eventueel andere in dit verband relevante opschortende/ontbindende voorwaarden een rol spelen. Veel hangt hier dus af van de concrete omstandigheden van het geval. De vraag of er schadeplichtigheid zou kunnen ontstaan, vereist dus steeds een concrete toetsing.

Wat kunnen overheidslichamen en marktpartijen doen om te voorkomen dat in de toekomst wordt gehandeld in strijd met het Didam-arrest?

Overheidslichamen en marktpartijen zullen gezamenlijk in goed overleg tot een werkwijze moeten komen die strookt met het Didam-arrest. Overheidslichamen die reeds beschikken over een vastgesteld beleid voor het selecteren van partijen voor verkoop van (bebouwde of onbebouwde) onroerende zaken, doen er verstandig aan na te gaan of dit beleid nog in overeenstemming is met het arrest. Zo nodig kunnen zij dit beleid herijken. Overheidslichamen die nog geen selectiebeleid hebben geformuleerd en regelmatig onroerende zaken verkopen, zouden kunnen overwegen een dergelijk beleid te formuleren. Tot slot is het van belang de ontwikkelingen in de rechtspraak waarin nadere duiding wordt gegeven aan het arrest van de Hoge Raad, goed te volgen. Rik Wevers   [post_title] => Gelijke kansen bij uitgifte onroerende zaken door overheid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gelijke-kansen-bij-uitgifte-onroerende-zaken-door-overheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-17 15:34:27 [post_modified_gmt] => 2022-01-17 14:34:27 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28592 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 28566 [post_author] => 39 [post_date] => 2022-01-14 08:54:28 [post_date_gmt] => 2022-01-14 07:54:28 [post_content] =>

Inleiding

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de vraag of huurders aanspraak kunnen maken op huurkorting vanwege de coronamaatregelen. Deze uitspraak volgt naar aanleiding van een aantal prejudiciële vragen die de rechtbank Limburg eerder dat jaar aan de Hoge Raad stelde. De uitspraak van de Hoge Raad volgt de eerder genomen conclusie van A-G Wissink op grote lijnen.

Recht op huurkorting

De Hoge Raad overweegt dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid oplevert ten aanzien van huurovereenkomsten die vóór 15 maart 2020 zijn gesloten. De Hoge Raad volgt hiermee de tendens uit de lagere rechtspraak (zoals eerder in dit blog besproken) en de conclusie van de A-G. Het voorgaande betekent dat huurders een succesvol beroep kunnen doen op onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW. Voor huurovereenkomsten die na de hiervoor genoemde datum zijn gesloten is dit niet noodzakelijkerwijs het geval en moet dit van geval tot geval beoordeeld worden. Het is in ieder geval goed te verdedigen dat voor een huurovereenkomst die tijdens de coronacrisis is gesloten in veel gevallen overheidsmaatregelen als gevolg van de coronacrisis niet onvoorzien zijn. In afwijking van de genoemde conclusie van de A-G en diverse opvattingen in de literatuur overweegt de Hoge Raad dat de coronacrisis, althans het als gevolg daarvan niet of slechts beperkt kunnen exploiteren van het gehuurde, géén gebrek oplevert in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. Veel impact zal deze beslissing in de praktijk niet hebben nu in veel gevallen de ROZ-voorwaarden worden gehanteerd en de gebrekenregeling als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW is uitgesloten. Ook kunnen huurders in veel gevallen dus aanspraak maken op wijziging van de huurovereenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden.

Op welke korting heeft de huurder recht?

In de lagere rechtspraak werd verschillend omgesprongen met de berekening van de huurkorting. Op welk percentage van de huurprijs heeft de huurder bijvoorbeeld recht? Is dit in gelijke delen (in de literatuur ook wel de share the pain methodiek genoemd) en is daarbij sluiting of niet-sluiting relevant? Of is dit omzetafhankelijk? En zo ja, zijn bepaalde tegemoetkomingen, zoals in ieder geval de TVL-steun relevant? Grofweg zijn er twee stromingen ontstaan, enerzijds de stroming waarbij de TVL-steun bij de omzet werd opgeteld (rechtbank Amsterdam) en anderzijds de stroming waarbij de TVL-steun in mindering moet worden gebracht op de huur (rechtbanken Gelderland en Overijssel en uiteindelijk ook het gerechtshof Amsterdam, de zogenoemde vaste lastenmethode). In het laatste geval valt de huurkorting in de regel (vele malen) lager uit. In dit blog is mijn collega Rutger Boogers uitgebreid ingegaan op de verschillende berekeningsmethoden. De Hoge Raad volgt de hiervoor bedoelde vaste lastenmethode. Dit wil zeggen dat bij de berekening van de huurkorting een correctie dient plaats te vinden door de TVL-steun (let wel de steun waar de huurder fiscaal recht op heeft en niet de steun die de huurder daadwerkelijk ontvangt) in mindering te brengen op de huurprijs en vervolgens de lasten gelijk (50/50) te verdelen. Om een ander duidelijk(er) te maken heeft de Hoge Raad in de uitspraak van 24 december 2021 een rekenvoorbeeld toegevoegd:                               Van belang is overigens dat de ‘totale werkelijke vaste lasten’ in deze berekening kunnen worden meegenomen en niet een fictief percentage dat het CBS hanteert bij de berekening van de TVL-steun.

Overige gezichtspunten

De Hoge Raad heeft in de uitspraak van 24 december 2021 nog een aantal andere, nog niet aanbod gekomen relevante zaken benoemd:
  • De uitspraak ziet op alle 7:290-bedrijfsruimten en is niet beperkt tot enkel de horeca;
  • Onder onvoorziene omstandigheden valt niet slechts de periode dat men gedwongen moest sluiten, maar ook andere overheidsmaatregelen als gevolg waarvan het gehuurde niet of slechts beperkt kon worden geëxploiteerd;
  • Het uitgangspunt is de 50/50 verdeling van de huurprijs (na de TVL correctie). De Hoge Raad overweegt dat de redelijkheid en billijkheid kan meebrengen dat een andere verdeling wordt gehanteerd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de financiële positie van de verhuurder of huurder dit rechtvaardigt.

Hoe nu verder?

Met de uitspraak van 24 december 2021 is het voor huurders en verhuurders duidelijk dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid vormt, in ieder geval voor huurovereenkomsten die voor 15 maart 2020 zijn gesloten. Ook is de wijze waarop de huurkorting berekend dient te worden duidelijk. Toch zijn er een aantal die in de toekomst tot geschillen kunnen leiden. Hoe moet het verder met huurders die ten onrechte een te groot deel van de huurprijs (bijvoorbeeld 50/50 zonder enige TVL/omzetcorrectie) onbetaald laten? Heeft de verhuurder in dat geval recht op buitengerechtelijke kosten, rente en/of contractuele boetes? Mij is tot op heden geen uitspraak bekend waarin de rechter naast de onbetaald gelaten huurprijs ook boetes, rente en/of buitengerechtelijke kosten toewees. Het is, nu de Hoge Raad een duidelijk toetsingskader heeft geschapen, maar de vraag in hoeverre het nog langer redelijk is dat enkel de huurachterstand in een gerechtelijke procedure wordt toegewezen. In dit blog heb ik daar eerder kort bij stilgestaan. Het is voor de verhuurder slechts mogelijk om de hoogte van de huurkorting te berekenen indien de huurder alle voor de hiervoor besproken berekeningsmethode relevante gegevens. Kan het van de huurder redelijkerwijs worden verlangd dat hij openheid van zaken geeft inzake zijn omzetcijfers? En staat het de huurder vrij om een referentiejaar te kiezen die voor hem het meest gunstig is? Mij lijkt op voorhand dat beide vragen bevestigend moeten worden beantwoord. Tot slot is het nog interessant hoe moet worden omgegaan met addenda op huurovereenkomsten die voor 15 maart 2020 zijn gesloten. Als een addendum wordt opgevat als nieuw of nieuw onderdeel van de huurovereenkomst, dan heeft dit mogelijk gevolgen voor de voorzienbaarheid van de gevolgen van de coronacrisis. Mij lijkt dat dit erg afhankelijk is van de partijbedoelingen en dient per geval te worden beoordeeld. Heeft u meer vragen over de gevolgen van de coronacrisis voor uw huurovereenkomst? Neem dan gerust vrijblijvend contact op. Michael de Marco [post_title] => Hoge Raad: horeca en winkelruimten recht op huurkorting [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hoge-raad-horeca-en-winkelruimten-recht-op-huurkorting [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-14 08:54:28 [post_modified_gmt] => 2022-01-14 07:54:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28566 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 28784 [post_author] => 10 [post_date] => 2022-02-01 08:30:13 [post_date_gmt] => 2022-02-01 07:30:13 [post_content] => Op 1 januari 2022 zijn de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (AWtza) in werking getreden. Deze wetten moeten leiden tot meer transparantie en verantwoording in de zorgsector. Hiermee wordt beoogd dat collectief zorggeld effectief, doelmatig en rechtmatig wordt besteed. Er geldt vanaf 2022 een uitgebreidere meld- en vergunningsplicht voor zorgaanbieders. De zorgaanbieders moeten daarnaast een transparante bedrijfsvoering hebben én een jaarverantwoording openbaar maken.

Jaarverantwoording 

Zorgaanbieders vervullen een belangrijke maatschappelijke rol en hebben dus een grote verantwoordelijkheid. Daarom moeten zij inzicht bieden in de besteding van collectief zorggeld. De jaarverantwoording geeft dit inzicht en draagt ook bij aan professionele bedrijfsvoering en goed bestuur. Zorgaanbieders die onder de Wtzi vielen moesten deze verantwoording al afleggen. Zij moeten vóór 1 juni 2022 de jaarverantwoording over 2021 inleveren. Vanaf 2023 geldt de verplichting ook voor vrijwel alle zorgaanbieders die zorg leveren vanuit de Zvw, de Wlz en/of daar VWS-subsidie voor ontvangen. De jaarverantwoording over 2022 moet ingeleverd zijn vóór 1 juni 2023.

Taken NZa

Met de inwerkingtreding van genoemde wetten heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aantal nieuwe toezichtstaken gekregen op het gebied van de jaarverantwoording, transparante bedrijfsvoering en het verbod op winstoogmerk die in beleidsregels en een regeling zijn uitgewerkt. De beleidsregel handhaving JMV beschrijft het toezicht op de jaarverantwoording. De beleidsregel TBW doet dit voor het toezicht op transparante bedrijfsvoering en het verbod op winstoogmerk. De regeling Wmg heeft betrekking op de vragenlijst van de NZa. Deze vragenlijst is onderdeel van de jaarverantwoording van het Ministerie van VWS. Daarnaast is er een speciale informatiekaart voor kleine zorgaanbieders genaamd de Informatiekaart Bedrijfsvoering voor zorgaanbieders. Voor meer informatie over de Wtza zie de website van de Nza. Rik Wevers   [post_title] => Meer transparantie en verantwoording bij zorginkoop [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => meer-transparantie-en-verantwoording-bij-zorginkoop [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-01 08:30:13 [post_modified_gmt] => 2022-02-01 07:30:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28784 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1414 [max_num_pages] => 142 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 9912d20cfca43a21f0703820ce27766f [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Op 1 januari 2022 zijn de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (AWtza) in werking getreden. Deze wetten moeten leiden tot meer transparantie en verantwoording in...
Lees meer
De Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) heeft voor 2023 e.v. een nieuwe regeling transparantie zorginkoopproces Zvw gepubliceerd. Deze regeling die vanaf 1 januari 2022 geldt, voorziet in de regels die zorgverzekeraars en...
Lees meer
Inleiding Op 21 januari 2022 jl. heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen dat ongunstig is voor woningcorporaties die via collectieve warmte-koudeopslag-installaties (hierna: WKO-installatie) warmte leveren aan huurders. WKO-installatie...
Lees meer
Vandaag is het de Europese Dag van de Privacy. Deze dag is door de Raad van Europa in het leven geroepen om aandacht te vragen voor de bescherming van persoonsgegevens....
Lees meer
Een verpleegkundige verlaat de kamer van een patiënt  in een verpleeghuis. Zij wordt bij het betreden van de gang aangereden door een man in een elektrische rolstoel en loopt hierbij...
Lees meer
Voor de kwaliteit van de zorg zijn goed bestuur en toezicht een belangrijke voorwaarde. Per 1 januari 2022 is de Governancecode Zorg van 2017 geactualiseerd.  De code betreft een richtinggevend...
Lees meer
De WHOA kan een goede oplossing zijn voor noodlijdende bedrijven. Door middel van het aanbieden van een akkoord kan er worden gekomen tot serieuze sanering van schulden en dus een...
Lees meer
De per 1 januari 2021 ingevoerde WHOA is inmiddels ruim een jaar onderweg. Uit het debuutjaar van de WHOA zijn verschillende (praktijk)lessen te trekken. Een eerste belangrijke les uit die...
Lees meer
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een factsheet gepubliceerd waarin wordt ingegaan op het door de overheid moeten bieden van gelijke kansen wanneer er sprake is van uitgifte...
Lees meer
Inleiding Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de vraag of huurders aanspraak kunnen maken op huurkorting vanwege de coronamaatregelen. Deze uitspraak volgt naar aanleiding van...
Lees meer