WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 60
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 60
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1425
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 590, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 27229
[post_author] => 26
[post_date] => 2021-10-08 09:47:57
[post_date_gmt] => 2021-10-08 07:47:57
[post_content] => In een eerdere blog schreef ik over het opnieuw inpakken of het verpakken van een product. Maar mag ik ook het product wijzigen? In de praktijk zien we vaak dat handelaren producten importeren vanuit het buitenland. Zij willen dit product doorverkopen op de Nederlandse markt, maar willen dan wel graag de code op het product verwijderen. Mag dat zomaar?
Wat is decoderen?
Het decoderen van producten houdt in dat de importeur de productcode (of een andere code) van het product verwijderd en eventueel vervangt met een eigen code. Dit zien we vaak gebeuren bij luxe producten, zoals bij parfums.
Productcodes dienen veelal ter identificatie van een bepaald product. De merkhouder gebruikt deze codes om producten op te sporen in het geval van een recall of om te voldoen aan geldende wet- en regelgeving. Maar productcodes geven de merkhouder ook de mogelijkheid om te achterhalen via welke dealer de onrechtmatige doorverkoop heeft plaatsgevonden.
Onrechtmatig?
Wij krijgen vaak de vraag of het onrechtmatig is om de productcodes van een product te verwijderen. Parellelverkopers verwijderen deze code graag, omdat dit het product ontraceerbaar maakt of omdat zij hun eigen merk en/of codes op het product willen vermelden.
In bepaalde gevallen heeft een merkhouder voldoende grond om hiertegen op te treden wegens onrechtmatigheid. Bijvoorbeeld in de volgende situaties:
Productveiligheid: wanneer de productcode ontbreekt, kan een merkhouder een product niet meer terughalen en/of vervangen.
- Afbreuk
reputatie product: het verwijderen van de productcode kan schade opleveren aan het product zelf, of aan de verpakking. Dit kan afbreuk doen aan het luxe imago.
Auteursrecht: door wijziging van het product of de verpakking, kan het zijn dat er inbreuk wordt gepleegd op het auteursrecht van de fabrikant.
Er zijn dus voldoende gronden voor de merkhouder om op te treden tegen decodering. Er zijn slechts enkele situaties denkbaar waarin het decoderen
niet onrechtmatig kan zijn. Denk dan bijvoorbeeld aan een code op een product die geen belangrijke functie heeft zoals hierboven omschreven. Alles hangt echter af van de
omstandigheden van het geval.
Vragen?
Vragen over het decoderen van producten? Neem contact op.
[post_title] => Het decoderen van producten kan onrechtmatig zijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-decoderen-van-producten-kan-onrechtmatig-zijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-02-01 09:16:22
[post_modified_gmt] => 2022-02-01 08:16:22
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=27229
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 27161
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-09-30 10:02:02
[post_date_gmt] => 2021-09-30 08:02:02
[post_content] => In een eerdere
bijdrage is geschreven over het eind 2020 door zorgaanbieders aangespannen kort geding over het inkoopbeleid langdurige zorg van de zorgkantoren. Uitkomst van dat kort geding was dat de zorgkantoren hun inkoopbeleid onvoldoende hadden gemotiveerd althans voor het jaar 2021. De voorzieningenrechter had de zorgkantoren verboden de inkoopprocedures voort te zetten tenzij onder meer minimaal het (basis)tarief(percentage) dat is gehanteerd in 2020 voor 2021 zou worden gehanteerd.
Hoger beroep
De zorgkantoren zijn tegen het vonnis in
hoger beroep gekomen maar zij hebben bij het hof bot gevangen. De zorgkantoren vorderen vernietiging van het vonnis maar omdat ze aldus het hof, feitelijk al uitvoering hebben gegeven aan het vonnis, roept dit voor het hof de vraag op wat de zorgkantoren met het hoger beroep willen bereiken.
De zorgkantoren stellen dat zij met het hoger beroep helderheid willen verkrijgen over de reikwijdte van hun motiveringsplicht ten aanzien van het geldende tariefpercentage van het NZa-maximumtarief. De zorgkantoren vinden dat de eisen die de voorzieningenrechter heeft gesteld aan hun motiveringsplicht
niet uitvoerbaar zijn.
Beoordeling hof
Het hof constateert in zijn niet gepubliceerd arrest in kort geding van 30 maart 2021 dat de zorgkantoren geen eigen vordering hebben ingesteld. De zorgkantoren kunnen dan ook
geen aanspraak maken op een oordeel waarin wordt aangegeven hoe zij aan hun motiveringsplicht kunnen voldoen.
Bovendien beogen de zorgkantoren, aldus het hof, in feite een verklaring voor recht te verkrijgen, waarvoor in kort geding geen plaats is.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter.
Vervolg
Het hof heeft zich dus niet uitgesproken over de consequenties van het vonnis van de voorzieningenrechter op het Wlz-inkoopkader voor 2022.
De zorgkantoren hebben van hun Wlz- inkoopkader voor de periode 2021-2023 een
update gepubliceerd en aanpassingen doorgevoerd die voor 2022 en 2023 van toepassing zijn. Het tarief is thans een richttarief in plaats van een basistarief. Zorgkantoren kunnen per regio positief of negatief afwijken van dat richttarief, afhankelijk van wat in de regio nodig is.
Verder is anders dat het richttarief 95,8 procent van het NZa-maximumtarief is. Daarvoor was het basistarief 94 procent van het NZa-maximumtarief.
Van een toeslag van twee procent, als de aanbieders plannen voor innovatie, efficiënte bedrijfsvoering, passende zorg of duurzaamheid inleveren, is nog altijd sprake. Echter, dit wordt nu niet meer direct gekoppeld aan de tarieven.
Daarnaast is nu een onderbouwing gegeven van hoe de zorgkantoren komen op een richttarief van 95,8 procent van de NZa-maximumtarieven. De zorgkantoren baseren zich hiervoor op de jaarrekeningen van 2019 van Wlz-aanbieders die dat jaar tenminste € 50.000 omzet maakten en minimaal 60 procent van hun omzet halen uit zorg onder de Wet langdurige zorg. Vervolgens is bepaald welk richttariefpercentage nodig is om te zorgen dat 75 procent van de geselecteerde aanbieders een neutrale of positieve winstmarge heeft. Dit bleek bij een percentage van 95,8 procent te zijn.
Conclusie
Het is de vraag in hoeverre de in de update gehanteerde berekening voor 2022 leidt tot een
reëel tarief zoals dat destijds door de voorzieningenrechter voor 2021 in essentie is opgelegd. Voor zorgaanbieders is het teleurstellend dat de tarieven van 2020 ook niet zijn doorgetrokken tot 2022.
De Nederlandse GGZ heeft inmiddels
aangekondigd wederom de gang naar de rechter te maken.
Kortom, het laatste woord over wanneer nu sprake is van reële tarieven, thans voor 2022 en aan de hand van een vernieuwd Wlz-inkoopkader, is nog niet gesproken.
![Rik Wevers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2018/01/RIK-5-200x300.jpg)
[post_title] => Geen nadere duiding motiveringsplicht Wlz-inkoop
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => geen-nadere-duiding-motiveringsplicht-wlz-inkoop
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-10-01 09:08:22
[post_modified_gmt] => 2021-10-01 07:08:22
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=27161
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 27162
[post_author] => 43
[post_date] => 2021-09-30 10:01:00
[post_date_gmt] => 2021-09-30 08:01:00
[post_content] =>
De Autoriteit Persoonsgegevens krijgt, ondanks politiek aandringen, in 2022 geen extra budget. Een zorgelijk en risicovol besluit.
Dat de
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) al jarenlang over onvoldoende budget beschikt, behoort inmiddels bijna tot algemene kennis. Eind 2020 bleekt al uit een onderzoek van
KPMG dat er sprake is van een enorm
gebrek aan capaciteit. De circa 185 fte werkzaam bij de AP bleek onvoldoende om goed uitvoering te kunnen geven aan de rol van de AP als privacytoezichthouder en zou meer dan verdubbeld moeten worden. De AP is met het gelijk blijven van haar budget, vanzelfsprekend,
niet tevreden.
Hoewel dit soms anders wordt gezien, vormt een zwakke toezichthouder een risico voor (met name internationale) bedrijven. Het toezicht op
privacywetgeving is binnen de EU namelijk zo geregeld dat de toezichthouder in het land waar een bedrijf gevestigd is, de leiding heeft bij het toezien op de naleving. Het
Europese Hof oordeelde echter op 15 juni 2021 dat, onder bepaalde voorwaarden, een toezichthouder van een lidstaat haar bevoegdheid kan uitoefenen om elke vermeende inbreuk op de
AVG onder de aandacht van de gerechtelijke autoriteiten van die lidstaat te brengen, ook al is deze autoriteit niet leidend voor die verwerking van persoonsgegevens. Als de leidende toezichthouder zijn plicht verzaakt, kan een andere Europese toezichthouder dus alsnog optreden.
![](https://bg.legal/wp-content/uploads/2021/09/Fact-friday-autoriteit-persoonsgegevens-linkedin-1024x536.jpg)
Dit betekent dat multinationals die in meerdere landen persoonsgegevens verwerken en de AP als
leidende toezichthouder hebben, bij onvoldoende toezicht door de AP ook met andere Europese toezichthouders kunnen worden geconfronteerd. Dit brengt weer onzekerheid met zich mee, omdat de verschillende Europese toezichthouders privacywetgeving
op verschillende manieren interpreteren. Op de lange termijn is een sterke toezichthouder, waarmee een dialoog kan worden gevoerd over de naleving van de AVG, van groot belang. Vooralsnog is met de huidige miljoenennota echter besloten om de AP, hoe kortzichtig ook, klein te houden.
![Tom Oerlemans](https://bg.legal/wp-content/uploads/2020/02/TOM-5-200x300.jpg)
[post_title] => De Autoriteit Persoonsgegevens krijgt in 2022 geen extra budget
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-autoriteit-persoonsgegevens-krijgt-in-2022-geen-extra-budget
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-10-01 09:11:36
[post_modified_gmt] => 2021-10-01 07:11:36
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=27162
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 27132
[post_author] => 16
[post_date] => 2021-09-30 10:00:20
[post_date_gmt] => 2021-09-30 08:00:20
[post_content] => Mijn loopbaan startte bij een
ziektekostenverzekeraar. Ik behandelde de verzekeringsclaims. Ik was altijd zeer geïnteresseerd in de
polisvoorwaarden van de [ziektekosten]verzekeraars, de zgn. kleine lettertjes, insluitingen, uitsluitingen, noem maar op. We kennen het allemaal wel.
Ik moest de claims van verzekerden beoordelen. Ik had nog al eens commentaar en [eigen] interpretaties voor wat betreft hetgeen onder de verzekering viel en wat niet. Soms tot genoegen van mijn toenmalige baas maar soms [eigenlijk vaak] ook niet.
Wat ik wel miste was het
contact met verzekerden. Al snel ben ik dan ook gaan werken bij een rechtsbijstandsassuradeur op de
letselschadeafdeling en verhaalde letselschaden voor mijn cliënten. Ik trad dus op voor slachtoffers. Dit beviel mij goed, vooral het feit dat je echt iets voor mensen kon betekenen. Ik ben mij vanaf toen dan ook gaan specialiseren in de wereld van de letselschade.
Na een uitstapje [van bijna 10 jaar], naar de letselafdeling van een WA verzekeraar, waar ik overigens zeer veel van de letselschadepraktijk heb geleerd, kwam ik dan toch in de
advocatuur terecht. En ja, weer treed ik alleen op voor slachtoffers. In de loop van de tijd heb ik gemerkt dat hier toch
mijn passie ligt.
Vaak staat het leven voor slachtoffers op hun kop na een verkeers-/bedrijfsongeval of medische fout. Grote veranderingen vinden dan plaats in de persoonlijke situatie of op het werk.
Samen met slachtoffers zorgen voor
schadevergoeding waar men recht op heeft en zo nodig naar de rechter. Maar vooral ook zorgen voor zoveel mogelijk
terugkeer in de maatschappij als vóór het ongeval of medische fout.
Hiervoor heeft elk slachtoffer een eigen aanpak nodig. Slachtoffers zijn nu eenmaal niet hetzelfde en ook de situatie waarin zij verkeren niet. Dat maakt dat dit werk
altijd in beweging is en ik mij vol overgave weer op een volgende zaak richt.
![Edith de Koning](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/12/EDITH-6-200x300.jpg)
[post_title] => Via ziektekostenverzekeraar naar advocatuur
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => via-ziektekostenverzekeraar-naar-advocatuur
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-09-30 10:00:20
[post_modified_gmt] => 2021-09-30 08:00:20
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=27132
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 27060
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-09-29 10:22:42
[post_date_gmt] => 2021-09-29 08:22:42
[post_content] =>
Inschrijving in aanbesteding
Het in een
aanbestedingsprocedure inschrijven met de verkeerde vennootschap is geen fout dat zich leent voor een eenvoudig herstel, aldus de rechtbank Den Haag in haar uitspraak van 15 september 2021. De inschrijving is
terecht terzijde gelegd.
Casus
De Gemeente Den Haag heeft een niet-openbare aanbesteding georganiseerd voor de renovatie van de Utrechtsebaan. BNRS (Ballast Nedam Road Specialties) heeft zich in de selectiefase aangemeld om een inschrijving te mogen doen en is hiervoor geselecteerd.
Het ingediende inschrijvingsbiljet is ingediend en ondertekend door een
andere vennootschap dan BNRS namelijk Ballast Nedam Intra B.V. (BNI). Onder verwijzing naar de inschrijvingsleidraad en het ARW (Aanbestedingsreglement Werken) waarin staat dat een inschrijving dient te zijn voorzien van een inschrijvingsbiljet dat is ondertekend door de inschrijver, wordt door de gemeente de inschrijving van BRNS als ongeldig terzijde gelegd.
BBRS vordert dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag de gemeente zal gebieden de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken en de inschrijving van BNRS alsnog geldig te verklaren.
Beoordeling
Het toetsingskader laat zich als volgt omschrijven. Een aanbestedende dienst moet bij de beoordeling van de inschrijvingen uitgaan van de inschrijvingen zoals deze bij het sluiten van de inschrijvingstermijn zijn ontvangen. De beginselen van gelijke behandeling en transparantie verzetten zich ertegen dat een inschrijver daarna nog zijn inschrijving mag wijzigen of aanvullen. In uitzonderlijke gevallen kan op dit uitgangspunt een uitzondering worden gemaakt, als een inschrijving klaarblijkelijk een eenvoudige precisering behoeft of om kennelijke materiële fouten recht te zetten. Deze wijziging of aanvulling mag er niet toe leiden dat in werkelijkheid een nieuwe inschrijving wordt ingediend. De verbetering mag slechts betrekking hebben op gegevens waarvan objectief kan worden vastgesteld dat zij dateren van voor het einde van de inschrijvingstermijn om deel te nemen aan een aanbestedingsprocedure en het mag niet gaan om stukken of informatie die op straffe van uitsluiting bij de inschrijving moest(en) worden verstrekt.
Hoewel uit jurisprudentie een lijn valt te ontwaren dat aanbestedende diensten geen extreem formalistische houding aan de dag mogen leggen, baat dat BBRS hier niet. De fout die is gemaakt leent zich niet voor eenvoudig herstel. De Gunningsleidraad schrijft voor dat onder meer het inschrijvingsbiljet door de inschrijver moeten worden ingediend. Aan dat voorschrift is door het indienen van dit stuk op naam van BNI niet voldaan. In de Gunningsleidraad staat dat het ontbreken van onder meer het Inschrijvingsbiljet leidt tot
uitsluiting van de Inschrijving.
De rechter volgt BNRS niet in de stelling dat aan de zijde van de gemeente sprake is van ‘doorgeschoten formalisme’. De vorderingen van BNRS worden afgewezen.
Voor de volledige uitspraak zie:
ECLI:NL:RBDHA:2021:10157
![Rik Wevers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2018/01/RIK-5-200x300.jpg)
[post_title] => Inschrijving in aanbesteding door verkeerde vennootschap is fataal
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => inschrijving-in-aanbesteding-door-verkeerde-vennootschap-is-fataal
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-09-29 10:22:42
[post_modified_gmt] => 2021-09-29 08:22:42
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=27060
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 27059
[post_author] => 46
[post_date] => 2021-09-27 15:33:16
[post_date_gmt] => 2021-09-27 13:33:16
[post_content] => Eerder
schreven Marlies Hol en Robin Verhoef al over het conflict tussen Deliveroo en FNV, waarin de rechter uiteindelijk besloot dat Deliveroo bezorgers werknemers waren. Interessant aan deze uitspraak is dat de bezorgers worden aangestuurd door een app in plaats van een persoon. Na Deliveroo is nu de volgende platformgigant aan de beurt. FNV heeft namelijk
een rechtzaak aangespannen tegen Uber. FNV stelt dat alle taxichauffeurs van Uber
werknemers zijn. Uber beweert dat de taxichauffeurs ,
zelfstandige ondernemers zijn. Uber claimt dat ze slechts een softwarebedrijf is dat bemiddelt tussen chauffeurs en passagiers. In dit artikel bespreken wij wat de rechter daarover oordeelt.
Verschil werknemer en zelfstandig ondernemer
Over het algemeen heeft een werknemer meer aanspraken en bescherming dan een zelfstandig ondernemer. Hoewel het zelfstandig ondernemerschap voordelen heeft, worden zij niet beschermd tegen te lange werktijden en onderbetaling. Voor FNV reden voor een zaak.
Als de chauffeurs van Uber werknemers zijn, dan is er sprake van een
arbeidsovereenkomst en moet Uber zich aan de cao Taxivervoer houden bij de behandeling van haar werknemers.
Wanneer is sprake van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht?
Om te beoordelen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen Uber en haar chauffeurs, zijn drie kenmerken van belang. Ten eerste moet beoordeeld worden of de chauffeurs
persoonlijke arbeid verrichten voor Uber, ten tweede of Uber
loon betaalt voor de verrichte arbeid en ten derde of sprake is van een
gezagsverhouding tussen Uber en de chauffeurs. Als er aan deze drie voorwaarden is voldaan, dan is er sprake van een arbeidsovereenkomst.
Het verrichten van arbeid
De chauffeurs vervoeren via de
Uberapp passagiers voor Uber. Uber verdient geld aan iedere rit doordat 25% van iedere rit wordt ingehouden als servicekosten. Het verweer van Uber dat zij slechts een technologiebedrijf is, wordt door de rechter verworpen. De hele organisatie van Uber erop gericht om zo veel mogelijk ritten te leveren en voldoende chauffeurs beschikbaar te hebben. Het verdienmodel van Uber is het verkopen van ritten en de chauffeurs van Uber verrichten het vervoeren van personen dus voor Uber. De chauffeurs moeten deze ritten ook persoonlijk uitvoeren, omdat de vereiste vergunningen persoonsgebonden zijn.
Loon
Loon is een tegenprestatie voor de verrichte arbeid. De chauffeurs krijgen een vergoeding voor hun ritten van Uber, maar Uber bepaalt welke chauffeurs voor
welke ritprijs ritten aangeboden krijgen. Dit proces is geautomatiseerd. Uber ontvangt de betaling voor de rit van de passagier en betaalt, na inhouding van de servicekosten, de chauffeur uit. Deze wijze van betaling wordt door de rechter als loon gezien.
Een (moderne) gezagsverhouding
Bij het beoordelen van de gezagsverhouding moet worden gekeken naar de zelfstandigheid van de werknemer of ondernemer. In deze zaak oordeelt de rechter dat er sprake is van een
moderne gezagsverhouding tussen Uber en de chauffeurs. Ten eerste moeten alle chauffeurs de voorwaarden van Uber accepteren voordat ze de Uberapp kunnen gebruiken. Deze voorwaarden worden door Uber eenzijdig veranderd en chauffeurs moeten akkoord gaan met de nieuwe voorwaarden voordat ze de Uberapp weer kunnen gebruiken. Chauffeurs kunnen niet onderhandelen over deze voorwaarden. Ten tweede geeft Uber bewust een beperkte hoeveelheid informatie aan haar chauffeurs zodat deze niet alleen de meest winstgevende ritten accepteren.
Ook bepaalt Uber de ritprijs op basis van de kortste route waardoor de chauffeur weinig keuze heeft in hoe de rit uitgevoerd wordt. Daarnaast worden de eerdere prestaties van chauffeurs ook meegenomen bij het toewijzen van nieuwe ritten waardoor chauffeurs geforceerd worden om zich te gedragen zoals de Uberapp dat wil.
Samenvattend oordeelt de rechter dat de Uberapp en de achterliggende algoritmen van Uber een financiële stimulans en een disciplinerende werking hebben. Hoewel de chauffeurs wel een bepaalde keuzevrijheid hebben bij het accepteren van ritten, zijn ze onderworpen aan het algoritme van Uber. Daardoor is sprake van gezag en dus van modern werkgeverschap.
Conclusie
Net als in de Deliveroo-zaak, accepteert de rechter het verweer van het platform – ‘’we zijn een technologiebedrijf’’ – niet. Deliveroo en Uber verdienen geld per verrichte dienst en beide bedrijven sturen hun chauffeurs/bezorgers aan zo efficiënt mogelijk te werken. Deze aansturing vindt plaats via een
online systeem, maar dat past binnen de criteria voor modern werkgeversgezag. Verder hanteren beide bedrijven eenzijdige voorwaarden en hebben de ‘ondernemers’ die de diensten uitvoeren nauwelijks onderhandelingsmacht.
De rechter oordeelt in deze zaak dat alle chauffeurs een arbeidsovereenkomst hebben of hadden met Uber. De Uber medewerkers vallen daardoor onder de cao Taxivervoer. Voor sommige Uber medewerkers, die als zelfstandige willen werken, is dit mogelijk geen gewenste uitkomst. Voor Uber-chauffeurs die meer arbeidsrechtelijke bescherming zochten, biedt deze uitspraak houvast.
Bent u geïnteresseerd in de combinatie van technologie en werkgeverschap? Neem dan contact op met de sectie IE en arbeidsrecht van BG.legal.
![Marlies Hol](https://bg.legal/wp-content/uploads/2021/02/MARLIES-nieuw-200x300.jpg)
[post_title] => Uber-chauffeurs nu ook werknemers
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => uber-chauffeurs-nu-ook-werknemers
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-06-14 11:26:59
[post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:26:59
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=27059
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 27048
[post_author] => 26
[post_date] => 2021-09-27 09:31:40
[post_date_gmt] => 2021-09-27 07:31:40
[post_content] => In diverse blogs heb ik geschreven over het gebruik van merken. In de praktijk blijft dit een lastig fenomeen. Met name het
gebruik van andermans merk blijkt glad ijs: in hoeverre mag ik een merk van een ander gebruiken voor reclame van mijn eigen product of onderneming? In deze blog ga ik het hebben over het
plaatsen van merken op verzenddozen.
Stel: jij hebt een eigen
beauty-webshop en je verkoopt beautyproducten van veel verschillende merken. Het feit dat jij al deze merken aanbiedt, is de kracht van jouw onderneming. De consument is bij jou altijd aan het juiste adres. Het liefst zou je alle merken op jouw eigen verzenddoos willen plaatsen, om te laten zien wat jouw webshop allemaal in huis heeft. Mag dat zomaar? Of levert dit
merkinbreuk op?
Hierover heeft de Rechtbank Den Haag in 2020 een interessante uitspraak gedaan. De Rechtbank oordeelde dat wanneer een
merknaam op een verpakkingsdoos afgebeeld staat, dit suggereert dat er een economische band met de merkhouder is. Dit leidt tot verwarring bij de consument, waardoor het plaatsen van de merknamen op de verpakkingen inbreuk oplevert. Het Hof heeft zich echter recent gebogen over deze kwestie en komt hierbij tot een andere conclusie: het plaatsen van veel verschillende merken op een verzenddoos, levert
géén merkinbreuk op.
Bent u benieuwd waarom het Hof dit heeft overwogen? En wat de mogelijkheden nu zijn? Ik heb dit uitgebreid uiteengezet in een
whitepaper. Klik
hier om de whitepaper gratis te downloaden.
Vragen?
Neem contact op.
[post_title] => Merken op verzenddozen: mag dat wel?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => merken-op-verzenddozen-mag-dat-wel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-02-01 09:16:53
[post_modified_gmt] => 2022-02-01 08:16:53
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=27048
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 27039
[post_author] => 39
[post_date] => 2021-09-24 12:20:58
[post_date_gmt] => 2021-09-24 10:20:58
[post_content] =>
Inleiding
Er zijn tal van redenen waarom een eigenaar een woon- of bedrijfsruimte liever in
gebruik wenst te geven dan in
huur. Denk hierbij aan het (leegstands)beheer, voorkoming van verdere achteruitgang, anti-kraak, of het in gebruik geven voor een korte periode al dan niet omdat op termijn gesloopt of gerenoveerd zal worden.
Een van de voornaamste redenen om voor een gebruiksovereenkomst te kiezen is om te voorkomen dat het dwingendrechtelijke huurbeschermingsregime van toepassing is. Het is in veel gevallen eenvoudiger om een gebruiksovereenkomst te beëindigen dan een huurovereenkomst, zeker indien het om woonruimtes gaat.
Er wordt regelmatig geprocedeerd over de vraag of dat er sprake is van huur of van gebruik. Daarbij is met name de
aard en de omvang van de overeengekomen
vergoeding relevant.
De vergoeding
Het grote verschil tussen gebruik en
huur zit hem in de
tegenprestatie. Bij huur stelt de eigenaar en verhuurder een ruimte ter beschikking in ruil voor een tegenprestatie. Bij gebruik (bruikleen) draait het om het in gebruik geven van een ruimte om niet (dus zonder tegenprestatie). Dit betekent echter niet dat er in zijn geheel geen kosten kunnen worden doorberekend.
In een vrij recente
uitspraak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel nog eens helder uiteengezet wat nu
de kenmerkende verschillen tussen beide regimes zijn. Samengevat kan de eigenaar van een object het volgende in rekening brengen:
- een vergoeding met een symbolisch karakter, of;
- een vergoeding die ziet op slechts de gebruikskosten, of;
- een vergoeding die ziet op de kosten van bemiddeling of beheer.
Wat onder deze kosten kan worden verstaan is erg casuïstisch. In ieder geval overweegt de kantonrechter dat de vergoeding met een symbolisch karakter geen enkele reële betekenis behoort te hebben, dat de
gebruikskosten zien op het gebruik en normale onderhoud, zoals de levering van gas, water en elektriciteit en kleine onderhoudskosten.
Het is van belang om bij het aangaan van de overeenkomst goed na te gaan welke kosten in rekening kunnen en mogen worden gebracht en het is raadzaam om de daadwerkelijk gemaakte kosten
gedetailleerd bij de houden. Kan de eigenaar van de ruimte dit niet, dan zou het zomaar kunnen zijn dat de rechter tot de conclusie komt dat er wél sprake is van huur. Hier was onder meer sprake in een
arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2018, waardoor uiteindelijk een vergoeding van slechts € 120,- voor een gehele woonboerderij als tegenprestatie – en dus huur- werd gezien.
Wilt u meer advies of hulp bij het opstellen van een (gebruiks)overeenkomst, neemt u dan gerust
vrijblijvend contact op.
![Michael de Marco](https://bg.legal/wp-content/uploads/2018/10/MICHAEL-2-200x300.jpg)
[post_title] => Huur- of gebruiksovereenkomst: de vergoeding maakt het verschil
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => huur-of-gebruiksovereenkomst-de-vergoeding-maakt-het-verschil
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-09-24 12:20:58
[post_modified_gmt] => 2021-09-24 10:20:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=27039
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 27017
[post_author] => 19
[post_date] => 2021-09-20 12:14:34
[post_date_gmt] => 2021-09-20 10:14:34
[post_content] => In diverse
blogs heb ik geschreven over het
huisvesten van arbeidsmigranten in relatie tot
bestemmingsplannen en
vergunningen. Dat is ook nog steeds
actuele problematiek. Veel gemeenten hebben beleid opgesteld en via
paraplubestemmingsplannen wordt het huisvesten van arbeidsmigranten beperkt. Dat leidt er vervolgens ook toe dat er een groot tekort aan woonplekken is ontstaan, zo blijkt ook uit onderzoek waarover de
NOS berichtte. Maar er speelt vaak ook een heel ander probleem; de verhuur van panden aan arbeidsmigranten of aan uitzendbureaus. En met name de vraag welk huurregime van toepassing is op de verhuur van een pand via een uitzendbureau aan arbeidsmigranten. Is het woonruimte-regime van toepassing, dan kan het uitzendbureau [en de arbeidsmigrant] aanspraak maken op huurbeëindigingsbescherming. Indien het regime van artikel 7:230a BW [‘overige ruimte’] van toepassing is, heeft het uitzendbureau veel minder bescherming. Dat is voor een
verhuurder vaak gunstig bij beëindiging van de huurovereenkomst. Op 17 augustus 2021 heeft de
rechtbank Midden-Nederland hierover een voor de praktijk relevant vonnis gewezen.
Feiten: een veelvoorkomende situatie
De situatie die hier aan de orde is, is een vaak voorkomende situatie. Een pandeigenaar sluit een huurovereenkomst met een uitzendbureau die arbeidsmigranten uitzendt. Het uitzendbureau zelf gaat het pand niet gebruiken maar verhuurt het pand aan arbeidsmigranten. Er is dus sprake van een situatie waarin het pand wordt onderverhuurd. Bij dit soort constructies is het dus niet de bedoeling van partijen dat het uitzendbureau zelf het pand gaat betrekken. Dat komt in dit geval ook tot uitdrukking in de huurovereenkomst zelf:
“Huurovereenkomst woonruimte voor korte duur (…)
Nemen het volgende in aanmerking:
(…)
- huurder wenst de woonruimte te huren voor de huisvesting van arbeidsmigranten- verhuurder geeft uitdrukkelijke toestemming aan huurder om de woonruimte in huur, onderhuur of gebruik aan arbeidsmigranten af te staan.
Wat is nu het geschil tussen partijen? Partijen zijn hier dus de [hoofd]verhuurder [
de eigenaar van het pand] en het uitzendbureau [
de huurder die onderverhuurt aan arbeidsmigranten]. De verhuurder stelt dat het regime van ‘overige ruimte’, ofwel
artikel 7:230a BW, van toepassing is en dat huurder dus geen huurbeëindigingsbescherming toekomt. Het uitzendbureau stelt als huurder dat het woonruimte-regime van toepassing is en dat de huur niet zomaar beëindigd kan worden.
Dit is een
discussie die veel vaker speelt en met name voor verhuurders zonder meer van belang is. Indien er immers sprake is van de verhuur van woonruimte is het vaak moeilijk om de huurovereenkomst te beëindigen. Ook in het kader van overeenkomsten van bepaalde tijd. Die moeten namelijk nog steeds opgezegd worden met inachtneming van een rechtsgeldige opzeggingsgrond. Die gronden zijn zeker niet altijd aanwezig.
Wat vindt de rechtbank?
De kantonrechter oordeelt dat het gehuurde kwalificeert als
woonruimte in de zin van
artikel 7:232 BW. Daartoe is bepalend wat partijen bij het sluiten van de huurovereenkomst omtrent het gebruik voor ogen heeft gestaan. In de huurovereenkomst staat dat het gaat om een
“huurovereenkomst woonruimte”. Vervolgens blijkt uit de inhoud van de huurovereenkomst dat het gehuurde bestemd is
“voor de huisvesting van arbeidsmigranten” en verhuurder uitdrukkelijk toestemming geeft aan huurder om
“de woonruimte in huur, onderhuur of gebruik aan arbeidsmigranten af te staan”. De stelling van de verhuurder dat het huurregime van bedrijfsruimte en daarmee artikel 7:230a BW van toepassing is, wordt dus tegengesproken door de inhoud van de huurovereenkomst die verhuurder zelf heeft opgesteld. De huurovereenkomst vermeldt op geen enkel punt dat deze ziet op de huur van bedrijfsruimte. Dit betekent dat partijen een huurovereenkomst woonruimte hebben gesloten.
Vervolgens overweegt de rechtbank:
“Dat [gedaagde] als huurder het gehuurde zelf niet bewoont maar onderverhuurt, staat aan de kwalificatie als woonruimte en de toepasselijkheid van de woonruimtebepalingen niet in de weg. Nu de uitleg van de overeenkomst reeds leidt tot de kwalificatie woonruimte brengt de strekking van het arrest Zonshofje I de kantonrechter niet tot een ander oordeel.”
Conclusie en relevantie voor de praktijk
Deze uitspraak is relevant voor een alle vastgoedeigenaren die via deze constructie vastgoed verhuren via een onderhuurconstructie. Uit de
praktijk blijkt dit een constructie is die met grote regelmaat wordt toegepast. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze constructie met de formulering van deze huurovereenkomst leidt tot verhuur van
woonruimte. Met huurbescherming voor het uitzendbureau tot gevolg. De verhuurder zal aandacht moeten besteden aan de
formulering van de hoofdhuurovereenkomst. Vaak wekt die hoofdhuurovereenkomst al de indruk dat er sprake is van een onderhuurconstructie.
- Dit is temeer relevant omdat gemeenten steeds vaker optreden tegen de verhuur van panden aan arbeidsmigranten. In de regel wordt de verhuurder in ieder geval als overtreder aangemerkt. Het is dan aan de verhuurder om binnen de door de gemeente gestelde begunstigingstermijn een einde aan de overtreding [dus: de bewoning door arbeidsmigranten] te maken. Indien het uitzendbureau zich beroept op huurbescherming leidt dat tot een probleem; aan de ene kant moet de verhuurder het gebruik van het pand beëindigen aan de andere kant weigert het uitzendbureau het gehuurde te verlaten [feitelijk; de arbeidsmigranten blijven zitten]. De verhuurder zit dan klem en verbeurt dwangsommen met alle gevolgen van dien.
Huisvest u arbeidsmigranten of wordt u geconfronteerd met handhaving door de gemeente of een beëindiging van de huur?
Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met mij op (Rutger Boogers, advocaat/specialist arbeidsmigranten) via e-mailadres: boogers@bg.legal of telefoonnummer: 088-1410864.
![Rutger Boogers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/12/RUTGER-4-200x300.jpg)
[post_title] => Huisvesting van arbeidsmigranten; welk huurregime is van toepassing?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => huisvesting-van-arbeidsmigranten-welk-huurregime-is-van-toepassing
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-07-17 11:34:47
[post_modified_gmt] => 2024-07-17 09:34:47
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=27017
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 26969
[post_author] => 19
[post_date] => 2021-09-17 08:26:05
[post_date_gmt] => 2021-09-17 06:26:05
[post_content] => Op 14 september jl. heeft het
hof Amsterdam een belangrijk arrest gewezen over huurkorting als gevolg van coronamaatregelen. Het gaat in dit arrest met name om de vraag op welke wijze de TVL moet worden meegenomen in het kader van huurkorting. Het hof komt met een
nieuwe berekeningsmethodiek. Die methodiek zal er in de praktijk toe leiden dat een groot aantal
huurders aanspraak maakt op [veel] minder huurkorting dan nu het geval is.
I. De gebruikelijke berekeningsmethodiek
TVL staat voor ‘
tegemoetkoming vaste lasten’ en is bedoeld om vaste lasten uit te voldoen. Het is een vorm van een subsidie. De huurlasten vormen onderdeel van die vaste lasten. In de rechtspraak werd tot 14 september jl. in vrijwel alle uitspraken aangenomen dat de TVL bij de omzet van de huurder moest worden opgeteld. Vervolgens wordt het omzetverlies vastgesteld door een vergelijking te maken met de betreffende periode in het jaar vóór de coronapandemie en werd de het verschil tussen huurder en verhuurder gedeeld.
- Dus indien de omzetvergelijking resulteert in een omzetverlies van 77% dan is de huurkorting 38,5%. Dit betreft de rekensystematiek die voor het eerst door de rechtbank Amsterdam in het leven is geroepen. Deze methodiek werd vervolgens door veel rechtbanken gevolgd en werd feitelijk ‘de standaard’.
![Huurprijs FF2](https://bg.legal/wp-content/uploads/2021/09/Fact-friday-huurprijs-linkedin-1024x536.jpg)
II. Uitzonderingen op de gebruikelijke berekeningsmethodiek
De rechtbanken
Overijssel en
Gelderland hielden er in twee uitspraken een andere methodiek op na. Wat deden deze rechtbanken; zij trokken de steun uit de TVL [ten aanzien van de huur] eerst af van de door de huurder te bepalen huurprijs en beoordeelden dan of de steun dekkend was. Was die steun dekkend, dan kon verhuurder geen aanspraak maken op een huurkorting. Was de steun niet dekkend, dan werd over het resterende deel de huurkorting berekend.
- Dat leidt dan tot dit voorbeeld: over Q1 2021 bedroeg het subsidiepercentage 85%. Slechts de 15% huur die in Q1 niet door TVL-steun werd gedekt, betreft volgens de Rechtbank Overijssel de zogenaamde ‘gedeelde pijn’. Voor de berekening van het percentage van de huurkorting dient over Q1 2021 volgens de rechter de volgende formule te worden gehanteerd: % omzetverlies : 2 x 15% huur.
Wat mij betreft is dit een zuivere redenering in lijn met de bedoeling van de wetgever. De TVL is immers specifiek bedoeld om vaste lasten uit te voldoen. Indien die steun toereikend is, bestaat er weinig aanleiding om nog een huurkorting toe te passen.
De uitspraken van de rechtbank Overijssel en Gelderland werden niet op grote schaal gevolgd. De systematiek van de rechtbank Amsterdam bleef ‘
de standaard’.
III. Nieuwe berekeningsmethodiek hof Amsterdam
Het hof Amsterdam zet op 14 september jl. vervolgens een streep door die systematiek en zet daarmee mogelijk een nieuwe lijn in. Het hof volgt feitelijk de lijn van de rechtbanken Overijssel en Gelderland; de TVL moet in mindering worden gebracht op de huur en een korting moet vervolgens berekend worden over het – eventueel – resterende bedrag. Dat betekent dat eerst moet worden beoordeeld of de TVL dekkend is. Is dat niet het geval, dan moet het omzetverlies procentueel worden berekend. Na vaststelling van dat percentage leidt 50% van dat percentage tot het bedrag aan huurkorting waarbij de huurkorting wordt berekend over het deel van de huur dat [dus] niet door de TVL wordt gedekt. Het hof komt dan tot de navolgende berekening:
“Voor de maanden november en december 2020 is de berekening van de huurkorting als volgt. Totale vaste lasten (2 x € 141.107,= is) € 282.214,=. Daarvan af de ontvangen TVL (twee derden van € 90.000,= is) € 60.000,=. Van het restant ad € 222.214,= heeft (afgerond) 62% (zijnde 87.481 : 141.107) betrekking op de huur, dat is € 137.763,=.De winstdaling in het laatste kwartaal van 2020 kan op basis van bladzijde 5 van de aangifte voor de TVL over dat kwartaal met bijtelling van de helft van de onderhuur over die drie maanden, aldus worden berekend.
De gecorrigeerde gerealiseerde omzet is € 71.687,= + € 27.288,=, totaal dus € 98.975,=. Dit betekent ten opzichte van de omzet over datzelfde kwartaal in 2019 van € 1.804.436 een daling van 94,5%. 50% van 94,5% van € 137.763,= levert over november en december 2020 een korting op van (naar boven afgerond) € 65.093,=, dat is € 32.547,= per maand.”
De TVL wordt door het hof dus niet als omzet gezien. Het hof ziet de TVL als onderdeel van de vergoeding van de vaste lasten. Mijns inziens terecht; want daar is de steun ook expliciet voor bedoeld, zo blijkt ook uit de toelichting van de wetgever op deze regeling.
- Ook interessant is het feit dat berekend moet worden op welke TVL de huurder recht heeft en dat het
niet gaat om de TVL die huurder reeds heeft ontvangen.
IV. Conclusie en relevantie voor de praktijk
Indien dit arrest door andere rechters gevolgd gaat worden, zal dit grote gevolgen hebben voor de mate waarin een huurder aanspraak kan maken op huurkorting. Immers is de TVL-regeling dusdanig uitgebreid dat een heel groot deel van de vaste lasten voor een groot aantal huurders wordt vergoed. In de oude systematiek zou een huurder desondanks aanspraak kunnen maken op een aanzienlijke huurkorting. Het hof zet daar nu dus een streep door. De komende maanden zal uitwijzen of deze lijn ook door andere rechters gevolgd gaat worden.
![Rutger Boogers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/12/RUTGER-4-200x300.jpg)
[post_title] => Korting op de huurprijs door corona aan banden gelegd
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => korting-op-huurprijs-door-corona-aan-banden-gelegd
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-09-17 08:27:45
[post_modified_gmt] => 2021-09-17 06:27:45
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26969
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 27229
[post_author] => 26
[post_date] => 2021-10-08 09:47:57
[post_date_gmt] => 2021-10-08 07:47:57
[post_content] => In een
eerdere blog schreef ik over het opnieuw inpakken of het verpakken van een product. Maar mag ik ook het product wijzigen? In de praktijk zien we vaak dat handelaren
producten importeren vanuit het buitenland. Zij willen dit product doorverkopen op de Nederlandse markt, maar willen dan wel graag de code op het product verwijderen.
Mag dat zomaar?
Wat is decoderen?
Het decoderen van producten houdt in dat de importeur de
productcode (of een andere code) van het product
verwijderd en eventueel vervangt met een eigen code. Dit zien we vaak gebeuren bij luxe producten, zoals bij parfums.
Productcodes dienen veelal ter
identificatie van een bepaald product. De
merkhouder gebruikt deze codes om producten op te sporen in het geval van een recall of om te voldoen aan geldende wet- en regelgeving. Maar productcodes geven de merkhouder ook de mogelijkheid om te achterhalen via welke dealer de onrechtmatige doorverkoop heeft plaatsgevonden.
Onrechtmatig?
Wij krijgen vaak de vraag of het onrechtmatig is om de productcodes van een product te verwijderen. Parellelverkopers verwijderen deze code graag, omdat dit het product ontraceerbaar maakt of omdat zij hun eigen merk en/of codes op het product willen vermelden.
In bepaalde gevallen heeft een merkhouder voldoende grond om hiertegen op te treden wegens onrechtmatigheid. Bijvoorbeeld in de volgende situaties:
Productveiligheid: wanneer de productcode ontbreekt, kan een merkhouder een product niet meer terughalen en/of vervangen.
- Afbreuk
reputatie product: het verwijderen van de productcode kan schade opleveren aan het product zelf, of aan de verpakking. Dit kan afbreuk doen aan het luxe imago.
Auteursrecht: door wijziging van het product of de verpakking, kan het zijn dat er inbreuk wordt gepleegd op het auteursrecht van de fabrikant.
Er zijn dus voldoende gronden voor de merkhouder om op te treden tegen decodering. Er zijn slechts enkele situaties denkbaar waarin het decoderen
niet onrechtmatig kan zijn. Denk dan bijvoorbeeld aan een code op een product die geen belangrijke functie heeft zoals hierboven omschreven. Alles hangt echter af van de
omstandigheden van het geval.
Vragen?
Vragen over het decoderen van producten? Neem contact op.
[post_title] => Het decoderen van producten kan onrechtmatig zijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-decoderen-van-producten-kan-onrechtmatig-zijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-02-01 09:16:22
[post_modified_gmt] => 2022-02-01 08:16:22
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=27229
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1425
[max_num_pages] => 143
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 7c9720dfa9228fea521497e3529be291
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
In een eerdere blog schreef ik over het opnieuw inpakken of het verpakken van een product. Maar mag ik ook het product wijzigen? In de praktijk zien we vaak dat...
Lees meer
In een eerdere bijdrage is geschreven over het eind 2020 door zorgaanbieders aangespannen kort geding over het inkoopbeleid langdurige zorg van de zorgkantoren. Uitkomst van dat kort geding was dat...
Lees meer
De Autoriteit Persoonsgegevens krijgt, ondanks politiek aandringen, in 2022 geen extra budget. Een zorgelijk en risicovol besluit. Dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) al jarenlang over onvoldoende budget beschikt, behoort inmiddels...
Lees meer
Mijn loopbaan startte bij een ziektekostenverzekeraar. Ik behandelde de verzekeringsclaims. Ik was altijd zeer geïnteresseerd in de polisvoorwaarden van de [ziektekosten]verzekeraars, de zgn. kleine lettertjes, insluitingen, uitsluitingen, noem maar op....
Lees meer
Inschrijving in aanbesteding Het in een aanbestedingsprocedure inschrijven met de verkeerde vennootschap is geen fout dat zich leent voor een eenvoudig herstel, aldus de rechtbank Den Haag in haar uitspraak...
Lees meer
Eerder schreven Marlies Hol en Robin Verhoef al over het conflict tussen Deliveroo en FNV, waarin de rechter uiteindelijk besloot dat Deliveroo bezorgers werknemers waren. Interessant aan deze uitspraak is...
Lees meer
In diverse blogs heb ik geschreven over het gebruik van merken. In de praktijk blijft dit een lastig fenomeen. Met name het gebruik van andermans merk blijkt glad ijs: in...
Lees meer
Inleiding Er zijn tal van redenen waarom een eigenaar een woon- of bedrijfsruimte liever in gebruik wenst te geven dan in huur. Denk hierbij aan het (leegstands)beheer, voorkoming van verdere...
Lees meer
In diverse blogs heb ik geschreven over het huisvesten van arbeidsmigranten in relatie tot bestemmingsplannen en vergunningen. Dat is ook nog steeds actuele problematiek. Veel gemeenten hebben beleid opgesteld en...
Lees meer
Op 14 september jl. heeft het hof Amsterdam een belangrijk arrest gewezen over huurkorting als gevolg van coronamaatregelen. Het gaat in dit arrest met name om de vraag op welke...
Lees meer