WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 62
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 62
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1425
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 610, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 26775
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-08-23 10:39:49
[post_date_gmt] => 2021-08-23 08:39:49
[post_content] => De volledige Wet toeristische verhuur van woonruimte is per 1 juli 2021 in werking getreden. Een groot deel van deze wet is vanaf 1 januari 2021 overigens al geldend recht. Door deze wet is de Huisvestingswet 2014 en de Gemeentewet gewijzigd. Het doel hiervan is het reguleren van de toeristische verhuur van woonruimte.
Meer en meer woningen worden voor toeristisch gebruik particulier verhuurd. De Wet toeristische verhuur van woonruimte geeft gemeenten meer mogelijkheden om aan de hand van een nieuw kader toeristische verhuur te reguleren.
Regels met het oog op de leefbaarheid van de woonomgeving
Vóór de wet bood de Huisvestingswet aan gemeenten de mogelijkheid om te sturen op toeristische verhuur door middel van een vergunningstelsel. Daarvoor gold wel een drempel. Een vergunningstelsel was alleen mogelijk wanneer dit noodzakelijk en geschikt was voor de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte. Er moest deugdelijk worden gemotiveerd waarom er sprake was van een dergelijke schaarste.
Ook bestond er onduidelijkheid over de precieze afbakening van de bevoegdheid van gemeenten voor de regulering van toeristische verhuur.
Door de wijziging van de Huisvestingswet kunnen gemeenten nu gemakkelijker haar bevoegdheden met betrekking tot toeristische verhuur toepassen. Naast het schaarste-criterium is in de Huisvestingswet ook voor de gemeenteraad de mogelijkheid opgenomen om regels te stellen betreffende toeristische verhuur van woonruimte als dat noodzakelijk is met oog op de leefbaarheid van de woonomgeving. Gemeenten kunnen met dit instrument gemakkelijker ingrijpen in de woonvoorraad. Daarbij moet wel de afweging worden gemaakt of de inbreuk noodzakelijk is.
De sturingsinstrumenten uit de Wet toeristische verhuur van woonruimte zijn een registratieplicht, het bepalen van een maximaal aantal nachten en eventuele meldplicht en ook een vergunningplicht.
Registratieplicht
Gemeenten kunnen ervoor kiezen om een gemeentelijke registratieplicht in te voeren. Verhuurders van een woonruimte voor toeristisch verhuur moeten zich dan eenmalig registreren en vervolgens dit registratienummer bij elke (online) advertentie vermelden. Het is verboden om de woonruimte zonder registratienummer aan te bieden. Bij overtreding van dit verbod kan aan de verhuurder een boete van de derde categorie, maximaal ter hoogte van € 8.700,- worden opgelegd. Bestaande verhuurders moeten zich binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de gemeentelijke registratieplicht registreren. Door de registratieplicht wordt gezorgd dat inzage kan worden geboden in welke woonruimtes toeristisch worden verhuurd en door wie. Dit draagt bij aan de handhaving en aan de inning van toeristenbelasting.
Een dergelijke registratieplicht betekent ook dat er ook een publicatieverbod geldt van advertenties zonder registratienummer op verhuurplatforms. Dit publicatieverbod is 1 juli 2021 in werking getreden. Deze inwerkingtreding hield verband met het feit dat de bewuste regeling op grond van de Richtlijn inzake elektronische handel eerst genotificeerd moest worden bij de Europese Commissie. Dit gold ook voor de informatieplicht vanwege de Huisvestingswet die de verhuurplatforms dragen richting de verhuurder.
Maximaal aantal nachten en eventuele meldplicht
Gemeenten kunnen een maximum stellen aan het aantal nachten dat een woning per jaar beschikbaar is voor toeristische verhuur. Gemeenten kunnen dit desgewenst koppelen aan een meldplicht. Bij een meldplicht moet elke verhuring door de verhuurder vooraf gemeld worden bij de gemeente. Bij overschrijding van de maximumtermijn kan de gemeente verbieden dat de woning nog aangeboden wordt op verhuurplatforms. Bij overtreding van de maximumtermijn aan overnachtingen kan de verhuurder worden beboet met een boete uit de vijfde categorie, tot maximaal € 21.750.- Bij herhaaldelijke overtreding van het zogenoemde nachtencriterium kan de boete oplopen tot € 87.000.-
Vergunningplicht
In aanvulling op de registratieplicht kunnen gemeenten een vergunningplicht instellen. Een gemeente kan dan een wijk of gebied instellen waarin woningen enkel verhuurd mogen worden met een (tijdelijke) vergunning. Wanneer de gemeente dit noodzakelijk acht, kan ze een maximaal aantal vergunningen per gebied instellen. Het invoeren van een dergelijk quotum betekent dat er sprake is van een schaarse vergunning. De gemeente moet hierbij een gelijk speelveld creëren. De verdelingssystematiek bij schaarse vergunningen moet dan worden vastgelegd in de huisvestingsverordening om iedere vorm van willekeur te voorkomen. Overtreding van de vergunningplicht kan een boete uit de vijfde categorie, maximaal € 21.750,- opleveren. Bij herhaaldelijke overtreding kan de boete oplopen tot € 87.000,-
Conclusie
Door de wijziging van artikel 2 Huisvestingswet en met de nieuwe artikelen 23a tot en met 23h van de Huisvestingswet gemeenten meer mogelijkheden om toeristische verhuur van woningen te reguleren. De tijd zal ons leren in welke mate gemeenten van het nieuwe instrumentarium gebruik gaan maken. Voor aanbieders van woonruimtes voor toeristische verhuur is het in ieder geval zaak om in de voor hen relevante gemeenten de ontwikkelingen op het gebied van regulering van toeristische verhuur van woonruimte in de gaten te houden.
[post_title] => Meer gemeentelijke handhaving op toeristische verhuur mogelijk
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => meer-gemeentelijke-handhaving-op-toeristische-verhuur-mogelijk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-08-23 10:39:49
[post_modified_gmt] => 2021-08-23 08:39:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26775
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 26739
[post_author] => 16
[post_date] => 2021-08-20 09:03:13
[post_date_gmt] => 2021-08-20 07:03:13
[post_content] => Tijdens werkzaamheden van een medewerkster van Action ontploft een confettikanon en loopt de medewerkster ernstig oogletsel op. Is Action aansprakelijk?
Het gebeuren
De werkzaamheden van de medewerkster van Action bestaan onder meer uit het aanvullen en sorteren van producten in de schappen. De medewerkster pakte een confettikanon op uit het schap omdat het daar niet hoorde te liggen. Terwijl zij met het confettikanon in haar handen langs de schappen liep, is het confettikanon tot ontploffing gekomen in haar gezicht en liep zij ernstig oogletsel op.
Arbeidsinspectie
De arbeidsinspecteur heeft partijen gehoord en doet geen nader onderzoek omdat hij het ongeval ziet als een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
De medewerkster spreekt haar werkgever aan maar Action erkent geen aansprakelijkheid. De medewerkster is dan ook genoodzaakt naar de rechter te stappen.
Zorgplicht werkgever
Een werkgever is alleen aansprakelijk als hij zijn zorgplicht heeft geschonden. Het is aan de werkgever om te bewijzen dat zij aan haar verplichting om voor een veilige werkplek en arbeidsomstandigheden te zorgen heeft voldaan.
Action stelt dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Action stelt dat zij geen maatregelen hoeft te nemen of niet hoeft te waarschuwen voor algemene bekende gevaren/risico’s die bij de werknemer bekend mogen worden verondersteld. Het is een feit van algemene bekendheid dat er een gevaar op letsel ontstaat wanneer iemand een confettikanon met beide handen vasthoudt, op het gezicht richt en door met de handen in tegengestelde richting te draaien het ontploffingsmechanisme activeert, aldus Action. Ook verwijst Action naar de arbeidsinspecteur die spreekt van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Oordeel rechter
Partijen verschillen van mening over hoe het confettikanon tot ontploffing is gekomen. De medewerkster ontkent dat zij aan het confettikanon heeft gedraaid en volgens haar is het confettikanon spontaan tot ontploffing is gekomen. Action meent te zien op de camerabeelden dat medewerkster haar handen in tegengestelde richting heeft gedraaid.
De rechter heeft de beelden gezien en kan niet concluderen dat hierop te zien is dat de medewerkster een draaiende beweging maakt. Ook geeft de rechter aan dat het geen feit van algemene bekendheid is hoe een confettikanon tot ontploffing gebracht kan worden. Action had maatregelen moeten treffen ter voorkoming van een dergelijk ongeval. Action had moeten waarschuwen voor het gevaar dat gepaard gaat met het werken met confettikanonnen.
Action voert nog aan dat zij duizend artikelen in haar schappen heeft liggen en het ondoenlijk is om haar werknemers hierover te instrueren. De rechter overweegt dat Action er zelf voor kiest een zeer divers en steeds wisselend winkelaanbod te hebben. Dat het ondoenlijk is om voor één enkel product tussen de veelheid van artikelen haar werknemers te instrueren ligt in de risicosfeer van Action en ontslaat haar niet van haar verantwoordelijkheid als werkgever om te zorgen voor een veilige werkomgeving waar dergelijke ongevallen zich niet voor kunnen doen.
Conclusie
De werkgever is in deze dus aansprakelijk voor de letselschade opgelopen door haar werkneemster. Het feit dat de arbeidsinspectie heeft geoordeeld dat het een ongelukkige samenloop van omstandigheden was maakt het oordeel van de rechter niet anders.
Ook als de arbeidsinspectie een arbeidsongeval niet verder onderzoekt omdat zij meent dat de werkgever niet in strijd heeft gehandeld met de Arbowet kan een werkgever toch aansprakelijk zijn. Het loont dan ook [als slachtoffer] om zich toch te laten adviseren over de haalbaarheid van een dergelijke zaak.
[post_title] => Confettikanon ontploft in winkel
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => confettikanon-ontploft-in-winkel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-08-20 09:04:33
[post_modified_gmt] => 2021-08-20 07:04:33
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26739
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 26728
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-08-20 09:01:01
[post_date_gmt] => 2021-08-20 07:01:01
[post_content] => Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft de Handreiking huisvesting van arbeidsmigranten gepubliceerd. De handreiking heeft betrekking op het ruimtelijk instrumentarium.
In de handreiking is uitgebreid aandacht voor de verschillende stappen die nodig zijn om arbeidsmigranten kwalitatief toereikende huisvesting te bieden.
Hoewel de handreiking vooral voor gemeenten is bedoeld kan ook ‘de markt’ voordeel hebben van kennisname van dit document dat kan helpen bij het inzichtelijk krijgen van de complexe materie van huisvesting en ruimtelijke ordening.
Wilt u meer weten? U kunt vrijblijvend terecht bij de vastgoedadvocaten van BG.legal.
[post_title] => Realisatie huisvesting arbeidsmigranten: zoek de kansen!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => realisatie-huisvesting-arbeidsmigranten-zoek-de-kansen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-08-20 09:01:01
[post_modified_gmt] => 2021-08-20 07:01:01
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26728
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 26663
[post_author] => 6
[post_date] => 2021-08-16 09:46:54
[post_date_gmt] => 2021-08-16 07:46:54
[post_content] => De overheid is steeds meer bezig met proactief informatie delen en ook op EU niveau wordt hier al jaren aan gewerkt. De Open Data richtlijn van 2019 (de richtlijn) over deze overheidsinformatie moest in juli al geïmplementeerd zijn bij de lidstaten. Hoewel dit in Nederland nog niet is gebeurd, is het al wel mogelijk om de te verwachte veranderingen te bekijken. Zo heeft de VNG al de mogelijke impact van de richtlijn op overheden geanalyseerd.
Wat is overheidsinformatie?
Onder overheidsinformatie die gedeeld moet worden valt alle informatie die door openbare lichamen wordt verzameld, gemaakt en gebruikt voor het uitvoeren van hun publieke taak. Gevoelige informatie, informatie waar rechten van derden of wettelijke beperkingen op rusten, hoeft niet gedeeld te worden. De specifieke definitie is te vinden in artikel 1 van de richtlijn.
Wat verandert er?
Data die bij onderzoek door of voor overheden wordt gebruikt of verzameld, moet beschikbaar worden gesteld aan de overheidsorganisatie. De overheidsorganisatie kan daarna deze gegevens op verzoek beschikbaar stellen voor hergebruik.
- Als er informatie wordt gedeeld, moet dit gebeuren op een wijze die zo veel mogelijk voldoet aan
open standaarden. De gebruikte formaten van de documenten moet ook machine leesbaar zijn. Hier mag van worden afgeweken als dit een onevenredige inspanning zou vereisen.
- Gegevens die vaak veranderen, zoals sensormetingen, moeten direct beschikbaar worden gesteld via een
Application Programming Interface (API) en daarna ook in grotere bulkbestanden. Hier mag alleen van afgeweken worden als de uitvoering een financiële of technische onevenredige inspanning zou vereisen.
- Vroeger mochten overheden nog kosten in rekening brengen voor het hergebruik, maar in de richtlijn is dat niet meer toegestaan. Alleen
de kosten van het vermenigvuldigen, verstrekken en verspreiden mogen in rekening gebracht worden. Ook maatregelen zoals het anonimiseren van gegevens zijn kosten die teruggevorderd kunnen worden bij een opvragende partij. Deze regels gelden echter niet voor overheidsorganisaties die verplicht zelf een deel van hun inkomsten moeten genereren, zoals musea, bibliotheken en archieven.
- Het is toegestaan voor overheden om bepaalde data alleen aan
een partij te leveren, mits deze afspraken transparant zijn, het in ieder geval bekend is welke informatie er wordt gedeeld en wat de kosten zijn. Daarnaast heeft iedere overeenkomst een maximale duur van 3 jaar.
- Er komt een lijst van hoogwaardige
datasets: de Europese High Value Datasets List (HVDL). Deze datasets moeten door overheden kosteloos, in een machine leesbaar formaat en met API’s en bulkdownloads beschikbaar worden gesteld. De lijst specifieke lijst zal later door de Europese Commissie vast worden gesteld, maar er is al wel een lijst met thematische categorieën die waarschijnlijk meegenomen gaan worden:
a. Geospatiale data;
b. Aardobservatie en milieu;
c. Meteorologische data;
d. Statistiek;
e. Bedrijven en eigendom van bedrijven;
f. Mobiliteit.
Wat betekent dit voor openbare lichamen?
Na de implementatie van deze richtlijn zullen openbare lichamen meer informatie moeten gaan voorbereiden om te kunnen delen. Dit zal leiden tot een toename in kosten. De VNG geeft in haar impactanalyse aan dat de mate van impact afhangt van de manier waarop de richtlijn wordt geïmplementeerd. Het opzetten en onderhouden van API’s voor alle dynamische data zal voor lang niet alle organisaties vanzelfsprekend zijn.
Wat kunnen organisaties en burgers hiermee?
De overheid zal meer informatie gaan delen waarmee organisaties en burgers aan de slag kunnen. Bedrijven kunnen de informatie gebruiken in hun producten terwijl journalisten en onderzoeksgroepen meer kunnen leren over Nederland. Ook burgers kunnen meer leren over de nationale en lokale overheden, zeker als de HVDL eenmaal bekend is.
Als u vragen heeft over hoe u overheidsdata kunt hergebruiken en welke informatie u op kunt vragen, dan kunt u contact opnemen met Jos van der Wijst (wijst@bg.legal).
[post_title] => Inwerkingtreding van EU Open Data richtlijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => inwerkingtreding-van-eu-open-data-richtlijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-07-01 15:02:19
[post_modified_gmt] => 2024-07-01 13:02:19
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26663
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 26689
[post_author] => 6
[post_date] => 2021-08-16 09:00:43
[post_date_gmt] => 2021-08-16 07:00:43
[post_content] => Zonder dat we het vaak weten, gebruiken we dagelijks producten en diensten waar kunstmatige intelligentie (artificial intelligence: “AI”) is toegepast. Zoals bijvoorbeeld spraakherkenning in de auto, chatbots op websites, diagnose van kankercellen en het geautomatiseerd nemen van beslissingen. Omdat steeds meer partijen, zowel commerciële partijen als overheden, meer data ter beschikking krijgen, kan deze worden ingezet om een model te maken waarbij voorspellingen gedaan kunnen worden. Voor het maken van dat model wordt AI toegepast.
Voor ontwikkelaars van AI toepassingen, opdrachtgevers van het maken van AI toepassingen en degene die AI toepassingen gebruiken, is de vraag dan aan welke wet- en regelgeving een AI toepassing moet voldoen. Waar wordt een risico gelopen, hoe groot of klein is dat risico en hoe kan een risico worden beperkt of weggenomen? Maar ook vragen over Intellectuele Eigendom aspecten (is de AI toepassing of het resultaat van de AI toepassing beschermd door een Intellectueel Eigendomsrecht /bedrijfsgeheim), mededingingsaspecten (mag je een AI toepassing weigeren te delen met concurrenten), aansprakelijkheidsvragen (wie is aansprakelijk voor schade door/met een AI toepassing) en ‘civielrechtelijke vragen’ (wie is ‘eigenaar' van de (bestaande/nieuwe) data, wie mag wat met de data, wat gebeurt er met de data/het algoritme na het einde van een AI toepassing, kan ik een pandrecht vestigen op een algoritme/AI toepassing/data set).
BG.legal kan daarvoor een AI risico check (“AI Risk Assessment”) uitvoeren en met advies komen hoe eventuele risico’s te beperken of weg te nemen.
Wat houdt het precies in?
Vaak is er voor AI toepassingen al wet- en regelgeving die van toepassing is. Zoals bijvoorbeeld de Algemene Verordening Persoonsgegevens, de Wet Medisch Hulpmiddel, de Grondwet/Europees Handvest en product aansprakelijkheidsregelgeving. Maar voor veel aspecten is er nog geen regelgeving. Deze is wel in de maak met het voorstel voor een Europese AI Verordening. Zie ons blog over dit voorstel.
In een AI Risk Assessment analyseren we voor een bepaalde AI toepassing of deze voldoet aan huidige wet- en regelgeving en aan het voorstel EU AI Verordening. Dit betekent dat we toetsen aan de drie componenten:
- wettig – wordt aan alle toepasselijke wet- en regelgeving voldaan;
- ethisch – worden ethische beginselen en waarden gerespecteerd;
- robuust – is de AI toepassing robuust zowel vanuit technisch (cyber security) als sociaal oogpunt
In het concrete advies geven we aan hoe risico’s weggenomen of beperkt kunnen worden.
Hoe werkt het
Voor het uitvoeren van de AI Risk Assessment hanteren wij een model waarbij we de volgende stappen zetten:
- uitvoeren pre-test: is het uitvoeren van een AI Risk Assessment wel nodig? Wanneer de risico’s zeer beperkt zijn, dan zou afgezien kunnen worden van het uitvoeren van een AI Risk Assessment.
- Uitvoeren Risk Assessment: met de opdrachtgever bepalen we vooraf het team van de opdrachtgever met wie we het assessment uitvoeren, hoe we het gaan uitvoeren, of er externe partijen deel gaan uitmaken van het team (ethici, informatiebeveiligingsdeskundigen, etc.).
- Na afloop van het assessment ontvangt de opdrachtgever een rapport waarin we de risico’s van de betreffende AI toepassing in kaart hebben gebracht met aanbevelingen hoe risico’s gemitigeerd kunnen worden.
- Nadat maatregelen zijn getroffen waarbij risico’s zijn gemitigeerd kunnen we de AI Risk Assessment opnieuw uitvoeren en een nieuw rapport uitbrengen.
Het rapport kan gedeeld worden met externe partijen zoals (potentiële) opdrachtgevers.
Waarom uit laten voeren door BG.legal?
BG.legal heeft een team dat bestaat uit advocaten, juristen en een data scientist, dat zich toelegt op de juridische aspecten van data/AI. Wij adviseren opdrachtgevers al verschillende jaren over deze onderwerpen. Onze opdrachtgevers zijn bedrijven (startups, scale-ups en MKB), overheden en kennisinstellingen. Soms ontwikkelen zij AI toepassingen en soms geven zij opdracht voor de ontwikkeling van de AI toepassing of zijn zij afnemer/gebruiker van een AI toepassing.
BG.legal heeft het kennisplatform legalAIR (www.legalair.nl) ontwikkeld. Jos van der Wijst, head van het BG.tech team, coördineert voor de Nederlandse AI coalitie de activiteiten op het gebied van juridische aspecten van AI. Hij is onderdeel van het kernteam Mensgerichte AI van de NL AIC.
BG.legal heeft de kennis en ervaring in huis om een AI Riks Assessment uit te voeren.
Wat kost het?
De kosten voor het uitvoeren van een AI Risk Assessment zijn afhankelijk van de aard en omvang van de AI toepassing. Na een eerste gesprek maken we hier een offerte voor.
Meer informatie?
Voor meer informatie neemt u contact op met Jos van der Wijst:
M : 0650695916
E : wijst@bg.legal
Gerelateerde Artikelen/blogs:
[post_title] => Risico check voor AI toepassingen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => risico-check-voor-ai-toepassingen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-05-02 10:48:11
[post_modified_gmt] => 2022-05-02 08:48:11
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26689
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 26648
[post_author] => 6
[post_date] => 2021-08-13 10:01:06
[post_date_gmt] => 2021-08-13 08:01:06
[post_content] => Er wordt door juristen al langer een discussie gevoerd over de vraag of
een AI-systeem de uitvinder van een octrooi kan zijn. Prof. Ryan Abbott is van mening dat dit
mogelijk zou moeten zijn en dat de wet hier tekort schiet. Geen enkel land heeft hier namelijk een specifieke wettelijk regeling voor. In samenwerking met dr. Stephen Thaler zijn er twee
octrooiaanvragen ingediend voor uitvindingen die zijn gedaan door
DABUS, een gepatenteerd AI-systeem dat nieuwe ideeën bedenkt en beoordeelt. De eerste uitvinding is een fractale verpakking en de tweede uitvinding is een systeem dat de aandacht van mensen of machines trekt. De octrooiaanvragen zijn onder andere gedaan in
Australië, de EU en Zuid-Afrika. De complete lijst van aanvragen en resultaten is te volgen op de website van
het Artificial Inventor project. Tot nu toe is het volgende al duidelijk.
De EU
De
European Patent Office (EPO) heeft de aanvragen afgewezen. De EPO stelt namelijk dat een AI-systeem geen geldige uitvinder is en accepteert het ook niet dat er alleen een aanvrager wordt opgegeven. Tegen dit besluit is beroep aangetekend.
Zuid-Afrika
In Zuid-Afrika is het gelukt om een octrooi te krijgen voor de
fractale verpakking. Het octrooirecht is toegekend aan dr. Thaler en DABUS wordt erkend als uitvinder. In Zuid-Afrika wordt er dus niet beoordeeld of de uitvinder zelf het octrooirecht zou kunnen krijgen.
Australië
De meest interessante procedure loopt in Australie. De octrooiaanvraag (voor de verpakking) was in eerste instantie afgewezen. De
Deputy Commissioner of Patents (de Commissaris) van de
Australian Patent Office (APO) besloot namelijk dat
DABUS niet de uitvinder kon zijn op de octrooiaanvraag. De Commissaris was van mening dat alleen een mens een uitvinder kon zijn en dat de uitvinder in staat moet zijn om het octrooirecht over te dragen. Dr. Thaler heeft een beoordeling van de beslissing aangevraagd bij de
Federal Court of Australia (FCoA). De
FCoA oordeelde dat de beslissing van de Commissaris opzijgezet moet worden vanwege meerdere redenen:
- Inventor moet gezien worden als een agent. Dit kan een persoon zijn of een ding dat uitvindingen doet;
- De beslissing is niet in overeenstemming met de realiteit dat er uitvindingen worden gedaan die niet aan mensen toe te kennen zijn;
- In de Australian Patents Act (APA) bevat geen bepaling die het besluit van de Commissaris ondersteunt.
DABUS
In het bijzonder stelt het hof dat het niet erkennen van DABUS als uitvinder ingaat tegen het doel van de AOA om ‘een octrooisysteem op te zetten dat economische welzijn te bevorderen door middel van technische innovatie en de verspreiding van technologie.’ Als systemen als DABUS erkend worden als uitvinders zou dit namelijk de ontwikkeling van deze systemen bevorderen en zekerheid creëren voor hun ontwikkelaars en gebruikers.
Naast een beoordeling van het doel van de AOA geeft het hof aan dat de eisen op basis waarvan DABUS was geweigerd als
uitvinder alleen van toepassing zijn op de ontvanger van het octrooirecht. Die moet namelijk wel een persoon zijn, natuurlijk of juridisch. In dit geval is het duidelijk dat dr. Thaler door zijn auteursrecht op de code van DABUS, zijn patent op DABUS en zijn eigenaarschap van de computer waar DABUS op functioneert de persoon is aan wie het octrooirecht toekomt.
De volgende stap in Australië is nu dat de APO een nieuw besluit moet gaan nemen.
Conclusie
De eerste stappen om AI-systemen te erkennen als uitvinders zijn genomen. In Zuid-Afrika is het octrooi toegekend en in Australië zal dat binnenkort ook gaan gebeuren. De EU lijkt er echter (nog) niet klaar voor te zijn en ook in andere landen lopen er bezwaarprocedures tegen afgewezen patentaanvragen.
Heeft u vragen over een
octrooiaanvraag dan kunt u contact opnemen met Jos van der Wijst (
wijst@bg.legal).
![Jos van der Wijst](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/11/Jos-van-der-Wijst-200x300.jpg)
[post_title] => AI-systeem als uitvinder?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ai-systeem-als-uitvinder
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-07-01 15:02:31
[post_modified_gmt] => 2024-07-01 13:02:31
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26648
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 26635
[post_author] => 26
[post_date] => 2021-08-12 09:50:12
[post_date_gmt] => 2021-08-12 07:50:12
[post_content] => Er zijn verschillende manier om een onderneming te eindigen. Als er geen baten te verwachten zijn, dan volstaat een beslissing van de aandeelhouders om tot
ontbinding over te gaan. Dit wordt ook wel ‘turboliquidatie’ genoemd. Schuldeisers van de onderneming blijven in dat geval met een onverhaalbare vordering achter. De
angst bestaat dat de turboliquidatie misbruik in de hand werkt, omdat een financiële verantwoordingsverplichting ontbreekt. Ook is er geen derde, zoals een curator bij
faillissement, die nagaat of betaling niet alsnog mogelijk is. Bovendien bestaat de verwachting dat meer ondernemingen die getroffen zijn door de
Corona-uitbraak van de turboliquidatie gebruik willen maken.
Om misbruik te voorkomen ligt er een nieuw wetsvoorstel, ‘
Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie’ genaamd. Het wetsvoorstel stelt nieuwe
tijdelijke eisen aan het gebruik maken van de turboliquidatie. De consultatieperiode is inmiddels afgelopen. Hieronder zetten wij de wijzigingen uiteen.
Financiële verantwoording
Het bestuur van de onderneming dient in de toekomst financiële verantwoording af te leggen over de ontbinding van de rechtspersoon en de eventuele voorafgaande feitelijke vereffening. Dat betekent dat het bestuur de volgende documenten moet
opstellen en deponeren:
- een (slot)balans en een staat van baten en lasten over het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden;
- een schriftelijke toelichting waaruit de oorzaak blijkt van het ontbreken van baten en het bestaan van eventuele schulden;
- een slotuitdelingslijst als er voorafgaand aan de ontbinding schuldeisers zijn betaald met indeling van de schuldeisers volgens de wettelijke rangorde;
- nog niet gepubliceerde jaarrekeningen over alle eerdere boekjaren.
Het bestuur dient de schuldeisers van de onderneming over deze stukken te informeren.
Bestuursverbod
Een tweede wijziging betreft de mogelijkheid tot het opleggen van een civielrechtelijk bestuursverbod voor de duur van vijf jaar. Dit risico bestaat als één of meer bestuurders zich
schuldig hebben gemaakt aan:
- het niet hebben voldaan aan de nieuwe deponeringsverplichtingen die hiervoor staan vermeld, of;
- één of meerdere schuldeisers doelbewust hebben benadeeld, of;
- het in de voorgaande twee jaren vaker betrokken is geweest bij turboliquidaties, waarbij verwijtbaar schulden zijn achtergelaten.
Tot slot
Het is op dit moment nog niet duidelijk wanneer de ‘Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie’ in werking zal treden. Ook heeft de wet vooralsnog een tijdelijk karakter van twee jaar na inwerkintreding. De wet biedt de mogelijkheid om de duur te verlengen.
Denkt u eraan om de onderneming te beëindigen en heeft u te maken met schulden, dan is het raadzaam tijdig advies in te winnen om een plan op te stellen. Naast de turboliquidatie bestaan er nog andere mogelijkheden om de onderneming te doen eindigen, zoals het aanvragen van een faillissement of het ontbinden na een schuldeisersakkoord, zoals de
WHOA.
Bij vragen of advies kunt u gerust contact met ons opnemen.
[post_title] => Tijdelijke wetswijziging turboliquidatie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => tijdelijke-wetswijziging-turboliquidatie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-01-03 09:38:06
[post_modified_gmt] => 2022-01-03 08:38:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26635
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 26594
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-08-09 11:12:02
[post_date_gmt] => 2021-08-09 09:12:02
[post_content] => De rechtbank Rotterdam heeft in een bestuursrechtelijke
uitspraak geoordeeld dat verzoekster recht heeft op toekenning van
een vergoeding voor immateriële schade nu B&W van Rotterdam 10 jaar lang in strijd met de AVG medische gegevens van verzoekster heeft bewaard en verwerkt en daardoor het recht op eerbiediging van persoonlijke levenssfeer is geschonden. Onder verwijzing naar een eerdere
uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak waarin schadevergoeding van € 500,- was toegekend voor een kortdurende onrechtmatige verwerking van medische gegevens, brengt de hier aan de orde zijnde periode de rechtbank tot een begrote schade van € 2.500,-
Beschouwing van het recht op immateriële schadevergoeding
Voorop wordt gesteld dat in het bestuursrecht waar het schadevergoeding betreft aansluiting wordt gezocht bij het civiele recht. De enkele schending van een fundamenteel recht geeft in het civiele recht nog geen aanspraak op vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank Rotterdam neemt voor de vraag of er immateriële schade is geleden tot uitgangspunt artikel 82 AVG in combinatie met artikel 6:106 lid 1 sub b BW. Wil er voldaan zijn aan de eisen die artikel 6:106 BW stelt moet zoals de Afdeling in voornoemde uitspraak heeft aangegeven, sprake zijn van aantasting van de eer of goede naam van betrokkene dan wel van aantasting van de persoon op andere wijze. De Afdeling sluit daarbij aan bij de
rechtspraak van de Hoge Raad.
Hoge raad
De Hoge Raad heeft de volgende uitgangspunten voor immateriële schadevergoeding geformuleerd. Van de in art. 6:106 lid 1, sub b BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de
normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1, sub b BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1 sub b BW, is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Conclusie
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam wekt de indruk dat een inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer automatisch recht geeft op vergoeding van immateriële schade. Er kan worden afgevraagd of dit wel geheel overeenkomt met de aangehaalde rechtspraak van de Hoge Raad. Aan de andere kant, de Afdeling is duidelijk in het oordeel dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer door schending van de toepasselijke privacywetgeving wordt aangemerkt als een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 en sub b BW, die aanspraak geeft op vergoeding van immateriële schade. In die zin is de uitspraak van de rechtbank dus in lijn met de uitspraken van de Afdeling op het onderwerp van vergoeding van immateriële schade in het geval van het door bestuursorganen handelen in strijd met privacywetgeving, met name onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens.
![Rik Wevers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2018/01/RIK-5-200x300.jpg)
[post_title] => Immateriële schadevergoeding bij schending privacy
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => immateriele-schadevergoeding-bij-schending-privacy
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-08-09 11:19:20
[post_modified_gmt] => 2021-08-09 09:19:20
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26594
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 26576
[post_author] => 16
[post_date] => 2021-08-06 09:06:49
[post_date_gmt] => 2021-08-06 07:06:49
[post_content] => Een patiënte heeft in 2010 en in 2013 knieoperaties ondergaan. Volgens patiënte zijn hierbij
fouten gemaakt door de arts waardoor de operaties niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Patiënte stapt naar de rechter. De patiënte onderbouwt haar stelling met een
éénzijdig deskundigenrapport. De kliniek bestrijdt dat er fouten zijn gemaakt.
Oordeel rechter éénzijdig rapport
De rechtbank heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat het éénzijdige partijrapport van de betreffende patiënte onvoldoende is om te kunnen beoordelen of er sprake is van een medische fout en beslist dat daarom een
onafhankelijk deskundigenonderzoek nodig is.
Rechtbank Midden Nederland beslist op 26 mei 2021 over de vraagstelling aan de deskundige.
Feitelijke en/of normatieve vragen aan de deskundige?
Eiseres [patiënte] pleit ervoor dat aan de deskundige alleen vragen worden gesteld die de rechter feitelijke informatie verschaffen over de medische praktijk en het handelen van de betrokken arts en dat aan de deskundige geen normatief oordeel wordt gevraagd. De rechtbank is het hier mee eens en zal aan de deskundige niet met zoveel woorden vragen of is gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Dit is de bekende maatstaf om te kunnen oordelen of er sprake is van een
medische fout.
Om te kunnen beoordelen of sprake is van
een medische fout is het voor de rechtbank wel noodzakelijk de deskundige te vragen naar de professionele standaard en /of de gangbare inzichten, opvattingen en gebruiken in de beroepsgroep op het moment van de operatie.
De rechter zal met de feitelijke antwoorden van de deskundige het handelen van de arts zelf toetsen aan de [aldus juridische]
maatstaf: “
is er gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht”
Vragen over eventuele gevolgen
In dit stadium van de procedure, waar het gaat om de vraag naar aansprakelijkheid, zal de rechtbank geen vragen voorleggen aan de deskundige die toezien op de vraag naar de gevolgen van de eventuele medische fout.
Papieren onderzoek
De rechtbank acht het niet nodig dat de deskundige de eiseres onderzoekt nu in deze zaak vragen worden gesteld aan de deskundige over het medisch handelen. In dit geval laat de rechtbank het aan de
deskundige over of hij voor zijn onderzoek nodig vindt eiseres te zien of onderzoeken.
Conclusie
De vraag of er is gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht is een
juridische vraag en hoor niet thuis bij de deskundige. De deskundige zal wel feitelijke informatie moeten verschaffen waarmee deze juridische vraag [door de rechter] kan worden beantwoord.
De patiënte hoeft in principe niet gezien te worden nu er in dit stadium vragen worden gesteld over het medisch handelen.
Uitspraak;
ECLI:NL:RBMNE:2021:2823
![Edith de Koning](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/12/EDITH-6-200x300.jpg)
[post_title] => Deskundigenonderzoek na vermeende medische fout bij knieoperatie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => deskundigenonderzoek-na-vermeende-medische-fout-bij-knieoperatie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-08-06 09:06:49
[post_modified_gmt] => 2021-08-06 07:06:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26576
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 26568
[post_author] => 26
[post_date] => 2021-08-05 10:34:41
[post_date_gmt] => 2021-08-05 08:34:41
[post_content] => In
deel 1 van mijn blogs over de klassenindeling stond ik onder meer stil bij een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 3 maart 2021. In deze uitspraak kreeg de bank volgens de rechtbank terecht een ongelijke behandeling, omdat de schuldenaar bij de voortzetting van de onderneming
afhankelijk is van het krediet dat de bank verstrekt. Zonder voortzetting van deze relatie volgt een
faillissement en komt de minder bedeelde klasse in een
nog nadeligere positie te verkeren.
[1]
Rechtbank Den Haag 27 juli 2021
Ook een
uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 23 juli 2021 laat zien dat een bank toch snel een bijzondere positie inneemt bij een WHOA-akkoord.
[2] In deze casus wenst de schuldenaar de positie van de bank te wijzigen. De bank heeft een vordering van € 248.426, waarvan een bedrag van € 224.000 door
pandrechten is gesecureerd. In het voorstel van de schuldenaar krijgt de bank als concurrente crediteur haar vordering volledig betaald, maar dient zij wel uitstel van aflossingen toe te staan en krediet te verschaffen. De overige
concurrente schuldeisers krijgen daarentegen een voorstel tot betaling van 14% van de openstaande vordering.
Als
redelijk grond voor de ongelijke behandeling van de bank (voor het ongesecureerde deel van haar vordering) ten opzichte van de concurrente schuldeisers voert de schuldenaar het volgende aan. De schuldenaar stelt dat de concurrente schuldeisers niet in hun belangen worden geschaad. Het behoud van de bank als huisbankier zou namelijk essentieel zijn om de onderneming te kunnen voortzetten. Dit maakt het akkoord en het voorstel aan de concurrente schuldeisers mogelijk. Bovendien levert de bank een marktconforme tegenprestatie in de vorm van het verschaffen van krediet. Verder duldt de bank een nieuwe financier naast zich. Ten slotte hebben ook crediteuren in andere klassen aangegeven bereid te zijn akkoord te gaan, mits de bank haar positie als huisbankier behoudt.
De rechtbank is met de schuldenaar van oordeel dat er in het geval van de bank sprake is van een redelijke grond voor de ongelijke behandeling. De minder bedeelde klasse wordt ook niet in haar
belangen geschaad. In een scenario waarin de bank zou worden uitgekocht, kan deze minder bedeelde klasse namelijk geen hogere uitkering tegemoet zien. Bovendien is zonder medewerking van de bank een
faillissement onafwendbaar.
Conclusie
Recente voorbeelden in de jurisprudentie laten zien dat noodlijdende ondernemingen enorm afhankelijk zijn van de bank (of financier), zeker bij het aanbieden van een akkoord. Deze
afhankelijkheid kan makkelijker gebruikt worden om de bank in een eigen (gunstigere) klasse in te delen dan de overige (concurrente) schuldeisers. Essentieel is dat de aanbieder van het akkoord kan motiveren dat de minder bedeelde klasse niet in haar belangen wordt geschaad en er een redelijke grond is voor het onderscheid.
Tot slot
Het maken van een klassenindeling is een belangrijke- en soms ook moeilijke puzzel bij
de voorbereiding van een akkoord. Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld, maar de WHOA biedt ruimte om van dit uitgangspunt af te wijken.
Neem vrijblijvend contact met ons op:
- Vormt de WHOA wellicht ook een oplossing voor de schulden van uw onderneming?
- Worstelt u met de klassenindeling?
- Wenst u een offerte te krijgen voor de rol als herstructureringsdeskundige?
- Wordt u geconfronteerd met een partij die een WHOA-traject wil starten?
[1] Rb Rotterdam 3 maart 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:1769
[2] Rb Den Haag 23 juli 2021
ECLI:NL:RBDHA:2021:8121
[post_title] => De klassenindeling bij de WHOA (2)
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-klassenindeling-bij-de-whoa-2
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-01-03 09:41:45
[post_modified_gmt] => 2022-01-03 08:41:45
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26568
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 26775
[post_author] => 10
[post_date] => 2021-08-23 10:39:49
[post_date_gmt] => 2021-08-23 08:39:49
[post_content] => De volledige
Wet toeristische verhuur van woonruimte is per 1 juli 2021 in werking getreden. Een groot deel van deze wet is vanaf 1 januari 2021 overigens al geldend recht. Door deze wet is de Huisvestingswet 2014 en de Gemeentewet gewijzigd. Het doel hiervan is het reguleren van de toeristische verhuur van woonruimte.
Meer en meer woningen worden voor toeristisch gebruik
particulier verhuurd. De Wet toeristische
verhuur van woonruimte geeft gemeenten meer mogelijkheden om aan de hand van een nieuw kader toeristische verhuur te reguleren.
Regels met het oog op de leefbaarheid van de woonomgeving
Vóór de wet bood de
Huisvestingswet aan gemeenten de mogelijkheid om te sturen op toeristische verhuur door middel van een vergunningstelsel. Daarvoor gold wel een drempel. Een vergunningstelsel was alleen mogelijk wanneer dit noodzakelijk en geschikt was voor de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte. Er moest deugdelijk worden gemotiveerd waarom er sprake was van een dergelijke schaarste.
Ook bestond er onduidelijkheid over de precieze afbakening van de bevoegdheid van gemeenten voor de regulering van toeristische verhuur.
Door de wijziging van de Huisvestingswet kunnen gemeenten nu gemakkelijker haar bevoegdheden met betrekking tot toeristische verhuur toepassen. Naast het schaarste-criterium is in de Huisvestingswet ook voor de
gemeenteraad de mogelijkheid opgenomen om regels te stellen betreffende toeristische verhuur van woonruimte als dat noodzakelijk is met oog op de leefbaarheid van de woonomgeving. Gemeenten kunnen met dit instrument gemakkelijker ingrijpen in de woonvoorraad. Daarbij moet wel de afweging worden gemaakt of de inbreuk noodzakelijk is.
De sturingsinstrumenten uit de Wet toeristische verhuur van woonruimte zijn een registratieplicht, het bepalen van een
maximaal aantal nachten en eventuele meldplicht en ook een vergunningplicht.
Registratieplicht
Gemeenten kunnen ervoor kiezen om een
gemeentelijke registratieplicht in te voeren. Verhuurders van een woonruimte voor toeristisch verhuur moeten zich dan eenmalig registreren en vervolgens dit registratienummer bij elke (online) advertentie vermelden. Het is verboden om de woonruimte zonder registratienummer aan te bieden. Bij overtreding van dit verbod kan aan de verhuurder een boete van de derde categorie, maximaal ter hoogte van € 8.700,- worden opgelegd. Bestaande verhuurders moeten zich binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de gemeentelijke registratieplicht registreren. Door de registratieplicht wordt gezorgd dat inzage kan worden geboden in welke woonruimtes toeristisch worden verhuurd en door wie. Dit draagt bij aan de handhaving en aan de inning van toeristenbelasting.
Een dergelijke registratieplicht betekent ook dat er ook een
publicatieverbod geldt van advertenties zonder registratienummer op verhuurplatforms. Dit publicatieverbod is 1 juli 2021 in werking getreden. Deze inwerkingtreding hield verband met het feit dat de bewuste regeling op grond van de Richtlijn inzake elektronische handel eerst genotificeerd moest worden bij de Europese Commissie. Dit gold ook voor de informatieplicht vanwege de Huisvestingswet die de verhuurplatforms dragen richting de verhuurder.
Maximaal aantal nachten en eventuele meldplicht
Gemeenten kunnen een maximum stellen aan het aantal nachten dat een woning per jaar beschikbaar is voor toeristische verhuur. Gemeenten kunnen dit desgewenst koppelen aan een meldplicht. Bij een meldplicht moet elke verhuring door de verhuurder vooraf gemeld worden bij de gemeente. Bij overschrijding van de
maximumtermijn kan de gemeente verbieden dat de woning nog aangeboden wordt op verhuurplatforms. Bij overtreding van de maximumtermijn aan overnachtingen kan de verhuurder worden beboet met een boete uit de vijfde categorie, tot maximaal € 21.750.- Bij herhaaldelijke overtreding van het zogenoemde nachtencriterium kan de boete oplopen tot € 87.000.-
Vergunningplicht
In aanvulling op de registratieplicht kunnen gemeenten een
vergunningplicht instellen. Een gemeente kan dan een wijk of gebied instellen waarin woningen enkel verhuurd mogen worden met een (tijdelijke) vergunning. Wanneer de gemeente dit noodzakelijk acht, kan ze een maximaal aantal vergunningen per gebied instellen. Het invoeren van een dergelijk quotum betekent dat er sprake is van een schaarse vergunning. De gemeente moet hierbij een gelijk speelveld creëren. De verdelingssystematiek bij schaarse vergunningen moet dan worden vastgelegd in de huisvestingsverordening om iedere vorm van willekeur te voorkomen. Overtreding van de vergunningplicht kan een boete uit de vijfde categorie, maximaal € 21.750,- opleveren. Bij herhaaldelijke overtreding kan de boete oplopen tot € 87.000,-
Conclusie
Door de wijziging van artikel 2 Huisvestingswet en met de nieuwe artikelen 23a tot en met 23h van de Huisvestingswet gemeenten meer mogelijkheden om toeristische verhuur van woningen te reguleren. De tijd zal ons leren in welke mate gemeenten van het
nieuwe instrumentarium gebruik gaan maken. Voor aanbieders van woonruimtes voor toeristische verhuur is het in ieder geval zaak om in de voor hen relevante gemeenten de ontwikkelingen op het gebied van regulering van toeristische verhuur van woonruimte in de gaten te houden.
![Rik Wevers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2018/01/RIK-2-200x300.jpg)
[post_title] => Meer gemeentelijke handhaving op toeristische verhuur mogelijk
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => meer-gemeentelijke-handhaving-op-toeristische-verhuur-mogelijk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-08-23 10:39:49
[post_modified_gmt] => 2021-08-23 08:39:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=26775
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1425
[max_num_pages] => 143
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 4fede02c27c0de0164867e6397aea6af
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
De volledige Wet toeristische verhuur van woonruimte is per 1 juli 2021 in werking getreden. Een groot deel van deze wet is vanaf 1 januari 2021 overigens al geldend recht....
Lees meer
Tijdens werkzaamheden van een medewerkster van Action ontploft een confettikanon en loopt de medewerkster ernstig oogletsel op. Is Action aansprakelijk? Het gebeuren De werkzaamheden van de medewerkster van Action bestaan...
Lees meer
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft de Handreiking huisvesting van arbeidsmigranten gepubliceerd. De handreiking heeft betrekking op het ruimtelijk instrumentarium. In de handreiking is uitgebreid aandacht voor...
Lees meer
De overheid is steeds meer bezig met proactief informatie delen en ook op EU niveau wordt hier al jaren aan gewerkt. De Open Data richtlijn van 2019 (de richtlijn) over...
Lees meer
Zonder dat we het vaak weten, gebruiken we dagelijks producten en diensten waar kunstmatige intelligentie (artificial intelligence: “AI”) is toegepast. Zoals bijvoorbeeld spraakherkenning in de auto, chatbots op websites, diagnose...
Lees meer
Er wordt door juristen al langer een discussie gevoerd over de vraag of een AI-systeem de uitvinder van een octrooi kan zijn. Prof. Ryan Abbott is van mening dat dit...
Lees meer
Er zijn verschillende manier om een onderneming te eindigen. Als er geen baten te verwachten zijn, dan volstaat een beslissing van de aandeelhouders om tot ontbinding over te gaan. Dit...
Lees meer
De rechtbank Rotterdam heeft in een bestuursrechtelijke uitspraak geoordeeld dat verzoekster recht heeft op toekenning van een vergoeding voor immateriële schade nu B&W van Rotterdam 10 jaar lang in strijd...
Lees meer
Een patiënte heeft in 2010 en in 2013 knieoperaties ondergaan. Volgens patiënte zijn hierbij fouten gemaakt door de arts waardoor de operaties niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Patiënte...
Lees meer
In deel 1 van mijn blogs over de klassenindeling stond ik onder meer stil bij een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 3 maart 2021. In deze uitspraak kreeg de...
Lees meer