Blog van medewerkers
- Beide partners moeten dat willen;
- Beide partners zijn in staat om hun eigen belang te benoemen;
- De mediator neemt geen beslissingen;
- De mediator helpt partners om samen tot besluiten te komen;
- Mediation is een vorm van conflictbemiddeling;
- Partijen gaan samen met de mediator aan tafel;
- De partijen beslissen zelf;
- De mediator is de onafhankelijke derde partij.
- U gaat samen op zoek naar oplossingen.
- De mediator geeft u de informatie over de juridische en financiële aspecten
- De mediator helpt om de relatie van ex-partner om te buigen naar ouders.
- De mediator streeft altijd naar duurzame afspraken waarvoor draagvlak is bij beide partners; nu én in de toekomst.
- Kosten: beide partijen betalen samen de mediator.
Scheiden met eigen advocaat:
- Als partijen niet naar de mediator willen;
- Of één van beiden niet;
- Advocaat behartigt de belangen van één partner.
- U heeft dan ieder een eigen advocaat nodig.
- De twee partners kunnen met hun twee advocaten om tafel gaan;
- De advocaten kunnen ook sámen tot beslissingen komen.
- De advocaat bespreekt de mogelijke oplossingen met u.
- Scheiden op deze manier hoeft niet lang te duren;
- De advocaat geeft u informatie over de juridische en financiële aspecten;
- Met uw advocaat gaat u op zoek naar oplossingen die voor u haalbaar zijn;
- Van belang is het om een vfas-advocaat te nemen;
- Omdat die is gespecialiseerd in het familierecht en probeert tot overeenstemming te komen;
- Kosten: u betaalt zelf de kosten van de eigen advocaat.
Vragen ?
Indien u hierover nog vragen heeft kunt u deze stellen aan de vfas – familierechtadvocaten/ mediators van Bg.legal.
Oordeel Hoge Raad
Evenals de advocaat-generaal wordt door de Hoge Raad niet gekozen voor de omgekeerde Stoof-Mammoet benadering, maar voor de artikel 7:611 BW ‘goed werkgeverschap’- benadering. De Hoge Raad oordeelt: “De wetgever beoogt met de Wet compensatieregeling transitievergoeding een eind te maken aan het verschijnsel ‘slapende dienstverbanden”. De compensatieregeling en de voor invoering daarvan in de wetgeschiedenis gegeven redenen brengen mee dat als norm van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW geldt dat een ‘slapend dienstverband’ in beginsel behoort te worden beëindigd als de werknemer dat wenst en de werkgever geen redelijk belang heeft bij voortduring daarvan. Die norm brengt tevens mee dat in dat geval in beginsel door de werkgever aan de werknemer een vergoeding behoort te worden toegekend”. (ECLI:NLHR:2019:1734, Hoge Raad 19/01873). Kortom, als aan de wettelijke vereisten voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid is voldaan, is het uitgangspunt dat de werkgever moet instemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Dit onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Let wel, die vergoeding hoeft niet meer te bedragen – zo oordeelt de Hoge Raad – dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. Op dit uitgangspunt geldt ook volgens de Hoge Raad een uitzondering. Namelijk indien de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij de instandhouding van de arbeidsovereenkomst. De werkgever moet echter dit belang stellen en bewijzen, aldus de Hoge Raad. Als voorbeeld van een gerechtvaardigd belang wordt het bestaan van reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer genoemd. Tegelijkertijd zegt de Hoge raad dat zo’n belang niet kan zijn dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt. Voor het probleem van voorfinanciering door de werkgever, omdat de Wet compensatie transitievergoeding pas op 1 april 2020 in werking treedt (met aanspraak op compensatie voor arbeidsovereenkomsten die op of na 1 juli 2015 zijn geëindigd), geeft de Hoge Raad ook een aanwijzing. Als de werkgever aannemelijk maakt dat die voorfinanciering leidt tot ernstige financiële problemen, kan de rechter beslissen dat betaling aan de werknemer in termijnen plaatsvindt of wordt opgeschort tot na 1 april 2020. Echter, vanaf die datum geldt dat de werkgever verplicht is tot voorfinanciering, omdat de betreffende compensatieregeling vereist dat voor een aanvraag van compensatie bij het UWV de volledige vergoeding aan de werknemer is voldaan. Tot slot maakt de Hoge Raad nog duidelijk, dat voor de hoogte van de vergoeding niet moet worden aangesloten bij de hoogte van het bedrag dat de werkgever volgens de compensatieregeling op het UWV kan verhalen. Dit omdat de door de werkgever te verkrijgen compensatie onder omstandigheden lager kan zijn dan het bedrag aan transitievergoeding waarop de werknemer recht zou hebben bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever. Bijvoorbeeld als het totale bedrag aan brutoloon dat de werkgever tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid heeft doorbetaald lager is dan de wettelijke transitievergoeding.Conclusie:
Zowel werkgevers met slapende dienstverbanden en langdurig zieken weten nu wat hun verplichtingen en rechten zijn. Wij zijn u uiteraard graag behulpzaam indien u begeleiding bij de beëindiging van een slapend dienstverband wenst.
- Wanneer heb ik recht op een domeinnaam?
- Wat als een ander mijn domeinnaam registreert. Ben ik dan nog rechthebbende?
- Wat als er meerdere partijen zijn betrokken bij de (registratie van) de domeinnaam? Wie is dan rechthebbende?
Wanneer ben ik eigenaar?
Zoals gezegd bevat de Nederlandse wet geen regels over domeinnamen. Daarom is de Stichting Internet Domeinnaam registratie Nederland (oftewel: SIDN) in het leven geroepen. Het SIDN registreert alle .nl domeinnamen. Als je gebruik wil maken van een .nl domeinnaam, moet je deze eerstBen ik rechthebbende, als een ander mijn domeinnaam registreert?
Stel, je hebt een andere partij de opdracht hebt gegeven om een domeinnaam te registreren. Dat doet die partij voor jou. Jij betaalt daar ook voor. Er komt dan een overeenkomst van opdracht tot stand. Als er sprake is van een dergelijke overeenkomst van opdracht, wordt jij rechthebbende op de domeinnaam. De andere partij is de tussenpersoon. Dit wordt ook zo in het register van het SIDN omschreven. De tussenpersoon wordt de “registrar” genoemd. De registrar heeft niet de rechten op de domeinnaam gekregen. Jij bent, als opdrachtgever, de eigenaar van de domeinnaam. Ook jouw gegevens worden daarom in het register opgenomen. Hierdoor is het voor de buitenwereld duidelijk dat er een tussenpersoon is die de registratie etc. heeft geregeld, maar dat de domeinnaam zelf toekomt aan een andere organisatie of persoon. In de meeste gevallen gaat dit goed. Maar soms ook niet.Wat als er meerdere partijen betrokken zijn bij de domeinnaam?
Ten slotte is er nog de situatie waarbij meerdere partijen zijn betrokken bij de registratie van een domeinnaam. Dit zie je bijvoorbeeld als er wordt- Wie de website onderhoudt;
- Welke afspraken de samenwerkende partijen over de domeinnaam hebben gemaakt;
- Op welke Cloud server de website draait;
- Is de organisatie/persoon die de domeinnaam heeft geregistreerd lid van het projectteam?
- Wordt de domeinnaam gebruikt ten behoeve van het project?
Conclusie
De vraag aan wie de rechten op een domeinnaam toekomen kan verschillend worden beantwoord. Het antwoord is mede afhankelijk van het aantal partijen dat bij de registratie van de domeinnaam betrokken is. Desalniettemin kan het register van het SIDN steeds als uitgangspunt worden genomen. Degene die in het register als domeinnaamhouder staat geregistreerd, wordt geacht rechthebbende te zijn. Zoekt u een advocaat die is
1. Het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan speelt een belangrijke rol bij het huisvesten van arbeidsmigranten. Wanneer het bestemmingsplan het huisvesten van arbeidsmigranten toestaat, is een belangrijke hobbel genomen. Waar moet u op letten?Wat is de bestemming van het pand of het perceel waar de arbeidsmigranten worden gehuisvest?
Indien op het perceel de bestemming ‘wonen’ rust, is het van belang om te bekijken wat binnen die bestemming mogelijk is. Er zijn nog veel [vaak wat oudere] bestemmingsplannen, waarin de navolgende [of daarmee vergelijkbare] planregel is opgenomen: 22..1 Bestemmingsomschrijving 22.1.1. Algemeen De gronden met de bestemming ‘Wonen ‘zijn bestemd voor:- Wonen;
- Aan-huis-verbonden beroepen;
- Internetverkoop;
- Bed & breakfast;
- Aan de woonfunctie ondergeschikte nevenactiviteit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – nevenactiviteit’;
- Een zorgpunt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gezondheidszorg’;
- Een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;
- Een groothandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘groothandel’’;
- Ondergeschikte detailhandel bij een groothandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
- Een voor publiek opengestelde tuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – wandeltuin’;
- Tuinen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen, waarbij moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 36;
- Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- Instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’ of ‘specifieke bouwaanduiding–rijksmonument ‘.
Op het perceel is slechts bewoning door ‘één huishouden’ toegestaan, wat dan?
In veel [meer recent vastgestelde] bestemmingsplannen is een ‘woning’ bedoeld om te worden bewoond door ‘één huishouden’. De hoogste bestuursrechter heeft bepaald, dat arbeidsmigranten geen ‘huishouden’ vormen. Via deze link kun u die uitspraak lezen. Van belang is goed te kijken naar de definitie van ‘woning’ en ‘huishouden’. Die definities staan in het bestemmingsplan. Vaak in het hoofdstuk ‘begrippen’. Die definities kunnen per bestemmingsplan verschillen. Het komt in de praktijk voor dat de definitie van een ‘huishouden’ het huisvesten van arbeidsmigranten wel degelijk toelaat.Ik verhuur geen ‘woning’ maar een kantoor of bedrijf?
In het geval u geen woning verhuurt, maar een kantoor of bedrijf, moet goed worden gekeken naar de omschrijving van de bestemming. Het kan zijn dat het huisvesten van arbeidsmigranten niet mogelijk is binnen die bestemming. Dat hangt af van de omschrijving van de bestemming in het bestemmingsplan. Indien huisvesting van arbeidsmigranten niet mogelijk is, dan kunt u een omgevingsvergunning vragen om de huisvesting alsnog mogelijk te maken. Ook zijn er mogelijkheden om een tijdelijke vergunning te krijgen.Het bestemmingsplan is gewijzigd en de bewoning door arbeidsmigranten is in strijd met het nieuwe bestemmingsplan?
In dat geval kunt u zich mogelijk beroepen op het overgangsrecht van het bestemmingsplan. Dat betekent dat het gebruik dat was toegestaan onder het vorige bestemmingsplan, mag worden voortgezet. Dit is een heel belangrijk argument om aan te voeren. Zoals ik al aangaf is het vestigen van arbeidsmigranten in wat oudere bestemmingsplannen vaak toegestaan. Met een beroep op het overgangsrecht kunt u aangeven dat het gebruik mag worden voortgezet. U moet daar zelf het bewijs van aanleveren.2. Het voorbereidingsbesluit
Veel gemeenten starten een project om de huisvesting van arbeidsmigranten in kaart te brengen. Omdat gemeenten niet willen dat er nieuwe gevallen bijkomen, kunnen zij een voorbereidingsbesluit nemen. Wanneer dat het geval is, moet u goed kijken wat in dat voorbereidingsbesluit is bepaald. In de regel ziet een voorbereidingsbesluit namelijk op nieuwe gevallen. Dus niet op bestaande gevallen. Met andere woorden: een gemeente kan u in dat geval niet aanschrijven omdat u al vóór de vaststelling van het voorbereidingsbesluit arbeidsmigranten had gehuisvest. Ook hier geldt bovendien in de regel overgangsrecht. Bekijk dus of uw situatie onder het overgangsrecht valt.3. Een paraplubestemmingsplan
In de praktijk worden vaak zogenoemde ‘paraplubestemmingsplannen’ vastgesteld. Dat betekent dat er een bestemmingsplan wordt vastgesteld dat voor een hele gemeente geldt. In de regel geldt een bestemmingsplan maar voor een deel van een gemeente: bijvoorbeeld het buitengebied of het centrum. In zo’n paraplubestemmingsplan kan één specifiek onderwerp voor de gehele gemeente worden geregeld, bijvoorbeeld het huisvesten van arbeidsmigranten. Ook hiervoor geldt dat een beroep op het overgangsrecht mogelijk slaagt.4. Gemeentelijk beleid
Vaak gaat aan het vaststellen van een bestemmingsplan of voorbereidingsbesluit nieuw beleid vooraf. Tegen het vaststellen van dat beleid kunt u geen bezwaar maken of beroep instellen. Wel kunt u dat beleid soms aan de kaak stellen in een procedure over bijvoorbeeld een omgevingsvergunning. Een gemeente heeft veel beleidsvrijheid. Het is dus van belang om nieuw beleid in de gaten te houden. Indien beleid is vastgesteld moet de gemeente [behoudens uitzonderingen] dat beleid ook volgen. Vaak staat in beleid heel concreet wat wél en niet is toegestaan wat betreft het huisvesten van arbeidsmigranten. Soms is in beleid bepaald dat er maar één of twee woningen per straat verhuurd mogen worden aan arbeidsmigranten. Of dat op bedrijventerreinen geen huisvesting van arbeidsmigranten is toegestaan. Het beleid bepaalt vaak concreet wat wel en niet is toegestaan. Is er geen beleid? Dan gelden er minder regels. Het is dan zaak om te bekijken of een gemeente niet willekeurig handelt. Bijvoorbeeld door in de ene woning wel huisvesting van arbeidsmigranten toe te staan en in de andere [vergelijkbare] woning niet. Beleid is juist bedoeld om dergelijke willekeur tegen te gaan.5. Een exploitatievergunning
Er zijn gemeenten die een exploitatievergunning eisen voor het huisvesten van arbeidsmigranten. Dat is een relatief nieuw fenomeen. Dat betekent dat, ook wanneer het gebruik niet in strijd is met het bestemmingsplan, een extra vergunning nodig is. Die exploitatievergunning is geregeld in de Algemene plaatselijke verordening [APV]. In die APV staat aan welke eisen een aanvraag moet voldoen. Vaak staan ook de weigeringsgronden in de APV. Of gemeenten via deze weg aanvullende eisen mogen stellen aan het huisvesten van arbeidsmigranten, is nog maar de vraag. Veel zal afhangen van de concrete eisen en bedoeling van de gemeente.6. Huisvestingsverordening
Vaak hebben gemeenten ook specifieke regels opgenomen in een huisvestingsverordening. Vaak zijn daar regels in opgenomen over het onttrekken van een woning aan de woningvoorraad. Ook kan in een dergelijke verordening worden bepaald dat er een vergunning nodig is voor het huisvesten van arbeidsmigranten.7. Handhaving
Wanneer een gemeente constateert dat u in strijd handelt met het bestemmingsplan [of beheersverordening] kan de gemeente handhavend optreden. Dat betekent dat u een brief ontvangt van de gemeente. Meestal eerst een vooraankondiging. Daarin staat dat u handelt in strijd met het bestemmingsplan. Tegen een vooraankondiging kunt u een zienswijze indienen. Dat is een brief waarin u aangeeft waarom u het niet eens bent met die vooraankondiging. De gemeente kan met die argumenten in de verdere besluitvorming rekening houden. Mocht het uiteindelijk tot een handhavingsbesluit komen, dan kunt u daartegen in bezwaar gaan. Let dan goed op de termijnen: te laat is te laat. In dat besluit staat dat u de overtreding voor een bepaalde datum moet beëindigen. Doet u dat niet, dan verbeurt u dwangsommen. Die dwangsommen kunnen in de tienduizenden euro’s of meer lopen.8. Conclusie
Bij het huisvesten van arbeidsmigranten komen veel facetten kijken. In deze blog is een aantal aspecten benoemd. Maar er gelden meer regels, bijvoorbeeld ten aanzien van brandveiligheid. Bij steeds meer gemeenten heeft dit prioriteit. Er worden daarom steeds vaker handhavingstrajecten opgestart. Het is zaak om daar adequaat op te reageren. De financiële belangen zijn vaak groot. Bent u geconfronteerd met een handhavingsbesluit of een voornemen daartoe? Of wil u meer informatie over het huisvesten van arbeidsmigranten? Neemt u dan contact met mij op. Rutger Boogers, Advocaat omgevingsrecht boogers@bg.legal +31 (0)88 141 08 64
Tijdig geklaagd
De voorzieningenrechter gaat niet mee in dit verweer. Ferranti heeft in het kader van de Nota van Inlichtingen de onregelmatigheden die volgens haar aan de aanbestedingsprocedure kleven en waarop Ferranti zich in het kader van het kort geding beroept, naar voren gebracht. Hiermee waren Provincie Utrecht en DOVA vóór de inschrijvingstermijn dus bekend en hadden dus de mogelijkheid om de gestelde onregelmatigheden vóór de inschrijvingstermijn te corrigeren. Dat zij dat niet hebben gedaan is hun goed recht maar betekent niet dat Ferranti de vóór de inschrijvingstermijn geuite bezwaren niet in het kort geding naar voren kunnen brengen. Voor zover Provincie Utrecht en DOVA vinden dat van een proactief inschrijver verlangd kan worden om een kort geding te starten onmiddellijk nadat het hem duidelijk is dat de aanbestedende dienst zijn bezwaren verwerpt, gaat dit standpunt aldus de voorzieningenrechter niet op. Uit het Grossmann-arrest kan dit niet worden opgemaakt. De strekking van het arrest is dat er geklaagd moet worden op een moment dat de aanbestedende dienst er nog wat aan kan doen, en dat is in deze zaak gebeurd.Geen rechtsverwerking
Ook het leerstuk van de rechtsverwerking biedt geen grondslag voor de stelling van Provincie Utrecht en DOVO dat Ferranti haar recht op te klagen in kort geding heeft verwerkt. Ferranti heeft niet bij Provincie Utrecht en DOVO het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij haar bezwaren tegen de aanbestedingsprocedure niet langer handhaafde. Juist door in eerste instantie “onder protest” in te schrijven heeft Ferranti duidelijk kenbaar gemaakt dat zij haar naar voren gebrachte bezwaren handhaafde. Weliswaar heeft Ferranti daarna zonder protest ingeschreven, maar de enige reden dat zij dit deed was, omdat haar inschrijving anders als ongeldig zou worden verklaard. Provincie Utrecht en DOVA waren van deze reden ook op de hoogte. Het gerechtvaardigd vertrouwen dat Ferranti haar bezwaren niet langer handhaafde kan, anders dan Provincie Utrecht, DOVA en Strukton menen, ook niet worden ontleend aan het feit dat in de aanbestedingsstukken is vermeld dat een inschrijver door een inschrijving te doen zich conformeert aan de voorwaarden zoals gesteld in de aanbestedingsstukken. Er zijn ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat Provincie Utrecht en DOVO onredelijk in hun positie zouden worden benadeeld in geval Ferranti haar bezwaren alsnog in kort geding naar voren brengt. Weliswaar is er doordat Ferranti niet vóór de inschrijvingstermijn het kort geding aanhangig gemaakt, maar pas na de voorlopige gunningsbeslissing, vertraging in de aanbestedingsprocedure ontstaan, maar Provincie Utrecht en DOVO worden hierdoor niet onredelijk in hun positie benadeeld. Zij hebben immers de gelegenheid gehad om naar aanleiding van de bezwaren van Ferranti de aanbestedingsprocedure vóór de inschrijvingstermijn te corrigeren.Conclusie
Bij bezwaren vóór de inschrijvingstermijn is het als proactieve inschrijver absoluut noodzakelijk deze bezwaren kenbaar te maken. Bij afwijzing van de bezwaren hoeft er vóór de inschrijving niet per se een kort geding te worden gestart. Wel is het zaak zekerheidshalve protest te laten horen tegen het niet honoreren van de bezwaren. Vervolgens kan er ‘zonder protest’ worden ingeschreven waarbij men zich dan gelet op de aanbestedingsstukken noodgedwongen conformeert aan de voorwaarden van de aanbesteding. Maar dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om na de voorlopige gunningsbeslissing zo nodig een kort geding aanhangig te maken over de eerder kenbaar gemaakte bezwaren.
- Hoe kan ik een reactie van de curator uitlokken?
- Hoe kan ik de overeenkomst met de failliet eindigen en hoe ver reikt de zorgplicht?
- Welke afspraken kan ik met een curator maken?
Hoe kan ik de overeenkomst met de failliet eindigen en hoe ver reikt de zorgplicht?
Ondanks het feit dat de volmacht als gevolg van het faillissement is komen te vervallen, betekent dat niet dat de octrooigemachtigde geenBeëindigen overeenkomst
Om de overeenkomst daadwerkelijk te beëindigen dient de octrooigemachtigde nog een stap te zetten. Wanneer duidelijk is dat de curator de overeenkomst niet wil voortzetten of indien de curator niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd, dan staat de toerekenbare tekortkoming van de failliete cliënt vast. Dit geeft de octrooigemachtigde de keuze om de overeenkomst:- in stand te laten. Hiermee blijft echter ook de zorgplicht in stand, of;
- de overeenkomst schriftelijk te beëindigen door middel van ontbinding.
Zorgplicht
De vervolgvraag is of de octrooigemachtigde door het op deze wijze ontbinden van de overeenkomst in lijn handelt met zijn zorgplicht. Artikel 4 sub e van de Gedragsregels voor octrooigemachtigden speelt hierbij een belangrijke rol. Deze gedragsregel luidt als volgt: “Indien een Lid een opdracht niet wil aanvaarden of indien het zijn dienstverlening inzake een lopende opdracht wil beëindigen, deelt het dit onverwijld aan de Cliënt mede. In het laatste geval treft het Lid deStappenplan
Wanneer resumerend de volgende stappen zijn doorlopen, zal de kans klein zijn dat een octrooigemachtigde in strijd met zijn zorgplicht handelt[2]:- Brief 1: de curator is schriftelijk volledig geïnformeerd over het octrooirecht en aan hem is een redelijke termijn gegeven om te laten weten of hij de overeenkomst met de oorspronkelijk behandelend octrooigemachtigde wenst voort te zetten, waarbij ook de gevolgen en risico’s zijn geduid.
- Brief 2: aan de curator is schriftelijk bevestigd dat hij zijn recht op nakoming heeft verloren en dat de overeenkomst is ontbonden. De curator wordt aangeboden om in een later stadium alsnog afspraken te maken over een nieuwe volmacht.
Algemene voorwaarden
In deel 1 heb ik gewezen op de mogelijkheid om een overeenkomst ook te beëindigen door gebruik te maken van de opzegmogelijkheid in de algemene voorwaarden. Hoewel deze mogelijkheid bestaat, adviseer ik om terughoudend te zijn met het gebruik van deze mogelijkheid. De reden hiervoor is dat deze opzegging moeilijker te combineren is met de zorgplicht. Mocht alsnog voor deze route worden gekozen, dan verdient het de voorkeur om de elementen die in het stappenplan genoemd staan terug te laten komen. In deel 3 wordt de vraag behandeld welke afspraken met de curator kunnen worden gemaakt. Daarnaast komt de mogelijkheid tot schorsing van de octrooiaanvraagprocedure ter sprake. Voor meer informatie kunt u contact met mij opnemen. Als curator in faillissementen en tevens lid van onze sectie Intellectueel Eigendomsrecht adviseer ik u graag. [1] De zorgplicht is neergelegd in artikel 23n Rijksoctrooiwet 1995 en verder uitgewerkt in de Gedragsregels voor octrooigemachtigden. [2] Uiteraard moeten alle omstandigheden hierbij in ogenschouw worden genomen. Bij twijfel of in een bepaalde situatie aan de zorgplicht wordt voldaan, is het natuurlijk altijd verstandig extra advies in te winnen. Uiteraard bestaat ook de mogelijkheid om een mening te vragen van de Voorzitter van de Raad van Toezicht (Zie artikel 7 sub d Gedragsregels octrooigemachtigden) [post_title] => De octrooigemachtigde en het faillissement (Deel 2) [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-octrooigemachtigde-en-het-faillissement-deel-2 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-03 10:11:27 [post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:11:27 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=18660 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 18602 [post_author] => 26 [post_date] => 2019-10-28 10:07:36 [post_date_gmt] => 2019-10-28 09:07:36 [post_content] => Twee hotels met exact dezelfde naam. Ze zijn niet aan elkaar gelieerd. Mag dat? Ons gevoel zegt al snel van niet. Zeker omdat ze beide actief zijn binnen dezelfde (hotel)branche. Waarom twee hotels toch dezelfde handelsnaam mogen voeren, leg ik in dit artikel uit.Hotel Julien
Als voorbeeld gebruik ik “Handelsnaam
In een eerdere blog heb ik uitgelegd dat een organisatie geen handelsnaam mag voeren die op dat moment al in gebruik is. Dus: gebruik van dezelfde handelsnaam is niet mogelijk. Dat is het uitgangspunt. De reden hiervoor is dat er geen verwarring mag optreden bij consumenten. Maar zoals altijd zijn er in de praktijk uitzonderingen mogelijk. Of er sprake is van verwarringsgevaar dient te worden beoordeeld aan de hand van drie elementen:- de mate van overeenstemming tussen de handelsnamen;
- de mate van overeenstemming tussen de activiteiten;
- en de geografische reikwijdte van de handelsnamen.
Conclusie
Op het eerste gezicht lijkt het vreemd dat twee verschillende hotels dezelfde naam kunnen dragen. Toch is het in de hotelbranche mogelijk om dezelfde handelsnaam te hanteren, mits er geografisch gezien genoeg afstand tussen de betreffende hotels ligt. Volgens de Rechtbank is de afstand ‘s-Hertogenbosch – Antwerpen- Hoe kan ik een reactie van de curator uitlokken?
- Hoe kan ik de overeenkomst met de failliet eindigen en hoe ver reikt de zorgplicht?
- Welke afspraken kan ik met een curator maken?
“Hoe kan ik een reactie van de curator uitlokken?”
De overeenkomst tussen een octrooigemachtigde en zijn cliënt isFaillissement heeft geen invloed op wederkerige overeenkomsten
Het uitgangspunt is dat een faillissement geen invloed heeft op wederkerige overeenkomsten. Dit betekent dat ook na het faillissement de oorspronkelijke overeenkomst tussen een octrooigemachtigde en zijn cliëntHet stellen van een termijn
De octrooigemachtigde kan de curator schriftelijk verzoeken zich binnen een- de status van het octrooirecht;
- de termijn(en);
- de risico’s en gevolgen verbonden aan het al dan niet ondernemen van bepaalde actie(s);
- de te verwachten kosten van bepaalde acties.
- een volledig beeld heeft van (de status van) het octrooirecht, en;
- de mogelijkheid heeft gehad zich te laten informeren over de mogelijke waarde van het octrooirecht, en;
- zich binnen de gestelde termijn kan uitlaten.
Optie 1: voortzetting door de curator
Wanneer de curator binnen de gestelde termijn aangeeft dat hij de overeenkomst met de octrooigemachtigde wil voortzetten, dan is de curator ook verplichtOptie 2: geen/afwijzende reactie door de curator
Mocht de curator binnen de gestelde termijn niet reageren, danDe volmacht vervalt bij faillissement
Let op: Het is van belang dat de octrooigemachtigde niet zonder overleg met de curator overgaat tot het verrichten van handelingen. Het faillissement heeft immers tot gevolgDe Hoge Raad bevestigt de uitzonderingsmogelijkheden
De mogelijkheid om overeenkomsten te ontbinden is vastgelegd in artikel 6:265 lid 1 BW. Verder staan er nog diverse bijzondere bepalingen in Boek 7 BW opgenomen. Het geeft de ene partij de mogelijkheid om bij een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst van de andere partij tot ontbinding over te gaan. Belangrijke uitzondering op de ontbindingsbevoegdheid is in ditzelfde artikellid opgenomen: “[..] tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.” Deze uitzonderingsmogelijkheid, bekend als de tenzij-bepaling, wordt door rechters vaak aangegrepen. Een duidelijke lijn in de rechtspraak en literatuur ontbrak echter. De Hoge Raad heeft in het zogenoemde Tenzij-arrest van 28 september 2018 een duidelijke lijn getrokken. Om met succes gebruik te maken van de mogelijkheid om de huurovereenkomst te ontbinden moet er volgens de Hoge Raad sprake zijn van een “tekortkoming van voldoende gewicht”. De rechter dient bij de beoordeling van het voorgaande rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. De toepassing van de tenzij-clausule is dus niet slechts voorbehouden aan zeldzame- of uitzonderingsgevallen. Dit werd eerder in de praktijk wel eens betoogd.Rechtspraak na het Tenzij-arrest
Het Tenzij-arrest van de Hoge Raad bevestigde en verduidelijkte dat lagere rechters de mogelijkheid hebben om tot een volledige belangenafweging over te gaan bij ontbindingsvorderingen. Van die mogelijkheid is veelvuldig gebruik gemaakt. Hieronder een greep uit de rechtspraak. Rechtbank Rotterdam, 1 februari 2019: In deze zaak ging het om een gehuurde 7:290-bedrijfsruimte, waar de huurder ruim zes maanden huur onbetaald had gelaten. De huurder in kwestie beriep zich op haar opschortingsrecht wegens het niet tijdig aanvangen van bepaalde funderingswerkzaamheden. Hierdoor liep de door de huurder aangevraagde horecavergunning vertraging op. Een beroep op opschorting werd door de kantonrechter afgewezen. De tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst wegens het niet tijdig betalen van de huurpenningen stond daarmee vast. Dit betekent volgens de kantonrechter echter niet dat de tekortkoming ontbinding rechtvaardigt. Bij de beoordeling of ontbinding gerechtvaardigd is, nam de kantonrechter in overweging dat er (i) geen sprake was van onwil aan de zijde van de huurder, maar dat de huurder de aanvang van de werkzaamheden wilde bespoedigen, (ii) dat niet is gebleken dat er sprake was van betalingsonmacht aan de zijde van de huurder en (iii) dat het opmerkelijk is dat er tussen de aanvang en de daadwerkelijke uitvoering van de herstelwerkzaamheden meer dan zes maanden werd gewacht. Bij deze uitspraak is opvallend dat, ondanks het verbod om de huurbetaling op te schorten, een beroep op ontbinding alsnog werd afgewezen. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 5 maart 2019: Het ging in deze procedure om de huur van een woonruimte, waarbij herhaaldelijk huurachterstanden ontstonden. De verhuurder, een woningcorporatie, heeft vervolgens een deurwaarder ingeschakeld. De ingeschakelde deurwaarder heeft vervolgens bijna een jaar de huurder gesommeerd om de openstaande achterstanden te voldoen. Na een jaar was de maat vol en heeft de verhuurder zich tot de rechtbank gewend met een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst. De huurder heeft de opgelopen huurachterstand na dagvaarding ingelopen. De kantonrechter stelde in eerste aanleg de verhuurder in het gelijk en ontbond de huurovereenkomst. Het hof kwam tot een andersluidend oordeel. Hoewel het hof in een tussenuitspraak overweegt dat de ingelopen huurachterstand de wanprestatie nog niet wegneemt, neemt het hof dit wel mee in zijn overweging of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. Naast de ingelopen achterstand, achtte het hof het van belang dat de verhuurder, voordat zij de onderhavige procedure aanhangig maakte, met de huurder in gesprek wilde om afspraken te maken over het inlopen van de achterstand en het voortzetten van de huurovereenkomst. Het hof hechtte tot slot veel waarde aan het van de huurder en dat er náást de huurachterstand geen andere aanmerkingen waren op het huurderschap. Bij deze uitspraak is opvallend dat het hof, ondanks het herhaaldelijk onbetaald laten van de huurpenningen, de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst afwijst. In de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2019 overwoog het hof dat het incidentele karakter nu juist reden vormde om een ontbindingsvordering af te wijzen. Het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch laat zien dat dit dus ook bij herhaald wanbetalen mogelijk is. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 1 oktober 2019: In deze recente uitspraak ging het om een door de verhuurder aangespannen kort geding wegens achterstallige huurbetalingen en een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst. Net als de voorzieningenrechter heeft het hof de ontruimingsvordering van de gehuurde bedrijfsruimte toegewezen. Het hof kwam tot het oordeel dat de tijdige betaling van de huurprijs een van de meest fundamentele verplichtingen van de huurder is. De omstandigheid dat er geen enkele garantie is gegeven dat de huurder in staat is om de huurachterstand – van inmiddels acht maanden – in te lopen, leidt volgens het hof tot het oordeel dat de ontruimingsvordering moet worden toegewezen. Dat de huurder als gevolg van de ontruiming failliet zal gaan, maakt dit niet anders. Klare taal van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het arrest wijkt in dat opzicht nogal af van het eerder genoemde arrest van 5 maart 2019. Het is goed voorstelbaar dat het hof rekening heeft gehouden met het verschil in beschermingsnoodzaak tussen huurders van woonruimten en huurders van bedrijfsruimten. Gerechtshof Den Haag 10 september 2019: In deze procedure ging het tevens om een huurwoning. De huurder in kwestie was in mei 2016 eerder bij verstek veroordeeld tot betaling van een huurachterstand. Vanaf november 2016 ontstond er een nieuwe huurachterstand. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bestond er een huurachterstand van drie maanden. Het hof is kort en bondig. De ontstane huurachterstand van drie maanden is voldoende gewichtig om ontbinding te rechtvaardigen. De door de huurder aangehaalde persoonlijke omstandigheden maken dit niet anders. Het hof vindt het van belang dat er sprake is van een herhaalde huurachterstand en gaat voorbij aan de stelling dat het vinden van een nieuwe woonruimte problematisch is. De huurder had deze stelling onvoldoende onderbouwd.Lessen voor de praktijk
Het Tenzij-arrest en de aanvullende lagere rechtspraak laten zien dat het niet altijd eenvoudig is om met succes ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen. Ook de rechtspraak na het Tenzij-arrest laat een heel divers beeld zien. Of een huurder zich met succes kan verweren hangt af van de omstandigheden van het geval. Het is in ieder geval goed om te weten dat: • De enkele aanwezigheid van een huurachterstand niet voldoende hoeft te zijn. Laat u daarom goed adviseren voordat u een procedure opstart, om onnodige kosten te voorkomen. • Het niet kúnnen betalen van de huurprijs aanknoping kan zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. Een onderzoek naar de liquiditeit van de huurder is daarom geen overbodige luxe. • Goedbedoelde initiatieven van de verhuurder om tot een oplossing te komen met voortzetting van de huurovereenkomst, kunnen mogelijk later bij een ontbindingsclaim worden tegengeworpen. • Het herhaald onbetaald laten van de huurprijs niet per definitie reden is om de huurovereenkomst te ontbinden. • Tekortkomingen aan de zijde van de verhuurder, nadelig kunnen zijn voor het succesvol ontbinden van de huurovereenkomst. Bent u huurder of verhuurder en heeft u vragen over de ontbinding van een huurovereenkomst? Neem dan contact op met een van onze huurrecht advocaten
Mediation:
- Beide partners moeten dat willen;
- Beide partners zijn in staat om hun eigen belang te benoemen;
- De mediator neemt geen beslissingen;
- De mediator helpt partners om samen tot besluiten te komen;
- Mediation is een vorm van conflictbemiddeling;
- Partijen gaan samen met de mediator aan tafel;
- De partijen beslissen zelf;
- De mediator is de onafhankelijke derde partij.
- U gaat samen op zoek naar oplossingen.
- De mediator geeft u de informatie over de juridische en financiële aspecten
- De mediator helpt om de relatie van ex-partner om te buigen naar ouders.
- De mediator streeft altijd naar duurzame afspraken waarvoor draagvlak is bij beide partners; nu én in de toekomst.
- Kosten: beide partijen betalen samen de mediator.
Scheiden met eigen advocaat:
- Als partijen niet naar de mediator willen;
- Of één van beiden niet;
- Advocaat behartigt de belangen van één partner.
- U heeft dan ieder een eigen advocaat nodig.
- De twee partners kunnen met hun twee advocaten om tafel gaan;
- De advocaten kunnen ook sámen tot beslissingen komen.
- De advocaat bespreekt de mogelijke oplossingen met u.
- Scheiden op deze manier hoeft niet lang te duren;
- De advocaat geeft u informatie over de juridische en financiële aspecten;
- Met uw advocaat gaat u op zoek naar oplossingen die voor u haalbaar zijn;
- Van belang is het om een vfas-advocaat te nemen;
- Omdat die is gespecialiseerd in het familierecht en probeert tot overeenstemming te komen;
- Kosten: u betaalt zelf de kosten van de eigen advocaat.
Vragen ?
Indien u hierover nog vragen heeft kunt u deze stellen aan de vfas – familierechtadvocaten/ mediators van Bg.legal.
07 nov 2019
06 nov 2019
01 nov 2019