Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 96
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 96
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1438
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 950, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 17959
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2019-08-13 16:36:24
                    [post_date_gmt] => 2019-08-13 14:36:24
                    [post_content] => Afgelopen maand heeft De Nederlandse Bank (DNB) in de notitie ‘Good practices, Fiscale integriteitsrisico’s bij cliënten van banken’ aanbevelingen gepubliceerd over hoe banken moeten omgaan met belastingrisico’s bij hun klanten. Het document werd opgemerkt door het FD. Banken moeten op grond van deze notitie nagaan of hun klanten zich bezig houden met belastingontwijking. Hoewel belastingontwijking in Nederland legaal is, kan dit volgens DNB leiden tot belastingontduiking. En dat laatste is in Nederland niet toegestaan. Banken moeten daarom voor zichzelf nagaan hoeveel risico zij willen lopen met klanten die belasting ontwijken. Ook moeten banken daarbij nagaan hoe zij die risico’s in de hand kunnen houden.


Aanbevelingen DNB
De aanbevelingen zijn volgens DNB juridisch niet bindend. DNB geeft aan dat banken de aanbevelingen kunnen gebruiken ‘voor de invulling van de wettelijke norm’. Volgens DNB zijn de aanbevelingen enkel ‘een handreiking voor de uitleg en toepassing van de wettelijke verplichtingen’. Banken zijn dus niet verplicht om de aanbevelingen te gebruiken. Volgens de banken werkt dit in de praktijk echter niet zo. DNB is immers degene die beoordeelt of de risico-analyses van de banken op orde zijn. Banken hebben dus nauwelijks een andere keuze dan de aanbevelingen van DNB op te volgen. [post_title] => Legale belastingontwijking kan reden zijn voor bank om klantrelatie te beëindigen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => legale-belastingontwijking-kan-reden-zijn-voor-bank-om-klantrelatie-te-beeindigen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-02 10:01:07 [post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:01:07 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17959 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 17934 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-08-12 11:42:37 [post_date_gmt] => 2019-08-12 09:42:37 [post_content] => Bij het vormgeven van een (industrieel) gebruiksvoorwerp worden keuzes gemaakt. Die keuzes kunnen leiden tot een vorm waardoor het product zich kan onderscheiden van vergelijkbare producten. Een bekende of originele vorm kan ook aantrekkelijk zijn om na te bootsen. Dat maakt het voor een concurrent vaak makkelijker om het product te verkopen. Daarom kan het aantrekkelijk zijn om ervoor te zorgen dat de vormgeving van een industrieel product met intellectuele eigendomsrechten wordt beschermd. Met name door het auteursrecht, merkenrecht en modellenrecht. Maar waar liggen de grenzen? Waar ligt de ruimte voor een concurrent? Wat kan wel en wat vormt inbreuk?
Wanneer is de vorm auteursrechtelijk beschermd?
Het moet gaan om een vormgeving die ‘een eigen intellectuele schepping van de maker is die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van de maker bij de totstandkoming van het werk’. Meer concreet betekent dit:
  • De vorm mag niet zo banaal of triviaal zijn dat daarin geen creatieve arbeid uit blijkt
  • Het vormelement moet niet noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een technisch effect.
  • Verder mag de vorm niet bepaald zijn door of het gevolg zijn van technische uitgangspunten.
De vraag is dan ook altijd of er bij het kiezen van vormelementen creatieve keuzes gemaakt konden worden. Voorop staat dat het gebruiksvoorwerp aan bepaalde technische en functionele eisen moet voldoen. Maar dat laat vaak nog steeds ruimte voor creatieve keuzes bij het maken van keuzes over elementen van de vorm. Zodra er sprake is van creatieve keuzes kan sprake zijn van het ontstaan van auteursrecht. Wanneer er geen sprake is van creatieve keuzes dan ontstaat er ook geen auteursrecht. Of er auteursrecht is ontstaan moet worden beoordeeld naar het moment waarop het werk is gemaakt.
Casus Afvalzuiger
In een recente kortgedingprocedure kwam aan de orde de vraag of de afvalzuiger van Glutton auteursrechtelijk beschermd was. Vervolgens was de vraag of de afvalzuiger van Vanguard inbreuk maakte op het auteursrecht van Glutton. In de kort geding uitspraak van 10 mei 2019 zijn de vorderingen van Glutton afgewezen.             De eerste vraag was welke vormgevingselementen auteursrechtelijk zouden zijn beschermd. Glutton had dit te vaag aangegeven in de dagvaarding. Glutton had zes kenmerkende vormgevingselementen genoemd: “de (vormen, formaat en plaats van de) drie wielen, de hoge witte opvangbak, de uitneembare zwarte mini-container, de gestileerde witte kap met zuigslangen en geprofileerde neus alsmede de (plaats en vorm van de) verbindingsslang”. Hieruit kon de rechtbank niet afleiden wat nu de auteursrechtelijk beschermde vormgevingselementen waren, volgens Glutton. De rechtbank geeft aan dat dit met name relevant is omdat het hier gaat om een ‘industrieel gebruiksvoorwerp waarvan vele onderdelen (in hoge mate) technisch en functioneel zullen zijn bepaald’. Dat bleek onder andere uit de vier octrooien die voor de Glutton afvalzuiger zijn gevestigd. Glutton had dit dus beter moeten toelichten. Op de zitting heeft Glutton 15 elementen genoemd die van de Glutton afvalzuiger een auteursrechtelijk beschermd werk zouden maken. Daarbij is tevens aangegeven waarom die elementen niet technisch dan wel functioneel bepaald zouden zijn. Pas op de zitting kon voor het eerst daar discussie over worden gevoerd. De rechtbank vindt dat Glutton dat eerder in de procedure concreter had moeten maken.
Vergelijking origineel met latere werk
Vervolgens zou aan de orde moeten komen het vergelijken van het origineel (van Glutton) met het latere werk (van Vanguard). De rechtbank geeft aan dat de vormen gelijkenis vertonen maar ook de nodige uiterlijke verschillen. Aan een beoordeling komt de rechtbank niet toe. Die vergelijking moet namelijk plaatsvinden aan de hand van de ‘auteursrechtelijk beschermde elementen’. En die had Glutton nu juist onvoldoende duidelijk gemaakt. En dus strandt het daar.
Wie is de maker?
In de procedure werd ook betwist dat degene die de procedure was gestart, de auteursrechthebbende was. Dit was gebaseerd op een publicatie waarin de eigenaar van het bedrijf aangaf de vorm met een pen op een stuk papier te hebben gezet. In het artikel staat vervolgens “Hij heeft een beroep gedaan op de diensten van een ontwerper om een vorm te vinden die onopvallend en speels is en die perfect in de omgeving past”. En dus was de vraag wie de auteur van het werk was (de externe ontwerper?) en of het auteursrecht op de juiste wijze was overgedragen. Ook hier kwam Glutton niet uit.
Wat betekent dit voor de praktijk
  • Het is verstandig om bij de vormgeving van een (industrieel) gebruiksvoorwerp een dossier aan te maken. In dat dossier moeten afbeeldingen komen van de vormen die al bekend zijn. Tevens moet worden aangegeven welke vormgevingselementen nieuw zijn en afwijken van de rest. Ook moet concreet worden gemaakt waar de keuzes zijn gemaakt, waarom en waaruit gekozen kon worden. Dit om later te kunnen onderbouwen dat de keuze niet functioneel dan wel technisch was bepaald.
  • Wanneer een concurrent met een ontwerp (te) dicht in de buurt komt dan moet een vergelijking worden gemaakt. Daarbij moeten de auteursrechtelijk beschermde elementen van het origineel worden geplaatst naast de kopie. De conclusie moet dan zijn dat sprake is van een kopie.
  • Wanneer bij het ontwerpen externe partijen worden betrokken dan moet auteursrecht worden overgedragen. Naar Nederlands recht moet auteursrecht schriftelijk, door middel van een akte worden overgedragen. Hier gaat vaak wat mis. Vaak wordt dit vergeten. De opdracht aan een vormgever voor het maken van een ontwerp, het vervolgens betalen van de factuur, betekent nog niet dat het auteursrecht daarbij is overgedragen.
Wat kunnen wij voor u doen?
  • Met een juridische blik adviseren over een vormgevingsdossier
  • Zorgen voor een akte waarbij auteursrecht rechtsgeldig wordt overgedragen. Dat kan al ‘bij voorbaat’, dus bij het verlenen van een opdracht voor het maken van een ontwerp.
  • Adviseren hoe succesvol op te treden tegen een partij die uw vormgeving kopieert.
  [post_title] => Is de vormgeving van een industrieel product beschermd? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => is-de-vormgeving-van-een-industrieel-product-beschermd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:02 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:02 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17934 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 17675 [post_author] => 16 [post_date] => 2019-08-08 10:45:38 [post_date_gmt] => 2019-08-08 08:45:38 [post_content] => Een vrouw stapt bij haar vriendin in de auto waarvan zij wist dat deze vriendin geen rijbewijs had. De autorit eindigde via een boom in een sloot. De bijrijder liep ernstig letsel op o.a. breuk in de kaak en rib, hersenschudding, longkneuzing en een beschadiging van de halsslagader. Zij heeft Interpolis als WAM verzekeraar van de auto aansprakelijk gesteld en vordert 100% van haar schade. Interpolis stelt zich op het standpunt  dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van de bijrijder. Zij had nl. bewust het risico genomen om mee te rijden met iemand zonder rijbewijs. De bijrijder had zelf wel een rijbewijs. De rechter is van mening dat het de bijrijder te verwijten valt dat zij haar vriendin toch liet rijden. Aangenomen mag worden dat het ontbreken van het rijbewijs tot op zekere hoogte  heeft bijgedragen aan het ongeval. In welke mate de onervarenheid heeft bijgedragen aan het ongeval staat echter niet vast. Volgens de rechter is niet aangetoond dat er roekeloos of zelfs onvoorzichtig is gereden.  Bovendien vinden op de betreffende dijk in Culemborg vaker eenzijdige ongevallen plaats. Volgens de rechter kan de bijdrage van de bijrijder in de mate van schuld op niet meer dan 10% worden gesteld. Het gaat hier om een door een WAM verzekering gedekte schade en ernstig letsel. De billijkheid eist daarom dat Interpolis 100% moet betalen, aldus de rechter. Klik hier voor de volledige uitspraak. [post_title] => Joyride: Interpolis moet volledige letselschade bijrijder vergoeden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => joyride-interpolis-moet-volledige-letselschade-bijrijder-vergoeden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:03 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:03 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17675 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 17813 [post_author] => 19 [post_date] => 2019-08-07 11:26:21 [post_date_gmt] => 2019-08-07 09:26:21 [post_content] => gemeente aansprakelijk principebesluitVaak wil een ontwikkelaar weten of zijn ontwikkeling planologisch mogelijk is. Soms moet afgeweken worden van het bestemmingsplan. Er is daarom vaak behoefte om bij de gemeente ‘te peilen’ of medewerking kan worden verleend aan die ontwikkeling. Dat kan door het vragen om een principebesluit. In zo’n principebesluit laat de gemeente weten hoe zij tegen die ontwikkeling aankijkt. Wat nu als zo’n principebesluit achteraf onjuist is? Recent heeft het hof Arnhem-Leeuwarden daarover geoordeeld. Uit dit arrest blijkt dat zo’n principebesluit verregaande gevolgen kan hebben.
Casus
Het is een vrij omvangrijke en complex kwestie. Ik beperk mij daarom tot de hoofdlijnen. In 2006 heeft appellant een principeverzoek ingediend bij de gemeente. Appellant wilde weten of hij een bouwvergunning kon krijgen voor de bouw van een woning op een perceel alsmede ten aanzien van de oriëntatie richting van die woning. Het college heeft vervolgens twee principe-uitspraken gedaan. In die besluiten is een onjuiste uitleg gegeven aan het bestemmingsplan. Vervolgens heeft het college nog twee ‘formele’ besluiten genomen. Hierbij werd een aanvraag om bouwvergunning afgewezen en werd die afwijzing gehandhaafd in bezwaar. Deze besluiten bleken onrechtmatig. De vraagt die dan rijst, is of dat ook geldt voor de principebesluiten.
Oordeel hof
Het hof stelt allereerst vast dat het principeverzoek duidelijk was. Met andere woorden: er werd geen vaag plan aan de gemeente voorgelegd. Er is op de aanvraag uitvoerig gereageerd door het college. Het college schrijft dat het verzoek van appellant ‘aan minutieuze bestudering is onderworpen waarbij de verstrekte bijlagen en alle voorgaande correspondentie zijn betrokken’. Het hof overweegt dat appellant ervan mocht uitgaan dat zijn verzoek uitvoerig en zorgvuldig was bekeken door de gemeente. Ook door meerdere ambtenaren. Achteraf blijkt dat de informatie in beide principebesluiten onjuist was. Onder meer omdat een oriëntatie richting volgens de Afdeling mogelijk was en langs die weg zelfs een bouwvergunning moest worden verleend. Een vrijstellingsprocedure was dus niet nodig. Met andere woorden: ten onrechte werd appellant op het spoor van een vrijstellingsprocedure gezet. De in beide principebesluiten gegeven informatie is niet alleen onjuist, maar ook onvolledig. Onder deze omstandigheden mocht appellant redelijkerwijs uit de standpunten van de Gemeente afleiden dat zij hem geen bouwvergunning zou verlenen. Ook voor een woning met de verzochte oriëntatieligging. Dus restte hem slechts de optie een vrijstellingsprocedure te doorlopen ten behoeve van de woning met de daarmee gepaard gaande kosten. Deze wijze van informatieverstrekking acht het hof onrechtmatig. Dit onrechtmatig handelen kan de gemeente worden toegerekend. Door deze onjuiste en onvolledige informatie heeft de Gemeente appellant op het verkeerde been gezet. Het college zette appellant op het spoor van een vrijstellingsprocedure voor een woning, terwijl hem een bouwvergunning verleend had moeten worden. Met andere woorden: appellant mocht op goede gronden vertrouwen op de inhoud van de principebesluiten.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Een overheidsinstelling zal zorgvuldig moeten reageren op een principeverzoek. Een aanvrager kan immers vertrouwen ontlenen aan de reactie op zijn verzoek. Dat hangt met name af van de inhoud en stelligheid van die reactie. Een principebesluit is dus geen vrijblijvende reactie. Dat betekent dat een aanvrager afhankelijk van de inhoud wel degelijk gewicht mag toekennen aan een dergelijk besluit. Mocht u verdere vragen hebben of in de praktijk geconfronteerd worden met een principebesluit, neem dan gerust contact op met Rutger Boogers, advocaat/specialist omgevingsrecht. [post_title] => Gemeente aansprakelijk voor onjuist principebesluit? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gemeente-aansprakelijk-voor-onjuist-principebesluit [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:03 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:03 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17813 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 17717 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-08-05 12:09:00 [post_date_gmt] => 2019-08-05 10:09:00 [post_content] => Op 17 april 2019 is een Europese richtlijn[1] vastgesteld die oneerlijke handelspraktijken in de food moet aanpakken. Met name moeten leveranciers van landbouw- en voedingsproducten worden beschermd tegen oneerlijke handelspraktijken van afnemers. Deze oneerlijke handelspraktijken zijn onrechtmatig. Deze richtlijn moet nu worden omgezet in een Nederlandse wet. Inmiddels is deze concept wet gepubliceerd. Tot 19 augustus 2019 kan iedereen reageren op deze concept wet.
Voorbeelden van oneerlijke handelspraktijken
Voorbeelden zijn onder andere:
  • De leverancier betaalt voor bederfelijke landbouw- en voedingsproducten later dan 30 dagen na de overeengekomen leverdatum;
  • De leverancier betaalt voor andere landbouw- en voedingsproducten later dan 60 dagen na de overeengekomen leverdatum;
  • De afnemer annuleert een bestelling van bederfelijke landbouw- en voedingsproducten op onredelijk korte termijn. De leverancier kan dan redelijkerwijs geen alternatieve afnemer meer vinden. Korter dan 30 dagen is altijd onredelijk.
  • De afnemer wijzigt eenzijdig de leveringsvoorwaarden voor landbouw- en voedingsproducten. Het gaat dan om aspecten zoals de frequentie of het volume van de levering, kwaliteitsnormen of prijzen.
  • De leverancier moet een bijdrage betalen voor onderzoeken van klachten van klanten in verband met de producten. Dit terwijl er geen sprake is van schuld of nalatigheid van de leverancier.
Onrechtmatig, tenzij
De wet geeft ook voorbeelden van handelspraktijken die onrechtmatig zijn tenzij deze vooraf helder en ondubbelzinnig schriftelijk zijn vastgelegd. Het dan om voorbeelden zoals:
  • De afnemer retourneert onverkochte landbouw- en voedingsproducten zonder ervoor te betalen.
  • De leverancier moet bijdragen aan de kosten van marketing en uitstalling van de producten.
  • De afnemer moet bijdragen aan de kosten van de kortingen in het kader van een promotieactie.
De vraag hierbij is natuurlijk in hoeverre de leverancier hier contractsvrijheid heeft. Kan de leverancier een contractsvoorstel over deze onderwerpen weigeren?
Waar ziet de nieuwe regeling niet op
De nieuwe regeling is niet van toepassing op overeenkomsten met consumenten. Daar is al regelgeving voor. De regeling ziet ook niet op overeenkomsten tussen een grote afnemer en een kleine leverancier. Er gelden dus omzetdrempels. Die ondernemingen zijn sterk genoeg om zelf op te komen oneerlijke handelspraktijken.
Mogelijkheden bij niet-nakoming
Deze wet geeft aan wanneer er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Dat biedt de afnemer de mogelijkheid om naar de rechter te stappen. Daarnaast is de Autoriteit Consument en Markt (‘ACM’) aangewezen als toezichthouder. Een afnemer (of groep van afnemers) kunnen bij de ACM klagen wanneer deze nieuwe regels niet worden nageleefd. Verder komt er mogelijkheid een onafhankelijke geschillencommissie waar leveranciers, laagdrempelig, met klachten over naleving van deze wet, naar toe kunnen.
Wat betekent dit voor de praktijk
Leveranciers krijgen op basis van deze wet een sterkere positie. Niet alleen tijdens de contractonderhandelingen, maar ook bij de uitvoering van contracten. Het wordt makkelijker om oneerlijke handelspraktijken aan te kaarten en aan de kaak te stellen.
Voor afnemers:
  • De contracten met leveranciers moeten worden nagekeken. Met name wanneer afspraken zijn gemaakt over de onderwerpen die onrechtmatig zijn ‘tenzij’. Afspraken hierover moeten ‘helder en ondubbelzinnig’ schriftelijk worden vastgelegd.
  • Wanneer afspraken worden gemaakt met leveranciers dan zouden deze ook bijgestaan moeten worden door een jurist. Dit om te voorkomen dat later gezegd kan worden dat sprake was van ‘onevenwichtigheden in de onderhandelingspositie’.
Voor leveranciers:
  • Wanneer een afnemer handelt in strijd met deze wet dan bestaat de mogelijkheid om daar, laagdrempelig, tegen op te treden. Het alleen al aankaarten van de overtreding en het wijzen op deze wet, kan helpen.
  • Bepaalde afspraken zullen ‘helder en ondubbelzinnig’ in de overeenkomst moeten worden vastgelegd. Anders zijn ze onrechtmatig. Dit creëert onderhandelingsruimte. Maak er gebruik van.
  • Laat u bijstaan bij het maken en vastleggen van afspraken met afnemers.
De wet moet nog worden goedgekeurd door het parlement. Dat neemt niet weg dat deze nu toch al gevolgen kan hebben en erop vooruitgelopen kan worden. Onze advocaten kunnen u helpen kansen te zien in deze nieuwe wetgeving. [1] Richtlijn 2019/633 van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voed­selvoorzieningsketen [post_title] => Aanpak oneerlijke handelspraktijken in de Food [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => aanpak-oneerlijke-handelspraktijken-in-de-food [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:04 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17717 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 17677 [post_author] => 39 [post_date] => 2019-08-02 17:09:48 [post_date_gmt] => 2019-08-02 15:09:48 [post_content] =>
Inleiding
Met de nodige regelmaat wordt in het omgevingsrecht een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Denk hierbij aan de situatie dat een burger of bedrijf een bouwwerk wil bouwen en overlegt met een ambtenaar van de afdeling ruimtelijke ordening van de gemeente om te vragen of het bouwen vergunningplichtig is. Deze ambtenaar zegt toe dat het bouwwerk vergunningvrij kan worden gebouwd. Na de bouw van het bouwwerk blijkt achteraf dat er helemaal geen sprake is van een vergunningvrij bouwwerk en wordt er door de gemeente een handhavingsbesluit genomen. Burgers of bedrijven zullen zich in zo’n situatie willen beroepen op het vertrouwensbeginsel. Een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel bleek in de praktijk echter vaak onmogelijk. Vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) luidde: “Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in ieder geval vereist dat een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging is gedaan door een daartoe bevoegde persoon die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt.” Een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel lukte vaak niet omdat toezeggingen niet waren gedaan door een daartoe bevoegde persoon en ook bleken toezeggingen vaak niet ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk genoeg.
Nieuwe lijn van de Afdeling
De Afdeling heeft op 29 mei 2019 een uitspraak gewezen, waarin de Afdeling afwijkt van dit strenge criterium. Een beroep op het vertrouwensbeginsel moet vanaf nu beoordeeld worden aan de hand van het volgende stappenplan:
  1. Is er sprake van een toezegging?
  2. Kan de toezegging aan het bevoegde orgaan worden toegerekend?
  3. Wat is de betekenis van het opgewekte vertrouwen bij de uitoefening van de betreffende bevoegdheid?
Wanneer is er sprake van een toezegging?
Of er sprake is van een toezegging is niet beperkt tot uitlatingen van het bestuursorgaan, maar dit kan ook besloten liggen in diens gedragingen. Er is hierbij vooral van belang hoe de uiting of gedraging op een ‘redelijk denkend burger’ overkomt. In situaties waarbij er slechts algemeen wordt voorgelicht of door het bestuursorgaan uitdrukkelijk een voorbehoud wordt gemaakt, is er geen sprake van een toezegging. Ook moet de burger te goeder trouw zijn.
Wanneer kan de toezegging worden toegerekend?
Of de toezegging is gedaan door een daartoe bevoegde persoon is minder van belang. Ook hierbij is het perspectief van de burger leidend. Als de burger op goede gronden mocht veronderstellen dat degene die de toezegging heeft gedaan dit namens het bevoegde orgaan deed, dan kan de toezegging ook aan het bevoegde orgaan worden toegerekend. Ambtenaren die op hun rechtsgebied een toezegging doen kunnen nu sneller aan het bevoegde orgaan worden toegerekend.
Wat is de betekenis van het opgewekte vertrouwen?
Er blijven zich situaties voordoen, waarbij een beroep op het vertrouwensbeginsel niet wordt gehonoreerd omdat er andere belangen kunnen zijn die zwaarder wegen dan een beroep op het vertrouwensbeginsel. Denk hierbij aan het algemeen belang en  belangen van derden.
Recente rechtspraak en de gevolgen voor de praktijk
In enkele recente uitspraken heeft de Afdeling het nieuw ontwikkelde stappenplan verder in gebruik genomen. In een uitspraak van 5 juni 2019 oordeelde de Afdeling dat toezeggingen gedaan door baliemedewerkers – nu die medewerkers slechts algemene informatie behoren te verstrekken – niet aan het bevoegde orgaan kunnen worden toegerekend. Aan de kwalificatie van een toezegging werd overigens wel voldaan. In een uitspraak van 10 juli 2019 ging het om de belangen van derden bij het honoreren van een beroep op het vertrouwensbeginsel. De Afdeling oordeelde dat in de onderhavige situatie de verzoeker om handhaving onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zodanige overlast ervoer dat zijn belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overtreder bij het beroep op het vertrouwensbeginsel. Interessant is de uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2019, waarin het ging om het langdurig stilzitten van het bevoegd orgaan bij een illegale situatie. Zoals aangegeven is sinds de uitspraak van 29 mei 2019 een daadwerkelijke toezegging niet vereist. De toezegging kan besloten liggen in gedragingen. De Afdeling kwam tot het oordeel dat het enkele feit dat het bevoegde orgaan bekend was met de overtreding en daar gedurende lange tijd niet handhavend heeft opgetreden, betekent niet dat de indruk is gewekt om in de toekomst niet handhavend op te treden. Een greep uit de recente jurisprudentie laat zien dat de invulling van het nieuwe stappenplan van meet af aan volop in ontwikkeling is. Duidelijk is dat de Afdeling een kentering heeft beoogd naar het perspectief van de burger. Ambtenaren zullen hierbij voorzichtiger moeten zijn met het doen van uitlatingen om te voorkomen dat het bevoegd orgaan gebonden raakt. Burgers doen er nog steeds goed aan om schriftelijke bevestiging te vragen van gedane toezeggingen. Heeft u een situatie waarbij u een beroep op het vertrouwensbeginsel wenst te doen. Leg het aan ons voor. Onze bestuursrechtadvocaten kunnen u hier verder mee van dienst zijn. Michael de Marco [post_title] => Een beroep op het vertrouwensbeginsel: koerswijziging in de jurisprudentie [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-beroep-op-het-vertrouwensbeginsel-koerswijziging-in-de-jurisprudentie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:04 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17677 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 17665 [post_author] => 26 [post_date] => 2019-08-02 16:33:19 [post_date_gmt] => 2019-08-02 14:33:19 [post_content] => “Kennis is macht, maar kennis delen is kracht” is een veelgehoord gezegde. Een casus bij de Rechtbank Den Haag laat zien dat partijen in de samenwerking wel goede afspraken moeten maken over de verdeling van het intellectuele eigendom. Mocht het met één van de partijen mislopen, dan kan veel van de hiervoor genoemde kracht verloren gaan.
De feiten in het kort
Partijen 1 en 2 organiseren gezamenlijk sinds jaar en dag beauty awards. Hiervoor maken zij een logo, registreren zij twee domeinnamen en voeren zij gezamenlijk een handelsnaam. Zij spreken onderling af dat de intellectuele eigendomsrechten op gelijkwaardige basis eigendom zijn van beide partijen. De samenwerking verloopt prima tot partij 1 failliet gaat. De curator realiseert een doorstart en verkoopt daarbij de rechten die partij 1 had aan de doorstarter. Partij 2 en de doorstarter worden het niet eens over een samenwerking. De doorstarter wil aanspraak maken op de intellectuele eigendomsrechten en vraagt de rechter deze aan hem toe te kennen.
Wat krijgt de doorstarter?
De rechter oordeelt als volgt:
  • het logo kan niet worden overgedragen, omdat het geen vermogensrecht is. Partijen hadden de intentie om een beeldmerk aan te vragen, maar dit is niet gebeurd. De doorstarter krijgt het logo dus niet toegewezen;
  • de domeinnaam is ook geen vermogensrecht, maar slechts een overeenkomst met S.I.D.N. De doorstarter loopt daarmee ook de domeinnaam mis.
De handelsnaam is wel een vermogensrecht, maar…
De rechter oordeelt dat de handelsnaam wel een vermogensrecht is en dus kan worden overgedragen. De handelsnaam is echter slechts in de samenwerking tussen partijen 1 en 2 gebruikt. Omdat partijen 1 en 2 indertijd hebben afgesproken dat zij beiden op gelijkwaardige basis eigenaar zijn, hebben zij een gelijk recht (aandeel) op de handelsnaam. Verder hadden partijen 1 en 2 bepaald dat de handelsnaam alleen met toestemming van de ander kan worden overgedragen. Deze toestemming is niet gegeven. Dit betekent dat de curator van partij 1 het aandeel niet heeft kunnen overdragen aan de doorstarter.
Ook partij 2 doet een poging
Niet alleen de doorstarter, maar ook partij 2 doet een poging om de rechten uit de samenwerking zoveel mogelijk voor zichzelf te krijgen. Na het faillissement van partij 1 vraagt partij 2 namelijk alsnog op eigen naam een merkrecht aan. De rechter steekt hier een stokje voor en verklaart het merk nietig, omdat het te kwader trouw is aangevraagd.
En dus..
De doorstarter staat met lege handen, maar ook partij 2 wordt beperkt. Zoals de curator van partij 1 de toestemming van partij 2 nodig heeft om het aandeel te kunnen overdragen, zo heeft partij 2 andersom ook de toestemming van de curator van partij 1 nodig. Partijen doen er bij een samenwerking dus verstandig aan om over een faillissementsscenario na te denken. [post_title] => Doordacht samenwerken geeft meer macht [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => doordacht-samenwerken-geeft-meer-macht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-03 10:12:52 [post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:12:52 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17665 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 17664 [post_author] => 2 [post_date] => 2019-08-02 14:53:40 [post_date_gmt] => 2019-08-02 12:53:40 [post_content] => In de praktijk komt het nog steeds voor dat verhuurmakelaars of bemiddelingsbureaus zowel bemiddelingskosten in rekening brengen bij de verhuurder als bij een consument-huurder. In een overspannen markt komt rechtstreeks contact tussen die twee minder snel tot stand en zijn zij afhankelijk van de bemiddeling door een professional. Die professional mag op grond van de wet en jurisprudentie geen dubbele bemiddelingskosten in rekening brengen. Dus niet zowel bij de verhuurder, als bij de huurder. Een dergelijke situatie kan al snel leiden tot belangenverstrengeling. Makelaars moeten dat voorkomen. Oneerlijke handelspraktijken kunnen immers onrechtmatig zijn jegens de consument-huurder.
ACM
In de zomer van 2016 heeft de Autoriteit Consument & Markt [ACM] zich het lot van consument-huurders aangetrokken. Zij heeft toen bekend gemaakt dat zij zal optreden tegen de geschetste oneerlijke handelspraktijken. De ACM is van mening dat daardoor gehandeld wordt in strijd met de professionele standaard die in de huurbemiddelingsbranche geldt. Door die praktijken is ook sprake van beïnvloeding van het economisch gedrag van de consument. Daardoor kan het vermogen van de gemiddelde consument om een goed geïnformeerd besluit over een overeenkomst te nemen, beperkt worden. Ook stelt de ACM dat de woningzoekende consument-huurder in een afhankelijke positie verkeert ten opzichte van de huurbemiddelaar. In een overspannen woningmarkt worden dan eerder verboden bemiddelingskosten geaccepteerd om maar een huurwoning te verkrijgen. Daarbij maakt het geen verschil of slechts een vaste onkostenvergoeding en geen courtage of loon in rekening wordt gebracht. Vorige week heeft de Rechtbank Rotterdam in een zaak uitgemaakt dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk, waartegen de ACM terecht mocht optreden met een last onder dwangsom.
Gelijke monniken, gelijke kappen
De aangeschreven makelaar verweerde zich daartegen met het argument dat de ACM ook oneerlijk jegens hem had gehandeld. In juridische zin stelde hij dat sprake was van strijd met het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel. Alleen hij werd aangepakt en niet ook andere huurbemiddelaars die in dezelfde regio actief zijn. De rechtbank vindt het aannemelijk dat de aangeschreven makelaar daardoor in zijn concurrentiepositie getroffen wordt. Het kan niet zo zijn dat de ACM wel handhavend jegens hem optreedt, maar andere bemiddelaars in de regio vooralsnog ongemoeid laat. Het is dan ook onredelijk van de ACM om [alleen] op te treden tegen de betreffende makelaar. De rechtbank schorst niet alleen de last onder dwangsom, maar ook het besluit om de last te publiceren. De rechtbank trok de voorlopige conclusie dat het sanctiebesluit onrechtmatig is.
Conclusie
De uitspraak van de rechtbank lijkt een overwinning voor de huurbemiddelingsbranche, maar is dat in feite niet. Als de ACM serieus werk maakt van handhaving van het provisieverbod zullen meer makelaars/bemiddelaars daarmee geconfronteerd worden. De rechtbank beroept zich op een uitspraak van een hogere rechter. Naar de mening van de rechtbank had van de ACM verwacht mogen worden dat zij tegelijk ook actie zou hebben ondernomen tegen een substantieel aantal directe concurrenten van de aangeschreven makelaar. Verwacht mag worden dat de ACM dat vanaf nu stelselmatig en gestructureerder zal gaan doen. Daar komt bij dat in de uitspraak van de betreffende hogere rechter [het College van beroep voor het bedrijfsleven] juist geen strijd met het verbod van willekeur of het gelijkheidsbeginsel werd aangenomen. Immers de toezichthouder in de betreffende zaak [de NVWA die het rookverbod voor cafés handhaafde] trad wel op tegen overtreders, echter steekproefsgewijs. Daardoor kon niet uitgesloten worden dat bepaalde overtredingen bij andere bedrijven [nog] niet geconstateerd waren door de controleambtenaren. De hogere rechter constateerde daarbij dat een keuze gemaakt werd voor een bepaalde aanpak. Die was mede ingegeven door de beschikbare mankracht. Die beperkte handhavingscapaciteit was ook door de ACM aangevoerd, maar mocht haar dus niet baten in de zaak voor de rechtbank. Houd er dus rekening mee dat rechters in voorkomende gevallen wel zullen accepteren dat toezichthouders keuzes maken bij de inzet van handhavingscapaciteit en niet elke overtreder tegelijk aanpakken. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel zal bij handhavingsacties vaak niet op gaan. Kim Albert [post_title] => Handhaving van het verbod om dubbele bemiddelingskosten bij verhuur in rekening te brengen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => handhaving-van-het-verbod-om-dubbele-bemiddelingskosten-bij-verhuur-in-rekening-te-brengen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:05 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17664 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 17623 [post_author] => 7 [post_date] => 2019-08-01 11:54:27 [post_date_gmt] => 2019-08-01 09:54:27 [post_content] => Als een bedrijf verkocht wordt, moet een koopprijs betaald worden. Professionele adviseurs bepalen doorgaans de waarde van de aandelen. Soms is een deel van de koopprijs afhankelijk van toekomstige prestaties. Dan biedt een earn-out clausule uitkomst. Daarin leggen partijen vast onder welke voorwaarden op welke momenten er een bedrag betaald moet worden. Vaak wordt een deel van de koopprijs bij levering van de aandelen betaald en een deel later. Na de verkoop heeft de verkoper geen invloed meer op de prestaties van de onderneming. Daarom moet de verkoper de formulering van de earn-out zorgvuldig kiezen.
Zorgvuldig formuleren
Dat bleek onlangs ook in een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. Ingenium was met anderen aandeelhouder van de onderneming Buckaroo. Dit is een aanbieder van online betaaldiensten en geautomatiseerde incassodiensten. Intrum Justitia had interesse in die aandelen om de diensten van Buckaroo toe te kunnen voegen aan de diensten van Intrum. Intrum werkt internationaal in 20 landen. Dit was een kans om Buckaroo internationaal op de kaart te kunnen zetten. De koopprijs kwam niet eenvoudig tot stand. Partijen kozen voor een lage betaling ineens en een earn-out in de toekomst.
Afspraken
Partijen sloten een aparte earn-out overeenkomst. Daarin legden ze vast dat Intrum Justitia vrij was het beleid bij Buckaroo te bepalen. Dat hoefde niet gericht te zijn op betalingen onder de earn-out regeling. Wel moest Intrum justitia de bepalingen van de “commercial agreement” in acht nemen. Dat was een bijlage bij de earn-out overeenkomst waarin beleidsvoornemens opgenomen waren. Het ging er dan vooral om dat Buckaroo geïntegreerd zou worden in de Intrum organisatie. Haar diensten werden zodoende opgenomen in het dienstenpakket van Intrum. Zo zou Buckaroo haar entree in Europa maken. Intrum justitia kende dat beleidsvoornemen, maar had het niet onderschreven.
Interpretatie
Gaandeweg bleek dat Indigium geen earn-out betaald kreeg. Dat kwam omdat het beleid van Buckaroo afweek van de voornemens, althans dat vond Indigium. Intrum zou daarmee in strijd gehandeld hebben met de verplichtingen uit de “commercial agreement”. Dat rechtvaardigde volgens Indigium een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank dacht daar anders over. Die legde de overeenkomsten taalkundig uit. De verplichting van Intrum om voor de earn-out te zorgen, bestond simpelweg niet.
Hoger beroep
In hoger beroep oordeelde het Gerechtshof Amsterdam nagenoeg hetzelfde. Onder normale omstandigheden “komt het bij de uitleg van een overeenkomst aan op de vraag welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de desbetreffende bepalingen mochten toekennen en hetgeen ze redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten”[1]. Zowel Indigium als Intrum Justitia zijn professionele partijen. Ze hadden zich bovendien laten bijstaan door deskundige adviseurs. Ook hield de overeenkomst ook een zogenaamde “entire agreement clause” in. Dat betekent dat wat er in staat, de volledige overeenkomst tussen partijen is.
Taalkundige uitleg
Volgens het hof lag het daarom meest voor de hand dat voor de uitleg van de overeenkomsten een taalkundige uitleg gehanteerd wordt. Weliswaar moest Intrum Justitia rekening houden met de belangen van Buckaroo en haar beleidsvoornemens, tegelijk stond het haar vrij het beleid bij Buckaroo zelf in alle vrijheid te bepalen. Daar ging het mis. Het hof kon daar onmogelijk een verplichting van Intrum Justitia in lezen tot het werkelijk ten uitvoer leggen van die beleidsvoornemens. Om die reden ging het hof aan de vordering van Indigium voorbij. Hij bekrachtigde hij het vonnis van de rechtbank.
Conclusie
Dit arrest leert opnieuw dat het bij het formuleren van een contract aankomt op een zorgvuldige woordkeuze. Dat geldt eens te meer als de partijen bij een overeenkomst zich bedienen van juridische bijstand. Normaal bieden de omstandigheden van het geval en de Haviltex-maatstaf nog uitkomst als een contract voor meerdere uitleg vatbaar is. Dat schuift dan op richting een taalkundige uitleg als er deskundige adviseurs bij betrokken zijn. Die taalkundige uitleg laat veel minder ruimte voor interpretatie. Hoe meer onduidelijkheden, des te meer risico voor de partij die het van de uitleg van een overeenkomst moet hebben. [1] Dit wordt het Haviltex-criterium genoemd, naar het gelijknamige arrest van de Hoge Raad van 13 maart 1981 (NJ 1981-635) [post_title] => De taalkundige uitleg van de Earn-Out [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-taalkundige-uitleg-van-de-earn-out [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-01-28 08:53:06 [post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:06 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17623 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 17492 [post_author] => 26 [post_date] => 2019-07-30 16:27:14 [post_date_gmt] => 2019-07-30 14:27:14 [post_content] => Op 25 juni 2019 heeft de Eerste Kamer een wetsvoorstel aangenomen dat tot gevolg heeft dat de Handelsregisterwet 2007 op een aantal punten wordt gewijzigd. Het aangenomen wetsvoorstel is hier te vinden. De belangrijkste wijzigingen zien op:
  1. invoering van een register voor civielrechtelijke bestuursverboden; en
  2. uitbreiding van de mogelijkheid voor de Kamer van Koophandel tot ontbinding van rechtspersonen.
Register voor civielrechtelijke bestuursverboden
Per 1 juli 2016 kan de rechter een bestuursverbod opleggen aan bestuurders van rechtspersonen die zich bijvoorbeeld schuldig hebben gemaakt aan faillissementsfraude of aan wanbeheer in de aanloop naar een faillissement. Zo’n bestuursverbod heeft tot gevolg dat een bestuurder gedurende een bepaalde periode:
  • geen bestuurder of commissaris mag zijn van een rechtspersoon, tenzij de rechter in het vonnis daarop uitzonderingen toestaat;
  • geen volmacht mag verkrijgen;
  • een rechtspersoon niet mag vertegenwoordigen;
  • niet als bestuurder of commissaris mag worden benoemd bij de oprichting van nieuwe rechtspersonen.
Opgelegde bestuursverboden zullen door de Kamer van Koophandel worden gepubliceerd in een daarvoor bestemd register. Door de wijziging van de Handelsregisterwet krijgt dit register een wettelijke basis. De precieze gegevens die in het register worden opgenomen en de mate van openbaarheid daarvan zullen nog nader worden vastgesteld.
Uitbreiding mogelijkheid Kamer van Koophandel tot ontbinding van rechtspersonen
De Kamer van Koophandel kan rechtspersonen ontbinden die hun werkzaamheden hebben beëindigd of die nooit actief zijn geweest. De Kamer van Koophandel moet daarvoor een ontbindingsprocedure starten, waarbij sprake moet zijn van twee van de omstandigheden die worden genoemd in artikel 2:19a van het Burgerlijk Wetboek. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn het feit dat er minimaal een jaar geen bestuurder ingeschreven is in het handelsregister, wanneer er minimaal een jaar niet is voldaan aan de verplichting tot publicatie van de jaarrekening of wanneer er minimaal een jaar geen aangifte is gedaan voor de vennootschapsbelasting. In het aangenomen wetsvoorstel is voorgesteld om een vierde grond voor ontbinding van rechtspersonen in de wet vast te leggen, namelijk wanneer de rechtspersoon niet of niet meer bereikbaar is op het adres dat is ingeschreven in het handelsregister, terwijl ook geen opgave tot adreswijziging is gedaan.
Vervolg
Nu het wetsvoorstel is aangenomen door de Eerste Kamer, is de volgende stap de publicatie van de wet en het inwerkingtredingsbesluit in het Staatsblad. Vervolgens zal de wet daadwerkelijk inwerking treden. Naar verwachting zal dit omstreeks juli 2020 zijn. [post_title] => Handelsregisterwet wordt gewijzigd [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => handelsregisterwet-wordt-gewijzigd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-02 10:01:18 [post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:01:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17492 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 17959 [post_author] => 26 [post_date] => 2019-08-13 16:36:24 [post_date_gmt] => 2019-08-13 14:36:24 [post_content] => Afgelopen maand heeft De Nederlandse Bank (DNB) in de notitie ‘Good practices, Fiscale integriteitsrisico’s bij cliënten van banken’ aanbevelingen gepubliceerd over hoe banken moeten omgaan met belastingrisico’s bij hun klanten. Het document werd opgemerkt door het FD. Banken moeten op grond van deze notitie nagaan of hun klanten zich bezig houden met belastingontwijking. Hoewel belastingontwijking in Nederland legaal is, kan dit volgens DNB leiden tot belastingontduiking. En dat laatste is in Nederland niet toegestaan. Banken moeten daarom voor zichzelf nagaan hoeveel risico zij willen lopen met klanten die belasting ontwijken. Ook moeten banken daarbij nagaan hoe zij die risico’s in de hand kunnen houden.
Aanbevelingen DNB
De aanbevelingen zijn volgens DNB juridisch niet bindend. DNB geeft aan dat banken de aanbevelingen kunnen gebruiken ‘voor de invulling van de wettelijke norm’. Volgens DNB zijn de aanbevelingen enkel ‘een handreiking voor de uitleg en toepassing van de wettelijke verplichtingen’. Banken zijn dus niet verplicht om de aanbevelingen te gebruiken. Volgens de banken werkt dit in de praktijk echter niet zo. DNB is immers degene die beoordeelt of de risico-analyses van de banken op orde zijn. Banken hebben dus nauwelijks een andere keuze dan de aanbevelingen van DNB op te volgen. [post_title] => Legale belastingontwijking kan reden zijn voor bank om klantrelatie te beëindigen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => legale-belastingontwijking-kan-reden-zijn-voor-bank-om-klantrelatie-te-beeindigen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-02 10:01:07 [post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:01:07 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17959 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1438 [max_num_pages] => 144 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 1a37d3131a2b8985131958dae09b7853 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Afgelopen maand heeft De Nederlandse Bank (DNB) in de notitie ‘Good practices, Fiscale integriteitsrisico’s bij cliënten van banken’ aanbevelingen gepubliceerd over hoe banken moeten omgaan met belastingrisico’s bij hun klanten....
Lees meer
Bij het vormgeven van een (industrieel) gebruiksvoorwerp worden keuzes gemaakt. Die keuzes kunnen leiden tot een vorm waardoor het product zich kan onderscheiden van vergelijkbare producten. Een bekende of originele...
Lees meer
Een vrouw stapt bij haar vriendin in de auto waarvan zij wist dat deze vriendin geen rijbewijs had. De autorit eindigde via een boom in een sloot. De bijrijder liep...
Lees meer
Vaak wil een ontwikkelaar weten of zijn ontwikkeling planologisch mogelijk is. Soms moet afgeweken worden van het bestemmingsplan. Er is daarom vaak behoefte om bij de gemeente ‘te peilen’ of...
Lees meer
Op 17 april 2019 is een Europese richtlijn[1] vastgesteld die oneerlijke handelspraktijken in de food moet aanpakken. Met name moeten leveranciers van landbouw- en voedingsproducten worden beschermd tegen oneerlijke handelspraktijken...
Lees meer
Inleiding Met de nodige regelmaat wordt in het omgevingsrecht een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Denk hierbij aan de situatie dat een burger of bedrijf een bouwwerk wil bouwen en...
Lees meer
“Kennis is macht, maar kennis delen is kracht” is een veelgehoord gezegde. Een casus bij de Rechtbank Den Haag laat zien dat partijen in de samenwerking wel goede afspraken moeten maken...
Lees meer
In de praktijk komt het nog steeds voor dat verhuurmakelaars of bemiddelingsbureaus zowel bemiddelingskosten in rekening brengen bij de verhuurder als bij een consument-huurder. In een overspannen markt komt rechtstreeks...
Lees meer
Als een bedrijf verkocht wordt, moet een koopprijs betaald worden. Professionele adviseurs bepalen doorgaans de waarde van de aandelen. Soms is een deel van de koopprijs afhankelijk van toekomstige prestaties....
Lees meer
30 jul 2019
BG.legal
Op 25 juni 2019 heeft de Eerste Kamer een wetsvoorstel aangenomen dat tot gevolg heeft dat de Handelsregisterwet 2007 op een aantal punten wordt gewijzigd. Het aangenomen wetsvoorstel is hier...
Lees meer