Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 99
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 99
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1300
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => 
					SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					GROUP BY wp_posts.ID
					ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					LIMIT 980, 10
				
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 8553
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2016-02-16 14:15:56
                    [post_date_gmt] => 2016-02-16 13:15:56
                    [post_content] => In hoger beroep heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage in een op 5 januari 2016 gepubliceerd arrest [ECLI:NL:GHSGR:2012:83, zie Uitspraak] geoordeeld dat in een zaak tussen de Gemeente Rotterdam en aannemer Saturn laatstgenoemde recht heeft op bijbetaling in verband met een niet verwachte stijging van de prijzen van staal.

In deze kwestie heeft de Gemeente Rotterdam in oktober 2003, als onderdeel van het RandstadRail-project de bouw van een tunnel en een stadion Europees aanbesteed. De gemeente heeft de opdracht vervolgens gegund aan Saturn. Bij de uitvoering van het werk stelt Saturn geconfronteerd te worden met kostenverhogende omstandigheden zoals in bedoeld paragraaf 47 UAV [Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989], en dit als gevolg van sterk stijgende staalprijzen door een toegenomen vraag naar staal vanuit China. De aannemer verlangt van de Gemeente Rotterdam een bijbetaling. De Gemeente Rotterdam wijst dit af omdat in het bestek een risicoregeling is opgenomen en die risicoregeling voorrang heeft op de UAV.

De eerste vraag die aan het Hof is voorgelegd is of Saturn als [vanuit het aanbestedingsrecht voorgeschreven] behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver, het bestek, in het bijzonder de daarin opgenomen risicoregeling en daaraan gegeven voorrang, aldus heeft behoren te begrijpen dat dientengevolge paragraaf 47 UAV niet van toepassing is. Het Hof stelt hierbij voorop dat het de taak van de aanbestedende dienst is om aan inschrijvers maximale duidelijkheid te verschaffen over de strekking van de bepalingen in het bestek. Gelet op de positie van de Gemeente Rotterdam als aanbestedende dienst, haar ervaring met aanbestedingen en haar kennis van de daarin bestaande gebruiken had het op de weg van de gemeente gelegen aldus het Hof, om indien de gemeente de toepassing van artikel 47 UAV geheel wenste uit te sluiten, dat uitdrukkelijk te bepalen. In arbitrale uitspraken over bouwrechtelijke geschillen is immers veelal bepaald dat een risicoregeling zoals [in deze] een  zogenoemde prijsvastregeling, niet aan toepassing van artikel 47 UAV in de weg staat.

Zonder uitdrukkelijke bepaling aldus het Hof, behoefde een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver niet bedacht te zijn op een afwijking van de arbitrale rechtspraak en op uitsluiting van paragraaf 47 UAV, omdat een risicoregeling is getroffen. Dat de gemeente door voor de gewone rechter te kiezen in plaats van voor arbitrage, afstand heeft willen nemen van de arbitrale rechtspraktijk, baat de Gemeente Rotterdam niet. Kortom, als de Gemeente Rotterdam de toepassing van paragraaf 47 UAV had willen uitsluiten dan had de gemeente op dit punt uitdrukkelijk een bepaling in het bestek moeten opnemen, hetgeen zij niet heeft gedaan.

De vervolgvraag is vervolgens of er sprake is van kostenverhogende omstandigheden op grond van paragraaf 47, eerste lid, UAV. Van kostenverhogende omstandigheden in de zin van voornoemde paragraaf is slechts sprake indien bij het tot stand komen van de overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden met de kans dat deze omstandigheden zich zouden voordoen, deze de aannemer niet kunnen worden toegerekend en daardoor de kosten van het werk aanzienlijk worden verhoogd.

Het Hof overweegt dat van Saturn  als deelnemer in de internationale markt van infrastructurele projecten verwacht mocht worden dat het nauwgezet de te verwachten ontwikkeling van de staalprijzen zou volgen en dat daardoor het Saturn niet kon en mocht zijn ontgaan dat er een reële kans was op substantiële prijsstijgingen voor de relevante staalproducten, zodanig dat het maximaal historisch bereikte prijsniveau tenminste zou worden geëvenaard. Aan de andere kant, de prijs-stijging boven het maximaal historisch bereikte prijsniveau zoals dat zich heeft ontwikkeld, was   volgens het Hof niet te verwachten en dit “surplus” vormt dus een kostenverhogende omstandigheid waarmee Saturn bij het tot stand komen van de overeenkomst geen rekening behoefde te houden. Aangezien de prijsstijgingen de aannemer niet kunnen worden toegerekend en het surplus met zich meebrengt dat de kosten van het werk aanzienlijk worden verhoogd, wordt aan paragraaf 47, eerste lid 1, UAV voldaan en zal de Gemeente Rotterdam derhalve tot bijbetaling moeten overgaan.

Wat deze zaak in aanvulling op eerdere arbitrale jurisprudentie, leert, is dat een opdrachtgever er goed aan doet om in een bestek of een contract niet alleen te volstaan met het opnemen van een risicoregeling zoals een prijsvastregeling maar daarnaast expliciet in het bestek/het contract op te nemen dat paragraaf 47 UAV [zowel de UAV 1989 als de UAV 2012] uitgesloten is. De aannemer op zijn beurt kan vervolgens wanneer er over een contract onderhandeld wordt  c.q. kan worden, proberen de bewuste paragraaf in het contract te behouden. Wanneer onderhandelingen niet mogelijk zijn [zoals in veel gevallen bij aanbestedingen] en de aannemer zich dus moet conformeren aan het bestek en voor zover de bewuste paragraaf 47 UAV niet van toepassing is verklaard in het bestek, doet de aannemer er goed aan er bij zijn inschrijving uitdrukkelijk rekening mee te houden dat kostenverhogende omstandigheden in dat geval niet kunnen worden doorberekend.

Rik Wevers
                    [post_title] => Stijging staalprijzen zijn kostenverhogende omstandigheden na aanbesteding werk
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => 8553
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-05-31 14:00:24
                    [post_modified_gmt] => 2016-05-31 12:00:24
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8553
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [1] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 8544
                    [post_author] => 19
                    [post_date] => 2016-02-11 13:30:56
                    [post_date_gmt] => 2016-02-11 12:30:56
                    [post_content] => Met regelmaat mag de rechter zich uitlaten over de vraag of het aanbrengen van een dakterras door een eigenaar van een appartement in een appartementencomplex, is toegestaan. Zo ook de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland op 18 december 2015 [ECLI:NL:RBNHO:2015:11320].

De feiten
De eigenaar [Y] woont sinds 2013 in het appartementencomplex en het appartementsrecht van deze eigenaar bestaat uit een woning op de eerste verdieping en een kamer op die vierde verdieping, die wordt aangeduid als berging. De berging en het aangrenzende platte dak liggen boven het appartement van een andere eigenaar van het complex [A]. A wil op het platte dak naast zijn berging een dakterras realiseren en heeft daarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd en verkregen van de gemeente Amsterdam. Op 14 oktober 2014 heeft hij een verzoek tot toestemming voor het aanbrengen van een dakterras ingediend bij de VvE. Het verzoek is vervolgens op de Vergadering van 25 november 2014 afgewezen [vier stemmen voor, drie onthoudingen, achttien tegen].

Y start vervolgens een gerechtelijke procedure tegen de VvE waarin hij vervangende toestemming vraagt voor de aanleg van het dakterras. Hij stelt dat het besluit van de VvE tot stand is gekomen in strijd met de procedurele regels en de bezwaren van de VvE ongegrond zijn. De VvE stelt dat de afwijzing op goede gronden is geschiedt en het aanbrengen van het dakterras zal leiden tot overlast van het ondergelegen appartement van A en tot vermindering van de waarde van dat appartement zal leiden.

De uitspraak
De kantonrechter constateert dat Y niet duidelijk heeft gemaakt welke wettelijk of statutaire regel zou zijn geschonden in het kader van de procedure. Dat de stukken ter onderbouwing van het verzoek niet tijdig aan de leden van de VvE zijn toegestuurd moge zo zijn, maar Y heeft niet aangegeven in welke bepaling uit de wet, de akte of de splitsingsakte of het huishoudelijk reglement de toezending van stukken is geregeld. Er dus geen sprake van strijdigheid met enige regel uit deze documenten.

Of het besluit tot afwijzing in stand kan worden gelaten wordt getoetst aan de redelijkheid en billijkheid. Bij de toetsing van het besluit van de VvE aan dit criterium acht de kantonrechter de volgende omstandigheden van belang:

‘Het door [Y.] gewenste dakterras ligt op het gemeenschappelijke dak en boven het appartement van [A.] . De verwachting van [A.] dat hij van het dakterras (enige) overlast zal ondervinden en dat dit een neerwaarts effect op de waarde van zijn appartementsrecht zal hebben, is niet irreëel. Ook als het gebruik van het terras door [Y.] beperkt zal zijn, kan dat in een situatie van vervreemding van het appartement van [Y.] anders zijn. De omstandigheid dat de berging van [Y.] (en die van het appartement met indexnummer 22) thans ook al boven het appartement van [A.] gelegen is, maakt het voorgaande niet anders. Een berging is doorgaans niet een vertrek waar men langdurig of met meerdere personen verblijft, hetgeen voor een dakterras wel geldt. Bovendien is de berging een overdekte en geheel afgesloten ruimte, waardoor de kans op overlast veel geringer is dan bij een geheel open dakterras. Het is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat de VvE de belangen van [A.] bij handhaving van de bestaande en voor iedereen bij aankoop bekende situatie heeft laten prevaleren boven de belangen van [Y.] bij wijziging van die situatie.

Daar komt bij dat de VvE belang heeft bij het voorkomen van precedentwerking. Indien de VvE zou toestaan dat [Y.] op het aan zijn berging grenzende dakvlak een dakterras realiseert, heeft de VvE geen argumenten meer om te verhinderen dat de eigenaren van de appartementen met indexnummers 22, 24, 4, 14 en 23 eveneens een dakterras op het aan hun bergingen grenzende dakvlak maken. Dat zou tot grote overlast voor niet alleen [A.] maar ook voor de eigenaren van het appartement met indexnummer 29 leiden. Het is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid om (mede) op basis hiervan het verzoek van [Y.] af te wijzen.’

De rechtbank wijst het verzoek dus af en veroordeelt Y in de kosten van de procedure.

Wat betekent dit voor de praktijk
  • Dat een eventueel beroep op schending van een procedureregel die gaat over het besluitvormingstraject binnen de VvE, wel moet zijn gebaseerd op een regel die volgt uit de wet, de splitsingsakte of het huishoudelijk reglement. Is dat niet het geval, dan zal niet snel sprake zijn van de schending van een procedureregel en kan aan een dergelijk standpunt eenvoudig voorbij worden gegaan. Aan een inhoudelijk oordeel kan dan niet meer worden toegekomen.
  • Voor wat betreft de vraag of een dakterras moet worden toegestaan kijkt de rechter naar de vraag in welke mate er overlast valt te verwachten voor andere appartementseigenaren en naar de eventuele precedentwerking: indien immers een dakterras bij de ene eigenaar wel wordt toegestaan, dan zal de VvE dat moeilijk bij een andere eigenaar [in eenzelfde situatie] kunnen weigeren.
Rutger Boogers   [post_title] => Aanbrengen dakterras op gemeenschappelijk dak toegestaan? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => aanbrengen-dakterras-op-gemeenschappelijk-dak-toegestaan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 14:44:44 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 12:44:44 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8544 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 8561 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-02-04 14:30:02 [post_date_gmt] => 2016-02-04 13:30:02 [post_content] => Het succesvol aansprakelijk stellen van [een instelling van] de Europese Unie op grond van onrechtmatige daad en meer in het bijzonder in de context van een verloren aanbestedingsprocedure, is geen gemakkelijke exercitie. Dit is recent eens te meer bevestigd in het arrest Agriconsulting Europe van 28 januari 2016 [zaak T-570/13]. In die zaak stelt Agriconsulting Europe schade te hebben geleden als gevolg van onregelmatigheden die de Europese Commissie zou hebben begaan in het kader van een aanbestedingsprocedure over – kort gezegd – een Europees innovatiepartnerschap. Agriconsulting Europe verzoekt het Gerecht de Europese Commissie te veroordelen tot betaling van een vergoeding van de schade die Agriconsulting Europe stelt te hebben geleden door het verlies van de opdracht in het kader van de bewuste aanbestedingsprocedure. Het Gerecht haalt aan dat volgens vaste rechtspraak de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie wegens onrechtmatig gedrag van haar organen afhankelijk is van een aantal voorwaarden waaraan –cumulatief– moet worden voldaan. In de eerste plaats moet sprake zijn van een onrechtmatige gedraging waarvoor vereist is dat er sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die er ook toe strekt aan particulieren rechten toe te kennen. Hierbij is het beslissende criterium de kennelijke en ernstige miskenning door de betrokken instelling van de Europese Unie van de grenzen die aan haar beoordelingsvrijheid zijn gesteld. Ten tweede moet sprake zijn van werkelijk geleden schade wat inhoudt dat de schade waarvan vergoeding wordt gevraagd, reëel en zeker is. De verzoeker om vergoeding van schade dient dit te bewijzen. Ten derde is vereist dat er sprake is van een causaal verband tussen de verweten gedraging en de gestelde schade en wel in die zin dat de gestelde schade een voldoende rechtstreeks gevolg van het verweten gedrag moet zijn. Dit wil zeggen dat het verweten gedrag de beslissende oorzaak van de schade moet zijn. Ook hier rust de bewijslast op de verzoeker van de schade. Van belang is voorts dat in het kader van onderhavige aanbesteding, de Europese Commissie een aanzienlijke beoordelingsvrijheid heeft met betrekking tot de gegevens die in aanmerking worden genomen bij een besluit tot gunning van een overheidsopdracht via een aanbesteding. Die ruime beoordelingsbevoegdheid heeft de Europese Commissie ook om zowel de inhoud als de uitvoering van de toepasselijke regels voor het gunnen van een opdracht voor eigen rekening te bepalen. Het is tegen de achtergrond van deze overwegingen dat de vordering van Agriconsulting Europe tot vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden door de onrechtmatige afwijzing van haar inschrijving, moet worden onderzocht, aldus het Gerecht Dit onderzoek pakt voor Agriconsulting Europe negatief uit. De vordering van Agriconsulting Europe is  gebaseerd, ten eerste, op [hier verder niet besproken] onrechtmatigheden betreffende gunningscriteria 1 en 2, ten tweede op de onrechtmatigheden met betrekking tot het kwalificeren van de inschrijving van Agriconsulting Europe als een "abnormaal lage inschrijving" en, ten derde, op onrechtmatigheden betreffende gunningscriterium 3. Wat betreft de gestelde onrechtmatigheden aangaande de gunningscriteria 1 en 2 stelt het Gerecht dat moet worden onderzocht of de voorwaarden met betrekking tot de beweerde schade en het oorzakelijk verband tussen deze schade en de gestelde  onrechtmatigheden, al dan niet vervuld zijn. Het Gerecht constateert dat de afwijzing van de inschrijving van Agriconsulting Europe enkel was gebaseerd op de beoordeling aan de hand van gunningscriterium 3 en op het abnormaal lage karakter van de offerte. Hieruit volgt dat de beweerde onrechtmatigheden met betrekking tot gunningscriteria 1 en 2, al zouden deze kunnen worden bewezen, geen rechtstreeks oorzakelijk verband vertonen met de door Agriconsulting Europe aangevoerde schade betreffende het verlies van de kans om de overeenkomst te sluiten. Met betrekking tot de beoordeling door de Europese Commissie van het abnormaal lage karakter van de offerte van Agriconsulting Europe en de grief van Agriconsulting Europe dat deze beoordeling onrechtmatig is geweest, concludeert het Gerecht in [hier niet aangehaalde] uitgebreide overwegingen dat alle grieven van Agriconsulting Europe geen doel treffen. Hierdoor wordt het verzoek om schadevergoeding op grond van de beweerdelijke onrechtmatigheid, afgewezen en dit zonder dat behoeft te worden onderzocht of de voorwaarden met betrekking tot het ontstaan van schade en een oorzakelijk verband zijn vervuld. Tot slot is er het verzoek van Agriconsulting Europe om schadevergoeding op grond van gestelde onrechtmatigheden betreffende gunningscriterium 3. Agriconsulting Europe betoogt in wezen dat de selectiecriteria en de gunningscriteria door elkaar zijn gehaald en dat er ondermeer inbreuk is gemaakt op de regels van de aanbestedingsprocedure en het evenredigheidsbeginsel is geschonden. In dat kader vordert Agriconsulting vier soorten schade, namelijk winstderving, verlies van de kans om de overeenkomst te sluiten, schade door de gemaakte kosten van de aanbestedingsprocedure alsmede immateriële schade. Het Gerecht onderzoekt als eerste of er daadwerkelijk sprake is van de beweerde schade en of er een oorzakelijk verband is tussen het gelaakte onrechtmatige gedrag en deze schade. Met betrekking tot de winstderving geldt dat omdat de Europese Commissie in beginsel steeds haar aanbesteding mag staken, deze winstderving toekomstige en hypothetische schade is en dus niet werkelijk en actueel en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komt. Wat betreft de schade die verband houdt met het verlies van de kans om de overeenkomst te sluiten overweegt het Gerecht dat de uitslag van de aanbesteding waarin Agriconsulting Europe als eerste was geëindigd, terecht door de Europese Commissie is gecorrigeerd omdat de inschrijving van Agriconsulting Europe niet voldeed en er door Agriconsulting Europe abnormaal laag was ingeschreven. Hierdoor is niet voldaan aan het voor schadevergoeding vereiste causale verband. Wat betreft de vergoeding van de kosten van de aanbesteding geldt dat partijen zelf de economische risico's moeten dragen die inherent zijn aan hun activiteiten. In het kader van de aanbesteding geldt dat ondermeer voor voorbereidingskosten. Juist omdat inschrijvers er niet zeker van kunnen zijn dat een aanbestedende dienst überhaupt gaat gunnen [gelet op de beoordelingsvrijheid dienaangaande] kunnen voorbereidingskosten in beginsel geen vergoedbare schade opleveren. Dit laatste zou anders komen te liggen wanneer er een schending van het Europees recht zou hebben plaatsgevonden maar daarvan was in dit geval geen sprake omdat er een abnormaal lage inschrijving door Agriconsulting Europe was ingediend. Tot slot wat betreft de door Agriconsulting Europe gevorderde vergoeding van immateriële schade, geldt dat het Gerecht deze als onvoldoende onderbouwd afwijst. Voornoemde uitspraak illustreert hoe moeilijk het is om in de context van een aanbestedingsprocedure [in ieder geval op het niveau van aanbestedingen van de Europese Unie zelf] vergoeding van schade te krijgen. Genoemde drie cumulatieve voorwaarden voor niet-contractuele aansprakelijkheid zijn op zich al lastig ook vanwege de bewijslast, te vervullen. Dit gecombineerd met het feit dat binnen een aanbesteding een aanbestedende dienst zoals de Europese Commissie een aanzienlijke beoordelingsvrijheid toekomt op het punt van het toepassen van de aanbestedingsregels en de beoordeling van inschrijvingen, maakt het alleen maar nog moeilijker om beweerdelijke onrechtmatigheden in de aanbestedingsprocedure ook daadwerkelijk vastgesteld te krijgen. Rik Wevers [post_title] => Aanbesteding van Europese Commissie en de niet-contractuele aansprakelijkheid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => aanbesteding-van-europese-commissie-en-de-niet-contractuele-aansprakelijkheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 13:59:49 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 11:59:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8561 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 8538 [post_author] => 24 [post_date] => 2016-02-02 13:06:25 [post_date_gmt] => 2016-02-02 12:06:25 [post_content] => NVM – maar ook overige – makelaars opgelet! U legt uzelf hoge eisen op als het gaat om uw dienstverlening. Zo bestaat er de NVM‑meetinstructie die aangeeft op welke wijze het aantal m2 van een te verkopen woning moet worden opgemeten. Als u NVM makelaar bent, dient u zich aan die meetinstructie te houden, zo leerde ook een NVM-makelaar uit Zutphen, zij het op een wat vervelende manier. Hoe vaak komt het niet voor dat u de eerder gehanteerde vloeroppervlakte van een woning gewoon weer opneemt in uw verkoopbrochure en op Funda.nl. Dat is risicovol, omdat u dan niet precies weet of de opgegeven maatvoering de juiste is. Makelaardij Meterfaal bood op Funda.nl een woning te koop aan met een woonoppervlakte van 150 m2. De – latere – koper zocht op Funda naar woningen van ten minste 150 m2. De koper toonde zich geïnteresseerd en ging de woning samen met de makelaar bezichtigen. De woning werd uiteindelijk gekocht voor een koopsom van € 189.000,--. Na koop en levering liet de koper de woning inmeten door www.inmeten.com. Volgens de rapportage bedroeg de woonoppervlakte geen 150 m2 maar 124 m2. De koper stelde de makelaar aansprakelijk omdat hij vond dat zaken anders waren voorgespiegeld dan ze in werkelijkheid waren. De rechtbank Gelderland stelde de koper afgelopen december in het gelijk. Omdat deze NVM-makelaar zichzelf had verbonden aan de NVM‑meetinstructie, en volgens die meetinstructie de woning 124 m2 was, en geen 150 m2, had de makelaar onzorgvuldig, en daarmee onrechtmatig ten opzichte van de koper gehandeld. Onrechtmatig handelen brengt een schadevergoedingsverplichting mee en daarom berekende de rechtbank de schade als volgt. De prijs per m2 bedroeg € 189.000,-- / 150 m2 x de ontbrekende 26 m2. Dat maakte een schadepost van in beginsel € 32.760,-. Hoewel de maatvoering van de woning belangrijk was geweest voor de koper, was dit niet de enige reden voor de koper geweest om juist deze woning te kopen. Daarom rekende de rechtbank een deel van de schade niet toe aan de makelaar. De rechtbank stelde de schade daarom zelf vast op € 20.000,--. Moraal van het verhaal: als u als NVM-makelaar een meetinstructie heeft te hanteren, gebruik die dan ook. U kunt nog wel eens bedrogen uitkomen als u – te gemakkelijk – oude gegevens overneemt. De particuliere koper, vaak een leek op het gebied van vastgoed en bij veel particulieren een aankoop die slechts sporadisch in het leven wordt gedaan, verwacht van u een professionele en correcte houding en juiste informatieverstrekking. Blijkt dat u hier te lichtzinnig mee omgaat, dan kunt u dus onrechtmatig handelen en kan er een schadevergoedingsverplichting ontstaan. [post_title] => NVM meetinstructie; meten is weten! Makelaar aansprakelijk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nvm-meetinstructie-meten-is-weten-makelaar-aansprakelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-11 16:07:55 [post_modified_gmt] => 2022-02-11 15:07:55 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8538 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 8525 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-01-31 10:28:37 [post_date_gmt] => 2016-01-31 09:28:37 [post_content] => De eerste uitspraken van de rechtbanken laten zien dat de kantonrechters vooropstellen dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing niet mogelijk is. Het optellen van ontslaggronden is niet toegestaan! De redelijke ontslaggronden zijn:
  1. Verval van arbeidsplaats [1];
  2. 104 weken ziekte[2];
  3. Ziekte of gebrek met onaanvaardbare gevolgen voor bedrijfsvoering;
  4. Ongeschiktheid werknemer;
  5. Verwijtbaar handelen of nalaten werknemer;
  6. Weigering werknemer bedongen arbeid te verrichten wegens gewetensbezwaar;
  7. Verstoorde arbeidsverhouding;
  8. Restcategorie [illegaliteit of detentie van werknemer].
Op 4 september 2015 heeft de Kantonrechter van de Rechtbank Den Haag de verzochte ontbinding afgewezen omdat de kantonrechter heeft vastgesteld dat in het verzoekschrift geen duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de verschillende gronden en dat hetzelfde feitencomplex geldt voor g-grond en de d-grond. Vooropgesteld wordt dat in het huidige ontslagrecht verschillende ontslagredenen die elk op zich onvoldoende zijn voor ontslag, niet bij elkaar kunnen worden “opgeteld” om een ontslag te kunnen dragen. Er dient gekozen te worden voor een grond, die op zichzelf voldoende voldragen moet zijn om de ontbinding te rechtvaardigen. In de onderhavige kwestie is onvoldoende gebleken dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Bovendien is niet gebleken van inspanningen van de werkgever om de relatie te herstellen. De grondslag van disfunctioneren was in het geheel niet onderbouwd. Voorts is niet komen vast te staan dat de werknemer niet voldoet aan de eisen die aan haar functie worden gesteld. Voorts heeft de werkgever wel gesteld maar niet onderbouwd dat zij de werknemer voldoende in de gelegenheid haar functioneren te verbeteren. Volgens de kantonrechter is het “stapelen” van gronden niet toegestaan. Er kan wel worden gekozen voor twee gronden, maar wil ontbinding volgen, dan moet elke grond op zich de ontbinding kunnen rechtvaardigen. Het is ook niet de bedoeling van de wetgever dat een bepaalde grond, bijvoorbeeld de h-grond als restgrond zou worden gebruikt. De conclusie is dat de kantonrechter niet meer – zoals voor 1 juli 2015 mogelijk was – gronden zal verzamelen en een billijkheidsoordeel zal geven en uiteindelijk zal ontbinden met mogelijk een hogere vergoeding. De ontslaggronden zullen voldoende concreet moeten zijn en het bewijs zal moeten worden geleverd. Het draait om goede dossieropbouw!
Disfunctioneren/verstoorde arbeidsverhouding Vooraf:
  1. Zorg voor een uitgebreide en deugdelijke functieomschrijving met daarin opgenomen de eisen die aan het functioneren van de werknemer worden gesteld, dan is het gemakkelijker om vast te stellen dat de werknemer niet voldoet;
  2. Draag zorg voor regelmatige schriftelijke vastlegging van functioneringsgesprekken, zodat eventuele tekortkomingen aan de orde komen en leg die tekortkomingen [met voorbeelden] zo concreet mogelijk vast;
  3. Stel een reëel verbeterplan op met concrete voorbeelden waaraan de werknemer moet voldoen en maak schriftelijk heldere afspraken met betrekking tot de verwachte verbetering;
  4. Ben duidelijk wat gevolg is als er geen verbetering plaatsvindt [ontslag];
  5. Onderzoek de mogelijkheden van herplaatsing.
Collectieve wachtgeldregeling versus transitievergoeding: cumulatie? Op basis van de WWZ is de werkgever bij het einde van het dienstverband in beginsel een wettelijke transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd. Echter, voor bijvoorbeeld de zorg geldt dat er in bijzondere omstandigheden bij de beëindiging van het dienstverband in de CAO een wachtgeldregeling is opgenomen. Dient de werkgever naast de collectieve wachtgeldregeling ook nog een transitievergoeding te betalen of kan hiervan worden afgeweken? De transitievergoeding is enerzijds bedoeld als compensatie voor het ontslag en anderzijds om de transitie van werknemers door middel van bijvoorbeeld scholing/outplacement naar een andere baan te vergemakkelijken. Veel CAO’s kennen een bovenwettelijke [wachtgeld] regeling voor werknemers van wie de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd in verband met een reorganisatie. De vraag is of de werkgever naast een collectieve wachtgeldregeling ook nog een transitievergoeding dient te betalen of kan hiervan worden afgeweken. Op 16 november 2015 hebben de CAO-partijen van de CAO Gehandicaptenzorg ten aanzien van de samenloop van de wachtgeldregeling en de transitievergoeding afgesproken dat dit moet worden voorkomen, maar dat anderzijds werknemers de zekerheid moet worden geboden dat het financiële niveau van de huidige wachtgeldregeling zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. De CAO partijen hebben het volgende afgesproken:
  • Vanaf 1 januari 2016 wordt de transitievergoeding toegepast op basis van de wet en bijhorende besluiten;
  • Vanaf 1 januari 2016 vervalt de wachtgeldregeling;
  • Voorts worden er aanvullende CAO-bepalingen opgenomen met betrekking tot de vergoeding bij ontslag ter compensatie van de afschaffing van de wachtgeldregeling, het zogenaamde Garantierecht. Het garantierecht is een aanvulling op de transitievergoeding in die gevallen dat de som van de uitkering van het wachtgeld uit de CAO Gehandicaptenzorg 2014-2015 hoger zou kunnen zijn geweest dan de wettelijke transitievergoeding. Dit houdt in dat de werknemer onder voorwaarden een aanvulling op de transitievergoeding ontvangt.
Voorts geldt in het algemeen dat op basis van het Besluit Overgangsrecht Transitievergoeding getracht wordt om cumulatie van vergoedingen te voorkomen. Bij voormeld besluit wordt een onderscheid gemaakt tussen lopende collectieve afspraken met vakorganisaties en overige afspraken. Een werknemer heeft geen recht op transitievergoeding, tenzij anders is overeengekomen. Met betrekking tot de overige afspraken kan de werknemer kiezen voor de gemaakte afspraken dan wel de transitievergoeding. Als door de werknemer wordt gekozen voor de transitievergoeding, moet wel uitdrukkelijk afstand worden gedaan van andere vergoedingen of voorzieningen. Vanzelfsprekend dient de werkgever de werknemer vooraf te informeren over de voorwaarden waaronder een transitievergoeding verschuldigd is, de hoogte van de transitie en over de vergoeding of voorziening waar de werknemer recht op heeft. Het is logisch dat de werknemer zal kiezen voor de hoogste vergoeding/voorziening. Werknemer zal binnen vier weken nadat de werknemer door de werkgever is geïnformeerd een keuze moeten maken. Als de werknemer een keuze heeft gemaakt dan dient de werknemer schriftelijk afstand te doen van zijn recht op andere afspraken. Het spreekt voor zich dat indien en voor zover de werknemer onjuist is geïnformeerd, de werknemer deze beslissing kan vernietigen op grond van één van de wilsgebreken. Let wel: als de werkgever de werknemer geen keuze heeft gegeven, dan kan er sprake zijn van cumulatie. Het is derhalve verstandig om de afspraken schriftelijk vast te leggen en daarbij aan te geven welke informatie aan de werknemer is gegeven. Na twee jaar arbeidsongeschiktheid beëindigen of voortzetten/”slapen”? Op basis van de Wet Werk en Zekerheid [WWZ] is in beginsel een transitievergoeding ook verschuldigd bij een beëindiging van het dienstverband na twee jaar arbeidsongeschiktheid. Het doel hiervan is natuurlijk om de transitie naar een andere dienstbetrekking door middel van scholing of outplacement te vergemakkelijken en het is een compensatie voor het ontslag. Hoewel het mogelijk is om het dienstverband op basis van de ontslaggrond van twee jaar arbeidsongeschiktheid te beëindigen, waarbij de loondoorbetalingsverplichting in ieder geval na 52 weken is geëindigd, kiezen sommige werkgevers ervoor om deze arbeidsovereenkomst te laten bestaan. Zorg- en welzijnsinstellingen zijn over het algemeen eigenrisicodragers, zodat deze instellingen ook na twee jaar in het kader van de WIA verantwoordelijk blijven voor de re-integratie. Buiten een dienstverband is het UWV verantwoordelijk, maar binnen het dienstverband de werkgever, die dan natuurlijk meer zicht heeft de re-integratie van de werknemer. Daar komt bij dat, nu het dienstverband niet wordt beëindigd en feitelijk “slapend” wordt gehouden ook geen transitievergoeding is verschuldigd, terwijl het aan de andere kant ook mogelijk is dat een werknemer voldoende is herstelt om aangepaste werkzaamheden te verrichten. Hoewel de minister Asscher eerder heeft aangegeven dat deze praktijk onfatsoenlijk werkgeverschap oplevert is het op dit moment de lijn van de lagere rechtspraak dat een werkgever niet verplicht is om na twee jaar arbeidsongeschiktheid de arbeidsovereenkomst te beëindigen en verplicht een wettelijke transitievergoeding te betalen, te meer de werkgever ook het risico neemt dat de werknemer op een later moment in staat is om aangepaste werkzaamheden te verrichten. Ook indien een werknemer op zijn beurt de kantonrechter verzoekt om het dienstverband te beëindigen wil dat nog niet zeggen dat de werkgever een transitievergoeding dient te betalen. Kortom, op dit moment is voortzetten van het dienstverband na twee jaar arbeidsongeschiktheid als zijnde een “slapend” dienstverband toegestaan. De loonbetaling is dan gestopt en het is niet nodig om een transitievergoeding aan de werknemer te voldoen. Bij een enkele zaak is er hoger beroep ingesteld, zodat ongetwijfeld hierover niet het laatste is gezegd en het mogelijk is dat het Gerechtshof of de Hoge Raad een andere mening is toegedaan.

[1] Indien de toestemming van het UWV is geweigerd of indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd. [2] Indien de toestemming van het UWV is geweigerd of indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd.
[post_title] => De Wet Werk en Zekerheid: hoe nu verder? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-wet-werk-en-zekerheid-hoe-nu-verder [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-11 16:15:51 [post_modified_gmt] => 2022-02-11 15:15:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8525 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 8529 [post_author] => 19 [post_date] => 2016-01-28 11:57:55 [post_date_gmt] => 2016-01-28 10:57:55 [post_content] => Voor veel vastgoedbeheerders heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State [Afdeling] op 27 januari jl. [ECLI:NL:RVS:2016:162] een belangrijke uitspraak gedaan over de vraag of het vervangen van dakpannen vergunningsvrij is. In deze zaak hadden appellanten betoogd dat voor het vervangen van dakpannen op grond van artikel 3, aanhef en onderdeel acht, van bijlage II bij het Bor een omgevingsvergunning is vereist. Volgens hen is er geen sprake van gewoon onderhoud als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel 1, van bijlage II bij het Bor. De rechtbank volgende appellanten niet in dit standpunt en de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling overweegt dat het vervangen van rode dakpannen op het gehele dak door glimmend zwarte dakpannen onder gewoon onderhoud als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel 1 van bijlage II bij het Bor valt. De Afdeling verwijst naar de Nota van toelichting bij het Bor waarin is opgemerkt dat met gewoon onderhoud de werkzaamheden worden bedoeld die erop zijn gericht om te behouden wat er is. Daarbij is van belang dat met het vervangen van de rode door glimmende zwarte dakpannen de detaillering, profilering en vormgeving niet wordt gewijzigd. Verandering van  kleur van de dakpannen betreft geen verandering van detaillering. Derhalve is er sprake van een vergunningsvrije activiteit. Eveneens oordeel de Afdeling bij uitspraak van 27 januari 2016 in een andere zaak [ECLI:NL:RVS:2016:162] dat het aanbrengen van een stuclaag er niet voor zorgt dat het bebouwd oppervlakte van de woning wordt uitgebreid als bedoeld in artikel 3 onderdeel 8 bijlage II Bor. Het enkele feit dat de stuclaag de buitenmuren iets dikker maakt, betekent niet dat toename zodanig is dat niet meer aan de vereisten van artikel 3 als genoemd kan worden voldaan. Tevens wordt de draagconstructie niet veranderd. Voor het stucen van gevels is derhalve geen vergunning vereist. Rutger Boogers [post_title] => Vervangen van dakpannen en aanbrengen nieuwe stuclaag vergunningsvrij [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => vervangen-van-dakpannen-en-aanbrengen-nieuwe-stuclaag-vergunningsvrij [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 14:46:19 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 12:46:19 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8529 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 8521 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-01-21 15:09:34 [post_date_gmt] => 2016-01-21 14:09:34 [post_content] =>   Aangescherpt bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in loondienst De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipubliek sector (WNT), die op 1 januari 2013 in werking is getreden, is sedertdien al herhaaldelijk aangepast;  per 1 januari nog met de zogenaamde WNT2. Deze WNT2 hield een verdere aanscherping in van het maximum dat de in de WNT bedoelde ‘topfunctionarissen’ mochten verdien, namelijk maximaal Euro 178.000,= (was voordien Euro 230,474,=). Omdat de minister deze aanscherping voor de zorg te snel vond gaan en men het niet redde om voor 1 januari 2015 de klassenindeling vast te stellen conform WNT2, bleef voor de zorg in 2015 de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg- en welzijnssector van toepassing die gold in 2014. Op basis van de in deze Regeling beschreven vragen met verschillende antwoorden waaraan punten waren verbonden, moesten de zorgstellingen ook nog in 2015, vaststellen in welke klasse zij vielen. Het uit de beantwoording resulterende aantal punten én de omzet van de zorginstelling bepaalde de klasse waarin de zorginstelling viel. De Regeling kent de klasse A tot en met J, waarbij een maximum beloning behoort van Euro 85.590,= tot Euro 229,043,=. Inmiddels is de nieuwe Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp, op grond waarvan per 1 januari 2016 een nieuwe klasseindeling voor de zorg gaat gelden, een feit. Op basis van enigszins aangepaste criteria worden de zorginstellingen vanaf deze datum ingedeeld in vijf klassen, I tot en met V met bijbehorende bezoldigingsmaxima. Deze lopen op van Euro 98.000,= tot maximaal Euro 179.000,=. Dit laatste bedrag is gelijk aan het algemeen voor de WNT geldende bezoldigingsmaximum per 1 januari 2016. De bezoldiging van topfunctionarissen,  waarmee in 2016 afspraken worden gemaakt, moet direct voldoen aan het bezoldigingsmaximum behorend bij de klasseindeling van de specifieke instelling. Voor topfunctionarissen met wie voor deze laatste datum bezoldigingsafspraken zijn gemaakt geldt overgangsrecht. Daarnaast kent de WNT diverse soorten uitzonderingsverzoeken op de normen. Wijziging bezoldiging topfunctionarissen zonder dienstbetrekking (interimmers) Op dit moment geldt nog - in het kort -  dat voor een interimmer (topfunctionaris zonder dienstbetrekking) de eerste 6 maanden binnen een periode van 18 maanden de WNT niet van toepassing is. Indien de interimmer na de eerste 6 maanden in dezelfde functie blijft werken voor dezelfde instelling, gaat het voor de instelling geldende bezoldigingsmaximum gelden. Vanaf 1 januari 2016 gaat er voor de interimmer het eerste jaar een vaste normering gelden. De normering valt in twee delen uiteen. In de eerste 6 maanden van functievervulling door de interimmer, mag de interimmer maximaal Euro 144.000,= (Euro 24.000,= per maand)  aan bezoldiging ontvangen. De tweede periode van 6 maanden is dit maximaal Euro 108.000,=  (Euro 18.000,= per maand). In totaal mag het eerste jaar dus Euro 252.000,= (exclusief BTW) worden betaald. Onverminderd deze bezoldigingsmaxima, geldt dat de interimmer en de zorginstelling in genoemde perioden geen bezoldiging mogen afspreken die meer bedraagt dan Euro 175,= per uur. Vanaf de 13e maand geldt ook voor de interimmer de normering zoals die volgt uit de WNT (het voor de instelling geldende bezoldigingsmaximum). Wederom is hier weer overgangsrecht van toepassing. Als gevolg hiervan geldt dat een hogere bezoldiging die is afgesproken vóór 1 januari 2016 voor de eerste helft van 2016 is toegestaan.   [post_title] => De WNT: Wat verandert er voor de topfunctionaris in de zorg vanaf 2016? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-wnt-wat-verandert-er-voor-de-topfunctionaris-in-de-zorg-vanaf-2016 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-17 14:30:12 [post_modified_gmt] => 2021-12-17 13:30:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8521 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 8519 [post_author] => 2 [post_date] => 2016-01-20 15:07:02 [post_date_gmt] => 2016-01-20 14:07:02 [post_content] => IT, EPD [Elektronisch Patiënten Dossier] en [big] data worden steeds belangrijker in de zorg. Dienden ze vroeger als ondersteuning van de organisatie als een vorm van backoffice, in deze tijd maken ze deel uit van het primaire zorgproces. Middelen waarmee de kwaliteit van de zorg verbeterd kan worden en die ten goede komen aan de cliënt/patiënt. Veel zorginstellingen en ziekenhuizen hebben echter nog een inhaalslag te maken op het gebied van technologie. Vaak zijn vraag [wensen] en aanbod niet goed op elkaar afgestemd hetgeen tot discussies leidt bij aanbesteding of inkoop van IT-technologie. Onbekend maakt onbemind. Zorginstellingen en ziekenhuizen doen er dan ook goed aan om zelf kennis en kwaliteit in huis te halen. Nieuwe functies doen hun intrede. Zo houdt de Chief Information Officer [CIO] zich onder andere bezig met de ontwikkeling van E-Health beleid en kennen sommige ziekenhuizen ook een CMIO, een medisch specialist die zorg en geneeskunde kan vertalen in IT-toepassingen. Maar ook de functionaris voor de gegevensbescherming [FG] krijgt een belangrijkere rol. Per 1 januari aanstaande gaat namelijk de meldplicht voor datalekken in. Zorginstellingen en ziekenhuizen dienen direct een melding te doen bij het College Bescherming Persoonsgegevens [CBP] zodra zich een ernstig datalek voordoet. Onder omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer sprake kan zijn van ernstige nadelige gevolgen, dient een datalek ook gemeld te worden aan de patiënt/cliënt. Er is al sprake van een datalek in het geval van een kwijtgeraakte usb-stick met persoonsgegevens, een gestolen laptop of een inbraak in een databestand door een hacker. Organisaties dienen hun processen dus aan te passen. Vanzelfsprekend kan er ook voor gekozen worden IT en E-Health beleid over te laten aan het College van Bestuur [CvB] en de IT-manager in de plaats van aan de CIO en de FG, als het maar tot de verantwoordelijkheid behoort van een gekwalificeerd persoon binnen de organisatie. Kim Albert [post_title] => CIO en FG of CvB en de IT-manager [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => cio-en-fg-of-cvb-en-de-it-manager [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 12:45:44 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 10:45:44 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8519 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 8516 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-01-19 14:59:52 [post_date_gmt] => 2016-01-19 13:59:52 [post_content] => Recent citeerde het Brabants Dagblad een verbijsterde directeur van een cultuurinstelling over de geplande forse bezuiniging van tonnen euro’s door het gemeentebestuur: "Een bezuiniging van deze omvang betekent een enorme aderlating voor het podiumkunstenaanbod. Dat straalt niet alleen uit op de stad, maar ook nationaal. Je verliest acuut de subsidies van nationale fondsen." Het is een terugkerend verschijnsel van een langdurige subsidierelatie, waarbij een bezuinigingsopgave aan de kant van de subsidiegever van tijd tot tijd tot een flinke reductie van de subsidie leidt Voor de continuïteit van de bedrijfsvoering zijn dergelijke ingrepen om de zoveel jaar natuurlijk een financiële aanslag en geeft ook onzekerheid in goede tijden. Want je weet: als het tegenzit lopen we een grote kans om weer flink gekort te worden. En dat wil natuurlijk iedereen liever voorkomen. De vraag is hoe dat kan. Het beste is natuurlijk om de afhankelijkheidsrelatie sterk te verminderen. Er zijn mooie voorbeelden van instellingen die juist op erg innovatieve wijze andere geldstromen hebben gevonden, waardoor de onzekerheid vermindert en de bedrijfsvoering vooral gaat over de inhoud en niet over een nieuwe reddingsactie. Maar als er wel een [stevige] subsidierelatie blijft bestaan heeft de wetgever in de Algemene wet bestuursrecht een ander instrument in het leven geroepen om dit structureel beter te ‘managen’: de evaluatieplicht. De subsidiegever moet zich volgens de wet namelijk blijven buigen over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Ten minste eenmaal in de vijf jaren moet een verslag worden gepubliceerd. In de toelichting bij de wet staat dat er bewust geen eisen zijn gesteld aan de inhoud van de evaluatie. De evaluatie moet in elk geval een adequaat inzicht geven in de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, zo valt te lezen in de toelichting. De Algemene Rekenkamer heeft ook onderzoek gedaan naar subsidies en vindt dat er veel aandacht moet worden gegeven aan de kwaliteit van effectevaluaties. Het biedt volgens dezelfde rekenkamer onder meer als voordeel dat het een bewijs voor effectief beleid is. Wanneer overtuigend is aangetoond dat [en hoe] een subsidie werkt, is deze minder kwetsbaar voor ongefundeerde kritiek of ongefundeerde voorstellen tot aanpassing of afschaffing, aldus de rekenkamer. De keerzijde is dat wanneer overtuigend is aangetoond dat een subsidie niet [optimaal] werkt, een vermindering of stopzetting van subsidie het gevolg is. Met andere woorden: de ‘goede subsidies’ blijven, de ‘slechte’ worden aangepakt. Maar dat vraagt wel een kritische houding van de ambtenaar die vaak een erg goede verstandhouding heeft met de instelling die de subsidie ontvangt. Ik zou niet willen beweren dat er sprake is van vriendjespolitiek, maar een goede verstandhouding kan wel zorgen voor minder kritisch vermogen. Dat kun je niemand kwalijk nemen, dat is simpelweg een menselijke reactie. Ik zou er daarom voor willen pleiten dat er enerzijds veel aandacht wordt gegeven aan de evaluatie en anderzijds de subsidie niet door de vaste contactpersoon onder de loep wordt genomen maar als het even kan [zeker voor de grotere subsidies] geheel onafhankelijk van het ambtelijke apparaat gebeurt. Je ontlast daarmee niet alleen de betreffende ambtenaar maar het draagt ook bij aan een gezonde kritische houding. Dat dient de doelstelling om de botte bijl in tijden van laagconjunctuur [als het even kan] ongebruikt in de kast te laten liggen. Op de lange termijn geeft dit meer houvast. Zowel voor de subsidiegever als de subsidieontvanger. [post_title] => Valt kaalslag in subsidieland te voorkomen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => valt-kaalslag-in-subsidieland-te-voorkomen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-17 14:30:27 [post_modified_gmt] => 2021-12-17 13:30:27 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8516 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 8513 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-01-19 14:54:31 [post_date_gmt] => 2016-01-19 13:54:31 [post_content] => Het zal u als –veelal– zorgaanbieder niet zijn ontgaan dat de decentralisaties in de zorg grote veranderingen hebben veroorzaakt over door wie en hoe zorg wordt ingekocht en dit met de bijbehorende onzekerheden voor de markt van dien. Gemeenten zijn sinds januari 2015 verantwoordelijk voor ondermeer zorg aan langdurig zieken en ouderen alsmede voor de jeugdzorg. Voor diegenen onder u die bij de inkoop door gemeenten binnen het sociale domein met aanbestedingen worden geconfronteerd, is het nuttig te weten dat uiterlijk 18 april volgend jaar de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen geïmplementeerd moeten zijn hetgeen een nieuwe aanbestedingswet zal betekenen. En dit terwijl de huidige Aanbestedingswet 2012 pas vrij recent te weten op 1 april 2013, in werking is getreden. De wijzigingen in de Aanbestedingswet zullen ook voor het sociale domein gevolgen hebben. De thans zogeheten procedure voor II B diensten die van toepassing is op de inkoop van zorg door de overheid en wat een licht aanbestedingsregime behelst, komt te vervallen en in de plaats daarvan komt een speciaal aanbestedingsregime voor "sociale en andere specifieke diensten" waaronder gezondheidszorg is begrepen. Overheidsopdrachten voor deze “sociale diensten” met een opdrachtwaarde van €750.000 of meer dienen dan – anders dan thans bij de II B diensten, verplicht vooraf te worden gegaan door een aankondiging dat men voornemens is tot opdrachtverlening over te gaan. Voor de inkoop binnen het sociale domein van zorg met een waarde van minder dan voornoemde drempel kunnen aanbestedende diensten direct gunnen tenzij er sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend belang waarvan behoudens uitzonderingen niet snel sprake is omdat de organisatie van de inkoop van zorg over het algemeen erg cultureel en nationaal is bepaald. Bij opdrachten voor zorg onder genoemde drempelwaarde zal er dus ook onder de nieuwe aanbestedingswet geen plicht zijn tot voorafgaande aankondiging en evenmin tot concurrentie maar zal wel door een aanbestedende dienst op objectieve wijze een keuze moeten worden gemaakt voor het type procedure en de tot de procedure toe te laten zorgaanbieders. De huidige praktijk van inkoop binnen het sociale domein vindt in meerderheid plaats via de door de private markt in Nederland geïntroduceerde "aanbestedingsvorm" van de bestuurlijke aanbesteding. Hierbij wordt enkelvoudig onderhands gegund, vaak met huidige zorgaanbieders en er wordt via “overlegtafels” onderhandeld over eisen en wensen en over wat mogelijk is. Het is te verwachten dat gemeenten voor de inkoop van zorg ook na de inwerkingtreding van de nieuwe aanbestedingswet  in 2016 gebruik zullen blijven –willen– maken van de bestuurlijke aanbesteding. U kunt als zorgaanbieder proberen om  in overleg met een gemeente die zorg moet inkopen, te komen tot een onderhandse gunning aan u. En indien de inkoop van zorg de eerdergenoemde drempelwaarde overstijgt, kunt u op basis van de kennisname van de dan voorgeschreven voorafgaande aankondiging, uw belangstelling voor de opdracht de gemeente kenbaar maken. Kortom, ook in [de loop van] 2016 ondanks de juridische veranderingen, kansen genoeg  voor zorgaanbieders. Afhankelijk van uw specifieke positie als zorgaanbieder binnen het brede werkveld van de zorg, kan het aanbestedingsrecht uw pad kruisen. Indien u meer wilt weten over wat het aanbestedingsrecht voor u betekent of u wilt over een concrete kwestie op dit terrein eens sparren, dan nodig ik u graag uit vrijblijvend contact op te nemen. Rik Wevers [post_title] => Zorg en aanbestedingen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => zorg-en-aanbestedingen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 14:01:25 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 12:01:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8513 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 8553 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-02-16 14:15:56 [post_date_gmt] => 2016-02-16 13:15:56 [post_content] => In hoger beroep heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage in een op 5 januari 2016 gepubliceerd arrest [ECLI:NL:GHSGR:2012:83, zie Uitspraak] geoordeeld dat in een zaak tussen de Gemeente Rotterdam en aannemer Saturn laatstgenoemde recht heeft op bijbetaling in verband met een niet verwachte stijging van de prijzen van staal. In deze kwestie heeft de Gemeente Rotterdam in oktober 2003, als onderdeel van het RandstadRail-project de bouw van een tunnel en een stadion Europees aanbesteed. De gemeente heeft de opdracht vervolgens gegund aan Saturn. Bij de uitvoering van het werk stelt Saturn geconfronteerd te worden met kostenverhogende omstandigheden zoals in bedoeld paragraaf 47 UAV [Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989], en dit als gevolg van sterk stijgende staalprijzen door een toegenomen vraag naar staal vanuit China. De aannemer verlangt van de Gemeente Rotterdam een bijbetaling. De Gemeente Rotterdam wijst dit af omdat in het bestek een risicoregeling is opgenomen en die risicoregeling voorrang heeft op de UAV. De eerste vraag die aan het Hof is voorgelegd is of Saturn als [vanuit het aanbestedingsrecht voorgeschreven] behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver, het bestek, in het bijzonder de daarin opgenomen risicoregeling en daaraan gegeven voorrang, aldus heeft behoren te begrijpen dat dientengevolge paragraaf 47 UAV niet van toepassing is. Het Hof stelt hierbij voorop dat het de taak van de aanbestedende dienst is om aan inschrijvers maximale duidelijkheid te verschaffen over de strekking van de bepalingen in het bestek. Gelet op de positie van de Gemeente Rotterdam als aanbestedende dienst, haar ervaring met aanbestedingen en haar kennis van de daarin bestaande gebruiken had het op de weg van de gemeente gelegen aldus het Hof, om indien de gemeente de toepassing van artikel 47 UAV geheel wenste uit te sluiten, dat uitdrukkelijk te bepalen. In arbitrale uitspraken over bouwrechtelijke geschillen is immers veelal bepaald dat een risicoregeling zoals [in deze] een  zogenoemde prijsvastregeling, niet aan toepassing van artikel 47 UAV in de weg staat. Zonder uitdrukkelijke bepaling aldus het Hof, behoefde een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver niet bedacht te zijn op een afwijking van de arbitrale rechtspraak en op uitsluiting van paragraaf 47 UAV, omdat een risicoregeling is getroffen. Dat de gemeente door voor de gewone rechter te kiezen in plaats van voor arbitrage, afstand heeft willen nemen van de arbitrale rechtspraktijk, baat de Gemeente Rotterdam niet. Kortom, als de Gemeente Rotterdam de toepassing van paragraaf 47 UAV had willen uitsluiten dan had de gemeente op dit punt uitdrukkelijk een bepaling in het bestek moeten opnemen, hetgeen zij niet heeft gedaan. De vervolgvraag is vervolgens of er sprake is van kostenverhogende omstandigheden op grond van paragraaf 47, eerste lid, UAV. Van kostenverhogende omstandigheden in de zin van voornoemde paragraaf is slechts sprake indien bij het tot stand komen van de overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden met de kans dat deze omstandigheden zich zouden voordoen, deze de aannemer niet kunnen worden toegerekend en daardoor de kosten van het werk aanzienlijk worden verhoogd. Het Hof overweegt dat van Saturn  als deelnemer in de internationale markt van infrastructurele projecten verwacht mocht worden dat het nauwgezet de te verwachten ontwikkeling van de staalprijzen zou volgen en dat daardoor het Saturn niet kon en mocht zijn ontgaan dat er een reële kans was op substantiële prijsstijgingen voor de relevante staalproducten, zodanig dat het maximaal historisch bereikte prijsniveau tenminste zou worden geëvenaard. Aan de andere kant, de prijs-stijging boven het maximaal historisch bereikte prijsniveau zoals dat zich heeft ontwikkeld, was   volgens het Hof niet te verwachten en dit “surplus” vormt dus een kostenverhogende omstandigheid waarmee Saturn bij het tot stand komen van de overeenkomst geen rekening behoefde te houden. Aangezien de prijsstijgingen de aannemer niet kunnen worden toegerekend en het surplus met zich meebrengt dat de kosten van het werk aanzienlijk worden verhoogd, wordt aan paragraaf 47, eerste lid 1, UAV voldaan en zal de Gemeente Rotterdam derhalve tot bijbetaling moeten overgaan. Wat deze zaak in aanvulling op eerdere arbitrale jurisprudentie, leert, is dat een opdrachtgever er goed aan doet om in een bestek of een contract niet alleen te volstaan met het opnemen van een risicoregeling zoals een prijsvastregeling maar daarnaast expliciet in het bestek/het contract op te nemen dat paragraaf 47 UAV [zowel de UAV 1989 als de UAV 2012] uitgesloten is. De aannemer op zijn beurt kan vervolgens wanneer er over een contract onderhandeld wordt  c.q. kan worden, proberen de bewuste paragraaf in het contract te behouden. Wanneer onderhandelingen niet mogelijk zijn [zoals in veel gevallen bij aanbestedingen] en de aannemer zich dus moet conformeren aan het bestek en voor zover de bewuste paragraaf 47 UAV niet van toepassing is verklaard in het bestek, doet de aannemer er goed aan er bij zijn inschrijving uitdrukkelijk rekening mee te houden dat kostenverhogende omstandigheden in dat geval niet kunnen worden doorberekend. Rik Wevers [post_title] => Stijging staalprijzen zijn kostenverhogende omstandigheden na aanbesteding werk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => 8553 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 14:00:24 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 12:00:24 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8553 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1300 [max_num_pages] => 130 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => b37c768d31196f058d5d9e79322ef4c1 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
In hoger beroep heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage in een op 5 januari 2016 gepubliceerd arrest [ECLI:NL:GHSGR:2012:83, zie Uitspraak] geoordeeld dat in een zaak tussen de Gemeente Rotterdam en aannemer Saturn...
Lees meer
Met regelmaat mag de rechter zich uitlaten over de vraag of het aanbrengen van een dakterras door een eigenaar van een appartement in een appartementencomplex, is toegestaan. Zo ook de...
Lees meer
Het succesvol aansprakelijk stellen van [een instelling van] de Europese Unie op grond van onrechtmatige daad en meer in het bijzonder in de context van een verloren aanbestedingsprocedure, is geen...
Lees meer
NVM – maar ook overige – makelaars opgelet! U legt uzelf hoge eisen op als het gaat om uw dienstverlening. Zo bestaat er de NVM‑meetinstructie die aangeeft op welke wijze...
Lees meer
De eerste uitspraken van de rechtbanken laten zien dat de kantonrechters vooropstellen dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor...
Lees meer
Voor veel vastgoedbeheerders heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State [Afdeling] op 27 januari jl. [ECLI:NL:RVS:2016:162] een belangrijke uitspraak gedaan over de vraag of het vervangen van dakpannen vergunningsvrij is....
Lees meer
  Aangescherpt bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in loondienst De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipubliek sector (WNT), die op 1 januari 2013 in werking is getreden, is sedertdien al herhaaldelijk...
Lees meer
IT, EPD [Elektronisch Patiënten Dossier] en [big] data worden steeds belangrijker in de zorg. Dienden ze vroeger als ondersteuning van de organisatie als een vorm van backoffice, in deze tijd...
Lees meer
Recent citeerde het Brabants Dagblad een verbijsterde directeur van een cultuurinstelling over de geplande forse bezuiniging van tonnen euro’s door het gemeentebestuur: "Een bezuiniging van deze omvang betekent een enorme...
Lees meer
Het zal u als –veelal– zorgaanbieder niet zijn ontgaan dat de decentralisaties in de zorg grote veranderingen hebben veroorzaakt over door wie en hoe zorg wordt ingekocht en dit met...
Lees meer