Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 6
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 6
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 10
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1349
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (10)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 50, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 25364
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2021-05-11 12:15:55
                    [post_date_gmt] => 2021-05-11 10:15:55
                    [post_content] => Uit een richtinggevende uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 mei 2021 naar aanleiding van het zogenoemde ‘Varkens in Nood’-arrest van het Hof van Justitie (HvJ) in Luxemburg blijkt dat ook een niet-belanghebbende die eerder een zienswijze heeft ingediend tegen bijvoorbeeld een ontwerpbestemmingsplan of ontwerptracébesluit in beroep kan bij de bestuursrechter. Toch zit aan deze verruiming van het beroepsrecht een niet onbelangrijke beperking.
Toegang tot bestuursrechter voor niet-belanghebbenden
In het ‘Varkens in Nood’-arrest heeft het Europese Hof onder meer bepaald dat ‘leden van het publiek’ (oftewel niet-belanghebbenden in de terminologie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegang tot de rechter moeten kunnen krijgen als zij eerder gebruik hebben gemaakt van ruimere inspraakrechten bij besluiten over milieuaangelegenheden. De Awb beperkt dit beroepsrecht echter tot alleen belanghebbenden. Op dit punt noopt voornoemd arrest van het HvJ dus tot een wetswijziging. Voor nu geeft de Afdeling bestuursrechtspraak een tussenoplossing voor de praktijk. Deze oplossing komt erop neer dat wanneer het omgevingsrecht aan ‘eenieder’ oftewel een niet-belanghebbende persoon of rechtspersoon de mogelijkheid biedt om een zienswijze in te dienen tegen een ontwerpbesluit, zoals bijvoorbeeld bij een bestemmingsplan, diegene die daarvan gebruikmaakt vervolgens een beroep bij de bestuursrechter mag indienen tegen het definitieve besluit.
Beroep over zowel procedure als inhoud van het omgevingsbesluit 
Het HvJ heeft niet expliciet bepaald of een niet-belanghebbende bij de bestuursrechter alleen over de procedure kan klagen of ook over de inhoud van het besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak stelt hierover dat een te beperkte uitleg op dit punt niet strookt met de achtergrond van het oordeel van het Europese Hof. Ook is het onderscheid tussen procedurele en inhoudelijke bezwaren niet altijd gemakkelijk te maken. Dit betekent concreet dat een niet-belanghebbende die eerder een zienswijze indiende, zowel over de procedure als over de inhoud van het omgevingsbesluit bezwaren mag indienen bij de bestuursrechter.
Het relativiteitsvereiste geldt onverminderd
Bij deze verruimde toegang van niet-belanghebbenden tot de bestuursrechter bij omgevingsbesluiten kan wel de kanttekening worden gemaakt dat het zogenoemde relativiteitsvereiste van artikel 8:69a Awb in veel gevallen voor niet-belanghebbenden een obstakel zal blijken te zijn. Op grond van het relativiteitsvereiste kan iemand geen succesvol beroep doen op een rechtsregel als die niet is geschreven om zijn belangen te beschermen. Naar verwachting zal dit wettelijke vereiste dus voor veel niet-belanghebbenden tot gevolg hebben dat hun beroep niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden omgevingsbesluit. Rik Wevers   [post_title] => Meer ruimte voor beroep van niet-belanghebbenden bij bestuursrechter? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => meer-ruimte-voor-beroep-van-niet-belanghebbenden-bij-bestuursrechter [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-05-11 12:15:55 [post_modified_gmt] => 2021-05-11 10:15:55 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25364 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 25197 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-05-05 09:30:36 [post_date_gmt] => 2021-05-05 07:30:36 [post_content] =>
Inleiding
De ministerraad is akkoord gegaan met het wetsvoorstel maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015. Het wetsvoorstel maakt het gemeenten mogelijk om aanbestedingsprocedures voor jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning eenvoudiger in te richten.
Aanbestedingsprocedure voor inkopen jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning
De gemeenten voeren de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) uit door het sluiten van contracten met aanbieders van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning. Vaak moeten gemeenten hiervoor hun opdrachten aanbesteden. Daarbij gelden de regels van de Aanbestedingswet 2012. Hoewel deze wet het mogelijk maakt om gebruik te maken van een verlicht regime of te wel een meer eenvoudige aanbestedingsprocedure, bepalen de Jeugdwet en de Wmo dat er gegund moet worden op basis van de ‘economisch meest voordelige inschrijving’ (het emvi-criterium). Het gevolg van het moeten toepassen van het emvi-criterium is dat gemeenten offertes moeten opvragen en beoordelen.
Schrappen emvi-criterium in Jeugdwet en Wmo
Met het wetsvoorstel wordt de plicht om op grond van het emvi-criterium te gunnen uit de Jeugdwet en de Wmo geschrapt. Dit brengt met zich mee dat de onder de Aanbestedingswet 2012 mogelijke toepassing van een verlichte aanbestedingsprocedure voor de inkoop van zorg onder de Jeugdwet en Wmo dan zonder offertefase mogelijk is. De regel dat niet louter op de laagste prijs mag worden gegund en dat er altijd rekening wordt gehouden met de aangeboden kwaliteit, blijft gehandhaafd.
Waarborgen van een eerlijk verloop aanbestedingsprocedure
Het is zaak dat in deze eenvoudigere aanbestedingsprocedures zonder offertes, geschikte aanbieders wel een eerlijke kans op een contract hebben. Hiervoor dienen met name minimumeisen waaraan aanbieders moeten voldoen alsmede duidelijk en objectief geformuleerde criteria op basis waarvan zal worden geselecteerd. De regering hoopt dat een procedure met selectie op basis van selectiecriteria leidt tot een reductie van de uitvoeringslasten van de aanbestedingsprocedure. Verder hoopt de regering dat hiermee tevens een prikkel wordt gegeven om het inkopen van zorg voor jeugdigen of maatschappelijke ondersteuning volgens de zogenoemde ‘open house’ procedure te verminderen. Open house betreft voor de goede orde, een vorm van inkoop de waarbij de overheid overeenkomsten sluit met elke ondernemer die tegen standaard voorwaarden en tarieven diensten levert. In een handreiking zullen de aanbestedingsprocedures die ten gevolge van het schrappen van het emvi-criterium onder het verlichte regime kunnen worden ingericht, worden uitgewerkt.
Conclusie
Het mogelijk maken van het inrichten van vereenvoudigde aanbestedingsprocedures zonder de verplichting voor aanbieders om offertes te schrijven en voor gemeenten om offertes te vergelijken op basis van een op voorhand uitgedachte gunningssystematiek, is zonder meer positief te noemen. Er zal hierdoor bij de inkoop van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning mogelijk weer meer gebruik worden gemaakt van de onder het verlichte regime in de Aanbestedingswet 2012 voorziene eenvoudige aanbestedingsprocedures. Of ook de beoogde reductie van uitvoeringslasten gerealiseerd zal worden, moet blijken. Het door gemeenten formuleren van selectiecriteria en het door inschrijvers beoordelen of ze aan die criteria voldoen, kost ook tijd en daarmee geld. In ieder geval, de in een eerdere bijdrage gesignaleerde trend tot meer aanbesteden in het sociaal domein lijkt wanneer onderhavig wetsvoorstel wet wordt doorgezet te kunnen gaan worden. Anders dan sommige commentaren die stellen dat de nieuwe wet een einde moet maken aanbesteding in de jeugdzorg en Wmo, constateer ik het tegenovergestelde, meer aanbesteding maar eenvoudiger (zoals ik in een eerdere bijdrage over de pilot bij de gemeente Rotterdam schreef). Dat dan weer wel.  Het wetsvoorstel is te lezen op de website van de Tweede Kamer. Rik Wevers [post_title] => Eenvoudiger aanbesteden in de jeugdzorg en Wmo in het verschiet? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => eenvoudiger-aanbesteden-in-de-jeugdzorg-en-wmo-in-het-verschiet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-05-05 10:53:38 [post_modified_gmt] => 2021-05-05 08:53:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25197 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 25088 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-04-22 10:36:08 [post_date_gmt] => 2021-04-22 08:36:08 [post_content] => In een eerdere bijdrage heb ik een aanbestedingszaak besproken waarin het verschil tussen de opschortende en de contractuele vervaltermijn ertoe leidde dat de eisende partij te laat een kort geding aanhangig had gemaakt en daardoor niet ontvankelijk werd verklaard. Hiertegen is hoger beroep ingesteld en er blijkt maar weer eens dat de soep in hoger beroep lang niet altijd zo heet wordt gegeten als in eerste aanleg opgediend.
Uitleg van de vervaltermijn
Het hof stelt dat bij beoordeling van de discussie over de vervaltermijn tot uitgangspunt wordt genomen uitgangspunt dat tussen partijen niet in geschil is dat de termijn van 20 kalenderdagen na elektronische verzending van de gunningsbeslissing, die is opgenomen in paragraaf 7.22 van het Beschrijvend Document, afliep op zondag 1 november 2020 en dat in ieder geval de opschortende termijn zoals bedoeld in artikel 2.127 Aanbestedingswet 2012 (Aw) op grond van de Algemene Termijnenwet is verlengd tot maandag 2 november 2020. De vraag die aldus het hof, moet worden beantwoord is of dit ook voor de vervaltermijn geldt. Om die vraag te beantwoorden moet het Beschrijvend Document worden uitgelegd. Bij de uitleg van aanbestedingsstukken moet de zogenaamde CAO-norm worden toegepast. Die norm houdt in dat de bewoordingen van de bepalingen van de aanbestedingsstukken, gelezen in het licht van de gehele tekst van die aanbestedingsstukken, in beginsel doorslaggevend zijn. De volgende zinnen in het beschrijvend document moeten worden uitgelegd: Belanghebbende dient dit te vragen uiterlijk 20 kalenderdagen na elektronische verzending van de gunningsbeslissing. Deze opschortende termijn is tevens een vervaltermijn. Deze zinnen zijn opgenomen onder het sub-kopje “opschortende termijn.” In het Beschrijvend Document is opgenomen dat een belanghebbende uiterlijk 20 kalenderdagen na elektronische verzending van de gunningsbeslissing een voorlopige voorziening bij de civiele rechter dient te vragen. Deze termijn is onmiskenbaar geënt op het bepaalde in artikel 2.127 Aw. Vervolgens is opgenomen dat “deze” termijn tevens een vervaltermijn is.
Het hof
Het hof is van oordeel dat uit deze tekst van het Beschrijvend Document moet worden afgeleid dat de lengte van de vervaltermijn volledig is gekoppeld aan de lengte van de opschortende termijn. Dat volgt niet alleen uit het gebruik van de bewoordingen “deze termijn”, maar ook uit het gebruik van het woord “tevens” waaruit eveneens een gelijkschakeling van beide termijnen is af te leiden. Het hof vervolgt te stellen dat het feit dat een vervaltermijn een ander karakter heeft dan de opschortende termijn aan het bovenstaande niet afdoet omdat dat andere karakter niet in de weg staat aan de door de aanbestedende dienst gekozen gelijkschakeling van de lengte van de termijnen en omdat uit de tekst van de bepaling enig onderscheid ten aanzien van de lengte van de termijnen niet is af te leiden. Een normaal oplettende en redelijk geïnformeerde inschrijver mocht er daarom vanuit gaan dat de vervaltermijn qua lengte volledig gelijk zou zijn aan de opschortende termijn, aldus het hof. Omdat de opschortende termijn volgens artikel 1 lid 1 van de Algemene termijnenwet wordt verlengd tot de op een zondag volgende dag, geldt dit in dit geval ook voor de vervaltermijn. Daarmee is, anders dan de aanbestedende dienst kennelijk veronderstelt, niet gezegd dat de Algemene Termijnenwet op een contractuele vervaltermijn van toepassing is, maar is slechts geoordeeld dat in dit geval de contractuele vervaltermijn even lang is als de opschortende termijn waarop de Algemene Termijnenwet wel van toepassing is. Het hof overweegt dan ook dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg de eisende partij ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard.
Conclusie
Er staat niet ter discussie dat de twee termijnen in kwestie een ander karakter hebben en dat alleen op de opschortende termijn de Algemene termijnenwet van toepassing is. Maar als in het aanbestedingsdocument de opschortende termijn tevens als vervaltermijn is verwoord moet uit deze formulering worden afgeleid dat de lengte van de vervaltermijn volledig is gekoppeld aan de lengte van de opschortende termijn. Als dus de opschortende termijn op grond van de Algemene Termijnenwet wordt verlengd tot de op een zondag volgende dag, dan is in dat geval de contractuele vervaltermijn even lang en geldt ook tot de op een zondag volgende dag. Is nu mijn conclusie in mijn eerdere bijdrage achterhaald? Nou niet helemaal. Hoewel heel vaak in aanbestedingsstukken de opschortende termijn tevens als een vervaltermijn wordt aangeduid zoals in onderhavige kwestie, blijft het zaak de precieze bewoordingen waarmee de vervaltermijn is opgenomen, in ogenschouw te nemen. Want met een ietwat andere formulering van de vervaltermijn dan in deze zaak, kan heel goed de conclusie zijn dat een normaal en redelijk geïnformeerde inschrijver ervan uit moet gaan dat de vervaltermijn qua lengte niet volledig gelijk is aan de opschortende termijn. En in dat geval kan de vervaltermijn mogelijk wel alsnog iets korter uitpakken dan de opschortende termijn en dan zal daar bij het dagvaarden uiteraard rekening mee moeten worden gehouden. Rik Wevers [post_title] => Verschil opschortende termijn & contractuele vervaltermijn deel II [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verschil-opschortende-termijn-contractuele-vervaltermijn-deel-ii [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-04-22 10:36:13 [post_modified_gmt] => 2021-04-22 08:36:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25088 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 24870 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-04-06 11:48:04 [post_date_gmt] => 2021-04-06 09:48:04 [post_content] => Verplichte taxatie tegen marktwaarde van zorgvastgoed. Vanaf 1 juli 2021 moeten zorginstellingen die gebruik maken van financiering van een bank de waarde van hun vastgoed iedere drie jaar door een onafhankelijke taxateur laten bepalen. Het gebruik van de WOZ-waarde als basis voor de taxatie is niet langer mogelijk. Deze verplichting vloeit voort uit richtlijnen van de Europese Bankenautoriteit (EBA). De driejaarlijkse hertaxatieverplichting geldt voor zorgvastgoed met een financiering vanaf drie miljoen euro met het vastgoed als onderpand. Voor kredietovereenkomsten onder de drie miljoen euro geldt de hertaxatieplicht niet, maar is een initiële taxatie alleen vereist bij een nieuwe kredietovereenkomst. Voor wijzigingen in kredietovereenkomsten geldt een overgangstermijn van één jaar en geldt de richtlijn vanaf 1 juli 2022. Voor meer informatie over dit onderwerp zie de factsheet van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Rik Wevers     [post_title] => Verplichte taxatie tegen marktwaarde van zorgvastgoed [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verplichte-taxatie-tegen-marktwaarde-van-zorgvastgoed [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-04-06 11:48:04 [post_modified_gmt] => 2021-04-06 09:48:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=24870 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 24614 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-03-18 16:30:22 [post_date_gmt] => 2021-03-18 15:30:22 [post_content] =>
Inleiding
Bij de inkoop van maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo 2015 moeten de door de inkopende gemeenten gehanteerde tarieven als reëel in de zin van de Wmo 2015 kwalificeren. De inkoop binnen het sociaal domein vindt vaak plaats via een zogenaamde open-house procedure. Open House is een toelatingssysteem voor de levering van (zorg)voorzieningen op basis van een vooraf bekendgemaakte toelatingsprocedure waarin beperkt eisen worden gesteld zoals bijvoorbeeld de prijs, opleidingseisen en certificeringen. Marktpartijen die aan die eisen voldoen kunnen gedurende de looptijd van het systeem toetreden en hun diensten aanbieden.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Gemeenten zijn verplicht om bij overheidsinkopen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen. Een van die beginselen is het evenredigheidsbeginsel. Dit beginsel verplicht gemeenten om bij de vaststelling van tarieven voor maatschappelijke ondersteuning blijk te geven van een redelijke beoordeling en afweging van belangen.
AMvB reële prijs Wmo 2015
Aan voornoemde verplichting wordt geacht te zijn voldaan als het tarief is gebaseerd op de zes kostenelementen zoals genoemd in artikel 5.4 van de AMvB reële prijs Wmo 2015. Met deze AMvB  is invulling gegeven aan de in de Wmo 2015 voorziene mogelijkheid om nadere regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor een Wmo dienst en de daaraan gestelde kwaliteitseisen. De AMvB wordt geacht ook van toepassing te zijn op Wmo-diensten die worden ingekocht door middel van een open house procedure.
Onderzoeks- en onderbouwingsplicht
De AMvB bevat geen regels over de wijze waarop gemeenten invulling dienen te geven aan het kostenprijsonderzoek. Uit een ander beginsel van behoorlijk bestuur zijnde het zorgvuldigheidsbeginsel, volgt dat gemeenten inzichtelijk moeten maken welke bevindingen en afwegingen aan de door hen vastgestelde tarieven ten grondslag liggen. Aanbieders moeten op die wijze kunnen beoordelen of de tarieven zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Alternatieve methodiek vaststelling reële prijs
Artikel 5.4 lid 4 van de AMvB maakt het overigens mogelijk om af te wijken van het uitgangspunt dat gemeenten zelf een reële prijs moeten vaststellen voor maatschappelijke ondersteuning die bij derden wordt ingekocht. In een eerdere bijdrage is deze alternatieve methodiek aan de hand van een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland aan bod gekomen. In die zaak bleek niet de juiste procedure van artikel 5.4 lid 4 AMvB te zijn gevolgd.
Rekentool
Als gemeenten zelf invulling geven aan het kostprijsonderzoek kunnen ze daarvoor gebruik maken van een door VNG/ActiZ ontwikkelde rekentool voor hulp bij het huishouden. In deze rekentool wordt gebruik gemaakt van drie soorten data: vaststaande data zoals cao-gebonden kosten, vrij in te vullen data waarvoor de rekentool suggesties geeft op basis van landelijke cijfers en vrij in te vullen data waarvoor de rekentool geen suggesties geeft en die lokaal moeten worden verzameld. In een zaak voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg hebben de inkopende gemeenten voorafgaand aan de inkoopprocedure de potentiële aanbieders tweemaal verzocht de rekentool in te vullen en hebben de gemeenten bij de aankondiging van de procedure aan de hand van de door henzelf ingevulde rekentool inzichtelijk gemaakt welke bedragen en percentrages ten grondslag liggen aan het door hen gehanteerde combinatietarief. Welke afwegingen aan die bedragen en percentages ten grondslag liggen is niet toegelicht. Suggesties van aanbieders voor aanpassing van bedragen en/of percentages zijn door de gemeenten niet overgenomen. Het bezwaar van een aanbieder dat deze vaststelling van de hoogte van de kostprijselementen niet transparant is en daarmee evenmin de kostprijs, wordt door de voorzieningenrechter niet gevolgd. De voorzieningenrechter constateert dat de rekentool is ingevuld op basis van de marktverkenning onder lokale aanbieders naar marktelelementen die kenmerkend zijn voor hulp bij de het huishouden en dat gemeenten ervan uit mogen gaan dat een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver op het terrein van hulp bij het huishouden kennis heeft van de kostenstructuur van een gemiddeld efficiënte lokale aanbieder en ook van specifieke lokale omstandigheden. Ook aldus de voorzieningenrechter, zijn gemeenten niet verplicht verantwoording af te leggen over de verschillen tussen de gekozen structuur en de suggesties in de rekentool, laat staan die van de individuele aanbieder.
Commentaar
De laatste overweging kan worden gevolgd. Doel van de AMvB is niet dat wordt gekomen tot een voor alle (potentiële) aanbieders kostendekkende prijs maar dat wordt gekomen tot een kostprijs die voor een redelijk deskundige en goed opererende aanbieder kostendekkend is. Wat betreft de eerste overweging wordt opgemerkt dat hiermee de op gemeenten rustende verplichting om inzicht te geven in de gemaakte afwegingen, wel erg wordt beperkt tot informatie over de kostprijselementen die zijn gehanteerd en de daaraan gekoppelde bedragen en percentages. Als wordt afgeweken van suggesties in de rekentool voor vrij in te vullen data en bij het invullen van bedragen/percentages voor vrij in te vullen data dient daaraan een weloverwogen beslissing ten grondslag te liggen. In het kader van het zorgvuldigheidsbeginsel, doen gemeenten er dan ook goed aan om zij het op hooflijnen, hun afwegingen inzichtelijk te maken aan de (potentiële) aanbieders. Mogelijk bijkomend voordeel van deze transparantie is dat (potentiële) aanbieders de keuzes begrijpen en accepteren en waardoor vragen of zelfs procedures kunnen worden voorkomen. Rik Wevers   [post_title] => Onderbouwing van tarieven in sociaal domein [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => onderbouwing-van-tarieven-in-sociaal-domein [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-03-18 16:30:22 [post_modified_gmt] => 2021-03-18 15:30:22 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=24614 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 24443 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-03-09 10:07:44 [post_date_gmt] => 2021-03-09 09:07:44 [post_content] => Rijkswaterstaat heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd.
Opschortende termijn
In het beschrijvend document voor deze aanbesteding is vastgelegd dat iedere Inschrijver c.q. belanghebbende die het met de gunningsbeslissing niet eens is, hierover gedurende 20 kalenderdagen na elektronische verzending van de gunningsbeslissing een voorlopige voorziening kan vragen bij de bevoegde civiele rechter te Den Haag. Deze opschortende termijn die de aanbestedende dienst in acht moet nemen, voordat hij de met de gunningsbeslissing beoogde overeenkomst sluit is in het beschrijvend document tevens ook als een vervaltermijn aangeduid. Rijkswaterstaat heeft op 12 oktober 2020 via TenderNed de voorlopige gunningsbeslissing verzonden. De 20-dagen-termijn is aangevangen op 13 oktober 2020. Op maandag 2 november 2020, de 21ste kalenderdag na verzending van de voorlopige gunningsbeslissing, wordt een kort geding aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag. Als de opschortende termijn eindigt op een zaterdag, zondag of erkende feestdag, dan eindigt op grond van de Algemene termijnenwet de termijn op het laatste uur van de daaropvolgende werkdag. In deze zaak eindigt de opschortende termijn, uitgaande van 20 kalenderdagen, op zondag 1 november 2020 en is deze opschortende termijn dus, gezien het vorenstaande, geëindigd op het laatste uur van maandag 2 november 2020. De dagvaarding lijkt hiermee tijdig te zijn uitgebracht.
Vervaltermijn
In het beschrijvend document is echter naast de opschortende termijn als bedoeld in de Aanbestedingswet ook een vervaltermijn opgenomen. De opschortende termijn en de vervaltermijn zijn twee verschillende termijnen, waarop, tenzij anders is overeengekomen, verschillende regimes van toepassing zijn, aldus de voorzieningenrechter.
Verschil tussen beide termijnen
De opschortende termijn die de aanbestedende dienst verplicht in acht moet nemen voordat hij de met de gunningsbeslissing beoogde overeenkomst sluit is een dwingende, uit de wet voortvloeiende termijn, waarvan niet in het nadeel van inschrijvers of gegadigden kan worden afgeweken. Door het verstrijken van de opschortende termijn vervalt voor een inschrijver of gegadigden echter niet het recht om (eventueel nog na contractsluiting) een rechtsvordering met betrekking tot de aanbesteding in te stellen. Een vervaltermijn regelt dit laatste wel. Een vervaltermijn is een door partijen overeengekomen, en dus contractuele, termijn, waarna een afgewezen inschrijver niet meer in rechte kan opkomen tegen de voorlopige gunningsbeslissing. De omstandigheid dat de wettelijke opschortingstermijn van de Aanbestedingswet van toepassing is, brengt niet met zich mee dat niet ook een contractuele vervaltermijn overeengekomen kan worden. De eisende partij in het kort geding heeft onvoorwaardelijk ingestemd met de vervaltermijn. Op een contractuele vervaltermijn in beginsel – tenzij anders overeengekomen – niet de Algemene termijnenwet van toepassing. Als een vervaltermijn eindigt op een zaterdag, zondag of feestdag wordt de termijn daarvan daarom niet verlengd tot de eerstvolgende werkdag. De contractuele vervaltermijn in deze zaak is dus geëindigd op het einde van het laatste uur van zondag 1 november 2020. De eisende partij heeft dus niet tijdig voor afloop van die vervaltermijn het kort geding aanhangig gemaakt. De eisende partij wordt niet ontvankelijk verklaart in haar vorderingen.
Conclusie
Inschrijvers c.q. belanghebbenden moeten erop bedacht zijn dat in de aanbestedingsstukken de opschortende termijn vaak ook als contractuele vervaltermijn wordt gekwalificeerd en dat dit twee verschillende termijnen zijn met aparte regimes. Hierdoor kan de vervaltermijn iets korter uitpakken dan de opschortende termijn. Het is dan zaak om met die kortere vervaltermijn dan ook rekening te houden opdat tijdig wordt gedagvaard.     Rik Wevers         [post_title] => Verschil opschortende termijn en contractuele vervaltermijn [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verschil-opschortende-termijn-en-contractuele-vervaltermijn [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-03-09 10:31:58 [post_modified_gmt] => 2021-03-09 09:31:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=24443 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 24435 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-03-08 15:30:26 [post_date_gmt] => 2021-03-08 14:30:26 [post_content] => De Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving stelt in het advies ‘Wissels omzetten voor een veerkrachtige samenleving’ dat aanpassingen aan het zorgstelsel noodzakelijk zijn. Volgens de RVS is het cruciaal om te bouwen aan een veerkrachtige samenleving dat grote maatschappelijke vraagstukken in een respectvol debat bespreekbaar kan maken, klappen kan incasseren en daarna weer kan opveren. De groeiende gezondheidsverschillen in de samenleving ondermijnen deze veerkracht.
Aanpassingen van de zorg
Een grote opgave ligt in de financiële en organisatorische houdbaarheid van het zorgstelsel. Aanpassingen van dit stelsel zijn noodzakelijk. De RVS wil geen nieuw stelsel maar aanpassingen op punten zodat samenwerking aantrekkelijker wordt. Er moet gestopt worden met financiële prikkels die alleen maar productie stimuleren. Preventie moet zich meer richten op de sociale omgeving en niet alleen op het individu.
Minder dogmatiek
De RVS constateert dat de scheidslijnen tussen de zorgwetten te absoluut zijn, dat er verkeerde prikkels van het systeem uitgaan en dat opdrachten te beperkt zijn ingevuld. In bijvoorbeeld de ouderenzorg is te zien dat veel mensen met hun zorgvraag op de grens van Wlz, Wmo en Zvw zitten. Deze compartimentering van zorg zorgt voor problemen. De zorgplicht van zorgverzekeraars is nu zo geregeld dat pas wanneer iemand ziek is de zorgverzekeraar iets kan doen. Hoewel systemen altijd op een of andere wijze begrensd zijn pleit de RVS ervoor dat op die grenzen in het stelsel de zorgprofessionals meer de ruimte krijgen om samen tot oplossingen te komen.
Gezondheidsachterstanden en leefomgeving
De RVS vraagt aandacht voor de aanpak van gezondheidsachterstanden en de complexe ongelijkheid van de samenleving die daaraan ten grondslag ligt. Dit vraagt om investeringen op langere termijn.  Niet zozeer door veel meer geld naar de zorg te laten gaan maar door de bestaande middelen beter te besteden. Er gaat bijvoorbeeld nu weinig geld naar preventie. Op dat laatste vlak moet aldus de RVS de aandacht verschuiven van leefstijl naar de leefomgeving. Door de leefomgeving kan gezond gedrag immers ontmoedigd worden. Bij de focus op de leefomgeving is het belangrijk dat betrokken partijen zoals gemeenten, bouwers en de zorg een gezamenlijke visie en doelstelling formuleren en met elkaar optrekken. De Omgevingswet biedt aanknopingspunten om het streven naar een gezonde leefomgeving meer te bevorderen. Rik Wevers   [post_title] => Zorgupdate: RVS adviseert aanpassingen zorgstelsel [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => zorgupdate-rvs-adviseert-aanpassingen-zorgstelsel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-03-08 15:31:28 [post_modified_gmt] => 2021-03-08 14:31:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=24435 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 23192 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-02-01 09:00:38 [post_date_gmt] => 2021-02-01 08:00:38 [post_content] => Mediation is een alternatieve vorm van geschillenbeslechting. Bij mediation proberen partijen gezamenlijk een (arbeids)conflict op te lossen, dit onder de begeleiding van een onafhankelijke derde, de mediator. Uit de rechtspraak vallen voor zorgwerkgevers wat aandachtpunten waar het mediation betreft, te destilleren.
Mediation is niet vrijblijvend
Mediation is in beginsel vrijwillig maar het zonder goede redenen niet willen meewerken aan mediation heeft voor degene die niet meewerkt vaak nadelige gevolgen. Bijvoorbeeld waar het de vraag betreft of een ontbindingsverzoek wordt toegewezen of waar het gaat om de vraag of een extra ontslagvergoeding aan de orde is. Uitgangspunt is dus dat aan mediation medewerking wordt verleend.
Volg advies bedrijfsarts op
Als een bedrijfsarts in het geval van een zieke werknemer waarbij ook sprake is of lijkt te zijn, van een arbeidsconflict, mediation adviseert is de werkgever vanuit het oogpunt van zorgvuldige handelen nog meer gehouden dit advies op te volgen. Het als werkgever naast je neer leggen van mediation en zelf gesprekken aangaan met de zieke werknemer zelf al zou dat ogenschijnlijk tot resultaat leiden herbergt risico’s. Bijvoorbeeld dat een ogenschijnlijke hersteld melding van de werknemer zonder dat deze aan het werk gaat, (toch) geen afbreuk doet aan diens recht op loon. Dit omdat het dan in juridische zin mogelijk niet realistisch wordt gevonden dat van werknemer zou mogen worden verwacht om zich weer op het werk te melden zonder voorafgaande mediation. Het als werkgever niet of laat inzetten van mediation kan er ook toe leiden dat na beëindiging van het dienstverband aan werknemer uitbetaalde ziektewetuitkering door het UWV wordt verhaald op werkgever. Het niet of niet direct opvolgen van het advies van de bedrijfsarts om over te gaan tot mediation kan dan als het verrichten van te weinig re-integratie-inspanningen worden gezien.
Niet nadrukkelijk aansturen op exit
Voorzichtigheid is geboden om als werkgever te vroeg of te nadrukkelijk in te zetten op (uitsluitend) een exit van werknemer als uitkomst van de mediation. Het niet meewerken aan herstel van de verhoudingen kan mogelijk door de rechter als een ernstig verwijtbaar handelen worden gezien waardoor in geval van een ontslag werknemer dan aanspraak kan maken op een aanvullende billijke vergoeding.
Mislukte mediation
Een niet gelukte mediation kan eventueel een bevestiging zijn van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding en op die wijze leiden tot een ontbinding van een arbeidsovereenkomst.  Hiervoor is dan wel vereist dat los van mediation er al feiten en omstandigheden zijn die aannemelijk maken dat van een verstoorde arbeidsrelatie sprake is. Het mislukken van de mediation op zich levert geen grond op voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Rik Wevers [post_title] => Aandachtspunten voor zorgwerkgevers bij mediation [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => aandachtspunten-voor-zorgwerkgevers-bij-mediation [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-02-04 15:59:48 [post_modified_gmt] => 2021-02-04 14:59:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=23192 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 23311 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-01-08 09:20:25 [post_date_gmt] => 2021-01-08 08:20:25 [post_content] =>
BENG staat voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen
Met de BENG wordt de verplichting om energieneutraal te bouwen, een verplichting die overeenkomstig artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012 al sinds 2015 voor overheidsgebouwen geldt, uitgebreid naar andere gebruiksfuncties. Fact Friday BENG           Voor alle nieuwbouw, zowel woning- als utiliteitsbouw, geldt dat de omgevings­vergunningaanvraag vanaf 1 januari 2021 moet voldoen aan de zogeheten BENG-eisen. Het gaat om nieuwe bouwregels ter zake van de maximale energiebehoefte (BENG 1), het fossiele energiegebruik (BENG 2) en het opwekken van hernieuwbare energie van gebouwen (BENG 3). De BENG-eisen staan in het Bouwbesluit Rik Wevers [post_title] => Weet bij nieuwbouw van de BENG! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => weet-bij-nieuwbouw-van-de-beng [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-01-12 13:50:11 [post_modified_gmt] => 2021-01-12 12:50:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=23311 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 23113 [post_author] => 10 [post_date] => 2020-12-15 14:33:51 [post_date_gmt] => 2020-12-15 13:33:51 [post_content] =>
Essentie
De richtlijn betreffende de detachering van werknemers (Detacheringsrichtlijn) is van toepassing op transnationale dienstverrichtingen in de sector van het wegvervoer. Buitenlandse chauffeurs die in Nederland zijn gedetacheerd vallen in beginsel onder de Nederlandse cao mits hun werk een voldoende band heeft met Nederlands grondgebied.
Feiten
Een jarenlang juridisch steekspel tussen de FNV en transportbedrijf van den Bosch kent een voorlopig hoogtepunt in het arrest van het Hof van Justitie van de EU (verder het Hof) van 1 december 2020. Beide partijen kraaien -in meer dan wel mindere mate- victorie. Waar gaat het over? Van den Bosch heeft binnen haar concern drie ondernemingen die gevestigd zijn in Nederland, Duitsland en Hongarije. Tussen de ondernemingen zijn charterovereenkomsten gesloten voor internationale transporten. Chauffeurs in dienst van de Duitse dan wel Hongaarse onderneming verrichten chartervervoer dat doorgaans begint en eindigt in Nederland maar in overwegende mate buiten Nederland plaatsvindt. De Nederlandse onderneming is aangesloten bij de vereniging Goederenvervoer (VGN). De CAO VGN  is niet algemeen verbindend verklaard. Terzijde, een algemeenverbindendverklaring van een cao houdt in dat deze cao van toepassing wordt op alle werkgevers en werknemers die in een bepaalde sector werkzaam zijn. Er is ook een CAO Beroepsgoederenvervoer. Deze cao is wel algemeen verbindend verklaard. De bepalingen van de CAO VGN komen overeen met die van de CAO Beroepsgoederenvervoer. Ondernemingen die vallen onder de cao VGN zijn vrijgesteld van toepassing van de algemeen verbindend verklaarde cao Goederenvervoer, op voorwaarde dat de cao VGN wordt nageleefd. Artikel 44 CAO VGN bepaalt dat werkgevers in Nederland moeten bedingen dat op gedetacheerde werknemers de basisarbeidsvoorwaarden uit de cao VGN worden toegepast. De zusterondernemingen van Van den Bosch in Duitsland en Hongarije stellen hun chauffeurs ter beschikking aan Van Bosch in Nederland. Op deze chauffeurs worden echter niet de basis- voorwaarden van de CAO VGN toegepast. Volgens de FNV hebben de bewuste chauffeurs recht op de basisvoorwaarden van de Nederlandse CAO VGN omdat zij ter beschikking zijn gesteld in de zin van de Detacheringsrichtlijn. Deze richtlijn voorziet kortgezegd in de verplichting voor lidstaten erop toe te zien dat wanneer op hun grondgebied ondernemingen werknemers ter beschikking stellen voor deze werknemers een aantal arbeidsvoorwaarden en omstandigheden garanderen die zijn vastgelegd in met name collectieve arbeidsovereenkomsten.
Gerechtelijke procedures
De FNV heeft tegen de transportbedrijven een vordering ingesteld, die in eerst aanleg bij de kantonrechter is afgewezen maar in hoger beroep is toegewezen. In het hoger beroep heeft de appelrechter heeft onder meer geoordeeld dat de aan de orde zijnde charters niet binnen de werkingssfeer van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers vallen aangezien deze richtlijn enkel ziet op charters die – althans overwegend – “op het gebied” van een andere lidstaat worden uitgevoerd. In het door de FNV ingestelde cassatieberoep bij de Hoge Raad heeft laatstgenoemde een aantal zogenaamde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof. Deze prejudiciële vragen hebben voornamelijk betrekking op de voorwaarden waaronder mag worden geconcludeerd dat er sprake is van een terbeschikkingstelling van werknemers “op het grondgebied van een lidstaat” in de sector van het internationaal wegvervoer.
Beoordeling door het Hof van Justitie van de EU
Het Hof stelt dat dat de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers van toepassing is op transnationale dienstverrichtingen in de sector van het wegvervoer. De Detacheringsrichtlijn is namelijk in beginsel van toepassing op alle transnationale dienstverrichtingen waarbij werknemers ter beschikking worden gesteld, ongeacht in welke economische sector. Wat vervolgens de vraag betreft of de bedoelde chauffeurs ter beschikking gestelde werknemers zijn, brengt het Hof in herinnering dat, om een werknemer te beschouwen als een “op het grondgebied van een lidstaat” ter beschikking gestelde werknemer, het werk dat hij verricht een voldoende nauwe band moet vertonen met dat grondgebied. Of er sprake is van een dergelijke band wordt bepaald in het kader van een algehele beoordeling van factoren zoals de aard van de werkzaamheden die de betrokken werknemer op dat grondgebied verricht, de mate waarin de werkzaamheden van die werknemer verband houden met het grondgebied van elke lidstaat waar hij werkzaam is, en het aandeel van die werkzaamheden op het grondgebied van elke lidstaat in de vervoersdienst als geheel. Het feit dat een chauffeur die werkzaam is in het internationaal vervoer en door een in een lidstaat gevestigde onderneming ter beschikking is gesteld aan een in een andere lidstaat gevestigde onderneming, de instructies voor zijn opdrachten ontvangt, die opdrachten begint of die opdrachten beëindigt op het hoofdkantoor van die tweede onderneming, is op zich ontoereikend om te stellen dat die chauffeur op het grondgebied van die andere lidstaat ter beschikking is gesteld in de zin van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers, indien het door hem verrichte werk op basis van andere factoren geen voldoende nauwe band vertoont met dat grondgebied. Bij de beoordeling of er sprake is van een terbeschikkingstelling van werknemers is het bestaan van een concernverband zoals in deze zaak niet relevant, aldus het Hof.
Reacties op het arrest
De FNV reageert verheugt op het arrest van het Hof omdat de Europese detacheringsregels ook gelden voor vrachtwagenchauffeurs die in dienst zijn van een buitenlands bedrijf die tijdelijk voor een Nederlands bedrijf, internationale ritten rijden. Van den Bosch reageert bepaald anders en ziet bevestigd dat zij hun buitenlandse chauffeurs op correcte wijze belonen omdat Nederlands loon in dit geval niet van toepassing hoeft te zijn omdat dan sprake moet van een (hier niet aanwezige) ‘voldoende nauwe band’ tussen Nederland en de werkzaamheden van de buitenlandse chauffeurs.
Commentaar
De verschillende reacties op het arrest zijn begrijpelijk.  De Hoge Raad is nu weer aan zet. Deze zal moeten beoordelen of er wel of niet sprake is van een “voldoende nauwe band met Nederland”. De partijen krijgen hiertoe de gelegenheid om hun reacties op het arrest te geven aan de Hoge Raad. Dat het antwoord op de vraag of in deze zaak sprake is van een terbeschikkingstelling in de zin van de Detacheringsrichtlijn nog niet zo eenvoudig te geven is blijkt (ook) uit de conclusie van de Advocaat-Generaal (A-G) bij het Hof van 30 april 2020 in deze zaak. De A-G geeft onder meer aan: “Of een dergelijke voldoende band bestaat, moet worden vastgesteld aan de hand van alle relevante aanwijzingen die samen in aanmerking moeten worden genomen, zoals de plaats van de persoon voor wie de betrokken diensten bestemd zijn, de plaats waar de vervoerswerkzaamheden worden georganiseerd en de chauffeurs hun opdrachten ontvangen, en de plaats waarnaar ze terugkeren na beëindiging van hun dienst.” De Nederlandse appelrechter heeft in deze zaak eerder geoordeeld dat er niet sprake is van werkzaamheden die geheel of voornamelijk op Nederlands grondgebied zijn verricht. Als de Hoge Raad dat oordeel volgt zal zijn dat feiten die (ook) in het licht van het arrest van Hof niet lijken te duiden op de aanwezigheid van een voldoende nauwe band met Nederland. Zie het volledige arrest. Rik Wevers [post_title] => EU-detacheringsrichtlijn wegvervoersector [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => eu-detacheringsrichtlijn-wegvervoersector [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2020-12-15 14:33:51 [post_modified_gmt] => 2020-12-15 13:33:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=23113 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 25364 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-05-11 12:15:55 [post_date_gmt] => 2021-05-11 10:15:55 [post_content] => Uit een richtinggevende uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 mei 2021 naar aanleiding van het zogenoemde ‘Varkens in Nood’-arrest van het Hof van Justitie (HvJ) in Luxemburg blijkt dat ook een niet-belanghebbende die eerder een zienswijze heeft ingediend tegen bijvoorbeeld een ontwerpbestemmingsplan of ontwerptracébesluit in beroep kan bij de bestuursrechter. Toch zit aan deze verruiming van het beroepsrecht een niet onbelangrijke beperking.
Toegang tot bestuursrechter voor niet-belanghebbenden
In het ‘Varkens in Nood’-arrest heeft het Europese Hof onder meer bepaald dat ‘leden van het publiek’ (oftewel niet-belanghebbenden in de terminologie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegang tot de rechter moeten kunnen krijgen als zij eerder gebruik hebben gemaakt van ruimere inspraakrechten bij besluiten over milieuaangelegenheden. De Awb beperkt dit beroepsrecht echter tot alleen belanghebbenden. Op dit punt noopt voornoemd arrest van het HvJ dus tot een wetswijziging. Voor nu geeft de Afdeling bestuursrechtspraak een tussenoplossing voor de praktijk. Deze oplossing komt erop neer dat wanneer het omgevingsrecht aan ‘eenieder’ oftewel een niet-belanghebbende persoon of rechtspersoon de mogelijkheid biedt om een zienswijze in te dienen tegen een ontwerpbesluit, zoals bijvoorbeeld bij een bestemmingsplan, diegene die daarvan gebruikmaakt vervolgens een beroep bij de bestuursrechter mag indienen tegen het definitieve besluit.
Beroep over zowel procedure als inhoud van het omgevingsbesluit 
Het HvJ heeft niet expliciet bepaald of een niet-belanghebbende bij de bestuursrechter alleen over de procedure kan klagen of ook over de inhoud van het besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak stelt hierover dat een te beperkte uitleg op dit punt niet strookt met de achtergrond van het oordeel van het Europese Hof. Ook is het onderscheid tussen procedurele en inhoudelijke bezwaren niet altijd gemakkelijk te maken. Dit betekent concreet dat een niet-belanghebbende die eerder een zienswijze indiende, zowel over de procedure als over de inhoud van het omgevingsbesluit bezwaren mag indienen bij de bestuursrechter.
Het relativiteitsvereiste geldt onverminderd
Bij deze verruimde toegang van niet-belanghebbenden tot de bestuursrechter bij omgevingsbesluiten kan wel de kanttekening worden gemaakt dat het zogenoemde relativiteitsvereiste van artikel 8:69a Awb in veel gevallen voor niet-belanghebbenden een obstakel zal blijken te zijn. Op grond van het relativiteitsvereiste kan iemand geen succesvol beroep doen op een rechtsregel als die niet is geschreven om zijn belangen te beschermen. Naar verwachting zal dit wettelijke vereiste dus voor veel niet-belanghebbenden tot gevolg hebben dat hun beroep niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden omgevingsbesluit. Rik Wevers   [post_title] => Meer ruimte voor beroep van niet-belanghebbenden bij bestuursrechter? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => meer-ruimte-voor-beroep-van-niet-belanghebbenden-bij-bestuursrechter [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-05-11 12:15:55 [post_modified_gmt] => 2021-05-11 10:15:55 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25364 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 169 [max_num_pages] => 17 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 1ba176f9f054b1b8ed198c5bc13fe27d [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Uit een richtinggevende uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 mei 2021 naar aanleiding van het zogenoemde ‘Varkens in Nood’-arrest van het Hof van Justitie...
Lees meer
Inleiding De ministerraad is akkoord gegaan met het wetsvoorstel maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015. Het wetsvoorstel maakt het gemeenten mogelijk om aanbestedingsprocedures voor jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning eenvoudiger...
Lees meer
In een eerdere bijdrage heb ik een aanbestedingszaak besproken waarin het verschil tussen de opschortende en de contractuele vervaltermijn ertoe leidde dat de eisende partij te laat een kort geding...
Lees meer
Verplichte taxatie tegen marktwaarde van zorgvastgoed. Vanaf 1 juli 2021 moeten zorginstellingen die gebruik maken van financiering van een bank de waarde van hun vastgoed iedere drie jaar door een...
Lees meer
Inleiding Bij de inkoop van maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo 2015 moeten de door de inkopende gemeenten gehanteerde tarieven als reëel in de zin van de Wmo 2015...
Lees meer
Rijkswaterstaat heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd. Opschortende termijn In het beschrijvend document voor deze aanbesteding is vastgelegd dat iedere Inschrijver c.q. belanghebbende die het met de gunningsbeslissing niet eens...
Lees meer
De Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving stelt in het advies ‘Wissels omzetten voor een veerkrachtige samenleving’ dat aanpassingen aan het zorgstelsel noodzakelijk zijn. Volgens de RVS is het cruciaal...
Lees meer
Mediation is een alternatieve vorm van geschillenbeslechting. Bij mediation proberen partijen gezamenlijk een (arbeids)conflict op te lossen, dit onder de begeleiding van een onafhankelijke derde, de mediator. Uit de rechtspraak...
Lees meer
BENG staat voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen Met de BENG wordt de verplichting om energieneutraal te bouwen, een verplichting die overeenkomstig artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012 al sinds 2015...
Lees meer
Essentie De richtlijn betreffende de detachering van werknemers (Detacheringsrichtlijn) is van toepassing op transnationale dienstverrichtingen in de sector van het wegvervoer. Buitenlandse chauffeurs die in Nederland zijn gedetacheerd vallen in...
Lees meer