WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 7
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 7
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
[0] => 6
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1413
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (6) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 60, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 31770
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-08-25 11:41:21
[post_date_gmt] => 2022-08-25 09:41:21
[post_content] => Deze vraag is recent voorgelegd aan de rechtbank Den Haag (Rb. Den Haag 17 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8269). In deze kwestie had de merkhouder van het kledingmerk Elisabetta Franchi, te weten Betty Blue S.P.A. (hierna: Betty Blue) bezwaar gemaakt tegen het gebruik van de website www.elisabetta-franchi.nl door een derde partij. Deze domeinnaam was geregistreerd en werd gebruikt door CS 24 B.V., handelend onder de naam VLVT (hierna: CS 24). Dit was een partij waarmee Betty Blue geen commerciële band had. Op de website werden wel echte Elisabetta Franchi producten verkocht. Kon Betty Blue (de merkhouder) hier iets tegen doen?
Terug naar de basis
Een merkhouder kan zich verzetten tegen het gebruik van zijn merk door een ander, tenzij het merkrecht is uitgeput. Uitputting houdt in dat een specifiek merkproduct door of met toestemming van de merkhouder op de Europese markt is gebracht, oftewel de merkhouder heeft al een keer aan het merkproduct verdiend.
Een wederverkoper die dit product heeft gekocht, mag het dan gebruiken ter aanduiding van de producten die hij of zij doorverkoopt. De merkhouder kan zich dan enkel nog verzetten tegen het merkgebruik als daar een gegronde reden voor bestaat. Anders gezegd houdt dit in dat een wederverkoper die geen commerciële band heeft met de merkhouder bij de doorverkoop van merkproducten rekening moet houden met gerechtvaardigde belangen van de merkhouder.
Dit houdt ook in dat de wederverkoper niet de indruk mag wekken dat er een commerciële band bestaat tussen de merkhouder en de wederverkoper als daar geen sprake van is. Wordt die indruk wel gewekt, dan is er sprake van een merkinbreuk.
WIPO Procedure
Terug naar het geschil tussen Betty Blue en CS 24. Via een WIPO procedure had Betty Blue eerder de afgifte van de domeinnaam www.elisabetta-franchi.nl door CS 24 aan Betty Blue gevorderd.
Het WIPO overwoog in haar oordeel het volgende. Op basis van de zogenoemde OKI-data criteria moet het voor de bezoeker van de website in ieder geval duidelijk zijn dat er geen commerciële band bestaat tussen de merkhouder (in dit geval Betty Blue) en de wederverkoper (in dit geval CS24). Volgens het WIPO was dit echter onvoldoende duidelijk. Ook werden er andere merken via de website verkocht waardoor het merk niet enkel werd gebruikt ter aanduiding van de Elisabetta Franchi merkproducten. Dit leverde volgens het WIPO ongerechtvaardigd merkgebruik op. Het WIPO oordeelde dan ook dat CS 24 geen rechtmatig belang had bij het gebruik van de domeinnaam. Het oordeel; CS 24 moest de domeinnaam overdragen aan Betty Blue.
Procedure bij de rechtbank Den Haag
Om te voorkomen dat CS 24 de domeinnaam moest overdragen is CS 24 een bodemprocedure gestart bij de rechtbank Den Haag. In deze procedure vorderde CS 24 van de rechter om voor recht te verklaren dat CS 24 geen inbreuk had gemaakt op het merkenrecht van Betty Blue, dan wel de handelsnaam, dan wel dat geen sprake was van enig onrechtmatig handelen van CS 24 jegens Betty Blue. Dit zou tot gevolg hebben dat CS 24 de domeinnaam niet zou hoeven over te dragen.
Merkenrecht
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van merkinbreuk. CS 24 heeft haar website sinds de uitspraak van het WIPO namelijk aangepast. Waar voorheen de website www.elisabetta-franchi.nl een website toonde waar ook andere merken werden getoond, leidt de nieuwe website nu enkel naar een website waarop Elisabetta Franchi producten worden verkocht. Ook wordt op de website duidelijk(er) gemaakt dat er geen commerciële band bestaat tussen Betty Blue en CS24 doordat bovenaan iedere webpagina het volgende staat: “VLVT – onafhankelijke dealer van Elisabetta Franchi merkkleding. Gevestigd aan de Cornelis Schuytstraat 22-24 te Amsterdam.” Verder staat er onderaan de homepage een tekst waarin nader wordt toegelicht dat er géén sprake is van een commerciële band tussen Betty Blue en CS 24.
Over het ontbreken van een commerciële band tussen Betty Blue en CS 24 kan volgens de rechter dan ook geen onduidelijkheid bestaan bij de bezoekers van de website. Het merk wordt dus rechtmatig door CS 24 gebruikt. Er is geen sprake van merkinbreuk.
Handelsnaamrecht
Volgens de rechter is er tevens geen sprake van handelsnaamrechtinbreuk. Daar kan pas sprake van zijn als CS 24 de domeinnaam www.elisabetta-franchi.nl als handelsnaam zou gebruiken. Daarvan is sprake als CS 24 deze domeinnaam zou gebruiken ter aanduiding van haar onderneming en/of bepaalde bedrijfsactiviteiten. Om dat te beoordelen wordt naar alle omstandigheden van het geval gekeken. Ook de inhoud van de website is daarbij relevant. Juist doordat CS 24 de naam VLVT als handelsnaam op de website gebruikt en de naam Elisabetta Franchi niet anders dan ter aanduiding van de merkproducten gebruikt, gebruikt zij de domeinnaam niet als handelsnaam en maakt CS 24 dus geen handelsnaamrechtinbreuk.
Onrechtmatige daad
Volgens de rechtbank is er ook geen sprake van onrechtmatig handelen door CS 24. Het registreren van een domeinnaam is in beginsel niet onrechtmatig. Dit kan anders zijn als er sprake is van voldoende bijkomende omstandigheden. Die omstandigheden zijn niet gebleken in de procedure.
Conclusie
In dit geval kon de merkhouder dus niets doen tegen het gebruik van de merknaam door een andere partij die de merkproducten van de merkhouder doorverkocht.
Kan de merkhouder hier dan helemaal niets tegen doen? Jawel. Niet op basis van het merkenrecht, maar wel op basis van de nieuwe Groepsvrijstellingsverordening Verticale Overeenkomsten. Op basis van deze nieuwe wetgeving kan het gemakkelijker worden om een verbod voor doorverkoop van merkproducten op te leggen aan distributeurs én afnemers van die distributeurs.
Vragen?
Heb je vragen over het merkenrecht of het mededingingsrecht? Neem vrijblijvend contact op met Jos van der Wijst of Mustafa Kahya.
[post_title] => Mag een ander jouw merk als domeinnaam gebruiken?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => mag-een-ander-jouw-merk-als-domeinnaam-gebruiken
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-03 10:46:56
[post_modified_gmt] => 2022-10-03 08:46:56
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31770
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 31714
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-08-19 14:05:23
[post_date_gmt] => 2022-08-19 12:05:23
[post_content] => Steeds meer software wordt enkel als dienst aangeboden. Dit wordt ook wel Software as a Service (SaaS) genoemd. De software draait dan niet ‘on-premise’ bij de afnemer, maar is enkel toegankelijk via de cloud.
In dergelijke gevallen kan de afnemer een abonnement afsluiten bij de softwareleverancier, op grond waarvan hij toegang krijgt tot de netwerkomgeving en gebruik mag maken van de software. De afspraken die daarop zien, worden vastgelegd in een SaaS-overeenkomst. Denk bijvoorbeeld aan afspraken op het gebied van het intellectueel eigendom, de geheimhouding van vertrouwelijke informatie en de functionaliteit van de software.
In deze blog vind je nog vijf andere onderwerpen waar in de SaaS-overeenkomsten afspraken over gemaakt moeten worden.
Tip 1: Beschikbaarheid
Wanneer de software enkel toegankelijk is via de cloud, kan het wel eens voorkomen dat de desbetreffende netwerkomgeving niet goed bereikbaar is. Het is dan ook belangrijk om concrete afspraken te maken over de beschikbaarheid van de software. Deze afspraken kunnen worden vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA), die als bijlage bij de SaaS-Overeenkomst kan worden gevoegd.
Tip 2: Privacy
Vaak wordt software gebruikt om persoonsgegevens te verwerken. Bij het gebruik van SaaS-diensten wordt de verwerkingsactiviteit uitbesteed aan de softwareleverancier, die op haar beurt weer (sub-)verwerkers kan inschakelen (e.g. hostingproviders en andere software developers). Met ieder van deze partijen moet (al dan niet direct) een (sub-)verwerkersovereenkomst worden gesloten om te kunnen voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en aanverwante wet- en regelgeving.
Tip 3: Bescherming van data
De waarde van een onderneming zit steeds meer in de gegevens en data waar zij over beschikken. Wanneer deze gegevens extern worden opgeslagen, is het verstandig om afspraken te maken over de beveiliging van de desbetreffende (netwerk)omgeving. Denk bijvoorbeeld aan afspraken over het aantal back-ups dat de softwareleverancier binnen een bepaald tijdsbestek dient te maken.
Tip 4: Aansprakelijkheid
Mocht het toch onverhoopt fout gaan, dan is het belangrijk om ervoor te zorgen dat duidelijk is wie aansprakelijk gesteld kan worden voor de geleden schade. Leg bijvoorbeeld in d SaaS-overeenkomst vast welke situaties wel/niet voor vergoeding in aanmerking komen, welke partij daarvoor (uitsluitend) aansprakelijk gesteld kan worden en welk deel van de schade (maximaal) voor vergoeding in aanmerking komt.
Tip 5: Beëindiging en continuïteit
Voorkomen moet worden dat het faillissement van een SaaS-leverancier de bedrijfsprocessen van de afnemer in gevaar brengt. Een continuïteitsregeling mag dan ook niet ontbreken in een SaaS-overeenkomst. Hiermee wordt de SaaS-leverancier verplicht om haar dienstverlening voort te zetten gedurende het faillissement. Dit biedt de afnemer de gelegenheid om zijn data veilig te stellen en op zoek te gaan naar een alternatief.
Er komt dus aardig wat kijken bij het opstellen van een SaaS-overeenkomst. Ben je van plan om een SaaS-overeenkomst te sluiten of ben je voornemens om zelf een SaaS-dienst aan te bieden? Neem dan contact op.
[post_title] => Vijf tips voor het sluiten van SaaS-Overeenkomsten
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => vijf-tips-voor-het-sluiten-van-saas-overeenkomsten
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-25 12:21:32
[post_modified_gmt] => 2023-10-25 10:21:32
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31714
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 31695
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-08-18 11:22:23
[post_date_gmt] => 2022-08-18 09:22:23
[post_content] => Op 15 juli 2022 heeft het Tsjechisch voorzitterschap van de Europese Raad een aangepast voorstel gepubliceerd van de AI Verordening (AI Act). Dit aangepast voorstel borduurt voort op het voorstel van de Europese Commissie en het aangepast voorstel dat onder het Sloveens en het Frans voorzitterschap is aangepast. De definitieve versie van het voorstel zal tot stand moeten komen in onderhandelingen tussen het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Europese Raad (de regeringen).
In dit blog bespreek ik de meest in het oog springende aanpassingen van het voorstel.
1. Definitie
In het voorstel van de Europese Commissie van 21 april 2021 is in artikel 3 een definitie opgenomen van een Artificial Intelligence system, waarbij wordt verwezen naar een bijlage I. In die bijlage is een brede definitie opgenomen van een AI systeem. In de bijlage wordt AI zo breed gedefinieerd dat, volgens critici, er zaken onder vallen die wij nu niet als AI zouden aanmerken.
In het aangepaste voorstel is de definitie aangepast tot “a system that is designed to operate with a certain level of autonomy and that, based on machine and/or human-provided data and inputs, infers how to achieve a given set of human-defined objectives using machine learning and/or logic- and knowledge based approaches, and produces system-generated outputs such as content (generative AI systems), predictions, recommendations or decisions , influencing the environments with which the AI system interacts”.
Ook komt bijlage I te vervallen.
Kortom, het is een systeem dat is ontwikkeld met machine learning techniek en/of een ‘logic- or knowledge based approach’. Verder is de mogelijkheid voor de Europese Commissie om de definitie aan te passen gewijzigd. In plaats van het aanpassen van de bijlage, wordt nu in artikel 4 aan de Europese Commissie de mogelijkheid gegeven om met uitvoeringsbesluiten (‘implementation acts’) uitleg te geven aan de termen machine learning en logic-/knowledge bases approach.
Gevolg
Het gevolg van deze aangepaste definitie lijkt te zijn dat het aantal systemen dat onder de definitie van AI systeem vallen nu beperkter is. Daarnaast is met het schrappen van bijlage I ook de bevoegdheid van de Commissie om de desbetreffende bijlage te wijzigen via delegated acts komen te vervallen. Dit houdt in dat het de Commissie nu alleen is toegestaan om uitvoeringsbesluiten vast te stellen ter verduidelijking van bestaande categorieën. [L. Bertuzzi, ‘Czech Presidency sets out path for AI Act discussions’,EURACTIV, 22 juni 2022] Hiermee wordt dus de mate waarin de Commissie in staat is wijzigingen aan te brengen in de technieken en benaderingen, die voorheen gedefinieerd stonden in bijlage I, ingeperkt. De flexibiliteit en toekomstbestendigheid worden nu dus gewaarborgd door middel van de uitleg die de Europese Commissie kan blijven geven aan de bestaande categorieën.
2. High risk AI systemen
In het voorstel van de Europese Commissie moeten alle AI systemen, door middel van een self-assessment, in één van vier risico categorieën worden ingedeeld. De AI systemen die in de categorie ‘hoog risico’ vallen, zijn beschreven in bijlage III. De AI systemen in deze categorie moeten voor het op de markt brengen en daarna, aan verschillende vereisten (blijven) voldoen.
Hier was veel kritiek op. Niet alleen omdat AI toepassingen ten onrechte wel of niet op de lijst stonden, maar ook omdat het een hele administratieve last betekende.
In het aangepaste voorstel blijft de bijlage III lijst met High riks AI systemen bestaan. Maar niet ieder AI systeem dat op de bijlage staat is per definitie een ‘High Riks’ AI systeem. Dat is alleen het geval wanneer:
De output van het AI systeem wordt gebruikt zonder dat een mens deze valideert, of
De output van het AI systeem niet wordt gebruikt als louter ondersteunend voor de beslissing die een mens neemt en daardoor tot een aanmerkelijk risico kan leiden voor de gezondheid, veiligheid of fundamentele rechten.
De Europese Commissie moet in uitvoeringsbesluiten (‘implementation acts’) uitleg geven aan de term ‘louter ondersteunend’ (‘purely accessory’).
Gevolg
Het gevolg hiervan is dat, waarschijnlijk, een aantal AI systemen die op de bijlage III staan, toch niet als high risk aangemerkt zullen worden. De administratieve last lijkt daardoor beperkt te zijn tot de vaststelling dat er geen sprake is van een high risk AI systeem.
De bijlage III lijst is ook aangepast.
De volgende AI systemen zijn geschrapt van de lijst:
AI systems intended to be used to control emissions and pollution
AI systems intended to be used for insurance premium setting, underwritings and claims assessments
AI systems intended to be used by law enforcement authorities or on their behalf for law enforcement purposes to detect deep fakes as referred to in article 52(3)
AI systems intended to be used by law enforcement authorities or on their behalf for crime analytics regarding natural persons, allowing law enforcement authorities to search complex related and unrelated large data sets available in different data sources or in different data formats in order to identify unknown patterns or discover hidden relationships in the data.
Een aantal beschrijvingen zijn aangepast zoals:
Biometrische systemen; in het oude voorstel waren daar beperkingen aangebracht: Biometric identification systems intended to be used for the ‘real-time’ and ‘post’ remote biometric identification of natural persons without their agreement”. De beperkingen zijn geschrapt zodat nu alle biometrische systemen high risk zijn.
De Europese Commissie zal in staat zijn om de voorbeelden in bijlage III waar nodig aan te passen, aan te vullen en te verwijderen.
Wat betekent dit voor de praktijk nu
De definitieve tekst van de AI verordening is er nog niet. Dit betekent dat het voorbereiden op de AI verordening daardoor gehinderd wordt. Desalniettemin lijkt er al wel op grote lijnen overeenstemming te bestaan. Daarbij kan gedacht worden aan het indelen in risico categorieën, dat organisaties zelf moeten vaststellen in welke risicocategorie een AI systeem valt, en dat test omgevingen (AI regulatory sandbox) mogelijk worden.
Ook nu kunnen organisaties al vaststellen of het AI systeem dat zij gebruiken of willen gaan gebruiken compliant is. BG.legal heeft daarvoor enkele tools ontwikkeld om bedrijven / organisaties hierin te ondersteunen:
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jos van der Wijst.
[post_title] => Aangepast voorstel AI Verordening
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => aangepast-voorstel-ai-verordening
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-08-29 11:26:19
[post_modified_gmt] => 2022-08-29 09:26:19
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31695
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 31632
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-08-11 09:25:43
[post_date_gmt] => 2022-08-11 07:25:43
[post_content] => Recent boog het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich over de vraag of het monitoren van een zakelijk e-mailaccount van een werknemer is toegestaan.[1] In de desbetreffende zaak verweet ING een van haar werknemers dat hij in strijd handelde met de arbeidsovereenkomst en vermoedelijk betrokken was geweest bij verschillende strafbare feiten. Voldoende aanleiding om het zakelijke e-mailverkeer van de werknemer te monitoren, aldus ING.
Benieuwd naar wat het Hof ervan vindt? Je leest het in de onderstaande blog.
Controle zakelijke e-mail door werkgever
ING ontving in april 2021 een anonieme melding, waarin stond dat de werknemer betrokken was geweest bij witwassen en hypotheekfraude. Naar aanleiding van deze melding raadpleegde ING het incidentenregister. Daaruit bleek dat het Openbaar Ministerie (OM) en een (niet nader genoemde) overheidsinstantie in 2018-2019 een bevel aan ING hadden gegeven om informatie over verweerder te verstrekken, aangezien deze (vermoedelijk) betrokken was bij het plegen van strafbare feiten.
Gelet op de inhoud van de anonieme melding en de bevelen tot het verstrekken van informatie, was er volgens de ING voldoende aanleiding om de zakelijke e-mailaccounts van de werknemer te controleren.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de werknemer (i) niet-gemelde nevenwerkzaamheden (onder werktijd) verrichte, (ii) zijn zakelijke e-mailadres (inclusief handtekening met ING-logo) gebruikte voor privéaangelegenheden en (iii) meerdere keren – zonder zakelijke reden – de gegevens van ING klanten raadpleegde. Mede omdat het functioneren van de werknemer in 2018 en 2020 als onvoldoende werd beoordeeld, verzocht ING de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
De werknemer bepleitte dat het verzoek van ING moest worden afgewezen. Als het verzoek toch zou worden toegewezen, wenste de werknemer een transitievergoeding en een forse billijke vergoeding omdat ING ernstig verwijtbaar zou handelen.
Voorwaarden inzage werkgever werkmail
Voor het antwoord op de vraag of ING het zakelijke e-mailaccount van de werknemer mocht monitoren, verwijst het hof naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Bărbulescu.[2] Daarin worden de volgende richtsnoeren gegeven:
I. Is de werknemer vooraf geïnformeerd over (de aard van) de mogelijke monitoring van correspondentie en andere communicatie door de werkgever?
II. Wat is de omvang van de monitoring en hoe ernstig is de inbreuk op de privacy van de werknemer?
III. Heeft de werkgever legitieme gronden die de toegepaste monitoring rechtvaardigen?
IV. Was monitoring met minder indringende methoden en maatregelen mogelijk geweest?
V. Welke gevolgen heeft de monitoring voor de werknemer gehad?
VI. Zijn de werknemer adequate waarborgen geboden, in het bijzonder bij indringende vormen van monitoring?
In de Bărbulescu-richtlijnen zie je verschillende kernbegrippen en -waarden uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) terugkomen: (ad I.) transparantie/informatieplicht, (ad II.) proportionaliteit, (ad III.) gerechtvaardigd belang van de verwerkingsverantwoordelijke en (ad IV.) subsidiariteit.
Volgens het hof moeten deze richtsnoeren in onderlinge samenhang worden bezien, waarbij het gewicht dat wordt toegekend aan de verschillende richtsnoeren afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Het niet voldoen aan één van de richtsnoeren, hoeft dus niet perse in negatieve zin doorslaggevend te zijn.
Volgens het hof staat vast dat de werknemer van ING niet vooraf is geïnformeerd over (de aard van) de mogelijke monitoring (richtsnoer I). Wat betreft richtsnoer III, heeft ING aangevoerd dat zij een gerechtvaardigd belang (legitieme reden) had om de e-mails van de werknemer te controleren, namelijk het voorkomen/bestrijden van financieel economische delicten. Deze poortwachtersfuncties wordt ook door de wetgever onderschreven.
Wat betreft de overige richtsnoeren, is er volgens het hof nog onvoldoende bekend om een sluitend oordeel te geven. Zonder kennis over de aard en inhoud van de meldingen, kan het hof niet beoordelen of het monitoren van het e-mailaccount proportioneel was. Zij kan evenmin vaststellen of de beschuldigingen direct verband houden met de meldingen of dat er slechts sprake was van ‘bijvangst’.
Het hof stelt ING dan ook in de gelegenheid om aanvullend bewijs aan te dragen en houdt iedere verdere beslissing aan.
Mag werkgever werkmail van werknemers lezen?
Er zitten aardig wat haken en ogen aan het monitoren van een zakelijk e-mailaccount. Allereerst dient de werknemer vooraf geïnformeerd te worden over (de aard van) de mogelijke monitoring. Dit kan via een intern protocol of door dergelijke bepalingen te verwerken in de gedragsregels.
De werkgever dient ook een gerechtvaardigd belang te hebben bij het monitoren van het zakelijke e-mailverkeer. Denk bijvoorbeeld aan het beschermen van bedrijfsgeheimen of het voorkomen/bestrijden van strafbare feiten.
Zelfs wanneer aan al deze richtsnoeren is voldaan, kan het monitoren alsnog niet toegestaan zijn wanneer dit disproportioneel of anderszins niet noodzakelijk is.
Het monitoren van een zakelijk e-mailaccount is dus een verstrekkende maatregel waar een uitgebreide belangenafweging aan vooraf dient te gaan. Ben je voornemens om deze maatregel toch in te zetten? Neem dan contact op met Marlies Hol. Wij helpen je graag bij het inventariseren van de mogelijkheden/risico’s.
[1] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 5 juli 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6203 (ING/Verweerder)
[2] EHRM 5 september 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0905JUD006149608 (Bărbulescu).
[post_title] => Zakelijke e-mail en privacy: wanneer mag je de mailbox van een werknemer controleren?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => zakelijke-e-mail-en-privacy-wanneer-mag-je-de-mailbox-van-een-werknemer-controleren
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-25 12:29:56
[post_modified_gmt] => 2023-10-25 10:29:56
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31632
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 31507
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-08-05 10:57:13
[post_date_gmt] => 2022-08-05 08:57:13
[post_content] => De handelsnaam Mr. Jobs (bedrijf in de arbeidsbemiddeling) maakt géén handelsnaaminbreuk op Mister Jobs (ook een bedrijf in arbeidsbemiddeling). Lees hierover mijn eerdere blog. De handelsnaam First Fatfreeze (een bedrijf in schoonheidsbehandelingen) maakt wél handelsnaaminbreuk op de handelsnaam Next Fatfreeze (ook een bedrijf in schoonheidsbehandelingen), zie de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Hoe zit dit?
Zoek de verschillen
Het verschil tussen deze uitspraken zit hem er vermoedelijk in dat Mister Jobs en Mr. Jobs niet in dezelfde stad gevestigd waren en andere diensten aanboden (over dat laatste denk ik overigens anders). De Fatfreeze bedrijven waren allebei in Amsterdam gevestigd en gebruikten een soortgelijk logo en boden dezelfde diensten aan. De kans op verwarring bij het publiek bij de Fatfreeze salons is dan ook groter.
Vrijhoudingsbehoefte beschrijvende handelsnamen?
Ondanks dat de handelsnamen beschrijvend zijn en er rekening gehouden zou moeten worden met een vrijhoudingsbehoefte, geniet de ene beschrijvende handelsnaamnaam dus wel bescherming en de andere niet.
Zo zie je maar weer. Uitspraken over (gedeeltelijk) beschrijvende handelsnamen kunnen nog steeds alle kanten op gaan. Ook na de rechtspraak van de Hoge Raad in DOC Dairy Partners /Dairy Partners.
Advies nodig over je handelsnaam? Neem vrijblijvend contact op met mij op.
[post_title] => Handelsnaamgeschillen: Kunnen we het nog volgen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => handelsnaamgeschillen-kunnen-we-het-nog-volgen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-03 10:49:35
[post_modified_gmt] => 2022-10-03 08:49:35
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31507
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 31420
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-07-28 14:56:22
[post_date_gmt] => 2022-07-28 12:56:22
[post_content] => Veel ondernemers maken gebruik van een nieuwsbrief. Het is een van de beste manieren om producten/diensten aan te prijzen en klanten te binden.
Om ongewenste reclame te voorkomen, worden er in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Telecommunicatiewet (Tw) bepaalde voorwaarden verbonden aan het verzenden van nieuwsbrieven. In deze blog worden de meest belangrijke criteria nader toegelicht.
Het verzenden van digitale nieuwsbrieven
In artikel 11.7 Tw worden een aantal situaties omschreven waarin het is toegestaan om een digitale nieuwsbrief te verzenden:
de ontvanger heeft toestemming gegeven;
de ontvanger is een bestaande klant en de inhoud van de nieuwsbrief ziet op gelijksoortige producten en/of diensten; of
de ontvanger is een rechtspersoon en de door haar kenbaar gemaakte contactgegevens zijn bestemd om digitale post en/of nieuwsbrieven te ontvangen.
Iedere situatie zal hierna afzonderlijk worden toegelicht.
(i) toestemming
Het is toegestaan om een nieuwsbrief te versturen, wanneer voorafgaand aan het verzenden van de nieuwsbrief toestemming is gekregen van de persoon aan wie de brief wordt verzonden.
Onder de AVG is pas sprake van (rechts)geldig verkregen toestemming, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Vrij: de ontvanger moet een vrije keuze hebben gehad bij het geven van zijn toestemming. Dit betekent dat de ontvanger zich niet gedwongen mag voelen om toestemming te geven, dan wel negatieve gevolgen zal ondervinden indien de ontvanger zijn toestemming weigert te geven of deze intrekt.
Specifiek: de ontvanger moet specifiek toestemming hebben gegeven voor het gebruik van zijn (contact)gegevens voor bepaalde doeleinden (e.g. het verzenden van een nieuwsbrief).
Geïnformeerd: de ontvanger moet weten waarvoor zijn gegevens worden verzameld (het verzenden van een nieuwsbrief). Daarnaast dient de ontvanger geïnformeerd te worden over het feit dat hij zijn toestemming te allen tijde kan intrekken.
Ondubbelzinnige wilsuiting: de ontvanger moet toestemming verlenen middels een actieve handeling of verklaring. Het is dus niet toegestaan om gebruik te maken van een vooraf aangevinkt selectievakje.[1]
(ii) bestaande klant en gelijksoortige producten en/of diensten
Er is geen toestemming nodig voor het verzenden van een nieuwsbrief, wanneer het om een bestaande klant gaat en de inhoud van de nieuwsbrief ziet op soortgelijke producten en/of diensten. Bij het verkrijgen van de contactgegevens moet de (toekomstige) ontvanger van de nieuwsbrief de mogelijkheid zijn geboden om verzet aan te tekenen tegen het gebruik van zijn contactgegevens. Deze mogelijkheid moet eveneens worden geboden in iedere nieuwsbrief die daaropvolgend aan de ontvanger wordt verzonden.
(iii)rechtspersonen
Het is ook toegestaan om een nieuwsbrief naar een rechtspersoon te versturen, indien de rechtspersoon bepaalde contactgegevens ter beschikking stelt die daarvoor bestemd zijn. In dergelijke gevallen is geen voorafgaande toestemming nodig en hoeft de rechtspersoon ook niet een bestaande klant te zijn.
Conclusie
Er zijn een aantal situaties denkbaar waarin het mogelijk is om (ongevraagd) een digitale nieuwsbrief te verzenden. Om het overzicht te bewaren, is het verstandig om bij iedere ontvanger in de mailinglijst te vermelden welke situatie op hem/haar van toepassing is. Hierdoor is het mogelijk om snel te handelen wanneer een ontvanger verzet aantekent tegen het gebruik van zijn contactgegevens.
Voor alle ondernemers die nog een eerste stap moeten zetten op het gebied van privacy compliance, bieden wij het AVG-startpakket aan. Voor een vast bedrag van € 750,- ex btw haal je vrijwel alle documentatie in huis om in overeenstemming te handelen met de geldende privacy wet- en regelgeving. Meer weten? Klik dan hier.
[1]EDPB, ‘Richtsnoeren 05/2020 inzake toestemming overeenkomstig Verordening 2016/679’ (v1.1), 4 mei 2020, par. 3.
[post_title] => Digitale nieuwsbrieven en privacy: wat kan wel en niet?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => digitale-nieuwsbrieven-en-privacy-wat-kan-wel-en-niet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-25 12:22:05
[post_modified_gmt] => 2023-10-25 10:22:05
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31420
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 31431
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-07-27 16:13:09
[post_date_gmt] => 2022-07-27 14:13:09
[post_content] => Recent heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) bepaald dat VoetbalTV geen boete hoeft te betalen, omdat het besluit van de Autoriteit Persoonsgegevens op onjuiste gronden is gebaseerd (AP). De AP stelde zich namelijk op het standpunt dat het uitsluitend commerciële belang van VoetbalTV niet aangemerkt kan worden als een ‘gerechtvaardigd belang’ voor het verwerken van persoonsgegevens. Volgens de ABRvS had VoetbalTV ook nog andere, niet-commerciële belangen die de AP niet heeft meegewogen in haar beoordeling.
In de onderstaande blog wordt de uitspraak van de ABRvS nader toegelicht.[1]
Wat ging eraan vooraf?
VoetbalTV is een online videoplatform waarop videobeelden van amateurvoetbalwedstrijden worden verspreid. De beelden van (minderjarige) sporters worden aangemerkt als persoonsgegevens, waardoor het verspreiden van deze beelden gezien kan worden als een verwerkingsactiviteit waarop de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing is.
Volgens de AP heeft VoetbalTV de persoonsgegevens van de sporters onrechtmatig verwerkt. De AP is namelijk van mening dat een uitsluitend commercieel belang niet aangemerkt kan worden als een gerechtvaardigd belang in de zin van artikel 6 lid 1 sub f AVG. Volgens de AP is er slechts sprake van een gerechtvaardigd belang, indien dit belang volgt uit de wet. De AP concludeert dan ook dat de verwerkingsactiviteiten van VoetbalTV in strijd zij met de AVG, hetgeen zich heeft vertaald in een boete van € 575.000,-.
VoetbalTV is in beroep gegaan tegen deze boete bij de rechtbank Midden-Nederland, omdat zij van mening is dat de AP haar belang ten onrechte als zuiver commercieel heeft gekwalificeerd: het belang van VoetbalTV zou ook zijn gelegen in (i) het vergroten van de betrokkenheid en spelplezier van voetballiefhebbers, (ii) het kunnen uitvoeren van technische analyses door trainers van voetbalclubs en (iii) het bieden van de mogelijkheid aan andere geïnteresseerden om wedstrijden op afstand terug te kijken.
Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland
De rechtbank heeft geoordeeld dat de AP is uitgegaan van een verkeerde interpretatie van het begrip ‘gerechtvaardigd belang’. Het standpunt dat een gerechtvaardigd belang uit de wet moet volgen is namelijk niet terug te vinden in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) en strookt evenmin met de opinie van WP29 inzake het begrip gerechtvaardigd belang.[2] Door de verwerkingsactiviteiten van VoetbalTV niet te toetsen aan de overige voorwaarden van artikel 6 lid 1 sub f AVG, is het besluit niet voldoende zorgvuldig genomen en kan de boeteoplegging derhalve niet in stand blijven.
De AP heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de ABRvS.
Uitspraak van de ABRvS
De ABRvS verwijst naar het Fashion ID arrest van het HvJEU, waarin de drie voorwaarden worden genoemd voor een geslaagd beroep op artikel 6 lid 1 sub f AVG:[3]
het belang dat de verwerkingsverantwoordelijke nastreeft moet een gerechtvaardigd belang zijn;
de verwerking van persoonsgegevens moet noodzakelijk zijn voor de behartiging van dat gerechtvaardigde belang, waarbij getoetst moet worden aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit; en
er moet een afweging plaatsvinden tussen de belangen van de verwerkingsverantwoordelijke en de betrokkenen.
Volgens de ABRvS is het aan de verwerkingsverantwoordelijke (VoetbalTV) om te stellen wat het belang is bij het verwerken van persoonsgegevens en waarom dit noodzakelijk is. Het is de taak van de AP om te controleren welke verwerkingsactiviteiten in dat kader worden verricht en te beoordelen of daarmee de (al dan niet) gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke worden behartigd.
Gelet op de belangen die door Voetbal TV zijn aangevoerd, is de ABRvS (met de rechtbank) van mening dat er geen sprake is van een louter commercieel belang. Aangezien de AP deze belangen niet had meegenomen in haar besluitvorming, heeft zij op onjuiste gronden vastgesteld dat VoetbalTV in strijd heeft gehandeld met de AVG, waardoor de boete niet in stand kan blijven.
De ABRvS geeft tot slot aan dat de rechtbank bij haar beoordeling terecht is gestopt bij stap (i) van de toets, aangezien de AP zelf onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar stappen (ii) en (iii).
De ABRvS bevestigt dan ook de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland waarin het boetebesluit van de AP wordt vernietigd.
Conclusie
Deze uitspraak van de ABRvS ligt in de lijn der verwachtingen. In 2020 is de AP al eerder door het Europees Comité voor gegevensbescherming (European Data Protection Board, ofwel: ‘EDPB’) aangesproken op haar strikte interpretatie van het begrip gerechtvaardigd belang.[4] Het is namelijk niet de bedoeling dat lidstaten een beroep op bepaalde (categorieën van) belangen bij voorbaat uitsluiten.
Deze zaak werd met belangstelling gevolgd, omdat er een antwoord zou kunnen komen op de vraag of een uitsluitend commercieel belang aangemerkt kan worden als een gerechtvaardigd belang. Het antwoord op deze vraag laat echter nog op zich wachten, aangezien de ABRvS van mening was dat VoetbalTV ook niet-commerciële belangen had bij de verwerking van persoonsgegevens.
Vragen naar aanleiding van deze uitspraak? Neem dan contact op met één van onze privacy specialisten.
[1]ABRvS 27 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2173[2] WP29, ‘Advies 06/2014 over het begrip “gerechtvaardigd belang van de voor de gegevensverwerking verantwoordelijke in artikel 7 van Richtlijn 95/46/EG’ (WP217), 9 april 2014.
[3] HvJEU 29 juli 2019, ECLI:EU:C:2019:629 (Fashion ID).
[4] Brief van de Europese Commissie, directoraat-generaal Justitie en consumentenzaken (DG JUST) d.d. 6 maart 2020, ref. Ares (2020) 1417369.
[post_title] => ABRvS stelt AP in het ongelijk: boete VoetbalTV van tafel
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => abrvs-stelt-ap-in-het-ongelijk-boete-voetbaltv-van-tafel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-03 13:52:09
[post_modified_gmt] => 2024-06-03 11:52:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31431
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 31234
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-07-20 10:07:12
[post_date_gmt] => 2022-07-20 08:07:12
[post_content] => Het Europese Hof van Justitie heeft op 7 juli 2022 een interessante uitspraak gedaan. Het hof heeft bepaald dat een merkhouder, in dit geval Koninklijke Philips N.V., aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door een product waar het merk PHILIPS op was afgebeeld. Het product, een koffieapparaat, was door een Roemeense dochteronderneming van Philips geproduceerd (Saeco). Een Finse dochteronderneming van Philips had het koffieapparaat in Finland in de handel gebracht (Philips Oy). Bij de Finse koper ontstond brand in huis. Vastgesteld werd dat de brand was veroorzaakt door een defect aan het koffieapparaat. De verzekeraar heeft de schade vergoed aan de consument en wil deze schade verhalen op Koninklijke Philips N.V.
De Finse rechter in eerste aanleg (de käräjäoikeus) oordeelt dat Philips, op grond van productaansprakelijkheidsregelgeving, aansprakelijk is. Philips kan als producent worden aangemerkt omdat zij heeft toegestaan dat haar merk (PHILIPS) op het product is aangebracht.
De Finse rechter in hoger beroep (de hovioikeus) oordeelt dat Philips niet aansprakelijk kan worden gehouden. Immers, Philips heeft het product niet zelf in de handel gebracht. Dat heeft een dochteronderneming gedaan.
De Finse ‘Hoge Raad’ (de Korkein oikeus) vraagt het Europese Hof om uitleg. De productaansprakelijkheidsregelgeving in Europa is gebaseerd op een Europese richtlijn.
Het hof bepaalt in deze uitspraak dat het de consument makkelijk wordt gemaakt om verhaal te halen wanneer hij schade lijdt door een gebrekkig product. Meerdere partijen kunnen als ‘producent’ worden aangemerkt en zij zijn allen hoofdelijk aansprakelijk. De consument kan dus kiezen wie hij aansprakelijk stelt. Of hij kan bij meerdere langs zijn totdat zijn schade volledig is vergoed.
Als producent worden aangemerkt:
de fabrikant van een eindproduct, de producent van een grondstof of de fabrikant van een onderdeel,
EN eenieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het product aan te brengen.
Dus ook Koninklijk Philips N.V. die haar Roemeense dochteronderneming heeft toegestaan (licentie gegeven) om het merk PHILIPS op de producten aan te brengen en haar Finse dochteronderneming heeft toegestaan (licentie gegeven) om de producten met het merk PHILIPS daarop afgebeeld in Finland in de handel te brengen.
Wat betekent dit voor de praktijk:
Bij het in licentie geven van een merk aan een derde (dochteronderneming of een ander) moet de merkhouder erop bedacht zijn dat hij door een consument hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor schade door het product
Dus ook wanneer de merkhouder geen betrokkenheid heeft bij het produceren van het product en/of het in de handel brengen van het product
In de licentieovereenkomst zou een merkhouder hierop moeten anticiperen (vrijwaring door licentienemer, informatieplicht, verplichte aansprakelijkheidsverzekering, etc.).
De Europese productaansprakelijkheidsregelgeving wordt mogelijk herzien. In 2023 wordt daar een voorstel voor verwacht van de Europese Commissie. De huidige regelgeving is geschreven voor schade door fysieke producten (zoals een koffieapparaat). Het lijkt niet geschikt te zijn voor digitale producten zoals AI toepassingen. De huidige definities van ‘product’, ‘producent’ en ‘schade’ lijken niet te passen bij een AI toepassing. En hoe breng je een CE markering aan op een AI toepassing?
Mocht u vragen hebben over productaansprakelijkheid, dan kunt u contact opnemen met Jos van der Wijst (wijst@bg.legal).
[post_title] => Merkhouder aansprakelijk voor schade ook wanneer hij niet betrokken is bij productie van het product
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => merkhouder-aansprakelijk-voor-schade-ook-wanneer-hij-niet-betrokken-is-bij-productie-van-het-product
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-07-20 10:07:59
[post_modified_gmt] => 2022-07-20 08:07:59
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31234
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 31283
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-07-20 10:06:04
[post_date_gmt] => 2022-07-20 08:06:04
[post_content] => Bij gemeenschappelijk auteursrecht kan iedere gerechtigde zelfstandig optreden tegen inbreuken. Over de exploitatie van het gemeenschappelijk werk beslissen de gerechtigden gezamenlijk.
Door meerdere ontwikkelaars is samen het software programma Nxt software ontwikkeld. Een aantal ontwikkelaars hebben hun rechten (auteursrecht) op de software overgedragen aan een speciaal daarvoor opgerichte vennootschap: Jelurida IP BV. (‘Jelurida’) Deze is de software gaan beheren en door ontwikkelen. Zij biedt derden de mogelijkheid om deze software te gebruiken, waaronder deze (geheel of gedeeltelijk) over te nemen in eigen software. Maar wel onder de voorwaarden die zijn opgenomen in de Jelurida Public License (‘JPL’). Onderdeel daarvan vormt de verplichting om de ‘copyright notice’ steeds te vermelden. Met de copyright notice wordt duidelijk aangegeven dat Jelurida auteursrechthebbende is en dat aan het gebruik van de Nxt software voorwaarden verbonden zijn.
Het bedrijf Apollo Fintech Ltd (‘Apollo’) heeft de Nxt software gebruikt als basis voor blockchain platform, waarop de cryptomunt Apollo Currency wordt aangeboden.
Apollo heeft de copyright notice echter niet vermeld. Zij heeft evenmin de JPL opgenomen in haar software, hetgeen wel had gemoeten.
In eerste aanleg heeft de kort geding rechter Apollo in het ongelijk gesteld en ge-/verboden op gelegd. Zij vond voldoende aannemelijk dat Jelurida tenminste mede-auteursrechthebbende was en dat zij gerechtigd was tot het exploiteren van de Nxt software onder toepassing van de JPL.
Partijen zijn in hoger beroep gekomen van dit vonnis.
Mede-auteursrecht
Beide partijen gaan ervan uit dat de Nxt software door meerdere personen is ontwikkeld. Zowel Jelurida als Apollo claimen dat een of meer van deze personen de auteursrechten aan hen hebben overgedragen. Het hof onderzoekt allereerst of sprake is van:
één gemeenschappelijk werk: hiervan is sprake wanneer de bijdragen van de verschillende makers niet scheidbaar zijn. In dat geval is sprake van één auteursrecht dat aan de makers gemeenschappelijk toekomt. Dit kan alleen gezamenlijk door hen worden geëxploiteerd. Maar in het geval van een inbreuk, kan ieder afzonderlijk ‘handhavend’ optreden; of
een combinatie van afzonderlijke werken: in dat geval is sprake van meerdere auteursrechten en gaat iedere auteur over de exploitatie/handhaving van zijn/haar eigen werk.
Het hof oordeelt dat hier sprake is van een gemeenschappelijk werk, tenminste voor het ‘centrale server gedeelte’ van de software. Het hof overweegt dat de Nxt software is ontwikkeld in een open source project, waarbij iedere geïnteresseerde aan de code kon bijdragen. Het overgrote deel van de code dat daarbij werd geschreven – ‘de Java-code’ – zag op de feitelijke werking van de software. Volgens het hof bestaat dit deel van de software niet uit scheidbare delen en dient het derhalve als een gemeenschappelijk werk te worden aangemerkt. Hieraan doet niets af dat Jelurida in een overzicht concreet had aangegeven welk deel van de Java-code door welke ontwikkelaar was geschreven. Het hof overweegt dat dit nog steeds geen ‘scheidbaar gedeelte’ oplevert en er dus sprake is van een gemeenschappelijk werk en niet van afzonderlijke werken.
Apollo heeft niet betwist dat een substantieel deel van de Nxt software in haar software is overgenomen.
Overdracht auteursrecht
Het auteursrecht op bepaalde delen van de Nxt software is door ontwikkelaars schriftelijk aan Jelurida en Apollo overgedragen. Apollo heeft gesteld dat de overdrachtsakte van Jelurida niet (voldoende) specifiek zou zijn ten aanzien van wat er wordt overgedragen en dat niet is vermeld dat slechts een deel van het auteursrecht wordt overgedragen en welk deel. Het hof passeert dit verweer. In de overdrachtsakte was een verwijzing opgenomen naar een release datum met als bijlage documenten met code. Het hof vond dit voldoende gespecificeerd. In het document was verder per ontwikkelaar aangegeven voor welk percentage hij had bijgedragen. Ook dat vond het hof voldoende gespecificeerd.
Apollo medegerechtigde?
Apollo stelt dat zij geen inbreuk kan maken omdat een van de ontwikkelaars het auteursrecht aan haar had overgedragen. Daardoor is Apollo medegerechtigde geworden en kan zij dus geen inbreuk maken. De betreffende auteur is ter zitting (online) gehoord. Hij gaf aan dat hij niet meegeschreven heeft aan het ‘Java-code gedeelte’. Wel heeft hij meegeschreven (in JavaScript) aan de user interface. Dit deel staat los – en is dus scheidbaar van – de Java-code. Het hof gaat er daarom vanuit dat Apollo geen medegerechtigde is geworden van de Java-code, wat het grootste deel van de broncode omvat van de Nxt software.
Maar zelfs al zou Apollo medegerechtigde zijn geworden, dan nog kan de vordering tegen haar worden ingesteld omdat:
De vordering is ingesteld tegen een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht
Het gebruik door Apollo geen gebruik is in de zin van artikel 3:169 BW maar in wezen een vorm van exploitatie is;
Exploitatie alleen met instemming van de deelgenoten tezamen kan plaatsvinden en Apollo toestond dat derden de Nxt software gebruikten zonder de JPL voorwaarden te respecteren.
Apollo niet heeft toegelicht waarom haar handelwijze met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is.
En dus wordt het vonnis, in overwegende mate, bekrachtigd door het hof.
Grensoverschrijdendebevelen
Jelurida had in eerste aanleg al gevorderd dat de bevelen ook worden opgelegd in EU Lidstaten buiten Nederland. In eerste aanleg is dat afgewezen. In hoger beroep komt het hof tot een ander oordeel.
Ten aanzien van de vorderingen sub I (bevel tot nakoming van de JPL).
Deze vorderingen zullen in de andere EU lidstaten op eenzelfde manier worden beoordeeld als in Nederland. En dus kan dat bevel ook worden opgelegd voor de andere EU Lidstaten.
Ten aanzien van vordering sub III (bevel tot het verstrekken van gegevens) en sub IV (bevel tot het uitsturen van berichten aan afnemers) is het oordeel anders. Het hof overweegt dat onvoldoende duidelijk is geworden dat in andere EU Lidstaten deze vorderingen op eenzelfde manier worden beoordeeld als in Nederland. En dus worden bevelen niet opgelegd voor andere EU Lidstaten.
Wat betekent dit voor de praktijk:
Wanneer door meerdere personen/organisaties gezamenlijk software wordt geschreven, dan dient voor de (eventuele) overdracht van de IE-rechten aan een exploitatie vennootschap (‘IP BV’) de bijdrage van eenieder aan de software zorgvuldig te zijn vastgelegd.
Een extra complicerende factor daarbij is het gebruik van open source code en programmeurs die de software in verschillende landen ontwikkelen (per land moet dan worden beoordeeld of er auteursrecht ontstaat, of er een gemeenschappelijk auteursrecht kan ontstaan en hoe auteursrechten moeten worden overgedragen).
Bij een gemeenschappelijk auteursrecht kan iedere gerechtigde optreden bij inbreuken. Gezamenlijk beslissen de gerechtigden over de exploitatie van het gemeenschappelijk auteursrecht.
Voor vragen over (gemeenschappelijk) auteursrecht op software kunt u terecht bij leden van onze sectie IT-recht.
Jos van der Wijst[1] Gerechtshof Amsterdam, 12 juli 2022, zaaknummer: 200.285.607/01 (Apollo / Jelurida IP)
[caption id="attachment_29428" align="alignleft" width="200"] Jos van der Wijst[/caption]
[post_title] => Gemeenschappelijk auteursrecht op software, wie heeft aanspraak op welk deel?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => gemeenschappelijk-auteursrecht-op-software-wie-heeft-aanspraak-op-welk-deel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-07-20 10:37:51
[post_modified_gmt] => 2022-07-20 08:37:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31283
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 31165
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-07-15 09:02:40
[post_date_gmt] => 2022-07-15 07:02:40
[post_content] => Procedures over de handelsnaam houden procederend Nederland goed bezig. Recent oordeelde de rechtbank Roermond over een conflict tussen de handelsnamen Mister Jobs en Mr. Jobs.
Mister Jobs is een arbeidsbemiddelingsbureau, gevestigd in Amsterdam en Arnhem. Dit bureau is opgericht in 2017. Mr. Jobs is ook een arbeidsbemiddelingsbureau, gevestigd in Echt. Dit bureau is later opgericht dan Mister Jobs. Je zou dan ook denken, de handelsnamen lijken wel erg veel op elkaar. Ook doen de bedrijven hetzelfde. Oftewel, dit mag niet. Toch?
Geen inbreuk
Niets is minder waar. De rechtbank oordeelde dat Mr. Jobs geen inbreuk maakte op de handelsnaam van Mister Jobs. Mr. Jobs mag de naam dus blijven gebruiken.
Dit mag omdat er volgens de rechter geen verwarringsgevaar is tussen de handelsnamen. Oftewel, het gevaar dat het publiek de bedrijven met elkaar verwart of denkt dat ze aan elkaar gelinkt zijn. Er is geen verwarringsgevaar omdat:
De websites van de bedrijven inhoudelijk van elkaar afwijken;
De term Mister en de afkorting Mr. zijn veelgebruikte termen van beschrijvende aard. Deze moeten voor iedereen vrij blijven om te gebruiken;
Mister Jobs legt de focus op hoger opgeleid ICT-personeel. Mr. Jobs richt zich op personeel op MBO-niveau in de sectoren bouw, techniek, commercie, administratie, productie en logistiek. Hierdoor zijn de soort diensten die de bureaus aanbieden anders, aldus de rechter;
Mister Jobs is gevestigd in Arnhem en Amsterdam. Mr. Jobs is gevestigd in Echt. Dat de websites van beide bedrijven in heel Nederland zijn te raadplegen is irrelevant. Het werkgebied waarin de bedrijven actief zijn is namelijk kleiner. Mister Jobs is actief in Midden-Nederland en de Randstad. Mr. Jobs is actief in Brabant en Limburg. Er zit geen overlap tussen de werkgebieden;
Omstandigheden van het geval
Zo zie je maar. Een procedure over een handelsnaam kan een gelopen race lijken, maar hoeft dit niet te zijn. Alles hangt af van de omstandigheden van het geval.
Alternatieve uitkomst
Naar mijn mening had deze zaak ook anders kunnen aflopen. Een andere rechter had kunnen oordelen dat de bedrijven wel dezelfde diensten aanbieden. Dit zou naar mijn mening goed verdedigbaar zijn, omdat beide bedrijven actief zijn in de arbeidsbemiddelingsmarkt. Ook zou een andere rechter kunnen oordelen dat het werkgebied van de bedrijven groter is. Er is dan wél sprake van overlap tussen de werkgebieden.
Om meer te weten over een handelsnaamrecht kun je ook onderstaande video bekijken:
Vragen?
Wil je een bedrijf oprichten en/of product op de markt brengen, maar weet je nog niet of je de naam die je bedacht hebt mag gebruiken? Of heb je een handelsnaamgeschil en wil je ons advies? Wij helpen je graag. Neem vrijblijvend contact op.
Heb je regelmatig korte juridische marketingvragen? Dan is onze marketinghulplijn mogelijk iets voor jou!
[post_title] => Maakt de handelsnaam Mr. Jobs inbreuk op de handelsnaam Mister Jobs?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => maakt-de-handelsnaam-mr-jobs-inbreuk-op-de-handelsnaam-mister-jobs
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-03 10:56:32
[post_modified_gmt] => 2022-10-03 08:56:32
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31165
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 31770
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-08-25 11:41:21
[post_date_gmt] => 2022-08-25 09:41:21
[post_content] => Deze vraag is recent voorgelegd aan de rechtbank Den Haag (Rb. Den Haag 17 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8269). In deze kwestie had de merkhouder van het kledingmerk Elisabetta Franchi, te weten Betty Blue S.P.A. (hierna: Betty Blue) bezwaar gemaakt tegen het gebruik van de website www.elisabetta-franchi.nl door een derde partij. Deze domeinnaam was geregistreerd en werd gebruikt door CS 24 B.V., handelend onder de naam VLVT (hierna: CS 24). Dit was een partij waarmee Betty Blue geen commerciële band had. Op de website werden wel echte Elisabetta Franchi producten verkocht. Kon Betty Blue (de merkhouder) hier iets tegen doen?
Terug naar de basis
Een merkhouder kan zich verzetten tegen het gebruik van zijn merk door een ander, tenzij het merkrecht is uitgeput. Uitputting houdt in dat een specifiek merkproduct door of met toestemming van de merkhouder op de Europese markt is gebracht, oftewel de merkhouder heeft al een keer aan het merkproduct verdiend.
Een wederverkoper die dit product heeft gekocht, mag het dan gebruiken ter aanduiding van de producten die hij of zij doorverkoopt. De merkhouder kan zich dan enkel nog verzetten tegen het merkgebruik als daar een gegronde reden voor bestaat. Anders gezegd houdt dit in dat een wederverkoper die geen commerciële band heeft met de merkhouder bij de doorverkoop van merkproducten rekening moet houden met gerechtvaardigde belangen van de merkhouder.
Dit houdt ook in dat de wederverkoper niet de indruk mag wekken dat er een commerciële band bestaat tussen de merkhouder en de wederverkoper als daar geen sprake van is. Wordt die indruk wel gewekt, dan is er sprake van een merkinbreuk.
WIPO Procedure
Terug naar het geschil tussen Betty Blue en CS 24. Via een WIPO procedure had Betty Blue eerder de afgifte van de domeinnaam www.elisabetta-franchi.nl door CS 24 aan Betty Blue gevorderd.
Het WIPO overwoog in haar oordeel het volgende. Op basis van de zogenoemde OKI-data criteria moet het voor de bezoeker van de website in ieder geval duidelijk zijn dat er geen commerciële band bestaat tussen de merkhouder (in dit geval Betty Blue) en de wederverkoper (in dit geval CS24). Volgens het WIPO was dit echter onvoldoende duidelijk. Ook werden er andere merken via de website verkocht waardoor het merk niet enkel werd gebruikt ter aanduiding van de Elisabetta Franchi merkproducten. Dit leverde volgens het WIPO ongerechtvaardigd merkgebruik op. Het WIPO oordeelde dan ook dat CS 24 geen rechtmatig belang had bij het gebruik van de domeinnaam. Het oordeel; CS 24 moest de domeinnaam overdragen aan Betty Blue.
Procedure bij de rechtbank Den Haag
Om te voorkomen dat CS 24 de domeinnaam moest overdragen is CS 24 een bodemprocedure gestart bij de rechtbank Den Haag. In deze procedure vorderde CS 24 van de rechter om voor recht te verklaren dat CS 24 geen inbreuk had gemaakt op het merkenrecht van Betty Blue, dan wel de handelsnaam, dan wel dat geen sprake was van enig onrechtmatig handelen van CS 24 jegens Betty Blue. Dit zou tot gevolg hebben dat CS 24 de domeinnaam niet zou hoeven over te dragen.
Merkenrecht
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van merkinbreuk. CS 24 heeft haar website sinds de uitspraak van het WIPO namelijk aangepast. Waar voorheen de website www.elisabetta-franchi.nl een website toonde waar ook andere merken werden getoond, leidt de nieuwe website nu enkel naar een website waarop Elisabetta Franchi producten worden verkocht. Ook wordt op de website duidelijk(er) gemaakt dat er geen commerciële band bestaat tussen Betty Blue en CS24 doordat bovenaan iedere webpagina het volgende staat: “VLVT – onafhankelijke dealer van Elisabetta Franchi merkkleding. Gevestigd aan de Cornelis Schuytstraat 22-24 te Amsterdam.” Verder staat er onderaan de homepage een tekst waarin nader wordt toegelicht dat er géén sprake is van een commerciële band tussen Betty Blue en CS 24.
Over het ontbreken van een commerciële band tussen Betty Blue en CS 24 kan volgens de rechter dan ook geen onduidelijkheid bestaan bij de bezoekers van de website. Het merk wordt dus rechtmatig door CS 24 gebruikt. Er is geen sprake van merkinbreuk.
Handelsnaamrecht
Volgens de rechter is er tevens geen sprake van handelsnaamrechtinbreuk. Daar kan pas sprake van zijn als CS 24 de domeinnaam www.elisabetta-franchi.nl als handelsnaam zou gebruiken. Daarvan is sprake als CS 24 deze domeinnaam zou gebruiken ter aanduiding van haar onderneming en/of bepaalde bedrijfsactiviteiten. Om dat te beoordelen wordt naar alle omstandigheden van het geval gekeken. Ook de inhoud van de website is daarbij relevant. Juist doordat CS 24 de naam VLVT als handelsnaam op de website gebruikt en de naam Elisabetta Franchi niet anders dan ter aanduiding van de merkproducten gebruikt, gebruikt zij de domeinnaam niet als handelsnaam en maakt CS 24 dus geen handelsnaamrechtinbreuk.
Onrechtmatige daad
Volgens de rechtbank is er ook geen sprake van onrechtmatig handelen door CS 24. Het registreren van een domeinnaam is in beginsel niet onrechtmatig. Dit kan anders zijn als er sprake is van voldoende bijkomende omstandigheden. Die omstandigheden zijn niet gebleken in de procedure.
Conclusie
In dit geval kon de merkhouder dus niets doen tegen het gebruik van de merknaam door een andere partij die de merkproducten van de merkhouder doorverkocht.
Kan de merkhouder hier dan helemaal niets tegen doen? Jawel. Niet op basis van het merkenrecht, maar wel op basis van de nieuwe Groepsvrijstellingsverordening Verticale Overeenkomsten. Op basis van deze nieuwe wetgeving kan het gemakkelijker worden om een verbod voor doorverkoop van merkproducten op te leggen aan distributeurs én afnemers van die distributeurs.
Deze vraag is recent voorgelegd aan de rechtbank Den Haag (Rb. Den Haag 17 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8269). In deze kwestie had de merkhouder van het kledingmerk Elisabetta Franchi, te weten...
Steeds meer software wordt enkel als dienst aangeboden. Dit wordt ook wel Software as a Service (SaaS) genoemd. De software draait dan niet ‘on-premise’ bij de afnemer, maar is enkel...
Op 15 juli 2022 heeft het Tsjechisch voorzitterschap van de Europese Raad een aangepast voorstel gepubliceerd van de AI Verordening (AI Act). Dit aangepast voorstel borduurt voort op het voorstel...
Recent boog het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich over de vraag of het monitoren van een zakelijk e-mailaccount van een werknemer is toegestaan.[1] In de desbetreffende zaak verweet ING een van haar...
De handelsnaam Mr. Jobs (bedrijf in de arbeidsbemiddeling) maakt géén handelsnaaminbreuk op Mister Jobs (ook een bedrijf in arbeidsbemiddeling). Lees hierover mijn eerdere blog. De handelsnaam First Fatfreeze (een bedrijf...
Veel ondernemers maken gebruik van een nieuwsbrief. Het is een van de beste manieren om producten/diensten aan te prijzen en klanten te binden. Om ongewenste reclame te voorkomen, worden er...
Recent heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) bepaald dat VoetbalTV geen boete hoeft te betalen, omdat het besluit van de Autoriteit Persoonsgegevens op onjuiste gronden is...
Het Europese Hof van Justitie heeft op 7 juli 2022 een interessante uitspraak gedaan. Het hof heeft bepaald dat een merkhouder, in dit geval Koninklijke Philips N.V., aansprakelijk is voor...
Bij gemeenschappelijk auteursrecht kan iedere gerechtigde zelfstandig optreden tegen inbreuken. Over de exploitatie van het gemeenschappelijk werk beslissen de gerechtigden gezamenlijk. Wat speelde er in deze zaak[1] Door meerdere ontwikkelaars...
Procedures over de handelsnaam houden procederend Nederland goed bezig. Recent oordeelde de rechtbank Roermond over een conflict tussen de handelsnamen Mister Jobs en Mr. Jobs. Mister Jobs is een arbeidsbemiddelingsbureau,...