Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 98
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 98
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1300
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => 
					SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					GROUP BY wp_posts.ID
					ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					LIMIT 970, 10
				
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9518
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2016-06-27 16:33:13
                    [post_date_gmt] => 2016-06-27 14:33:13
                    [post_content] =>  

united kingdom exit from europe relative image

 

Nu de Britten de EU gaan verlaten is het de vraag wat dit gaat betekenen voor de bescherming, gebruik en exploitatie van intellectuele eigendomsrechten (IP). Moeten licentie / distributieovereenkomsten worden aangepast? Moet naast een Uniemerk (zoals we sinds kort Europese / gemeenschapsmerken noemen) een UK merkregistratie worden gevestigd? Kunnen Nederlandse vonnissen nog in de UK ten uitvoer worden gelegd? In dit artikel zal ik aangeven welke actie is vereist om IP te beschermen.

Algemeen
Binnen de EU is een interne markt gecreëerd waar een vrij verkeer van goederen en diensten geldt. Nationale wetgeving, ook op het gebied van IP, mag geen barrière creëren voor de handel tussen lidstaten. Daarom staat EU regelgeving in hiërarchie boven nationale wetgeving. Bij de toepassing van nationale wetgeving moeten rechters, ook wanneer partijen er geen beroep op doen, EU regelgeving voorrang geven. Om de handel binnen de interne markt te bevorderen is er een Uniemerk (tot 23 maart jl. Gemeenschapsmerk genoemd), een geregistreerd gemeenschapsmodel en een niet-geregistreerd gemeenschapsmodel. Verder krijgen we in 2017 eindelijk een unie octrooi (genaamd: unitair octrooi). De nationale merken en modellen zijn blijven bestaan maar mogen geen onnodige handelsbelemmeringen opwerpen. Het nationale merken / modellenrecht wordt uitgelegd in overeenstemming met EU merken- en modellen regelgeving.

Nu de Britten hebben gekozen voor "leave" zal de procedure van artikel 50 van het EU Verdrag (Verdrag van Lissabon) moeten worden gevolgd. Uiterlijk binnen een periode van twee jaar zullen de voorwaarden overeengekomen moeten worden voor het uittreden van de UK. Vergelijk dit met een convenant bij het ontbinden van een huwelijksgoederengemeenschap. In dit 'handelakkoord' zullen de voorwaarden worden vastgelegd waaronder de UK en de EU handel drijven. Zo'n akkoord heeft de EU ook met andere landen zoals onder ander Noorwegen en Zwitserland. Nederland heeft zo'n handelsverdrag met Oekraïne net weggestemd. Of en onder welke voorwaarden zo'n handelsverdrag met de UK er komt is onzeker en onduidelijk.

In een dergelijk handelsverdrag zullen waarschijnlijk ook afspraken worden vastgelegd over IP gerelateerde onderwerpen.

Uniemerk / gemeenschapsmodel
Met een Uniemerk / gemeenschapsmodel heeft de houder een exclusief recht voor alle landen van de Europese Unie. Wanneer de UK uit de EU treedt dan betekent dit dat een Uniemerk / gemeenschapsmodel vanaf dat moment geen bescherming meer biedt in de UK.

Het is nog onduidelijk of bestaande registraties makkelijk kunnen worden omgezet in een UK registratie. Wanneer dat niet kan dan zal een houder een nieuw UK merk / modelrecht moeten aanvragen. Voor een modelrecht is dat een probleem omdat dit nieuw moet zijn ten tijde van de aanvraag.

Bij een nieuwe merkregistratie kan een probleem ontstaan wanneer bestaande UK merkhouders van een merk dat lijkt op het te registeren merk bezwaar maken tegen de registratie. Afhankelijk van de bekendheid van het merk in de UK kan daar met een beroep op inburgering of voorgebruik doeltreffend verweer tegen worden gevoerd.

Actie: degene die nu nog geen UK merkregistratie heeft en alleen een Uniemerk heeft doet er verstandig aan tijdig een UK merkregistratie aan te vragen.

Verder kan er een verschil gaan ontstaan in de uitleg van UK IP regelgeving en EU IP regelgeving. Zo worden er regelmatig door nationale rechters vragen aan het EU Hof van Justitie gesteld over de uitleg van begrippen. Zo zijn er bijvoorbeeld uitspraken over wanneer een merk een "bekend merk" is. De EU uitspraken zijn ook richting gevend voor nationale merken. UK rechters zijn na het uittreden niet meer gebonden aan uitspraken van EU rechters en dat kan leiden tot een andere uitleg. En dat kan weer leiden tot onduidelijkheid bij het gebruik van merken / modellen in de EU en de UK. Wat in de UK wel of niet mag zou anders kunnen zijn in de EU.

Het is nog onduidelijk of brexit gevolgen zal hebben voor het akkoord wat eindelijk is bereikt over het unitair octrooi. Met een unitair octrooi verkrijgt de octrooihouder een octrooi in de gehele EU (uitgezonderd Spanje en Kroatië). Omdat alleen EU lidstaten deel kunnen nemen zal de UK hier niet aan kunnen deelnemen.

Brexit heeft in ieder geval gevolgen voor de handhaving van IP rechten in en buiten de UK. Nu is het mogelijk dat een nationale rechter een uitspraak doet die ook in andere lidstaten ten uitvoer kan worden gelegd. Dat is handig en efficiënt bij inbreuken. Inbreuken zijn vaak niet beperkt tot één lidstaat. Na de brexit zal er meer geprocedeerd moeten worden met het risico van verschillende uitkomsten van de procedure in de EU en de UK.

Licenties
In een licentieovereenkomst kan zijn bepaald dat een licentienemer het recht krijgt om IP (en know how) te gebruiken in de landen van de Europese Unie. In dat geval is het gebied (territory) gedefinieerd als 'Europese Unie'. In een uitzonderingsgeval zijn landen van de Europese Unie expliciet benoemd. Wanneer de UK uit de Europese Unie treedt behoort het vanaf dat moment niet meer tot de Europese Unie en zou de UK vanaf dat moment dus niet meer tot het gebied behoren waar de licentienemer gebruiksrechten heeft gekregen.

Actie: in een addendum bij een licentieovereenkomst dienen partijen nadrukkelijk afspraken te maken over uitbreiding van het gebied waardoor (expliciet) ook de UK tot het gebied gaat behoren. In veel overeenkomsten is bepaald dat aanpassingen / aanvullingen schriftelijk dienen te worden vastgelegd en ondertekend door de daartoe bevoegde personen. Alleen dan is de aanpassing/aanvulling rechtsgeldig. Dit betekent dat een email vastlegging van nieuwe afspraken waarschijnlijk dus niet voldoende is om rechtsgeldig te zijn.

Distributie, agentuur 
De regelgeving voor diverse vormen van een verticale overeenkomst ( distributie, franchise, exclusieve afname, etc) is bepaald door een Europese verordening (rechtstreeks van toepassing en dus vergelijkbaar met een nationale wet; bv verticale overeenkomsten, voedselveiligheid) of een Europese richtlijn (die in nationale wetgeving moet worden omgezet waardoor tussen lidstaten verschillen kunnen bestaan: bv agentuur).

Door het uitreden van de UK zal nationale UK regelgeving mogelijk aangepast worden waardoor afgeweken wordt van EU regelgeving.

De uitleg van het recht wordt, wanneer het is gebaseerd op EU regelgeving, in hoogste instantie bepaald door de Europese gerechten ( Gerecht van Eerste Aanleg en Hof van Justitie EU). Met het uittreden uit de EU worden uitspraken van deze gerechten in de UK niet meer bindend.

Tenuitvoerlegging 
In een aantal verdragen zijn afspraken gemaakt over de betekening in lidstaten, de erkenning van uitspraken van rechters in andere lidstaten en het recht dat van toepassing is (wanneer partijen daar geen afspraak over hebben gemaakt). Door het uittreden van de UK betekent dit dat deze verdragen niet langer werking hebben in de UK en met UK partijen.

Zoals eerder aangegeven zal de uitleg van regelinggeving uiteen gaan lopen. Dit betekent dat de uitleg van regels over merken, distributie, agentuur, alleenverkoop, etc. uiteen zullen gaan lopen. Dit betekent dat bedrijven die zaken doen met UK bedrijven vaker dan nu (ook) een beroep zullen moeten doen op UK advocaten. Voor UK bedrijven zal gelden dat zij vaker (ook) een beroep zullen moeten doen op EU advocaten.

Actie: wanneer in een overeenkomst is gekozen voor Engels recht dan zou dit heroverwogen moeten worden. De rechtsontwikkeling van het Engels recht zal anders gaan lopen dan het Nederlands / Europees recht.

Conclusie 
Bedrijven die IP rechten hebben die ook werking moeten hebben in de UK zouden moeten inventariseren wat voor IP zij hebben en of actie is vereist om deze rechten te behouden in de UK.

Wanneer in een overeenkomst is gekozen voor Engels recht dan zou overwogen moeten worden om dit aan te passen nu, waarschijnlijk, de rechtsontwikkeling van de UK een andere gaat worden dan die in Nederland en de EU.

Wanneer in een overeenkomst 'de Europese Unie' als gebied is genoemd waar rechten van toepassing zijn, dan zou dit in een addendum bij de overeenkomst aangepast moeten worden.
                    [post_title] => Brexit vereist actie voor houders IP (merken, octrooien, etc)
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => brexit-vereist-actie-houders-ip-merken-octrooien
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-07-12 09:31:40
                    [post_modified_gmt] => 2016-07-12 07:31:40
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9518
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [1] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9530
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2016-06-22 16:58:40
                    [post_date_gmt] => 2016-06-22 14:58:40
                    [post_content] => Wanneer u tijdens het jaarlijkse functioneringsgesprek nietsvermoedend een vaststellingsovereenkomst onder uw neus geschoven krijgt, kan er paniek ontstaan.

Dat snap ik.

Wat nu? Moet u akkoord gaan met ontslag? Wat zijn uw rechten? Op welke vergoeding heeft u recht? Krijgt u de juridische advieskosten vergoed? En hoe zit het met een WW-uitkering als u dit ondertekent? In dit artikel loods ik u door deze moeilijke situatie.

Voordat u gaat nadenken over hoe een ontslagregeling eruit zou moeten zien, is het belangrijk te beseffen dat het – sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid in 2015 –  moeilijker is geworden voor uw werkgever om de arbeidsovereenkomst te laten ontbinden door de rechter. Daar zijn hoge(re) eisen aan gesteld dan voorheen. Wanneer u überhaupt niet met het ontslag akkoord wilt gaan, kunt u er dus ook voor kiezen geen vaststellingsovereenkomst te ondertekenen en indien nodig verweer te voeren in een ontbindingsprocedure. Zie ter illustratie bijvoorbeeld dit nieuwsartikel.

Lees hier het gehele artikel in pdf.

De_vaststellingsovereenkomst_en_ontslag

Dirk School
                    [post_title] => Een vaststellingsovereenkomst. En nu?
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => vaststellingsovereenkomst-en-nu
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2019-07-05 10:08:49
                    [post_modified_gmt] => 2019-07-05 08:08:49
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9530
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [2] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9419
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2016-06-22 10:19:39
                    [post_date_gmt] => 2016-06-22 08:19:39
                    [post_content] =>  

Uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland van 25 mei 2016 [ECLI:NL:RBMNE:2016:2901].

Feiten:
Een taxibedrijf verliest een onderhandse aanbesteding. Het taxibedrijf staakt hierdoor haar bedrijfsactiviteiten en vraagt [en krijgt] toestemming van het UWV voor opzegging van de arbeidsovereenkomsten met werknemers.

Enkele van deze werknemers treden aansluitend op de ontslagdatum, in dienst bij de winnaar van de aanbesteding en dit voor de bepaalde tijd van zes maanden en voor een beperkt[er] aantal uren [dan in dienst van het taxibedrijf].

De werknemers vorderen betaling door het taxibedrijf van de transitievergoeding.

In de wet is vastgelegd dat een werknemer recht heeft op een transitievergoeding, indien hij ten minste 24 maanden in dienst is en de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd, op initiatief van de werkgever niet wordt verlengd, danwel op verzoek van de werkgever door de rechter wordt ontbonden.

Het taxibedrijf betwist de gevorderde transitievergoeding door onder meer, onder verwijzing naar de parlementaire behandeling van de Wet werk en zekerheid, aan te geven dat wanneer een [hier] vervoersopdracht na aanbesteding van het ene na het andere vervoersbedrijf overgaat, het uitgangspunt is dat de werknemer met het werk "meeverhuist" naar de nieuwe werkgever en de opbouw van de transitievergoeding doorloopt bij de nieuwe werkgever. En waarmee de winnaar van de aanbesteding moet worden aangemerkt als opvolgend werkgever nu de aanleiding voor de overgang is gelegen in de gunning van de vervoersopdracht aan de opvolgende werkgever.

De kantonrechter volgt het taxibedrijf niet in voornoemde argumentatie. Uit de parlementaire stukken met betrekking tot de Wet werk en zekerheid blijkt dat is uitgegaan van de situatie dat bij een werkgeverswisseling de opgebouwde rechten van de werknemer meegaan naar de nieuwe werkgever. Echter deze situatie doet zich in het onderhavige zaak niet voor. Naast het feit dat er geen overgang van onderneming van het taxibedrijf naar de winnaar van de aanbesteding is geweest en het vervoerscontract ook niet via een openbare aanbesteding op de winnaar van de aanbesteding is overgegaan [het betrof immers een onderhandse aanbesteding], is van belang dat het de winnaar van de aanbesteding vrij stond om werknemers van het taxibedrijf wel of niet een baanaanbod te doen en gold die vrijheid ook voor de voorwaarden waaronder een arbeidscontract kom worden aangeboden.

Voorts aldus de Kantonrechter, met het beroep op het vermeende opvolgend werkgeverschap van de winnaar van aanbesteding, miskent het taxibedrijf dat de bepaling omtrent het opvolgend werkgeverschap dient ter bescherming van de belangen van de werknemer die met een werkgeverswisseling te maken krijgt en daartoe slechts een voorziening treft voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst.

Hierdoor geldt dat al zou de winnaar van de aanbesteding als opvolgend werkgever moeten worden aangemerkt, dit niet het taxibedrijf ontslaat van de verplichting te moeten afrekenen [door middel van betaling van een transitievergoeding] over de periode van het dienstverband die aan de werkgeverwisseling is voorafgegaan.

Voorts is van belang dat niet in geschil is dat het taxibedrijf de arbeidsovereenkomsten met de werknemers na verkregen UWV-toestemming heeft opgezegd. De Kantonrechter meent dat in een situatie als onderhavige waarin dus daadwerkelijk de werkgever op diens initiatief de arbeids-overeenkomst heeft opgezegd, het te gekunsteld is om aan te nemen dat het initiatief van de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten aan werknemerszijde zou liggen [in welk laatstgenoemd geval er geen transitievergoeding verschuldigd zou zijn].

De juridische moraal van dit verhaal is dat na een aanbesteding goed moet worden gekeken of er sprake is van een verplichte overname van het personeel. Bijvoorbeeld in het kader van een overgang van onderneming of bijvoorbeeld in het kader van de Wet personenvervoer 2000 of gebaseerd op een CAO. Indien daar sprake van is, zal de verliezer van de aanbesteding veelal geen transitievergoeding verschuldigd zijn aan werknemers die verplicht de overstap naar de nieuwe werkgever maken.

Als een verplichte overstap naar een nieuwe werkgever niet aan de orde is, en een werkgever die de aanbesteding heeft verloren, gaat over tot opzegging van de arbeidsovereenkomsten, moet een transitievergoeding door deze werkgever worden betaald. In het geval een werknemer zijn werk in dezelfde omvang en onder dezelfde arbeidsvoorwaarden kan voortzetten bij de nieuwe werkgever en de opgebouwde rechten van de werknemer gaan mee naar de nieuwe werkgever, zou sprake kunnen zijn van een situatie waar de eerdergenoemde parlementaire geschiedenis op heeft gedoeld en dit zou mogelijk er toe kunnen leiden dat de aanvankelijke werkgever dan toch geen transitie-vergoeding verschuldigd is op het moment van de overstap.

Kortom, er zal in geval van [na] een aanbesteding door zowel verliezer als winnaar, dus door de aanvankelijke werkgever en [hier verondersteld] nieuwe werkgever, beoordeeld moeten worden wat de gevolgen daarvan zijn voor de werknemers van eerstgenoemde die overstappen. Dit ter bepaling of en zo ja wie van deze partijen bij de aanbesteding mogelijk een transitievergoeding aan de werknemers in kwestie verschuldigd zal zijn.
                    [post_title] => Werkgeverswisseling na aanbesteding en de transitievergoeding
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => werkgeverswisseling-aanbesteding-en-transitievergoeding
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-07-05 16:17:23
                    [post_modified_gmt] => 2016-07-05 14:17:23
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9419
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [3] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9406
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2016-06-17 10:04:26
                    [post_date_gmt] => 2016-06-17 08:04:26
                    [post_content] =>  

Als een onderneming geld nodig heeft, dan kan zij een financieringsverzoek bij een bank indienen. De bank zal vervolgens bekijken in hoeverre zij het risico dat zij loopt bij het beschikbaar stellen van de financiering kan afdekken door het verkrijgen van pandrechten of hypotheken. Krijgt de bank het geld niet terug, dan kan zij verhaal nemen op de goederen waarop het pandrecht of hypotheekrecht rust. In de praktijk werd tot voor kort aangenomen dat goederen die de pandgever onder eigendomsvoorbehoud geleverd had gekregen, niet konden worden verpand, zolang de leverancier nog niet was betaald. De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 3 juni 2016 nu geoordeeld dat dit wel mogelijk is. De pandgever moet namelijk als een voorwaardelijk eigenaar worden beschouwd en is ook bevoegd om onder deze voorwaarde een pandrecht te vestigen. De casus was als volgt.

Revadap koopt een teeltsysteem van Meteor voor € 600.000,=. Partijen komen overeen dat Revadap het eigendom pas verkrijgt, zodra de volledige koopsom is betaald. Daarnaast heeft Revadap een financiering bij de Rabobank lopen. De Rabobank heeft als zekerheid voor de verstrekte financiering een pandrecht verkregen op onder meer de huidige en toekomstige zaken waarvan Revadap voorwaardelijk en onvoorwaardelijk eigenaar is. Op het moment dat Revadap failliet wordt verklaard, is door Revadap al een bedrag van € 480.000,= aan Meteor betaald. Vervolgens betaalt Rabobank na faillissement het resterende bedrag, waarmee Revadap eigenaar wordt van het teeltsysteem. Het teeltsysteem wordt vervolgens weer verkocht aan een andere partij en de Rabobank ontvangt de koopsom. De curator vindt vervolgens dat de koopsom grotendeels de boedel toekomt, omdat Revadap eigenaar was. De Rabobank is van mening dat door de betaling van het laatste bedrag Revadap niet alleen eigenaar is geworden, maar ook dat de Rabobank een pandrecht hierop heeft verkregen en zich daarom mag verhalen op de koopsom.

De rechtbank en het gerechtshof geven de curator gelijk. De Hoge Raad doet dit niet. De overdracht van het teeltsysteem onder eigendomsvoorbehoud, maakt Revadap namelijk eigenaar onder de opschortende voorwaarden dat de koopsom wordt betaald. Als voorwaardelijk eigenaar mocht Revadap voor faillissement onder dezelfde voorwaarden (dat er betaald wordt) een pandrecht vestigen op het teeltsysteem. Volgens de Hoge Raad was Revadap voor het faillissement bevoegd om tot vestigen over te gaan. Wanneer na faillissement het laatste bedrag alsnog wordt betaald, vindt er geen leveringshandeling meer plaats en is het voorwaardelijk eigendom onvoorwaardelijk geworden. De bank mag zich vervolgens als pandhouder verhalen op de door haar ontvangen koopsom. De gehele uitspraak is hier te vinden.

Deze uitspraak kan als een belangrijke overwinning voor de financieringspraktijk worden gezien en is ook vanuit economisch oogpunt wenselijk. De gezamenlijke crediteuren zien met deze uitspraak daarentegen een mogelijkheid op verhaal verloren gaan.

 
                    [post_title] => Een pandrecht op voorwaardelijk eigendom
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => voorwaardelijk-pandrecht-op-voorwaardelijk-eigendom-2
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2022-01-03 10:15:56
                    [post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:15:56
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9406
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [4] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9522
                    [post_author] => 19
                    [post_date] => 2016-06-09 16:42:22
                    [post_date_gmt] => 2016-06-09 14:42:22
                    [post_content] =>  

‘Airbnb opent overlastmeldpunt voor buren’ meldt het NRC Handelsblad op 1 juni 2016.[1] Op zich niet verwonderlijk dat er een overlastmeldpunt wordt geopend. Immers, Airbnb is populair en deze populariteit lijkt niet af te nemen. Zo worden ook appartementseigenaren geconfronteerd met Airbnb in hun complex. De vraag is in hoeverre dat mogelijk is. Het is mogelijk, zo blijkt uit de rechtspraak.
  • Airbnb is ongekend populair, een verhuurder verdient gemiddeld € 3.800,= euro per jaar[2]
1. Airbnb vergelijkbaar met hotelexploitatie? Vrij recent op 8 maart 2016 oordeelde de rechtbank Amsterdam over een geschil tussen de VvE en een appartementseigenaar.[3] Het betrof een casus waarin de eigenaar van een verdieping op die verdieping een hotel wilde exploiteren. De VvE komt in het geweer en de eigenaar verzoekt aan de rechter vervangende toestemming voor de bouwplannen. De rechter weigert die machtiging. Als gevolg van de plannen van de eigenaar wordt de woonbestemming van zijn appartement gewijzigd in logies, wordt deze verdieping een uitbreiding van het naastgelegen hotel en verbouwd tot vijf hotelkamers. Verder krijgt de berging bestemming wonen en wordt verbouwd tot woning. De VvE vreest onder meer voor overlast van het hotel voor de bovengelegen verdiepingen, voor waardevermindering van het pand, voor overlast in het trappenhuis door de bewoners van de berging, voor hotelverhuur van de berging als deze gereed is gemaakt voor bewoning en voor overlast van hotelgasten op het aangelegde dakterras. Op deze gronden weigert de rechter de toestemming. Vervolgens wijst de eigenaar op de Airbnb die in hetzelfde complex aanwezig is. De rechter ziet die vergelijking echter niet. Anders dan de eigenaar stelt is exploitatie als hotel niet vergelijkbaar met verhuur via airbnb. Bij verhuur via airbnb blijft immers de woonbestemming in stand en geldt de daaraan verbonden regelgeving, waardoor het potentiële risico op overlast veel kleiner is dan bij hotelexploitatie. 2. Airbnb geen ‘wonen’ maar ‘bedrijfsmatige exploitatie’ Eerder mocht het gerechtshof Arnhem zich al uitlaten over een Airnbnb in een appartementencomplex.[4] In die zaak overweegt het hof dat ‘short stay’ verhuur in strijd is met een woonbestemming. Het tegen betaling aan derden in gebruik geven van een als woning bestemd appartement voor een korte periode, wordt  aangemerkt als bedrijfsmatige exploitatie en niet voor gebruik als woning, hetgeen in strijd is met de splitsingsakte en het bijbehorende reglement en derhalve niet is toegestaan. Conclusie: in het geval van een woonbestemming kan de VvE op goede gronden de Airbnb weigeren. 3. Verzekering bij Airbnb Mocht overigens Airbnb wel toegestaan zijn, dan zijn veel Airbnbverhuurders zich niet bewust van het feit dat zij niet verzekerd zijn tegen brand, schade of ongelukken van hun gasten. Uit veel polisvoorwaarden is gebleken dat tijdelijke verhuur aan toeristen niet is toegestaan. Verzekeraars hebben daar op ingespeeld en is een aparte polis voor Airbnb verhuur. 4. Overheidsregels en Airbnb? Voor verhuurders is ook het bestemmingsplan nog een punt van aandacht. De Raad van State concludeerde eerder[5], dat bij de definitie van woning in een bestemmingsplan veelal een zekere duurzaamheid in het gebruik moet zijn. Het kortstondig recreatief verhuren van de woning werd in strijd met de bestemming “woondoeleinden” geacht en derhalve kon de gemeente tot handhaving over gaan. Conclusie: Airbnb bij ‘woondoeleinden’ levert vaak strijdig gebruik met het bestemmingsplan op. CONCLUSIE Airbnb is enorm populair, maar verhuur is vaak niet zonder risico’s. Ook overheden hebben de toename van het aantal Airbnb’s gezien en – bijvoorbeeld – de gemeente Amsterdam is een soepeler beleid gaan voeren ten aanzien van korte verhuur. Desalniettemin zal er binnen de VvE’s nog de nodige onrust ontstaan wanneer Airbnb’s ook in appartementencomplexen vaker voorkomen. Overlast ligt op de loer en de Splitsingsakte staat vaak in de weg aan verhuur. Rutger Boogers
[1] http://www.nrc.nl/nieuws/2016/06/01/airbnb-opent-overlastmeldpunt-voor-buren
[2] http://www.rtlnieuws.nl/geld-en-werk/airbnb-ongekend-populair-verhuurder-verdient-gemiddeld-3800-euro-jaar
[3] rb. Amsterdam 8 maart 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:1194
[4] gerechtshof Arnhem 10 september 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2857
[5] ABRvS 3 juni 2015, zaaknummer 201408319/1/A1.
[post_title] => VvE en AIRBNB [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => vve-en-airbnb [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-05 16:48:45 [post_modified_gmt] => 2016-07-05 14:48:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9522 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 8606 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-05-10 14:08:54 [post_date_gmt] => 2016-05-10 12:08:54 [post_content] => Bij een meervoudige onderhandse procedure ten behoeve van een aanbesteding staat het de aanbesteder in beginsel vrij zelf de partijen te selecteren die hij tot de procedure wenst toe te laten. Wel geldt dat de beginselen van gelijke behandeling en transparantie door de aanbesteder moeten worden gerespecteerd. Dit leidt ertoe dat de criteria die de aanbesteder hanteert voor zijn selectie wel “objectief” moeten zijn. In een lang aanslepende zaak tussen een logistiek adviesbureau [verder: HLA] en het Kadaster heeft de Hoge Raad op 25 maart 2016 een eindoordeel[1] geveld waarin de grenzen aan de selectievrijheid nog eens zijn verduidelijkt. De feiten in het kort. In 2009 heeft het Kadaster in het kader van een meervoudige onderhandse aanbesteding offertes gevraagd voor de ontwikkeling van een zogenoemde “KLIC-viewer”. Dit is een desktopapplicatie voor ontsluiting van KLIC-gegevens. KLIC-gegevens zijn gegevens omtrent de ligging van kabels en leidingen. Deze uitvraag hield verband met het feit dat met de inwerkingtreding van de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten [WION] op 1 juli 2008, het Kadaster verantwoordelijk was geworden voor de informatie-uitwisseling tussen grondroerders en netbeheerders met betrekking tot ondergrondse netten. Het Kadaster had de uitvraag verzonden aan bedrijven die in het kader van WION-congressen hun interesse voor het project hadden getoond, en als zodanig op een lijst waren geplaatst. HLA stond niet op die lijst. HLA stelde in kort geding dat het Kadaster onrechtmatig had gehandeld door HLA niet uit te nodigen voor de meervoudige onderhandse aanbesteding terwijl het Kadaster wist van de expertise van HLA en nu HLA al een ontwikkelde KLIC-viewer “op de plank had liggen”. HLA stelde dat indien zij was uitgenodigd, zij de opdracht zou hebben verworven en dat zij dus door niet uitgenodigd te zijn door het Kadaster en door het mislopen van de opdracht, omzetschade had geleden. In eerste aanleg werd door de rechtbank voor recht verklaard dat het Kadaster onrechtmatig jegens HLA had gehandeld door na te laten HLA op de hoogte te stellen van de aanbesteding met betrekking tot de KLIC-viewer en het Kadaster werd veroordeeld tot een vergoeding van geleden schade, begroot op 10 miljoen euro. In hoger beroep heeft het Hof de verklaring voor recht dat het Kadaster onrechtmatig ten opzichte van HLA had gehandeld, bekrachtigd. Een en ander gebaseerd op de stelling dat zich hier bijzondere omstandigheden hadden voorgedaan die het niet uitnodigen van HLA onrechtmatig maakte. Daarbij ging het dan vooral om het feit dat het de bedoeling van de uitvraag was dat in beginsel alle potentieel geïnteresseerde IT-bedrijven gelegenheid zouden hebben om een aanbieding te doen en het Kadaster wist dat HLA bij uitstek actief was op het bewuste terrein. Het Hof heeft overigens wel de vorderingen van HLA alsnog afgewezen op de grond dat niet was komen vast te staan dat HLA door het onrechtmatig handelen van het Kadaster schade had geleden. Anders gezegd, HLA had niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de opdracht zou hebben verworven. Het Kadaster gaat in cassatie in verband met de door het Hof bekrachtigde verklaring voor recht dat het Kadaster onrechtmatig had gehandeld. Het Kadaster klaagt erover dat het een aanbesteder vrij staat om bij een meervoudige onderhandse aanbesteding zelf te selecteren wie hij tot de procedure wenst toe te laten en dat de door het Hof genoemde omstandigheden geen bijzondere omstandigheden zijn die meebrengen dat het niet uitnodigen van HLA onrechtmatig was. De Hoge Raad volgt de klacht van het Kadaster. Er wordt vooropgesteld dat het Kadaster niet gehouden was de ontwikkeling van de KLIC-viewer aan te besteden, maar vrijwillig had gekozen voor een meervoudige onderhandse aanbesteding en dat bij zo’n aanbesteding de aanbesteder vrij is in de keuze van degene die hij wenst uit te nodigen voor het doen van een dergelijke aanbieding. Wel brengen de beginselen van gelijke behandeling en transparantie met zich mee dat de aanbesteder zijn selectie van uit te nodigen aanbieders dient op te maken op basis van “objectieve criteria”. Reeds voor de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 2012 [in april 2013] [toe ook onderhavige zaak al was begonnen] golden de beginselen van gelijkheid en transparantie ook al als geldend recht. Daarnaast,  ook voor opdrachten die buiten het toepassingsbereik van de Europese aanbestedingsrichtlijnen vallen gelden de beginselen van gelijkheid en transparantie die voortkomen uit de voor bestuurs-organen reeds geldende algemene beginselen van behoorlijk bestuur. En in  andere gevallen komen de beginselen van gelijkheid en transparantie voort uit de in de pré-contractuele fase geldende maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De “objectieve criteria” die het Kadaster hier heeft gehanteerd, betrof de insteek om alle bedrijven te selecteren die in het kader van WION-congressen daadwerkelijk van hun interesse voor het onderhavige project hadden doen blijken [en als zodanig op een lijst waren geplaatst]. Dit is aldus de Hoge Raad een objectief selectiecriterium waaraan HLA niet voldeed. Dat HLA in het verleden geografische automatiseringssystemen had ontwikkeld ter voorkoming van kabel- en leidingschade en dat het Kadaster HLA uit dien hoofde kende, maakt het vernoemde niet anders. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en wijst de gevorderde verklaring voor recht omtrent de onrechtmatigheid alsnog af. Rik Wevers [1] HR 25 maart 2016, Aequi:NL:HR:2016:503 [post_title] => Meervoudige onderhandse aanbesteding en de selectievrijheid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => meervoudige-onderhandse-aanbesteding-en-de-selectievrijheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-04 21:32:23 [post_modified_gmt] => 2016-07-04 19:32:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8606 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 8569 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-04-12 14:50:10 [post_date_gmt] => 2016-04-12 12:50:10 [post_content] =>   In het Brabants Dagblad van 12 april jl. stond een groot artikel[1] dat aandacht besteedt aan de gegevens die door moderne auto’s worden verzameld. Het gaat hier bijvoorbeeld over het rijgedrag van de bestuurder, zoals de maximum snelheid, de snelheid van optrekken, enzovoorts. Deze gegevens worden vervolgens doorgestuurd naar de fabrikant, mits de auto in verbinding staat met internet. Zo niet, dan worden zij vermoedelijk bij iedere onderhoudsbeurt gedeeld met de fabrikant van de auto. De genoemde gegevens kunnen door de fabrikant onder meer worden gebruikt om de auto veiliger te maken en het geeft bijvoorbeeld ook waardevolle informatie over het daadwerkelijke verbruik van de auto op de weg. Maar het kan bijvoorbeeld ook data verschaffen over files, het weer, de staat van het wegdek, en noem het maar op. Het verzamelen en analyseren van al deze gegevens is een goed voorbeeld van de toepassing van Big Data. Men is het er wel over eens dat de toekomst van de automobiel industrie meer en meer van deze mogelijkheden gebruik zal maken. Het merk Tesla bijvoorbeeld, loopt al langere tijd voorop, door al haar auto’s continu met het internet en dus ook met elkaar in verbinding te laten staan en ook steeds live (software) updates door te voeren zodra deze beschikbaar zijn. Er zijn ook kritische geluiden. Zo zijn bijvoorbeeld verzekeraars al bezig om te bezien of zij door middel van een analyse van de rijstijl (en dus het gevaar) van een verzekerde, kunnen bepalen hoe hoog de polis zou moeten zijn. Het is echter ook geen gekke stap om te bedenken dat ook bijvoorbeeld justitie op basis van de gebruiksgegevens van een auto boetes zou kunnen uitdelen. Er is immers geen makkelijker manier denkbaar om vast te stellen of iemand de maximum snelheid heeft overschreden. De vraag is of het die kant op zal gaan en ook zou moeten gaan, maar feit is dat het technisch gezien zeker mogelijk is. Laatste puntje van aandacht is dat in het genoemde artikel van het Brabants Dagblad werd gesteld dat niemand precies weet welke gegevens worden verzameld en dat de huidige wetgeving hiertoe ook niet voldoet. Ik ben het met dit laatste niet eens. De Wet Bescherming Persoonsgegevens, en om precies te zijn artikel 35 daarvan, biedt immers al aan de betrokkene [de bestuurder van de auto] de mogelijkheid om aan de verantwoordelijke [de autofabrikant] op te vragen welke persoonsgegevens van hem worden verzameld en voor welk doeleinden. De betrokkene kan ook vorderen dat het verzamelen van die gegevens wordt gestaakt. Zelfs een schadevergoeding behoort tot de mogelijkheden. Juridisch gezien kan er dus zeker iets tegen deze verzameling van gegevens gedaan worden, maar de vraag is of dit voldoende zal zijn om de praktijk een halt toe te roepen. Dit nog los van de vraag of we dat überhaupt moeten willen. Tim de Klerck [post_title] => Auto's verzamelen ongemerkt grote hoeveelheden data over de bestuurder [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => autos-verzamelen-ongemerkt-grote-hoeveelheden-data-over-de-bestuurder [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-06-08 13:55:35 [post_modified_gmt] => 2017-06-08 11:55:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8569 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 8567 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-03-22 14:46:31 [post_date_gmt] => 2016-03-22 13:46:31 [post_content] => Op 22 maart jl. heeft de Tweede Kamer het Wetsvoorstel wijziging Aanbestedingswet 2012 aangenomen. In dat kader zijn ook diverse amendementen en moties aangenomen. Zo wordt onder meer de wettelijke verplichting voor het gebruik van de gids Proportionaliteit uitgebreid naar de speciale sector bedrijven. Verder zal de motiveringsplicht ook van toepassing zijn op het criterium “laagste kosten op basis van kosteneffectiviteit”. Ook zullen voor bij nadere regelgeving aan te wijzen categorieën van aanbestedende diensten en soorten van opdrachten, geregeld gaan worden dat het vaststellen van de economisch meest voordelige inschrijving op grond van uitsluitend de laagste prijs of kosteneffectiviteit, niet is toegestaan. Voor meer informatie over wat de nieuwe Aanbestedingswet voor u in de praktijk gaat betekenen, kunt u vrijblijvend contact opnemen met ondergetekende. Rik Wevers [post_title] => Update aanbestedingen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => update-aanbestedingen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-06-15 12:44:41 [post_modified_gmt] => 2016-06-15 10:44:41 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8567 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 8559 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-03-04 14:23:29 [post_date_gmt] => 2016-03-04 13:23:29 [post_content] => Het is een veel voorkomende situatie. Op enig moment wordt een levensverzekering afgesloten en in de polis worden de begunstigden van deze levensverzekering aangewezen door de verzekerde. Maar wat nu als de begunstigden van de levensverzekering conform de polis niet overeenstemmen met de begunstigden van de levensverzekering conform het testament van de overledene? Wie is dan de rechthebbende van op de uitkering van de levensverzekering? Bij de beantwoording van deze vraag is conform het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2012[1] en artikel 7:967 BW niet alleen van belang wat de overledene bij het aangaan van de levensverzekering jegens de verzekeraar te kennen heeft gegeven. Er dient mede gelet te worden op de bedoeling van de erflater, die blijkt uit zijn verklaringen en gedragingen daarbuiten. Dat geldt ook in het geval die verklaringen en gedragingen niet jegens de verzekeraar zijn afgelegd of hebben plaatsgevonden. In een recent arrest van de Rechtbank Noord-Holland van 7 oktober 2015[2] stond deze vraag opnieuw centraal. Een man heeft bij een aanvulling op zijn testament zijn kinderen onterfd en zijn partner, met wie hij een samenlevingscontract was aangegaan, tot enig erfgenaam benoemd. Conform de polis van de levensverzekering was de man echter als eerste begunstigde van de levensverzekering aangewezen. Die aanwijzing is met het overlijden van de man komen te vervallen. Aangezien de man ten tijde van zijn overlijden niet gehuwd was, hij woonde enkel samen, vervalt ook de onder punt 2 van de polis aangewezen begunstigde [zijn weduwe] en komt de uitkering op de polis toe aan de onder punt 3 van de polis aangewezen begunstigden: zijn kinderen. De partner van de overleden man vordert dat zij dient te worden aangemerkt als enige begunstigde met betrekking tot de levensverzekering van de man. Zij legt hieraan ten grondslag dat de kinderen geen recht hebben op de uitkering uit de levensverzekering, nu de bedoeling van de man ter zake de begunstiging van de levensverzekering niet in overeenstemming is met de begunstiging conform de polis. De Rechtbank Noord-Holland besliste als volgt. Op grond van artikel 7:975 BW is een levensverzekering een in verband met het leven of de dood gesloten sommenverzekering. De artikelen 7:966 lid 1 en 7:974 BW schrijven voor dat bij een sommenverzekering de aanwijzing van een begunstigde plaatsvindt door een schriftelijke mededeling aan de verzekeraar. Dit betreffen dwingendrechtelijke bepalingen, waarvan derhalve niet kan worden afgeweken. De aanwijzing van de begunstigde is voorts een uitsluitende bevoegdheid van de verzekeringsnemer. Conform het arrest van de Hoge Raad d.d. 21 september 2012 is er derhalve sprake van een eenzijdig karakter van de aanwijzing van de begunstigde van de levensverzekering. Om die reden dient in de eerste plaats te worden nagegaan wat de bedoeling is geweest van de verzekeringsnemer bij de aanwijzing en dat bij de vaststelling van die bedoeling mede gelet wordt op eventuele verklaringen en gedragingen van de verzekeringsnemer, buiten deze schriftelijke mededeling. Het gaat derhalve om de bedoeling, verklaringen en gedragingen van de verzekeringsnemer ten tijde van de aanwijzing van de begunstigde. De man heeft de polis en de begunstigden van zijn levensverzekering na 2003 niet meer gewijzigd. Eventuele intenties van de man om de begunstiging op de polis nadien aan te passen, welke voortvloeien uit het testament van de man, zijn voor de beantwoording van de vraag wie de begunstigde is op de uitkering uit de levensverzekering niet relevant. Dat de man bij het aangaan van de levensverzekering een andere bedoeling heeft gehad dan het aanwijzen van de huidige begunstigden is in dit geval niet gesteld en ook niet gebleken. De vraag wie de rechthebbende is op de uitkering uit de levensverzekering van de man dient derhalve enkel te worden beoordeeld aan de hand van de polis. Nu er ten tijde van het overlijden van de man geen sprake was van een weduwe [omdat de man enkel samenwoonde en niet gehuwd was met zijn partner] en daarna als begunstigden de kinderen van de man worden genoemd, is de Rechtbank van oordeel dat de kinderen de begunstigden van de levensverzekering zijn en dus de rechthebbenden op de uitkering daarvan. Mocht u derhalve van plan zijn om uw testament te wijzigen, bent u zich er dan van bewust dat dit niet automatisch gevolgen heeft voor de begunstigden van uw levensverzekering, die u eerder in uw polis als begunstigden heeft aangewezen. Indien u uw begunstigden van uw levensverzekering wenst te wijzigen, dient u naast uw testament, ook uw polis te wijzigen en derhalve uw wijziging door te geven aan uw verzekeraar.

[1] HR 21 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6728.
[2] Rb. Noord-Holland 7 oktober 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:8460.
[post_title] => Wie is na overlijden de begunstigde van de levensverzekering? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wie-is-na-overlijden-de-begunstigde-van-de-levensverzekering [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-07-28 14:26:35 [post_modified_gmt] => 2021-07-28 12:26:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8559 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 8556 [post_author] => 19 [post_date] => 2016-02-25 14:19:48 [post_date_gmt] => 2016-02-25 13:19:48 [post_content] => Het Gerechtshof Den Haag heeft op 19 januari 2016 een voor de praktijk interessant arrest gewezen over een appartementseigenaar die zijn appartement had ondergesplitst in drie units. Deze units werden vervolgens aan drie huurders verhuurd. De VvE stelt zich op het standpunt dat dit ontoelaatbaar is en strijd oplevert met het splitsingsreglement. Het Gerechtshof stelt de VvE in het gelijk. De uitspraak Het Gerechtshof stelt vast dat het besluit van de VvE er in feite op neerkomt dat appellante op grond van artikel 17 lid 1 van het splitsingsreglement de unitsgewijze ingebruikgeving van het appartement dient te beëindigen bij vertrek van de huurder(s). Voorop wordt gesteld dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad bij de uitleg van notariële leverings- en vestigingsakten betreffende registergoederen een objectieve maatstaf geldt. Dat geldt dus ook voor het splitsingsreglement. De ratio moet worden gezocht in het voor registergoederen geldende stelsel van publiciteit en de betrouwbaarheid van de openbare registers. In het verlengde van deze ratio moet worden aangenomen dat bij de uitleg van leverings- en vestigingsakten een beperking geldt ten aanzien van de in aanmerking te nemen gegevens: deze zullen objectief dat wil zeggen voor derden] uit dan wel aan de hand van de ingeschreven akte kenbaar moeten zijn. Volgens deze maatstaf moeten de bewoordingen “slechts in zijn geheel in gebruik geven” in artikel 17 lid 1 van het splitsingsreglement naar het oordeel van het hof aldus worden uitgelegd dat het appartement één geheel moet blijven en slechts als één geheel in gebruik mag worden gegeven en dus niet in delen of units in gebruik mag worden gegeven Wat betekent dit voor de praktijk? Het in units ondersplitsten van een appartement levert strijd op met het splitsingsreglement en is dus niet toegestaan. Het verhuren van een appartement een één huurder is dus wel toegestaan, omdat het appartement dan in het geheel in gebruik wordt gegeven aan een huurder. Rutger Boogers [post_title] => Unitsgewijze verhuur van appartement niet toegestaan [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => unitsgewijze-verhuur-van-appartement-niet-toegestaan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 14:43:45 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 12:43:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8556 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 9518 [post_author] => 6 [post_date] => 2016-06-27 16:33:13 [post_date_gmt] => 2016-06-27 14:33:13 [post_content] =>   united kingdom exit from europe relative image   Nu de Britten de EU gaan verlaten is het de vraag wat dit gaat betekenen voor de bescherming, gebruik en exploitatie van intellectuele eigendomsrechten (IP). Moeten licentie / distributieovereenkomsten worden aangepast? Moet naast een Uniemerk (zoals we sinds kort Europese / gemeenschapsmerken noemen) een UK merkregistratie worden gevestigd? Kunnen Nederlandse vonnissen nog in de UK ten uitvoer worden gelegd? In dit artikel zal ik aangeven welke actie is vereist om IP te beschermen. Algemeen Binnen de EU is een interne markt gecreëerd waar een vrij verkeer van goederen en diensten geldt. Nationale wetgeving, ook op het gebied van IP, mag geen barrière creëren voor de handel tussen lidstaten. Daarom staat EU regelgeving in hiërarchie boven nationale wetgeving. Bij de toepassing van nationale wetgeving moeten rechters, ook wanneer partijen er geen beroep op doen, EU regelgeving voorrang geven. Om de handel binnen de interne markt te bevorderen is er een Uniemerk (tot 23 maart jl. Gemeenschapsmerk genoemd), een geregistreerd gemeenschapsmodel en een niet-geregistreerd gemeenschapsmodel. Verder krijgen we in 2017 eindelijk een unie octrooi (genaamd: unitair octrooi). De nationale merken en modellen zijn blijven bestaan maar mogen geen onnodige handelsbelemmeringen opwerpen. Het nationale merken / modellenrecht wordt uitgelegd in overeenstemming met EU merken- en modellen regelgeving. Nu de Britten hebben gekozen voor "leave" zal de procedure van artikel 50 van het EU Verdrag (Verdrag van Lissabon) moeten worden gevolgd. Uiterlijk binnen een periode van twee jaar zullen de voorwaarden overeengekomen moeten worden voor het uittreden van de UK. Vergelijk dit met een convenant bij het ontbinden van een huwelijksgoederengemeenschap. In dit 'handelakkoord' zullen de voorwaarden worden vastgelegd waaronder de UK en de EU handel drijven. Zo'n akkoord heeft de EU ook met andere landen zoals onder ander Noorwegen en Zwitserland. Nederland heeft zo'n handelsverdrag met Oekraïne net weggestemd. Of en onder welke voorwaarden zo'n handelsverdrag met de UK er komt is onzeker en onduidelijk. In een dergelijk handelsverdrag zullen waarschijnlijk ook afspraken worden vastgelegd over IP gerelateerde onderwerpen. Uniemerk / gemeenschapsmodel Met een Uniemerk / gemeenschapsmodel heeft de houder een exclusief recht voor alle landen van de Europese Unie. Wanneer de UK uit de EU treedt dan betekent dit dat een Uniemerk / gemeenschapsmodel vanaf dat moment geen bescherming meer biedt in de UK. Het is nog onduidelijk of bestaande registraties makkelijk kunnen worden omgezet in een UK registratie. Wanneer dat niet kan dan zal een houder een nieuw UK merk / modelrecht moeten aanvragen. Voor een modelrecht is dat een probleem omdat dit nieuw moet zijn ten tijde van de aanvraag. Bij een nieuwe merkregistratie kan een probleem ontstaan wanneer bestaande UK merkhouders van een merk dat lijkt op het te registeren merk bezwaar maken tegen de registratie. Afhankelijk van de bekendheid van het merk in de UK kan daar met een beroep op inburgering of voorgebruik doeltreffend verweer tegen worden gevoerd. Actie: degene die nu nog geen UK merkregistratie heeft en alleen een Uniemerk heeft doet er verstandig aan tijdig een UK merkregistratie aan te vragen. Verder kan er een verschil gaan ontstaan in de uitleg van UK IP regelgeving en EU IP regelgeving. Zo worden er regelmatig door nationale rechters vragen aan het EU Hof van Justitie gesteld over de uitleg van begrippen. Zo zijn er bijvoorbeeld uitspraken over wanneer een merk een "bekend merk" is. De EU uitspraken zijn ook richting gevend voor nationale merken. UK rechters zijn na het uittreden niet meer gebonden aan uitspraken van EU rechters en dat kan leiden tot een andere uitleg. En dat kan weer leiden tot onduidelijkheid bij het gebruik van merken / modellen in de EU en de UK. Wat in de UK wel of niet mag zou anders kunnen zijn in de EU. Het is nog onduidelijk of brexit gevolgen zal hebben voor het akkoord wat eindelijk is bereikt over het unitair octrooi. Met een unitair octrooi verkrijgt de octrooihouder een octrooi in de gehele EU (uitgezonderd Spanje en Kroatië). Omdat alleen EU lidstaten deel kunnen nemen zal de UK hier niet aan kunnen deelnemen. Brexit heeft in ieder geval gevolgen voor de handhaving van IP rechten in en buiten de UK. Nu is het mogelijk dat een nationale rechter een uitspraak doet die ook in andere lidstaten ten uitvoer kan worden gelegd. Dat is handig en efficiënt bij inbreuken. Inbreuken zijn vaak niet beperkt tot één lidstaat. Na de brexit zal er meer geprocedeerd moeten worden met het risico van verschillende uitkomsten van de procedure in de EU en de UK. Licenties In een licentieovereenkomst kan zijn bepaald dat een licentienemer het recht krijgt om IP (en know how) te gebruiken in de landen van de Europese Unie. In dat geval is het gebied (territory) gedefinieerd als 'Europese Unie'. In een uitzonderingsgeval zijn landen van de Europese Unie expliciet benoemd. Wanneer de UK uit de Europese Unie treedt behoort het vanaf dat moment niet meer tot de Europese Unie en zou de UK vanaf dat moment dus niet meer tot het gebied behoren waar de licentienemer gebruiksrechten heeft gekregen. Actie: in een addendum bij een licentieovereenkomst dienen partijen nadrukkelijk afspraken te maken over uitbreiding van het gebied waardoor (expliciet) ook de UK tot het gebied gaat behoren. In veel overeenkomsten is bepaald dat aanpassingen / aanvullingen schriftelijk dienen te worden vastgelegd en ondertekend door de daartoe bevoegde personen. Alleen dan is de aanpassing/aanvulling rechtsgeldig. Dit betekent dat een email vastlegging van nieuwe afspraken waarschijnlijk dus niet voldoende is om rechtsgeldig te zijn. Distributie, agentuur  De regelgeving voor diverse vormen van een verticale overeenkomst ( distributie, franchise, exclusieve afname, etc) is bepaald door een Europese verordening (rechtstreeks van toepassing en dus vergelijkbaar met een nationale wet; bv verticale overeenkomsten, voedselveiligheid) of een Europese richtlijn (die in nationale wetgeving moet worden omgezet waardoor tussen lidstaten verschillen kunnen bestaan: bv agentuur). Door het uitreden van de UK zal nationale UK regelgeving mogelijk aangepast worden waardoor afgeweken wordt van EU regelgeving. De uitleg van het recht wordt, wanneer het is gebaseerd op EU regelgeving, in hoogste instantie bepaald door de Europese gerechten ( Gerecht van Eerste Aanleg en Hof van Justitie EU). Met het uittreden uit de EU worden uitspraken van deze gerechten in de UK niet meer bindend. Tenuitvoerlegging  In een aantal verdragen zijn afspraken gemaakt over de betekening in lidstaten, de erkenning van uitspraken van rechters in andere lidstaten en het recht dat van toepassing is (wanneer partijen daar geen afspraak over hebben gemaakt). Door het uittreden van de UK betekent dit dat deze verdragen niet langer werking hebben in de UK en met UK partijen. Zoals eerder aangegeven zal de uitleg van regelinggeving uiteen gaan lopen. Dit betekent dat de uitleg van regels over merken, distributie, agentuur, alleenverkoop, etc. uiteen zullen gaan lopen. Dit betekent dat bedrijven die zaken doen met UK bedrijven vaker dan nu (ook) een beroep zullen moeten doen op UK advocaten. Voor UK bedrijven zal gelden dat zij vaker (ook) een beroep zullen moeten doen op EU advocaten. Actie: wanneer in een overeenkomst is gekozen voor Engels recht dan zou dit heroverwogen moeten worden. De rechtsontwikkeling van het Engels recht zal anders gaan lopen dan het Nederlands / Europees recht. Conclusie  Bedrijven die IP rechten hebben die ook werking moeten hebben in de UK zouden moeten inventariseren wat voor IP zij hebben en of actie is vereist om deze rechten te behouden in de UK. Wanneer in een overeenkomst is gekozen voor Engels recht dan zou overwogen moeten worden om dit aan te passen nu, waarschijnlijk, de rechtsontwikkeling van de UK een andere gaat worden dan die in Nederland en de EU. Wanneer in een overeenkomst 'de Europese Unie' als gebied is genoemd waar rechten van toepassing zijn, dan zou dit in een addendum bij de overeenkomst aangepast moeten worden. [post_title] => Brexit vereist actie voor houders IP (merken, octrooien, etc) [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => brexit-vereist-actie-houders-ip-merken-octrooien [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-12 09:31:40 [post_modified_gmt] => 2016-07-12 07:31:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9518 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1300 [max_num_pages] => 130 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 16276edf3807bea037d1667413cf69b6 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
    Nu de Britten de EU gaan verlaten is het de vraag wat dit gaat betekenen voor de bescherming, gebruik en exploitatie van intellectuele eigendomsrechten (IP). Moeten licentie /...
Lees meer
Wanneer u tijdens het jaarlijkse functioneringsgesprek nietsvermoedend een vaststellingsovereenkomst onder uw neus geschoven krijgt, kan er paniek ontstaan. Dat snap ik. Wat nu? Moet u akkoord gaan met ontslag? Wat...
Lees meer
  Uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland van 25 mei 2016 [ECLI:NL:RBMNE:2016:2901]. Feiten: Een taxibedrijf verliest een onderhandse aanbesteding. Het taxibedrijf staakt hierdoor haar bedrijfsactiviteiten en vraagt [en krijgt] toestemming...
Lees meer
  Als een onderneming geld nodig heeft, dan kan zij een financieringsverzoek bij een bank indienen. De bank zal vervolgens bekijken in hoeverre zij het risico dat zij loopt bij...
Lees meer
  ‘Airbnb opent overlastmeldpunt voor buren’ meldt het NRC Handelsblad op 1 juni 2016.[1] Op zich niet verwonderlijk dat er een overlastmeldpunt wordt geopend. Immers, Airbnb is populair en deze...
Lees meer
Bij een meervoudige onderhandse procedure ten behoeve van een aanbesteding staat het de aanbesteder in beginsel vrij zelf de partijen te selecteren die hij tot de procedure wenst toe te...
Lees meer
  In het Brabants Dagblad van 12 april jl. stond een groot artikel[1] dat aandacht besteedt aan de gegevens die door moderne auto’s worden verzameld. Het gaat hier bijvoorbeeld over het...
Lees meer
Op 22 maart jl. heeft de Tweede Kamer het Wetsvoorstel wijziging Aanbestedingswet 2012 aangenomen. In dat kader zijn ook diverse amendementen en moties aangenomen. Zo wordt onder meer de wettelijke...
Lees meer
Het is een veel voorkomende situatie. Op enig moment wordt een levensverzekering afgesloten en in de polis worden de begunstigden van deze levensverzekering aangewezen door de verzekerde. Maar wat nu...
Lees meer
Het Gerechtshof Den Haag heeft op 19 januari 2016 een voor de praktijk interessant arrest gewezen over een appartementseigenaar die zijn appartement had ondergesplitst in drie units. Deze units werden...
Lees meer