WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 98
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 98
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] => all
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1465
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 970, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 18107
[post_author] => 16
[post_date] => 2019-08-29 17:14:23
[post_date_gmt] => 2019-08-29 15:14:23
[post_content] => Je stapt als passagier in bij een bestuurder waarvan je weet dat hij geen rijbewijs heeft. De bestuurder veroorzaakt een ongeval en je loopt als passagier letsel op. Krijg je je volledige letselschade vergoed?
Casus
Een vrouw stapt bij haar vriendin in de auto waarvan zij wist dat deze vriendin geen rijbewijs had. De vriendin veroorzaakt een ongeval. De passagiere liep ernstig letsel op o.a. breuk in de kaak en rib, hersenschudding, longkneuzing en een beschadiging van de halsslagader.
Zij heeft de verzekeraar van de auto aansprakelijk gesteld en vordert 100% van haar schade. De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat er sprake is van eigen schuld. De vrouw had nl. bewust het risico genomen om mee te rijden met iemand zonder rijbewijs.
Recht op schadevergoeding letsel van de passagier
Een passagier heeft altijd recht op schadevergoeding wanneer hij/zij letsel oploopt door een auto ongeluk. De WA verzekering van de auto waarin hij/zij inzat dekt de letselschade. Mogelijk is het ongeval veroorzaakt door iemand anders dan is deze aansprakelijk voor uw letselschade.
Als er discussie is over de aansprakelijkheid tussen de bestuurder waarde passagier inzat en een ander motorrijtuig dan kan de passagier een beroep doen op de schuldloze derde regeling. De verzekeraar van de bestuurder zal dan de schade van de passagier toch regelen en eventueel verhalen op de uiteindelijk aan te wijzen aansprakelijke.
Uitzonderingen op deze regeling
- De passagier is bewust meegereden met een dronken bestuurder
- De passagier heeft geen gordel gedragen en is dan deels schuldig aan de ernst van de verwondingen
- De passagier stapt in bij een bestuurder die geen rijbewijs heeft.
Veelal vindt er dan een korting van 50% plaats op de letselschadevergoeding.
Terug naar de casus
Op basis van het bovenstaande zou de vrouw [als passagier] niet haar volledige letselschade vergoed krijgen. De rechter heeft in deze kwestie echter anders beslist.
De rechter is van mening dat het de passagier te verwijten valt dat zij haar vriendin toch liet rijden. Aangenomen mag worden dat het ontbreken van het rijbewijs tot op zekere hoogte heeft bijgedragen aan het ongeval. In welke mate de onervarenheid heeft bijgedragen aan het ongeval staat echter niet vast.
Volgens de rechter is niet aangetoond dat er roekeloos of zelfs onvoorzichtig is gereden. Bovendien vinden op de betreffende dijk in Culemborg vaker eenzijdige ongevallen plaats. Volgens de rechter kan de bijdrage van de bijrijder in de mate van schuld op niet meer dan 10% worden gesteld.
Conclusie
Uit de uitspraak blijkt dat het feit dat je meerijdt met een bestuurder zonder rijbewijs niet automatisch betekent dat je niet je volledige schade vergoed krijgt. Er moet ook worden gekeken naar de causaliteit. In dit geval;
Heeft de onervarenheid van de bestuurster daadwerkelijk aan het ongeval bijgedragen?
Dit kan niet bevestigd worden. Waarna de rechter komt tot een eigen schuld van 10% voor de passagier en dus schadevergoedingsplicht voor de verzekeraar van 90%. Vanwege de ernst van het letsel is dit opgehoogd tot 100%. De passagier krijgt dus haar volledige schade vergoed.
Dit artikel is gepubliceerd in De Uitstraling Oisterwijk, september 2019

[post_title] => Meerijden met bestuurder zonder rijbewijs
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => meerijden-met-bestuurder-zonder-rijbewijs
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:52:59
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:59
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=18107
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 18045
[post_author] => 26
[post_date] => 2019-08-23 10:02:27
[post_date_gmt] => 2019-08-23 08:02:27
[post_content] => Sinds juli 2018 konden kleine ondernemers al terecht bij Kifid met klachten over een geldlening of een kredietfaciliteit die was aangegaan bij een bank. Sinds 1 juli 2019 kunnen kleine ondernemers ook terecht bij Kifid voor klachten over financieringen die zij zijn aangegaan bij niet-bancaire financiers. Deze klachten kunnen bijvoorbeeld zien op een rentewijziging, wijziging van de voorwaarden of een kredietopzegging.
Voorwaarden
Om in aanmerking te komen voor geschilbeslechting door Kifid gelden de volgende spelregels:
- het moet gaan om een kleine ondernemer of ZZP-er, waarbij de omzet niet hoger mag zijn dan vijf miljoen euro per jaar;
- de financiering moet zijn verstrekt door een nieuwe financier die de Gedragscode MKB Financiers heeft ondertekend, een eigen klachtenregeling heeft en zich bindend aansluit bij Kifid;
- de financiering moet na 1 juli 2019 zijn aangevraagd.
Kosten
Wanneer een kleine ondernemer een klacht indient bij Kifid dan is de ondernemer een bijdrage verschuldigd van € 250,-. Gaat de ondernemer in hoger beroep bij Kifid dan is een bijdrage verschuldigd van € 500,-.
Bindende uitspraak
Kifid kan in bindende uitspraak maximaal een bedrag van € 250.000,- toewijzen aan een ondernemer aan geleden schade. Dit bedrag geldt overigens ook bij procedures bij Kifid ten aanzien van klein zakelijke financiering door banken. Hogere bedragen kunnen ook worden toegewezen, maar in dat geval is de uitspraak niet bindend. De financier hoeft de uitspraak dan dus niet op te volgen.
Reglementen
De reglementen voor geschilbeslechting alternatieve financiering met daarin alle voorwaarden zijn te vinden op de website van Kifid. Voor het Reglement Geschillencommissie Kifid klik
hier. Voor het Reglement Commissie van Beroep klik
hier.
Seminar ‘Investeren 2.0’
Op dinsdag 19 november 2019 organiseert BG.legal een
seminar over alternatieve manieren van investeren en financieren. Hoe werkt dit
‘nieuwe’ financieren en investeren? Wat komt daarbij kijken? En is het allemaal wel zo nieuw en anders? Ook voor het MKB? Deze en andere vragen zullen aan bod komen tijdens het seminar, waarbij onder meer een
paneldiscussie plaats zal vinden onder leiding van
Theo Verbruggen. Voor meer informatie en om aan te melden klik
hier.
[post_title] => Kifid voortaan ook voor klachten alternatieve financiering
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => kifid-voortaan-ook-voor-klachten-alternatieve-financiering
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-02 10:00:54
[post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:00:54
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=18045
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 18018
[post_author] => 19
[post_date] => 2019-08-21 09:31:11
[post_date_gmt] => 2019-08-21 07:31:11
[post_content] => De Raad van State heeft op
7 augustus jl. geoordeeld dat de kruimelgevallenregeling ook van toepassing is op het samenvoegen van panden. Er kan op grond van artikel 4, onderdeel 9, van het Bor dus een vergunning verleend worden. Dat is in de praktijk van grote betekenis. Op grond hiervan kan een uitgebreide en kostbare procedure worden voorkomen. Er geldt wel één grote beperking.
Wat was de casus
De casus was vrij eenvoudig. Nieuwezijds is eigenaar van twee naast elkaar gelegen panden aan de Westermarkt in Amsterdam. In beide panden zijn horeca op de begane grond en woningen op de verdieping aanwezig. De vorige eigenaar heeft de panden een aantal jaren geleden zonder de daartoe vereiste omgevingsvergunning verbouwd en samengevoegd. Die samenvoeging is aan de voorzijde niet zichtbaar. Deze samenvoeging is in strijd met het bestemmingsplan.
De gemeente treedt hiertegen handhavend op. Een last onder dwangsom volgt. Nieuwezijds stelt in de handhavingsprocedure dat er een van rechtswege verleende vergunning is verleend. Wat had hij gedaan? Tegelijkertijd met de zienswijze tegen de last onder dwangsom, een vergunning aangevraagd. De gemeente stelt dat die vergunning niet van rechtswege is verleend. Waarom niet? Omdat volgens de gemeente niet de reguliere maar de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. De gemeente stelde dat artikel 4 van het Bor hier niet van toepassing was. In het geval waarin de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, kan een vergunning niet van rechtswege zijn verleend.
Wat zegt de hoogste bestuursrechter?
Artikel 4, aanhef en onderdeel 9, bijlage II van het Bor staat niet in de weg aan het samenvoegen van twee panden. Er geldt wel een beperking: de bebouwde oppervlakte en het bouwvolume mag niet worden vergroot. Onder bebouwde oppervlakte en het bouwvolume wordt de omvang van het gebouwde verstaan. Niet relevant is of de omvang van het gebruik naar oppervlakte of inhoud wijzigt. Vergroting van het bouwvolume heeft met andere woorden enkel betrekking op een toename van de fysieke bebouwing.
In dit geval was de samenvoeging enkel een inpandige ingreep. De oppervlakte van het volume van beide panden bleef gelijk. Dat door de doorbraken toegang van het ene naar het andere pand ontstaat, leidt niet tot een ander oordeel. Het standpunt van het college dat artikel 4 niet van toepassing is omdat het gaat om apart van elkaar opgerichte gebouwen, die geen bouwkundige eenheid vormen, wordt niet gevolgd.
Nu artikel 4 van bijlage II van toepassing is, is ook de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Daarmee is de vergunning dus van rechtswege verleend.
Relevantie voor de praktijk
Voor de praktijk is deze
uitspraak relevant. Zolang een samenvoeging niet leidt tot een vergroting van het bouwvolume, kan via de reguliere procedure een
vergunning worden verkregen. Dat is sneller en in de regel ook goedkoper. Het gaat hier om twee panden, maar voorstelbaar is dat het om meer panden gaat. Dat het gebruik naar oppervlakte of inhoud wijzigt is daarbij niet van belang. Ook hoeven de panden geen bouwkundige eenheid te vormen.
[post_title] => Samenvoegen van panden als ‘kruimelgeval’
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => samenvoegen-van-panden-als-kruimelgeval
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-12-22 15:10:22
[post_modified_gmt] => 2021-12-22 14:10:22
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=18018
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 17995
[post_author] => 6
[post_date] => 2019-08-20 13:19:59
[post_date_gmt] => 2019-08-20 11:19:59
[post_content] => Het bijhouden van een goede administratie is van groot belang voor ondernemingen. De verwerking van persoonsgegevens is daarbij onvermijdelijk. Maar persoonsgegevens mogen niet voor onbeperkte duur worden bewaard. Daarvoor gelden specifieke (privacy)regels. De praktijk wijst uit dat ondernemingen vaak geen kennis hebben van de bewaartermijnen.
Algemeen uitgangspunt
De
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de
Nederlandse Uitvoeringswet daarvan noemen geen concrete termijnen voor het bewaren van persoonsgegevens. Wel bevat de (U)AVG een algemeen uitgangspunt. Namelijk dat persoonsgegevens niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij in eerste instantie worden verwerkt.
Hoe lang persoonsgegevens dan precies bewaard mogen worden, moet per geval worden beoordeeld.
Specifieke termijnen
Hoewel de (U)AVG geen concrete bewaartermijnen noemt, zijn deze er vaak wel, verdeeld in
minimum- en maximum bewaartermijnen. Deze termijnen zijn namelijk opgenomen in andere wetten. Wetten die niet per se met privacy te maken hebben, maar bijvoorbeeld met vastgoed of het arbeidsrecht. Daar kunnen wij je over informeren, bijvoorbeeld in verband met de persoonsgegevens van werknemers die zijn opgeslagen in personeelsdossiers.
Personeelsdossier
Het meest concrete voorbeeld is het personeelsdossier. Zo mogen de gegevens van een sollicitant
maximaal vier weken worden bewaard, tenzij de sollicitant toestemming heeft gegeven om de gegevens langer te bewaren. Die toestemming is vervolgens maar één jaar geldig. Na dat jaar moet opnieuw toestemming worden gevraagd.
Arbeidsovereenkomsten, functionerings- en beoordelingsverslagen, gegevens over salarisverhoging en dergelijke mogen
maximaal twee jaar bewaard worden. Deze termijn vangt aan na het einde van het dienstverband.
Daarnaast dient de (fiscale) salarisadministratie
ten minste zeven jaar te worden bewaard op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Daarentegen heeft een kopie van het identiteitsbewijs van de werknemer een maximale bewaartermijn van
vijf jaar op grond van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011.
Indien er voor bepaalde documenten geen wettelijke bewaartermijn geldt, dan zijn de algemene uitgangspunten van de (U)AVG van toepassing: bewaar de persoonsgegevens niet langer dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor de gegevens worden verwerkt.
Compleet overzicht bewaartermijnen
Het voorgaande is slechts een greep uit de bewaartermijnen waar een ondernemer rekening mee moet houden. Zo gelden er ook bewaartermijnen voor persoonsgegevens van ingehuurd personeel, of personeel dat afkomstig is van buiten de Europese Economische Ruimte.
Vijf tips
Wij helpen je graag de weg te vinden in de wirwar van wettelijke bewaartermijnen en verplichtingen. Zo hebben wij bij BG.legal een compleet overzicht van alle wettelijke bewaartermijnen, inclusief toelichting daarop.
Vul onderstaand je gegevens in en ontvang dit overzicht met de vijf stappen die helpen om te kunnen vaststellen welke bewaartermijnen in de praktijk gelden.
Neem bij vragen gerust contact met ons op!
Jos van der Wijst
Vul onderstaand formulier in en ontvang een handig overzicht met de vijf stappen die helpen om te kunnen vaststellen welke bewaartermijnen in de praktijk gelden.
[post_title] => 5 TIPS: Wettelijke bewaartermijnen van persoonsgegevens
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bewaartermijnen-van-persoonsgegevens
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-09-07 11:12:30
[post_modified_gmt] => 2022-09-07 09:12:30
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=17995
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 17983
[post_author] => 26
[post_date] => 2019-08-19 09:23:31
[post_date_gmt] => 2019-08-19 07:23:31
[post_content] => We zijn al snel geneigd om te denken dat het voeren van dezelfde handelsnaam niet kan. Gebruikt organisatie A een handelsnaam? Dan kan organisatie B niet precies dezelfde naam gebruiken. Doet organisatie B dat toch, dan levert dat al snel een inbreuk op het
handelsnaamrecht op.
Maar dat
hoeft niet altijd zo te zijn. Hoe dat kan leg ik je uit.
WOW
Als voorbeeld neem ik de recente WOW-
uitspraak. Eisende partij in deze zaak is Stichting WOW. Stichting WOW heeft een woord- en beeldmerk geregistreerd bij het BBIE.

In deze zaak spreekt Stichting WOW gedaagde WOW Lijnbaan B.V. aan. WOW Lijnbaan gebruikt haar handelsnaam op verschillende manieren. Wat in ieder geval duidelijk is, is dat zij telkens het woord “WOW” gebruikt:

De vraag is of WOW Lijnbaan hierdoor een inbreuk maakt op het merken- en handelsnaamrecht van Stichting WOW.
Omdat de naam van gedaagde (in ieder geval gedeeltelijk) hetzelfde is als die van eiser, zijn we geneigd om te denken dat er sprake is van een inbreuk. Maar de rechter vindt van niet. Hoe komt dat?
Handelsnaam
Uitgangspunt is dat een organisatie geen handelsnaam mag voeren die op dat moment
al in gebruik is. Op dit uitgangspunt zijn uitzonderingen gemaakt, maar daar ga ik nu verder niet op in.
De rechter oordeelt in deze zaak dat er geen verwarring bij het relevante publiek wordt veroorzaakt. De partijen bedienen allebei een ander
geografisch gebied. Stichting WOW is gevestigd in Rotterdam. WOW Lijnbaan is gevestigd in Amsterdam. Dat WOW Lijnbaan ook het plan heeft om een vestiging in Rotterdam te openen, maakt volgens de rechter niet uit.
Merkinbreuk
Is er dan wel sprake van een inbreuk op het WOW-merk? Nee. De rechter oordeelt dat het gebruik van WOW weinig onderscheidend vermogen met zich meebrengt. Het is
niet erg creatief. En dus is de beschermingsomvang klein.
Maar dat is niet het enige wat relevant is in deze zaak. De rechter overweegt ook dat het gebruik van de WOW-tekens door partijen
niet identiek is. Er zitten verschillen in het gebruik. Bijvoorbeeld omdat WOW Lijnbaan WOW bijna altijd gebruikt in combinatie met de woorden “burgers & fries”.
Ook acht de rechter het onaannemelijk dat het publiek zal denken dat de tekens van WOW lijnbaan afkomstig zijn van Stichting WOW. Dus dat partijen in deze zaak door elkaar worden gehaald.
Vergissing in de afkomst van de WOW-tekens sluit de rechter uit. En dus is er ook geen merkinbreuk.
Conclusie
Hoe origineler de handelsnaam, hoe beter. Creatieve handelsnamen hebben een grotere beschermingsomvang. Toch kunnen ook niet-creatieve namen worden beschermd. Maar als er dan sprake is van een ander geografisch gebied en een ander soort gebruik van de naam, kan deze bescherming toch worden omzeild.
Mocht je het leuk vinden om meer te lezen over handelsnamen,
volg mij dan op LinkedIn. Hier plaats ik regelmatig korte updates over spraakmakende zaken.

[post_title] => Dezelfde handelsnaam maakt toch geen inbreuk. Hoe kan dat?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => dezelfde-handelsnaam-maakt-toch-geen-inbreuk-hoe-kan-dat
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:53:00
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:00
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=17983
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 17977
[post_author] => 10
[post_date] => 2019-08-15 14:40:49
[post_date_gmt] => 2019-08-15 12:40:49
[post_content] => Onder de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) die met ingang van 1 januari 2020 in werking treedt blijft, onder wat wordt genoemd het overgangsrecht,
de huidige berekening van de transitievergoeding (onder de Wet Werk en Zekerheid - WWZ)
van toepassing voor een aantal gevallen. Deze gevallen worden in dit artikel besproken.
Transitievergoeding WAB
De WAB brengt onder meer met zich mee dat de aanspraak op de transitievergoeding ten opzichte van de huidige wetgeving enerzijds wordt verruimd en anderzijds wordt versoberd. Verruimd omdat eenieder ongeacht lengte van het dienstverband recht heeft op een transitievergoeding. Versoberd omdat na 10 dienstjaren geen aanspraak meer kan worden gemaakt op het huidige 1/2 maandsalaris per dienstjaar [dat wordt 1/3 maandsalaris] en de huidige tijdelijke regeling voor oudere werknemers [50 jaar of ouder] die langer dan 10 jaar in dienst zijn voorziet in 1 maandsalaris per dienstjaar, eindigt.
Overgangsrecht
De nieuwe berekening van de transitievergoeding treedt onmiddellijk in werking per 1 januari 2020. Dit zal tot gevolg hebben dat op arbeidsovereenkomsten die eindigen na 1 januari 2020 deze nieuwe berekening moet worden gehanteerd, ook in de gevallen dat al vóór 1 januari 2020 het ontslag is ingezet. Dat wordt als onwenselijk gezien en vandaar dat de wet voorziet in
overgangsrecht.
In de navolgende situaties moet de huidige berekening van de transitievergoeding inclusief de tijdelijke regeling voor de oudere werknemers worden toegepast ook wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt ná 1 januari 2020:
- Het ontbindingsverzoek is bij de rechter ingediend vóór 1 januari 2020;
- De ontslagaanvraag is bij het UWV ingediend vóór 1 januari 2020;
- De arbeidsovereenkomst is vóór 1 januari 2020 opgezegd;
- De arbeidsovereenkomst is ná 1 januari 2020 opgezegd maar de werknemer heeft al voor die datum schriftelijk ingestemd met de opzegging.
In de laatste situatie is wel van belang dat de werknemer gedurende veertien dagen het recht heeft om zijn instemming te herroepen. Wanneer de werknemer dit doet ná 1 januari 2020 is de arbeidsovereenkomst dus niet geëindigd. Een vervolgens door de werkgever te starten procedure valt onder de WAB ook wat betreft de berekening van de transitievergoeding.
Beëindigingsovereenkomst
Overigens, het overgangsrecht is
niet van toepassing als werkgever en werknemer met
wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst beëindigen. Dit omdat er formeel gezien geen aanspraak op een transitievergoeding bestaat als partijen op deze wijze afscheid nemen. Partijen mogen in dat geval naar eigen inzicht een vergoeding afspreken. Uiteraard wordt daarbij toch vaak gekeken naar de transitievergoeding zodat indirect de aankomende veranderingen met betrekking tot de berekening van de transitievergoeding toch weer van belang zullen zijn bij onderhandelingen over een minnelijk ontslag.
Gebruik van het overgangsrecht
Gelet op de overgang van de WWZ naar de WAB is het als werkgever nu dus zaak om bij een beoogd ontslag goed
na te denken over het moment van het in gang zetten van het ontslag en de
datum waarop het ontslag moet zijn gerealiseerd. En om de financiële consequenties daarvan aan de hand van de huidige en de nieuwe berekening van de transitievergoeding inzichtelijk te maken.
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met de specialisten van
BG.legal
[post_title] => De WAB en het overgangsrecht voor de transitievergoeding
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-wab-en-het-overgangsrecht-voor-de-transitievergoeding
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:53:01
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:01
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=17977
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 17967
[post_author] => 26
[post_date] => 2019-08-14 16:39:34
[post_date_gmt] => 2019-08-14 14:39:34
[post_content] =>
Een curator van een failliete stamrecht BV stelt de bestuurder aansprakelijk. De reden is dat het kapitaal van de stamrecht BV is gebruikt om te ondernemen, terwijl de stamrechtovereenkomst dit niet toestaat. Moet de bestuurder vrezen dat hij de schuldeisers uit eigen portemonnee moet terug betalen? Het Gerechtshof Den Haag kwam tot een oordeel en in dit artikel lees je het antwoord.
Ondernemen met het kapitaal van de stamrecht BV
De stamrecht BV maakte het tot 1 januari 2014 mogelijk om op een fiscaal gunstige wijze een
ontslagvergoeding uitbetaald te krijgen. In plaats van een rechtstreekse betaling aan de voormalig werknemer komt de vergoeding op de bankrekening van de stamrecht BV binnen. De stamrecht BV is vervolgens verplicht om deze vergoeding periodiek uit te betalingen aan de voormalig werknemer.
Veel voormalig werknemers gebruikten het geld op de rekening van de stamrecht BV om te ondernemen, zo ook meneer X. Meneer X start een onderneming, Industries Groep genaamd. De statuten van de stamrecht BV staan meneer X ook expliciet toe om deze onderneming te starten met het kapitaal van de stamrecht BV. Er is één probleem: de stamrechtovereenkomst tussen de stamrecht BV en meneer X verbiedt dat het kapitaal wordt vervreemd of als zekerheid wordt gebruikt.
Waar gaat het mis?
Voor de stamrecht BV en meneer X is er geen vuiltje aan de lucht totdat Industries Groep
failliet gaat als gevolg van de economische recessie. De stamrecht BV ziet de investering in rook opgaan en kan niet meer aan haar eigen verplichtingen voldoen. Een faillissement van de stamrecht BV volgt. De curator van de stamrecht BV onderzoekt de oorzaken van het faillissement en neemt ook de stamrechtovereenkomst onder de loep.
Wat vindt de curator?
De curator meent dat meneer X het kapitaal van de stamrecht BV niet mocht gebruiken om te ondernemen. Het stamrechtkapitaal heeft een functie als spaarpot om toekomstige uitkeringen te kunnen doen. Meneer X handelde in strijd met de fiscale wetgeving, met het eigen verbod uit de stamrechtovereenkomst en met het statutaire doel van de stamrecht BV, aldus de curator. De curator stelt meneer X
aansprakelijk voor de schade in het faillissement.
Hof: In het algemeen mag een stamrecht BV een onderneming financieren
Het hof stelt zich eerst de vraag wat het doel is van een stamrecht BV in het algemeen en komt tot kortweg de volgende formulering.
Een stamrecht BV heeft het beheren en laten renderen van een ontslagvergoeding als functie. Het uiteindelijke doel is het kunnen doen van periodieke uitkeringen. Onder het laten renderen valt ook het starten van een onderneming. De ontslagvergoeding wordt dan feitelijk het startkapitaal van de te starten onderneming. Een stamrecht BV kan vervolgens ook
zakelijke leningen verstrekken aan de nieuwe onderneming. Tegen deze achtergrond zal van onbehoorlijk bestuur dus niet snel sprake zijn als met het kapitaal van de stamrecht BV een onderneming wordt gestart en gefinancierd.
Moet meneer X wel vrezen voor aansprakelijkheid?
In deze casus heeft meneer X in strijd gehandeld met een verbod uit de stamrechtovereenkomst. Vindt het hof dat meneer X toch aansprakelijk is? Nee, de verbodsbepaling schuift het hof aan de kant, omdat de statuten het financieren van de onderneming juist wel toestaan. Er is dus geen norm overtreden die de stamrecht BV moest beschermen. Van interne aansprakelijkheid is dus geen sprake. Ook het beroep op de externe aansprakelijkheid wordt afgewezen. Het hof vindt het van belang dat meneer X niet wist dat zijn handelen tot benadeling van schuldeisers zou leiden. Hij wist dat hij met zijn eigen uitkering aan het investeren was en wilde dus weinig risico nemen. De economische recessie was ook voor hem onvoorzienbaar. Meneer x trekt dus aan het langste eind. Dit betekent dat hij de schuldeisers van de stamrecht BV niet uit eigen zak hoeft (terug) te betalen.
Hebt u vragen over aansprakelijkheidsrisico’s bij investeringen vanuit een stamrecht BV? Neem dan gerust contact met ons op.
[post_title] => Bestuurder niet aansprakelijk; ondernemen met kapitaal van de stamrecht BV is toegestaan.
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => geen-aansprakelijkheid-bij-het-ondernemen-met-het-kapitaal-van-de-stamrecht-bv
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-01-03 10:12:29
[post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:12:29
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=17967
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 17959
[post_author] => 26
[post_date] => 2019-08-13 16:36:24
[post_date_gmt] => 2019-08-13 14:36:24
[post_content] => Afgelopen maand heeft De Nederlandse Bank (DNB) in de notitie ‘
Good practices, Fiscale integriteitsrisico’s bij cliënten van banken’ aanbevelingen gepubliceerd over hoe banken moeten omgaan met belastingrisico’s bij hun klanten. Het document
werd opgemerkt door het FD. Banken moeten op grond van deze notitie nagaan of hun klanten zich bezig houden met belastingontwijking. Hoewel belastingontwijking in Nederland legaal is, kan dit volgens DNB leiden tot belastingontduiking. En dat laatste is in Nederland niet toegestaan. Banken moeten daarom voor zichzelf nagaan hoeveel risico zij willen lopen met klanten die belasting ontwijken. Ook moeten banken daarbij nagaan hoe zij die risico’s in de hand kunnen houden.
Aanbevelingen DNB
De aanbevelingen zijn volgens DNB juridisch niet bindend. DNB geeft aan dat banken de aanbevelingen kunnen gebruiken ‘voor de invulling van de wettelijke norm’. Volgens DNB zijn de aanbevelingen enkel ‘een handreiking voor de uitleg en toepassing van de wettelijke verplichtingen’. Banken zijn dus niet verplicht om de aanbevelingen te gebruiken. Volgens de banken werkt dit in de praktijk echter niet zo. DNB is immers degene die beoordeelt of de risico-analyses van de banken op orde zijn. Banken hebben dus nauwelijks een andere keuze dan de aanbevelingen van DNB op te volgen.
[post_title] => Legale belastingontwijking kan reden zijn voor bank om klantrelatie te beëindigen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => legale-belastingontwijking-kan-reden-zijn-voor-bank-om-klantrelatie-te-beeindigen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-02 10:01:07
[post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:01:07
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=17959
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 17934
[post_author] => 6
[post_date] => 2019-08-12 11:42:37
[post_date_gmt] => 2019-08-12 09:42:37
[post_content] => Bij het vormgeven van een (industrieel) gebruiksvoorwerp worden keuzes gemaakt. Die keuzes kunnen leiden tot een vorm waardoor het product zich kan onderscheiden van vergelijkbare producten. Een bekende of originele vorm kan ook aantrekkelijk zijn om na te bootsen. Dat maakt het voor een concurrent vaak makkelijker om het product te verkopen. Daarom kan het aantrekkelijk zijn om ervoor te zorgen dat de vormgeving van een industrieel product met intellectuele eigendomsrechten wordt beschermd. Met name door het
auteursrecht,
merkenrecht en modellenrecht. Maar waar liggen de grenzen? Waar ligt de ruimte voor een concurrent? Wat kan wel en wat vormt inbreuk?
Wanneer is de vorm auteursrechtelijk beschermd?
Het moet gaan om een vormgeving die ‘
een eigen intellectuele schepping van de maker is die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van de maker bij de totstandkoming van het werk’. Meer concreet betekent dit:
- De vorm mag niet zo banaal of triviaal zijn dat daarin geen creatieve arbeid uit blijkt
- Het vormelement moet niet noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een technisch effect.
- Verder mag de vorm niet bepaald zijn door of het gevolg zijn van technische uitgangspunten.
De vraag is dan ook altijd of er bij het kiezen van vormelementen creatieve keuzes gemaakt konden worden. Voorop staat dat het gebruiksvoorwerp aan bepaalde technische en functionele eisen moet voldoen. Maar dat laat vaak nog steeds ruimte voor creatieve keuzes bij het maken van keuzes over elementen van de vorm. Zodra er sprake is van creatieve keuzes kan sprake zijn van het ontstaan van auteursrecht. Wanneer er geen sprake is van creatieve keuzes dan ontstaat er ook geen auteursrecht. Of er auteursrecht is ontstaan moet worden beoordeeld naar het moment waarop het werk is gemaakt.
Casus Afvalzuiger
In een recente kortgedingprocedure kwam aan de orde de vraag of de afvalzuiger van Glutton auteursrechtelijk beschermd was. Vervolgens was de vraag of de afvalzuiger van Vanguard inbreuk maakte op het auteursrecht van Glutton. In de kort geding
uitspraak van 10 mei 2019 zijn de vorderingen van Glutton afgewezen.

De eerste vraag was welke vormgevingselementen auteursrechtelijk zouden zijn beschermd. Glutton had dit te vaag aangegeven in de dagvaarding. Glutton had zes kenmerkende vormgevingselementen genoemd: “
de (vormen, formaat en plaats van de) drie wielen, de hoge witte opvangbak, de uitneembare zwarte mini-container, de gestileerde witte kap met zuigslangen en geprofileerde neus alsmede de (plaats en vorm van de) verbindingsslang”. Hieruit kon de rechtbank niet afleiden wat nu de auteursrechtelijk beschermde vormgevingselementen waren, volgens Glutton. De rechtbank geeft aan dat dit met name relevant is omdat het hier gaat om een ‘
industrieel gebruiksvoorwerp waarvan vele onderdelen (in hoge mate) technisch en functioneel zullen zijn bepaald’. Dat bleek onder andere uit de vier octrooien die voor de Glutton afvalzuiger zijn gevestigd. Glutton had dit dus beter moeten toelichten.
Op de zitting heeft Glutton 15 elementen genoemd die van de Glutton afvalzuiger een auteursrechtelijk beschermd werk zouden maken. Daarbij is tevens aangegeven waarom die elementen niet technisch dan wel functioneel bepaald zouden zijn. Pas op de zitting kon voor het eerst daar discussie over worden gevoerd. De rechtbank vindt dat Glutton dat eerder in de procedure concreter had moeten maken.
Vergelijking origineel met latere werk
Vervolgens zou aan de orde moeten komen het vergelijken van het origineel (van Glutton) met het latere werk (van Vanguard).

De rechtbank geeft aan dat de vormen gelijkenis vertonen maar ook de nodige uiterlijke verschillen. Aan een beoordeling komt de rechtbank niet toe. Die vergelijking moet namelijk plaatsvinden aan de hand van de ‘auteursrechtelijk beschermde elementen’. En die had Glutton nu juist onvoldoende duidelijk gemaakt. En dus strandt het daar.
Wie is de maker?
In de procedure werd ook betwist dat degene die de procedure was gestart, de auteursrechthebbende was. Dit was gebaseerd op een publicatie waarin de eigenaar van het bedrijf aangaf de vorm met een pen op een stuk papier te hebben gezet. In het artikel staat vervolgens “
Hij heeft een beroep gedaan op de diensten van een ontwerper om een vorm te vinden die onopvallend en speels is en die perfect in de omgeving past”.
En dus was de vraag wie de auteur van het werk was (de externe ontwerper?) en of het auteursrecht op de juiste wijze was overgedragen.
Ook hier kwam Glutton niet uit.
Wat betekent dit voor de praktijk
- Het is verstandig om bij de vormgeving van een (industrieel) gebruiksvoorwerp een dossier aan te maken. In dat dossier moeten afbeeldingen komen van de vormen die al bekend zijn. Tevens moet worden aangegeven welke vormgevingselementen nieuw zijn en afwijken van de rest. Ook moet concreet worden gemaakt waar de keuzes zijn gemaakt, waarom en waaruit gekozen kon worden. Dit om later te kunnen onderbouwen dat de keuze niet functioneel dan wel technisch was bepaald.
- Wanneer een concurrent met een ontwerp (te) dicht in de buurt komt dan moet een vergelijking worden gemaakt. Daarbij moeten de auteursrechtelijk beschermde elementen van het origineel worden geplaatst naast de kopie. De conclusie moet dan zijn dat sprake is van een kopie.
- Wanneer bij het ontwerpen externe partijen worden betrokken dan moet auteursrecht worden overgedragen. Naar Nederlands recht moet auteursrecht schriftelijk, door middel van een akte worden overgedragen. Hier gaat vaak wat mis. Vaak wordt dit vergeten. De opdracht aan een vormgever voor het maken van een ontwerp, het vervolgens betalen van de factuur, betekent nog niet dat het auteursrecht daarbij is overgedragen.
Wat kunnen wij voor u doen?
- Met een juridische blik adviseren over een vormgevingsdossier
- Zorgen voor een akte waarbij auteursrecht rechtsgeldig wordt overgedragen. Dat kan al ‘bij voorbaat’, dus bij het verlenen van een opdracht voor het maken van een ontwerp.
- Adviseren hoe succesvol op te treden tegen een partij die uw vormgeving kopieert.

[post_title] => Is de vormgeving van een industrieel product beschermd?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => is-de-vormgeving-van-een-industrieel-product-beschermd
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:53:02
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:02
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=17934
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 17675
[post_author] => 16
[post_date] => 2019-08-08 10:45:38
[post_date_gmt] => 2019-08-08 08:45:38
[post_content] => Een vrouw stapt bij haar vriendin in de auto waarvan zij wist dat deze vriendin geen rijbewijs had. De autorit eindigde via een boom in een sloot. De bijrijder liep ernstig letsel op o.a. breuk in de kaak en rib, hersenschudding, longkneuzing en een beschadiging van de halsslagader.
Zij heeft Interpolis als WAM verzekeraar van de auto aansprakelijk gesteld en vordert 100% van haar schade. Interpolis stelt zich op het standpunt dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van de bijrijder. Zij had nl. bewust het risico genomen om mee te rijden met iemand zonder rijbewijs. De bijrijder had zelf wel een rijbewijs.
De rechter is van mening dat het de bijrijder te verwijten valt dat zij haar vriendin toch liet rijden. Aangenomen mag worden dat het ontbreken van het rijbewijs tot op zekere hoogte heeft bijgedragen aan het ongeval. In welke mate de onervarenheid heeft bijgedragen aan het ongeval staat echter niet vast. Volgens de rechter is niet aangetoond dat er roekeloos of zelfs onvoorzichtig is gereden. Bovendien vinden op de betreffende dijk in Culemborg vaker eenzijdige ongevallen plaats. Volgens de rechter kan de bijdrage van de bijrijder in de mate van schuld op niet meer dan 10% worden gesteld.
Het gaat hier om een door een WAM verzekering gedekte schade en ernstig letsel. De billijkheid eist daarom dat Interpolis 100% moet betalen, aldus de rechter.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
[post_title] => Joyride: Interpolis moet volledige letselschade bijrijder vergoeden
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => joyride-interpolis-moet-volledige-letselschade-bijrijder-vergoeden
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:53:03
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:53:03
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=17675
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 18107
[post_author] => 16
[post_date] => 2019-08-29 17:14:23
[post_date_gmt] => 2019-08-29 15:14:23
[post_content] =>
Je stapt als passagier in bij een bestuurder waarvan je weet dat hij geen rijbewijs heeft. De bestuurder veroorzaakt een ongeval en je loopt als passagier letsel op. Krijg je je volledige letselschade vergoed?
Casus
Een vrouw stapt bij haar vriendin in de auto waarvan zij wist dat deze vriendin geen rijbewijs had. De vriendin veroorzaakt een ongeval. De passagiere liep ernstig letsel op o.a. breuk in de kaak en rib, hersenschudding, longkneuzing en een beschadiging van de halsslagader.
Zij heeft de verzekeraar van de auto aansprakelijk gesteld en vordert 100% van haar schade. De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat er sprake is van eigen schuld. De vrouw had nl. bewust het risico genomen om mee te rijden met iemand zonder rijbewijs.
Recht op schadevergoeding letsel van de passagier
Een passagier heeft altijd recht op schadevergoeding wanneer hij/zij letsel oploopt door een auto ongeluk. De WA verzekering van de auto waarin hij/zij inzat dekt de letselschade. Mogelijk is het ongeval veroorzaakt door iemand anders dan is deze aansprakelijk voor uw letselschade.
Als er discussie is over de aansprakelijkheid tussen de bestuurder waarde passagier inzat en een ander motorrijtuig dan kan de passagier een beroep doen op de schuldloze derde regeling
. De verzekeraar van de bestuurder zal dan de schade van de passagier toch regelen en eventueel verhalen op de uiteindelijk aan te wijzen aansprakelijke.
Uitzonderingen op deze regeling
- De passagier is bewust meegereden met een dronken bestuurder
- De passagier heeft geen gordel gedragen en is dan deels schuldig aan de ernst van de verwondingen
- De passagier stapt in bij een bestuurder die geen rijbewijs heeft.
Veelal vindt er dan een korting van 50% plaats op de letselschadevergoeding.
Terug naar de casus
Op basis van het bovenstaande zou de vrouw [als passagier] niet haar volledige letselschade vergoed krijgen. De rechter heeft in deze kwestie echter anders beslist.
De rechter is van mening dat het de passagier te verwijten valt dat zij haar vriendin toch liet rijden. Aangenomen mag worden dat het ontbreken van het rijbewijs tot op zekere hoogte heeft bijgedragen aan het ongeval. In welke mate de onervarenheid heeft bijgedragen aan het ongeval staat echter niet vast.
Volgens de rechter is niet aangetoond dat er roekeloos of zelfs onvoorzichtig is gereden. Bovendien vinden op de betreffende dijk in Culemborg vaker eenzijdige ongevallen plaats. Volgens de rechter kan de bijdrage van de bijrijder in de mate van schuld op niet meer dan 10% worden gesteld.
Conclusie
Uit de uitspraak blijkt dat het feit dat je meerijdt met een bestuurder zonder rijbewijs niet automatisch betekent dat je niet je volledige schade vergoed krijgt. Er moet ook worden gekeken naar de causaliteit. In dit geval;
Heeft de onervarenheid van de bestuurster daadwerkelijk aan het ongeval bijgedragen?
Dit kan niet bevestigd worden. Waarna de rechter komt tot een eigen schuld van 10% voor de passagier en dus schadevergoedingsplicht voor de verzekeraar van 90%. Vanwege de ernst van het letsel is dit opgehoogd tot 100%. De passagier krijgt dus haar volledige schade vergoed.
Dit artikel is gepubliceerd in De Uitstraling Oisterwijk, september 2019

[post_title] => Meerijden met bestuurder zonder rijbewijs
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => meerijden-met-bestuurder-zonder-rijbewijs
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2020-01-28 08:52:59
[post_modified_gmt] => 2020-01-28 07:52:59
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=18107
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1465
[max_num_pages] => 147
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 16276edf3807bea037d1667413cf69b6
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:525f19cccd7b1fad93da5264b212b2f1:0.83371200 17523752360.30402500 1752375237
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Je stapt als passagier in bij een bestuurder waarvan je weet dat hij geen rijbewijs heeft. De bestuurder veroorzaakt een ongeval en je loopt als passagier letsel op. Krijg je...
Lees meer
Sinds juli 2018 konden kleine ondernemers al terecht bij Kifid met klachten over een geldlening of een kredietfaciliteit die was aangegaan bij een bank. Sinds 1 juli 2019 kunnen kleine...
Lees meer
De Raad van State heeft op 7 augustus jl. geoordeeld dat de kruimelgevallenregeling ook van toepassing is op het samenvoegen van panden. Er kan op grond van artikel 4, onderdeel...
Lees meer
Het bijhouden van een goede administratie is van groot belang voor ondernemingen. De verwerking van persoonsgegevens is daarbij onvermijdelijk. Maar persoonsgegevens mogen niet voor onbeperkte duur worden bewaard. Daarvoor gelden...
Lees meer
We zijn al snel geneigd om te denken dat het voeren van dezelfde handelsnaam niet kan. Gebruikt organisatie A een handelsnaam? Dan kan organisatie B niet precies dezelfde naam gebruiken....
Lees meer
Onder de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) die met ingang van 1 januari 2020 in werking treedt blijft, onder wat wordt genoemd het overgangsrecht, de huidige berekening van de transitievergoeding...
Lees meer
Een curator van een failliete stamrecht BV stelt de bestuurder aansprakelijk. De reden is dat het kapitaal van de stamrecht BV is gebruikt om te ondernemen, terwijl de stamrechtovereenkomst dit...
Lees meer
Afgelopen maand heeft De Nederlandse Bank (DNB) in de notitie ‘Good practices, Fiscale integriteitsrisico’s bij cliënten van banken’ aanbevelingen gepubliceerd over hoe banken moeten omgaan met belastingrisico’s bij hun klanten....
Lees meer
Bij het vormgeven van een (industrieel) gebruiksvoorwerp worden keuzes gemaakt. Die keuzes kunnen leiden tot een vorm waardoor het product zich kan onderscheiden van vergelijkbare producten. Een bekende of originele...
Lees meer
Een vrouw stapt bij haar vriendin in de auto waarvan zij wist dat deze vriendin geen rijbewijs had. De autorit eindigde via een boom in een sloot. De bijrijder liep...
Lees meer