Blog van medewerkers
- het logo kan niet worden overgedragen, omdat het geen vermogensrecht is. Partijen hadden de intentie om een beeldmerk aan te vragen, maar dit is niet gebeurd. De doorstarter krijgt het logo dus niet toegewezen;
- de domeinnaam is ook geen vermogensrecht, maar slechts een overeenkomst met S.I.D.N. De doorstarter loopt daarmee ook de domeinnaam mis.
De handelsnaam is wel een vermogensrecht, maar…
De rechter oordeelt dat de handelsnaam wel een vermogensrecht is en dus kan worden overgedragen. De handelsnaam is echter slechts in de samenwerking tussen partijen 1 en 2 gebruikt. Omdat partijen 1 en 2 indertijd hebben afgesproken dat zij beiden op gelijkwaardige basis eigenaar zijn, hebben zij een gelijk recht (aandeel) op de handelsnaam. Verder hadden partijen 1 en 2 bepaald dat de handelsnaam alleen met toestemming van de ander kan worden overgedragen. Deze toestemming is niet gegeven. Dit betekent dat de curator van partij 1 het aandeel niet heeft kunnen overdragen aan de doorstarter.Ook partij 2 doet een poging
Niet alleen de doorstarter, maar ook partij 2 doet een poging om de rechten uit de samenwerking zoveel mogelijk voor zichzelf te krijgen. Na het faillissement van partij 1 vraagt partij 2 namelijk alsnog op eigen naam een merkrecht aan. De rechter steekt hier een stokje voor en verklaart het merk nietig, omdat het te kwader trouw is aangevraagd.En dus..
De doorstarter staat met lege handen, maar ook partij 2 wordt beperkt. Zoals de curator van partij 1 de toestemming van partij 2 nodig heeft om het aandeel te kunnen overdragen, zo heeft partij 2 andersom ook de toestemming van de curator van partij 1 nodig. Partijen doen er bij een samenwerking dus verstandig aan om over een faillissementsscenario na te denken. [post_title] => Doordacht samenwerken geeft meer macht [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => doordacht-samenwerken-geeft-meer-macht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-03 10:12:52 [post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:12:52 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17665 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 17664 [post_author] => 2 [post_date] => 2019-08-02 14:53:40 [post_date_gmt] => 2019-08-02 12:53:40 [post_content] => In de praktijk komt het nog steeds voor dat verhuurmakelaars of bemiddelingsbureaus zowel bemiddelingskosten in rekening brengen bij de verhuurder als bij een consument-huurder. In een overspannen markt komt rechtstreeks contact tussen die twee minder snel tot stand en zijn zij afhankelijk van de bemiddeling door een professional. Die professional mag op grond van de wet en jurisprudentie geen dubbele bemiddelingskosten in rekening brengen. Dus niet zowel bij de verhuurder, als bij de huurder. Een dergelijke situatie kan al snel leiden tot belangenverstrengeling. Makelaars moeten dat voorkomen. Oneerlijke handelspraktijken kunnen immers onrechtmatig zijn jegens de consument-huurder.ACM
In de zomer van 2016 heeft de Autoriteit Consument & Markt [ACM] zich het lot van consument-huurders aangetrokken. Zij heeft toen bekend gemaakt dat zij zal optreden tegen de geschetste oneerlijke handelspraktijken. De ACM is van mening dat daardoor gehandeld wordt in strijd met de professionele standaard die in de huurbemiddelingsbranche geldt. Door die praktijken is ook sprake van beïnvloeding van het economisch gedrag van de consument. Daardoor kan het vermogen van de gemiddelde consument om een goed geïnformeerd besluit over een overeenkomst te nemen, beperkt worden. Ook stelt de ACM dat de woningzoekende consument-huurder in een afhankelijke positie verkeert ten opzichte van de huurbemiddelaar. In een overspannen woningmarkt worden dan eerder verboden bemiddelingskosten geaccepteerd om maar een huurwoning te verkrijgen. Daarbij maakt het geen verschil of slechts een vaste onkostenvergoeding en geen courtage of loon in rekening wordt gebracht. Vorige week heeft de Rechtbank Rotterdam in een zaak uitgemaakt dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk, waartegen de ACM terecht mocht optreden met een last onder dwangsom.Gelijke monniken, gelijke kappen
De aangeschreven makelaar verweerde zich daartegen met het argument dat de ACM ook oneerlijk jegens hem had gehandeld. In juridische zin stelde hij dat sprake was van strijd met het verbod van willekeur en het gelijkheidsbeginsel. Alleen hij werd aangepakt en niet ook andere huurbemiddelaars die in dezelfde regio actief zijn. De rechtbank vindt het aannemelijk dat de aangeschreven makelaar daardoor in zijn concurrentiepositie getroffen wordt. Het kan niet zo zijn dat de ACM wel handhavend jegens hem optreedt, maar andere bemiddelaars in de regio vooralsnog ongemoeid laat. Het is dan ook onredelijk van de ACM om [alleen] op te treden tegen de betreffende makelaar. De rechtbank schorst niet alleen de last onder dwangsom, maar ook het besluit om de last te publiceren. De rechtbank trok de voorlopige conclusie dat het sanctiebesluit onrechtmatig is.Conclusie
De uitspraak van de rechtbank lijkt een overwinning voor de huurbemiddelingsbranche, maar is dat in feite niet. Als de ACM serieus werk maakt van handhaving van het provisieverbod zullen meer makelaars/bemiddelaars daarmee geconfronteerd worden. De rechtbank beroept zich op een uitspraak van een hogere rechter. Naar de mening van de rechtbank had van de ACM verwacht mogen worden dat zij tegelijk ook actie zou hebben ondernomen tegen een substantieel aantal directe concurrenten van de aangeschreven makelaar. Verwacht mag worden dat de ACM dat vanaf nu stelselmatig en gestructureerder zal gaan doen. Daar komt bij dat in de uitspraak van de betreffende hogere rechter [het College van beroep voor het bedrijfsleven] juist geen strijd met het verbod van willekeur of het gelijkheidsbeginsel werd aangenomen. Immers de toezichthouder in de betreffende zaak [de NVWA die het rookverbod voor cafés handhaafde] trad wel op tegen overtreders, echter steekproefsgewijs. Daardoor kon niet uitgesloten worden dat bepaalde overtredingen bij andere bedrijven [nog] niet geconstateerd waren door de controleambtenaren. De hogere rechter constateerde daarbij dat een keuze gemaakt werd voor een bepaalde aanpak. Die was mede ingegeven door de beschikbare mankracht. Die beperkte handhavingscapaciteit was ook door de ACM aangevoerd, maar mocht haar dus niet baten in de zaak voor de rechtbank. Houd er dus rekening mee dat rechters in voorkomende gevallen wel zullen accepteren dat toezichthouders keuzes maken bij de inzet van handhavingscapaciteit en niet elke overtreder tegelijk aanpakken. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel zal bij handhavingsacties vaak niet op gaan.
Zorgvuldig formuleren
Dat bleek onlangs ook in een arrest van hetAfspraken
Partijen sloten een aparte earn-out overeenkomst. Daarin legden ze vast dat Intrum Justitia vrij was het beleid bij Buckaroo te bepalen. Dat hoefde niet gericht te zijn op betalingen onder de earn-out regeling. Wel moest Intrum justitia de bepalingen van de “commercial agreement” in acht nemen. Dat was een bijlage bij de earn-out overeenkomst waarinInterpretatie
Gaandeweg bleek dat Indigium geen earn-out betaald kreeg. Dat kwam omdat het beleid van Buckaroo afweek van de voornemens, althans dat vond Indigium. Intrum zou daarmee in strijd gehandeld hebben met de verplichtingen uit deHoger beroep
In hoger beroep oordeelde het Gerechtshof Amsterdam nagenoeg hetzelfde. Onder normale omstandigheden “komt het bij de uitleg van een overeenkomst aan op de vraag welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de desbetreffende bepalingen mochten toekennen en hetgeen ze redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten”[1]. Zowel Indigium als Intrum Justitia zijnTaalkundige uitleg
Volgens het hof lag het daarom meest voor de hand dat voor de uitleg van de overeenkomsten eenConclusie
Dit arrest leert opnieuw dat het bij het
- invoering van een register voor civielrechtelijke bestuursverboden; en
- uitbreiding van de mogelijkheid voor de Kamer van Koophandel tot ontbinding van rechtspersonen.
Register voor civielrechtelijke bestuursverboden
Per 1 juli 2016 kan de rechter een bestuursverbod opleggen aan bestuurders van rechtspersonen die zich bijvoorbeeld schuldig hebben gemaakt aan faillissementsfraude of aan wanbeheer in de aanloop naar een faillissement. Zo’n bestuursverbod heeft tot gevolg dat een bestuurder gedurende een bepaalde periode:- geen bestuurder of commissaris mag zijn van een rechtspersoon, tenzij de rechter in het vonnis daarop uitzonderingen toestaat;
- geen volmacht mag verkrijgen;
- een rechtspersoon niet mag vertegenwoordigen;
- niet als bestuurder of commissaris mag worden benoemd bij de oprichting van nieuwe rechtspersonen.
Uitbreiding mogelijkheid Kamer van Koophandel tot ontbinding van rechtspersonen
De Kamer van Koophandel kan rechtspersonen ontbinden die hun werkzaamheden hebben beëindigd of die nooit actief zijn geweest. De Kamer van Koophandel moet daarvoor een ontbindingsprocedure starten, waarbij sprake moet zijn van twee van de omstandigheden die worden genoemd in artikel 2:19a van het Burgerlijk Wetboek. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn het feit dat er minimaal een jaar geen bestuurder ingeschreven is in het handelsregister, wanneer er minimaal een jaar niet is voldaan aan de verplichting tot publicatie van de jaarrekening of wanneer er minimaal een jaar geen aangifte is gedaan voor de vennootschapsbelasting. In het aangenomen wetsvoorstel is voorgesteld om een vierde grond voor ontbinding van rechtspersonen in de wet vast te leggen, namelijk wanneer de rechtspersoon niet of niet meer bereikbaar is op het adres dat is ingeschreven in het handelsregister, terwijl ook geen opgave tot adreswijziging is gedaan.Vervolg
Nu het wetsvoorstel is aangenomen door de Eerste Kamer, is de volgende stap de publicatie van de wet en het inwerkingtredingsbesluit in het Staatsblad. Vervolgens zal de wet daadwerkelijk inwerking treden. Naar verwachting zal dit omstreeks juli 2020 zijn. [post_title] => Handelsregisterwet wordt gewijzigd [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => handelsregisterwet-wordt-gewijzigd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-02 10:01:18 [post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:01:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17492 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 17490 [post_author] => 6 [post_date] => 2019-07-30 11:32:29 [post_date_gmt] => 2019-07-30 09:32:29 [post_content] =>De feiten.
Deze vraag kwam aan de orde in een geschil tussen Luxury Bedding Company en Luxury Beds. Beide ondernemingen verkopen luxe bedden, boxsprings en matrassen. Luxury Bedding Company bestaat sinds 2014 en Luxury Beds sinds 2016. Luxury Bedding Company stelt dat Luxury Beds:- Inbreuk zou hebben gemaakt op haar auteursrecht. Luxury Beds gebruikte foto’s uit de catalogus van Luxury Bedding Company op haar website en op haar gevel.
- Daarnaast gebruikte Luxury Beds de slogan van Luxury Bedding Company. Daarmee maakt inbreuk op het auteursrecht op deze slogans.
- Luxury Beds maakte inbreuk op de handelsnaam van Luxury Bedding Company.
- Verder handelde Luxury Beds onrechtmatig (‘slaafse nabootsing’). Dit door alle facetten van de verkoop van Luxury Bedding Company na te bootsen (de ‘stijl’). Daarnaast door de wijze van presenteren van Luxury Bedding Company na te bootsen.
Slaafse nabootsing
Luxury Bedding Company stelt dat Luxury Beds bij het publiek nodeloos verwarring veroorzaakt. Dit doet zij doordat bezoekers van de winkels van Luxury Beds het gevoel krijgen dat zij bij Luxury Bedding Company op bezoek zijn. Dit gevoel krijgen zij doordat Luxury Beds afbeeldingen van Luxury Bedding Company gebruikt. En doordat een handelsnaam wordt gebruikt die veel lijkt op die van Luxury Bedding Company. Daarnaast worden slogans gebruikt die vrijwel identiek zijn. Verder hanteert Luxury Beds dezelfde productnamen en -modellen als Luxury Beds. En tenslotte is de presentatie als geheel (nabootsen van haar shop-in-shop concept), inclusief het gebruik van dezelfde accessoires, aankleding en displays, vergelijkbaar. De rechtbank overweegt dat ‘het enkele profiteren van andermans bedrijfsdebiet in de vorm van het nabootsen van andermans producten (zoals boxsprings, matrassen en accessoires) en/of onderscheidingsmiddelen (zoals slogans, shop-in-shop), waarmee die concurrent zijn product of bedrijf van dat van anderen onderscheidt, is toegestaan, ook indien men de ander daarmee schade berokkent.’ Dit is alleen anders wanneer er sprake van ‘bijkomende omstandigheden’. Bijvoorbeeld dat degene die nabootst dat alleen maar doet om de ander te schaden en/of te profiteren van het verwarringsgevaar dat daardoor ontstaat. Daarnaast moet degene die nabootst evengoed ‘een andere weg’ hebben kunnen nemen. Volgens de rechtbank is er geen sprake is van slaafse nabootsing ten aanzien van het op de markt brengen van vergelijkbare producten. Immers er zijn ook vele andere partijen die vergelijkbare producten op de markt brengen. Dit is anders ten aanzien van de wijze van presentatie. Daar is wel sprake van slaafse nabootsing. Dit door het gebruik van de slogans, de wijze van presentatie van die slogans (‘op dezelfde wijze en in hetzelfde lettertype’).Winstafdracht
De rechtbank veroordeelt Luxury Beds om de winst die is behaald met het gebruik van de handelsnamen, domeinnaam en wijze van presentatie, aan Luxury Bedding Company af te dragen. In een aparte procedure (schadestaat procedure) moet die winst worden bepaald.Wat betekent dit voor de praktijk.
Uit commerciële overwegingen kan het interessant zijn om ‘aan te haken’ bij een bekende naam, stijl, concept, presentatie, productgroep, etc. van een concurrent. Daarbij zijn er grenzen op basis van het auteursrecht, de handelsnaam en slaafse nabootsing. Maar er is wel ruimte.Check
Twijfel je of jij of jouw concurrent te ver gaat? Twijfel je of er sprake is van inbreuk op auteursrecht, handelsnaam of van slaafse nabootsing? Leg het aan ons voor. Onze IE advocaten weten waar rechters naar kijken en kunnen een goed onderbouwd advies geven.
Welke bedreigingen moet FC Den Bosch het hoofd bieden?
Medio juli ’19 kreeg de club te horen dat de heer Jordania geen goedkeuring krijgt om de aandelen over te nemen. Daarmee lijkt de club een financiële impuls mis te lopen. Deze impuls was broodnodig, aangezien FC Den Bosch nog geen sluitende begroting bij de KNVB heeft ingediend. Het tekort zou ongeveer € 1,6 miljoen bedragen. De KNVB heeft FC Den Bosch uitstel verleend tot 26 augustus a.s. Mocht het FC Den Bosch niet lukken om tijdig een sluitende begroting te presenteren, dan kan de KNVB aanvullende sancties opleggen. Hierbij valt te denken aan een geldboete, puntvermindering of zelfs het ontzeggen van het spelen van betaald voetbal. Als klap op de vuurpijl is FC Den Bosch op dit moment in een hoog oplopend geschil geraakt met de heer Jordania. De heer Jordania zou naar verluid zijn investering willen terugkrijgen.Een faillissement is snel uitgesproken
In tegenstelling tot wat men vaak denkt, is een faillissement makkelijk uitgesproken. De rechtbank toetst op aanvraag van een schuldeiser of op het eigen verzoek of er meerdere schuldeisers zijn, waarvan ten minste één schuld onbetaald wordt gelaten. Als hiervan sprake is, dan spreekt de rechtbank nog diezelfde dag het faillissement uit. Een curator bekijkt vervolgens de mogelijkheden om de eigendommen te verkopen. Dit doet hij in de hoop nog een uitkering te kunnen doen aan gedupeerden. In veel gevallen neemt een andere onderneming de activiteiten over en realiseert daarmee een zogeheten doorstart. Een doorstart levert de boedel meestal meer geld op dan een losse verkoop.Geen doorstart mogelijk
De curator in het faillissement van een betaald voetbalorganisatie [“bvo”] kan zich de moeite van het onderzoeken van een doorstart besparen. Een doorstart valt of staat namelijk met de mogelijkheid om betaald voetbal te kunnen spelen. Hiervoor dien je als bvo over een zogeheten licentie van de KNVB te beschikken. Bij een faillissement vervalt de licentie, zo heeft de KNVB in het licentiereglement bepaald.[2] Het gevolg is dat de failliete bvo dus niet meer mag deelnemen aan het betaald voetbal. Het reglement biedt een kleine uitweg, namelijk de mogelijkheid dat een faillissement alsnog wordt vernietigd (bijvoorbeeld in hoger beroep). De praktijk leert echter dat hier zelden sprake van is. Is het dan niet mogelijk om de licentie voor het faillissement elders onder te brengen? Nee, hetzelfde licentiereglement maakt het onmogelijk om de licentie over te dragen.[3]Voorbeelden uit het verleden
De duidelijkheid die het licentiereglement biedt, heeft als groot voordeel dat alle betrokkenen weten dat zij van het faillissement moeten wegblijven. In het verleden is al vaak gebleken dat onder druk alles vloeibaar wordt en zich alsnog een oplossing voor de problemen aandient. Bij Fortuna Sittard meldde zich in 2016 een nieuwe investeerder. RKC Waalwijk kon, een maand nadat het AD had geschreven dat het faillissement ‘nagenoeg onafwendbaar’ was[4], een faillissement voorkomen door de verkoop van het stadion. Nu kan RKC Waalwijk zelfs weer investeringen doen door de transfer van Frenkie de Jong.[5] Ten slotte lijkt FC Twente eerder dit jaar met hulp van de gemeente en een private investeerder te zijn gered van een faillissement.[6] Aan de andere kant heeft het laatste decennium ook aangetoond dat een faillissementsscenario voor bvo’s realistisch is. Het betaald voetbal heeft achtereenvolgens afscheid moeten nemen van: HFC Haarlem (2010), RBC Roosendaal (2011), SC Veendam (2013) en AGOVV (2013).En dus…
gaat FC Den Bosch een hete zomer tegemoet, maar als de geschiedenis één ding heeft geleerd, is dat in het voetbal werkelijk alles kan gebeuren. [1] Zo onder meer: T. van der Valk, 'Vechtscheiding Kakhi Jordania en FC Den Bosch: 'Als hij zijn zin krijgt, kan de club failliet gaan', geraadpleegd op 25 juli 2019, of Brabants Dagblad, Het is een groot risico voor de club, geraadpleegd op 25 juli 2019, of Voetbal International, Dit betekent mogelijk het faillissement van FC Den Bosch, geraadpleegd op 25 juli 2019. [2] Zie artikel 15 lid 1 onder e Licentiereglement KNVB. Geraadpleegd op 25 juli 2019. https://www.knvb.nl/downloads/sites/bestand/knvb/17269/licentiereglement-betaald-voetbal-juli-2019-onderdeel-van-reglementen-betaald-voetbal [3] Zie artikel 4 lid 6 Licentiereglement KNVB. Geraadpleegd op 25 juli 2019. https://www.knvb.nl/downloads/sites/bestand/knvb/17269/licentiereglement-betaald-voetbal-juli-2019-onderdeel-van-reglementen-betaald-voetbal [4] Redactie Ad, Faillissement RKC Waalwijk ‘nagenoeg onafwendbaar, geraadpleegd op 25 juli 2019. [5] W. Hack, Kassa rinkelt bij Willem II en RKC na megatransfer Frenkie de Jong, geraadpleegd op 25 juli 2019. [6] NOS, Gemeente Enschede voorkomt faillissement FC Twente met miljoenensteun, geraadpleegd op 25 juli 2019. [post_title] => Een hete zomer voor FC Den Bosch, maar alles is mogelijk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-hete-zomer-voor-fc-den-bosch-maar-alles-is-mogelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-03 10:15:08 [post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:15:08 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17357 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 17207 [post_author] => 12 [post_date] => 2019-07-23 12:27:27 [post_date_gmt] => 2019-07-23 10:27:27 [post_content] => In de ogen van de werkgever disfunctioneert de werknemer, maar je kunt niet zomaar van de werknemer af. Daarvoor moet er eerst ‘disfunctioneren dossier’ worden opgebouwd. Waar moet een dergelijk dossier aan voldoen? En waar kijkt een rechter naar als die het dossier toetst? Gelukkig heeft de Hoge Raad recent een aantal gezichtspunten gegeven, die meer duidelijkheid kunnen verschaffen aan zowel werkgever als werknemer. De Hoge Raad geeft -onder meer- de navolgende gezichtspunten over de opbouw en de beoordeling van een ‘disfunctioneren dossier’:- Schriftelijke vastlegging van het traject;
- Kijk naar de aard, inhoud en het niveau van de functie;
- De opleiding en ervaring van de werknemer speelt mee, bij de beoordeling;
- De duur van het onvoldoende functioneren vanaf het moment dat werknemer daarvan [schriftelijk] op de hoogte is gesteld;
- De duur van het dienstverband;
- Wat is er in het verleden ondernomen tot verbeteren van het functioneren;
- De mate waarin werknemer openstaat voor kritiek;
- De eigen inzet van de werknemer voor verbetering;
- Het nemen van initiatief van werkgever en werknemer.

Gebruikelijke opzegging qua bewoording en de regeling in de wet

Wat geldt is een uitleg naar normaal spraakgebruik
Aan de andere kant, de betekenis die in het normaal spraakgebruik aan het woord “per” wordt gegeven is die van “vanaf” of “met ingang van”. Een opzegging per de eerste van een maand houdt naar normaal spraakgebruik dan in een opzegging met ingang van de eerste van een maand, zodat het dienstverband eindigt op de eerste van die maand. Vergelijk het met een indiensttreding per de eerste van een maand. Dit houdt naar normaal spraakgebruik ook in dat het dienstverband begint op de eerste van die maand. Als u als werkgever daadwerkelijk wil bewerkstelligen dat bij een opzegging per de eerste van een maand de arbeidsovereenkomst eindigt op de laatste dag van de voorafgaande maand dan dient u daarover de werknemer afdoende duidelijkheid te verschaffen.Oplossing voor een duidelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst
Hoe doet u dat? Simpel. Bij een opzegging per de eerste van een maand vermeldt u altijd expliciet dat die opzegging inhoudt dat daarmee de laatste dag van het dienstverband zal zijn de laatste dag van de voorafgaande maand. Op deze wijze is er duidelijkheid vanaf wanneer precies de vervaltermijn van -hier- het door werknemer kunnen indienen van een verzoek om toekenning van een transitievergoeding gaat lopen en wanneer deze termijn dus zal eindigen.Voorbeeld uit de praktijk
Tot slot, uit de tussenuitspraak van het hof Arnhem -Leeuwarden van 29 april 2019 blijkt hoezeer het de werkgever mogelijk ‘letterlijk’ duur kan komen te staan als de juridisch vereiste duidelijkheid bij opzegging van de arbeidsovereenkomst niet wordt gegeven.
Casus
Het betrof een bij de Marokkaanse ambassade in dienst zijnde chauffeur, die in juni 2015 - na een ziekmelding - op staande voet werd ontslagen. De verwijten waren als volgt. De werknemer zou op briefpapier van de ambassade een verklaring hebben opgesteld betreffende de aanvraag om een familielid naar Nederland te halen. Daarnaast werd hem veelvuldig te laat komen, respectloos gedrag, schending van het beroepsgeheim en bedreiging verweten. Dit ontslag op staande voet redde het niet. Het door de ambassade ingediende voorwaardelijk verzoek tot ontbinding gebaseerd op verwijtbaar handelen van de werknemer alsmede een verstoorde arbeidsverhouding, werd wel toegewezen door de Kantonrechter op deze tweede grondslag.Oordeel Hoge Raad
Deze ontbinding blijft niet in stand omdat het Gerechtshof Den Haag oordeelt – met latere instemming van de Hoge Raad – dat de ambassade niet heeft voldaan aan de stelplicht en bewijslast voor de ontslaggrond verstoorde verstandhouding of overigens verwijtbaar handelen. De zaak gaat voor de ambassade enerzijds verloren, omdat ook na het inschakelen van een deskundige niet bewezen wordt geacht dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan een vervalsing van officiële documenten. Anderzijds omdat wordt geoordeeld dat de werkgever op het punt van de andere verwijten onvoldoende aan zijn stelplicht heeft voldaan. Omdat de ambassade zich beroept op de rechtsgevolgen van de aan de werknemer gestuurde waarschuwingsbrieven moet zij – omdat dit wordt betwist – bewijzen dat de werknemer deze brieven ook heeft ontvangen. Hiervan is door de werkgever geen voldoende concreet bewijs aangeboden. Ook volgt de Hoge Raad de ambassade niet in de klacht dat dat het Gerechtshof de verwijten in onderlinge samenhang had moeten beschouwen. Het oordeel luidt: “Het gaat om vier verschillende, door de werkgever afzonderlijk gepresenteerde verwijten. Een gebrek aan concretisering ten aanzien van het ene verwijt, kan niet worden ‘geheeld’ door andere, eveneens onvoldoende geconcretiseerde verwijten: vage stellingen worden niet concreter door een opeenstapeling ervan.“Ontslaggrond disfunctioneren

Ontslaggrond verwijtbaar handelen en verstoorde verstandhouding
In de zaak van de ambassade blijkt wat de stand van zaken is bij de ontslaggrond verwijtbaar handelen en verstoorde verstandhouding. Voor deze laatste ontslaggrond geldt ook dat een beroep daarop niet als een donderslag bij heldere hemel mag komen voor de werknemer. De werkgever zal moeten stellen en bewijzen dat hij pogingen heeft gedaan om de verhoudingen te verbeteren, bijvoorbeeld door middel van gesprekken of mediation. Voor een geslaagd beroep op verwijtbaar handelen is vereist dat het de werknemer vooraf duidelijk is geweest wat wel en niet door de werkgever werd geaccepteerd. Tegen die achtergrond wordt in de vakliteratuur aangenomen dat een beroep op deze ontslaggrond moet worden geconcretiseerd aan de hand van bijvoorbeeld waarschuwingsbrieven, gespreksverslagen, interne memo’s en/of e-mails.Conclusie en tips
De les die – opnieuw – valt te leren is dat je als werkgever zo concreet mogelijk én op een éénduidig te bewijzen manier moet aangeven aan de werknemer waar het aan schort in de arbeidsrelatie. En ook wat je vervolgens als werkgever hebt gedaan en welke ondersteuning je hebt geboden aan de werknemer om het geconstateerde probleem te verhelpen. Uiteraard moet dit, om discussie te voorkomen, schriftelijk gebeuren. Bij voorkeur natuurlijk naast mondeling, ter bevestiging van het gevoerde persoonlijke gesprek hieromtrent. Om te voorkomen dat de werknemer stelt dat hij de waarschuwingsbrief niet heeft ontvangen, is het raadzaam om deze brief persoonlijk te overhandigen en tegelijkertijd voor ontvangst te laten tekenen door de werknemer. Ook de aangetekende verzending van een brief is uiteraard een mogelijkheid, naast de verzending per e-mail. Zo voorkom je dat er – bij betwisting van ontvangst door de werknemer – nog een aanvullende stelplicht en bewijslast ten aanzien van de ontvangst door de werknemer gaat gelden.Wet Arbeidsmarkt in Balans
De ingevolge de WAB per 1 januari 2020 geldende extra i-ontslaggrond, maakt het overigens wel mogelijk dat een ontbinding nadien wordt toegewezen als er sprake is van een combinatie van niet voldragen ontslaggronden. Echter, ook dan geldt dat de werkgever voldoende moet stellen om een ontbinding te krijgen én dat het gestelde ook voldoende concreet moet zijn. Bovendien kan de rechter bij een ontbinding op basis van deze nieuwe i-grond een hogere transitievergoeding toekennen (maximaal 50% extra). Voldoende reden lijkt me om als werkgever zeer alert te zijn en een beoogd einde van de arbeidsovereenkomst zorgvuldig voor te bereiden. Te meer omdat een goed opgebouwd ontslagdossier vaak een gang naar de rechter voorkomt. Het vergroot namelijk de kans dat een werknemer instemt met een einde van de arbeidsovereenkomst via een vaststellingsovereenkomst. [post_title] => Werkgever: ben aantoonbaar concreet in je verwijten richting werknemer [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => werkgever-ben-aantoonbaar-concreet-in-je-verwijten-richting-werknemer [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-01-13 16:29:24 [post_modified_gmt] => 2023-01-13 15:29:24 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17086 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 17677 [post_author] => 39 [post_date] => 2019-08-02 17:09:48 [post_date_gmt] => 2019-08-02 15:09:48 [post_content] =>Inleiding
Met de nodige regelmaat wordt in het omgevingsrecht een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Denk hierbij aan de situatie dat een burger of bedrijf een bouwwerk wil bouwen en overlegt met een ambtenaar van de afdeling ruimtelijke ordening van de gemeente om te vragen of het bouwen vergunningplichtig is. Deze ambtenaar zegt toe dat het bouwwerk vergunningvrij kan worden gebouwd. Na de bouw van het bouwwerk blijkt achteraf dat er helemaal geen sprake is van een vergunningvrij bouwwerk en wordt er door de gemeente een handhavingsbesluit genomen. Burgers of bedrijven zullen zich in zo’n situatie willen beroepen op het vertrouwensbeginsel. Een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel bleek in de praktijk echter vaak onmogelijk. Vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) luidde: “Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is in ieder geval vereist dat een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging is gedaan door een daartoe bevoegde persoon die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt.” Een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel lukte vaak niet omdat toezeggingen niet waren gedaan door een daartoe bevoegde persoon en ook bleken toezeggingen vaak niet ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk genoeg.Nieuwe lijn van de Afdeling
De Afdeling heeft op 29 mei 2019 een uitspraak gewezen, waarin de Afdeling afwijkt van dit strenge criterium. Een beroep op het vertrouwensbeginsel moet vanaf nu beoordeeld worden aan de hand van het volgende stappenplan:- Is er sprake van een toezegging?
- Kan de toezegging aan het bevoegde orgaan worden toegerekend?
- Wat is de betekenis van het opgewekte vertrouwen bij de uitoefening van de betreffende bevoegdheid?
Wanneer is er sprake van een toezegging?
Of er sprake is van een toezegging is niet beperkt tot uitlatingen van het bestuursorgaan, maar dit kan ook besloten liggen in diens gedragingen. Er is hierbij vooral van belang hoe de uiting of gedraging op een ‘redelijk denkend burger’ overkomt. In situaties waarbij er slechts algemeen wordt voorgelicht of door het bestuursorgaan uitdrukkelijk een voorbehoud wordt gemaakt, is er geen sprake van een toezegging. Ook moet de burger te goeder trouw zijn.Wanneer kan de toezegging worden toegerekend?
Of de toezegging is gedaan door een daartoe bevoegde persoon is minder van belang. Ook hierbij is het perspectief van de burger leidend. Als de burger op goede gronden mocht veronderstellen dat degene die de toezegging heeft gedaan dit namens het bevoegde orgaan deed, dan kan de toezegging ook aan het bevoegde orgaan worden toegerekend. Ambtenaren die op hun rechtsgebied een toezegging doen kunnen nu sneller aan het bevoegde orgaan worden toegerekend.Wat is de betekenis van het opgewekte vertrouwen?
Er blijven zich situaties voordoen, waarbij een beroep op het vertrouwensbeginsel niet wordt gehonoreerd omdat er andere belangen kunnen zijn die zwaarder wegen dan een beroep op het vertrouwensbeginsel. Denk hierbij aan het algemeen belang en belangen van derden.Recente rechtspraak en de gevolgen voor de praktijk
In enkele recente uitspraken heeft de Afdeling het nieuw ontwikkelde stappenplan verder in gebruik genomen. In een uitspraak van 5 juni 2019 oordeelde de Afdeling dat toezeggingen gedaan door baliemedewerkers – nu die medewerkers slechts algemene informatie behoren te verstrekken – niet aan het bevoegde orgaan kunnen worden toegerekend. Aan de kwalificatie van een toezegging werd overigens wel voldaan. In een uitspraak van 10 juli 2019 ging het om de belangen van derden bij het honoreren van een beroep op het vertrouwensbeginsel. De Afdeling oordeelde dat in de onderhavige situatie de verzoeker om handhaving onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zodanige overlast ervoer dat zijn belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overtreder bij het beroep op het vertrouwensbeginsel. Interessant is de uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2019, waarin het ging om het langdurig stilzitten van het bevoegd orgaan bij een illegale situatie. Zoals aangegeven is sinds de uitspraak van 29 mei 2019 een daadwerkelijke toezegging niet vereist. De toezegging kan besloten liggen in gedragingen. De Afdeling kwam tot het oordeel dat het enkele feit dat het bevoegde orgaan bekend was met de overtreding en daar gedurende lange tijd niet handhavend heeft opgetreden, betekent niet dat de indruk is gewekt om in de toekomst niet handhavend op te treden. Een greep uit de recente jurisprudentie laat zien dat de invulling van het nieuwe stappenplan van meet af aan volop in ontwikkeling is. Duidelijk is dat de Afdeling een kentering heeft beoogd naar het perspectief van de burger. Ambtenaren zullen hierbij voorzichtiger moeten zijn met het doen van uitlatingen om te voorkomen dat het bevoegd orgaan gebonden raakt. Burgers doen er nog steeds goed aan om schriftelijke bevestiging te vragen van gedane toezeggingen. Heeft u een situatie waarbij u een beroep op het vertrouwensbeginsel wenst te doen. Leg het aan ons voor. Onze bestuursrechtadvocaten kunnen u hier verder mee van dienst zijn.
02 aug 2019
02 aug 2019
01 aug 2019
30 jul 2019