Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [paged] => 0
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 10
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1310
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (10)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 0, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 41630
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2024-03-19 10:01:11
                    [post_date_gmt] => 2024-03-19 09:01:11
                    [post_content] => De Koninklijke Landmacht plaatst een bericht op LinkedIn waarin melding wordt gemaakt van het door Kärcher winnen van een aanbesteding voor mobiele drinkwaterinstallaties. De op dat bericht door de bestuurder van een verliezende inschrijver geplaatste reactie wordt door de rechtbank Den Haag op onderdelen gekwalificeerd als onrechtmatige concurrentie in de zin van artikel 6:194a BW met als resultaat een verbod op nader in het vonnis geformuleerde openbare uitlatingen.

Wat zijn de feiten?

De Koninklijke Landmacht heeft in 2017 een aanbesteding uitgeschreven voor de levering van mobiele drinkwaterinstallaties voor militaire toepassing. Kärcher die zich richt op reinigingstechnologie en zich onder andere bezighoudt met de productie en levering van mobiele waterbottelingsinstallaties, waarmee het mogelijk is om op locatie drinkwater te verpakken en bottelen, schrijft in op deze aanbesteding. Ook een Belgische onderneming die zich richt op onder meer de productie en levering van mobiele waterbottelingsinstallaties, schrijft in op de aanbesteding. De Koninklijke Landmacht heeft in mei 2021 een bericht op haar LinkedIn-pagina geplaatst waarin staat dat zij met Kärcher een contract heeft gesloten voor de levering van drinkwaterinstallaties. Een bestuurder van een Belgische firma (die ook op de aanbesteding had ingeschreven) heeft daarbij een reactie geplaatst. Twee passages in die reactie zijn hier van belang. De passage: “niet gekeken naar Europese machine directieven voor voeding, niet naar toegankelijkheid, hygiëne of reinigbaarheid en zeker al niet naar onderhoud en efficiëntie. Crosscontaminatie: niet bekeken. Processtabiliteit: geen belang” (hierna: passage I). En passage II: “ Elke professioneel in de water botteling industrie zou zich schamen in de materiaalkeuze. En dat is niet alleen onze mening, dat weet u!” Tezamen wordt dit verder “de uitlating” genoemd. Kärcher stelt dat met de uitlating sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame dan wel een onrechtmatige daad.

Wat vindt de rechtbank?

De rechtbank Den Haag moet in deze zaak dus beoordelen of het LinkedIn-bericht (op onderdelen) kan worden aangemerkt als ongeoorloofde vergelijkende reclame (onrechtmatige concurrentie), dan wel of gedaagden (d.w.z. de Belgische firma en haar bestuurder) anderszins onrechtmatig ten opzichte van Kärcher hebben gehandeld. Voorop wordt gesteld dat de uitlating als vergelijkende reclame kan worden beschouwd. Dat een  wervende reclameboodschap ontbreekt is niet relevant. In dit verband is ook niet van belang,  dat het LinkedIn-bericht is geplaatst op het moment dat duidelijk was dat de Belgische firma de aanbesteding had verloren. Ook in dat stadium kunnen immers nog afbrekende mededelingen worden gedaan over de producten van Kärcher. Er is niet in geschil dat Kärcher en de Belgische firma elkaars directe concurrenten zijn op een kleine markt en dat het regelmatig voorkomt dat zij strijden om dezelfde opdracht. Aan de kwalificatie als vergelijkende reclame staat verder niet in de weg dat Kärcher of haar producten niet uitdrukkelijk zijn benoemd in de uitlating. Het gaat erom of het publiek de uitlating kan herleiden tot de concurrent. Hierbij is van belang dat de uitlating van de bestuurder van de Belgische firma als reactie op het bericht van de Koninklijke Landmacht is geplaatst waarin staat dat Kärcher drinkwaterinstallaties zal leveren. Onder deze omstandigheden zal het publiek de uitlating betrekken op (herleiden tot) Kärcher en/of haar producten. Voor de kwalificatie als vergelijkende reclame is evenmin vereist dat de uitlating een vergelijking bevat tussen de producten van Kärcher en die van de Belgische firma. Uit de tekst van artikel 6:194a BW kan een dergelijke eis niet worden afgeleid. Van belang is dat afbrekende mededelingen over de producten of diensten van een concurrent  binnen het toepassingsgebied van artikel 6:194a BW vallen, ook al wordt daarbij niet uitdrukkelijk een vergelijking gemaakt met de eigen producten of diensten, aldus de rechtbank. Vergelijkingen met de eigen producten of diensten kunnen immers ook besloten liggen in afbrekende mededelingen over de producten of diensten van een concurrent. De rechtbank volgt gedaagden verder niet in hun stelling dat de uitlating slechts als een uiting van persoonlijke frustratie van de bestuurder van de Belgische firma kan worden aangemerkt. De gekozen bewoordingen “volgens ons en een onafhankelijke auditor” en “Elke professioneel in de water botteling industrie zou zich schamen in de materiaalkeuze. En dat is niet alleen onze mening, dat weet u!” strekken verder dan alleen het uiten van een persoonlijke mening of frustratie. Door de gekozen bewoordingen zal het publiek (kunnen) veronderstellen dat de uitlating (in ieder geval gedeeltelijk) is gebaseerd op objectieve gegevens. Wat betreft passage I en II constateert de rechtbank dat de uitlating geen vergelijking bevat. Maar passages I en II van de uitlating zijn volgens de rechtbank wel aan te merken als afbrekende mededelingen in de zin van artikel 6:194a lid 2 sub e BW. Hiertoe is niet relevant dat het publiek vanwege het ontbreken van achtergrondinformatie de uitlating niet zal betrekken op de producten van Kärcher, maar op de keuze van de Koninklijke Landmacht voor de producten van Kärcher. Ook in het laatste geval is er gelet op de gekozen bewoordingen sprake van afbrekende mededelingen.

De positie van de Belgische firma en van haar bestuurder

Artikel 6:194a BW richt zich tegen degene die de mededeling openbaar maakt of openbaar laat maken. Het staat vast dat de bestuurder de uitlating openbaar heeft gemaakt, door deze onder het LinkedIn-bericht van de Koninklijke Landmacht te plaatsen, zodat Kärcher haar vorderingen in ieder geval kan richten tegen de bestuurder. Wat betreft de Belgische firma ligt dit anders. De enkele omstandigheid dat haar bestuurder de uitlating heeft gedaan leidt op zichzelf nog niet tot de conclusie dat de Belgische firma invloed heeft gehad op de plaatsing en de inhoud van deze mededeling. Het staat echter vast dat de Belgische firma, nadat zij de sommatie van Kärcher heeft ontvangen, zich niet uitdrukkelijk heeft verzet tegen de openbaarmaking van de uitlating of van de inhoud daarvan afstand heeft genomen. Onder die omstandigheden kan Kärcher haar vorderingen ook tegen de Belgische firma instellen.

Waartoe leidt dit?

Welnu, zowel de Belgische firma als haar bestuurder wordt verboden  via het internet, schriftelijk, per e-mail, sms of andere wijze in het openbaar uitlatingen te doen die inhouden dat bij de keuze van de door de Koninklijke Landmacht aanbestede en door Kärcher geleverde 26 mobiele drinkwaterinstallaties, niet is gekeken naar: Europese toepasselijke regelgeving, toegankelijkheid, hygiëne of reinigbaarheid, onderhoud, efficiëntie en crosscontaminatie en/of dat processtabiliteit niet van belang was. Zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.

Moraal van dit verhaal

Het verliezen van een aanbesteding is van alle tijden. Frustratie daarover en onbegrip (soms terecht) ook. Hoewel het doen van een als ‘uitermate kritisch’ te kwalificeren uitlating misschien (kortstondig) oplucht, is het niet productief. De aanbestedende dienst zal er echt geen andere gunning van maken. En zoals hier, het kan de winnaar van de aanbesteding brengen tot juridische stappen. Beter is om binnen de bezwaartermijn op de voorlopige gunning te beoordelen of er juridische argumenten zijn om met redelijke kans op succes de voorlopige gunning in kort geding aan te vechten. Of dat een klacht bij de Commissie van aanbestedingsexperts opportuun is. En zo niet? Tja, dan kan op een ronkend LinkedIn bericht over een gesloten contract beter als ‘sportieve verliezer’ de concurrent worden gefeliciteerd en ondertussen bedenken wat er bij de volgende inschrijving op een aanbesteding beter kan en moet. Voor de volledige uitspraak zie rechtspraak.nl   Rik Wevers 2 [post_title] => Openbare kritiek op gunning niet zonder risico [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => openbare-kritiek-op-gunning-niet-zonder-risico [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-19 10:03:23 [post_modified_gmt] => 2024-03-19 09:03:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41630 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 41174 [post_author] => 10 [post_date] => 2024-02-16 08:52:06 [post_date_gmt] => 2024-02-16 07:52:06 [post_content] => Zorgaanbieders gaan vaak als combinatie een inschrijving aan. Een combinatie is een samenwerking van ondernemingen. Vaak is de reden van de combinatie dat men afzonderlijk niet in staat is om aan de opdracht te voldoen, met name omdat individueel men niet voldoet aan de gestelde geschiktheidseisen. Het is van belang bij de beoordeling van het bij combinatievorming doen van een beroep op elkaars geschiktheid om te kunnen inschrijven, een onderscheid te maken tussen een beroep op technische geschiktheid en een beroep op de financiële geschiktheid. Zorgcombinatie Een combinatie dient in zijn geheel aan de gestelde geschiktheidseisen te voldoen. Bij technische geschiktheid kan een beroep op de technische geschiktheid van een van de combinatieleden worden gedaan om aan te tonen dat de combinatie als geheel voldoet. Bij een beroep op financiële geschiktheid ligt dit anders en genuanceerder. Als bijvoorbeeld de eis is dat de inschrijver dus de combinatie, als geheel een positief eigen vermogen heeft, dan dient de combinatie als geheel een positief eigen vermogen te hebben. Het is dan onvoldoende dat slechts een van de combinatieleden een positief eigen vermogen heeft omdat als de andere combinatieleden een negatief eigen vermogen hebben, zal dat in mindering strekken op het voornoemde positief eigen vermogen en waardoor de combinatie als geheel een negatief eigen vermogen kan hebben. En waarmee dan niet wordt voldaan aan de bewuste eis van financiële geschiktheid Heeft u als zorgaanbieder vragen over uw aankomende inschrijving of over het aanbestedingsrecht? Neem dan vrijblijvend contact op met Rik Wevers via wevers@bg.legal. Rik Wevers 2 [post_title] => Een zorgcombinatie dient als geheel aan de financiële geschiktheidseisen te voldoen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-zorgcombinatie-dient-als-geheel-aan-de-financiele-geschiktheidseisen-te-voldoen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-02-16 08:52:06 [post_modified_gmt] => 2024-02-16 07:52:06 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41174 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 40693 [post_author] => 10 [post_date] => 2024-01-11 08:57:36 [post_date_gmt] => 2024-01-11 07:57:36 [post_content] => Het aantonen dat beschikt wordt over een kwaliteitssysteem dat gelijkwaardig is aan een bepaalde ISO certificering verlangt geen externe audit. Wel dat mede afhankelijk van wat een inschrijvingsleidraad zegt over wat gelijkwaardigheid inhoudt, aangetoond wordt hoe de kwaliteit daadwerkelijk is gewaarborgd. Dat laatste kan onder meer ook als op het moment van inschrijving een ISO-certificering wordt doorlopen en men vervolgens ook daadwerkelijk over het certificaat komt te beschikken.

Wat zijn de feiten?

Het KNMI houdt een Europese niet openbare aanbestedingsprocedure voor de ontwikkeling, beheer, onderhoud en doorontwikkeling van de KNMI App. Ten behoeve van de selectie is er een selectieleidraad. Daarin is als geschiktheidseis vermeld “Kwaliteitsmanagementsysteem ISO 9001 of gelijkwaardig”. De geschiktheidseis is een knock-out criterium. Het niet voldoen aan de geschiktheidseis leidt tot uitsluiting. In de Nota van Inlichtingen wordt uitleg gegeven aan onder meer de term “gelijkwaardigheid”. Het antwoord op een vraag luidt: “Een ISO certificering vertelt het KNMI dat, wanneer u zegt dat u kwaliteit borgt, inzicht heeft in (bedrijfs)risico en hierop acteert, u dit ook kunt waarmaken (het is immers getoetst). Als u geen ISO-certificering heeft, dan is het belangrijk voor het KNMI dat u beschrijft op welke manier u kwaliteit borgt, op welke manier u (bedrijfs)risico's inzichtelijk maakt en hoe u vervolgens zowel kwaliteitsmanagement als risicomanagement uitvoert. Gelijkwaardigheid is: -   Een kwaliteitshandboek met beleidsverklaring en een handtekening van het management.                   -   Een beschrijving van het kwaliteitssysteem met beleidsverklaring en handtekening van het  management.” Eiseres is kort geding stelt dat voor het verkrijgen van een ISO9001-certificaat een externe audit nodig is, die jaarlijks dient te worden herhaald. Om aan te tonen dat een kwaliteitssysteem gelijkwaardig is aan ISO9001 dient volgens eiseres daarom ook een externe audit te worden overgelegd. Nu niet is gebleken dat de combinatie aan wie de opdracht gegund is, dat heeft gedaan, moet volgens eiseres worden geconcludeerd dat de combinatie niet voldoet aan de bewuste geschiktheidseis. Fact Friday aanbesteding

Wat vindt de voorzieningenrechter?

De voorzieningenrechter volgt eiseres daar niet in. In de Aanbestedingswet noch in de Inschrijvingsleidraad is een expliciete procedure opgenomen voor het beoordelen van gelijkwaardigheid, anders dan met de beantwoording van een vraag dat gelijkwaardigheid is: “- Een kwaliteitshandboek met beleidsverklaring en een handtekening van het management.                                - Een beschrijving van het kwaliteitssysteem met beleidsverklaring en handtekening van het management.” De rechter vervolgt. Dat de gelijkwaardigheid alleen kan worden bewezen met een verklaring van een externe partij blijkt hier niet uit. Het accepteren van andere bewijzen inzake gelijkwaardige maatregelen is juist bestemd voor de situatie dat een ondernemer het betreffende certificaat niet binnen de gestelde termijnen kan verwerven om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden. Het ligt dan niet voor de hand dat die ondernemer dan om geldig te kunnen inschrijven wel eerst nog een externe audit zou moeten laten verrichten. Het ligt veeleer voor de hand dat in een dergelijke situatie de aanbestedende dienst beoordeelt of de overgelegde bewijzen voldoende zijn om de gelijkwaardigheidstoets te doorstaan. Die beoordeling zal uiteraard wel moeten plaatsvinden door een ter zake deskundige beoordelaar. De Staat heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dat hier het geval is geweest, door toe te lichten dat de beoordeling heeft plaatsgevonden door een toetser van het KNMI die meer dan twintig jaar ervaring heeft met kwaliteitsmanagement en ook verantwoordelijk is voor de certificering en hercertificering van ISO9001 voor het KNMI. Eiseres aldus de voorzieningenrechter, kan worden gevolgd in haar standpunt dat voor de gelijkwaardigheid van belang is in hoeverre de kwaliteit daadwerkelijk is gewaarborgd op dat moment. Uit het antwoord op vraag volgt echter dat de Staat ook daarop beoordeelt (“Als u geen ISO-certificering heeft, dan is het belangrijk voor het KNMI dat u beschrijft op welke manier u kwaliteit borgt, op welke manier u (bedrijfs)risico's inzichtelijk maakt en hoe u vervolgens zowel kwaliteitsmanagement als risicomanagement uitvoert”). Dat de beoordeling hiervan in dit geval de toets der kritiek heeft doorstaan acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk, omdat is gebleken dat een van de deelnemers aan de combinatie op het moment van inschrijving de procedure van ISO-certificering doorliep en vervolgens ook daadwerkelijk over het certificaat is komen te beschikken. Voor de volledige uitspraak zie rechtspraak.nl. Rik Wevers 2             [post_title] => Voor aantonen gelijkwaardigheid in aanbesteding is een externe audit niet nodig [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voor-aantonen-gelijkwaardigheid-in-aanbesteding-is-een-externe-audit-niet-nodig [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-11 08:57:36 [post_modified_gmt] => 2024-01-11 07:57:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40693 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 40142 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-12-11 14:08:10 [post_date_gmt] => 2023-12-11 13:08:10 [post_content] => De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 6 december 2023 het advies vastgesteld over het wetsvoorstel voor verbetering van de beschikbaarheid van de jeugdzorg.

Inhoud voorstel

Het wetsvoorstel verplicht gemeenten tot gezamenlijke regionale inkoop van specialistische jeugdzorg via jeugdregio’s. Dit gaat over kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en nog aan te wijzen vormen van gespecialiseerde jeugdhulp. Doel hiervan is te bevorderen dat deze vormen van zorg altijd in voldoende mate beschikbaar zijn.  Het voorstel maakt verder de landelijke inkoop van specialistische jeugdzorg mogelijk. In het voorstel worden ook eisen gesteld aan de toezichtstructuur en de financiële verantwoording voor aanbieders van jeugdhulp en gecertificeerde instellingen, die verantwoordelijk zijn voor kinderbescherming en jeugdreclassering. Daarnaast krijgt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) taken op het terrein van de Jeugdwet zoals stelselonderzoek, vroegsignalering en toezicht.

Wat vindt de Afdeling advisering?

De Afdeling advisering ziet het voorstel als een eerste stap in de uitwerking van de zogenoemde Hervormingsagenda Jeugd, waarin de regering maatregelen heeft opgenomen om het functioneren van het stelsel van jeugdzorg te verbeteren. Het belang van verplichte regionalisering en standaardisering wordt onderschreven. De Afdeling constateert echter ook dat gemeenten maar slechts beperkt invloed hebben op de instroom, uitstroom en inkoop(voorwaarden) van specialistische jeugdzorg. Daarom is het de vraag waarom de regering er in het wetsvoorstel niet voor heeft gekozen om deze zeer specialistische vormen van zorg vanuit het Rijk in te kopen en te financieren. De Afdeling advisering vindt ook dat de regering meer duidelijkheid moet bieden over de betekenis van beschikbaarheid van jeugdzorg. Het is onduidelijk of dit meer van gemeenten vraagt dan nu het geval is. Ook vraagt dit om afbakening van de reikwijdte van de jeugdhulpplicht en helderheid over de financiële randvoorwaarden voor de jeugdzorg. Daarnaast moet rekening worden gehouden met arbeidsmarkttekorten en moeten er keuzes worden gemaakt over de zorgverlening. Dat deze thema’s worden opgepakt is afgesproken in de Hervormingsagenda Jeugd. De Afdeling advisering adviseert de regering om in het wetsvoorstel zelf de regio-indeling op te nemen en te bepalen welke vormen van specialistische jeugdhulp verplicht moeten worden geregionaliseerd. Het is beter dit in de wet te plaatsen dan in een ministeriële regeling. Tot slot vindt de Afdeling advisering het niet proportioneel om aan (alle) jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen de voorgestelde eisen te stellen over een interne toezichthouder en transparante bedrijfsvoering. En de Afdeling advisering adviseert om de taken van de NZa te verduidelijken en daarbij toezicht en advies te scheiden. Zie hier de volledige tekst van het advies. Rik Wevers 1 [post_title] => Advies wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg gepubliceerd [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => advies-wet-verbetering-beschikbaarheid-jeugdzorg-gepubliceerd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-12-11 14:08:10 [post_modified_gmt] => 2023-12-11 13:08:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40142 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 39817 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-11-17 09:29:37 [post_date_gmt] => 2023-11-17 08:29:37 [post_content] => Dit ‘weetje’ is overigens niets nieuws maar van voldoende belang om nog maar eens te benadrukken. Dit naar aanleiding van een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 oktober jl.

Wat zijn de feiten?

Een zorgaanbieder wil een overeenkomst sluiten met CZ-zorgkantoor voor het leveren van Wlz-zorg. Hiertoe heeft de zorgaanbieder zich ingeschreven voor de zorginkoopprocedure voor het jaar 2024. Het zorgkantoor constateert dat de inschrijving niet voldoet aan de eisen omdat in het ingediende ondernemingsplan is uitgegaan van een 100% bezettingsgraad met uitzondering van momenten van een mindere bezettingsgraad. Voor CZ Zorgkantoor is een permanente bezettingsgraad van 100% niet realistisch zoals de inschrijver zelf eigenlijk ook in de inschrijving heeft aangegeven. De uitgesloten inschrijver stapt naar de rechter, omdat zij vindt dat zij in de gelegenheid had moeten worden gesteld om in de inschrijving haar bezettingspercentage te herstellen naar een realistisch percentage. Zorginkoop

Wat vindt de rechter?

De rechter geeft aan dat hoewel een zorginkoopprocedure in beginsel civielrechtelijk van karakter is maar zodanige trekken vertoont van een openbare aanbestedingsprocedure dat CZ Zorgkantoor bij het voeren van de inkoopprocedure moet aansluiten bij de beginselen van het aanbestedingsrecht. Deze beginselen omvatten onder meer het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel. Genoemde beginselen verzetten zich er in principe tegen dat een inschrijver zijn inschrijving na indiening nog aanpast. In uitzonderlijke gevallen mag een inschrijving echter worden verbeterd of aangevuld. De wijziging mag er niet toe leiden dat in werkelijkheid een nieuwe inschrijving wordt gedaan. En het verzoek om verbetering of aanvulling moet betrekking hebben op gegevens waarvan objectief kan worden vastgesteld, dat zij dateren van voor de datum van de inschrijving. Het aanpassen van een prognose die gebaseerd is op een 100% bezetting naar een prognose die gebaseerd is op een gedeeltelijke bezetting, zou ertoe leiden dat er materieel gezien sprake is van een nieuwe inschrijving. Het percentage dat behoort bij een realistische prognose, kan niet objectief worden vastgesteld op basis van de inschrijving. Er is dan ook geen sprake van een uitzonderlijk geval waarin aan de inschrijver de gelegenheid zou moeten worden geboden haar inschrijving te verbeteren of aan te vullen.

Conclusie

Dat de beginselen van aanbestedingsrecht van toepassing zijn op zorginkoop werkt naar twee kanten. Inkopers van zorg moeten die beginselen hanteren en dat komt de transparantie en de gelijke behandeling bij zorginkoop ten faveure van inschrijvende zorgaanbieders ten goede. Aan de andere kant, weet als zorgaanbieder dat je zelf verantwoordelijk bent voor het doen van een geldige inschrijving en dat dus juist vanwege diezelfde aanbestedingsbeginselen, de ruimte om bij fouten in de inschrijving herstel van die fouten door te voeren, er lang niet altijd is! Heeft u als zorgaanbieder vragen over uw komende inschrijving of over het aanbestedingsrecht? Neem dan vrijblijvend contact op met Rik Wevers via wevers@bg.legal. Rik Wevers 2       [post_title] => Zorgaanbieders let op: ook bij zorginkoopprocedure gelden beginselen aanbestedingsrecht! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => zorgaanbieders-let-op-ook-bij-zorginkoopprocedure-gelden-beginselen-aanbestedingsrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-11-17 09:39:10 [post_modified_gmt] => 2023-11-17 08:39:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=39817 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 38846 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-09-27 16:33:00 [post_date_gmt] => 2023-09-27 14:33:00 [post_content] => De inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 heeft grote gevolgen voor het leerstuk van de planschade. Met planschade wordt bedoeld voor vergoeding in aanmerking komende schade die wordt ondervonden door een planologisch besluit. In het kader van de blogreeks van BG.legal over de Omgevingswet wordt hier uiteengezet wat er verandert aan dit systeem voor de vergoeding van planschade.   Vooropgesteld, waar er nu onder de huidige Wet ruimtelijke ordening nog wordt gesproken van ‘planschade’ heet dat onder de Omgevingswet ‘nadeelcompensatie’. Een overkoepelende term voor schade die rechtmatig door de overheid wordt veroorzaakt en wordt gecompenseerd.

Verschuiving schadeveroorzakend besluit

Net zoals nu het geval is zal de Omgevingswet een limitatieve opsomming geven van de schadeoorzaken die recht geven op ‘nadeelcompensatie’. Onder andere een regel in een omgevingsplan, een omgevingsvergunning en een projectbesluit. De schade kan zijn directe of indirecte schade. Directe schade houdt in dat het schadeveroorzakende besluit ziet op het perceel of de opstallen waar de schade ontstaat. Indirecte schade is schade dat ziet op nabijgelegen gronden. Daar waar nu nog het planologische besluit waarmee bebouwings- en gebruiksmogelijkheden in het leven worden geroepen, het ‘schadeveroorzakende besluit’ is, zal voor indirecte schade onder de Omgevingswet gaan gelden dat pas om nadeelcompensatie kan worden verzocht als er toestemming wordt verleend om de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden daadwerkelijk te realiseren. Bij activiteiten waar geen omgevingsvergunning voor nodig is, zal de indirecte schade pas ontstaan op het moment dat bekend is gemaakt dat die activiteit wordt uitgevoerd of daar feitelijk mee is begonnen. Bij directe schade kunnen er twee momenten zijn waarop de schade kan worden geclaimd. In sommige gevallen kan het omgevingsplan het schadeveroorzakende besluit zijn. Denk aan directe schade die het rechtstreeks gevolg is van een regel in het omgevingsplan (bijvoorbeeld de wijziging of beëindiging van een bestaande functie van een locatie). In andere gevallen is daarentegen de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning het schadeveroorzakende besluit. Bijvoorbeeld in de situatie dat in een omgevingsplan een verbod is opgenomen om zonder een omgevingsvergunning een bepaalde activiteit uit te voeren.

De vergelijking

Op basis van de huidige Wet op de ruimtelijke ordening moet bij een verzoek om planschade een vergelijking worden gemaakt tussen de maximale planologische mogelijkheden op basis van het oude planologische regime en de maximale planologische mogelijkheden op basis van het nieuwe planologische regime. Dan wordt vervolgens beoordeeld in hoeverre het nieuwe planologische regime een waarde verminderende werking heeft op het betrokken perceel (directe schade) of de nabijgelegen percelen (indirecte schade). Onder de Omgevingswet geldt voor indirecte schade dat moet worden vergeleken tussen de feitelijke situatie voorafgaand aan het schadeveroorzakende besluit en de vergunde situatie. Bij directe schade wordt net als nu het geval is een vergelijking gemaakt tussen de maximale mogelijkheden van het oude en nieuwe planologische regime.

Risicoaanvaarding

Doordat het moment waarop bij indirecte schade nadeelcompensatie kan worden verkregen later is (niet bij het vaststellen van het omgevingsplan maar bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het verrichten van een concrete activiteit), wordt wat genoemd wordt, de actieve risico-aanvaarding (voorzienbaarheid) in de Omgevingswet beperkt. Als er sprake is van voorzienbaarheid van de schadeveroorzakende ontwikkeling ten tijde van de aankoop van het object, dan is er geen recht op nadeelcompensatie. Maar omdat bij het vaststellen van het omgevingsplan nog niet duidelijk is in hoeverre er daadwerkelijk gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheden die het omgevingsplan biedt, wordt het niet redelijk geacht de benadeelde tegen te werpen dat hij op grond van het omgevingsplan had kunnen voorzien dat zich voor hem ongunstige wijzigingen konden voordoen. Maar dit geldt wel alleen voor woningen en dus niet voor andere onroerende zaken zoals een bedrijf en een kantoor. Dus bij de aankoop door de benadeelde van een woning ná vaststelling van het omgevingsplan blijft er het recht op nadeelcompensatie bestaan.

Normaal maatschappelijk risico

In de huidige wetgeving is voor indirecte schade een standaard forfait van 2% vastgelegd voor het normaal maatschappelijk risico. Met dit laatste wordt bedoeld een deel van de schade die voor eigen rekening blijft. In de rechtspraak worden overigens vaak hogere percentages toegepast. In de Omgevingswet wordt voor indirecte schade een normaal maatschappelijk risico van 4% gehanteerd. Voor directe schade geldt zoals ook nu het geval is, geen vast normaal maatschappelijk risico.

Overgangsrecht

De huidige planschaderegeling blijft vijf jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet gelden als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet de schade is veroorzaakt door een schadeveroorzakend besluit onder de Wet ruimtelijke ordening. Verder, als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gevraagd om een schadeveroorzakend besluit of er is een ambtshalve te nemen schadeveroorzakend besluit ter inzage gelegd, dan blijft het huidige planschaderecht ook gelden als binnen vijf jaar nadat het schadeveroorzakend besluit van kracht is geworden wordt gevraagd om planschade. Voor vragen over planschade onder de Omgevingswet kunt u contact opnemen met één van de specialisten van de sectie Vastgoed en Omgeving van BG.legal
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
Rik Wevers 2 [post_title] => Planschade onder de Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => planschade-onder-de-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:32:19 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:32:19 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38846 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 37894 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-08-11 08:50:16 [post_date_gmt] => 2023-08-11 06:50:16 [post_content] => De inwerkingtreding van de Wet toetreding zorgaanbieders en de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders op 1 januari 2022 heeft onder meer geleid tot een wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) waarin staat dat een zorgaanbieder jaarlijks voor 1 juni een jaarverantwoording openbaar moet maken.

Doel jaarverantwoording

Het doel van de Jaarverantwoording is dat het bijdraagt bij aan het op orde hebben van de bedrijfsvoering hetgeen van belang is voor het kunnen verlenen van goede zorg. De Jaarverantwoording is ook een maatschappelijke verantwoording van zorgaanbieders over de besteding van collectieve middelen. De Jaarverantwoording is ook een hulpmiddel voor het risicogericht toezicht op zorgaanbieders en het geeft andere betrokkenen (zoals cliëntenraden) inzicht in de (financiële) bedrijfsvoering van zorgaanbieders. Fact jaarverantwoording linkedin

Voor wie?

De Jaarverantwoording geldt voor vrijwel alle zorgaanbieders. Zoals natuurlijke personen of rechtspersonen die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verlenen. Maar ook natuurlijke personen of rechtspersonen voor zover deze tarieven in rekening brengen voor het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van zorg door een zorgaanbieder die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verlenen, en dit bij een van de volgende partijen: a. aan een zorgverzekeraar, Wlz-uitvoerder of een particuliere ziektekostenverzekeraar, b. een andere zorgaanbieder (zoals een hoofdaannemer), c. een patiënt, d. een verzekerde (bijvoorbeeld een pgb-budgethouder).

Vanwege welke zorg?

Zorg in de zin van de WMG is zorg omschreven bij of op grond van de Zorgverzekeringswet en zorg omschreven bij of op grond van de Wet langdurige zorg. Maar ook individuele gezondheidszorg die niet onder de vorige categorieën valt en die betrekking heeft op een natuurlijke persoon en ertoe strekt diens gezondheid te bevorderen of te bewaken. En ook zorg als bedoeld in artikel 2 van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG.

Voor wie is de verantwoordingsplicht nieuw?

Denk aan de eerstelijnsaanbieders van de Zorgverzekeringswet. Zorgaanbieders die uitsluitend met Zorgverzekeringswet- of Wet langdurige zorg-persoonsgebonden budgetten bekostigd worden. Onderaannemers. Maar ook zorgaanbieders die uitsluitend worden bekostigd met een VWS-subsidie. Wanneer moeten de zorgaanbieders voor wie de jaarverantwoording nieuw is deze openbaar maken? Zij moeten uiterlijk op 30 december 2023 de jaarverantwoording over boekjaar 2022 openbaar maken. Voor meer informatie waaronder handreikingen voor zorgaanbieders zie jaarverantwoordingzorg.nl Rik Wevers 1 [post_title] => Zorgaanbieder let op uw Jaarverantwoording Zorg [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => zorgaanbieder-let-op-uw-jaarverantwoording-zorg [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-08-11 09:28:50 [post_modified_gmt] => 2023-08-11 07:28:50 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=37894 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 37073 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-07-06 12:08:51 [post_date_gmt] => 2023-07-06 10:08:51 [post_content] => Een vof kan bij haar inschrijving op een aanbesteding volstaan met één ingevuld en ondertekend UEA (Uniform Europees Aanbestedingsdocument) als zij de opdracht gaat uitvoeren met eigen middelen. Maar wat zijn ‘eigen middelen’? Hier het antwoord.

Inleiding   

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in 2021 zogenaamde ‘prejudiciële vragen’ gesteld aan het Hof van Justitie EU (HvJ EU) over de vraag wanneer een vof kan volstaan met één eigen UEA en wanneer ook de vennoten van de vof een eigen UEA moeten indienen. In een eerdere bijdrage is op de beantwoording door het HvJ EU ingegaan.

UEA en vof

Het antwoord van het HvJ EU komt er kortgezegd op neer dat een vof alleen het eigen UEA hoeft in te dienen wanneer de vof voornemens is individueel aan de aanbesteding deel te nemen of de inschrijving in te dienen en aantoont dat zij de betrokken opdracht met uitsluitend eigen personeel en materieel kan uitvoeren, dat wil zeggen met de middelen die haar gezamenlijke vennoten overeenkomstig de vennootschapsovereenkomst aan haar hebben overgedragen en waarover zij vrijelijk kan beschikken.

Eigen middelen

Uit de vervolguitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 27 juni 2023 volgt dat uit de overweging van het HvJ EU dat de inschrijver aantoont dat zij de betrokken opdracht met uitsluitend eigen personeel en materieel kan uitvoeren, niet volgt dat een inschrijver steeds het materieel dat voor het uitvoeren van de opdracht nodig is, in eigendom moet hebben. Voor het met uitsluitend eigen personeel en materieel uitvoeren van de opdracht volstaat dat de inschrijver de overeenkomst kan uitvoeren met middelen (personeel en materieel) waarover zij vrijelijk kan beschikken. Een inschrijver beschikt niet alleen vrijelijk over materieel wanneer het in eigendom is, maar bijvoorbeeld ook wanneer het materieel op eigen draagkracht (zonder voor de financiering daarvan afhankelijk te zijn van derden) wordt gehuurd of geleased. In dat geval volstaat dus één UEA.

Conclusie

Het materieel waarover de vof vrijelijk de beschikking heeft, hoeft de vof dus niet in eigendom te hebben. Het materieel kan ook gehuurd of geleased worden. Belangrijk aandachtspunt hierbij is dus wel dat het huren of leasen door de vof op eigen draagkracht gebeurt. Zodra de vof voor de financiering van het te huren/leasen ’eigen materieel’ afhankelijk is van de financiering door de vennoten, is sprake van een beroep op de draagkracht van de vennoten en moet de vof niet alleen haar eigen UEA indienen maar moet ook die van de vennoten. Bij twijfel of de vof toch niet mogelijk geacht wordt een beroep te doen op de draagkracht van vennoten, wordt er goed aan gedaan om zekerheidshalve ook een UEA van elk van de vennoten in te dienen bij de inschrijving als vof op een aanbesteding. Rik Wevers 2 [post_title] => Het UEA bij inschrijven als vof en het vrijelijk beschikken over eigen materieel [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-uea-bij-inschrijven-als-vof-en-het-vrijelijk-beschikken-over-eigen-materieel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-07-06 13:13:59 [post_modified_gmt] => 2023-07-06 11:13:59 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=37073 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 36424 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-05-30 11:39:35 [post_date_gmt] => 2023-05-30 09:39:35 [post_content] => In het zogenaamde Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) is bepaald dat bij de verkoop van een onroerende zaak door een overheidslichaam (denk aan bijvoorbeeld een gemeente of provincie), er de verplichting geldt om aan de hand van een openbare selectieprocedure mededingingsruimte en transparantie te bieden. Dit vanwege de gebondenheid van de overheid aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het gelijkheidsbeginsel, ook als het gaat om het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten. Het gelijkheidsbeginsel strekt dan tot het bieden van gelijke kansen.

Wat betekent dit nu in de praktijk, ruim anderhalf jaar na dit (onder juristen) veelbesproken arrest?

In een eerdere bijdrage is ingegaan op de reikwijdte van het Didam-arrest en de uitzondering op de verplichting om een openbare selectieprocedure te volgen. In een tweede bijdrage is de openbare selectieprocedure aan bod gekomen. In deze bijdrage wordt kort ingezoomd op de verhouding tussen het vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel en de eventuele gevolgen van het Didam-arrest voor toezeggingen, afspraken of overeenkomsten van (vooral) vóór dat arrest.

Beginselen van behoorlijk bestuur

Het gelijkheidsbeginsel, in de context hier strekkend tot het bieden van gelijke kansen, is gericht op het tegengaan van willekeur en favoritisme. De uitoefening van een privaatrechtelijke bevoegdheid denk aan bijvoorbeeld het verkopen of verhuren van onroerend goed, door een overheidslichaam (bijvoorbeeld gemeente of provincie) mag niet in strijd zijn met de geschreven en ongeschreven regels van publiekrecht. Tot die ongeschreven regels van publiekrecht behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Tot voornoemde algemene beginselen behoren niet alleen het gelijkheidsbeginsel maar ook het vertrouwensbeginsel. Het vertrouwensbeginsel houdt in dat een burger erop moet kunnen vertrouwen, dat een bepaalde toezegging van een bestuursorgaan ook wordt nagekomen of een wettelijke bepaling wordt nageleefd. Bij bepaalde toezeggingen (of nu van vóór of na het Didam-arrest) kan er als snel sprake zijn van een botsing tussen het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Van belang is te weten dat er geen rangorde bestaat. De uitkomst van welk beginsel in een concrete zaak moet prevaleren, zal afhankelijk zijn van de door de rechter te maken belangenafweging. Het voornoemde betekent (ook) dat het Didam-arrest geen vrijbrief is om te handelen in strijd met gewekte verwachtingen. Uiteraard is daarbij wel altijd van belang wat er is toegezegd oftewel wat de gewekte verwachting nu precies behelst. Als er bijvoorbeeld sprake is van een toezegging om in overleg te treden, zal dat aan de verplichting om op grond van het Didam-arrest mededingingsruimte te bieden, in beginsel niet afdoen. Er wordt op grond van het vertrouwensbeginsel slechts een extra overlegverplichting geschapen voorafgaand aan het moeten bieden van gelijke kansen om in aanmerking te kunnen komen voor het overheidsvastgoed. Overigens in uitzonderlijke gevallen kunnen gerechtvaardigd gewekte verwachtingen ertoe leiden dat er ten gunste van één partij moet worden afgeweken van beleid en geen mededingingsruimte hoeft te worden geboden. Kortom, als het gerechtvaardigd vertrouwen verder gaat dan een enkele overlegverplichting en er zijn al afspraken gemaakt of er is overeenstemming bereikt, zal het vertrekpunt waarschijnlijk zijn dat dit dient te worden geëerbiedigd. De rechtszekerheid is daarmee ook gediend.

Didam-arrest: terugwerkende kracht

Uit de rechtspraak bleek geruime tijd niet eenduidig of het Didam-arrest nu nieuw recht bevat of een invulling is van reeds bestaand recht. Dit is met name van belang bij zaken waarin verplichtingen spelen die pré-Didam zijn aangegaan. Als het juridisch oordeel is dat het gaat om nieuw recht althans in zijn concrete uitwerking, dan konden partijen daar bij het aangaan van een verplichtingen geen rekening mee houden. Pré-Didam aangegane verplichtingen zullen dan (eerder) in stand blijven. Als het juridisch oordeel is dat het Didam-arrest slechts een uitleg en concretisering is van reeds bestaande verplichtingen uit hoofde van het gelijkheidsbeginsel, zullen naar verwachting pré-Didam verplichtingen bij strijdigheid met dat gelijkheidsbeginsel, eerder (kunnen) sneuvelen. Overigens, het Didam-arrest kent geen overgangsrechtelijke overwegingen. Pré-Didam overeenkomsten zijn dus op zich niet ‘vrijgesteld’ van de Didam-toets, het gelijkheidsbeginsel gold dus vóór Didam ook al. Maar zoals gezegd, er gold evenzeer het vertrouwensbeginsel om maar te zwijgen van het algemene beginsel van pacta sunt servanda: afspraken moeten worden nagekomen. Hoewel in het Didam-arrest dus niet expliciet is bepaald dat de daarin vervatte toets met terugwerkende kracht geldt, leek het daar overigens wel op omdat de Didam toets gebaseerd is op de toepasselijkheid van het gelijkheidsbeginsel ingevolge artikel 3:14 BW bij het aangaan door overheidslichamen van overeenkomsten en dat wetsartikel gold ook al voor het Didam-arrest. Inmiddels is in de rechtspraak duidelijk geworden dat het Didam-arrest terugwerkende kracht heeft en dat overheidslichamen bij vóór het Didam-arrest gesloten overeenkomsten, worden geacht te hebben geweten dat het gelijkheidsbeginsel moet worden uitgelegd zoals in het Didam-arrest gedaan.

Conclusie

Een overeenkomst die vóór het Didam-arrest door een overheidslichaam is gesloten in strijd met het gelijkheidsbeginsel volgens de Didam-toets, kan worden aangetast door middel van een bij de rechter te vorderen vernietiging van die overeenkomst. Rik Wevers 2 [post_title] => Gelijke kansen bij verkoop overheidsvastgoed deel III [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gelijke-kansen-bij-verkoop-overheidsvastgoed-deel-iii [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-05-30 11:42:23 [post_modified_gmt] => 2023-05-30 09:42:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=36424 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 35916 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-04-18 08:48:30 [post_date_gmt] => 2023-04-18 06:48:30 [post_content] => Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 doet in plaats van het bestemmingsplan het omgevingsplan zijn intrede. In een eerdere bijdrage in deze blogreeks van BG.legal over de Omgevingswet is uiteengezet dat het omgevingsplan een bredere strekking heeft dan het bestemmingsplan. Dit laat onverlet dat het in de praktijk zal blijven voorkomen dat een beoogde (her)ontwikkeling niet past binnen het omgevingsplan. Hier wordt kort ingegaan op de mogelijkheid die er is om af te wijken van het omgevingsplan.

Omgevingsvergunning voor een ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’

De Omgevingswet introduceert het begrip ‘omgevingsplanactiviteit’ In de vorige bijdrage in deze blogreeks is ingegaan op de omgevingsplanactiviteit. De buitenplanse omgevingsplanactiviteit is een activiteit die niet voldoet aan de regels in het omgevingsplan. Een buitenplanse omgevingsplanactiviteit betreft dus een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het verboden is deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan of het is een andere (dan in de Omgevingswet zonder vergunning verboden) activiteit die in strijd is met het omgevingsplan. Met een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden afgeweken van de regels die in het omgevingsplan zijn opgenomen. Overigens kan natuurlijk ook een omgevingsplan worden gewijzigd. Dit wordt hier niet besproken.

Procedure

De Omgevingswet voorziet als uitgangspunt in de reguliere procedure voor de verlening van alle omgevingsvergunningen. Dus in beginsel ook voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Maar het bevoegd gezag kan echter op grond van de Omgevingswet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren op de voorbereiding van de beslissing op aanvraag voor en omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Namelijk als het gaat om een activiteit die aanzienlijke gevolgen heeft of kan hebben voor de fysieke leefomgeving en waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid van het college dat dan ook beoordelingsruimte heeft om te beslissen of aan voornoemde criteria is voldaan. Zo ja, kan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (alsnog) van toepassing worden verklaard op de aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

Beoordeling aanvraag omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit

Het bevoegd gezag moet beoordelen of de aangevraagde buitenplanse omgevingsplanactiviteit in verband met 'een evenwichtige toedeling van functies aan locaties', al dan niet door het stellen van voorschriften, aanvaardbaar wordt geacht. De beoordelingsregels voor de omgevingsplanactiviteit zijn opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Aan het besluit moet een deugdelijke motivering ten grondslag worden gelegd. Er moet worden gemotiveerd waarom het afwijken van het omgevingsplan met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties toch aanvaardbaar wordt geacht. Hoe groter de inbreuk van de activiteit op een omgevingsplan, hoe uitgebreider de motivering van het college moet zijn. Ook moet de aanvraag worden getoetst aan de instructieregels voor het omgevingsplan die zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van het Bkl. Dit betreft instructieregels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en genoemd hoofdstuk heeft aan welke regels gelden voor (de vaststelling van) het omgevingsplan. Deze regels zijn van overeenkomstige toepassing verklaard op omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Verder is weigering van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactviteit is aan de orde als verlening zou leiden tot een situatie die niet is toegestaan op grond van de (Rijks)regels, een eventuele instructie van provincie of het Rijk, of omdat een voorbeschermingsregel geldt, of omdat de uit voering van een projectbesluit van provincie of het Rijk wordt belemmerd.

Rol van de gemeenteraad

Het college is in beginsel het bevoegd gezag voor de verlening van een omgevingsvergunning. Maar de gemeenteraad kan gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten aanwijzen waarvoor een advies van de gemeenteraad nodig is. Het advies van de gemeenteraad is dan bindend voor het besluit op de aanvraag.

Conclusie

Voor het afwijken van het omgevingsplan is in de Omgevingswet voorzien in een voor het college flexibel instrument van de omgevingsvergunning voor een ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’. De benodigde toestemming voor een (her)ontwikkeling die niet past binnen de regels van het omgevingsplan kan worden gegeven met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Voor vragen over het afwijken van het omgevingsplan kunt u contact opnemen met één van de specialisten van de sectie Vastgoed en Omgeving van BG.legal.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
Rik Wevers 2 [post_title] => Afwijken van het omgevingsplan [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => afwijken-van-het-omgevingsplan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:32:57 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:32:57 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35916 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 41630 [post_author] => 10 [post_date] => 2024-03-19 10:01:11 [post_date_gmt] => 2024-03-19 09:01:11 [post_content] => De Koninklijke Landmacht plaatst een bericht op LinkedIn waarin melding wordt gemaakt van het door Kärcher winnen van een aanbesteding voor mobiele drinkwaterinstallaties. De op dat bericht door de bestuurder van een verliezende inschrijver geplaatste reactie wordt door de rechtbank Den Haag op onderdelen gekwalificeerd als onrechtmatige concurrentie in de zin van artikel 6:194a BW met als resultaat een verbod op nader in het vonnis geformuleerde openbare uitlatingen.

Wat zijn de feiten?

De Koninklijke Landmacht heeft in 2017 een aanbesteding uitgeschreven voor de levering van mobiele drinkwaterinstallaties voor militaire toepassing. Kärcher die zich richt op reinigingstechnologie en zich onder andere bezighoudt met de productie en levering van mobiele waterbottelingsinstallaties, waarmee het mogelijk is om op locatie drinkwater te verpakken en bottelen, schrijft in op deze aanbesteding. Ook een Belgische onderneming die zich richt op onder meer de productie en levering van mobiele waterbottelingsinstallaties, schrijft in op de aanbesteding. De Koninklijke Landmacht heeft in mei 2021 een bericht op haar LinkedIn-pagina geplaatst waarin staat dat zij met Kärcher een contract heeft gesloten voor de levering van drinkwaterinstallaties. Een bestuurder van een Belgische firma (die ook op de aanbesteding had ingeschreven) heeft daarbij een reactie geplaatst. Twee passages in die reactie zijn hier van belang. De passage: “niet gekeken naar Europese machine directieven voor voeding, niet naar toegankelijkheid, hygiëne of reinigbaarheid en zeker al niet naar onderhoud en efficiëntie. Crosscontaminatie: niet bekeken. Processtabiliteit: geen belang” (hierna: passage I). En passage II: “ Elke professioneel in de water botteling industrie zou zich schamen in de materiaalkeuze. En dat is niet alleen onze mening, dat weet u!” Tezamen wordt dit verder “de uitlating” genoemd. Kärcher stelt dat met de uitlating sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame dan wel een onrechtmatige daad.

Wat vindt de rechtbank?

De rechtbank Den Haag moet in deze zaak dus beoordelen of het LinkedIn-bericht (op onderdelen) kan worden aangemerkt als ongeoorloofde vergelijkende reclame (onrechtmatige concurrentie), dan wel of gedaagden (d.w.z. de Belgische firma en haar bestuurder) anderszins onrechtmatig ten opzichte van Kärcher hebben gehandeld. Voorop wordt gesteld dat de uitlating als vergelijkende reclame kan worden beschouwd. Dat een  wervende reclameboodschap ontbreekt is niet relevant. In dit verband is ook niet van belang,  dat het LinkedIn-bericht is geplaatst op het moment dat duidelijk was dat de Belgische firma de aanbesteding had verloren. Ook in dat stadium kunnen immers nog afbrekende mededelingen worden gedaan over de producten van Kärcher. Er is niet in geschil dat Kärcher en de Belgische firma elkaars directe concurrenten zijn op een kleine markt en dat het regelmatig voorkomt dat zij strijden om dezelfde opdracht. Aan de kwalificatie als vergelijkende reclame staat verder niet in de weg dat Kärcher of haar producten niet uitdrukkelijk zijn benoemd in de uitlating. Het gaat erom of het publiek de uitlating kan herleiden tot de concurrent. Hierbij is van belang dat de uitlating van de bestuurder van de Belgische firma als reactie op het bericht van de Koninklijke Landmacht is geplaatst waarin staat dat Kärcher drinkwaterinstallaties zal leveren. Onder deze omstandigheden zal het publiek de uitlating betrekken op (herleiden tot) Kärcher en/of haar producten. Voor de kwalificatie als vergelijkende reclame is evenmin vereist dat de uitlating een vergelijking bevat tussen de producten van Kärcher en die van de Belgische firma. Uit de tekst van artikel 6:194a BW kan een dergelijke eis niet worden afgeleid. Van belang is dat afbrekende mededelingen over de producten of diensten van een concurrent  binnen het toepassingsgebied van artikel 6:194a BW vallen, ook al wordt daarbij niet uitdrukkelijk een vergelijking gemaakt met de eigen producten of diensten, aldus de rechtbank. Vergelijkingen met de eigen producten of diensten kunnen immers ook besloten liggen in afbrekende mededelingen over de producten of diensten van een concurrent. De rechtbank volgt gedaagden verder niet in hun stelling dat de uitlating slechts als een uiting van persoonlijke frustratie van de bestuurder van de Belgische firma kan worden aangemerkt. De gekozen bewoordingen “volgens ons en een onafhankelijke auditor” en “Elke professioneel in de water botteling industrie zou zich schamen in de materiaalkeuze. En dat is niet alleen onze mening, dat weet u!” strekken verder dan alleen het uiten van een persoonlijke mening of frustratie. Door de gekozen bewoordingen zal het publiek (kunnen) veronderstellen dat de uitlating (in ieder geval gedeeltelijk) is gebaseerd op objectieve gegevens. Wat betreft passage I en II constateert de rechtbank dat de uitlating geen vergelijking bevat. Maar passages I en II van de uitlating zijn volgens de rechtbank wel aan te merken als afbrekende mededelingen in de zin van artikel 6:194a lid 2 sub e BW. Hiertoe is niet relevant dat het publiek vanwege het ontbreken van achtergrondinformatie de uitlating niet zal betrekken op de producten van Kärcher, maar op de keuze van de Koninklijke Landmacht voor de producten van Kärcher. Ook in het laatste geval is er gelet op de gekozen bewoordingen sprake van afbrekende mededelingen.

De positie van de Belgische firma en van haar bestuurder

Artikel 6:194a BW richt zich tegen degene die de mededeling openbaar maakt of openbaar laat maken. Het staat vast dat de bestuurder de uitlating openbaar heeft gemaakt, door deze onder het LinkedIn-bericht van de Koninklijke Landmacht te plaatsen, zodat Kärcher haar vorderingen in ieder geval kan richten tegen de bestuurder. Wat betreft de Belgische firma ligt dit anders. De enkele omstandigheid dat haar bestuurder de uitlating heeft gedaan leidt op zichzelf nog niet tot de conclusie dat de Belgische firma invloed heeft gehad op de plaatsing en de inhoud van deze mededeling. Het staat echter vast dat de Belgische firma, nadat zij de sommatie van Kärcher heeft ontvangen, zich niet uitdrukkelijk heeft verzet tegen de openbaarmaking van de uitlating of van de inhoud daarvan afstand heeft genomen. Onder die omstandigheden kan Kärcher haar vorderingen ook tegen de Belgische firma instellen.

Waartoe leidt dit?

Welnu, zowel de Belgische firma als haar bestuurder wordt verboden  via het internet, schriftelijk, per e-mail, sms of andere wijze in het openbaar uitlatingen te doen die inhouden dat bij de keuze van de door de Koninklijke Landmacht aanbestede en door Kärcher geleverde 26 mobiele drinkwaterinstallaties, niet is gekeken naar: Europese toepasselijke regelgeving, toegankelijkheid, hygiëne of reinigbaarheid, onderhoud, efficiëntie en crosscontaminatie en/of dat processtabiliteit niet van belang was. Zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.

Moraal van dit verhaal

Het verliezen van een aanbesteding is van alle tijden. Frustratie daarover en onbegrip (soms terecht) ook. Hoewel het doen van een als ‘uitermate kritisch’ te kwalificeren uitlating misschien (kortstondig) oplucht, is het niet productief. De aanbestedende dienst zal er echt geen andere gunning van maken. En zoals hier, het kan de winnaar van de aanbesteding brengen tot juridische stappen. Beter is om binnen de bezwaartermijn op de voorlopige gunning te beoordelen of er juridische argumenten zijn om met redelijke kans op succes de voorlopige gunning in kort geding aan te vechten. Of dat een klacht bij de Commissie van aanbestedingsexperts opportuun is. En zo niet? Tja, dan kan op een ronkend LinkedIn bericht over een gesloten contract beter als ‘sportieve verliezer’ de concurrent worden gefeliciteerd en ondertussen bedenken wat er bij de volgende inschrijving op een aanbesteding beter kan en moet. Voor de volledige uitspraak zie rechtspraak.nl   Rik Wevers 2 [post_title] => Openbare kritiek op gunning niet zonder risico [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => openbare-kritiek-op-gunning-niet-zonder-risico [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-19 10:03:23 [post_modified_gmt] => 2024-03-19 09:03:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41630 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 169 [max_num_pages] => 17 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 4b491b5b21e11f7833fb19ef85db14f1 [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
De Koninklijke Landmacht plaatst een bericht op LinkedIn waarin melding wordt gemaakt van het door Kärcher winnen van een aanbesteding voor mobiele drinkwaterinstallaties. De op dat bericht door de bestuurder...
Lees meer
Zorgaanbieders gaan vaak als combinatie een inschrijving aan. Een combinatie is een samenwerking van ondernemingen. Vaak is de reden van de combinatie dat men afzonderlijk niet in staat is om...
Lees meer
Het aantonen dat beschikt wordt over een kwaliteitssysteem dat gelijkwaardig is aan een bepaalde ISO certificering verlangt geen externe audit. Wel dat mede afhankelijk van wat een inschrijvingsleidraad zegt over...
Lees meer
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 6 december 2023 het advies vastgesteld over het wetsvoorstel voor verbetering van de beschikbaarheid van de jeugdzorg. Inhoud voorstel Het...
Lees meer
Dit ‘weetje’ is overigens niets nieuws maar van voldoende belang om nog maar eens te benadrukken. Dit naar aanleiding van een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van...
Lees meer
De inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 heeft grote gevolgen voor het leerstuk van de planschade. Met planschade wordt bedoeld voor vergoeding in aanmerking komende schade die wordt...
Lees meer
De inwerkingtreding van de Wet toetreding zorgaanbieders en de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders op 1 januari 2022 heeft onder meer geleid tot een wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG)...
Lees meer
Een vof kan bij haar inschrijving op een aanbesteding volstaan met één ingevuld en ondertekend UEA (Uniform Europees Aanbestedingsdocument) als zij de opdracht gaat uitvoeren met eigen middelen. Maar wat...
Lees meer
In het zogenaamde Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) is bepaald dat bij de verkoop van een onroerende zaak door een overheidslichaam (denk aan bijvoorbeeld een...
Lees meer
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 doet in plaats van het bestemmingsplan het omgevingsplan zijn intrede. In een eerdere bijdrage in deze blogreeks van BG.legal over...
Lees meer