Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 26
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 26
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1349
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 250, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 35848
                    [post_author] => 39
                    [post_date] => 2023-04-14 08:59:06
                    [post_date_gmt] => 2023-04-14 06:59:06
                    [post_content] => In zijn arrest van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam), heeft de Hoge Raad kort gezegd overwogen dat een overheidslichaam op grond van artikel 3:14 BW bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel, in acht moeten nemen. Het gelijkheidsbeginsel brengt met zich dat overheidslichamen bij grondtransacties, mededingingsruimte moeten bieden aan potentiële gegadigden, door middel van een selectieprocedure[1] met objectieve, toetsbare en redelijke criteria, op grond waarvan een koper wordt geselecteerd. Slechts indien er op voorhand op grond van voormelde criteria duidelijk is dat slechts één serieuze gegadigde bestaat, dan hoeft het overheidslichaam géén selectieprocedure te organiseren, en staat een een-op-een verkoop vrij.

Voor een verdere uiteenzetting van (de gevolgen van) het Didam-arrest verwijs ik naar een eerder blog van mijn collega Rik Wevers. Eveneens in een eerder blog stonden wij stil bij de selectieprocedure en de wijze waarop een overheidslichaam grip kan houden op deze procedure door gebruik te maken van de nodige beleidsruimte zodat in wezen één serieuze kandidaat resteert. Dit kan begrijpelijkerwijs niet zover gaan dat het overheidslichaam in wezen toeschrijft naar de beoogde kandidaat, maar dit laat de hiervoor besproken beleidsruimte onverlet.

Didam

Sanctie op schending gelijkheidsbeginsel

Relevant is welke gevolgen de schending van de regels van het Didam-arrest hebben op reeds gesloten koopovereenkomsten. Dient dit nietigheid of vernietigbaarheid in de zin van artikel 3:40 lid 2 BW te zijn? In de literatuur is eerder betoogd dat dit nietigheid moet zijn.[2] De Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland sloot in zijn vonnis van 22 maart 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1244 bij deze visie aan en overwoog dat de sanctie op schending van artikel 3:14 BW nietigheid is, nu de schending van het gelijkheidsbeginsel er juist toe strekt derden die niet bij de transactie betrokken zijn te beschermen (r.o. 3.24 e.v.). Daar valt veel voor te zeggen, maar leidt evenwel tot enorme onzekerheid voor overeenkomsten die reeds jaren geleden zijn gesloten. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kiest in zijn arrest van 4 april 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2796 een andere lijn en overwoog dat de sanctie op het niet naleven van het gelijkheidsbeginsel vernietigbaarheid van de koopovereenkomst oplevert (r.o. 3.7). Het hof sluit in zijn overwegingen aan bij de bestendige rechtspraak in het aanbestedingsrecht en past dit naar analogie toe. Het verschil is praktisch relevant nu in geval van vernietigbaarheid ‘slechts’ derden (veelal de uitgesloten marktpartij(en) de vernietiging van de koopovereenkomst kunnen inroepen.

Schadeplichtig?

Het hof veroordeeld ten slotte de gemeente tot schadevergoeding vanwege het in strijd met artikel 3:14 BW (wegens schending gelijkheidsbeginsel) aangaan van de koopovereenkomst, hetgeen een onrechtmatige daad tegen de gepasseerde marktpartij oplevert (in dit geval een concurrerende supermarktexploitant die de grond voor de bouw en exploitatie van een nieuwe supermarktlocatie niet verwierf). Het hof overweegt tevens dat de koper niet zelfstandig onrechtmatig handelt.
[1] Voor meer informatie over de selectieprocedure, verwijs ik naar dit blog: https://bg.legal/gelijke-kansen-bij-verkoop-overheidsvastgoed-deel-ii

[2] S.E. Bartels, “Zijn Didam-strijdige overeenkomsten nietig?”, WPNR 2023/7392.
Michael de Marco 5 [post_title] => Sanctie op schending Didam-regels [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => sanctie-op-schending-didam-regels [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-04-14 09:52:37 [post_modified_gmt] => 2023-04-14 07:52:37 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35848 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 35841 [post_author] => 73 [post_date] => 2023-04-13 11:29:00 [post_date_gmt] => 2023-04-13 09:29:00 [post_content] => De regering wil de integriteit van de zorg verbeteren en zorgen dat zorggeld daadwerkelijk wordt besteed aan de zorgverlening. Met een nieuw wetsvoorstel worden (vergaande) regels geïntroduceerd. In dit artikel worden de belangrijkste gevolgen voor de zorgaanbieder op een rij gezet.

Wat is de Wibz?

De Wet Integere Bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) heeft als doel om de kwaliteit en veiligheid van de zorg te verbeteren door het bevorderen van een integere bedrijfsvoering bij zorgaanbieders. Het wetsvoorstel bevat de introductie van publiekrechtelijk toezicht op onderdelen van bedrijfsvoering die raken aan de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg en jeugdhulp. Tevens worden regels geïntroduceerd met voorwaarden en aanscherpingen voor winstuitkeringen en vergunningsvoorwaarden.

Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?

  1. Er komen extra weigerings- en intrekkingsgronden voor de WTZa-vergunning.
De vergunningsvoorwaarden die momenteel in de WTZa staan opgenomen zijn voornamelijk gericht op het hebben van een intern toezichthouder, het voldoen aan belangrijke randvoorwaarden omtrent de kwaliteit van de zorg, het hebben van een cliëntenraad en een transparantie financiële bedrijfsvoering. Met het wetsvoorstel zouden deze uitgebreid worden op de volgende punten:
  • Tegenstrijdige belangen: Met de Wibz hoeft er niet langer een relatie te zijn met de kwaliteit of de rechtmatigheid van de zorg. Het enkel hebben van tegenstrijdig belang kan al voldoende zijn om de vergunning te weigeren of in te trekken;
  • Leveren van goede zorg: Indien herhaaldelijk niet is voldaan aan de eisen van goede zorg komt de mogelijkheid om een vergunning van een zorginstelling in te trekken;
  • Disfunctioneren in het verleden: In de huidige situatie moet aangetoond worden dat een zorgaanbieder niet zal voldoen aan de wettelijke eisen. Het enkele feit dat een bestuurder in het verleden heeft gedisfunctioneerd is onvoldoende. Met het wetsvoorstel verandert dat. Tevens is het nieuw dat de intrekkingsgronden betrekking hebben op personen met feitelijke zeggenschap;
  • Deugdelijke administratie: Momenteel kan een vergunning alleen worden geweigerd of worden ingetrokken indien er onrechtmatig wordt gedeclareerd. Bij nieuwe zorgaanbieders is dat niet aan te tonen. Met het wetsvoorstel wordt het de eis dat de zorgaanbieder een deugdelijke administratie bijhoudt;
  • Goed en rechtmatig functioneren is onvoldoende geborgd: Deze nieuwe bepaling is een vangnetbepaling indien niet op voorgaande punten de vergunning geweigerd of ingetrokken kan worden maar wel sprake is van ‘zodanige omstandigheden dat een goed en rechtmatig functioneren van de zorgaanbieder redelijkerwijs onvoldoende is geborgd’.
Dit zijn verstrekkende nieuwe gronden. Zonder een vergunning kan een zorginstelling geen zorg verlenen. Indien er zorg wordt verleend zonder vergunning kan er bijvoorbeeld een bestuurlijke boete worden opgelegd.
  1. Wettelijke norm ter voorkoming van negatieve gevolgen van tegenstrijdige belangen
Zorg- en jeugdhulpaanbieders hebben verschillende belangen te behartigen. Zo hebben zij het belang van de organisatie, het te behartigen maatschappelijk belang en het belang van de daarbij betrokken belanghebbenden. Indien een bestuurder direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met die belangen, mag hij niet deelnemen aan de besluitvorming. Deze regeling sluit aan op de regeling van Boek 2 BW. Maar door de tegenstrijdig belang regeling op te nemen in de Wmg is er een wettelijke grondslag, ongeacht welke rechtsvorm de zorgverlener heeft.
  1. Een wettelijke norm ter waarborging van de normale marktvoorwaarden
De norm ‘normale marktvoorwaarden’ is een norm die als aanvulling dient op de normen ter voorkoming van negatieve gevolge van tegenstrijdige belangen. Met de voorgestelde regeling worden de eisen omtrent transparante bedrijfsvoering uitgebreid. Indien een lid van de intern toezichthouder, een bestuurslid en/of een aandeelhouder een direct of indirect financieel belang heeft bij een transactie, moet de zorgaanbieder schriftelijk vast leggen op welke wijze is gewaarborgd dat er sprake is van normale marktvoorwaarden. Het gaat dan uitsluitend om transacties die van betekenis zijn. Dit zijn transacties die invloed hebben op de financiële positie van de zorgaanbieder of jeugdhulpaanbieder, omdat ze significante risico’s of voordelen voor de financiële bedrijfsvoering kunnen meebrengen. Een voorbeeld is een vastgoedtransactie. Daarbij kunnen de normale marktvoorwaarden gewaarborgd worden doordat tenminste één onafhankelijke taxatie op het vastgoedobject wordt uitgevoerd, voordat het object vervreemd wordt. Deze onafhankelijke taxatie moet dan vervolgens leidend zijn bij het bepalen van de koopprijs van het object.
  1. Verbod op winstuitkering in de zorg
In het wetsvoorstel is ook een winstuitkeringsverbod opgenomen. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal de Wmg bepalen dat zorgaanbieders geen winst mogen uitkeren, tenzij de zorgvorm die zij leveren expliciet is aangewezen in lagere regelgeving als een uitzondering op het winstverbod. Met de Wibz wordt aangesloten bij de zorg en de kenmerken daarvan. In de huidige situatie is het gekoppeld aan de instelling die zorg levert en de functionaris die daar werkt. Met de Wibz zal ofwel voor een gehele zorgsoort een winstuitkeringsverbod gelden, dan wel voor de gehele zorgsoort niet gelden. De regels rond het verbod op winstuitkering zien op zorgaanbieders die zijn verzekerd krachtens de Zvw of de Wlz. Van winstuitkering is niet alleen sprake als er dividend wordt uitgekeerd. Ook onredelijke hoge vergoedingen voor geleverde goederen of diensten of voor verstrekte leningen kunnen als winstuiktering worden gezien.
  1. Voorwaarden aan winstuitkering
Voor de sectoren waar geen winstuitkeringsverbod geldt zal de mogelijkheid worden geïntroduceerd om voorwaarden te stellen aan de winstuitkering. Aan deze voorwaarden moet dan zijn voldaan, voordat er winstuitkering mogelijk is. Voor welke sectoren dit gaat zijn, is nog niet bekend. De voorwaarden voor winstuitkering kunnen wel gaan gelden voor onderaannemers. De NZa krijgt de bevoegdheid om een aanwijzing op te leggen aan een zorgaanbieder indien een uitbetaalde winstuitkering in strijd met de voorwaarden was. De winstuitkering moet dan door de zorgaanbieder teruggevorderd worden. Zorggeld

Waarom worden deze nieuwe regels geïntroduceerd?

Het wetsvoorstel is een reactie op onder andere de excessen in uitgekeerde winsten in de zorg. Er is op dit punt afgelopen jaren veel media-aandacht geweest. Op dit moment zijn er volgens de regering onvoldoende instrumenten om te voorkomen dat deze winsten ten koste gaan van de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg respectievelijk de jeugdhulp. Tevens zijn bedrijfsstructuren complexer geworden. Echter zijn in de wet slechts beperkte kaders vastgelegd voor goed bestuur. Hierdoor kunnen de toezichthouders slechts beperkt toezicht houden. Zo vormt de Governancecode Zorg 2022 geen zelfstandige publiekrechtelijke grondslag voor toezicht. Complexe bedrijfsstructuren kunnen verschillende voordelen met zich meebrengen. Zo kan het goed zijn voor de efficiëntie omdat middelen beter benut worden. Het gevaar is, zo blijkt uit casuïstiek, dat er tegenstrijdige belangen kunnen ontstaan tussen bijvoorbeeld bestuurders en interne toezichthouders. Misstanden in de bedrijfsvoering die in het verleden hebben plaatsgevonden raken de reputatie van de zorg in zijn geheel. Dit kan leiden tot een gebrek aan vertrouwen in de zorgsector. Met behulp van de nieuwe regels wil de regering de kwaliteit waarborgen en misstanden voorkomen of tijdig signaleren.

Moet u nu actie ondernemen?

Nee. Het betreft namelijk nog een wetsvoorstel. Dit betekent dat het wetsvoorstel nog kan wijzigen. Indien het wetsvoorstel in de huidige vorm wordt aangenomen, zal het wetsvoorstel wel de nodige wijzigingen meebrengen bij zorg- en jeugdhulpaanbieders. VWS heeft aangekondigd dat ernaar wordt gestreefd het wetsvoorstel op 1 januari 2025 in werking te laten treden. Wij zullen u van de ontwikkelingen op de hoogte houden en aangeven wanneer u actie moet ondernemen.

Conclusie

In dit artikel zijn de belangrijkste wijzigingen beschreven uit het wetsvoorstel ten aanzien van de Wet Integere Bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders. De Wibz zal voor zorgaanbieders extra verplichtingen meebrengen met betrekking tot de bedrijfsvoering en het toezicht daarop. Dit kan extra administratieve en organisatorische lasten met zich meebrengen. Inmiddels is er een grote hoeveelheid zorgspecifieke regelgeving. Voor zorgaanbieders kan het lastig zijn de regels te overzien en te doorgronden. Wij helpen u graag indien u tegen problemen of vraagstukken aanloopt. Neem gerust contact met ons op! Jody Esveldt 1     [post_title] => De Wibz; wat betekent het wetsvoorstel voor zorgaanbieders? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-wibz-wat-betekent-het-wetsvoorstel-voor-zorgaanbieders [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-13 11:53:43 [post_modified_gmt] => 2023-06-13 09:53:43 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35841 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 35728 [post_author] => 74 [post_date] => 2023-04-12 15:52:01 [post_date_gmt] => 2023-04-12 13:52:01 [post_content] => Met de komst van de Omgevingswet zijn meerdere nieuwe begrippen geïntroduceerd, waaronder de “omgevingsplanactiviteit”. Met de term worden activiteiten bedoeld die in het omgevingsplan zijn opgenomen en waarvoor regels zijn gesteld. Het gaat hierbij om activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving, zoals het bouwen van een huis, het aanleggen van een weg of het veranderen van een bestaand gebouw. De regels in het omgevingsplan geven bijvoorbeeld aan wat de maximale hoogte of breedte van een gebouw mag zijn, welke materialen gebruikt mogen worden en welke eisen er gesteld worden aan de inrichting van de openbare ruimte. Onder de Omgevingswet bestaan een tweetal typen omgevingsplanactiviteiten, te weten de binnenplanse omgevingsplanactivteit en de buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Welke ook wel respectievelijk OPA en BOPA worden genoemd.

Binnenplanse omgevingsplanactiviteit

Het eerste type, een binnenplanse omgevingsactiviteit [OPA], is een activiteit die voldoet aan de regels van het omgevingsplan, maar waarvoor toch een [omgevings]vergunning vereist is. De reikwijdte van de binnenplanse omgevingsplanactivteit is daarmee veel ruimer dan men onder het huidige recht [Wabo] gewend is. Voor een binnenplanse omgevingsactiviteit gelden de beoordelingsregels zoals opgenomen in het omgevingsplan. Als de aanvraag voldoet aan die beoordelingsregels dan wordt de vergunning verleend, zo niet,  dan wordt aanvraag vanzelf een aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit en wordt deze als zodanig beoordeeld. Een voorbeeld van een binnenplanse omgevingsactiviteit ter verduidelijking: In een omgevingsplan is een vergunningplicht voor het kappen van bomen met een diameter groter dan 30 cm opgenomen. In het omgevingsplan staan dan aanvraagvereisten en beoordelingsregels voor de aanvraag van een omgevingsvergunning. Het omgevingsplan kan ook nog algemene regels bevatten over het kappen van bomen. Bijvoorbeeld tijden waarop dit wel en niet mag.

Buitenplanse omgevingsplanactiviteit

Het tweede type, de buitenplanse omgevingsplanactiviteit, is een activiteit die niet voldoet aan de regels van het omgevingsplan en niet vergunningvrij voor het bouwen is. Er zijn twee varianten
  1. een activiteit waarvoor het omgevingsplan bepaalt dat een vergunning nodig is, maar het volgens de beoordelingsregels niet mogelijk is de vergunning te verlenen
  2. een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan
Voor een buitenplanse omgevingsactiviteit gelden de beoordelingsregels van het Besluit kwaliteit leefomgeving [Bkl]. Uit deze regels volgt dat bij de beoordeling van een buitenplanse omgevingsactiviteit door het bevoegd gezag moet worden beoordeeld of de beoogde activiteit in verband met een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’, al dan niet door het stellen van voorschriften, aanvaardbaar wordt geacht. Aan het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit moet dan ook een deugdelijke motivering ten grondslag worden gelegd. Hierbij geldt dat hoe groter de inbreuk van de activiteit op het omgevingsplan is, hoe uitgebreider de motivering moet zijn. Daarnaast wordt de aanvraag ook beoordeeld aan de hand van de instructieregels voor het omgevingsplan van hoofdstuk 5 van het Bkl. Dit hoofdstuk bevat instructieregels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Verder dient de aanvraag te voldoen aan bepaalde [instructie]regels van de provincie of het Rijk. Een tweetal voorbeelden van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit ter illustratie In het omgevingsplan is een algemene regel opgenomen, die zegt dat bomen alleen in november en december gekapt mogen worden. Een aanvraag om in februari te mogen kappen, is dan een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Uit de regels in het omgevingsplan volgt dat op een locatie alleen detailhandel is toegestaan. Wanneer een ondernemer de bebouwing op de locatie wil omzetten naar woningen, ontstaat er strijdigheid.

Conclusie

Wanneer de beoogde activiteit niet past in het omgevingsplan, kan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het bevoegd gezag komt hierbij een ruime discretionaire bevoegdheid toe. Daarmee vormt de buitenplanse omgevingsplanactiviteit onder de Omgevingswet voor een flexibel instrument.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Robin Hoon [post_title] => De omgevingsplanactiviteit [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-omgevingsplanactiviteit [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-02-14 10:44:03 [post_modified_gmt] => 2024-02-14 09:44:03 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35728 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 35711 [post_author] => 46 [post_date] => 2023-04-07 08:53:36 [post_date_gmt] => 2023-04-07 06:53:36 [post_content] => Eerder schreven wij al over het zorginkoopproces. Recente hoge inflatie leidt tot tegengestelde belangen bij de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders. Waar de zorgverzekeraar de premie en dus het inkooptarief laag wil houden, wil de zorgaanbieder een hoger tarief om zo de kosten te kunnen dekken. Deze tegengestelde belangen zorgen voor problemen tussen de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar. Op 7 maart 2023 publiceerde de Rechtspraak een uitspraak waarin de voorzieningenrechter oordeelde dat zorgverzekeraars de verplichting hebben een reëel tarief aan te bieden aan zorgaanbieders. In dit artikel wordt deze uitspraak toegelicht.

Gestegen kosten zorgaanbieder

Deze zaak was tussen een aanbieder van thuiszorg en Zilveren Kruis. Partijen hadden een jarenlange contractuele relatie om aan verzekerden wijkverpleging te leveren. Door inflatie en de toenemende zorgvraag (vergrijzing) waren de kosten voor de zorgaanbieder gestegen. Het inkooptarief dat Zilveren Kruis hanteerde, was volgens de zorgaanbieder niet voldoende om de daadwerkelijke kosten te dekken. De zorgaanbieder vorderde een reëel, en dus kostendekkend, tarief. Dit tarief lag fors hoger dan het tarief dat Zilveren Kruis hanteerde.

Zorgverzekeraar is verplicht een reëel tarief aan te bieden aan zorgaanbieders

De voorzieningenrechter oordeelde dat de zorgverzekeraar verplicht is een reëel tarief aan te bieden. Zonder reëel tarief is het voor de zorgaanbieder niet mogelijk om de gevraagde diensten te leveren met de vereiste kwaliteit en om te voldoen aan de afspraken die zijn gemaakt aan het Integraal Zorg Akkoord (IZA). Eerder schreven wij in deze blog al over het IZA. Ondanks dit oordeel van de voorzieningenrechter, werd de vordering van de zorgaanbieder niet toegewezen. De zorgaanbieder had niet voldoende onderbouwd waarom het hogere tarief reëel  was. De verplichting om een reëel zorgtarief aan te bieden betekent niet dat de zorgverzekeraar ook gehouden is om voor de hoogte van het tarief aan te sluiten bij de kostenopgave aangeleverd door de zorgaanbieder. Fact thuiszorg 1

Wat is een reëel tarief voor zorg?

Wat houdt deze verplichting dan wel in? Volgens de voorzieningenrechter moet de zorgverzekeraar een tarief bieden dat een redelijk efficiënt zorgaanbieder in staat stelt om de diensten te leveren met de vereiste kwaliteit. Dit is een breed begrip waar nader invulling aan moet worden gegeven.

Contact

Heeft u als zorgaanbieder gedurende de contractperiode een discussie of geschil met een zorgverzekeraar? Wenst u advies gedurende de contractperiode? Neem gerust contact op met een van onze medewerkers. Marlies Hol 1 [post_title] => Thuiszorgorganisatie vordert hoger tarief van zorgverzekeraar [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => thuiszorgorganisatie-vordert-hoger-tarief-van-zorgverzekeraar [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-14 11:07:13 [post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:07:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35711 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 35700 [post_author] => 2 [post_date] => 2023-04-06 10:32:33 [post_date_gmt] => 2023-04-06 08:32:33 [post_content] =>

Inleiding

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. In die wet ligt voor de inrichting van de fysieke leefomgeving de nadruk op kerninstrumenten als het omgevingsplan en de omgevingsvisie. In dit artikel wordt ingegaan op het programma als kerninstrument van de Omgevingswet. Voor het bereiken van de doelen voor de fysieke leefomgeving worden in het omgevingsplan regels gesteld. Deze regels worden opgenomen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Onder de huidige Wet ruimtelijke ordening (Wro) draait alles nog om het begrip “een goede ruimtelijke ordening”. Het begrip de fysieke leefomgeving komt daarvoor dus in de plaats. Naast de regels van het omgevingsplan kunnen de programma’s een belangrijke rol spelen bij het bereiken van doelstellingen voor de fysieke leefomgeving.

Het programma

Een programma wordt door het college van B&W, het algemeen bestuur van een waterschap, gedeputeerde Staten van een provincie of door een minister die het aangaat, vastgesteld voor de uitwerking van strategische beleidskeuzes (artikel 3.4 Omgevingswet). In tegenstelling tot een omgevingsvisie, die meer strategisch omgevingsbeleid vastlegt, is een programma vooral uitvoeringsgericht. De nadruk ligt op het tijdig bereiken van de beleidsdoelen voor het desbetreffende aspect van de fysieke leefomgeving. Het programma bevat voor één of meer onderdelen van de fysieke leefomgeving:
  • een uitwerking van het te voeren beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud daarvan;
  • maatregelen om aan één of meer omgevingswaarden te voldoen of een of meer andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken (artikel 3.5 Omgevingswet).
Voorbeelden van programma’s onder de huidige Wro zijn de Luchtvaartnota 2020-2050 en het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (PAS), waar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 29 mei 2019[1] een streep door heeft gehaald in het kader van de stikstofproblematiek. Het PAS zal dus niet terugkeren onder de Omgevingswet. overheidsvastgoed

Type programma’s

Een programma kan opgesteld worden voor een onderdeel van de fysieke leefomgeving, bijvoorbeeld de inrichting van het landschap, maar kan ook ingezet worden voor gebiedsontwikkeling. Bij gebiedsontwikkeling zal de overheid in de regel beginnen met een omgevingsvisie waarin op grond van een integrale beschouwing keuzes op hoofdlijnen gemaakt worden voor de gewenste ontwikkelrichting van het plangebied. De omgevingsvisie kan ook een uitwerking in detail bevatten, maar er zal eerder behoefte zijn aan een gebiedsgerichte uitwerking. Dat kan dan in een programma met beleid voor deelgebieden. Voor bestuursorganen bestaat in principe geen verplichting om programma’s vast te stellen. Er bestaat dus beleidsvrijheid, tenzij een verplicht programma is voorgeschreven, bijvoorbeeld op grond van Europese regelgeving. Van een verplicht programma kan ook sprake zijn als uit monitoring blijkt dat niet, of niet meer voldaan wordt aan een omgevingswaarde of een overschrijving daarvan dreigt (artikel 3.10 Omgevingswet). Naast verplichte programma’s in het geval dat omgevingswaarden overschreven (dreigen te) worden, kent de Omgevingswet verplichte programma’s voor gemeentes, provincies, waterschappen en voor de rijksoverheid. Dan moet gedacht worden aan programma’s voor (grootschalige) infrastructuur zoals wegen, het spoor en luchthavens. Op rijksniveau dient dan een programma opgesteld te worden voor beleid om bijvoorbeeld omgevingslawaai tegen te gaan. Niet alleen voor de snelwegen, de hoofdspoorwegen, maar ook voor de luchthaven Schiphol. Voor de rijksoverheid kan dan ook gedacht worden aan stroomgebiedsbeheerplannen, overstromingsrisicobeheerplannen en een nationaal waterprogramma.

Wie zijn gebonden aan programma’s

Aangezien een programma geen regels bevat die de burger binden, is in beginsel alleen het bestuursorgaan dat het programma uitvaardigt daaraan gebonden. De consequentie daarvan is dat tegen een programma in principe geen beroep openstaat bij de bestuursrechter. Dat is slechts anders in het geval dat een onderdeel van het programma een rechtstreekse titel geeft voor het uitvoeren van activiteiten. Een programma wordt wel voorbereid met de zogenaamde uniforme openbare voorbereidingsprocedure waarbij door burgers een inspraakreactie (zienswijze) naar voren kan worden gebracht.

Conclusie

Programma’s zijn in de regel uitvoeringsgericht en bevatten beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van een of meer onderdelen van de fysieke leefomgeving, of maatregelen om aan één of meer omgevingswaarden te voldoen, of om een of meer andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken.
[1] Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603 en 1604
Lees hier de artikelen uit de blogreeks: 
Deel 1: De Omgevingsvisie 
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet 
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels 
Deel 4: Het Omgevingsplan 
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet 
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit 
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan 
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
Kim Albert nieuw 1 [post_title] => Het programma onder de Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-programma-onder-de-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-27 11:33:28 [post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:33:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35700 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 35665 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-04-03 10:04:25 [post_date_gmt] => 2023-04-03 08:04:25 [post_content] => In het zogenaamde Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) is bepaald dat bij de verkoop van een onroerende zaak door een overheidslichaam (denk aan bijvoorbeeld een gemeente of provincie), er de verplichting geldt om aan de hand van een openbare selectieprocedure mededingingsruimte en transparantie te bieden. De uitzondering hierop is als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria, er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt. Een tot nu toe in de rechtspraak en literatuur onderbelicht punt is hoeveel een partij die een beroep doet op het Didam-arrest moet vertellen en uitleggen om haar vordering te ondersteunen (stelplicht). De rechtbank Oost-Brabant heeft over die stelplicht een interessante uitspraak gedaan.

Feiten

De gemeente Land van Cuijk heeft een voormalig defensieterrein en een bosperceel (tezamen: het “perceel”) verkocht. Eiseres die een bedrijfsvestiging heeft in de buurt van het perceel had eerder met de gemeente contact opgenomen met het plan om het perceel te kopen met oog op natuurbehoud en klimaat. Kort na het aangaan van de koopovereenkomst stuurt eiseres een brief naar de gemeente met het verzoek om een procedure op te zetten conform het Didam-arrest waarin eiseres dan zou mogen meedoen om het perceel eventueel te kopen. Eiseres vordert dat voor recht wordt verklaard dat de koopovereenkomst nietig is en dat de gemeente wordt veroordeeld tot een kortgezegd, een openbare selectieprocedure. Eiseres beroept zich op het Didam-arrest. Vastgoed digitaal

Juridische beoordeling

Een belangrijk thema volgens de rechtbank, is hoeveel een partij die een beroep doet op het Didam-arrest moet vertellen en uitleggen om haar vordering te ondersteunen (stelplicht). De Hoge Raad is op die stelplicht niet ingegaan in het Didam-arrest. De rechtbank wijst op het IATA-arrest dat gaat over de stelplicht op het terrein van het mededingingsrecht en de nietigheid van overeenkomsten. Uit dat arrest volgt dat degene die zich op het standpunt stelt dat een ander in strijd met het mededingingsrecht handelt, dit dient te onderbouwen met de relevante (economische) feiten en omstandigheden, opdat een voldoende adequaat en gefundeerd (economisch) partijdebat en daaropvolgend rechterlijk oordeel mogelijk worden gemaakt. De vraag naar de mate waarin (economische) feiten en omstandigheden in een concrete zaak dienen te worden gesteld en, bij betwisting, dienen te worden onderbouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord, omdat zulks afhangt van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van de gestelde inbreuk en de complexiteit van de betrokken markten. Aldus het IATA-arrest. De rechtbank overweegt dat gelet op het IATA-arrest de stelplicht dus afhangt van alle omstandigheden van het concrete geval. De eisende partij moet haar verhaal heel goed uitleggen, met concrete informatie, zodat een debat en een toetsing mogelijk zijn. De eisende partij moet “inzicht gegeven in de voor de beoordeling essentiële feiten en omstandigheden”, “opdat een voldoende adequaat en gefundeerd (…) partijdebat en daaropvolgend rechterlijk oordeel mogelijk worden gemaakt”. De rechtbank vindt dat de benadering uit het IATA-arrest zich leent voor toepassing in de context van het Didam-arrest. De rechtbank overweegt dat de stelplicht zich wat betreft het Didam-arrest toespitst op de term “(potentiële) gegadigden”. De gemeente heeft enkele verplichtingen tegenover deze groep personen, als zo’n groep bestaat, aldus het Didam-arrest. De gemeente heeft hier gemotiveerd betwist dat eiseres tot zo’n groep behoort. De gemeente wijst op de koopovereenkomst, als vastlegging van de eisen/randvoorwaarden die zij stelt. Eiseres voldoet niet aan die randvoorwaarden, aldus de gemeente. De rechtbank vindt dat een gemotiveerde onderbouwing van het standpunt van de gemeente dat eiseres geen (potentieel) gegadigde is. De rechtbank is van oordeel dat eiseres om aan haar stelplicht te voldoen, vóór of tijdens deze procedure, een deugdelijk en geloofwaardig plan moest presenteren op enkele punten: o Waar wil zij het perceel voor gebruiken? o Welke (maatschappelijke) doelstellingen wil zij daarmee bereiken? o Is zij bereid bestaande gebruikers [die zijn er in dit geval] te respecteren, en zo ja, hoe? o Welke prijs kan/wil zij betalen voor het perceel? o Kan/wil zij de overige bepalingen, zoals vastgelegd in de koopovereenkomst, respecteren, en/of heeft zij andere wensen/eisen/ideeën, die zodanig zijn dat de gemeente daar serieus over moet nadenken, als alternatief voor het plan van degene aan wie de gemeente het perceel heeft verkocht? Uit de mondelinge behandeling blijkt dat eiseres heeft aangegeven de cultuurhistorische waarde te willen borgen, het plan pas zal blijken op het moment van de start van de selectieprocedure en het idee voor wat betreft de ontwikkeling van het perceel is “het bos het bos te laten”, en het voormalig defensieterrein een meer toeristisch karakter te geven, waarbij het ook mogelijk wordt te overnachten in bijvoorbeeld eco vriendelijke nomadententen en tiny houses. De gemeente heeft aangegeven dat hiermee eiseres niet voldoet aan de randvoorwaarden omdat het verblijf neerkomt op toerisme, terwijl de gemeente (met overigens de Provincie) natuurbehoud en klimaat centraal stelt (naast eerbiediging van bestaande rechten – hondenclub, politietrainingen, paar dienstwoningen). De rechtbank constateert dat eiseres alleen maar in algemene bewoordingen haar interesse heeft kenbaar gemaakt. Dat is niet genoeg. Eiseres heeft geen concreet, deugdelijk, geloofwaardig plan gepresenteerd, als alternatief voor het plan van degene aan wie er verkocht is. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar vorderingen onvoldoende gesteld waardoor vanwege dit formele punt, haar vorderingen worden afgewezen.

Conclusie

Los van de juridische discussie die ongetwijfeld gevoerd kan worden over de hier door de rechtbank vrij streng gehanteerde eisen aan de stelplicht, feit is dat eiseres een onvoldoende concreet plan had voor het perceel en ook niet voldeed aan de in de koopovereenkomst vastgelegde randvoorwaarden. Hiermee kwalificeert eiseres dus niet als potentieel gegadigde die had moeten kunnen meedingen naar het verwerven van het perceel. Het doen van een enkel beroep op het Didam-arrest volstaat dan niet. Om het Didam-arrest mogelijk wel succesvol te kunnen inroepen en aan de genoemde ‘stelplicht’ te voldoen is het dus geboden om de (eerder kenbaar gemaakte) interesse in de onroerende zaak te kunnen onderbouwen met een voldoende concreet plan dat aansluit op de randvoorwaarden die de overheid stelt voor de verkoop van de onroerende zaak. Immers, in dat geval kan men als een serieuze gegadigde gelden die via een selectieprocedure in aanmerking moet kunnen komen voor het mogelijk van verwerven van de onroerende zaak. Rik Wevers 2 [post_title] => Stelplicht bij beroep op Didam-arrest [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => stelplicht-bij-beroep-op-didam-arrest [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-04-03 10:05:34 [post_modified_gmt] => 2023-04-03 08:05:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35665 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 35647 [post_author] => 46 [post_date] => 2023-03-31 15:21:19 [post_date_gmt] => 2023-03-31 13:21:19 [post_content] => Uit artikel 6:646 lid 1 BW volgt dat een werkgever bij het opstellen van arbeidsvoorwaarden geen onderscheid mag maken tussen mannen en vrouwen. Gelijk werk moet ook gelijk worden beloond. Toch blijkt dat ondanks deze regelgeving er sprake is van een loonkloof. In de Europese unie verdienen mannen gemiddeld 14% meer dan vrouwen. Om deze kloof te dichten is op 30 maart 2023 door de Europese Commissie een nieuwe richtlijn aangenomen. In deze blog zullen de relevante regels uit deze nieuwe richtlijn worden uiteengezet.

Doelstellingen van de richtlijn

De richtlijn heeft als doel om beloningsdiscriminatie te voorkomen. Beloningsdiscriminatie houdt in dat een werkgever mannen en vrouwen ongelijk beloont voor gelijkwaardig werk. De richtlijn betreft directe en indirecte discriminatie, over het verschil tussen deze twee schreven wij al eerder in deze blog. Daarnaast heeft de richtlijn als doel om het recht op gelijke beloning afdwingbaar te maken voor werknemers. Door verschillen in beloning makkelijker achterhaalbaar te maken kunnen werknemers mogelijke discriminatie beter opsporen en aantonen. Dit in combinatie met een bewijslast die bij de werkgever komt te liggen, moet ervoor zorgen dat werknemers eerder een loonvordering krijgen toegewezen. Ook is het de bedoeling dat door een verplichting tot transparantie werkgevers met hun neus op de feiten worden gedrukt en zij daardoor bewuster worden van de loonkloof. De hoop is dat dit werkgevers aanspoort om gelijk te belonen.

Relevante regels uit de richtlijn

Uit de richtlijn volgt een reeks aan bepalingen die bovengenoemde doelstellingen moeten realiseren. Deze regels bepalen hoe werkgevers moeten communiceren over loon en welke informatie gedeeld moet worden. Hieronder volgt een overzicht van enkele voor werkgevers relevante bepalingen:
  • Transparantie tijdens sollicitatie (artikel 5)
Sollicitanten moeten informatie ontvangen van de werkgever over het loonniveau of de loonschaal. Deze loonschaal moet gebaseerd zijn op objectieve en genderneutrale criteria. De werkgever kan op twee manieren deze informatie verstrekken: a. De informatie in de vacature vermelden; of b. Voorafgaand aan het sollicitatiegesprek de informatie verstrekken.
  • Transparantie over het beleid rondom beloning (artikel 6)
De werkgever stelt aan werknemer een begrijpelijke beschrijving ter beschikking van genderneutrale criteria die bepalen hoe werknemers beloond worden en hoe de loopbaanontwikkeling werkt.
  • Recht op informatie (artikel 7)
Werknemer heeft recht op informatie over zijn individuele beloningsniveau en de naar geslacht uitgesplitste beloningsniveaus voor categorieën van werknemers die arbeid verrichten die gelijk of gelijkwaardig is aan die van de werknemer.
  • Rapportage over beloningsverschillen (artikel 8)
Werkgevers met ten minste 250 werknemers moeten een rapportage maken over de beloningsverschillen tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers binnen de organisatie.

Schadevergoeding bij niet nakomen van de verplichtingen uit de richtlijn

Wanneer een werknemer stelt dat werkgever zich niet aan bovengenoemde verplichtingen heeft gehouden dan is het aan de werkgever om te bewijzen dat er geen beloningsdiscriminatie heeft plaatsgevonden. Als werkgever dit niet kan aantonen en als er door de werknemer schade is gelegen als gevolg van een onterecht verschil in beloning, dan zal werkgever deze schade moeten vergoeden. Een hoop nieuwe regels waar de werkgever mee geconfronteerd gaat worden. Bij vragen over gelijke beloning en de communicatie daarover kunt u contact opnemen met Marlies Hol, advocaat arbeidsrecht bij BG.legal. Marlies Hol [post_title] => Europese richtlijn gelijke beloning en loontransparantie [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => europese-richtlijn-gelijke-beloning-en-loontransparantie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-14 11:08:03 [post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:08:03 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35647 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 35632 [post_author] => 19 [post_date] => 2023-03-30 11:40:48 [post_date_gmt] => 2023-03-30 09:40:48 [post_content] =>

Huisvesting arbeidsmigranten

De huisvesting van arbeidsmigranten wordt steeds vaker als een probleem ervaren. Eerder schreef ik daar al over. In [paraplu]bestemmingsplannen worden vaker beperkingen gesteld aan kamerbewoning [zie deze blog]. Ook wordt van eigenaren steeds in toenemende mate een exploitatievergunning op grond van de APV vereist en een huisvestingsvergunning. Of dat al niet genoeg is om de leefbaarheid te waarborgen, treedt binnenkort ook de Wet goed verhuurderschap in werking op grond waarvan wéér een vergunningstelsel in het leven wordt geroepen. Vaak speelt bij al deze vergunningstelsel een goed woon- en leefklimaat een rol. Primair wordt dat echter in bestemmingsplannen afgewogen. Steeds vaker worden dan ook in het bestemmingsplan nadere regels gesteld over kamerbewoning door arbeidsmigranten. Maar dat mag niet zomaar, zo blijkt uit een recente uitspraak van de hoogste bestuursrechter. Deze uitspraak is niet alleen voor de bestemmingsplanpraktijk van belang maar ook voor exploitatievergunningen op basis van de APV.

Wat speelde er?

De gemeente Bergen had een bestemmingsplan [parapluherziening] vastgesteld. Op grond van dat bestemmingsplan en de toelichting daarop is de mogelijkheid van [permanente] huisvesting van arbeidsmigranten planologische uitgesloten bij de bestemmingen “Horeca” en “Gemengd”. Met andere woorden: op locaties met die bestemmingen mogen geen arbeidsmigranten gehuisvest worden [voor langer dan drie weken]. Een ondernemer stelt beroep in tegen het plan en voert aan dat deze beperking in strijd is met de Dienstenrichtlijn. Hij voert aan dat sprake is van indirecte discriminatie.

Wat vindt de hoogste bestuursrechter?

Allereerst stelt de Raad van State vast dat de Dienstenrichtlijn van toepassing is. Vervolgens overweegt de hoogste bestuursrechter: “Gelet op de omstandigheid dat in de plantoelichting is opgenomen dat de mogelijkheid om internationale werknemers te huisvesten op de gronden die bestemd zijn voor "Horeca" en "Gemengd" met dit paraplubestemmingsplan juridisch-planologisch wordt uitgesloten, kan de Afdeling het niet anders begrijpen dan dat er sprake is van indirecte discriminatie. Reeds omdat de raad heeft nagelaten om deze indirect discriminerende behandeling gemotiveerd te rechtvaardigen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor een verdere bespreking van het betoog met betrekking tot de Dienstenrichtlijn. Ten overvloede merkt de Afdeling daarbij op dat de door de raad gegeven motivering ook geen analyse met specifieke gegevens bevat, terwijl uit de rechtspraak van het Hof volgt dat de toets of de maatregelen niet verder gaan dan nodig is, en of er geen andere, minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn, moet geschieden aan de hand van een analyse met specifieke gegevens.” De gemeenteraad heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze vorm van discriminatie te rechtvaardigen is. De betreffende bepaling uit het bestemmingsplan heeft immers tot gevolg dat huisvesting van internationale werknemers is uitgesloten terwijl niet is onderbouwd op grond waarvan dat het geval zou zijn.
  • Aan die onderbouwing stelt de Europese rechter overigens zware eisen. Er moet een analyse plaatsvinden van specifieke gegevens aan de hand waarvan beoordeeld dient te worden of de maatregelen niet verder gaan dan nodig en of geen andere, minder beperkende maatregelen beschikbaar zijn.

Relevantie voor de praktijk

Deze uitspraak is niet alleen relevant in het kader van bestemmingsplannen, maar ook voor exploitatievergunningen op grond van de APV. Eerder schreef ik al over een bepaling op grond waarvan 5% van de woningen in een straat gebruikt mogen voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Die bepaling is mijns inziens in strijd met Europees Recht. Ook in dat geval is sprake van indirecte discriminatie. Steeds vaker bevatten APV’s vergunningplichten voor de huisvesting van onder meer arbeidsmigranten. Per geval zal beoordeeld moeten of sprake is indirecte discriminatie. Het is zeker niet uitgesloten dat dergelijke exploitatievergunningstelsels in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn omdat onvoldoende is gemotiveerd waarom bepaald onderscheid gerechtvaardigd is. Ik verwacht dan ook dat dit onderwerp steeds vaker een rol van betekenis zal hebben bij de huisvesting van arbeidsmigranten. BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u een vraag over het huisvesten van arbeidsmigranten? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met mij op:  Rutger Boogers, advocaat en specialist arbeidsmigranten (boogers@bg.legal) Rutger Boogers     [post_title] => Verbod huisvesting arbeidsmigranten in strijd met Dienstenrichtlijn [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verbod-huisvesting-arbeidsmigranten-in-strijd-met-dienstenrichtlijn [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-03-30 12:12:41 [post_modified_gmt] => 2023-03-30 10:12:41 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35632 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 35595 [post_author] => 16 [post_date] => 2023-03-28 09:41:35 [post_date_gmt] => 2023-03-28 07:41:35 [post_content] => Het komt zelden voor dat een zorginstelling strafrechtelijk wordt vervolgd. In deze zaak heeft echter het Openbaar Ministerie de GGZ instelling strafrechtelijk vervolgd voor dood door schuld. Het OM verwijt de zorginstelling het overlijden van een patiënte. De rechtbank sprak de GGZ instelling vrij van dood door schuld. Het OM gaat in hoger beroep.

Het gebeuren

In verband met ernstige psychische klachten was een 29 jarige vrouw opgenomen in een GGZ instelling. Zij kreeg voor haar psychische klachten Clozapine voorgeschreven. Een maand na haar opname overleed de vrouw aan hartfalen. Uit onderzoek blijkt dat zij overgevoelig was voor Clozapine en een ontsteking aan de hartspier kreeg.

Vervolging door OM

Het OM vervolgt niet de individuele zorgverleners, maar de zorginstelling. Het OM stelt dat de fouten die zijn gemaakt door zorgverleners onder andere voortkomen uit onderbezetting. Er waren onvoldoende maatregelen getroffen voor supervisie. De zorginstelling had ook niet getoetst of haar personeel wel vakbekwaam was. De vrouw kreeg onvoldoende aandacht. De signalen hadden vooraf gezien moeten worden. Zij werd onvoldoende deskundig begeleid en er was sprake van een slechte communicatie.

Rechtbank

De vrouw was door een opeenstapeling van fouten in de zorgverlening overleden, aldus de rechtbank. Toch oordeelde de rechtbank dat dit de zorginstelling niet verweten kon worden en sprak de zorginstelling vrij. Volgens de rechtbank had de zorginstelling wel voldaan aan de voorwaarden om goede zorg te kunnen verlenen. De zorginstelling mag vertrouwen op BIG geregistreerde zorgverleners. Hoewel de werkdruk hoog was voldeed de zorginstelling aan haar kerntaak. Volgens de rechtbank kan de zorginstelling dan geen strafrechtelijk verwijt worden gemaakt voor eventuele schendingen van de zorgplicht door individuele zorgverleners. Het OM gaat in beroep.

Gerechtshof

Het Hof oordeelt dat er vóór het overlijden van de vrouw sprake was van vele tekortkomingen. De instelling is tekort geschoten inzake de zorg aan de vrouw;
  • Bij het voorschrijven van Clozapine moet de patiënt altijd nauwlettend gevolgd worden, omdat het medicijn ernstige bijwerkingen kan hebben. Dit is niet gebeurd.
  • Er is onvoldoende adequaat gereageerd op de klachten van de vrouw en op de resultaten van het afgenomen bloedonderzoek.
  • Er was onvoldoende supervisie op de assistent in opleiding die verantwoordelijk was voor de zorg van de vrouw.
  • De werkdruk onder het personeel was te hoog.
Het Gerechtshof oordeelt dat de zorginstelling verantwoordelijk is voor het geheel van tekortkomingen, zowel op organisatorisch gebied als op het handelen van haar zorgmedewerkers. Het overlijden van de vrouw is te wijten aan de GGZ instelling, aldus het Hof. Het Hof legt een voorwaardelijke geldboete op van € 19.500,00.

Conclusie

Het lijkt erop alsof het OM met het strafrechtelijk vervolgen van de zorginstelling een signaal wil afgeven aan andere zorginstellingen. Zij hebben als rechtspersoon een grote verantwoordelijkheid ten opzichte van hun patiënten. De straf in dezen is een voorwaardelijke boete en geen onvoorwaardelijke boete. Dit zou immers ten laste komen van de zorg, hetgeen niet wenselijk is. De instelling hoeft de boete pas te betalen als er weer dergelijke fouten worden gemaakt. Volledige uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2023:944 Edith de Koning [post_title] => Zorginstelling strafrechtelijk vervolgd voor overlijden patiënt [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => zorginstelling-strafrechtelijk-vervolgd-voor-overlijden-patient [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-03-28 09:55:49 [post_modified_gmt] => 2023-03-28 07:55:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35595 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 35562 [post_author] => 10 [post_date] => 2023-03-27 10:21:45 [post_date_gmt] => 2023-03-27 08:21:45 [post_content] => In het Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) is bepaald dat bij de verkoop van een onroerende zaak door een overheidslichaam (denk aan bijvoorbeeld een gemeente of provincie), er de verplichting geldt om aan de hand van een openbare selectieprocedure mededingingsruimte en transparantie te bieden. Dit vanwege de gebondenheid van de overheid aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het gelijkheidsbeginsel, ook als het gaat om het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten. Het gelijkheidsbeginsel strekt dan tot het bieden van gelijke kansen.

Wat betekent dit nu in de praktijk, ruim een jaar na dit (onder juristen) veelbesproken arrest?

In een eerdere bijdrage is ingegaan op de reikwijdte van het Didam-arrest en op de in de praktijk voor overheden belangrijk gebleken uitzondering op de verplichting om een openbare selectieprocedure te volgen. In deze bijdrage wordt ingezoomd op de openbare selectieprocedure.

Enkele kernoverwegingen uit het Didam-arrest

Het gelijkheidsbeginsel, in de context strekkend tot het bieden van gelijke kansen, noopt tot het bieden van mededingingsruimte als er redelijkerwijs te verwachten meerdere gegadigden zijn. In dat geval moet er een selectie zijn aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria en dit met inachtneming van de aan de overheid toekomende beleidsvrijheid. Het gelijkheidsbeginsel vergt ook een passende mate van openbaarheid met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de procedure, tijdschema en selectiecriteria. En het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.

Openbare selectieprocedure

Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt dus niet op welke wijze de selectieprocedure moet worden ingericht. Zolang aan de voor een selectieprocedure geldende vereisten zoals in het Didam-arrest verwoord, wordt voldaan, kan een overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte, een selectieprocedure vormgeven. Er is een door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, NEPROM, VNG en VvG uitgegeven Handreiking implementatie van het arrest Didam in het gemeentelijke grond(uitgifte)beleid ten behoeve van vastgoed- en gebiedsontwikkeling van november 2022. Hierin wordt voorzien in een stappenplan voor een openbare selectieprocedure. Of met een bepaalde selectieprocedure voldaan wordt aan de vereisten van het Didam-arrest, kan in zijn algemeenheid niet worden beantwoord. Dat is sterk casuïstisch. Het is in ieder geval belangrijk dat de aldus door de overheid vastgestelde procedureregels ook daadwerkelijk worden nageleefd. Waar moet aan gedacht worden? Het is zaak dat er een publicatie komt met daarin de aankondiging van de openbare selectieprocedure. Daarin moet worden omschreven de onroerende zaak die de overheid wil verkopen, verhuren, uitgeven, ruilen etc. Verstandig is ook aan te geven welke activiteiten zijn toegestaan in de onroerende zaak. Ook de minimumeisen waaraan partijen die aan de selectieprocedure deelnemen, moeten voldoen, zijn van belang. Het verloop van de selectieprocedure zal moeten worden geschetst en uiteraard de te hanteren selectiecriteria zullen moeten worden benoemd. Deze selectiecriteria zullen dus objectief, toetsbaar en redelijk moeten zijn. Afhankelijk van wat wordt verkocht (of verhuurd of verpacht) en wat er wordt toegestaan aan activiteiten in of op de onroerende zaak, kan het een eenvoudige selectieprocedure zijn (bijvoorbeeld hoogste prijs) of een meer getrapte selectieprocedure met als eisen de aangeboden prijs en verdere door de overheid gestelde eisen en doelen. Ook kan hierbij mede als selectie-element de binnenkomst van aanvragen worden gebruikt.  En als het bijvoorbeeld gaat om een eenvoudige kavelverkoop ten behoeve van een op voorhand gedefinieerd type bouwwerk, zou zelfs gekozen worden voor een loting. Wel moet dan uiteraard een passende mate van openbaarheid over het feit dat er een loting komt, worden gegeven. Naar analogie van aanbestedingsprocedures (waarvan hier dus juridisch gezien niet sprake is), zal de beoogde transactie aan de gegadigde met de beste aanbieding moeten worden medegedeeld aan alle deelnemers van de selectieprocedure. Een passende termijn zal in acht moeten worden genomen zodat afgewezen gegadigden hun bezwaren tegen de beoogde transactie kunnen voorleggen aan de rechter voordat de transactie definitief wordt. Publicatie kan plaatsvinden op de website of bijvoorbeeld (afhankelijk uiteraard van het type overheidslichaam) in het Gemeenteblad of Provincieblad.

Conclusie

Duidelijk is inmiddels dat bij een consistente vormgeving en uitvoering van de openbare selectieprocedure een overheidslichaam behoorlijk veel vrijheid heeft om de selectieprocedure in te richten. Als potentiële gegadigde voor overheidsvastgoed is het vooral zaak om de informatieverstrekking door de overheid goed in de gaten te houden, uw belangstelling voor een onroerende zaak (op de voorgeschreven wijze) kenbaar te maken en met name te observeren of de overheid de door haar zelf opgestelde procedureregels ook daadwerkelijk volgt. En als er twijfel is of de gestelde criteria wel objectief, toetsbaar en redelijk zijn, kan een juridische beoordeling hiervan uitkomst bieden. Rik Wevers 2 [post_title] => Gelijke kansen bij verkoop overheidsvastgoed deel II [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gelijke-kansen-bij-verkoop-overheidsvastgoed-deel-ii [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-03-27 10:21:21 [post_modified_gmt] => 2023-03-27 08:21:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35562 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 35848 [post_author] => 39 [post_date] => 2023-04-14 08:59:06 [post_date_gmt] => 2023-04-14 06:59:06 [post_content] => In zijn arrest van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam), heeft de Hoge Raad kort gezegd overwogen dat een overheidslichaam op grond van artikel 3:14 BW bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel, in acht moeten nemen. Het gelijkheidsbeginsel brengt met zich dat overheidslichamen bij grondtransacties, mededingingsruimte moeten bieden aan potentiële gegadigden, door middel van een selectieprocedure[1] met objectieve, toetsbare en redelijke criteria, op grond waarvan een koper wordt geselecteerd. Slechts indien er op voorhand op grond van voormelde criteria duidelijk is dat slechts één serieuze gegadigde bestaat, dan hoeft het overheidslichaam géén selectieprocedure te organiseren, en staat een een-op-een verkoop vrij. Voor een verdere uiteenzetting van (de gevolgen van) het Didam-arrest verwijs ik naar een eerder blog van mijn collega Rik Wevers. Eveneens in een eerder blog stonden wij stil bij de selectieprocedure en de wijze waarop een overheidslichaam grip kan houden op deze procedure door gebruik te maken van de nodige beleidsruimte zodat in wezen één serieuze kandidaat resteert. Dit kan begrijpelijkerwijs niet zover gaan dat het overheidslichaam in wezen toeschrijft naar de beoogde kandidaat, maar dit laat de hiervoor besproken beleidsruimte onverlet. Didam

Sanctie op schending gelijkheidsbeginsel

Relevant is welke gevolgen de schending van de regels van het Didam-arrest hebben op reeds gesloten koopovereenkomsten. Dient dit nietigheid of vernietigbaarheid in de zin van artikel 3:40 lid 2 BW te zijn? In de literatuur is eerder betoogd dat dit nietigheid moet zijn.[2] De Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland sloot in zijn vonnis van 22 maart 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1244 bij deze visie aan en overwoog dat de sanctie op schending van artikel 3:14 BW nietigheid is, nu de schending van het gelijkheidsbeginsel er juist toe strekt derden die niet bij de transactie betrokken zijn te beschermen (r.o. 3.24 e.v.). Daar valt veel voor te zeggen, maar leidt evenwel tot enorme onzekerheid voor overeenkomsten die reeds jaren geleden zijn gesloten. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kiest in zijn arrest van 4 april 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2796 een andere lijn en overwoog dat de sanctie op het niet naleven van het gelijkheidsbeginsel vernietigbaarheid van de koopovereenkomst oplevert (r.o. 3.7). Het hof sluit in zijn overwegingen aan bij de bestendige rechtspraak in het aanbestedingsrecht en past dit naar analogie toe. Het verschil is praktisch relevant nu in geval van vernietigbaarheid ‘slechts’ derden (veelal de uitgesloten marktpartij(en) de vernietiging van de koopovereenkomst kunnen inroepen.

Schadeplichtig?

Het hof veroordeeld ten slotte de gemeente tot schadevergoeding vanwege het in strijd met artikel 3:14 BW (wegens schending gelijkheidsbeginsel) aangaan van de koopovereenkomst, hetgeen een onrechtmatige daad tegen de gepasseerde marktpartij oplevert (in dit geval een concurrerende supermarktexploitant die de grond voor de bouw en exploitatie van een nieuwe supermarktlocatie niet verwierf). Het hof overweegt tevens dat de koper niet zelfstandig onrechtmatig handelt.
[1] Voor meer informatie over de selectieprocedure, verwijs ik naar dit blog: https://bg.legal/gelijke-kansen-bij-verkoop-overheidsvastgoed-deel-ii

[2] S.E. Bartels, “Zijn Didam-strijdige overeenkomsten nietig?”, WPNR 2023/7392.
Michael de Marco 5 [post_title] => Sanctie op schending Didam-regels [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => sanctie-op-schending-didam-regels [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-04-14 09:52:37 [post_modified_gmt] => 2023-04-14 07:52:37 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35848 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1349 [max_num_pages] => 135 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 69c1dc80260ec80721cf369609cc7ca7 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
In zijn arrest van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam), heeft de Hoge Raad kort gezegd overwogen dat een overheidslichaam op grond van artikel 3:14 BW bij het aangaan en uitvoeren...
Lees meer
De regering wil de integriteit van de zorg verbeteren en zorgen dat zorggeld daadwerkelijk wordt besteed aan de zorgverlening. Met een nieuw wetsvoorstel worden (vergaande) regels geïntroduceerd. In dit artikel...
Lees meer
Met de komst van de Omgevingswet zijn meerdere nieuwe begrippen geïntroduceerd, waaronder de “omgevingsplanactiviteit”. Met de term worden activiteiten bedoeld die in het omgevingsplan zijn opgenomen en waarvoor regels zijn...
Lees meer
Eerder schreven wij al over het zorginkoopproces. Recente hoge inflatie leidt tot tegengestelde belangen bij de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders. Waar de zorgverzekeraar de premie en dus het inkooptarief laag...
Lees meer
Inleiding Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. In die wet ligt voor de inrichting van de fysieke leefomgeving de nadruk op kerninstrumenten als het omgevingsplan en de...
Lees meer
In het zogenaamde Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) is bepaald dat bij de verkoop van een onroerende zaak door een overheidslichaam (denk aan bijvoorbeeld een...
Lees meer
Uit artikel 6:646 lid 1 BW volgt dat een werkgever bij het opstellen van arbeidsvoorwaarden geen onderscheid mag maken tussen mannen en vrouwen. Gelijk werk moet ook gelijk worden beloond....
Lees meer
Huisvesting arbeidsmigranten De huisvesting van arbeidsmigranten wordt steeds vaker als een probleem ervaren. Eerder schreef ik daar al over. In [paraplu]bestemmingsplannen worden vaker beperkingen gesteld aan kamerbewoning [zie deze blog]....
Lees meer
Het komt zelden voor dat een zorginstelling strafrechtelijk wordt vervolgd. In deze zaak heeft echter het Openbaar Ministerie de GGZ instelling strafrechtelijk vervolgd voor dood door schuld. Het OM verwijt...
Lees meer
In het Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) is bepaald dat bij de verkoop van een onroerende zaak door een overheidslichaam (denk aan bijvoorbeeld een gemeente...
Lees meer