WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 44
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 44
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1413
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 430, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 32199
[post_author] => 26
[post_date] => 2022-09-26 04:00:00
[post_date_gmt] => 2022-09-26 02:00:00
[post_content] => Wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur van een stichting ontbreekt, kan de rechtbank overgaan tot vervulling van de lege plaatsen in het bestuur.
In 2007 wordt een stichting opgericht met het doel de kansen van kinderen te vergroten om hun opleiding in het voortgezet onderwijs met goed gevolg af te ronden. Bij de oprichting worden drie bestuurders benoemd. Volgens de statuten van de stichting moet het bestuur uit ten minste drie en maximaal vijf leden bestaan. Bestuurders worden voor een periode van vier jaar benoemd en kunnen maximaal twee keer herbenoemd worden. Aangezien de maximale zittingstermijn voor bestuursleden dus 12 jaar is, liep de termijn voor alle bij de oprichtingsakte benoemde bestuursleden af in oktober 2019. Dit had het bestuur zich niet gerealiseerd. Sindsdien heeft de stichting dus geen rechtsgeldig benoemd bestuur en kunnen er ook geen nieuwe bestuursleden worden benoemd. De oud-bestuurders stappen naar de rechtbank Amsterdam met het verzoek een door hen aangedragen persoon als bestuurder te benoemen.
Vervulling van lege plaatsen
De rechtbank kan op grond van artikel 2:299 van het Burgerlijk Wetboek op verzoek van iedere belanghebbende of het openbaar ministerie overgaan tot de vervulling van de lege plaatsen in het bestuur van een stichting, wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur geheel of gedeeltelijk ontbreekt en daarin niet overeenkomstig de statuten wordt voorzien. De rechtbank neemt daarbij zoveel mogelijk de statuten in acht.
Gedefungeerd
In dit geval hebben de oud-bestuurders voldoende toegelicht dat zij zijn aan te merken als belanghebbenden, zo oordeelt de rechtbank. Op grond van de statuten, zoals opgenomen in de oprichtingsakte, zijn deze oud-bestuurders in 2019 als bestuur gedefungeerd. Dat in artikel 5 lid 3 van de statuten, zoals deze zijn opgemaakt in 2021, geen benoemingstermijn meer staat vermeld, doet daar niet aan af, aldus de rechtbank. Omdat de stichting geen (rechtsgeldig) bestuur heeft en omdat, zoals uit het voorgaande volgt, op dit moment ook niet overeenkomstig de statuten in de benoeming van een bestuur, anders dan via de rechtbank, kan worden voorzien, zal de rechtbank zoals gevraagd tot de benoeming van de aangedragen persoon als bestuurder overgaan.
ECLI:NL:RBAMS:2022:5226
Wanneer u vragen heeft kunt u contact opnemen met de sectie Ondernemingsrecht.
[post_title] => Rechtbank benoemt bestuurder bij ontbreken rechtsgeldig bestuur
[post_excerpt] => Wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur van een stichting ontbreekt, kan de rechtbank overgaan tot vervulling van de lege plaatsen in het bestuur.
In 2007 wordt een stichting opgericht met het doel de kansen van kinderen te vergroten om
[post_status] => publish
[comment_status] => closed
[ping_status] => closed
[post_password] =>
[post_name] => rechtbank-benoemt-bestuurder-bij-ontbreken-rechtsgeldig-bestuur
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-09-26 12:25:40
[post_modified_gmt] => 2022-09-26 10:25:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://im-50810
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 32158
[post_author] => 10
[post_date] => 2022-09-23 09:45:45
[post_date_gmt] => 2022-09-23 07:45:45
[post_content] => Aldus de rechtbank Rotterdam in de uitspraak van 24 augustus 2022.
Waar gaat het over?
De Mededingingswet (Mw) stelt regels ten aanzien van kartels, misbruik van een economische machtspositie en concentraties van ondernemingen. De Mededingingswet geldt voor alle ondernemingen en verenigingen van ondernemers die actief zijn op de Nederlandse markt. De Mededingingswet is in beginsel op alle sectoren van de economie van toepassing.
Een onderneming is elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Elke activiteit die bestaat in het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt, vormt een economische activiteit tenzij het activiteiten in het kader van de uitoefening van bevoegdheden van openbaar gezag betreft. Deze laatstgenoemde activiteiten hebben geen economisch karakter.
In deze rechtszaak is de eisende partij de mening toegedaan dat de derde-partij zijnde een drinkwaterbedrijf, misbruik maakt van een economische machtpositie en daarmee de Mw overtreedt door haar afnemers een bedrag van € 1,50 in rekening te brengen voor de toezending van een drinkwaterfactuur per post.
Drinkwaterbedrijven zijn volgens de rechtbank Rotterdam (en terzijde, ook de ACM) echter geen ondernemingen in de zin van de Mw. Op grond van de Drinkwaterwet is ieder regionaal drinkwaterbedrijf verplicht en (exclusief) bevoegd om in het algemeen belang van de volksgezondheid drinkwater te leveren in het aan het drinkwaterbedrijf exclusief toegewezen gebied.
Overweging rechtbank
De rechtbank overweegt: “Voor zover drinkwaterbedrijven zorgdragen voor de openbare watervoorziening oefenen zij aldus een dienst van algemeen belang uit. Nu enkel het daartoe aangewezen waterleidingbedrijf drinkwater kan leveren in het voor zijn bedrijf vastgestelde distributiegebied, is van marktwerking in Nederland voor drinkwater geen sprake en oefenen drinkwaterbedrijven, waaronder [naam derde-partij], in zoverre geen economische activiteit uit en gelden zij om die reden niet als onderneming in de zin van de Mw."
Verweerder in deze procedure de ACM is aldus de rechtbank, terecht tot de conclusie gekomen dat de drinkwatervoorziening geen economische activiteit is waarop de mededingingsregels van toepassing zijn.
Vandaar dus de conclusie dat drinkwaterbedrijven geen ondernemingen zijn. Althans dat in de zin van de Mededingingswet niet zijn.
[post_title] => Drinkwaterbedrijven zijn geen onderneming
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => drinkwaterbedrijven-zijn-geen-onderneming
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-09-23 09:45:45
[post_modified_gmt] => 2022-09-23 07:45:45
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32158
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 32175
[post_author] => 68
[post_date] => 2022-09-22 16:19:20
[post_date_gmt] => 2022-09-22 14:19:20
[post_content] => Om patiënten goed te kunnen behandelen is het van groot belang dat zorgverleners over actuele medische persoonsgegevens van hun patiënten beschikken. Patiëntgegevens zijn vanwege hun aard echter uiterst gevoelig. Dit soort gegevens worden dan ook niet voor niets bestempeld als bijzondere persoonsgegevens in de zin van de Algemene Gegevens Verordening (AVG). Van zorginstellingen mag daarom verwacht worden dat er voldoende waarborgen zijn om zorgvuldige omgang met patiëntgegevens te garanderen.
Dat nog niet altijd met de benodigde zorg wordt omgegaan met patiëntgegevens, kwam naar voren in een recente zaak bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Hier werd het Bravis ziekenhuis (Bravis) aansprakelijk gesteld, omdat zij nalatig zou zijn geweest ten aanzien van het op grond van de AVG vereiste controlebeleid omtrent patiëntgegevens. In onderstaande blog wordt de uitspraak van de rechtbank nader toegelicht.
Wat ging eraan vooraf?
De ex-partner van de eiseres heeft een boek geschreven over hun echtscheiding en echtscheidingsperikelen. Daarbij verschenen in het boek passages over medische gegevens van eiseres. De uitgever van het boek, een eenmanszaak, bleek een voormalig medewerker van Bravis te zijn. Vervolgens heeft eiseres contact opgenomen met Bravis en verzocht om inzage in de logging-gegevens van haar patiëntendossier. Daarbij kwam naar voren dat de voormalig medewerker gedurende een periode van vier jaar veelvuldig het patiëntendossier heeft ingezien.
Eiseres stelt dat de voormalig medewerker haar medische informatie onrechtmatig heeft ingezien en heeft doorgespeeld naar haar ex-partner. Zij is van mening dat Bravis onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door haar geleden schade, omdat:
- het ziekenhuis onvoldoende maatregelen heeft genomen om haar medische gegevens (en adresgegevens) te beschermen;
- het ziekenhuis de logging-gegevens niet voor het kort geding aan eiseres heeft verstrekt, en;
- het ziekenhuis onvoldoende onderzoek heeft verricht naar het datalek en naar wat er met de medische gegevens is gebeurd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van mening dat Bravis (risico)aansprakelijk is voor het handelen van de voormalig medewerker en volgt eiseres in het betoog dat het ziekenhuis onvoldoende maatregelen heeft genomen om haar medische gegevens te
beschermen. Volgens eiseres zou Bravis ten aanzien van zowel het autorisatie- als het controlebeleid in strijd handelen met artikel 32 AVG. Dit artikel schrijft voor dat organisaties passende technische en organisatorische maatregelen moeten nemen om persoonsgegevens te beschermen. De rechtbank gaat deels in de stelling van eiseres mee.
Autorisatie
Wat betreft de autorisatie oordeelt de rechtbank dat Bravis voldeed aan de daarvoor gestelde norm. Deze norm houdt in dat medewerkers uitsluitend toegang hebben tot patiëntgegevens, indien zij een behandelingsovereenkomst met de patiënt hebben of als zij rechtstreeks betrokken zijn in de uitvoering daarvan. De voormalig medewerker was van 1 januari 2007 tot 1 oktober 2017 werkzaam als secretaresse op de spoedeisende hulp. In die hoedanigheid had zij een volledige en ongelimiteerde toegang tot patiëntendossiers, waaronder het dossier van eiseres. De rechtbank is van
oordeel dat, gelet op de aard van de functie, deze ruime toegang tot patiëntendossiers gerechtvaardigd en proportioneel was. Toen zij vanaf 15 juli 2016 tot 13 augustus 2018 (ook) als planner (en secretaresse) op de IC werkzaam geweest had zij géén (directe) toegang tot de patiëntgegevens van eiseres.
Controlebeleid
Wat betreft het controlebeleid is de rechtbank echter van oordeel dat Bravis niet aan de daarvoor geldende maatstaf heeft voldaan. De toepasselijke NEN-normen bepalen dat logbestanden regelmatig dienen te worden beoordeeld. Het uitgangspunt is dat er een systematische, consequente controle van alle logging plaatsvindt. Het ziekenhuis had echter geen vastgesteld controlebeleid. Om die reden gaf de functionaris
gegevensbescherming zelf invulling aan hoe die controle plaatsvond. Dit had tot gevolg dat de logging van de patiëntendossiers die door medewerkers met onbegrensde toegang werden ingezien, geheel niet is gecontroleerd. Verder werden er iedere maand slechts twee patiëntendossiers steekproefsgewijs gecontroleerd. Daarmee kon volgens de rechtbank niet gesproken worden van een systematische en risicogerichte controle. Bovendien schoot deze controle ook tekort wat betreft de omvang, gelet op de hoeveelheid persoonsgegevens er door Bravis worden verwerkt.
De rechtbank oordeelt dan ook dat Bravis onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres, nu in de periode van 24 juni 2014 tot en met 11 juni 2018
geen passende maatregelen zijn genomen ten aanzien van controle van de logging zoals vereist op basis van artikel 32 AVG. Voor de periode voorafgaand aan invoering van de AVG in mei 2018 oordeelt de rechtbank dat ook niet is voldaan aan artikel 13 Wbp, de voorganger van artikel 32 AVG.
Immateriële schade
Nu Bravis volgens de rechtbank
aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad wegens het gebrek aan passende beveiligingsmaatregelen, komt zij toe aan beoordeling van de immateriële schadevergoeding die eiseres had gevorderd. Om in aanmerking te komen voor deze immateriële schadevergoeding, zou eiseres in deze zaak in haar eer of goede naam moeten zijn geschaad of op andere wijze in de persoon zijn aangetast.
De rechtbank stelt voorop dat niet is vast komen te staan dat zij in haar eer of goede naam is geschaad. Vandaar dat gekeken wordt of er sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Eiseres heeft deze aantasting in de persoon niet met concrete gegevens onderbouwd. Om die reden moet de rechtbank beoordelen of de aard en de ernst van de normschending met zich meebrengt dat de
nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van mening dat dit in deze zaak aan de orde is. Er zijn immers
fundamentele rechten van eiseres geschonden, namelijk een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en op het recht op bescherming van persoonsgegevens. Bovendien draait het hier om een bijzondere categorie van persoonsgegevens, namelijk medische gegevens uit een patiëntendossier van een ziekenhuis. Deze patiëntgegevens zijn over een langdurige periode
veelvuldig onrechtmatig ingezien en zijn gedurende deze periode ook onvoldoende beschermd. Vervolgens is deze medische informatie gedeeld met derden en gepubliceerd in een boek. Dat eiseres hier nadelige gevolgen van ondervindt, in de vorm van bijvoorbeeld angstklachten en het verlies van controle en de vertrouwelijkheid van haar persoonsgegevens, ligt volgens de rechtbank voor de hand.
Wegens schending van artikel 32 AVG wordt een relatief hoog bedrag van € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding aan eiseres toegekend.
Conclusie
In deze zaak erkent de rechter dat patiëntgegevens gezien hun gevoelige aard een bijzondere categorie persoonsgegevens zijn. Bravis heeft deze gegevens voor een lange tijd niet afdoende beschermd waardoor een medewerker deze gegevens in die periode onrechtmatig in heeft kunnen zien. Op basis daarvan neemt de rechtbank, zonder nadere onderbouwing daarvan door eiseres, aan dat eiseres hiervan nadelige gevolgen ondervindt. Uiteindelijk wordt een immateriële schadevergoeding van € 2.000,-
toegewezen. Het is dan ook zaak om als zorginstelling ervoor te zorgen dat systemen op een dergelijke wijze zijn ingericht dat zij aan bestaande normen en maatstaven, onder andere omtrent logging, voldoen.
Bent u een zorginstelling en heeft u vragen over het
beschermen van persoonsgegevens? Of heeft u meer in het algemeen vragen over privacy?
Neem dan contact op met
Britt van den Branden.
[post_title] => Schending AVG: ex-patiënte ontvangt schadevergoeding van ziekenhuis
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => schending-avg-ex-patiente-ontvangt-schadevergoeding-van-ziekenhuis
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-03 12:05:29
[post_modified_gmt] => 2024-06-03 10:05:29
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32175
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 32131
[post_author] => 19
[post_date] => 2022-09-20 13:58:32
[post_date_gmt] => 2022-09-20 11:58:32
[post_content] =>
Sinds de PAS-uitspraken van 29 mei 2019[1] ondervindt Nederland dagelijks de gevolgen daarvan. In deze uitspraken heeft de hoogste bestuursrechter bepaald dat het Programma Aanpak Stikstof [PAS] niet langer als basis voor toestemming voor activiteiten mocht worden gebruikt. Dit programma bood aan de ene kant ruimte aan activiteiten die stikstof veroorzaken en bevatte aan de andere kant maatregelen om de nadelige gevolgen van stikstof op Natura-2000 gebieden te verminderen. De hoogste bestuursrechter oordeelde, nadat zij daarover prejudiciële vragen had gesteld aan het Europese Hof van Justitie, dat de positieve gevolgen van de maatregelen in het Programma niet vooraf vast stonden, terwijl dat wel een vereiste was. Pas als die positieve gevolgen op voorhand vaststaan, kan de overheid een nieuwe activiteit toestaan.[2] Omdat het PAS niet aan die voorwaarde voldeed, mocht het niet als toestemmingsbasis voor nieuwe activiteiten worden gebruikt.
Streep door emissiearme stalsystemen
Inmiddels zijn we drie jaar verder en zijn de problemen wat betreft
stikstofdepositie onverbindend
groot. Dat blijkt wel uit twee recente uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State [‘Afdeling’] en een te verwachten toekomstige uitspraak.
Op
7 september 2022[3] heeft de Afdeling geoordeeld dat bij het verlenen van nieuwe vergunning op grond van de
Wet natuurbescherming [‘Wnb’] geen gebruik mag worden gemaakt van de zogenoemde
Rav-factoren[4] [emissiefactoren]. Het ging om een aantal verleende Wnb-vergunningen voor het wijzigen van melkveehouderijen. Deze veehouderijen werden uitgebreid en stoten als gevolg daarvan meer stikstof uit. Om die stikstofemissies te reduceren [
intern salderen] werden de veehouderijen verplicht om een
emissiearm stalsysteem te gebruiken [A1.13]. Het doel daarvan is duidelijk; het verminderen van stikstofdeposities op Natura-2000 gebieden. Deze veehouderijen waren gelegen in de nabijheid van Natura-2000 gebieden. De Afdeling moest beoordelen of de veronderstelede reducerende werking van die stallen in de praktijk wel werd gehaald. Met andere woorden; werd er als gevolg van het gebruik van die stallen daadwerkelijk minder stikstof uitgestoten. De Afdeling concludeert dan:
“Gelet op wat hiervoor is overwogen is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat met de toepassing van de Rav-emissiefactor voor het emissiearme stalsysteem A1.13 de emissie uit deze stal niet met de vereiste zekerheid kan worden vastgesteld. Daardoor is niet op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat de aangevraagde wijziging van de melkveehouderij ten opzichte van de referentiesituatie significante gevolgen heeft. Het gevolg van deze conclusie is dat het project daarom vergunningplichtig is en passend beoordeeld zal moeten worden.”
De hoogste bestuursrechter concludeert dus dat onvoldoende vaststaat dat de het gebruik van de stal daadwerkelijk leidt tot een lagere stikstofemissie. Indien niet op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat er geen significante gevolgen optreden voor Natura-2000 gebieden moet nader onderzoek plaatsvinden. Dat betekent dat een passende beoordeling moet worden gemaakt [zie kader]. Die passende beoordeling had niet plaatsgevonden omdat het bevoegd gezag – naar nu blijkt, ten onrechte – is uitgegaan van te lage emissies. Indien die significante gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet een passende beoordeling worden gemaakt. Die passende beoordeling moet nu dus alsnog worden gemaakt.
Eerder bleek ook al dat de effectiviteit van
luchtwassers in de praktijk kleiner is dan verwacht, zo overwoog de
rechtbank Oost-Brabant op 24 mei 2022[5] dat onvoldoende zeker is of biologische luchtwassers het beloofde ammoniakverwijderingsrendement zullen halen en is daarom van oordeel dat een natuurtoestemming noodzakelijk is.
Schadevergoeding vanwege schending artikel 8 EVRM
Dit brengt mij bij de tweede recente uitspraak van de
rechtbank Den Haag van 14 september 2022[6] in het verlengde van deze problematiek, met dien verstande dat het in deze uitspraak om het geuraspect gaat. In deze uitspraak wordt ook gerefereerd aan de twijfels die bestaan over de effectiviteit van luchtwassers.
De rechtbank moest zich buigen over de vraag of de Staat der Nederlanden onrechtmatig handelde jegens omwonenden van intensieve
veehouderijen omdat die omwonenden stankoverlast ervaren. Het gaat hier dus om civiele claim van omwonenden. Deze omwonenden baseren zich op schending van artikel 8 EVRM.
Artikel 8 EVRM beschermt het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven door de verdragsstaten, waaronder Nederland. Deze bepaling heeft ook betrekking op milieukwesties. Het EVRM houdt weliswaar geen recht in op bescherming van de leefomgeving in het algemeen, maar in gevallen van milieuoverlast ̶ zoals stankoverlast ̶ die een directe en serieuze impact hebben op de kwaliteit van leven, kan volgens de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens [EHRM] bescherming worden ontleend aan artikel 8 EVRM. De bescherming van artikel 8 EVRM geldt niet alleen voor milieuoverlast die door een Staat zelf wordt veroorzaakt, maar óók voor de overlast die het gevolg is van een tekortkoming van een Staat de private bedrijfsactiviteiten die de overlast voortbrengen adequaat te reguleren. De Staat heeft namelijk de positieve verplichting om redelijke en passende maatregelen te nemen ter bescherming van individuen tegen milieuoverlast die het welzijn van personen kan aantasten. De staat heeft telkens een afweging te maken tussen enerzijds economische belangen en anderzijds de bescherming van de gezondheid. De rechtbank overweegt:
“In lijn met het eerder overwogene is de rechtbank van oordeel dat in de gevallen van eisers die na intrek in de woning ondanks reducerende maatregelen zijn geconfronteerd met een stankoverlast die de 19,4 ou/m³ is gaan overschrijden en waarbij de kwaliteit van het milieu in en rond de woning van het individu dus ‘zeer slecht’ is geworden, geen sprake meer is van een fair balance tussen economische belangen en de gezondheidsbelangen van het individu. (…) In die gevallen is sprake van strijd met artikel 8 EVRM waarbij de onrechtmatigheid van de Staat erin gelegen is dat hij de vergunningverstrekkende lagere overheden door te ruime wettelijke normen in de positie heeft geplaatst waarin zij ten koste van die eisers vergunningen mogen of moeten verstrekken die een te zware wissel trekken op de gezondheid van die individuen. De kern van deze zaak is dat door de in 2006/2007 geïntroduceerde wetgeving de balans tussen de belangen van deze bewoners en de belangen van de intensieve veehouderij zoek is geraakt.”
De rechtbank stelt de omwonenden dus in het gelijk; de staat is
aansprakelijk voor de schade die omwonenden lijden als gevolg van de geurhinder. De omvang van die schade moet nader worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. Waar het hier dus om gaat, is het feit dat de Staat een wettelijk stelsel in het leven heeft geroepen op grond waarvan lagere overheden [milieu-/omgevings]vergunningen niet konden weigeren en als gevolg daarvan schade heeft toegebracht aan omwonenden. Het is zeker niet ondenkbaar dat in deze zaak hoger beroep wordt ingesteld. Los van de omgevingsrechtelijke aspecten, dreigen dus mogelijk ook meer schadevergoedingskwesties.
Wat staat ons nog te wachten; de ‘bouwvrijstelling’
En voorlopig is het laatste woord over de voorgaande problematiek nog niet gezegd.
De verwachting is dat ook de zogenoemde ‘bouwvrijstelling’ de juridische toets der kritiek niet kan doorstaan.
Deze wettelijke regeling komt erop neer dat
stikstofemissies tijdens de bouwfase buiten beschouwing worden gelaten bij het berekenen van de stikstofuitstoot. Deze vraag ligt momenteel voor bij de Afdeling in de Porthos-zaak. De verwachting is dat de Afdeling in het najaar uitspraak doet in deze zaak. Naar verwachting kan ook deze uitspraak grote gevolgen hebben voor de praktijk. Voorlopig blijven de donkere wolken dus nog wel boven Nederland hangen.
BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Heeft u een vraag over stikstof of milieukwesties? Neem u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
Rutger Boogers,
Advocaat omgevingsrecht
[1] ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603.
[2] Bovendien wordt in het PAS ook toestemming voor activiteiten gegeven op basis van maatregelen in natuurgebieden die nodig zijn voor het voorkomen van
achteruitgang van die gebieden. Ook dat mag niet.
[3] ABRvS 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2557.
[4] Regeling ammoniak en veehouderij.
[5] Rb. Oost-Brabant 24 mei 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:2090.
[6] Rb. Den Haag 14 september 2022, ECLI:N:RBDHA:2022:9119.
[post_title] => Recente stikstofuitspraken; donkere wolken boven Nederland
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => recente-stikstofuitspraken-donkere-wolken-boven-nederland
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-09-20 15:21:12
[post_modified_gmt] => 2022-09-20 13:21:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32131
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 32121
[post_author] => 43
[post_date] => 2022-09-16 13:45:56
[post_date_gmt] => 2022-09-16 11:45:56
[post_content] => Op woensdag 14 september 2022 werd het wetsvoorstel voor de
Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (de Wegiz) besproken in de Tweede Kamer. Een mooi moment om enkele hoofdlijnen uit het wetsvoorstel te bespreken.
Het doel van de Wegiz vloeit voort uit een andere wet, de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (de Wkkgz). De Wkkgz verplicht zorgverleners tot het aanbieden van goede zorg, zorg van goede kwaliteit en van goed niveau. De Wegiz biedt de mogelijkheid voor de overheid om in het kader van die goede zorg eisen te stellen aan het uitwisselen van cliëntgegevens tussen zorgverleners. Het streven van de Wegiz is om een einde te maken aan de vaak nog analoge wijze waarop deze gegevens tussen zorgverleners wordt uitgewisseld. De minister van Volksgezondheid Kuipers sprak tijdens het debat over een ‘faxit’.
Artikel 2.1 Wegiz bepaalt dat de
zorgaanbieder er op toe moet zien dat aangewezen gegevensuitwisselingen via een elektronische infrastructuur verlopen. Op basis van de Wegiz kan tevens worden verplicht dat er slechts gebruik wordt gemaakt van gecertificeerde ICT-producten of -diensten.
Aan de hand van een
meerjarenagenda en middels algemene maatregelen van bestuur wordt bepaald welke uitwisselingen van patiëntgegevens als eerst in lijn moeten worden gebracht met de Wegiz en aldus moeten worden gedigitaliseerd. Zo krijgen onder andere de gegevensuitwisseling in het kader van Medicatieoverdracht en Verpleegkundige overdracht prioriteit. Er is inmiddels een concept algemene maatregel van bestuur
opgesteld omtrent het versturen van een recept door een huisarts aan een terhandsteller (apotheek). Deze gegevensverwerking zal in de toekomst conform NEN-normen 7510, 7512 en 7513 elektronisch moeten verlopen.
Verhouding met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
De Wegiz is een zogenaamde kaderwet waarmee de overheid zoals eerder genoemd bij algemene maatregel van bestuur verplicht kan stellen dat een bepaalde gegevensuitwisseling ten minste elektronisch verloopt. De Wegiz vormt dus geen nieuwe grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens in de zorg. Daarvoor is artikel 6
AVG nog steeds de basis, waarbij toestemming van de betrokkene vaak de aangewezen grondslag zal zijn.
De handhaving van de gegevensverwerking onder de Wegiz is in artikel 4.1 opgedragen aan de Minister van Volksgezondheid, die dit in de praktijk zal laten uitvoeren door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Deze handhaving zal onder andere zien op het naleven van de verplichting de gegevensverwerking elektronisch, volgens vastgelegde normen en indien vereist middels gecertificeerde producten of diensten te laten verlopen. Wordt een overtreding geconstateerd, dan kan er een schriftelijke aanwijzing worden gegeven of kunnen er een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom worden opgelegd.
Mocht een gegevensverwerking niet elektronisch plaatsvinden terwijl dit wel verplicht is gesteld op basis van de Wegiz, dan komt mogelijk ook de
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in beeld. Ook zij heeft handhavende bevoegdheden en een boetebevoegdheid op basis van de AVG. In het
Samenwerkingsprotocol AP-IGJ zijn afspraken gemaakt over de samenloop van bevoegdheden van de AP en IGJ.
Meer weten over gegevensverwerking in de zorg in het algemeen of de Wegiz in het bijzonder? Neem dan contact op met het team van
BG.zorg.
[post_title] => Verplichte digitalisatie van gegevensuitwisseling in de zorg
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => verplichte-digitalisatie-van-gegevensuitwisseling-in-de-zorg
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-09-16 13:45:56
[post_modified_gmt] => 2022-09-16 11:45:56
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32121
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 32090
[post_author] => 68
[post_date] => 2022-09-13 14:00:04
[post_date_gmt] => 2022-09-13 12:00:04
[post_content] => Al eerder hebben we een
blog gewijd aan het gebruik van
misleidende duurzaamheidsclaims in de modebranche. Aangezien het nog al eens fout gaat in die specifieke sector, startte de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in 2021 een onderzoek naar misleidende duurzaamheidsclaims. Naar aanleiding van dit onderzoek bracht de ACM vandaag
het bericht naar buiten dat de Decathlon en H&M op de vingers zijn getikt. Aangezien de winkelketens beloven hun beleid te zullen aanpassen, is hen een boete bespaard gebleven. Maar waar ging het precies mis bij deze bedrijven? En waar moet je op letten bij het gebruik van duurzaamheidsclaims om een boete van de ACM te voorkomen?
“Ecodesign” & “Conscious”
In het voorjaar van 2021 stuurde de ACM verschillende modebedrijven
een brief met daarin het verzoek om nog eens kritisch te kijken naar hun duurzaamheidsclaims. Vervolgens zette de
ACM haar onderzoek naar misleidende claims voort bij verschillende bedrijven, waaronder Decathlon en H&M. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de Decathlon en H&M producten aanduiden met algemene termen als “
Ecodesign” en “
Conscious“. Daarbij geven de modebedrijven echter niet aan wat het concrete duurzaamheidsvoordeel voor dat specifieke product is. Inmiddels hebben Decathlon & H&M beterschap beloofd, door de duurzaamheidsclaims aan te passen of niet langer te gebruiken. Ook doneren beide bedrijven respectievelijk 400.000,- en 500.000,- euro ter compensatie van het gebruik van onduidelijke duurzaamheidsclaims. Nu de winkels zelf met een oplossing zijn gekomen besloot ACM op dit moment nog geen boete op te leggen. Desalniettemin blijft de ACM controleren of zij zich daadwerkelijk aan de toezeggingen zullen houden.
Duurzaamheidsclaims: waar moet je op letten?
Hoewel het voor Decathlon en H&M niet tot een boete heeft geleid, blijft het van belang om zorgvuldig om te gaan met duurzaamheidsclaims. Enerzijds omdat de ACM kenbaar heeft gemaakt dat zij de
kledingbranche nauwlettend in de gaten zal blijven houden. Anderzijds kan de ACM flinke boetes opleggen van EUR 900.000,- of een percentage van de omzet, zodra zij constateren dat duurzaamheidsclaims niet voldoen aan de regelgeving.
Om misleiding bij de consument te voorkomen, moet een bedrijf dat producten aanprijst met duurzaamheidsclaims ervoor zorgen dat die claims juist, duidelijk en controleerbaar zijn. Om het voor de ondernemer iets eenvoudiger te maken, heeft de ACM deze regels in de
Leidraad Duurzaamheidsclaims uitgelegd. De ACM probeert houvast te bieden aan de hand van
vijf vuistregels voor duurzaamheidsclaims. Deze vuistregels luiden als volgt:
- Maak duidelijk welk duurzaamheidsvoordeel het product heeft
- Onderbouw duurzaamheidsclaims met feiten en houd ze actueel
- Vergelijkingen met andere producten, diensten of bedrijven moeten eerlijk zijn
- Wees eerlijk en concreet over de duurzaamheidinspanningen van uw bedrijf
- Zorg dat visuele claims en keurmerken behulpzaam zijn voor consumenten en niet verwarrend
Vragen?
Twijfel je of jouw duurzaamheidsclaims voldoen aan de huidige wet- en regelgeving? Wij ondersteunen u graag bij de beoordeling van de claims die u voert in uw advertenties of bij uw producten.
Wilt u meer informatie? Of heeft u andere vragen over het
reclamerecht? Neem vrijblijvend contact op met een van onze
IE-specialisten:
Jos van der Wijst,
Mustafa Kahya en
Britt van den Branden.
[post_title] => ACM: Misleidende duurzaamheidsclaims van Decathlon & H&M
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => acm-misleidende-duurzaamheidsclaims-van-decathlon-hm
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-03 14:23:54
[post_modified_gmt] => 2024-06-03 12:23:54
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32090
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 32037
[post_author] => 10
[post_date] => 2022-09-07 13:42:54
[post_date_gmt] => 2022-09-07 11:42:54
[post_content] => Een in het bestek opgenomen verbod van een eenmalige (dus vaste) korting volgens de bestekpost 919990 van de standaard RAW-Bepalingen 2020 staat er niet aan in de weg om onder voornoemde bestekpost
een procentuele korting aan te bieden. Deze procentuele korting is wezenlijk anders dan een eenmalige korting omdat bij een raamovereenkomst de omvang van het werk niet op voorhand vaststaat en de hoogte van de korting dus meebeweegt met de omvang van het aanbestede werk.
Casus
In een meervoudig onderhandse
aanbestedingsprocedure voor de reparatie en renovatie van de riolering in de Gemeenten Hardenberg en Ommen wordt de inschrijving van Kumpen terzijde gelegd omdat Kumpen volgens de gemeenten een in het bestek niet toegestane eenmalige korting heeft opgegeven in de inschrijvingsstaat.
Het betreft aldus de rechtbank, echter een procentuele korting. Een procentuele korting is wezenlijk anders dan een
eenmalige korting en het verbod in de standaard RAW-systematiek strekt zich niet uit tot procentuele kortingen. Als de Gemeenten in afwijking van de standaard RAW-systematiek daadwerkelijk iedere vorm van korting hadden willen verbieden, had het op hun weg gelegen om dit expliciet in het Bestek tot uitdrukking te brengen. Dit is niet gebeurd, aangezien in het Bestek uitsluitend het aanbieden van eenmalige kortingen is verboden. Kumpen is ten onrechte uitgesloten.
Conclusie
Het door de Gemeenten in de gepubliceerde inschrijvingsstaten doorhalen van (onder andere) bestekpost 919990 is niet voldoende gebleken. Als de Gemeenten in afwijking van de standaard RAW-systematiek daadwerkelijk iedere vorm van korting hadden willen verbieden, had het op hun weg gelegen om dit expliciet in het Bestek tot uitdrukking te brengen. Overigens, later in de
aanbestedingsprocedure hebben de gemeenten gewijzigde inschrijvingsstaten aan de inschrijvers verzonden waarin bedoelde bestekpost niet was doorgehaald. Een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver behoefde er daardoor niet op bedacht te zijn dat het aanbieden van een in het kader van een te sluiten raamovereenkomst gebruikelijke procentuele korting in deze aanbestedingsprocedure niet zou zijn toegestaan.
Zie de volledige uitspraak op
rechtspraak.nl
[post_title] => Aanbesteding: procentuele korting is geen eenmalige korting
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => aanbesteding-procentuele-korting-is-geen-eenmalige-korting
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-09-07 13:44:12
[post_modified_gmt] => 2022-09-07 11:44:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32037
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 31913
[post_author] => 7
[post_date] => 2022-09-06 13:50:00
[post_date_gmt] => 2022-09-06 11:50:00
[post_content] => Procederen is duur. Wie een
civiele rechtszaak verliest, moet de advocaatkosten betalen van de partij die heeft gewonnen. Daarvoor geldt het zogenoemde liquidatietarief. In feite wordt dan maar een deel van de échte advocaatkosten vergoed. Is echter sprake van misbruik van procesrecht, dan kan de rechtbank onder omstandigheden tot het oordeel komen dat de werkelijke advocaatkosten moeten worden vergoed. Dat merkte een Portugese vennootschap.
In deze
internationale ondernemingsrechtzaak stelt een vennootschap naar Portugees recht schade te hebben geleden. Die schade is ontstaan doordat haar aandelen in een Angolees telecombedrijf in waarde zijn verminderd. Dergelijke schade wordt afgeleide schade genoemd. Het bedrijf houdt onder meer de ceo van het telecombedrijf daarvoor aansprakelijk: door zijn handelen zouden de aandelen minder waard zijn geworden. De rechtbank Amsterdam wordt gevraagd deze ceo te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding.
Misbruik van procesrecht
De rechtbank bepaalt dat op deze zaak het Angolees recht van toepassing is, wat funest blijkt voor de
Portugese vennootschap. Volgens dit recht komt afgeleide schade niet voor vergoeding in aanmerking, omdat uit de algemene regels van het Angolese rechtspersonenrecht volgt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor handelingen van bestuurders, en niet de bestuurders zelf. Die gaan in feite vrijuit. Blijkbaar kent het Angolese recht niet een regeling van bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad zoals we die in Nederland kennen. De vordering was dus vooraf kansloos en de Portugese vennootschap wist dat of had dit moeten weten. Zeker nu deze vennootschap in de dagvaarding ook nog eens essentiële informatie heeft achtergehouden, zo oordeelt de rechtbank. Daarom wordt misbruik van procesrecht aangenomen. Intussen heeft de ceo wel veel proces- en advocaatkosten moeten maken. De procedure heeft zes jaar geduurd en zorgde voor veel onzekerheid, ook voor zijn gezin. Zelf is hij werkloos geworden. Voor die kosten was hij niet verzekerd.
Werkelijke kosten
Normaal wordt de verliezende partij veroordeeld in het betalen van
de proceskosten die de winnende partij heeft gemaakt. De winnaar krijgt niet alle kosten vergoed, hiervoor geldt het ‘liquidatietarief’. Dat is een tarief dat volgens een staffel wordt opgebouwd en door alle rechtbanken in Nederland wordt gehanteerd. De rechtbank bepaalt dan de ‘redelijke’ advocaatkosten, maar die zijn doorgaans maar een klein deel van de werkelijke kosten. De rest mag uit eigen zak worden betaald. Maar juist vanwege het misbruik van procesrecht oordeelt de rechtbank veel harder: de Portugese vennootschap moet de werkelijke kosten van de advocaat van de ceo betalen. Die zijn in die jaren opgelopen tot 260.000 Britse pond, zo’n 308.000 euro. De term “misbruik” geeft eigenlijk al wel aan wat hiermee bedoeld wordt: dit is een vorm van onrechtmatig handelen en degene die dat doet, moet de schade ervan de ander vergoeden. Het is dus zaak om voorafgaand aan een procedure niet alleen stil te staan bij de eigen kosten ervan, maar ook bij de risico’s van een proceskostenveroordeling. De procesadvocaten van BG.legal kunnen u hier alles over vertellen.
ECLI:NL:RBAMS:2022:3113
Wanneer u vragen heeft kunt u contact opnemen met de sectie
Ondernemingsrecht.
[post_title] => Misbruik van procesrecht: verliezer betaalt tonnen aan advocaatkosten
[post_excerpt] => Wie een civiele rechtszaak verliest, moet de advocaatkosten betalen van de partij die heeft gewonnen. Daarvoor geldt het zogenoemde liquidatietarief. In feite wordt dan maar een deel van de echte advocaatkosten vergoed. Is echter sprake van misbruik
[post_status] => publish
[comment_status] => closed
[ping_status] => closed
[post_password] =>
[post_name] => misbruik-van-procesrecht-verliezer-betaalt-tonnen-aan-advocaatkosten
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-09-07 09:22:39
[post_modified_gmt] => 2022-09-07 07:22:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://im-50508
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 31952
[post_author] => 16
[post_date] => 2022-09-05 15:22:47
[post_date_gmt] => 2022-09-05 13:22:47
[post_content] =>
Werkneemster loopt knieletsel op tijdens jaarlijkse sportdag van het bedrijf. Is de werkgever aansprakelijk?
Uitnodiging sportdag
De medewerkers van het bedrijf zijn uitgenodigd voor een jaarlijkse sportdag. De sportdag wordt georganiseerd door de werknemers. De activiteiten bestaan onder andere uit het spelen van trefbal, touwtrekken, vier op een rij en zaklopen. Dit was besproken met - en goedgekeurd door het management van het bedrijf.
Het gebeuren
De werkneemster heeft deelgenomen aan de sportdag. Bij het spelen van trefbal is een collega schuin naar achteren gekomen en tegen de
knie van de werkneemster gebotst. Het gevolg was een kniefractuur. Werkneemster is geopereerd waarbij fixatiemateriaal is geplaatst.
De werkneemster stelt haar werkgever
aansprakelijk.
Wettelijk kader
Een werkgever is
aansprakelijk voor schade die een werknemer in de uitoefening van zijn/haar werkzaamheden lijdt. De werkgever is niet aansprakelijk als hij aan kan tonen dat hij aan zijn wettelijke zorgplicht heeft voldaan. De werkgever is verplicht de veiligheid en gezondheid van zijn werknemer te beschermen. Een werkgever zal voldoende specifieke maatregelen moeten nemen om onveilige situaties te voorkomen.
Volgens werkneemster is er sprake van schending zorgplicht
Werkneemster stelt dat zij in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft geleden en haar werkgever de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden:
- Werkgever had moeten zorgen voor een
geschikte ondergrond om trefbal te spelen.
- Werkgever had personeel moeten
verplichten geschikte schoenen en kleding te dragen.
- Werkgever had deugdelijke en effectieve
instructies moeten geven en toe moeten zien op de naleving daarvan.
Reactie werkgever
- Er is geen sprake van een ongeval in de uitoefening van werkzaamheden.
- Niet tekortgeschoten op haar rustende zorgplicht.
- Er was sprake van een huis-, tuin- en keukenongeval dan wel een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
- Trefbal is te zien als een alledaagse activiteit.
Oordeel rechter
Uit onderzoek blijkt dat het organiseren van de
jaarlijkse sportdag ten doel had de onderlinge band en teamspirit tussen werknemers te versterken. Het diende hiermee het bedrijfsbelang.
Deelname aan de sportdag was
niet verplicht. Echter het is voldoende aannemelijk geworden dat werknemers het in ieder geval als een sociale verplichting ervaren. Het werd vanuit de werkgever als zeer wenselijk gezien. Volgens de rechter heeft de werkneemster heeft dan ook schade opgelopen in de uitoefening van haar werkzaamheden.
Trefbal is geen alledaagse activiteit. Er bestaat een groter risico op vallen of
letsel dan bij de zogenaamde huis-, tuin- en keukenongevallen.
Er rust dus een
zorgplicht op de werkgever.
Vast staat dat er enige uitleg is gegeven over het spelen van trefbal. Hierna vond het plaats op een parkeerplaats. De rechter acht een parkeerplaats niet de meest aangewezen plek voor trefbal. Van de werkgever had op zijn minst verwacht mogen worden te zorgen voor beschermend materiaal en/of voor sportieve activiteiten geschikte ondergrond.
De werkgever heeft niet voldaan aan haar zorgplicht en zal de materiele en immateriële schade van de werkneemster moeten vergoeden.
[post_title] => Werkgevers aansprakelijkheid voor bedrijfsuitje
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => werkgevers-aansprakelijkheid-voor-bedrijfsuitje
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-09-05 15:22:18
[post_modified_gmt] => 2022-09-05 13:22:18
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31952
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 31965
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-09-05 15:21:16
[post_date_gmt] => 2022-09-05 13:21:16
[post_content] => Wanneer een patiënt meent dat een zorgverlener een
medische fout heeft gemaakt, komt het regelmatig voor dat de
beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar een
andere arts inschakelt om de situatie te beoordelen. Aan de hand van diens bevindingen kan de verzekeraar inventariseren of de behandelend arts correct heeft gehandeld en of zij al dan niet gehouden is tot vergoeding van de door de patiënt geleden schade.
Een kritisch advies kan de juridische positie van de gedupeerde patiënt dan ook ten goede komen. Vandaar dat een patiënt vaak
inzage probeert te krijgen in het medisch advies op grond van de
Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (
WGBO) of de
Algemene Vordering Gegevensbescherming (
AVG). Volgens advocaat-generaal (
A-G) Hartman zou dit niet mogelijk moeten zijn. Naar aanleiding van verschillende uitspraken van (tucht)rechters over dit onderwerp, heeft hij namens de procureur-generaal (
PG) een vordering tot cassatie in het belang der wet ingesteld bij de Hoge Raad. In deze blog worden de belangrijkste overwegingen uit zijn conclusie nader toegelicht.
[1]
Wat ging eraan vooraf?
Een patiënte meent dat er bij haar behandeling een medische fout is gemaakt. Zij stelt haar gynaecoloog en het ziekenhuis daarvoor aansprakelijk. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis heeft vervolgens een beoordelend arts ingeschakeld om
advies uit te brengen met betrekking tot de vraag of de gynaecoloog
lege artis (volgens de regelen der kunst) heeft gehandeld.
Nadat het onderzoek was afgerond, heeft de advocaat van de patiënte om een
kopie van het medisch advies gevraagd. De verzekeraar weigerde echter een kopie te verschaffen. Zij stelde zich namelijk op het standpunt dat men in het kader van een aansprakelijkheidsprocedure
vrijelijk en
vertrouwelijk van gedachten moet kunnen wisselen over de verschillende
inhoudelijke aspecten en de
juridische beoordeling van een casus
De patiënte heeft vervolgens een klacht ingediend
bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG). De patiënte vindt namelijk dat de beoordelend arts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door geen inzage te verschaffen. In dat kader verwijst de patiënte (onder meer) naar artikel 7:464 lid 1 BW, waarin staat dat de bepalingen uit de WGBO – en dus het
inzagerecht uit artikel 7:456 BW –
eveneens van toepassing zijn, wanneer een arts
anders dan uit hoofde van een behandelingsovereenkomst handelingen op het gebied van de geneeskunde verricht.
Uitspraak van het Regionaal en Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG/CTG)
Het RTG heeft geoordeeld dat – voor zover het adviseren al als handeling op het gebied van de geneeskunst kan worden aangemerkt –
de aard van de rechtsbetrekking zich tegen toepasselijkheid van het inzagerecht verzet (artikel 7:464 lid 1 BW). Volgens het RTG heeft iedere partij namelijk het
recht om een partijdeskundige in te schakelen en diens eigen verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden. Aan dat recht zou afbreuk worden gedaan wanneer er een verplichting bestaat tot het openbaar maken/verlenen van inzage in het medisch advies van een partijdeskundige. Het RTG concludeert dan ook dat de beoordelend arts in het onderhavige geval
niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door geen inzage te verschaffen.
De patiënte heeft aansluitend daarop beroep ingesteld tegen de beslissing van het RTG bij het CTG. Het CTG heeft echter de uitspraak van het RGT gevolgd: de klacht van de patiënte werd ongegrond verklaard en het beroep werd verworpen.
Conclusie van de A-G
Volgens de A-G zijn de bepalingen uit de WGBO in de voornoemde uitspraken verkeerd toegepast. Daartoe voert hij de volgende argumenten aan.
Geen sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst
Volgens de A-G is er geen sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst, omdat er in het onderhavige geval geen
handelingen zijn verricht op het gebied van de geneeskunst. Het advies ziet namelijk enkel op de vraag of de behandelend arts
lege artis heeft gehandeld.
Het advies draagt verder niet bij aan de gezondheid van de patiënte.
Bovendien heeft de beoordelend arts de patiënte noch gezien, noch is de patiënte op enige andere wijze betrokken geweest bij het onderzoek.
Het advies is dus enkel gebaseerd op (de bestudering van) het bestaande medische dossier. Volgens de A-G is deze gang van zaken zó ver verwijderd van een geneeskundige behandeling, dat een gelijkstelling daarmee niet te rechtvaardigen is.
Het CTG had volgens de A-G dus kunnen volstaan met de conclusie dat het advies
niet onder de definitie van de geneeskundige behandelingsovereenkomst valt (artikel 7:446 lid 2 BW). Het CTG heeft haar betoog echter gebaseerd op artikel 7:446 lid 4 BW, waarin het volgende staat:
Geen behandelingsovereenkomst is aanwezig, indien het betreft handelingen ter beoordeling van de gezondheidstoestand of medische begeleiding van een persoon, verricht in opdracht van een ander dan die persoon in verband met de vaststelling van aanspraken of verplichtingen, de toelating tot een verzekering of voorziening, of de beoordeling van de geschiktheid voor een opleiding, een arbeidsverhouding of voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden.
Volgens de A-G volgt uit de wetsgeschiedenis dat deze bepaling
enkel ziet op
medische keuringen. In het onderhavige geval is er echter sprake van een papieren exercitie die buiten de patiënte om heeft plaatsgevonden. De A-G stelt zich dan ook op het standpunt dat het advies eerder doet denken aan een
juridische beoordeling dan aan een medische keuring. Het medisch advies van de beoordelend arts kan dan ook niet op één lijn worden gesteld met een medische keuring.
Schakelbepaling
Het CTG verwijst in haar uitspraak naar de schakelbepaling van artikel 7:464 lid 1 BW. Daarin wordt het
toepassingsgebied van een aantal bepalingen uit de WGBO uitgebreid naar bepaalde situaties waarin geen sprake is van een behandelovereenkomst. Volgens het CTG is deze bepaling – en dus het inzagerecht – in het onderhavige geval niet van toepassing, omdat
de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen verzet.
Volgens de A-G bestaat er echter
geen rechtsbetrekking tussen de beoordelend arts en de patiënte. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat er sprake moet zijn van een
niet contractuele, doch daarmee vergelijkbare relatie, waarbij de arts
handelingen verricht op het gebied van de geneeskunst. De A-G heeft al eerder betoogd dat daar in het onderhavige geval geen sprake is van een handeling op het gebied van de geneeskunst, omdat het advies op geen enkele wijze bijdraagt aan de gezondheid van de patiënte.
Waar het CTG bovendien verwijst naar artikel 7:464 lid 1 BW, stelt de A-G – omdat het CTG (ten onrechte) uitgaat van artikel 7:446 lid 4 BW (medische keuring) – dat men in dergelijke gevallen is aangewezen op artikel 7:464 lid 2 aanhef en onder b BW. Dit is een
apart regime dat het
inzagerecht bij medische keuringen regelt.
De schakelbepaling in artikel 4:464 lid 1 BW zou dus – gelet op de argumentatie van het CTG –
überhaupt niet van toepassing zijn.
Inzage via een andere grondslag?
Om discussie in de toekomst te voorkomen, heeft de A-G volledigheidshalve onderzocht of inzage wellicht mogelijk is op basis van een andere rechtsgrond.
Medisch dossier
In dat kader zou artikel 7:456 BW toch relevant kunnen zijn, wanneer de patiënt zich daarop beroept ten opzichte van het ziekenhuis. Tussen de patiënt hen het ziekenhuis bestaat namelijk wel een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Volgens de A-G
behoort het medisch advies echter niet tot het medisch dossier en hoeft er derhalve
geen inzage te worden verschaft. Het advies wordt namelijk niet opgesteld in het kader van de behandeling en is evenmin noodzakelijk voor een goede hulpverlening.
AVG
De A-G komt tot de conclusie dat het medisch advies wel degelijk (althans gedeeltelijk) aangemerkt kan worden als een
persoonsgegeven. In dat kader wordt verwezen naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), waarin wordt bepaald dat het begrip persoonsgegeven niet beperkt is tot persoonlijke informatie, maar zich mogelijk ook uitstrekt
tot iedere soort informatie (zowel objectieve informatie als subjectieve informatie in de vorm van meningen/beoordelingen)
voor zover deze informatie de betrokkene betreft.
[2] Er is dus sprake van een persoonsgegeven wanneer de informatie wegens haar
inhoud, doel of gevolg gelieerd is aan een bepaalde persoon.
Ondanks dat er in het onderhavige geval dus sprake kan zijn van een persoonsgegeven, schept de AVG enige ruimte voor
het beperken van het inzagerecht. Meer in het bijzonder verwijst de A-G naar artikel 23 lid 1 sub i AVG jo 41 lid 1 sub 1 AVG. Daarin wordt de mogelijkheid geboden om het inzagerecht te beperken, wanneer dit noodzakelijk is ter waarborging van de rechten en vrijheden van derden.
Volgens de A-G is het belang om bijzondere persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de
verdediging tegen een rechtsvordering een in de AVG
onderkend belang (e.g. artikel 9 lid 2 sub f AVG). Uit deze bepaling blijkt dan ook dat men dit belang in enige mate heeft willen beschermen en dat hiervoor andere aanspraken van derden (e.g. het inzagerecht) soms moeten wijken.
De A-G concludeert dan ook dat in het onderhavige geval aan de voorwaarden voor een
beperking van het inzagerecht op grond van artikel 23 AVG is voldaan.
Conclusie
De vraag of aan een patiënt inzage moet worden verleend in het medisch advies dat door een beoordelend arts is opgesteld, speelt in veel zaken. In zijn conclusie probeert de A-G
de correcte toepassing van de bepalingen uit de WGBO te bewaken, waarbij meer in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de bepalingen inzake de
geneeskundige behandelingsovereenkomst en het
inzagerecht. In dat kader heeft de A-G (volledigheidshalve) ook gekeken naar de bepalingen uit de AVG. Volgens de A-G vloeit uit deze bepalingen doorgaans geen recht op inzage voort. Het belang van partijen om hun
verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te kunnen bereiden, weegt namelijk – in het onderhavige geval – zwaarder dan het belang van de betrokkene bij inzage in het medisch advies.
Heeft u vragen met betrekking tot het inzagerecht in een medisch advies of dossier? Neem dan contact op.
[1] HR 26 augustus 2022, ECLI:NL:PHR:2022:726 (concl. A-G T. Hartlief).
[2] HvJEU 20 december 2017, ECLI:EU:C:2017:994 (
Nowak / Data Protection Commissioner).
[post_title] => Recht op inzage in een medisch advies van een beoordelend arts na een aansprakelijkheidsclaim?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => recht-op-inzage-in-een-medisch-advies-van-een-onafhankelijk-arts-na-een-aansprakelijkheidsclaim
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-25 12:20:56
[post_modified_gmt] => 2023-10-25 10:20:56
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=31965
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 32199
[post_author] => 26
[post_date] => 2022-09-26 04:00:00
[post_date_gmt] => 2022-09-26 02:00:00
[post_content] => Wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur van een stichting ontbreekt, kan de rechtbank overgaan tot vervulling van de lege plaatsen in het bestuur.
In 2007 wordt een stichting opgericht met het doel de kansen van kinderen te vergroten om hun opleiding in het voortgezet onderwijs met goed gevolg af te ronden. Bij de oprichting worden drie bestuurders benoemd. Volgens de statuten van de stichting moet het bestuur uit ten minste drie en maximaal vijf leden bestaan. Bestuurders worden voor een periode van vier jaar benoemd en kunnen maximaal twee keer herbenoemd worden. Aangezien de maximale
zittingstermijn voor bestuursleden dus 12 jaar is, liep de termijn voor alle bij de oprichtingsakte benoemde bestuursleden af in oktober 2019. Dit had het bestuur zich niet gerealiseerd. Sindsdien heeft de stichting dus geen rechtsgeldig benoemd bestuur en kunnen er ook geen nieuwe bestuursleden worden benoemd. De oud-bestuurders stappen naar de rechtbank Amsterdam met het verzoek een door hen aangedragen persoon als bestuurder te benoemen.
Vervulling van lege plaatsen
De rechtbank kan op grond van artikel 2:299 van het Burgerlijk Wetboek op verzoek van iedere belanghebbende of het openbaar ministerie overgaan tot de vervulling van de lege plaatsen in het
bestuur van een stichting, wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur geheel of gedeeltelijk ontbreekt en daarin niet overeenkomstig de statuten wordt voorzien. De rechtbank neemt daarbij zoveel mogelijk de statuten in acht.
Gedefungeerd
In dit geval hebben de
oud-bestuurders voldoende toegelicht dat zij zijn aan te merken als belanghebbenden, zo oordeelt de rechtbank. Op grond van de statuten, zoals opgenomen in de
oprichtingsakte, zijn deze oud-bestuurders in 2019 als bestuur gedefungeerd. Dat in artikel 5 lid 3 van de statuten, zoals deze zijn opgemaakt in 2021, geen benoemingstermijn meer staat vermeld, doet daar niet aan af, aldus de rechtbank. Omdat de stichting geen (rechtsgeldig) bestuur heeft en omdat, zoals uit het voorgaande volgt, op dit moment ook niet overeenkomstig de statuten in de benoeming van een bestuur, anders dan via de rechtbank, kan worden voorzien, zal de rechtbank zoals gevraagd tot de benoeming van de aangedragen persoon als bestuurder overgaan.
ECLI:NL:RBAMS:2022:5226
Wanneer u vragen heeft kunt u contact opnemen met de sectie
Ondernemingsrecht.
[post_title] => Rechtbank benoemt bestuurder bij ontbreken rechtsgeldig bestuur
[post_excerpt] => Wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur van een stichting ontbreekt, kan de rechtbank overgaan tot vervulling van de lege plaatsen in het bestuur.
In 2007 wordt een stichting opgericht met het doel de kansen van kinderen te vergroten om
[post_status] => publish
[comment_status] => closed
[ping_status] => closed
[post_password] =>
[post_name] => rechtbank-benoemt-bestuurder-bij-ontbreken-rechtsgeldig-bestuur
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-09-26 12:25:40
[post_modified_gmt] => 2022-09-26 10:25:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://im-50810
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1413
[max_num_pages] => 142
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => dc25c0f72bcc030a3a42d5d934fb832b
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur van een stichting ontbreekt, kan de rechtbank overgaan tot vervulling van de lege plaatsen in het bestuur.
In 2007 wordt een stichting opgericht met het doel de kansen van kinderen te vergroten om
Lees meer
Aldus de rechtbank Rotterdam in de uitspraak van 24 augustus 2022. Waar gaat het over? De Mededingingswet (Mw) stelt regels ten aanzien van kartels, misbruik van een economische machtspositie en...
Lees meer
Om patiënten goed te kunnen behandelen is het van groot belang dat zorgverleners over actuele medische persoonsgegevens van hun patiënten beschikken. Patiëntgegevens zijn vanwege hun aard echter uiterst gevoelig. Dit...
Lees meer
Sinds de PAS-uitspraken van 29 mei 2019[1] ondervindt Nederland dagelijks de gevolgen daarvan. In deze uitspraken heeft de hoogste bestuursrechter bepaald dat het Programma Aanpak Stikstof [PAS] niet langer als...
Lees meer
Op woensdag 14 september 2022 werd het wetsvoorstel voor de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (de Wegiz) besproken in de Tweede Kamer. Een mooi moment om enkele hoofdlijnen uit...
Lees meer
Al eerder hebben we een blog gewijd aan het gebruik van misleidende duurzaamheidsclaims in de modebranche. Aangezien het nog al eens fout gaat in die specifieke sector, startte de Autoriteit...
Lees meer
Een in het bestek opgenomen verbod van een eenmalige (dus vaste) korting volgens de bestekpost 919990 van de standaard RAW-Bepalingen 2020 staat er niet aan in de weg om onder...
Lees meer
Wie een civiele rechtszaak verliest, moet de advocaatkosten betalen van de partij die heeft gewonnen. Daarvoor geldt het zogenoemde liquidatietarief. In feite wordt dan maar een deel van de echte advocaatkosten vergoed. Is echter sprake van misbruik
Lees meer
Werkneemster loopt knieletsel op tijdens jaarlijkse sportdag van het bedrijf. Is de werkgever aansprakelijk? Uitnodiging sportdag De medewerkers van het bedrijf zijn uitgenodigd voor een jaarlijkse sportdag. De sportdag wordt...
Lees meer
Wanneer een patiënt meent dat een zorgverlener een medische fout heeft gemaakt, komt het regelmatig voor dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar een andere arts inschakelt om de situatie te beoordelen. Aan de...
Lees meer