Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 48
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 48
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1317
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 470, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 27564
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2021-11-03 10:00:19
                    [post_date_gmt] => 2021-11-03 09:00:19
                    [post_content] => Wanneer een distributie of licentieovereenkomst eindigt, dan komt het regelmatig voor dat de distributeur/licentienemer nog een voorraad producten heeft. Het lukt niet altijd om deze te verkopen vóór het eindigen van de overeenkomst. Wat moet daar dan mee gebeuren? Mogen die toch worden verkocht? Een leverancier zal dat niet altijd willen omdat het soms kan leiden tot dumpprijzen.

Het eerste wat partijen kunnen doen om hier duidelijkheid over te geven is het maken van een afspraak in de overeenkomst. Daarin worden dan afspraken gemaakt over de restvoorraad. Bijvoorbeeld:
  • de leverancier koopt deze terug van de distributeur tegen een bepaalde prijs. Het is zinvol vooraf al te bepalen hoe die prijs bepaald wordt (historische inkoopprijs, huidige inkoopprijs, een inkoopprijs plus vergoeding voor onkosten van de distributeur, etc.).
  • de distributeur/licentienemer mag deze nog gedurende een bepaalde tijd ná het eindigen van de overeenkomst verkopen. Het is zinvol vooraf afspraken te maken over de duur van deze uitloopperiode, de verkoopprijs en wat te doen met een restvoorraad aan het einde van de uitlooptijd.
  • de distributeur/licentienemer moet de restvoorraad vernietigen. Het is zinvol vooraf vast te leggen wie de kosten van vernietiging draagt, hoe de distributeur/licentienemer bewijs levert van de berekening van de eindvoorraad en bewijs van de vernietiging.
Maar het komt ook voor dat partijen hier geen afspraak over maken. En wat dan? Of dat de leverancier nog met een voorraad producten (en verpakking) zit. Mag de leverancier een restvoorraad verkopen wanneer de naam van de oude distributeur op de verpakking staat vermeld?

Restvoorraad verkopen

Deze vraag kwam aan de orde in een geschil tussen een Amerikaanse producent van haarverzorgingsartikelen en haar voormalige Europese importeur/distributeur[1]. Het Nederlandse bedrijf was importeur en verdeler van de merkproducten binnen Europa. In 2014 is de distributieovereenkomst tot stand gekomen. Op de verpakkingen van de producten stond de tekst: ‘Distributed in Europe by: JBH Europe B.V., [adres] , [postcode 1] , [plaats] , Nederland.’ Per 15 juni 2020 heeft de Amerikaanse producent de distributieovereenkomst beëindigd omdat JBH Europe grote bedragen onbetaald liet. Het Nederlandse JBH Europe heeft verschillende malen aangegeven dat zij geen toestemming geeft voor het gebruik van haar handelsnaam en adresgegevens op de producten en verzocht het gebruik te staken. De Amerikaanse producent heeft hier geen gehoor aan gegeven. JBH Europe start een kort geding procedure. De vorderingen, gebaseerd op het handelsnaamrecht, worden afgewezen. In hoger beroep wijzigt JBH Europe de grondslag in onrechtmatig handelen, bestaande uit i) handelingen die kwalificeren als in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, ii) misleidende mededelingen, iii) oneerlijke handelspraktijken. Het hof staat deze wijziging van eis toe. Het hof overweegt dat de Amerikaans producent niet heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt door producten uit de restvoorraad in het verkeer te brengen waarop de naam-adres-tekst van JBH is vermeld. JBH heeft meegewerkt aan en goedkeuring gegeven voor het gebruik van haar naam en adres op de producten van de nieuwe productlijnen. Het was JBH bekend dat het meer dan een jaar kan duren om een lijn uit te verkopen. Echter, als de Amerikaanse producent langer de tijd zou nemen dan redelijkerwijs noodzakelijk is om de producten uit te verkopen, kan dit maatschappelijk onzorgvuldig handelen opleveren. Omdat er geen sprake is van afdwingbare toezeggingen, bepaalt het hof dat de naam-adres-tekst van JBH ná 1 januari 2022 niet meer mag worden gebruikt.

Wat betekent dit voor de praktijk?

  • In iedere distributie/licentieovereenkomst zou een bepaling over de restvoorraad, bij zowel de distributeur als de leverancier, opgenomen moeten worden. Partijen hebben daar verschillende keuzes over de te maken afspraken.
  • Wanneer er geen afspraak hierover is gemaakt, dan beoordeelt een rechter de situatie met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Uitgangspunt is een redelijke uitlooptermijn om verkoop van restvoorraad mogelijk te maken. De Nederlandse rechter past hier Nederlands recht toe. Ook wanneer, zoals in de bovengenoemde zaak, het recht van Californië van toepassing is op de overeenkomst.
  • Wanneer partijen zelf niet tot afspraken over de uitloopperiode kunnen komen, dan kan de rechter dat doen in het kader van een voorlopige voorziening.
Wanneer u vragen heeft over dit onderwerp dan kunt u contact opnemen met Jos van der Wijst (wijst@bg.legal). [1] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 12 oktober 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3084 Jos van der Wijst [post_title] => Restvoorraad bij einde distributieovereenkomst [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => restvoorraad-bij-einde-distributieovereenkomst [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-11-03 10:00:19 [post_modified_gmt] => 2021-11-03 09:00:19 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27564 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 27521 [post_author] => 6 [post_date] => 2021-11-01 10:25:01 [post_date_gmt] => 2021-11-01 09:25:01 [post_content] => Wanneer je een (Europees of Benelux) modelregistratie aanvraagt, dan moet het model nieuw zijn. Dit betekent dat er geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving van het model waarvoor bescherming wordt gevraagd. Maar hoe bewijs je dat een model niet nieuw was ten tijde van de aanvraag? Wanneer je dat kunt bewijzen dan kan een modelrecht nietig worden verklaard. Over deze vraag heeft het Europese Gerecht van Eerste Aanleg een uitspraak[1] gedaan. In deze zaak ging het om een (Europese (gemeenschaps)modelregistratie voor spiraalvormige haarelastiekjes:           De modelregistratie is aangevraagd op 24 juni 2010. Een concurrent heeft bij de instantie waar het modelrecht is geregistreerd (EUIPO) verzocht om de modelregistratie nietig te verklaren. Daarbij waren screenshots van websites overgelegd. Met deze screenshots wilde de verzoeker aantonen dat het model niet nieuw was ten tijde van de aanvraag van het gemeenschapsmodel.

Er werden twee screenshots uit 2009 overgelegd:

                De nietigheidsafdeling en kamer van beroep van het EUIPO accepteerde dit bewijsmateriaal en vernietigde de modelregistratie. Vervolgens moest het Gerecht zich uitspreken over de bewijskracht van de screenshot. Het Gerecht overwoog:
  • Wanneer je wil aantonen dat een ander model eerder openbaar is gemaakt dan kan dat niet door het noemen van waarschijnlijkheden of vermoedens. Het moet ‘berusten op concrete en objectieve gegevens die een daadwerkelijke openbaarmaking van het oudere model op de markt bewijzen’.
  • Bij de beoordeling van de bewijswaarde van een document wordt gekeken naar de waarschijnlijkheid en de waarachtigheid van de erin vervatte informatie. Daarbij dient met name rekening te worden gehouden met de herkomst van het document, de omstandigheden waarin het tot stand is gekomen en degene tot wie het is gericht, en voorts moet worden onderzocht of het document, gelet op zijn inhoud, redelijk en geloofwaardig overkomt.
Wanneer je bewijsmateriaal, zoals screenshots, in twijfel trekt dan kun je niet voldaan met een abstract betoog en theoretisch bewijs van de mogelijkheden om de inhoud van blogs te manipuleren. De abstracte mogelijkheid dat de inhoud of de datum van een website wordt gemanipuleerd op zich vormt echter geen voldoende reden om de geloofwaardigheid van het bewijs dat bestaat in de screenshot van deze website in twijfel te trekken. Als verzoeker kun je deze geloofwaardigheid alleen in twijfel trekken door feiten aan te dragen die concreet aan manipulatie doen denken.

Wat betekent dit voor de praktijk?

  • Wanneer je met screenshots van websites bewijs wilt leveren van de inhoud op een bepaalde datum, dan kan dat.
  • Om het bewijs betrouwbaar te maken, is het verstandig aanvullend materiaal te overleggen waaruit de echtheid van het materiaal blijkt, zoals: - een screenshot met de resultaten van een zoekopdracht op Google die bevestigt dat het artikel op een bepaalde datum is gepubliceerd; - een document van Wayback Machine waarin wordt bevestigd dat de website pagina op een bepaalde datum actief was.
  • Wanneer je de betrouwbaarheid van screenshots in twijfel wilt trekken dan zul je concrete feiten en omstandigheden moeten noemen waaruit de onbetrouwbaarheid blijkt. Een abstract en theoretisch verhaal over de mogelijkheid van manipuleerbaarheid van het materiaal is onvoldoende.
BG.legal verzorgt de registratie van Europese en Benelux merken en modelrechten. Wij ondersteunen ook bij het bezwaar maken tegen registraties door anderen. Verder adviseren wij bij het exploiteren of overdragen van modelrechten. Dat kan door middel van licentieovereenkomsten of overeenkomsten van overdracht. Voor meer vragen over dit onderwerp kun je contact opnemen met Jos van der Wijst (wijst@bg.legal). [1] GvEA, 20 oktober 2021, ECLI:EU:T:2021:718 Jos van der Wijst [post_title] => Model moet nieuw zijn bij aanvraag modelregistratie [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => model-moet-nieuw-zijn-bij-aanvraag-modelregistratie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-11-01 10:25:01 [post_modified_gmt] => 2021-11-01 09:25:01 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27521 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 27484 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-10-29 09:04:05 [post_date_gmt] => 2021-10-29 07:04:05 [post_content] => In een door meerdere zorgaanbieders uit de langdurige zorg aangespannen kort geding heeft de rechter geoordeeld dat het door de zorgkantoren voor 2022 ontwikkelde vernieuwde inkoopkader rechtmatig is.

Vernieuwd inkoopkader Wlz voor 2022

Deze vernieuwde Wlz-inkoopsystematiek behelst een richttarief van 95,8 procent. Dit tarief kan vervolgens door de zorgkantoren worden aangepast aan de regionale variatie. Verder is er voorzien in een hardheidsclausule.

Toetsing aan aanbestedingsrecht

Getoetst aan de aanbestedingsrechtelijke beginselen en meer in het bijzonder het uitgangspunt dat zorgkantoren reële tarieven moeten vergoeden voor de zorg die zij inkopen, hebben de zorgkantoren hun keuzes voldoende gemotiveerd.

Richttarief

Ter bepaling van het richttarief hebben de zorgkantoren zich mogen voorlichten over de mogelijke onderzoeksmethodes en is de gemotiveerde keuze voor éen van die methodes navolgbaar gebleken. De zorgkantoren hebben bij het onderzoek verdedigbare uitgangspunten gehanteerd.

Regionale aanpassingen mogelijk

Ondanks dat er geen regio-analyses zijn gemaakt constateert de rechter dat de regionale inkoopkaders blijk geven van de nodige verschillen tussen de verschillende regio’s. De zorgkantoren verklaren dat de verschillen zijn gebaseerd op de inzichten en informatie verkregen aan de hand van met ggz-aanbieders gevoerde gesprekken. De rechter gaat hierin mee.

Hardheidsclausule

De vrees van zorgaanbieders geen gebruik te kunnen maken van de hardheidsclausule wordt ter zitting weerlegd. De zorgkantoren zien de hardheidsclausule als onderdeel van de inkoopsystematiek en de reikwijdte van de clausule is minder beperkend dan de tekst van de hardheidsclausule wellicht  doet vermoeden. De zorgkantoren zeggen toe bij een beroep op de hardheidsclausule meer ruimte te bieden aan die (nieuwe) zorgaanbieders die nog niet beschikken over de hiervoor benodigde stukken en daarnaast vooralsnog geen beroep te doen op de aan de hardheidsclausule verbonden vervaltermijn.

Conclusie

Met deze uitspraak zullen de zorgen van veel zorgaanbieders over de vraag of zij wel gaan uitkomen met de voor 2022 geboden tarieven zeker niet weg zijn. De ‘winst’ van het kort geding is wel dat de toepassing van de hardheidsclausule klaarblijkelijk aanmerkelijk ruimhartiger zal zijn de tekst van de clausule doet vermoeden. Voor de nuanceringen zie de volledige uitspraak. Rik Wevers [post_title] => Inkoopkader Wlz voor 2022 rechtmatig [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => inkoopkader-wlz-voor-2022-rechtmatig [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-10-29 09:04:05 [post_modified_gmt] => 2021-10-29 07:04:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27484 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 27367 [post_author] => 46 [post_date] => 2021-10-19 11:11:37 [post_date_gmt] => 2021-10-19 09:11:37 [post_content] =>

Mag een werkgever in de zorg informeren naar de vaccinatiestatus van haar medewerkers?

Begin dit jaar schreef Marlies Hol over de gevolgen van corona op de werkvloer. Dat artikel ging onder andere over het treffen van onvoldoende veiligheidsmaatregelen door werkgevers. Sinds de laatste persconferentie is dit topic wederom relevant. Alleen dit keer gaat het niet om de werkgever die moet zorgen voor een veilige werksituatie, maar om de werknemers. De vraag die ons bezig houdt is of werkgevers mogen informeren naar de vaccinatiestatus van hun medewerkers? En maakt het verschil of iemand in de zorg werkt?

Mag een werkgever vragen of zijn/haar personeel is gevaccineerd

Op 14 september 2021 gaven minister-president Mark Rutte en minister De Jonge een persconferentie. In deze persconferentie gaf De Jonge het volgende aan: Natuurlijk mogen werkgevers vragen of je gevaccineerd bent. Alleen, werknemers hoeven op die vraag geen antwoord te geven. Al snel verschenen er berichten als ‘werkgevers morgen informeren naar de vaccinatiestatus van werknemers’. Deze titels behoeven echter de nodige nuance. Op de website van de rijksoverheid staat het volgende: ‘Mag een werkgever vragen of een werknemer is gevaccineerd? Ja, dat mag. Dit advies luidde tot voor kort ‘nee, dat mag niet’. Hoewel er nog geen wet- of regelgeving is die het werkgevers toelaat te vragen naar de vaccinatiestatus, is het advies tóch gewijzigd. Dat is opmerkelijk. De rijksoverheid loopt namelijk vooruit op regelgeving. Het advies van de rijksoverheid is dus genuanceerder dan de opmerking van De Jonge dat werkgevers natuurlijk mogen vragen naar de vaccinatiestatus van werknemers. De Jonge laat daarbij achterwege dat sprake moet zijn van een goede reden om deze vraag te stellen. Zo vanzelfsprekend is deze vraag namelijk niet. Bij een kantoorfunctie zal over het algemeen minder snel sprake zijn van een goede reden dan bij een zorgmedewerker.

Bevragen vaccinatiestatus zorgmedewerkers

De rijksoverheid stelt als voorwaarde voor het vragen naar de vaccinatiestatus dat daar een goede reden voor moet zijn. Een breed gebruikt voorbeeld voor een goede reden is het werken in de zorg. In de zorgsector wordt namelijk gewerkt met kwetsbare personen. Om deze reden kan worden betoogd dat er een goede reden is om bij zorgmedewerkers wél te vragen naar hun vaccinatiestatus. Daarvoor is echter nog steeds geen regelgeving. Daar wordt aan gewerkt. Waarover (nog) geen discussie over bestaat, is dat de werknemer niet verplicht is te antwoorden op de vraag of hij/zij is gevaccineerd. Dat geldt voor alle beroepen, dus ook voor zorgmedewerkers. Het niet-antwoorden mag niet leiden tot formele maatregelen door werkgever. Informele maatregelen kunnen wel worden genomen. Misschien een aparte werkruimte voor niet-gevaccineerden?

De vaccinatiestatus van (zorg)medewerkers vastleggen

Als al mag worden gevraagd of iemand is gevaccineerd, dan nog is het de vraag of deze informatie mag worden verwerkt. Vooralsnog luidt het antwoord ‘nee’. Wel wordt momenteel nagedacht over de mogelijkheid een vaccinatiebewijs in de zorg in te voeren, waarbij de vaccinatiestatus wél mag worgen vastgelegd door werkgevers. Op dit moment is dat nog niet aan de orde. Afsluitend merk ik op dat in de praktijk al wordt gevraagd naar de vaccinatiestatus van medewerkers. Hoewel daarvoor geen wettelijke grondslag is, gebeurt dat toch. Werkgever heeft een begrijpelijk belang om haar andere medewerkers en daarmee de continuïteit van de onderneming te beschermen. Toch moet zij letten op de rechten van individuele werknemers. Voor nu is het wachten op een eerste uitspraak van een rechter om opheldering te geven over het vragen naar de vaccinatiestatus van personeel. Het is ook mogelijk dat in de tussentijd nieuwe regelgeving wordt ingevoerd. Tot die tijd zal per geval moeten worden gekeken hoe ver werkgever kan gaan in haar bevraging en het handelen daarnaar. Ik raad u aan vooraf contact met mij [Marlies Hol] op te nemen voor overleg. Marlies Hol 1 [post_title] => Mag een werkgever in de zorg informeren naar vaccinatiestatus medewerkers? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => mag-een-werkgever-in-de-zorg-informeren-naar-vaccinatiestatus-medewerkers [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-14 11:20:39 [post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:20:39 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27367 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 27352 [post_author] => 6 [post_date] => 2021-10-19 09:42:01 [post_date_gmt] => 2021-10-19 07:42:01 [post_content] => Na de uitspraak van de Hoge Raad van februari 2021 in het geschil tussen DOC Dairy Partners vs. Dairy Partners, leek de mogelijkheid om een beschrijvende handelsnaam te beschermen (nog) beperkt(er) te zijn geworden. Niets blijkt minder waar. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag oordeelde eind september 2021 namelijk dat het gebruik van de naam ‘Low Budget Verhuisservicehandelsnaaminbreuk maakt op de handelsnaam ‘Budget Verhuisservice’.

Wat is er gebeurd?

Het verhuisbedrijf Klustoppers gebruikt sinds april 2015 de handelsnaam ‘Budget Verhuisservice’. Deze naam gebruikt Klustoppers ook voor haar website ‘www.budgetverhuisservice.nl’. In 2020 kwam er een concurrent op de markt, die zich profileerde onder de handelsnaam ‘Low Budget Verhuisservice’. Dit bedrijf gebruikte de website www.lowbudgetverhuisservice.nl. Klustoppers was daar niet blij mee, dit leidde tot het dagvaarden van deze concurrent. Bij de rechter vorderde Klustoppers een verbod op het gebruik van de naam ‘Low Budget Verhuisservice’.

Wanneer is een handelsnaam beschermd?

Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een inbreuk op een handelsnaam moet beoordeeld worden óf er sprake is van een handelsnaamrecht. Een handelsnaam ontstaat niet op het moment dat je deze hebt bedacht, geregistreerd bij de Kamer van Koophandel of als domeinnaam hebt geregistreerd. Je zult de handelsnaam daadwerkelijk (als eerste) moeten gebruiken om een alleenrecht te krijgen op de naam. Met dit gebruik wordt bedoeld, gebruik van de naam voor jouw bedrijf. Namen voor jouw producten zijn niet beschermd binnen het handelsnaamrecht. Bescherming van producten is wél mogelijk binnen het merkenrecht, een registratie is dan vereist. Gebruik handelsnaam Het gebruik van een handelsnaam kan zijn; het gebruik van de naam op briefpapier, gebruik van de naam op de website (dus niet alleen in de domeinnaam), gebruik in het info e-mailadres, een naambord boven een fysieke winkel, gebruik van de naam op sociale mediakanalen enzovoort. Recent oordeelde het Hof Den Haag bijvoorbeeld dat ook het gebruik van een handelsnaam in de intro van een film (het betrof hier de handelsnaam van een producent) kan worden gezien als geldig gebruik van een handelsnaam en dus bescherming oplevert.    

Wanneer is er sprake van inbreuk op een handelsnaam?

In artikel 5 van de Handelsnaamwet staat dat het verboden is een handelsnaam (of een soortgelijke handelsnaam) te gebruiken die al eerder door een ander werd gebruikt indien er door dat gebruik verwarringsgevaar bij het normaal oplettende publiek ontstaat. Verwarringsgevaar wil zeggen dat er een kans bestaat op de verwarring dat partijen op enige manier aan elkaar gelieerd zijn, terwijl dit niet het geval is. Is dit verwarringsgevaar aanwezig? Dan is er sprake van handelsnaaminbreuk. Zo niet, dan is er géén sprake van handelsnaaminbreuk. Of er sprake is van verwarringsgevaar hangt af van de omstandigheden van het geval. Beschrijvende handelsnamen Uit de uitspraak in het geschil tussen DOC Dairy Partners vs. Dairy Partners van de Hoge Raad volgt dat verwarringsgevaar voor dezelfde beschrijvende handelsnamen minder snel aan de orde zal en kan zijn, dan bij dezelfde niet beschrijvende handelsnamen. Volgens de Hoge Raad kunnen de volgende omstandigheden ertoe leiden dat er juist wél of géén kans op verwarring ontstaat bij het gebruik van identieke of soortgelijke beschrijvende handelsnamen:
  • Er moet rekening worden gehouden met een vrijhoudingsbehoefte van beschrijvende handelsnamen. Hoe beschrijvender een handelsnaam, hoe groter de vrijhoudingsbehoefte, hoe kleiner het verwarringsgevaar;
  • Voor verwarringsgevaar is enig onderscheidend vermogen van de handelsnaam (door inburgering (c.q. naamsbekendheid) of toevoeging van een niet beschrijvend element) vereist;
  • Door het internet zijn personen meer gewend geraakt aan beschrijvende namen - mede doordat vindbaarheid verbetert bij het gebruik van beschrijvende termen – doordat het publiek dit weet, zal er minder snel sprake zijn van verwarring.
Conclusie, de bescherming van en een beschrijvende handelsnaam is zeer beperkt aangezien de kans op verwarring bij beschrijvende handelsnamen klein is.

Waarom dan tóch handelsnaaminbreuk op de handelsnaam Budget Verhuisservice?

Zoals aangegeven staat bij de vraag of er sprake is van handelsnaaminbreuk de verwarringsvraag centraal. Beantwoording van deze vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dit geschil stelde Klustoppers dat zij aanzienlijk had geïnvesteerd in de naam ‘Budget Verhuisservice’ en dat klanten haar ook aantoonbaar onder die naam wisten te vinden. De concurrent ‘Low Budget Verhuisservice’ heeft dit niet weersproken. De rechter neemt dan ook aan dat ‘Budget Verhuisservice’ enige naamsbekendheid heeft en dus enig onderscheidend vermogen heeft. Doordat het enige verschil tussen de twee handelsnamen een beschrijvend woord is, namelijk ‘Low’, wordt de kans op verwarringsgevaar volgens de rechter ook niet weggenomen. Ook het feit dat de concurrent de algemene voorwaarden van Klustoppers één op één heeft gekopieerd is een omstandigheid die meeweegt bij de verwarringsvraag. De rechter oordeelt dat de kans op verwarring ook vergroot. Een laatste indicatie dat er sprake is van verwarringsgevaar is dat de verwarring ook daadwerkelijk is ontstaan. Ondanks dat de naam ‘Budget Verhuisservice’ een beschrijvende handelsnaam is, wordt deze naam – onder deze omstandigheden – beschermd en is het gebruik van de naam ‘Low Budget Verhuisservice’ verboden. Klustoppers krijgt dus gelijk. Opmerkelijk Opmerkelijk is dat de rechtbank Den Haag in 2016 oordeelde dat Klustoppers zelf over de schreef ging door het gebruik van de handelsnaam ‘Studenten Verhuisservice’. Zo zie je maar dat de lijn tussen zelf inbreuk maken of ‘gekopieerd’ worden erg dun kan zijn.

Vragen?

Wil je een bedrijf oprichten en/of product op de markt brengen, maar weet je nog niet of je de naam die je bedacht hebt mag gebruiken? Wij adviseren je graag! Ook als iemand anders jouw bedrijfsnaam of productnaam kopieert, helpen wij je graag. Meer weten? Neem vrijblijvend contact op. [post_title] => Inbreuk beschrijvende handelsnaam tóch mogelijk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => inbreuk-beschrijvende-handelsnaam-toch-mogelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-10-03 11:09:18 [post_modified_gmt] => 2022-10-03 09:09:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27352 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 27273 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-10-15 09:10:29 [post_date_gmt] => 2021-10-15 07:10:29 [post_content] => De regels voor de oplevering van een bouwwerk zijn vastgelegd in artikel 7:658 BW. In lid 3 van voornoemd artikel staat dat de aannemer niet meer aansprakelijk is voor gebreken die ten tijde van de oplevering redelijkerwijs ontdekt hadden moeten worden. Met de invoering per naar verwachting 1 januari 2022 van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) verandert dat. Aan artikel 7:658 BW wordt dan een vierde lid toegevoegd: “In afwijking van het derde lid, is bij aanneming van bouwwerken de aannemer aansprakelijk voor gebreken die bij de oplevering van het werk niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. In andere gevallen kan van dit lid alleen ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, indien dit uitdrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen.”               De huidige functie en het nut van de oplevering als het markeren van een lijn in de tijd voor wat betreft de overgang van risico’s en de aanvaardbaarheid van het werk voor de opdrachtgever komt dus eigenlijk te vervallen. Het proces-verbaal van oplevering blijft evenwel van belang. Met name als er sprake is van gebreken die ook kunnen zijn ontstaan door het gebruik, kan het proces-verbaal van oplevering nog altijd van zeker nut zijn. Immers, uit het proces-verbaal kan blijken of die gebreken bij oplevering al bestonden althans niet zijn ontdekt. Dat laatste kan mogelijk wijzen op het later zijn ontstaan van de gebreken. Of de bij de oplevering niet ontdekte gebreken zijn ontstaan door gebruik en dus niet aan de aannemer zijn toe te rekenen, blijft dan nog wel de te beantwoorden vervolgvraag. Rik Wevers [post_title] => Gevolgen voor de oplevering door de Wkb [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gevolgen-voor-de-oplevering-door-de-wkb [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-10-15 09:11:58 [post_modified_gmt] => 2021-10-15 07:11:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27273 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 27320 [post_author] => 26 [post_date] => 2021-10-14 11:18:57 [post_date_gmt] => 2021-10-14 09:18:57 [post_content] => Al jarenlang registeren wij veel merken en modellen voor onze klanten. Wij helpen hen met het opstellen van de keuze voor het juiste type merk, het opstellen van de merkomschrijving, het indienen van de merkaanvraag en alle correspondentie met het desbetreffende bureau.

Betaling taxe

Een niet onbelangrijk onderdeel hierbij is de betaling van de taxe voor het BOIP (Benelux Bureau voor IE-rechten) of het EUIPO (Europees Bureau voor IE-rechten). Bij de aanvraag van een merk- of modelregistratie dient er altijd een taxe betaald te worden. De hoogte hiervan is afhankelijk van het soort merk of model en het aantal klassen waarvoor een merk of model wordt geregistreerd.

Oplichtingspraktijken

Helaas is de merken- en modellenpraktijk ook een gebied waar criminelen op actief zijn. Zij versturen onderstaande nep-facturen aan merk- en modelaanvragers, met de hoop dat zij deze betalen. Zie hieronder twee voorbeelden van merkregistraties voor ons nieuwe platform LegalAIR:                     Deze twee fake facturen lijken zeer op echte facturen en zijn daarom ook venijnig: trap er niet in. Na betaling van deze facturen is het lastig te achterhalen wie deze factuur gestuurd heeft, waardoor het moeilijk wordt het geld terug te halen. Wees voorzichtig en onthoud: de betaling van de taxe aan het bureau verloopt altijd via ons!

Vragen?

Neem vrijblijvend contact op.   [post_title] => Fake factuur na een merk- of modelregistratie, pas op! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => fake-factuur-na-een-merk-of-modelregistratie-pas-op [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-01 09:16:04 [post_modified_gmt] => 2022-02-01 08:16:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27320 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 27298 [post_author] => 26 [post_date] => 2021-10-12 16:16:19 [post_date_gmt] => 2021-10-12 14:16:19 [post_content] => De belastingdienst is een preferente schuldeiser. Dat betekent dat de belastingdienst bij voorrang betaald moet worden (boven andere schuldeisers). In een kamerbrief van 11 oktober 2021 heeft de Staatssecretaris aangekondigd dat de belastingdienst zich in herstructureringstrajecten soepeler zal opstellen en een gelijke positie kan innemen als andere schuldeisers.

Huidige situatie

De belastingdienst heeft ten opzichte van andere schuldeisers een preferente status. Dit onderscheid is vooral van belang als een belastingplichtige niet voldoende middelen heeft om alle schuldeisers te betalen. Zo zal een curator in een faillissement eerst de belastingschuld volledig voldoen voordat hij aan de overige schuldeisers toekomt. Ook bij een herstructurering neemt de belastingdienst een bijzondere positie in. Bij een schuldeisersakkoord hanteert de belastingdienst het uitgangspunt dat hij het dubbele percentage ten opzichte van de andere schuldeisers ontvangen.[1] Zo publiceerde de belastingdienst op 1 juli 2021 nog enkele beleidswijzigingen in een reactie op de WHOA die op 1 januari 2021 in werking is getreden. De WHOA is een gerechtelijk schuldeisersakkoord.

Einde steunmaatregelen?

Het grote deel van het financiële steunpakket aan ondernemers in verband met de coronacrisis is met ingang van 1 oktober 2021 geëindigd. Een groot aantal bedrijven heeft in de afgelopen periode gebruik gemaakt van de mogelijkheid om uitstel van betaling van de belasting te krijgen. Veel bedrijven kampen daardoor nu met een hoge belastingschulden. Het kabinet kiest er niet voor om belastingschulden kwijt te schelden. Wel constateert het kabinet dat de preferente positie van de belastingdienst de herstructurering bemoeilijkt. Om te voorkomen dat in de kern gezonder bedrijven in de problemen komen als gevolg van de opgebouwde belastingschuld lijken nadere maatregelen wel nodig te zijn.

Belastingdienst als concurrente schuldeiser

In de brief van 11 oktober 2021 staat dat het kabinet de belastingdienst de ruimte geeft om als schuldeiser genoegen te nemen met een lagere opbrengst. Concreet betekent dit dat de belastingdienst zich als concurrente schuldeiser opstelt bij een minnelijk saneringsakkoord. De WHOA staat expliciet genoemd als voorbeeld van zo’n minnelijk saneringsakkoord. Een vereiste hiervoor dat er sprake is van een in de kern gezonde onderneming met een problematische schuldenlast. Een groot nadeel is dat dit versoepelende beleid pas met ingang van 1 augustus 2022 zal gelden. Overigens eindigt deze versoepeling weer per 1 oktober 2023.

Conclusie

De belastingdienst is bij herstructureringstrajecten een belangrijke schakel. De preferente positie maakt het vaak lastig om voldoende steun onder concurrente schuldeisers te krijgen voor een saneringsakkoord. Met de aangekondigde versoepeling wordt dit obstakel weggehaald en zijn de mogelijkheden om succesvol te saneren toegenomen. De versoepeling gaat per 1 augustus 2022 in. Het is echter verstandig om tijdig de opties uiteen te zetten en de vervolgstappen goed voor te bereiden. Neem vrijblijvend contact met ons op als:
  • U tot sanering van uw schulden wenst over te gaan;
  • Uw onderneming als gevolg van de coronacrisis gebukt gaat onder de fiscale schulden;
  • Uw wordt geconfronteerd met een schuldeisersakkoord?
[1] Artikel 26.3.5 Leidraad Invordering 2008 https://wetten.overheid.nl/BWBR0024096/2021-10-06   [post_title] => Belastingdienst kondigt versoepeling aan bij herstructurering [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => belastingdienst-kondigt-versoepeling-aan-bij-herstructurering [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-03 09:37:16 [post_modified_gmt] => 2022-01-03 08:37:16 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27298 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 27252 [post_author] => 16 [post_date] => 2021-10-12 09:42:15 [post_date_gmt] => 2021-10-12 07:42:15 [post_content] => Een studente volgt aan de hogeschool Circus Act en performing Art. Een onderdeel van de opleiding is ‘rope’. Hierbij moet de studente met een banddoek op hoogte een act uitvoeren. De studente kwam tijdens deze oefening op 22 november 2017 ten val naast de valmat en liep letsel op.

Boete opgelegd door staatssecretaris

De podiumkunstenbranche is bijzonder. Hiervoor gelden aanvullende arbo regels. Als (circus)artiest is het juist de bedoeling om uitvoeringen te doen die potentieel gevaarlijk zijn. Dat hoort bij het vak. Risico’s zijn niet volledig uit te sluiten, zelfs niet met de arboregels die binnen de podiumkunsten gelden. Daarom moet de staatssecretaris binnen de podiumkunsten altijd per afzonderlijk geval beoordelen of voor die situatie voldoende is gedaan om het  valgevaar zoveel mogelijk te beperken. De staatssecretaris van sociale zaken en werkgelegenheid had in deze kwestie een boete opgelegd aan de hogeschool van € 27.000,00. Volgens de staatssecretaris had de hogeschool zich niet aan de arboregels gehouden. Voor de staats secretaris was doorslaggevend de grootte van de valmat.

Afdeling bestuursrechtspraak

Naar het oordeel van de afdeling bestuursrechtspraak heeft de hogeschool alle mogelijke voorzorgsmaatregelen getroffen om een val te voorkomen. De staatssecretaris had juist alle maatregelen die de hogeschool heeft genomen in onderlinge samenhang moeten beoordelenDat heeft de staatssecretaris niet gedaan. Ook heeft de staatssecretaris bij zijn beoordeling of er sprake is van een overtreding geen enkel onderzoek gedaan naar wat binnen de branche wat betreft de grootte van een valmat en verdere valbescherming gebruikelijk is bij silkrope acts. De hogeschool heeft aldus de arboregels niet overtreden en hoeft de boete niet te betalen. Volledige uitspraak: ECLI:NL:RVS:2021:2226 Edith de Koning [post_title] => Geen boete voor hogeschool na val van student [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => geen-boete-voor-hogeschool-na-val-van-student [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-10-12 09:43:32 [post_modified_gmt] => 2021-10-12 07:43:32 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27252 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 27286 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-10-12 09:41:15 [post_date_gmt] => 2021-10-12 07:41:15 [post_content] => In een eerdere bijdrage is geschreven over een wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) waarmee het aanbesteden van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning eenvoudiger zou moeten worden. Met de bewuste wetswijziging hoeven gemeenten in aanbestedingsprocedures niet langer te kiezen voor de aanbieder met de ‘economisch meest voordelige inschrijving’ (emvi).

Van pilots naar handreiking

Het schrappen van het emvi-criterium en daarmee eenvoudige aanbestedingsprocedures zonder offertes, mag er natuurlijk niet toe leiden dat goede aanbieders geen eerlijke kans op een contract krijgen. Om dit in de praktijk te testen zijn pilots uitgevoerd op het gebied van het aanbesteden van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning via Sociale en Andere Specifieke Diensten (de SAS-procedure) zonder offertes en gunningsmethodieken. De resultaten hiervan zijn verwerkt in een Handreiking SAS zonder aanbesteden (vereenvoudigd aanbesteden Wmo 2015 en Jeugdwet) In de handreiking zijn vier optionele inkoopprocedures van de SAS-procedure zonder emvi uitgewerkt die gemeenten kunnen volgend bij inkoop van zorg die valt onder de Jeugdwet of Wmo 2015. Zonder offertes en gunningsmethodieken kan de focus meer komen te liggen op de inhoud van zorg in plaats van op de procedure. De in de handreiking vermelde stappen en opties zijn niet uitputtend. Gemeenten mogen zelf bij inrichten van de aanbesteding bezien of het toevoegen of weglaten van stappen geboden is. Rik Wevers [post_title] => Handreiking vereenvoudigd aanbesteden in de zorg [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => handreiking-vereenvoudigd-aanbesteden-in-de-zorg [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-10-12 09:41:15 [post_modified_gmt] => 2021-10-12 07:41:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27286 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 27564 [post_author] => 6 [post_date] => 2021-11-03 10:00:19 [post_date_gmt] => 2021-11-03 09:00:19 [post_content] => Wanneer een distributie of licentieovereenkomst eindigt, dan komt het regelmatig voor dat de distributeur/licentienemer nog een voorraad producten heeft. Het lukt niet altijd om deze te verkopen vóór het eindigen van de overeenkomst. Wat moet daar dan mee gebeuren? Mogen die toch worden verkocht? Een leverancier zal dat niet altijd willen omdat het soms kan leiden tot dumpprijzen. Het eerste wat partijen kunnen doen om hier duidelijkheid over te geven is het maken van een afspraak in de overeenkomst. Daarin worden dan afspraken gemaakt over de restvoorraad. Bijvoorbeeld:
  • de leverancier koopt deze terug van de distributeur tegen een bepaalde prijs. Het is zinvol vooraf al te bepalen hoe die prijs bepaald wordt (historische inkoopprijs, huidige inkoopprijs, een inkoopprijs plus vergoeding voor onkosten van de distributeur, etc.).
  • de distributeur/licentienemer mag deze nog gedurende een bepaalde tijd ná het eindigen van de overeenkomst verkopen. Het is zinvol vooraf afspraken te maken over de duur van deze uitloopperiode, de verkoopprijs en wat te doen met een restvoorraad aan het einde van de uitlooptijd.
  • de distributeur/licentienemer moet de restvoorraad vernietigen. Het is zinvol vooraf vast te leggen wie de kosten van vernietiging draagt, hoe de distributeur/licentienemer bewijs levert van de berekening van de eindvoorraad en bewijs van de vernietiging.
Maar het komt ook voor dat partijen hier geen afspraak over maken. En wat dan? Of dat de leverancier nog met een voorraad producten (en verpakking) zit. Mag de leverancier een restvoorraad verkopen wanneer de naam van de oude distributeur op de verpakking staat vermeld?

Restvoorraad verkopen

Deze vraag kwam aan de orde in een geschil tussen een Amerikaanse producent van haarverzorgingsartikelen en haar voormalige Europese importeur/distributeur[1]. Het Nederlandse bedrijf was importeur en verdeler van de merkproducten binnen Europa. In 2014 is de distributieovereenkomst tot stand gekomen. Op de verpakkingen van de producten stond de tekst: ‘Distributed in Europe by: JBH Europe B.V., [adres] , [postcode 1] , [plaats] , Nederland.’ Per 15 juni 2020 heeft de Amerikaanse producent de distributieovereenkomst beëindigd omdat JBH Europe grote bedragen onbetaald liet. Het Nederlandse JBH Europe heeft verschillende malen aangegeven dat zij geen toestemming geeft voor het gebruik van haar handelsnaam en adresgegevens op de producten en verzocht het gebruik te staken. De Amerikaanse producent heeft hier geen gehoor aan gegeven. JBH Europe start een kort geding procedure. De vorderingen, gebaseerd op het handelsnaamrecht, worden afgewezen. In hoger beroep wijzigt JBH Europe de grondslag in onrechtmatig handelen, bestaande uit i) handelingen die kwalificeren als in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, ii) misleidende mededelingen, iii) oneerlijke handelspraktijken. Het hof staat deze wijziging van eis toe. Het hof overweegt dat de Amerikaans producent niet heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt door producten uit de restvoorraad in het verkeer te brengen waarop de naam-adres-tekst van JBH is vermeld. JBH heeft meegewerkt aan en goedkeuring gegeven voor het gebruik van haar naam en adres op de producten van de nieuwe productlijnen. Het was JBH bekend dat het meer dan een jaar kan duren om een lijn uit te verkopen. Echter, als de Amerikaanse producent langer de tijd zou nemen dan redelijkerwijs noodzakelijk is om de producten uit te verkopen, kan dit maatschappelijk onzorgvuldig handelen opleveren. Omdat er geen sprake is van afdwingbare toezeggingen, bepaalt het hof dat de naam-adres-tekst van JBH ná 1 januari 2022 niet meer mag worden gebruikt.

Wat betekent dit voor de praktijk?

  • In iedere distributie/licentieovereenkomst zou een bepaling over de restvoorraad, bij zowel de distributeur als de leverancier, opgenomen moeten worden. Partijen hebben daar verschillende keuzes over de te maken afspraken.
  • Wanneer er geen afspraak hierover is gemaakt, dan beoordeelt een rechter de situatie met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Uitgangspunt is een redelijke uitlooptermijn om verkoop van restvoorraad mogelijk te maken. De Nederlandse rechter past hier Nederlands recht toe. Ook wanneer, zoals in de bovengenoemde zaak, het recht van Californië van toepassing is op de overeenkomst.
  • Wanneer partijen zelf niet tot afspraken over de uitloopperiode kunnen komen, dan kan de rechter dat doen in het kader van een voorlopige voorziening.
Wanneer u vragen heeft over dit onderwerp dan kunt u contact opnemen met Jos van der Wijst (wijst@bg.legal). [1] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 12 oktober 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3084 Jos van der Wijst [post_title] => Restvoorraad bij einde distributieovereenkomst [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => restvoorraad-bij-einde-distributieovereenkomst [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-11-03 10:00:19 [post_modified_gmt] => 2021-11-03 09:00:19 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=27564 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1317 [max_num_pages] => 132 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => ec92f9418ddb8750265ba4f696e55877 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Wanneer een distributie of licentieovereenkomst eindigt, dan komt het regelmatig voor dat de distributeur/licentienemer nog een voorraad producten heeft. Het lukt niet altijd om deze te verkopen vóór het eindigen...
Lees meer
Wanneer je een (Europees of Benelux) modelregistratie aanvraagt, dan moet het model nieuw zijn. Dit betekent dat er geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór de datum...
Lees meer
In een door meerdere zorgaanbieders uit de langdurige zorg aangespannen kort geding heeft de rechter geoordeeld dat het door de zorgkantoren voor 2022 ontwikkelde vernieuwde inkoopkader rechtmatig is. Vernieuwd inkoopkader...
Lees meer
Mag een werkgever in de zorg informeren naar de vaccinatiestatus van haar medewerkers? Begin dit jaar schreef Marlies Hol over de gevolgen van corona op de werkvloer. Dat artikel ging...
Lees meer
Na de uitspraak van de Hoge Raad van februari 2021 in het geschil tussen DOC Dairy Partners vs. Dairy Partners, leek de mogelijkheid om een beschrijvende handelsnaam te beschermen (nog)...
Lees meer
De regels voor de oplevering van een bouwwerk zijn vastgelegd in artikel 7:658 BW. In lid 3 van voornoemd artikel staat dat de aannemer niet meer aansprakelijk is voor gebreken...
Lees meer
Al jarenlang registeren wij veel merken en modellen voor onze klanten. Wij helpen hen met het opstellen van de keuze voor het juiste type merk, het opstellen van de merkomschrijving,...
Lees meer
De belastingdienst is een preferente schuldeiser. Dat betekent dat de belastingdienst bij voorrang betaald moet worden (boven andere schuldeisers). In een kamerbrief van 11 oktober 2021 heeft de Staatssecretaris aangekondigd...
Lees meer
Een studente volgt aan de hogeschool Circus Act en performing Art. Een onderdeel van de opleiding is ‘rope’. Hierbij moet de studente met een banddoek op hoogte een act uitvoeren....
Lees meer
In een eerdere bijdrage is geschreven over een wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) waarmee het aanbesteden van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning eenvoudiger zou...
Lees meer