Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 46
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 46
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1318
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 450, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 28640
                    [post_author] => 17
                    [post_date] => 2022-01-18 16:23:14
                    [post_date_gmt] => 2022-01-18 15:23:14
                    [post_content] => De per 1 januari 2021 ingevoerde WHOA is inmiddels ruim een jaar onderweg. Uit het debuutjaar van de WHOA zijn verschillende (praktijk)lessen te trekken. Een eerste belangrijke les uit die praktijk luidt: zorg dat u er op tijd bij bent. Timing is essentieel. Hoogste tijd voor een nieuw deel in onze blogreeks over de WHOA. Zie de links hieronder voor de eerste vier delen in deze reeks.

Liquide middelen

Het klinkt gezien de ontstane schuldenproblematiek wellicht vreemd, maar het sleutelingrediënt voor een geslaagd WHOA traject is geld. Er moet voldoende liquiditeit beschikbaar zijn om een WHOA traject in te gaan. Dat kan liquiditeit van de onderneming zelf zijn, maar dat kan ook om vreemd vermogen gaan. Dus extern aangetrokken liquiditeit. Niet alleen moet er financiering zijn van de akkoordpenningen – de aan de schuldeisers uit te betalen gedeeltes van hun openstaande vordering – maar er moet ook voldoende (werk)kapitaal zijn voor betaling van de (eventuele) herstructureringsdeskundige of observator, door hen in te schakelen derden zoals een accountant en natuurlijk de eigen adviseur(s). Bij elkaar opgeteld gaat dit om zeer serieuze bedragen. Dit is een onderschat element van de WHOA, vooral voor het MKB, zo blijkt ook uit terugkoppeling van WHOA-rechters.

Ga niet te lang door bij verliezen

In de praktijk hebben wij het afgelopen jaar meermaals met ondernemers gesproken die te laat hulp zoeken en in de veronderstelling zijn dat zij nog een beroep op de WHOA kunnen doen. De benodigde liquiditeit hebben zij echter in een eerder stadium al aangewend ter betaling van een deel van de schuld en daarmee zijn de kansen op een succesvol akkoord substantieel geslonken. Ook zien we dat er feitelijk geen enkele reële (her)financieringsmogelijkheid bestaat van een akkoord en/of de onderneming. De ondernemer is te lang doorgegaan met de dagelijkse, verlieslatende gang van zaken en heeft daarmee de vermogenspositie van de onderneming dusdanig uitgehold, dat deze in een feitelijke faillissementssituatie is komen te verkeren. BG.legal ziet kansen, maar uw adviseur heeft (helaas) geen toverstaf. Bij een dergelijke situatie is het niet mogelijk om te komen tot een succesvolle herstructurering. Gedurende het afgelopen jaar hebben wij klanten soms moeten mededelen dat een WHOA nu niet meer tot de mogelijkheden behoort, maar dat dit in een eerder stadium wellicht anders was geweest. Vaak volgt dan alsnog een faillissement. Een gewaarschuwd ondernemer telt voor twee: een adviesgesprek zal nooit te vroeg komen. U hebt immers zelf al een schuldenproblematiek vastgesteld en wellicht kan er nog op een andere wijze geherstructureerd worden. Een tweede belangrijke les uit de praktijk is namelijk dat de WHOA geen eenvoudig traject is. Rechters stellen hele hoge eisen aan de onderbouwing van het akkoord en het informeren van schuldeisers. De volgende blog zal over die praktijkles gaan. Vormt de WHOA wellicht ook een oplossing voor de schulden van uw onderneming? Of wordt u geconfronteerd met een partij die een WHOA-traject wil starten? Neem dan vrijblijvend contact met ons op. Deel I: De WHOA-procedure Deel II: De inhoud van het akkoord Deel III: De voorbereiding van het akkoord Deel IV: De observator en de herstructureringsdeskundige Deel VI: Goede voorbereiding is het halve werk/hele werk Dirk School [post_title] => Deel V: timing van een WHOA verzoek is essentieel [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => deel-v-timing-van-een-whoa-verzoek-is-essentieel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-03 15:45:06 [post_modified_gmt] => 2022-02-03 14:45:06 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28640 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 28592 [post_author] => 10 [post_date] => 2022-01-17 14:45:54 [post_date_gmt] => 2022-01-17 13:45:54 [post_content] => Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een factsheet gepubliceerd waarin wordt ingegaan op het door de overheid moeten bieden van gelijke kansen wanneer er sprake is van uitgifte van onroerende zaken.

Didam-arrest

Sinds het zogenaamde Didam-arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 is er discussie over de wijze waarop overheden een perceel grond of andere onroerende zaken te koop mogen aanbieden aan andere partijen, en of daarbij mogelijkheden bestaan die grond of onroerende zaken exclusief aan een partij te koop aan te bieden. Bij deze transacties kunnen onder meer de aanbestedingsregels (bijvoorbeeld het organiseren van een openbare selectie- en biedprocedure), staatssteunregelgeving (bijvoorbeeld kan gronduitgifte aan een specifieke partij staatssteun opleveren) of regelgeving inzake schaarse rechten (denk bijvoorbeeld aan de Dienstenrichtlijn (schaarse vergunningen) of de naleving van bestuurs- en/of Europeesrechtelijke beginselen zoals het gelijkheidsbeginsel) een rol spelen. In het Didam-arrest is een oordeel gegeven over de vraag of de overheid een perceel grond exclusief aan een partij te koop mag aanbieden of dat het alle gegadigden een kans moet bieden om het perceel te kopen. De Hoge Raad oordeelt dat overheden onroerende zaken niet langer uitsluitend aan een partij te koop kunnen aanbieden. Ook andere geïnteresseerde partijen krijgen via een openbare selectie de ruimte om mee te bieden. Als redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts een serieuze partij in aanmerking komt voor de aankoop van de onroerende zaak is onderhandse verkoop wel mogelijk. Dit moet dan op grond van objectieve, toetsbare en redelijke  criteria worden vastgesteld. Overheden moeten informatie hierover vooraf bekend maken. Deze verplichtingen volgen uit het gelijkheidsbeginsel, waaraan overheden zijn gebonden. Op dit punt verschilt de positie van overheden van die van een private partij.

Factsheet

In de factsheet wordt een antwoord gegeven op de belangrijkste vragen die het Didam-arrest oproept en de gevolgen hiervan. Een groot deel van de factsheet gaat over in dit stadium vooral voor overheden van belang zijnde hier niet verder behandelde vragen als
  • Aan welke vereisten dient een selectieprocedure te voldoen?
  • Wanneer dient er een selectieprocedure te worden toegepast?
  • Welke selectiecriteria kan een overheidslichaam hanteren?
  • Wanneer kan een overheidslichaam afzien van een selectieprocedure?
  • Wanneer is sprake van ‘slechts één serieuze gegadigde’?
  • De conclusie dat er maar één serieuze gegadigde is, moet op ‘objectieve, toetsbare en redelijke criteria’ worden gebaseerd. Zijn dit dezelfde criteria die een overheidslichaam kan hanteren bij een selectieprocedure?
  • Geldt er een ondergrens voor de plicht om een selectieprocedure toe te passen?
  • De Hoge Raad vult het gelijkheidsbeginsel in door een passende mate van openbaarheid voor te schrijven. Wat is een passende mate van openbaarheid?
  • Welke termijnen kunnen worden gehanteerd?
Enkele van de in de factsheet behandelde vragen en antwoorden die in dit stadium vooral voor marktpartijen van belang zijn worden hier weergeven.

Wat is de reikwijdte van het arrest? Is het arrest ook van toepassing op andere vormen van gronduitgifte?

Uit het arrest volgt dat een overheidslichaam bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomst en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. De Hoge Raad oordeelt dat dit dus ook geldt voor de beslissing met wie en onder welke voorwaarden het overheidslichaam een overeenkomst tot verkoop van een aan hem toebehorende onroerende zaak sluit. Gelet op deze algemene formulering dient er terdege rekening mee te worden gehouden dat het arrest ook van belang kan zijn voor andere vormen van gronduitgifte, zoals erfpacht- en opstalrechten, maar ook persoonlijke gebruiksrechten zoals huur, ruil, bruikleen, pacht en andere (aan de ontwikkeling en realisatie van) vastgoed gerelateerde overeenkomsten zoals publiek-private samenwerkingsovereenkomsten waarin dergelijke rechten worden vergeven. De precieze reikwijdte van het arrest zal zich uiteindelijk moeten uitkristalliseren in de jurisprudentie.

Wat betekent het arrest voor reeds verkochte en geleverde onroerende zaken?

Het ligt op dit moment niet voor de hand dat overeenkomsten waarin de door de Hoge Raad voorgestane mededingingsruimte destijds niet is geboden alsnog zonder meer nietig of vernietigbaar zouden zijn. Een en ander zal steeds mede afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval. Daarbij zal aannemelijk een rol kunnen spelen dat de verplichting voor overheidslichamen om bij gronduitgifte mededingingsruimte te bieden, voor veel partijen als een nieuwe ontwikkeling wordt gezien.

Wat betekent het arrest voor lopende onderhandelingen?

In gevallen waarin sprake is van lopende onderhandelingen waarbij nog geen overeenkomst tot stand is gekomen (en nog geen selectieprocedure is toegepast die voldoet aan het arrest), ligt het in de rede dat de onderhandelingen door het overheidslichaam waar mogelijk tijdelijk worden opgeschort. Voordat hiertoe wordt besloten, zullen alle relevante omstandigheden in kaart moeten worden gebracht. Hierbij kunnen onder meer goedkeuringsvoorbehouden of andere opschortende/ontbindende voorwaarden van belang zijn. Gedurende de opschorting van de onderhandelingen zal het overheidslichaam zo nodig een nadere afweging kunnen maken of het genoegzaam kan motiveren dat de beoogde contractuele wederpartij redelijkerwijs als enige serieuze gegadigde is aan te merken op basis van objectieve, toetsbare en redelijke criteria (zie hierover nader vraag 7-8). Indien dit het geval is, zal het voornemen tot (onderhandse) verkoop moeten worden gepubliceerd. In deze kennisgeving zal moeten worden gemotiveerd waarom op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria bij voorbaat vaststaat / redelijkerwijs mag worden aangenomen dat alleen deze partij als serieuze gegadigde in aanmerking komt. Zo nodig dient daarbij te worden bepaald of overeengekomen dat in het geval zich toch een andere serieuze gegadigde aandient, alsnog een selectieprocedure wordt gevolgd. Daarbij zal bijzondere aandacht moeten worden gegeven aan de vraag hoe in een dergelijke selectieprocedure een level playing field kan worden gewaarborgd, gelet op de eerdere betrokkenheid van de partij waarmee tot dan toe is onderhandeld.

Kan een overheidslichaam schadeplichtig zijn wegens het afbreken van onderhandelingen omdat het aangaan van een overeenkomst niet in lijn is met het arrest?

Het afbreken van (vergevorderde) onderhandelingen kan onder omstandigheden leiden tot schadeplichtigheid. Partijen zijn evenwel in beginsel vrij lopende onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Voor het kunnen aannemen van die onaanvaardbaarheid geldt volgens vaste rechtspraak een strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf. Bij de vraag of dat gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt kunnen uiteraard ook  goedkeuringsvoorbehouden of eventueel andere in dit verband relevante opschortende/ontbindende voorwaarden een rol spelen. Veel hangt hier dus af van de concrete omstandigheden van het geval. De vraag of er schadeplichtigheid zou kunnen ontstaan, vereist dus steeds een concrete toetsing.

Wat kunnen overheidslichamen en marktpartijen doen om te voorkomen dat in de toekomst wordt gehandeld in strijd met het Didam-arrest?

Overheidslichamen en marktpartijen zullen gezamenlijk in goed overleg tot een werkwijze moeten komen die strookt met het Didam-arrest. Overheidslichamen die reeds beschikken over een vastgesteld beleid voor het selecteren van partijen voor verkoop van (bebouwde of onbebouwde) onroerende zaken, doen er verstandig aan na te gaan of dit beleid nog in overeenstemming is met het arrest. Zo nodig kunnen zij dit beleid herijken. Overheidslichamen die nog geen selectiebeleid hebben geformuleerd en regelmatig onroerende zaken verkopen, zouden kunnen overwegen een dergelijk beleid te formuleren. Tot slot is het van belang de ontwikkelingen in de rechtspraak waarin nadere duiding wordt gegeven aan het arrest van de Hoge Raad, goed te volgen. Rik Wevers   [post_title] => Gelijke kansen bij uitgifte onroerende zaken door overheid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gelijke-kansen-bij-uitgifte-onroerende-zaken-door-overheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-17 15:34:27 [post_modified_gmt] => 2022-01-17 14:34:27 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28592 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 28566 [post_author] => 39 [post_date] => 2022-01-14 08:54:28 [post_date_gmt] => 2022-01-14 07:54:28 [post_content] =>

Inleiding

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de vraag of huurders aanspraak kunnen maken op huurkorting vanwege de coronamaatregelen. Deze uitspraak volgt naar aanleiding van een aantal prejudiciële vragen die de rechtbank Limburg eerder dat jaar aan de Hoge Raad stelde. De uitspraak van de Hoge Raad volgt de eerder genomen conclusie van A-G Wissink op grote lijnen.

Recht op huurkorting

De Hoge Raad overweegt dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid oplevert ten aanzien van huurovereenkomsten die vóór 15 maart 2020 zijn gesloten. De Hoge Raad volgt hiermee de tendens uit de lagere rechtspraak (zoals eerder in dit blog besproken) en de conclusie van de A-G. Het voorgaande betekent dat huurders een succesvol beroep kunnen doen op onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW. Voor huurovereenkomsten die na de hiervoor genoemde datum zijn gesloten is dit niet noodzakelijkerwijs het geval en moet dit van geval tot geval beoordeeld worden. Het is in ieder geval goed te verdedigen dat voor een huurovereenkomst die tijdens de coronacrisis is gesloten in veel gevallen overheidsmaatregelen als gevolg van de coronacrisis niet onvoorzien zijn. In afwijking van de genoemde conclusie van de A-G en diverse opvattingen in de literatuur overweegt de Hoge Raad dat de coronacrisis, althans het als gevolg daarvan niet of slechts beperkt kunnen exploiteren van het gehuurde, géén gebrek oplevert in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. Veel impact zal deze beslissing in de praktijk niet hebben nu in veel gevallen de ROZ-voorwaarden worden gehanteerd en de gebrekenregeling als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW is uitgesloten. Ook kunnen huurders in veel gevallen dus aanspraak maken op wijziging van de huurovereenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden.

Op welke korting heeft de huurder recht?

In de lagere rechtspraak werd verschillend omgesprongen met de berekening van de huurkorting. Op welk percentage van de huurprijs heeft de huurder bijvoorbeeld recht? Is dit in gelijke delen (in de literatuur ook wel de share the pain methodiek genoemd) en is daarbij sluiting of niet-sluiting relevant? Of is dit omzetafhankelijk? En zo ja, zijn bepaalde tegemoetkomingen, zoals in ieder geval de TVL-steun relevant? Grofweg zijn er twee stromingen ontstaan, enerzijds de stroming waarbij de TVL-steun bij de omzet werd opgeteld (rechtbank Amsterdam) en anderzijds de stroming waarbij de TVL-steun in mindering moet worden gebracht op de huur (rechtbanken Gelderland en Overijssel en uiteindelijk ook het gerechtshof Amsterdam, de zogenoemde vaste lastenmethode). In het laatste geval valt de huurkorting in de regel (vele malen) lager uit. In dit blog is mijn collega Rutger Boogers uitgebreid ingegaan op de verschillende berekeningsmethoden. De Hoge Raad volgt de hiervoor bedoelde vaste lastenmethode. Dit wil zeggen dat bij de berekening van de huurkorting een correctie dient plaats te vinden door de TVL-steun (let wel de steun waar de huurder fiscaal recht op heeft en niet de steun die de huurder daadwerkelijk ontvangt) in mindering te brengen op de huurprijs en vervolgens de lasten gelijk (50/50) te verdelen. Om een ander duidelijk(er) te maken heeft de Hoge Raad in de uitspraak van 24 december 2021 een rekenvoorbeeld toegevoegd:                               Van belang is overigens dat de ‘totale werkelijke vaste lasten’ in deze berekening kunnen worden meegenomen en niet een fictief percentage dat het CBS hanteert bij de berekening van de TVL-steun.

Overige gezichtspunten

De Hoge Raad heeft in de uitspraak van 24 december 2021 nog een aantal andere, nog niet aanbod gekomen relevante zaken benoemd:
  • De uitspraak ziet op alle 7:290-bedrijfsruimten en is niet beperkt tot enkel de horeca;
  • Onder onvoorziene omstandigheden valt niet slechts de periode dat men gedwongen moest sluiten, maar ook andere overheidsmaatregelen als gevolg waarvan het gehuurde niet of slechts beperkt kon worden geëxploiteerd;
  • Het uitgangspunt is de 50/50 verdeling van de huurprijs (na de TVL correctie). De Hoge Raad overweegt dat de redelijkheid en billijkheid kan meebrengen dat een andere verdeling wordt gehanteerd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de financiële positie van de verhuurder of huurder dit rechtvaardigt.

Hoe nu verder?

Met de uitspraak van 24 december 2021 is het voor huurders en verhuurders duidelijk dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid vormt, in ieder geval voor huurovereenkomsten die voor 15 maart 2020 zijn gesloten. Ook is de wijze waarop de huurkorting berekend dient te worden duidelijk. Toch zijn er een aantal die in de toekomst tot geschillen kunnen leiden. Hoe moet het verder met huurders die ten onrechte een te groot deel van de huurprijs (bijvoorbeeld 50/50 zonder enige TVL/omzetcorrectie) onbetaald laten? Heeft de verhuurder in dat geval recht op buitengerechtelijke kosten, rente en/of contractuele boetes? Mij is tot op heden geen uitspraak bekend waarin de rechter naast de onbetaald gelaten huurprijs ook boetes, rente en/of buitengerechtelijke kosten toewees. Het is, nu de Hoge Raad een duidelijk toetsingskader heeft geschapen, maar de vraag in hoeverre het nog langer redelijk is dat enkel de huurachterstand in een gerechtelijke procedure wordt toegewezen. In dit blog heb ik daar eerder kort bij stilgestaan. Het is voor de verhuurder slechts mogelijk om de hoogte van de huurkorting te berekenen indien de huurder alle voor de hiervoor besproken berekeningsmethode relevante gegevens. Kan het van de huurder redelijkerwijs worden verlangd dat hij openheid van zaken geeft inzake zijn omzetcijfers? En staat het de huurder vrij om een referentiejaar te kiezen die voor hem het meest gunstig is? Mij lijkt op voorhand dat beide vragen bevestigend moeten worden beantwoord. Tot slot is het nog interessant hoe moet worden omgegaan met addenda op huurovereenkomsten die voor 15 maart 2020 zijn gesloten. Als een addendum wordt opgevat als nieuw of nieuw onderdeel van de huurovereenkomst, dan heeft dit mogelijk gevolgen voor de voorzienbaarheid van de gevolgen van de coronacrisis. Mij lijkt dat dit erg afhankelijk is van de partijbedoelingen en dient per geval te worden beoordeeld. Heeft u meer vragen over de gevolgen van de coronacrisis voor uw huurovereenkomst? Neem dan gerust vrijblijvend contact op. Michael de Marco [post_title] => Hoge Raad: horeca en winkelruimten recht op huurkorting [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hoge-raad-horeca-en-winkelruimten-recht-op-huurkorting [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-14 08:54:28 [post_modified_gmt] => 2022-01-14 07:54:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28566 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 28526 [post_author] => 6 [post_date] => 2022-01-07 09:55:58 [post_date_gmt] => 2022-01-07 08:55:58 [post_content] => Ik ben opdrachtgever voor de bouw van een app. Een app is een stuk software. Voor de bouw schakel ik een app/software developer in. Ik geef aan wat de functionaliteiten van de app moeten zijn, iets over de look and feel van de app, misschien zelfs voorbeelden van apps die ik goed vind en voorbeelden van apps die ik juist niet goed vind, en ik stuur het ontwikkelingsproces aan (ik zit er ‘bovenop’). Ik geef gedurende het hele proces van ontwikkeling actief feedback en ik maak de keuzes in vormgeving.

Wie heeft het auteursrecht op de app (software/website)?

Deze vraag wordt beantwoord door de Auteurswet. Een app is software en art. 10 Auteurswet bepaalt dat dit een werk in de zin van de Auteurswet kan zijn. Wie is ‘maker’ van een werk:
  • Degene die het werk heeft gemaakt
  • Degene die als maker op het werk wordt vermeld
  • Degene onder wiens ‘leiding en toezicht’ het werk tot stand is gebracht
  • Degene naar wiens ontwerp en onder wiens leiding en toezicht het werk tot stand is gebracht.
  • De werkgever, indien het werk door een werknemer tot stand is gebracht (hier valt dus niet onder de stagiaire, student, ZZP’er, of anderen dan een werknemer).
  • De organisatie die het werk openbaar maakt.

Hoe word ik als opdrachtgever eigenaar van het auteursrecht?

De Auteurswet bepaalt dat auteursrecht alleen wordt overgedragen door een ‘daartoe bestemde akte’. Dit betekent een schriftelijk stuk waar in staat: ‘A draagt het auteursrecht op de App (beschrijf deze bijvoorbeeld in de bijlage) over aan B, en B accepteert deze overdracht’. Er zijn weinig formaliteiten aan een dergelijke akte. Dat hoeft dus geen notariële akte te zijn. Het kan, bij wijze van spreken, de achterkant van een bierviltje zijn. Met formuleringen zoals ‘Opdrachtgever zal eigenaar worden van de app/software’ wordt geen auteursrecht overgedragen. Dit is slechts een intentie. Daar is dan nog een aparte handeling (akte) voor nodig.

Kan het auteursrecht al worden over gedragen terwijl het werk nog ontwikkeld moet worden?

Ja, je kunt een ‘overdracht bij voorbaat’ overeen komen. Dit betekent dat je schriftelijk vastlegt dat het auteursrecht, zodra dit ontstaat doordat een werk tot stand komt, automatisch wordt overgedragen. Dus zodra een app/software wordt ontwikkeld door een software developer, dan wordt de opdrachtgever automatisch eigenaar (‘auteursrechthebbende’). Het beste moment om dit overeen te komen is bij het verstrekken van de opdracht. Als opdrachtgever zou je het als voorwaarde kunnen verbinden aan het verstrekken van de opdracht. Als opdrachtgever is je onderhandelingspositie het beste vóór het verstrekken van de opdracht. Wanneer je ná het verstrekken van de opdracht alsnog moet overeen komen dat het auteursrecht wordt overgedragen, dan bevind je je als opdrachtgever in een nadelige (afhankelijke) positie. De maker (opdrachtnemer/software developer) onderhandelt vanuit de positie dat hij maker en dus auteursrechthebbende is.

Wanneer word ik als opdrachtgever ‘maker’ wanneer ik het ontwerp voor de app lever en toezicht houdt op de totstandkoming van de app?

Ik vergelijk het vaak met ‘handjes’ en ‘hoofd’. Het hoofd wordt aangemerkt als maker en auteursrechthebbende. Het hoofd bepaalt; de handjes voeren (naar ontwerp en onder toezicht) uit van het hoofd bepaalt. Bij de ontwikkeling van software (waar de developer veel keuzes moet maken bij het schrijven van de code) wordt aangenomen dat de software developer, in de meeste gevallen, de maker (het hoofd) is. Ook wanneer de opdrachtgever duidelijke wensen heeft over functionaliteiten, vormgeving, etc. Slechts zelden wordt de software developer als ‘handjes’ aangemerkt. Wanneer de software developer vrijheid heeft /keuzes kan maken bij het realiseren van het werk (schrijven van de code), dan wordt hij vaak toch als de maker aangemerkt. Dit is alleen anders wanneer de opdrachtgever ‘in control’ is over de softwarematige keuzes die de software developer maakt om van ‘functioneel ontwerp’ te komen tot app. Dit is een uitzondering en zal niet snel voor komen.

Gemeenschappelijk auteursrecht

Wanneer meerdere partijen het werk hebben gecreëerd en de bijdrage van een partij is niet te scheiden van de bijdrage van anderen, dan is een gemeenschappelijk auteursrecht ontstaan. Partijen kunnen ook afspreken dat het auteursrecht gemeenschappelijk is. Soms is daar een akte van overdracht voor nodig. Toch is het de vraag of een gemeenschappelijk auteursrecht een goed idee is. Een gemeenschappelijk auteursrecht heeft als gevolg dat voor alle exploitatie beslissingen de auteursrechthebbenden een gezamenlijke beslissing moeten nemen. Wanneer de auteursrechthebbende geen overeenstemming bereiken, dan kunnen partijen niks zelfstandig beslissen. In geval van een gemeenschappelijk auteursrecht is het verstandig schriftelijke afspraken te maken over het einde van de samenwerking (‘exit’). Wie mag dan wat?

Nachtmerrie scenario

Voor een opdrachtgever is het nachtmerrie scenario dat hij (veel) geld heeft betaald voor het ontwerp en de ontwikkeling van software en de software developer aanpassing/verdere ontwikkeling frustreert omdat partijen het niet eens kunnen worden over voorwaarden/kosten van verdere ontwikkeling. De opdrachtgever wil dan een andere partij inschakelen en de software developer frustreert aanpassing van de software met een beroep op het auteursrecht. Dan moet zich dit vaak oplossen met een financiële afkoopsom die de opdrachtgever moet betalen aan de software developer.

Poll

Wij hebben een poll georganiseerd over deze vraag. De vraag was: Ik heb opdracht gegeven voor het bouwen van een app en heb inmiddels € 150.000,= betaald. Van wie is het auteursrecht op de app? De respondenten gaven de volgende antwoorden: 30%       : van de opdrachtgever 53%       : van de software bouwer 17%       : van allebei Het antwoord is dus: van de software developer. Een gemeenschappelijk auteursrecht is mogelijk, maar vaak een ramp

Conclusie

Het uitgangspunt is dat de software developer/app bouwer/website bouwer maker is van het ‘werk’ en ‘auteursrechthebbende’ is ten aanzien van het werk (app/software/website). Ook wanneer het werk wordt gebouwd op basis van duidelijke instructies en functionele eisen die een opdrachtgever stelt. Dit betekent dat je als opdrachtgever, in een zo vroeg mogelijk stadium, overdracht van auteursrecht, zou moeten overeen komen met de software developer (website bouwer). Deze aarzelt daar soms bij omdat hij softwarematige oplossingen die hij in de app/software/website gebruikt, vaker wil kunnen gebruiken. Daar is een prima oplossing voor te bereiken. Dit hoeft dus geen obstakel te zijn voor overdracht van het auteursrecht. Mocht je vragen hebben over auteursecht op een app/software/website dan kun je contact opnemen met Jos van der Wijst (wijst@bg.legal). Jos van der Wijst [post_title] => Wie heeft auteursrecht op software/vormgeving app/website? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wie-heeft-auteursrecht-op-software-vormgeving-app-website [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-07 09:55:58 [post_modified_gmt] => 2022-01-07 08:55:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28526 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 28513 [post_author] => 16 [post_date] => 2022-01-06 16:44:36 [post_date_gmt] => 2022-01-06 15:44:36 [post_content] =>

Ziekenhuis aansprakelijk, fout OK-medewerkers of gebrekkig hulpmiddel?

In 2017 heeft een patiënte een operatie ondergaan onder algehele narcose. Aan het eind van de operatie, terwijl patiënte nog onder narcose was, is zij van het matras op de grond gevallen en liep hierbij letsel op.

De casus

Patiënte is geopereerd door een orthopedisch chirurg onder algehele narcose. Bij de operatie is gebruik gemaakt van een operatiematras. Een dergelijk matras wordt vacuüm gezogen om de patiënt op de operatietafel te stabiliseren en in de juiste operatiepositie te houden. Na de operatie, terwijl patiënte nog volledig onder narcose was, is zij van de matras gegleden en op de grond terecht gekomen. Blijkbaar was het operatiematras tijdens de operatie niet vacuüm gebleven en is zacht geworden. Hierdoor verloor het matras de stabiliserende werking.

Aansprakelijkstelling

De patiënte stelt het ziekenhuis aansprakelijk:
  1. Op basis van gebruik van een ondeugdelijk hulpmiddel [het betreffende matras], waarvoor het ziekenhuis risico aansprakelijk is.
  2. Op basis van de stelling dat het matras tijdens de operatie door een handeling van het OK personeel per ongeluk lek is gestoken.
Er zijn aldus 2 scenario's.

Verweer ziekenhuis

Het ziekenhuis stelt:
  1. Er is geen letsel opgelopen.
  2. Toedracht van het incident staat niet vast, nader onderzoek is noodzakelijk.
  3. OK medewerkers hebben gehandeld op een manier die van een redelijk handelend zorgverlener onder gelijke omstandigheden mocht worden verwacht.
  4. Er is een goed en betrekkelijk nieuw matras gebruikt. Dat deze achteraf defect bleek, wat niet op voorhand kon worden gezien, is evenmin een reden om onzorgvuldig handelen aan te nemen.

Beoordeling rechtbank

Dat er discussie is over wel of niet opgelopen letsel staat niet in de weg om tot een oordeel te komen inzake de aansprakelijkheid. De rechtbank stelt voorop dat er een behandelingsovereenkomst is tussen [de medewerkers van] het ziekenhuis en patiënte. Op het ziekenhuis rust een centrale aansprakelijkheid voor tekortkomingen van haar medewerkers. Ook al staat de toedracht niet exact vast. De oorzaak van de val is gelegen in het feit dat de operatiematras onbedoeld niet vacuüm is gebleven. De rechtbank behandelt de 2 scenario's.

Scenario A

Indien er sprake is geweest van het scenario dat het matras per ongeluk is lek gestoken is het ziekenhuis aansprakelijk. Alhoewel niet uit onderzoek blijkt dat het matras lek is geraakt door toedoen van OK medewerkers, bv met een scherp voorwerp per abuis lek gestoken, is de rechtbank van mening dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van de OK medewerkers. Overigens hebben medewerkers van het ziekenhuis het matras weggegooid zodat onderzoek ook niet [meer] mogelijk is.

Scenario B

Voor gebruik van een ondeugdelijk medisch hulpmiddel is het ziekenhuis aansprakelijk. Het betreffende matras was immers ongeschikt nu het niet voldeed aan de eisen die men daaraan mag stellen [stabilisatie]. De toerekening van het gebruik van het ondeugdelijk operatiematras rekent de rechtbank toe aan het ziekenhuis. - het ziekenhuis heeft het matras geselecteerd en ingekocht. Het ligt dan ook in haar risicosfeer. - het ziekenhuis was in staat om het matras op een afdoende manier te controleren. - het ziekenhuis kan regres halen op de leverancier. - tevens is van belang dat het ziekenhuis tegen een aansprakelijkheid als het onderhavige zich heeft verzekerd. Aldus de rechtbank.

Conclusie

Het ziekenhuis is dus linksom of rechtsom aansprakelijk voor eventueel uit het incident voortvloeiende schade, alhoewel scenario A niet vast staat en de rechtbank inzake het gebruik van een ongeschikt hulpmiddel, de patiënt ook naar de producent had kunnen verwijzen conform de uitspraak van de Hoge Raad in 2020 inzake het gebruik van een medisch ongeschikt hulpmiddel. Volledige uitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2021:7281 Edith de Koning     [post_title] => Val van operatietafel [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => val-van-operatietafel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-06 16:44:36 [post_modified_gmt] => 2022-01-06 15:44:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28513 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 28357 [post_author] => 6 [post_date] => 2021-12-31 09:56:03 [post_date_gmt] => 2021-12-31 08:56:03 [post_content] => Oudjaarsavond staat voor veel Nederlanders in het teken van gezelligheid, vuurwerk, oliebollen en het aftellen naar het nieuwe jaar. Om klokslag twaalf uur zullen de eerste champagneflessen worden ontkurkt, waarbij geproost zal worden op het nieuwe jaar. Ter afsluiting van het jaar zal deze blog dan ook in het teken staan van champagne. De mousserende wijn is in de afgelopen jaren vaak het onderwerp geweest van verschillende juridische kwesties op het gebied van het intellectueel eigendomsrecht. Hierna zullen twee arresten in het bijzonder worden uitgelicht.

3D-merk Champagnefles

Wat ging eraan vooraf? Ace of Spades Holdings LLC (“Ace of Spades”) heeft op 21 november 2008 een driedimensionaal uniemerk geregistreerd voor een goud en zwart gekleurde champagnefles (links afgebeeld). Op 16 januari 2017 is er een merkaanvraag ingediend voor de champagnefles die rechts staat afgebeeld. Ace of Spades heeft zowel oppositie als beroep tegen deze aanvraag ingesteld. In beide gevallen kwam men echter tot de conclusie dat het merk voldoende afweek van dat van Ace of Spades, waardoor er geen sprake zou zijn van verwarringsgevaar.            
Afbeeldingen afkomstig uit het arrest van het Gerecht (vijfde kamer), r.o. 2 jo. 6.
  Beoordeling van het Gerecht Het Gerecht komt echter tot een andere conclusie. Waar de oppositieafdeling van het EUIPO en de Kamers van beroep enkel hadden gekeken naar de punten van verschil tussen de 3D-merken, had men volgens het Gerecht ook naar de punten van overeenstemming moeten kijken.[1] Daarbij zijn ook de bestanddelen van het merk relevant die op zichzelf niet onderscheidend zijn. Volgens het Gerecht hadden de Kamers van beroep tot de conclusie moeten komen dat de 3D-tekens visueel overeenstemden. Aansluitend daarop hadden zij moeten beoordelen of er sprake was van verwarringsgevaar tussen de twee merken. Het beroep van Ace of Spades wordt daarom (gedeeltelijk) gegrond verklaard.

Champagne Sorbetijs

Wat ging eraan vooraf? Een Duitse supermarkt heeft voor de feestdagen champagne sorbetijs in haar assortiment opgenomen. Het ijs bestaat voor 12% uit champagne en wordt te koop aangeboden onder de naam “Champagner Sorbet”. Het Comité Interprofessionel du Vin de Champagne (“CIVC”) – een organisatie die de gemeenschappelijke belangen van champagneproducenten en -handelaren behartigt – meent dat hiermee inbreuk wordt gemaakt op de beschermde oorsprongsbenaming (“BOB”): “champagne”. Het CIVC vordert dan ook dat het gebruik van de BOB in de context van de handel in diepvriesproducten gestaakt wordt.[2] Het Bundesgerichtshof heeft in dat kader een aantal prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJEU”) voorgelegd met betrekking tot artikel 118 quaterdecies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 103 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. Antwoorden van het HvJEU op de prejudiciële vragen Volgens het HvJEU is het gebruik van de BOBchampagne” voor een product dat niet overeenstemt met het productdossier (i.e. mousserende wijnen), maar wel een ingrediënt bevat dat met het productdossier overeenstemt, op zich zelf niet onrechtmatig. De nationale rechter dient in het onderhavige geval na te gaan of men met het gebruik van de BOB niet onrechtmatig profiteert van de reputatie van die benaming. Volgens het HvJEU is dit het geval, wanneer het product niet als essentieel kenmerk een smaak heeft die hoofdzakelijk wordt bepaald door de aanwezigheid van het ingrediënt.[3] De hoeveelheid van het ingrediënt in het product speelt daarbij een belangrijke, doch niet doorslaggevende rol. [4]

Tot slot

Bovenstaande uitspraak vormt nog maar het topje van de (champagne) ijsberg. Het CIVC heeft onder meer succesvol opgetreden tegen de verkoop van Champagne shampoo en met goed gevolg oppositie ingesteld tegen de registratie van het woordmerk “CHAMPAWS”: een alcoholvrij kruidendrankje voor honden en katten.[5] Mocht u vanavond een fles ‘echte’ champagne ontkurken om het nieuwe jaar in te luiden, dan kunt u er door de BOB – en in zekere zin de activiteiten van het CIVC – van uitgaan dat de wijn afkomstig is uit de champagne regio en over de specifieke kwaliteiten beschikt die u daarvan mag verwachten. [1] Het Gerecht (vijfde kamer) 9 december 2020, ECLI:EU:T:2020:594 (3D-merk Champagnefles), r.o. 57. [2] HvJEU 20 december 2017, ECLI:EU:C:2017:991 (Champagne Sorbet), r.o. 23 [3] HvJEU 20 december 2017, ECLI:EU:C:2017:991 (Champagne Sorbet), r.o. 53. [4] HvJEU 20 december 2017, ECLI:EU:C:2017:991 (Champagne Sorbet), r.o. 51. [5] Rb. ’s-Gravenhage 8 oktober 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BN9779 (Andrélon Champagne) Decision of the Opposition Division of the EUIPO on the 21st of December 2020,  No. B 3 102 239. [post_title] => Champagne en het intellectueel eigendomsrecht [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => champagne-en-het-intellectueel-eigendomsrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-25 14:09:13 [post_modified_gmt] => 2023-10-25 12:09:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28357 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 28341 [post_author] => 10 [post_date] => 2021-12-27 10:09:11 [post_date_gmt] => 2021-12-27 09:09:11 [post_content] => Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in een arrest over de inkoop van zorg geoordeeld dat zorgverzekeraar CZ verplicht is verder te onderhandelen met een zorgaanbieder en ook een betaalovereenkomst met deze zorgaanbieder aan te gaan.

Feiten

Een GGZ-zorgaanbieder was in kort geding naar de rechter gestapt omdat het door CZ gehanteerde inkoopbeleid voor nieuwe zorgaanbieders volgens deze zorgaanbieder leidde tot onaanvaardbare tarieven. In het inkoopbeleid van CZ in 2020 was opgenomen dat CZ het omzetplafond en de tarieven voor nieuwe zorgaanbieders (zorgaanbieders die dus nog niet eerder door CZ waren gecontracteerd) relateert aan de vergoedingen die CZ drie jaar eerder had uitbetaald. Op basis van de in 2017 door CZ uitbetaalde vergoedingen werd dus een omzetplafond en een kostprijs per unieke cliënt vastgesteld. Voor de bewuste nieuwe GGZ-zorgaanbieder was dat erg ongunstig omdat de kostprijzen ieder jaar sinds 2017 waren gestegen en omdat de vergoedingen in 2017 slechts 65-75% betroffen van het gemiddeld gecontracteerd tarief. De zorgaanbieder vorderde dat CZ weer in onderhandeling moest treden. Die vordering werd toegewezen. CZ is daartegen in hoger beroep gegaan.

Hof

Het hof oordeelt in zijn arrest van 19 oktober 2021 in de eerste plaats dat het inkoopbeleid van CZ aanvaardbaar is en dat CZ in de onderhandelingen van dit beleid mag uitgaan. CZ mag ook van haar inkoopbeleid afwijken, mits zij die afwijking ten opzichte van andere zorgaanbieders kan rechtvaardigen door de bijzondere omstandigheden van het geval. Of CZ in dit geval ook verplicht is om van het eigen inkoopbeleid af te wijken wordt ontkennend beantwoordt. Het hof geeft wel aan dat het onder omstandigheden wél zo kan zijn dat een zorgverzekeraar verplicht is van het eigen inkoopbeleid af te wijken. Namelijk als zwaarwegende belangen van [de zorgaanbieder] en/of andere bijzondere omstandigheden van het geval daartoe noodzaken. Te denken valt aan de situatie dat een zorgaanbieder zonder afwijking van het inkoopbeleid van de zorgverzekeraar geen kostendekkende praktijk kan voeren als gevolg van objectief aan te wijzen factoren. Hoewel van dit laatste in deze zaak dus geen sprake is, stelt het hof wel dat de zorgaanbieder aannemelijk heeft gemaakt CZ in 2017 zodanig lage vergoedingen heeft betaald dat sprake is geweest van een feitelijke hinderpaal voor de verzekerde. Daarmee heeft CZ jegens de zorgaanbieder onrechtmatig gehandeld en CZ zou deze onrechtmatigheid laten doorwerken in een zorgovereenkomst als CZ het omzetplafond zou vaststellen op basis van deze te lage vergoedingen. Dat verdraagt zich aldus het Hof, niet met de zorgvuldigheid die CZ jegens de zorgaanbieder in acht moet nemen. CZ wordt dan ook verplicht de onderhandelingen met de zorgaanbieder voor te zetten op basis van gecorrigeerde vergoedingen. Daarnaast oordeelt het hof dat het door CZ bemoeilijken van het rechtstreeks betalen van niet-gecontracteerde zorgaanbieders voor patiënten óók een feitelijke hinderpaal kan opleveren om zich tot de zorgaanbieder van hun keuze te wenden. Het Hof gebiedt CZ daarom een betaalovereenkomst te sluiten voor de groep patiënten voor wie het niet-rechtstreeks betalen van de vergoedingen aan de zorgaanbieder een feitelijk hinderpaal vormt om zorg van de zorgaanbieder af te nemen. De betaalovereenkomst hoeft echter alleen te worden afgesloten voor zover CZ niet op andere wijze rechtstreekse betaling van de vergoedingen aan de zorgaanbieder mogelijk maakt.

Conclusie

Interessant aan dit arrest is ten eerste dat onder omstandigheden zorgverzekeraars gehouden kunnen zijn af te wijken van hun eigen inkoopbeleid om recht te doen aan de belangen van zorgaanbieders. Daarnaast bevestigt het arrest dat het hanteren van een generiek kortingspercentage in concrete gevallen kan leiden tot te lage vergoedingen en dus tot een feitelijk hinderpaal voor patiënten om zich tot een zorgaanbieder van hun keuze te wenden. Tot slot, ook het bemoeilijken van rechtstreekse betaling aan niet-gecontracteerde zorgaanbieders kan zo’n hinderpaal kan opleveren. Zie de volledige uitspraak op rechtspraak.nl Rik Wevers     [post_title] => Zorgverzekeraar moet dooronderhandelen én betaalovereenkomst sluiten [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => zorgverzekeraar-moet-dooronderhandelen-en-betaalovereenkomst-sluiten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-29 10:00:24 [post_modified_gmt] => 2021-12-29 09:00:24 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28341 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 28334 [post_author] => 6 [post_date] => 2021-12-24 15:05:56 [post_date_gmt] => 2021-12-24 14:05:56 [post_content] => De overheid begint steeds meer oog te krijgen voor toezicht op AI en het gebruik daarvan. Op ons kennisplatform over juridische aspecten van kunstmatige intelligentie (Artificial Intelligence) legalair.nl schreven we er twee artikelen over: Toezichthouder voor algoritmen? In het regeerakkoord staat het voornemen om een nieuwe toezichthouder op te richten die zich gaat richten op algoritmes. Hoewel er al meerdere toezichthouders zijn die zich bezig houden met algoritmes is er nog geen algemene toezichthouder. Starterskit Eerlijke Algoritmes voor gemeenten. In het project Eerlijke algoritmes is een dashboard ontwikkeld om gemeenten (en andere organisaties) te helpen bij het ontwikkelen en gebruiken van algoritmes. Het dashboard bevat een vragenlijst die meer vragen stelt op basis van eerdere antwoorden en ook toelichting geeft op aandachtspunten.

Wat kunnen wij voor u betekenen?

BG.legal heeft een team van advocaten, juristen en een data scientist die adviseren over juridische aspecten van AI. Ten eerste helpen we u bij het opstellen en beoordelen van contracten voor het gebruik of de ontwikkeling van AI toepassingen zodat u weet waar u aan toe bent en wat u kan verwachten van de toepassing. Daarnaast kunnen we u ook helpen met een check van bestaande toepassingen door middel van een AI Impact Assessment. Daarbij kijken we of een AI toepassing voldoet aan bestaande wet- en regelgeving en aan sectorspecifieke gedragscodes. Naast de bestaande regelgeving kijken we ook al naar het EU voorstel voor een Verordening voor AI toepassingen. Voor vragen kunt u contact opnemen met Jos van der Wijst en Robin Verhoef. Jos van der Wijst [post_title] => AI: Toezicht en Toolbox [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ai-toezicht-en-toolbox [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-24 15:05:56 [post_modified_gmt] => 2021-12-24 14:05:56 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28334 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 28272 [post_author] => 46 [post_date] => 2021-12-24 09:00:26 [post_date_gmt] => 2021-12-24 08:00:26 [post_content] => Door de nieuwe, verplichte bedrijfssluiting voor veel ondernemingen, kunnen (wederom) veel werknemers hun eigen werk niet uitvoeren. Voor werkgevers is het mogelijk om deze werknemers tijdelijk ander werk te kunnen laten doen. Zo voorkomt u dat uw personeel betaald wordt zonder dat daar arbeid tegenover staat.

Wanneer moet een werknemer ander werk aanvaarden

Op 1 september 2021 oordeelde de rechtbank Amsterdam dat een werknemer geen recht op loon heeft als hij passende werkzaamheden weigert. Bij deze uitspraak ging het om een medewerker met een oproepovereenkomst. Hij werkte in de bediening in een restaurant. Door de verplichte bedrijfssluiting van de horeca kon deze medewerker niet in zijn eigen functie worden ingezet. Daarom verzocht werkgever haar personeel om eten te gaan bezorgen. De nodige middelen (fiets of scooter) daarvoor werden beschikbaar gesteld. De werknemer die dit aanbod voor andere werkzaamheden weigerde, verloor daarmee zijn aanspraak op loon. De rechtbank Amsterdam toets in haar overwegingen aan het arrest Stoof/Mammoet van de Hoge Raad van 11 juli 2008. De drie volgende vragen moeten positief worden beantwoord als werknemer een aanbod voor ander werk moet accepteren:
  • Heeft werkgever door gewijzigde omstandigheden reden tot het doen van een voorstel ter wijziging van arbeidsvoorwaarden?;
  • Is, alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemende, het voorstel van werkgever aan werknemer redelijk?;
  • Kan aanvaarding van dit voorstel, in het licht van de omstandigheden van het geval, in redelijkheid van werknemers, als goed werknemers, gevergd worden?

Corona als reden voor het aanbieden van ander werk aan personeel

Als aan voornoemde vereisten wordt voldaan, mag een werknemer een redelijk aanbod voor ander (tijdelijk) werk niet weigeren. De verplichte bedrijfssluiting door corona is volgens deze rechter een reden die geldt als ‘gewijzigde omstandigheden’. Mijn advies is om zo snel mogelijk samen met werknemers te overleggen over passende, tijdelijke werkzaamheden. Zo kunnen zij toch worden ingezet, ondanks een verplichte bedrijfssluiting. Werken zij hier niet aan mee, dan is een loonstop mogelijk. Zorg er wel steeds voor dat de communicatie zorgvuldig en schriftelijk verloopt. Houd daarbij ook rekening met de belangen van werknemers. Als advocaat arbeidsrecht kan ik uw onderneming adviseren over het traject om tot een werkbare oplossing te komen. Neem gerust contact met mij op. Marlies Hol is advocaat arbeidsrecht bij ons advocatenkantoor in ’s-Hertogenbosch. Marlies Hol [post_title] => Ander werk voor werknemers door bedrijfssluiting [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ander-werk-voor-werknemers-door-bedrijfssluiting [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-14 11:20:25 [post_modified_gmt] => 2023-06-14 09:20:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28272 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 28223 [post_author] => 6 [post_date] => 2021-12-22 09:27:37 [post_date_gmt] => 2021-12-22 08:27:37 [post_content] => Afgelopen jaren is de dreiging van ransomware wereldwijd toegenomen. Ook bij veel Nederlandse bedrijven en instellingen staat dit onderwerp hoog op de agenda. De schade die een ransomware-aanval kan veroorzaken is immers groot. Bij het inventariseren van de risico’s dient men echter niet alleen te kijken naar de mogelijke schade, maar ook naar degenen die daarvoor aansprakelijk kunnen worden gesteld. In deze blog wordt dieper ingegaan op de aspecten die daarbij relevant kunnen zijn. Een en ander zal worden toegelicht aan de hand van een arrest van het hof Amsterdam, waarin een bedrijf haar (oud) IT-leverancier aansprakelijk stelde voor de schade die was ontstaan ten gevolge van een ransomware-aanval.[1]

Wat ging eraan vooraf?[2]

Een ICT-bedrijf (hierna: “SoftCompany”) heeft in 2014 soft- en hardware geleverd aan een ander bedrijf (hierna: “VanVeen”). Aanvullend is er tussen beide partijen een onderhoud- en beheerovereenkomst gesloten voor de geleverde systemen. Daarbij hebben partijen hun verplichtingen uiteengezet in een Service Level Agreement (SLA), op grond waarvan SoftCompany onder meer verantwoordelijk was voor het in stand houden van een adequaat back up-systeem. VanVeen werd in 2015 overgenomen door een ander bedrijf (hierna: “VanDaelen”). Deze heeft de SLA met SoftCompany nog een jaar in stand gehouden, waarna zij kenbaar heeft gemaakt dat zij met een ander bedrijf in zee wilde gaan (hierna: “MegaWare”). Op 21 juni 2016 is de SLA tussen VanDaelen en SoftCompany beëindigd. SoftCompany had voor MegaWare een overdrachtsrapport opgesteld, waarin de technische specificaties van het ICT-systeem – met inbegrip van het back-up systeem – werden beschreven. Per 1 augustus 2016 zou MegaWare de werkzaamheden overnemen. VanDaelen werd echter op 19 juli 2016 getroffen door een ransomware-aanval. Tot overmaat van ramp bleken er ook geen bruikbare back-ups te zijn waarmee het gegijzelde systeem kon worden hersteld. Vandaar dat VanDaelen ervoor had gekozen om het losgeld te betalen. VanDaelen meent dat SoftCompany tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de SLA en daarmee aansprakelijk gehouden kan worden voor de schade die VanDaelen heeft geleden (i.e. het betaalde losgeld, de kosten voor de aanvullende werkzaamheden van MegaWare en de kosten die VanDaelen zelf heeft moeten maken voor het vaststellen en oplossen van de problemen). SoftCompany betoogt echter dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan. De laatste back-up dateert namelijk van 29 april 2016, wat volgens SoftCompany recent genoeg is. SoftCompany is bovendien van mening dat het later laten ingaan van de overeenkomst met MegaWare, voor rekening en risico van VanDaelen komt.

Beoordeling van het hof

Tekortschieten in de nakoming Volgens het hof diende SoftCompany op grond van de SLA de systemen zodanig te monitoren, dat de werking daarvan gegarandeerd werd. Dit brengt onder meer met zich mee dat SoftCompany een recente en volledige back-up voorhanden zou moeten hebben tot aan de dag waarop de SLA zou worden beëindigd (i.e. 21 juni 2019). In het onderhavige geval vond het hof een back-up van bijna twee maanden geleden te oud. Toerekenbaarheid SoftCompany betwist dat er een causaal verband bestaat tussen haar tekortkoming - i.e. geen recente en volledige back-up voorhanden hebben - en de door VanDaelen aangevoerde schadeposten. Volgens het hof bestaat er echter een causaal verband tussen het tekortschieten van SoftCompany en de verschillende schadeposten. Zo zou VanDaelen vanwege het ontbreken van een back-up ertoe gedwongen worden om het losgeld te betalen. Daarnaast acht het hof het voldoende aannemelijk dat VanDaelen in het kader van haar schadebeperkingsplicht de nodige uren heeft moeten spenderen – en dus kosten heeft moeten maken – voor het oplossen van de problemen die waren ontstaan door het ontbreken van de back-up. Het hof is echter ook van oordeel dat (een groot deel van) de schade die VanDaelen heeft geleden het gevolg is van feiten en omstandigheden die aan VanDaelen zelf kunnen worden toegerekend. VanDaelen heeft er namelijk zelf voor gekozen om het nieuwe contract met MegaWare pas zes weken na het einde van de SLA aanvang te laten vinden. Op het moment van de hack was SoftCompany al bijna een maand niet meer verantwoordelijk voor de beveiliging van de systemen. Vandaar dat het hof meent dat het feit dát VanDaelen was gehackt, ook in overwegende mate aan haarzelf kan worden toegerekend. Al deze punten tegen elkaar afgewogen, komt het hof tot de conclusie dat 2/3de van de schade die VanDaelen heeft geleden het gevolg is van feiten en omstandigheden die aan haarzelf zijn toe te rekenen. SoftCompany dient slechts 1/3de van de geleden schade te vergoeden.

Conclusie

Het hof bekijkt deze kwestie vanuit verschillende invalshoeken. Het hof hecht niet alleen belang aan het feit dat er geen mogelijkheid voor de gedupeerde bestond om stappen te ondernemen tegen (de nadelige gevolgen van) de ransomware-aanval, maar ook aan het feit dát er überhaupt een ransomware-aanval heeft kunnen plaatsvinden. Het laatste kan aan een gedupeerde worden toegerekend, indien deze ervoor kiest om de nieuwe onderhoud- en beheerovereenkomst niet direct in te laten gaan na de einddatum van de daaraan voorafgaande overeenkomst. [1] Hof Amsterdam 14 april 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1308 (Ransomware). [2] Namen zijn gefingeerd. [post_title] => Wie is aansprakelijk voor de schade na een ransomware-aanval? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wie-is-aansprakelijk-voor-de-schade-na-een-ransomware-aanval [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-25 12:30:50 [post_modified_gmt] => 2023-10-25 10:30:50 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28223 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 28640 [post_author] => 17 [post_date] => 2022-01-18 16:23:14 [post_date_gmt] => 2022-01-18 15:23:14 [post_content] => De per 1 januari 2021 ingevoerde WHOA is inmiddels ruim een jaar onderweg. Uit het debuutjaar van de WHOA zijn verschillende (praktijk)lessen te trekken. Een eerste belangrijke les uit die praktijk luidt: zorg dat u er op tijd bij bent. Timing is essentieel. Hoogste tijd voor een nieuw deel in onze blogreeks over de WHOA. Zie de links hieronder voor de eerste vier delen in deze reeks.

Liquide middelen

Het klinkt gezien de ontstane schuldenproblematiek wellicht vreemd, maar het sleutelingrediënt voor een geslaagd WHOA traject is geld. Er moet voldoende liquiditeit beschikbaar zijn om een WHOA traject in te gaan. Dat kan liquiditeit van de onderneming zelf zijn, maar dat kan ook om vreemd vermogen gaan. Dus extern aangetrokken liquiditeit. Niet alleen moet er financiering zijn van de akkoordpenningen – de aan de schuldeisers uit te betalen gedeeltes van hun openstaande vordering – maar er moet ook voldoende (werk)kapitaal zijn voor betaling van de (eventuele) herstructureringsdeskundige of observator, door hen in te schakelen derden zoals een accountant en natuurlijk de eigen adviseur(s). Bij elkaar opgeteld gaat dit om zeer serieuze bedragen. Dit is een onderschat element van de WHOA, vooral voor het MKB, zo blijkt ook uit terugkoppeling van WHOA-rechters.

Ga niet te lang door bij verliezen

In de praktijk hebben wij het afgelopen jaar meermaals met ondernemers gesproken die te laat hulp zoeken en in de veronderstelling zijn dat zij nog een beroep op de WHOA kunnen doen. De benodigde liquiditeit hebben zij echter in een eerder stadium al aangewend ter betaling van een deel van de schuld en daarmee zijn de kansen op een succesvol akkoord substantieel geslonken. Ook zien we dat er feitelijk geen enkele reële (her)financieringsmogelijkheid bestaat van een akkoord en/of de onderneming. De ondernemer is te lang doorgegaan met de dagelijkse, verlieslatende gang van zaken en heeft daarmee de vermogenspositie van de onderneming dusdanig uitgehold, dat deze in een feitelijke faillissementssituatie is komen te verkeren. BG.legal ziet kansen, maar uw adviseur heeft (helaas) geen toverstaf. Bij een dergelijke situatie is het niet mogelijk om te komen tot een succesvolle herstructurering. Gedurende het afgelopen jaar hebben wij klanten soms moeten mededelen dat een WHOA nu niet meer tot de mogelijkheden behoort, maar dat dit in een eerder stadium wellicht anders was geweest. Vaak volgt dan alsnog een faillissement. Een gewaarschuwd ondernemer telt voor twee: een adviesgesprek zal nooit te vroeg komen. U hebt immers zelf al een schuldenproblematiek vastgesteld en wellicht kan er nog op een andere wijze geherstructureerd worden. Een tweede belangrijke les uit de praktijk is namelijk dat de WHOA geen eenvoudig traject is. Rechters stellen hele hoge eisen aan de onderbouwing van het akkoord en het informeren van schuldeisers. De volgende blog zal over die praktijkles gaan. Vormt de WHOA wellicht ook een oplossing voor de schulden van uw onderneming? Of wordt u geconfronteerd met een partij die een WHOA-traject wil starten? Neem dan vrijblijvend contact met ons op. Deel I: De WHOA-procedure Deel II: De inhoud van het akkoord Deel III: De voorbereiding van het akkoord Deel IV: De observator en de herstructureringsdeskundige Deel VI: Goede voorbereiding is het halve werk/hele werk Dirk School [post_title] => Deel V: timing van een WHOA verzoek is essentieel [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => deel-v-timing-van-een-whoa-verzoek-is-essentieel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-03 15:45:06 [post_modified_gmt] => 2022-02-03 14:45:06 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=28640 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1318 [max_num_pages] => 132 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => c5d6955acd185451af02a4777a34b80c [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
De per 1 januari 2021 ingevoerde WHOA is inmiddels ruim een jaar onderweg. Uit het debuutjaar van de WHOA zijn verschillende (praktijk)lessen te trekken. Een eerste belangrijke les uit die...
Lees meer
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een factsheet gepubliceerd waarin wordt ingegaan op het door de overheid moeten bieden van gelijke kansen wanneer er sprake is van uitgifte...
Lees meer
Inleiding Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de vraag of huurders aanspraak kunnen maken op huurkorting vanwege de coronamaatregelen. Deze uitspraak volgt naar aanleiding van...
Lees meer
Ik ben opdrachtgever voor de bouw van een app. Een app is een stuk software. Voor de bouw schakel ik een app/software developer in. Ik geef aan wat de functionaliteiten...
Lees meer
Ziekenhuis aansprakelijk, fout OK-medewerkers of gebrekkig hulpmiddel? In 2017 heeft een patiënte een operatie ondergaan onder algehele narcose. Aan het eind van de operatie, terwijl patiënte nog onder narcose was,...
Lees meer
Oudjaarsavond staat voor veel Nederlanders in het teken van gezelligheid, vuurwerk, oliebollen en het aftellen naar het nieuwe jaar. Om klokslag twaalf uur zullen de eerste champagneflessen worden ontkurkt, waarbij...
Lees meer
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in een arrest over de inkoop van zorg geoordeeld dat zorgverzekeraar CZ verplicht is verder te onderhandelen met een zorgaanbieder en ook een betaalovereenkomst met deze...
Lees meer
De overheid begint steeds meer oog te krijgen voor toezicht op AI en het gebruik daarvan. Op ons kennisplatform over juridische aspecten van kunstmatige intelligentie (Artificial Intelligence) legalair.nl schreven we...
Lees meer
Door de nieuwe, verplichte bedrijfssluiting voor veel ondernemingen, kunnen (wederom) veel werknemers hun eigen werk niet uitvoeren. Voor werkgevers is het mogelijk om deze werknemers tijdelijk ander werk te kunnen...
Lees meer
Afgelopen jaren is de dreiging van ransomware wereldwijd toegenomen. Ook bij veel Nederlandse bedrijven en instellingen staat dit onderwerp hoog op de agenda. De schade die een ransomware-aanval kan veroorzaken...
Lees meer