WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 48
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 48
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] => all
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1465
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 470, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 32759
[post_author] => 19
[post_date] => 2022-11-02 10:39:32
[post_date_gmt] => 2022-11-02 09:39:32
[post_content] => De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft – niet onverwacht – vandaag een streep gezet door de zogenoemde ‘bouwvrijstelling’. Sinds 1 juli 2021 bevat de Wet natuurbescherming de bouwvrijstelling. De bedoeling daarvan was dat bij de vergunningverlening voor een project geen rekening hoefde te worden gehouden met de stikstofuitstoot van bepaalde bouwactiviteiten. Het werd hierdoor eenvoudiger om vergunningen te verlenen voor bouw- en infrastructurele projecten. Volgens de wetgever leidde de bouwvrijstelling niet tot aantasting van Natura 2000-gebieden dankzij een breder ‘robuust en effectief pakket aan maatregelen’.
Bouwvrijstelling
Maar deze bouwvrijstelling voldoet niet aan het Europese natuurbeschermingsrecht. Uit de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg volgt dat alleen toestemming voor een project mag worden gegeven als uit onderzoek blijkt dat zeker is dat individuele beschermde natuurgebieden daardoor geen schade oplopen. Dat is wat anders dan een beoordeling op een hoger schaalniveau waarvan de wetgever uitgaat. Verder volgt uit de rechtspraak van het Europese Hof dat een maatregelenpakket zoals de wetgever voorstelt alleen als onderbouwing gebruikt mag worden als die maatregelen ook echt zijn uitgevoerd en de verwachte voordelen daarvan vaststaan. Het pakket van maatregelen dat de wetgever heeft gebruikt als onderbouwing om de bouwvrijstelling in de Wet natuurbescherming op te nemen, voldoet daar niet aan. Het overgrote deel van de maatregelen is namelijk nog niet uitgevoerd.
Betekent dit een bouwstop?
Betekent dit dat er dan niet meer gebouwd mag worden? Vaststaat dat de bouwvrijstelling in ieder geval niet meer gebruikt kan worden. Dat betekent dat per project zal moeten worden beoordeeld of het project in overeenstemming is met de Wet natuurbescherming en een passende beoordeling moet worden gemaakt.
Deze uitspraak is de volgende in een reeks van uitspraken over de stikstofdepositie en gebiedsbescherming.
BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Heeft u een vraag over stikstof of milieukwesties? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
[post_title] => BOUWVRIJSTELLING VAN DE BAAN
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bouwvrijstelling
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-11-02 12:23:49
[post_modified_gmt] => 2022-11-02 11:23:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32759
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 32707
[post_author] => 68
[post_date] => 2022-10-27 13:39:49
[post_date_gmt] => 2022-10-27 11:39:49
[post_content] => De gele hogedrukreinigers van Kärcher of de paarse chocoladerepen van Milka. Beide ondernemingen zijn erin geslaagd om een kleurmerk te verkrijgen. Dit houdt in dat deze ondernemingen enkel met een kleur of kleurcombinatie hun waren en diensten weten te onderscheiden van die van andere ondernemingen. Ook wilde het Duitse Magnetec GmbH (hierna: Magnetec) een lichtblauwe kleur als merk registeren, alleen het Europees Bureau voor het Intellectueel Eigendomsrecht (EUIPO) weigerde deze inschrijving. In deze blog lees je waarom deze beslissing van het EUIPO alsnog is teruggedraaid.
Voorwaarden voor het verkrijgen van een kleurmerk
Hoewel verschillende bedrijven een kleur succesvol als merk hebben geregistreerd, blijkt dit in de praktijk geen gemakkelijke taak te zijn. Een voorwaarde voor merkrechtelijke bescherming is dat het teken onderscheidend vermogen heeft bij het relevante publiek. Een kleur zal niet zomaar onderscheidend vermogen verkrijgen, aangezien hiervoor vaak ‘inburgering’ nodig is. Dit houdt in dat die kleur of kleurencombinatie langdurig en veelvuldig gebruikt is, zodat het relevante publiek de kleur is gaan herkennen als producten afkomstig van een bepaalde onderneming.
In de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) is bevestigd dat een kleur – mits ingeburgerd – geschikt kan zijn als merk.[1] Wel is daarbij van belang dat bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen rekening moet worden gehouden met het algemeen belang, en dat de beschikbaarheid van kleuren niet ongerechtvaardigd wordt beperkt voor de andere marktdeelnemers die soortgelijke waren en diensten aanbieden. Daarnaast moet de kleur aangeduid worden met een internationaal erkende kleurcode.
Wat ging eraan vooraf?
In de huidige zaak heeft Magnetec in 2019 geprobeerd onderstaande kleur (RAL 5012) als EU-merk te registreren. Deze merkaanvraag werd uiteindelijk afgewezen.[2] Het EUIPO was namelijk van oordeel dat sprake was van een gebrek aan onderscheidend vermogen van de kleur ten aanzien van de waren en diensten waarvoor merkbescherming werd gezocht. Magnetec wendde zich om die reden tot het HvJEU.
Oordeel van het HvJEU
In de onderhavige zaak wordt eerst door het HvJEU vastgesteld dat het merk is aangevraagd voor waren in klassen 6 en 9. De kwestie centreerde zich op de vraag wie ten aanzien van die klassen tot het relevante publiek gerekend moest worden. Het onderscheidend vermogen van een (kleur)merk moet immers beoordeeld worden ten opzichte van de waren en/of diensten, gelet op de perceptie van het relevante publiek.
De waren van klasse 9 waar het merk opziet, is aangevraagd voor magnetische kernen voor elektromagnetische en elektrische afscherming. Deze onderdelen worden geïnstalleerd in grotere machines of (windkracht)installaties. Deze waren worden volgens het EUIPO aangeschaft door professionals die oplettend te werk gaan en beschikken over technische kennis op het gebied van electrical engineering. Wat betreft de waren van klasse 6 (onedele metalen en hun legeringen etc.), stelt het EUIPO zich op het standpunt dat die goederen zich richten op een breder publiek dan een professioneel publiek met specialistische kennis op het gebied van elektronica. Magnetec is echter van mening dat alle waren in kwestie worden aangeschaft door een selecte groep professionals, en dit dus ook het relevante publiek vormt ter bepaling van het onderscheidend vermogen.
Het HvJEU kwam tot het oordeel dat het EUIPO in de huidige zaak heeft nagelaten om het relevante publiek deugdelijk te definiëren ten aanzien van alle waren van klasse 6 en 9. Het EUIPO heeft immers niet omschreven wie het relevante publiek is voor de waren van klasse 6, en de andere waren dan magnetische kernen van klasse 9. Nu het EUIPO slechts heeft bepaald wie het relevante publiek is voor de magnetische kernen, heeft het EUIPO haar motiveringsplicht geschonden. De bestreden beslissing is om die reden nietig.
Conclusie
In dit recente arrest bevestigt het HvJEU wederom dat een kleurmerk niet snel voldoet aan het vereiste van het onderscheidend vermogen. Hiervoor is vrijwel altijd noodzakelijk dat inburgering heeft plaatsgevonden. Echter, deze zaak leert ons ook dat het onderscheidend vermogen niet abstract moet worden beoordeeld, maar dat juist concreet naar het relevante publiek in een bepaalde situatie moet worden gekeken. Dit zal dus uiteindelijk de beslissende factor zijn in de beoordeling van het onderscheidend vermogen, en daarmee dus ook de geldigheid van het kleurmerk.
Meer weten?
BG.legal registreert merken. Heeft u een vraag over kleurmerken of het merkenrecht in het algemeen? Neem vrijblijvend contact op met een van onze IE specialisten: Jos van der Wijst, Mustafa Kahya en Britt van den Branden.
[1] HvJ EG 6 mei 2003, zaak C-104/01 (Libertel).
[2] HvJ EU 5 oktober 2022, zaak T-18/21 (Magnetec GmbH / EUIPO).
[post_title] => De bescherming van kleurmerken en het relevante publiek
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-bescherming-van-kleurmerken-en-het-relevante-publiek
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-27 13:49:53
[post_modified_gmt] => 2022-10-27 11:49:53
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32707
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 32664
[post_author] => 17
[post_date] => 2022-10-26 14:19:55
[post_date_gmt] => 2022-10-26 12:19:55
[post_content] => In onze praktijk zien we vaak dat er, al dan niet terecht, wordt gedreigd met het aansprakelijk stellen van de bestuurder in privé in zaken waar de schuldeiser een vordering heeft op een B.V. Dit speelt ook een rol bij zogenaamde inbreukzaken, bijvoorbeeld wanneer een B.V. inbreuk maakt op een octrooi, auteursrecht of ander recht van intellectueel eigendom.
Treft de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt
De hoofdregel luidt dat uitsluitend de B.V., als inbreukmakende partij, aansprakelijk is voor schade die voortvloeit uit het onrechtmatig handelen. Uitgangspunt is dus dat een bestuurder niet aansprakelijk is voor de schulden van de B.V., waarvan hij of zij bestuurder is. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan van dat uitgangspunt worden afgeweken. Op grond van artikel 6:162 BW (de onrechtmatige daad) kan een bestuurder in privé aansprakelijk zijn, indien hem of haar een persoonlijk en een voldoende ernstig verwijt gemaakt kan worden van het ontstaan van de situatie (lees: de normschending). Of daar sprake van is, hangt af van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval.
‘Bestuurdersvriendelijk’ toetsen
Er mag niet (te) snel worden geconcludeerd tot bestuurdersaansprakelijkheid. De Hoge Raad heeft in het verleden al eens geoordeeld dat “die hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen” (Hoge Raad, 20 juni 2008, NJ 2009,21). Wij willen als maatschappij dus niet enkel defensieve bestuurders, die hun handelen laten gijzelen door risico’s.
De Hoge Raad kwam (in het arrest Ontvanger/Roelofsen) met het criterium dat het handelen van de bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Maar hoe wordt dit verwijt ingekleed bij inbreukzaken op IE-rechten? Betreft het handelen van de bestuurder zelf of gaat het om zijn personeel? Was hij op de hoogte of behoorde hij op de hoogte te zijn van zowel de inbreuk zelf als de regelgeving en de rechtspositie van de IE-rechthebbende? En vergen de belangen van de auteursrechthebbende een dergelijk ingrijpen wel? Is de bestuurder al gewaarschuwd of in een eerder stadium gesommeerd te staken? Dat zijn belangrijke vragen om een dergelijk persoonlijk ernstig verwijt in te kleuren in het geval inbreuk wordt gemaakt door een B.V. Hierbij geldt wel dat de rechter terughoudend is met bestuurdersaansprakelijkheid en zich niet mag laten leiden door ‘hindsight bias’, de zogenaamde kennis achteraf. Getoetst moet worden of de gedragingen of het nalaten daarvan op dát moment redelijk waren of dat geen redelijk denkend bestuurder zo zou hebben gehandeld. Het gaat niet om de vraag hoe die keuzes achteraf zijn uitgepakt.
Tweede grondslag: op de persoon van de bestuurder rustende zorgvuldigheidnorm jegens derden
Tot slot heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 23 november 2012 (NJ 2013, 302) geoordeeld dat een bestuurder van een vennootschap ook onrechtmatig kan handelen wanneer hij in strijd heeft gehandeld met een op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsnorm jegens een benadeelde. Dit is in dat geval dus een onrechtmatige daad van de bestuurder, rechtstreeks aan de benadeelde. En niet via de vennootschap. Voor een dergelijke aansprakelijkheid van een bestuurder – die berust op een van de bestuurlijke taak losstaande zorgvuldigheidsnorm – gelden de gewone regels van onrechtmatige daad.
In jurisprudentie wordt met dit leerstuk erg casuïstisch omgegaan, zodat het zeer belangrijk is u hierover goed te laten voorlichten, wanneer u hiermee geconfronteerd wordt of juist een bestuurder zou willen aansprakelijk stellen. Hieronder volgen nog enkele willekeurige voorbeelden uit de lagere rechtspraak om te laten zien hoe gedragingen van een bestuurder gewogen worden:
Wel inbreuk, geen persoonlijke aansprakelijkheid (ECLI:NL:RBMNE:2022:1054, r.o 3.32)
Wel inbreuk, geen persoonlijke aansprakelijkheid (ECLI:NL:RBOBR:2019:2310 r.o 4.18)
Wel inbreuk, wel persoonlijke aansprakelijkheid (ECLI:NL:RBDHA:2013:19716)
[post_title] => Inbreuk op IE-recht? Let op bestuurdersaansprakelijkheid
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => inbreuk-op-ie-recht-let-op-bestuurdersaansprakelijkheid
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-26 14:19:55
[post_modified_gmt] => 2022-10-26 12:19:55
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32664
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 32639
[post_author] => 16
[post_date] => 2022-10-26 09:14:16
[post_date_gmt] => 2022-10-26 07:14:16
[post_content] => Een zorgmedewerkster loopt psychische klachten op na agressie van bewoners van de zorginstelling. De werkneemster claimt bij de zorginstelling.
Het gebeuren
Twee bewoners van de zorginstelling hebben een handgemeen gehad. De zorgmedewerkster stelt dat de agressie van beide bewoners ook tegen haar was gericht. De psychische klachten van de werkneemster vloeien hieruit voort en niet zozeer uit alleen de waarneming van het gevecht. Zij geeft aan dat zij aan de haren is getrokken, op de grond geduwd, gekrabd en gebeten werd. Haar verklaringen zijn echter niet consistent.
De zorgmedewerkster stelt zich op het standpunt dat zij schade heeft geleden in de uitoefening van haar werk en spreekt de zorginstelling aan.
Kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat de werkneemster niet geslaagd is in het bewijs van haar stelling.
- Het is onvoldoende duidelijk wat er nu precies is gebeurd. Er waren geen getuigen. De werkneemster heeft wellicht zelf verklaard. Dit is een zgn. partijgetuigenverklaring. Een dergelijke verklaring kan strekken tot aanvullend bewijs. De kantonrechter oordeelt echter dat de tegenstrijdige verklaringen van de werkneemster
niet kunnen dienen als aanvullend bewijs.
- Zelfs indien vaststaat dat het incident is gebeurd zoals de werkneemster stelt dan nog is zij niet geslaagd in de bewijslevering. Het is niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de psychische klachten zijn veroorzaakt door het voorval. Weliswaar wordt het voorval genoemd in diverse rapportages van huisarts en GZ psycholoog. Echter een zelfstandig oordeel van de behandelaren
ontbreekt. Een mogelijk causaal verband tussen de klachten en het incident ontbreekt.
Volgens de kantonrechter heeft de werkneemster niet bewezen dat zij schade heeft geleden in de uitoefening van haar werk en wijst de vorderingen van de werkneemster af.
Conclusie
In deze kwestie struikelt de vordering o.a. op het causaal verband. De psychische klachten worden wel erkend door de kantonrechter. Er volgt nl. consequent uit de medische rapportages dat de werkneemster kampt met ernstige psychische problematiek. Dat deze problematiek te maken heeft met het incident is niet bewezen, aldus de kantonrechter. Dit wordt alleen gesteld door de werkneemster en overgenomen door de huisarts en psycholoog. Een zelfstandig oordeel van de huisarts en psycholoog ontbreken. In het voordeel van de werkneemster was het dan ook beter geweest haar vordering te onderbouwen met oordelen uit de behandelend sector. Beter nog een onafhankelijke expertise waarin duidelijke antwoorden komen over de relatie tussen de klachten en het incident.
Volledige uitspraak ECLI:NL:RBROT:2022:6088
[post_title] => Psychische klachten zorgmedewerker
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => psychische-klachten-zorgmedewerker
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-26 09:36:51
[post_modified_gmt] => 2022-10-26 07:36:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32639
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 32613
[post_author] => 39
[post_date] => 2022-10-21 09:39:40
[post_date_gmt] => 2022-10-21 07:39:40
[post_content] => In diverse blogs hebben wij geschreven over de huisvesting van arbeidsmigranten, het belang van het bestemmingsplan en het wonen/woning begrip. In de praktijk komt het geregeld voor dat arbeidsmigranten in wisselende samenstelling voor (zeer) korte duur gehuisvest worden. In dit blog licht ik toe waarom u daarmee dient op te passen.
Het wonen/woning begrip
Bij de vraag of u arbeidsmigranten in een woning mag huisvesten speelt de begripsbepaling in het geldende bestemmingsplan een belangrijke rol.
In veel recentere bestemmingsplannen vindt u terug dat het wonen in de woning slechts is toegestaan voor één huishouden. Uit vaste rechtspraak volgt dat arbeidsmigranten niet snel als één huishouden kan worden gezien, waardoor kort gezegd het huisvesten van arbeidsmigranten in die woning niet is toegelaten.
In verschillende oudere bestemmingsplannen komen wij nog geregeld het begrip ‘wonen’ tegen. Indien het begrip ‘wonen’ niet nader is uitgewerkt in het bestemmingsplan, en er geen link is gelegd met het begrip wonen, dan geldt volgens vaste rechtspraak dat verschillende vormen van wonen, waaronder de huisvesting van arbeidsmigranten, is toegelaten. Een meer diepgaande uitleg over dit onderscheid kunt u onder meer teruglezen in dit blog.
Wanneer is er sprake van wonen?
Als uit het bestemmingsplan volgt dat er diverse vormen van wonen – waaronder dus ook arbeidsmigranten – is toegelaten, dan bent u er echter nog niet. Is het huisvesten van arbeidsmigranten wel in alle omstandigheden gelijk te stellen met wonen?
Onze hoogste bestuursrechter is van oordeel dat er pas sprake is van wonen indien een bepaalde vorm van verblijf een zekere mate van duurzaamheid kent.[1] Van belang is dan wanneer er sprake is van een duurzaam karakter.
Uit rechtspraak volgt dat gekeken moet worden naar alle relevante omstandigheden en er een vergelijking moet worden gemaakt met een logiesfunctie (recreatief gebruik). Relevante omstandigheden hierbij kunnen onder meer zijn in hoeverre de bewoners geheel zelfvoorzienend zijn (daaronder begrepen een eigen keuken, badkamer, wasaansluiting)[2] en de duur van het verblijf[3].
Met name de duur van het verblijf kan tot problemen leiden bij het huisvesten van arbeidsmigranten. Hoewel onze hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat aan een verblijf korter dan zes maanden niet zonder meer het woonkarakter kan worden ontzegd, bestaat er een risico dat dit kan worden opgevat als logies (short stay). De wisselende samenstellingen en variërende duur van enkele weken tot enkele maanden kan hierbij relevant zijn. Ook hierbij geldt dat eventuele duiding van begrippen als ‘logies’, ‘recreatiewoning’ en ‘short stay’ in het geldende bestemmingplan of gemeentelijk beleid relevant kunnen zijn.[4]
Als verhuurder is het van belang om hier bij het aanbieden van een woning (of een deel daarvan) aan arbeidsmigranten of een tussenpersoon/uitzendbureau rekening mee te houden en in de relatie tot de huurder of tussenpersoon in de huurovereenkomst goede afspraken te maken over de aard en de duur van het verblijf.
Wij kunnen in dit kader voor u meedenken en ervoor zorgen dat de huurovereenkomst op uw behoeften is afgestemd. Daarnaast kunnen wij tegen een vast bedrag screenen of het bestemmingsplan huisvesting van arbeidsmigranten überhaupt toelaat. Neemt u gerust vrijblijvend contact op.
[1] Zie onder meer: ECLI:NL:RVS:2008:BC7589 en ECLI:NL:RVS:2013:1633
[2] Zie: ECLI:NL:RVS:2022:2072 en ECLI:NL:RVS:2020:2206
[3] Zie : ECLI:NL:RVS:2013:1633
[4] Zie: ECLI:NL:RVS:2020:588
[post_title] => Huisvesting arbeidsmigranten: pas op met kortdurend verblijf!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => huisvesting-arbeidsmigranten-pas-op-met-kortdurend-verblijf
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-21 09:39:40
[post_modified_gmt] => 2022-10-21 07:39:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32613
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 32570
[post_author] => 26
[post_date] => 2022-10-20 16:00:00
[post_date_gmt] => 2022-10-20 14:00:00
[post_content] => Wie stelt een vordering op een ander te hebben, moet dit heel concreet onderbouwen. Dat merkte een schuldeiser die werd opgezadeld met een tweede pandrecht en beweerde daardoor schade te hebben geleden.
Een bestuurder van een besloten vennootschap (bv) leent 150.000 euro. Tot zekerheid van de terugbetaling verstrekt hij een eerste pandrecht op de voorraden en inventaris van het bedrijf. Van terugbetaling komt het niet meer: de bv gaat failliet. De schuldeiser stapt naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Daar blijkt dat de bestuurder de voorraden en inventaris al eerder had verpand aan de bank. Door toe te zeggen dat de schuldeiser een eerste pandrecht kreeg – wat de bestuurder niet kon waarmaken – heeft de schuldeiser schade geleden, zo stelt zij.
Beklamelcriterium
De vraag is of de bestuurder voor dit handelen persoonlijk aansprakelijk is. Dat is alleen het geval als hem persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Indien de bestuurder namens de bv een verbintenis aangaat en die niet nakomt, kan hij persoonlijk aansprakelijk zijn als hij wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de bv niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Dit heet het Beklamelcriterium.
Tweede pandrecht
Volgens het hof gaat de bestuurder vrijuit. Ja, het ging om een tweede pandrecht. De schuldeiser kon, nu de bestuurder de lening niet terugbetaalde, de voorraden en inventaris niet verkopen, omdat de bank het eerste recht daarop had. Maar daar gaat het in de kern niet om. De vraag is: wist de bestuurder dat de schuldeiser schade zou lijden nu het ging om een tweede pandrecht? Dát had de schuldeiser moeten bewijzen, en dat heeft hij niet gedaan. Het feit dat de schuldeiser geen eerste maar tweede pandrecht heeft verkregen, betekent nog niet dat deze daardoor schade lijdt. Daarvan is pas sprake als de bv de geldlening niet terugbetaalt en geen verhaal biedt. De schuldeiser had dus concreet moeten stellen en bewijzen dat de bestuurder wist of behoorde te weten dat de bv haar verplichtingen uit hoofde van de geldlening niet zou nakomen en daarvoor ook geen verhaal zou bieden.
Stelplicht
De schuldeiser beweert dat de bv ten tijde van de geldlening in financiële problemen zat (waardoor de bestuurder had kunnen weten dat hij de lening niet kon aflossen), maar onderbouwt dit niet. Nu de schuldeiser niet heeft voldaan aan haar stelplicht, kan er niet van worden uitgegaan dat de schade die zij stelt te hebben geleden door het niet verkrijgen van een eerste pandrecht voorzienbaar was op het moment dat de bestuurder de verplichting tot het vestigen van dit pandrecht zou zijn aangegaan. Dat leidt ertoe dat de bestuurder niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor deze schade.
Wanneer u vragen heeft kunt u contact opnemen met de sectie insolventierecht.
[post_title] => Bestuurdersaansprakelijkheid moet heel precies worden onderbouwd
[post_excerpt] => Wie stelt een vordering op een ander te hebben, moet dit heel concreet onderbouwen. Dat merkte een schuldeiser die werd opgezadeld met een tweede pandrecht en beweerde daardoor schade te hebben geleden.
Een bestuurder van een besloten vennootschap
[post_status] => publish
[comment_status] => closed
[ping_status] => closed
[post_password] =>
[post_name] => bestuurdersaansprakelijkheid-moet-heel-precies-worden-onderbouwd
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-20 16:20:58
[post_modified_gmt] => 2022-10-20 14:20:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://im-50780
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 32571
[post_author] => 10
[post_date] => 2022-10-17 11:32:58
[post_date_gmt] => 2022-10-17 09:32:58
[post_content] => Het in strijd met de Jeugdwet geen gunningscriterium op grond van EMVI opnemen leidt tot het intrekken van de aanbestedingsprocedure.
Jeugdwet en gunningscriterium
Tot 1 juli 2022 gold in artikel 2.11 lid 2 Jeugdwet de verplichting een gunningscriterium op grond van EMVI (economisch meest voordelige inschrijving) te hanteren. Per 1 juli 2022 staat deze verplichting niet meer in de Jeugdwet.
Casus
Een aantal gemeenten in Zuid-Limburg werkt samen op het gebied van de inkoop van jeugdhulp en publiceert op 12 mei 2022 een aanbestedingsleidraad voor onder meer ambulante jeugdhulp behandeling. Hierin is geen gunningscriterium op grond van EMVI opgenomen.
Een zorgaanbieder die weliswaar niet inschrijft omdat zij niet voldoet aan de gestelde geschiktheidseisen, start een kort geding omdat er in strijd met de wet geen gunningscriterium op grond van EMVI is gehanteerd. De gemeente Maastricht (fungerend als centrumgemeente voor de gezamenlijke inkoop van jeugdzorg) betoogt dat omdat de aanbestedingsprocedure niet is afgerond voordat de nieuwe wet in werking is getreden, er geen grond is voor intrekking van de aanbestedingsprocedure.
Oordeel van de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter volgt de gemeente hierin niet. De wetgever heeft geen overgangsrecht geformuleerd en de bewuste wijziging van de Jeugdwet heeft dus geen terugwerkende kracht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het nieuwe artikel slechts geldt “voor aanbestedingsprocedures die op of na de inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel zullen starten”.
Daarnaast, de voorzieningenrechter overweegt dat weliswaar de plicht om te gunnen op basis van het EMVI-criterium is komen te vervallen, maar dat het maar de vraag is of dat per definitie betekent dat artikel 2.11 lid 2 Jeugdwet voor deze aanbesteding betekenisloos is geworden. Als de gemeente zou worden gevolgd in de stelling van de gemeente dat eiseres geen belang heeft bij de vorderingen tot intrekking en heraanbesteding, omdat dan dezelfde aanbesteding in de markt wordt gezet en de aanbestedingsprocedure zou voortduren, zou dat betekenen dat eiseres – en eventuele andere potentiële inschrijvers – de mogelijkheid zou worden ontnomen om de aanbesteding te toetsen aan het nieuwe artikel 2.11 lid 2 Jeugdwet .
Conclusie
De gemeente dient dus over te gaan tot intrekking van de aanbestedingsprocedure Ambulante Jeugdhulp Behandeling en voor zover zij dat nog wenst, heraanbesteding van de opdracht.
Voor de volledige uitspraak zie rechtspraak.nl
[post_title] => Geen gunningscriteria aanbesteding jeugdzorg: toch strijd met Jeugdwet (oud)
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => geen-gunningscriteria-aanbesteding-jeugdzorg-toch-strijd-met-jeugdwet-oud
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-17 11:39:16
[post_modified_gmt] => 2022-10-17 09:39:16
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32571
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 32507
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-10-14 10:08:31
[post_date_gmt] => 2022-10-14 08:08:31
[post_content] => Op 7 oktober 2022 heeft president Biden de ‘Executive Order on Enhancing Safeguards for United States Signals Intelligence Activities’ (hierna: ‘E.O.’) ondertekend. In de E.O. worden de stappen omschreven die de VS zal nemen om uitvoering te geven aan het Trans-Atlantic Data Privacy Framework (hierna: ‘TADPF’), hetgeen de overdracht van persoonsgegevens tussen de EU en VS weer mogelijk zou moeten maken.
In deze blog zullen enkele hoofdlijnen uit de E.O. nader worden toegelicht.
Inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: ‘HvJEU’) heeft bepaald dat men niet zonder meer persoonsgegevens mag delen met de VS, aangezien de verstrekkende surveillance wet- en regelgeving geen adequaat beschermingsniveau voor de privacy van EU-burgers kan garanderen.[1]
Vandaar dat de E.O. aanvullende, bindende waarborgen in het leven roept voor Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Zo mogen opsporingsactiviteiten enkel worden verricht ter verwezenlijking van welbepaalde, nationale veiligheidsdoelstellingen. Daarnaast dient het verrichten van de desbetreffende opsporingshandeling proportioneel en noodzakelijk te zijn.
De E.O. stelt niet alleen eisen aan het verrichten van opsporingshandelingen, maar ook aan het verwerken van de persoonsgegevens die daarmee zijn verzameld. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van juridische toezichthouders en compliance officers worden bijvoorbeeld verder uitgebreid, zodat zij passende maatregelen kunnen treffen wanneer bepaalde privacy wet- en regelgeving niet wordt nageleefd.
Tot slot, worden inlichtingen- en veiligheidsdiensten verplicht om hun beleidsdocumenten en procedures aan te passen, zodat zij aan de voornoemde eisen en waarborgen kunnen voldoen.
Multi-layer mechanism
In de E.O. wordt eveneens bepaald dat er een tweeledige rechtsingang zal worden opgezet, waar EU-burgers terecht kunnen met hun klachten over de ongeoorloofde verzameling/verwerking van (persoons)gegevens door Amerikaanse autoriteiten. De volgende personen/instanties worden in de E.O. genoemd:
I. The Civil Liberties Protection Officer (CLPO)
De CLPO kan een verkennend onderzoek instellen naar in aanmerking komende klachten. De CLPO zal in dergelijke gevallen toetsen of de waarborgen uit de E.O. of andere toepasselijke Amerikaanse (privacy)wet- en regelgeving zijn geschonden. Mocht uit het onderzoek blijken dat dit het geval is, dan kan de CLPO eveneens sancties opleggen. De besluiten van de CLPO zijn bindend voor Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Zij kunnen het besluit echter wel ter toetsing voorleggen aan de hiernavolgende instantie.
II. The Data Protection Review Court (DPRC)
De DPRC kan op verzoek van een betrokkene of inlichtingen-/veiligheidsdienst een besluit van de CLPO toetsen. Het oordeel van de DPRC is bindend.
Onafhankelijkheid van de DRPC wordt op verschillende manieren gewaarborgd. Zo worden er enkel rechters benoemd die niet werkzaam zijn voor de Amerikaanse overheid. Daarnaast genieten deze rechters bescherming tegen schorsing en ontslag.
Wat zijn de volgende stappen?
Deze waarborgen bieden een basis voor de Europese Commissie (EC) om een adequaatheidsbesluit te nemen met betrekking tot de VS. Een dergelijk voorstel moet echter eerst een goedkeuringsprocedure doorlopen, waarbij eveneens het advies van het Europees Comité voor Gegevensbescherming (European Data Protection Board – EDPB) wordt ingewonnen. Indien alle stakeholders groen licht hebben gegeven, kan het besluit definitief worden genomen. Het uitwisselen van persoonsgegevens tussen de EU en VS zou dan – onder bepaalde voorwaarden – weer mogelijk kunnen zijn.
Wij zullen u op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen. Mocht u in de tussentijd vragen hebben over het delen van persoonsgegevens met landen buiten de Europese Economische Ruimte (EER), neem dan contact op.
[1] HvJEU 16 juli 2020, ECLI:EU:C:2020:559 (Schrems II)
[post_title] => President Biden ondertekent executive order over gegevensuitwisseling tussen de EU en VS
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => president-biden-ondertekent-executive-order-over-gegevensuitwisseling-tussen-de-eu-en-vs
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-25 12:16:39
[post_modified_gmt] => 2023-10-25 10:16:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32507
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 32525
[post_author] => 67
[post_date] => 2022-10-12 09:36:29
[post_date_gmt] => 2022-10-12 07:36:29
[post_content] => Inleiding
Partijen nemen meestal een cessieverbod met goederenrechtelijke werking in hun contracten op. Het gevolg daarvan is dat vorderingen over en weer niet aan derden kunnen worden overgedragen. Dat is wenselijk, omdat partijen dan niet onverwachts kunnen worden geconfronteerd met een andere partij en duidelijk is aan wie bevrijdend betaald kan worden.
Tot voor kort was onduidelijk of een cessieverbod met goederenrechtelijke werking ook tot gevolg had dat partijen op vorderingen geen pandrecht meer konden vestigen. De Hoge Raad heeft hierover in zijn arrest van 1 juli 2022 duidelijkheid geschapen.
Goederenrechtelijk cessieverbod = verpandingsverbod
De Hoge Raad overweegt dat een pandrecht gevestigd kan worden op alle goederen die voor overdracht vatbaar zijn. Als gevolg hiervan kan volgens de Hoge Raad geen pandrecht worden gevestigd op een vordering die niet voor overdracht vatbaar is. De Hoge Raad sluit met zijn oordeel aan bij het systeem van het Burgerlijk Wetboek. Heel verassend is het oordeel van de Hoge Raad dan ook niet, maar voor de praktijk is het wel van belang om hierover duidelijkheid te hebben.
Praktijklessen
Als partijen willen uitsluiten dat vorderingen over en weer verpand kunnen worden, dan kan volstaan worden met een goederenrechtelijk cessieverbod. Voor financiers (met pandrechten op vorderingen) is van belang dat zij hier scherp op, want dergelijke verboden kunnen dus grote gevolgen hebben voor de waarde van hun zekerheden.
[post_title] => Goederenrechtelijk cessieverbod leidt ook tot onverpandbaarheid vordering
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => goederenrechtelijk-cessieverbod-leidt-ook-tot-onverpandbaarheid-vordering
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-10-20 14:12:10
[post_modified_gmt] => 2022-10-20 12:12:10
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32525
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 32375
[post_author] => 6
[post_date] => 2022-10-03 16:21:14
[post_date_gmt] => 2022-10-03 14:21:14
[post_content] => Veel ondernemers zien kansen in het buitenland en willen graag weten hoe ze die kansen zo optimaal mogelijk kunnen benutten met zo min mogelijk risico. Wat veel ondernemers helaas nog niet weten is dat daarvoor een subsidie is welke verstrekt wordt door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De Support International Business (SIB) subsidie helpt MKB-ondernemingen om zakelijke kansen in een specifiek buitenland te vergroten door een deel van de kosten te vergoeden.
Om aanspraak te kunnen maken op de subsidie dient u aan een aantal voorwaarden te voldoen. Allereerst moet het gaan om een MKB-onderneming uit Nederland (of Aruba, Curaçao, Sint Maarten). Of uw onderneming kwalificeert als een MKB-onderneming kunt u toetsen aan de hand van de mkb-toets van de Europese Commissie. Daarnaast heeft u reeds een eigen product of dienst welke u op de markt wilt brengen van een specifiek land buiten Nederland (of Aruba, Curaçao, Sint Maarten), het doelland. Op basis van de activiteiten waarvoor u een subsidie kunt krijgen moet dan ook werkelijke blijk bestaan om een stap naar het buitenland te willen zetten.
Er zijn verschillende activiteiten waar u subsidie voor kunt krijgen binnen de SIB. Te weten:
SIB Collectieve activiteit
- U trekt samen met andere ondernemingen op voor een missie of beurs in het doelland ten behoeve van promotie van uw product of dienst.
SIB Individuele beursdeelname
- Promotie van uw product of dienst bij mogelijke klanten in uw doelland terwijl u met uw eigen bedrijf individueel meedoet aan een beurs in het doelland.
SIB Marktentree
- U gaat met behulp van een lokale expert nieuwe activiteiten opzetten in het doelland.
SIB Coaching
- Door de hulp in te schakelen van een coach leert u hoe u de uitvoer naar het doelland het beste organiseert.
SIB Kennis en vaardigheden
- U schakelt een expert in welke kennis heeft van bijvoorbeeld de juridische of fiscale situatie van het doelland. Dat kan ook een marktonderzoek zijn over de voor u relevante sector of het volgen van trainingen.
SIB Alternatieve markten
- Voor MKB-ondernemingen welke getroffen zijn door de oorlog in Oekraïne of de sancties tegen Rusland en de daaruit volgende handelsbeperkingen kunnen met behulp van deze subsidie op zoek gaan naar vervangende markten voor hun activiteiten.
Voor meer informatie kijkt u op de
website van de SIB.
BG.legal heeft de nodige kennis van
internationaal ondernemen, zowel in Europa als daarbuiten. Daarnaast hebben wij partners in vele verschillende landen welke u kunnen helpen indien wij daar zelf niet in kunnen voorzien. Mocht u interesse hebben in het onderzoeken van activiteiten in het buitenland dan kunt u altijd contact met ons opnemen. Onze
experts helpen u graag.

[post_title] => Denkt u na over internationaal ondernemen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => denkt-u-na-over-internationaal-ondernemen-2
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-03 10:58:05
[post_modified_gmt] => 2024-06-03 08:58:05
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32375
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 32759
[post_author] => 19
[post_date] => 2022-11-02 10:39:32
[post_date_gmt] => 2022-11-02 09:39:32
[post_content] => De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft – niet onverwacht –
vandaag een streep gezet door de zogenoemde ‘bouwvrijstelling’. Sinds 1 juli 2021 bevat de Wet natuurbescherming de bouwvrijstelling. De bedoeling daarvan was dat bij de vergunningverlening voor een project geen rekening hoefde te worden gehouden met de
stikstofuitstoot van bepaalde bouwactiviteiten. Het werd hierdoor eenvoudiger om vergunningen te verlenen voor bouw- en infrastructurele projecten. Volgens de wetgever leidde de bouwvrijstelling niet tot aantasting van Natura 2000-gebieden dankzij een breder ‘robuust en effectief pakket aan maatregelen’.
Bouwvrijstelling
Maar deze bouwvrijstelling voldoet niet aan het Europese natuurbeschermingsrecht. Uit de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg volgt dat alleen toestemming voor een project mag worden gegeven als uit onderzoek blijkt dat
zeker is dat individuele beschermde natuurgebieden daardoor geen schade oplopen. Dat is wat anders dan een beoordeling op een hoger schaalniveau waarvan de wetgever uitgaat. Verder volgt uit de
rechtspraak van het Europese Hof dat een maatregelenpakket zoals de wetgever voorstelt alleen als onderbouwing gebruikt mag worden als die maatregelen ook echt zijn uitgevoerd en de verwachte voordelen daarvan vaststaan. Het pakket van maatregelen dat de wetgever heeft gebruikt als onderbouwing om de bouwvrijstelling in de Wet natuurbescherming op te nemen, voldoet daar niet aan. Het overgrote deel van de maatregelen is namelijk nog niet uitgevoerd.
Betekent dit een bouwstop?
Betekent dit dat er dan niet meer gebouwd mag worden? Vaststaat dat de bouwvrijstelling in ieder geval niet meer gebruikt kan worden. Dat betekent dat per project zal moeten worden beoordeeld of het project in overeenstemming is met de
Wet natuurbescherming en een passende beoordeling moet worden gemaakt.
Deze uitspraak is de volgende in een reeks van uitspraken over de
stikstofdepositie en gebiedsbescherming.
BG.legal zal deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.
Heeft u een vraag over stikstof of milieukwesties? Neemt u dan gerust vrijblijvend
contact met mij op.

[post_title] => BOUWVRIJSTELLING VAN DE BAAN
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bouwvrijstelling
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-11-02 12:23:49
[post_modified_gmt] => 2022-11-02 11:23:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=32759
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1465
[max_num_pages] => 147
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => ec92f9418ddb8750265ba4f696e55877
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:e7a5716b8c476e7187381b2f5d3fc45e:0.46341000 17524496070.86877200 1752449607
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft – niet onverwacht – vandaag een streep gezet door de zogenoemde ‘bouwvrijstelling’. Sinds 1 juli 2021 bevat de Wet natuurbescherming de...
Lees meer
De gele hogedrukreinigers van Kärcher of de paarse chocoladerepen van Milka. Beide ondernemingen zijn erin geslaagd om een kleurmerk te verkrijgen. Dit houdt in dat deze ondernemingen enkel met een...
Lees meer
In onze praktijk zien we vaak dat er, al dan niet terecht, wordt gedreigd met het aansprakelijk stellen van de bestuurder in privé in zaken waar de schuldeiser een vordering...
Lees meer
Een zorgmedewerkster loopt psychische klachten op na agressie van bewoners van de zorginstelling. De werkneemster claimt bij de zorginstelling. Het gebeuren Twee bewoners van de zorginstelling hebben een handgemeen gehad....
Lees meer
In diverse blogs hebben wij geschreven over de huisvesting van arbeidsmigranten, het belang van het bestemmingsplan en het wonen/woning begrip. In de praktijk komt het geregeld voor dat arbeidsmigranten in...
Lees meer
Wie stelt een vordering op een ander te hebben, moet dit heel concreet onderbouwen. Dat merkte een schuldeiser die werd opgezadeld met een tweede pandrecht en beweerde daardoor schade te hebben geleden.
Een bestuurder van een besloten vennootschap
Lees meer
Het in strijd met de Jeugdwet geen gunningscriterium op grond van EMVI opnemen leidt tot het intrekken van de aanbestedingsprocedure. Jeugdwet en gunningscriterium Tot 1 juli 2022 gold in artikel...
Lees meer
Op 7 oktober 2022 heeft president Biden de ‘Executive Order on Enhancing Safeguards for United States Signals Intelligence Activities’ (hierna: ‘E.O.’) ondertekend. In de E.O. worden de stappen omschreven die...
Lees meer
Inleiding Partijen nemen meestal een cessieverbod met goederenrechtelijke werking in hun contracten op. Het gevolg daarvan is dat vorderingen over en weer niet aan derden kunnen worden overgedragen. Dat is...
Lees meer
Veel ondernemers zien kansen in het buitenland en willen graag weten hoe ze die kansen zo optimaal mogelijk kunnen benutten met zo min mogelijk risico. Wat veel ondernemers helaas nog...
Lees meer