Blog van medewerkers
- Moet de verhuurder tegen het einde van de (eerste) tijdelijke huurovereenkomst met de huurder telkens een nieuwe huurovereenkomst sluiten en/of melding maken dát de vergunning is afgegeven, voor welk tijdvak en tegen welke huurprijs?
- Als de verhuurder dit niet doet, ontstaat er dan een reguliere huurovereenkomst of is de huurovereenkomst van rechtswege geëindigd na verloop van de in de vergunning opgenomen termijn?
De uitspraak
In de uitspraak van 18 augustus 2020 ging het kort gezegd om het volgende. Woningcorporatie Trivire verhuurt sinds 8 mei 2014 een aantal woningen in Dordrecht onder de vigeur van de Leegstandwet. De initiële looptijd bedroeg tot 31 december 2015. De gemeente Dordrecht heeft op 5 maart 2014 een vergunning afgegeven voor de duur van twee jaren en deze vergunning is vervolgens in de jaren daarop meermaals verlengd. Trivire informeert de huurders dat zij tot sloop van de woningen overgaat en beëindigt de huurovereenkomsten per 1 mei 2020.Aanspannen kort geding
Een aantal huurders was het niet eens met de voorgenomen opzegging en ging niet tot ontruiming over. Trivire heeft daar op volgend een kort geding aangespannen en de ontruiming van de woningen gevorderd. De huurders verweerden zich tegen de opzegging met de stelling dat er een reguliere huurovereenkomst was ontstaan, nu Trivire na afloop van de eerste huurovereenkomst geen nieuwe huurovereenkomst met de huurders was aangegaan noch dat zij op andere wijze melding heeft gedaan van de verlenging van de vergunning. De huurder mochten er naar eigen zeggen dus gerechtvaardigd van uitgaan dat er een reguliere huurovereenkomst was ontstaan en de huurders dus huurbescherming toekwam. De kantonrechter is het met deze stellingname niet eens en oordeelt dat ook in het geval dat de verhuurder de huurders niet informeert over de verlenging van de vergunning of dat de verhuurder geen nieuwe huurovereenkomst aanbiedt,Commentaar
De Leegstandwet biedt verhuurders de mogelijkheid om voor een bepaalde periode af te wijken van het reguliere regime voor woonruimten. Huurders van woonruimten kennen in de Nederlandse rechtsstaat een belangrijke mate van bescherming. Wil de verhuurder afwijken van dit wettelijke regime, dan dient hij aan een aantal in de wet verankerde vereisten te voldoen. Volgt de verhuurder dit niet, dan kan de verhuurder zich niet op de uitzonderingen uit de Leegstandwet beroepen. De huurovereenkomst wordt door partijen voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar, aangegaan. Dit kan overeenstemmen met de duur van de afgegeven vergunning, maar kan ook korter zijn. Het is van belang om dit onderscheid te maken.Kantonrechter
De kantonrechter oordeelt in zijn vonnis van 18 augustus 2020 dat de huurder er niet zomaar van uit mag gaan dat na afloop van de initiële looptijd van de huurovereenkomst een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd zou ontstaan. De kantonrechter legt hieraan ten grondslag dat de huurder bij het aangaan van de overeenkomst in feite wist dat de huur op een gegeven moment zou eindigen. De kantonrechter wijst expliciet op de regeling uit de Leegstandwet, waarin staat dat de huurovereenkomst eindigt door opzegging of het tijdstip dat de vergunning haar geldigheid verliest. De kantonrechter gaat ogenschijnlijk voorbij aan het feit dat partijen voor een bepaalde termijn, namelijk van 8 mei 2014 tot en met 31 december 2015, een huurovereenkomst zijn aangegaan. Vast staat dat er nadien géén nieuwe huurovereenkomst is gesloten. Tevens staat vast dat de huurders nadien het gehuurde tegen betaling zijn blijven gebruiken. Dat huurders er maar van uit moeten gaan dat zij, na afloop van de initiële looptijd, onder de vigeur van de Leegstandwet blijven huren, rijmt naar mijn mening niet met deArrest
De kantonrechter wijkt met zijn vonnis overigens af van het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 24 februari 2005, waarin het hof in een soortgelijke kwestie nu juist tot oordeel kwam dat nu de huurder na afloop van de tijdelijke huurovereenkomst het gehuurde tegen betaling is blijven gebruiken een reguliere huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Het was, aldus het hof, aan de verhuurder om stappen te ondernemen om de overeenkomst op te zeggen of een verlenging (onder de Leegstandwet) aan te bieden.
Inspanningsverplichting in algemene voorwaarden
In veel IT overeenkomsten wordt de verplichting van de leverancier omschreven als “Leverancier zal zich naar beste kunnen inspannen diensten met zorg uit te voeren… Alle diensten van leverancier worden uitgevoerd op basis van een inspanningsverbintenis” (bron: NL digital voorwaarden 2020). In een recente procedure heeft het gerechtshof Amsterdam (1) moeten oordelen over dit onderwerp. In die procedure zag de overeenkomst op de ontwikkeling en exploitatie van een applicatie op het gebied van human resource management. De IT leverancier zou de architectuur en de ontwikkeling van de applicatie verzorgen. De afnemer zou de applicatie testen, verkopen en implementeren bij eindgebruikers. Bij de implementatie en demonstratie bij eindgebruikers komen gebreken aan het licht. Heeft de IT leverancier wel aan zijn inspanningsverplichting voldaan? Mag de afnemer betaling van facturen opschorten? Mag de IT leverancier de overeenkomst buitengerechtelijk ontbinden? Moet de IT leverancier de schade van de afnemer vergoeden?Zorgplicht IT leverancier
Wanneer hier discussie over ontstaat, dan moet een rechter gaan uitleggen hoever die inspanningsverplichting reikt. Een rechter houdt daarbij rekening met aspecten als de deskundigheid van de afnemer. Wanneer deze niet deskundig is op het gebied van software/ICT, dan zal een grotere zorgplicht en ruimere inspanningsplicht van de IT leverancier worden aangenomen. De tendens in de rechtspraak is dat IT leveranciers een bijzondere zorgplicht hebben, met name bij minder deskundige afnemers.Keuze voor provider
Verder wordt veel waarde gehecht aan de tekst van de overeenkomst en nadere invulling in latere documenten. In deze zaak had de IT leverancier in een Statement of Work vastgelegd: “For the P (production) system, it is recommended to use a professional external cloud hosting partner. External cloud hosting is recommended for guaranteed stability, high-available hardware and network bandwith." De hosting provider waar de software draaide bleek niet de goede keuze. Het hof overweegt dat ‘uit de PSA en de daarop gebaseerde overeenkomsten kan niet worden afgeleid dat [X] verantwoordelijk was voor hosting van de applicatie op het niveau van een professional hosting party’. En dus heeft de IT leverancier haar inspanningsverplichting niet veronachtzaamd.Acceptatietest
In de Professional Service Agreement (‘PSA’) was bepaald dat de afnemer ‘bij uitsluiting ervoor verantwoordelijk was dat zij voor iedere geleverde module alle acceptatietesten zou uitvoeren die redelijkerwijs nodig waren’. De afnemer stelt acceptatietesten te hebben uitgevoerd. De IT leverancier zou onvoldoende met de terugkoppeling hebben gedaan. Het hof overweegt dat dit de afnemer niet ontslaat ‘van haar contractuele verantwoordelijkheid om zelf acceptatietesten van voldoende diepgang en omvang uit te voeren en om de modules niet bij eindgebruikers in gebruik te geven voordat acceptatietesten van voldoende diepgang en omvang zijn uitgevoerd’.Informatie- en waarschuwingsplicht
Een belangrijke rol bij het beoordelen van de verantwoordelijkheden van partijen is geweest dat het hof de afnemer ‘voldoende deskundig’ oordeelde. Dit kwam onder meer omdat in het handelsregister bij de afnemer stond vermeld: “"[Het ontwikkelen en vermarkten van HR software oplossingen, HR portals, online assessments, vragenlijsten en enquêtes alsmede HR analytics software; het verzorgen van consultancy en trainingen." Het hof overweegt dan ook dat de IT leverancier aan zijn informatie- en waarschuwingsplicht heeft voldaan. En dus was er geen sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de IT leverancier. De afnemer had daardoor ten onrechte betaling van facturen opgeschort. De IT leverancier was wel gerechtigd om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden en betaling van de openstaande facturen te vorderen. De vorderingen van de afnemer worden allemaal afgewezen.Wat betekent dit voor de praktijk?
- De reikwijdte van een ‘inspanningsverplichting’ hangt af van de kennis en ervaring van de andere partij. Hoe minder kennis en ervaring de afnemer heeft op het gebied van IT, hoe groter de informatie- en meldingsplicht van de IT leverancier reikt.
- Bij het interpreteren van het kennisniveau van de afnemer wordt ook gekeken naar de indruk die het zelf schetst, bijvoorbeeld in een KvK inschrijving of op de website.
- In een gerechtelijke procedure wordt veel belang gehecht aan de overeenkomst en latere schriftelijke stukken. Schenk dus voldoende aandacht aan deze documenten bij de totstandkoming. Lees ze kritisch door en maak opmerkingen bij conceptteksten.
- Een afnemer moet van goeden huize komen om het niet naleven van een inspanningsverplichting door de IT leverancier te onderbouwen.
- Wanneer de IT leverancier niet aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan dan kan dat een toerekenbare tekortkoming zijn die kan leiden tot het ontbinden van de overeenkomst. Dat leidt dan tot ongedaanmakingsverplichtingen (IT leverancier moet ontvangen bedragen terugbetalen en de afnemer moet de software verwijderen) en tot aanvullende schadevergoeding (de schade die de afnemer heeft geleden als direct gevolg van de tekortkoming van de IT leverancier).

De casus
Het college van B&W had een last onder dwangsom opgelegd om het laten gebruiken van een recreatiewoning ten behoeve van het huisvesten van arbeidsmigranten te beëindigen. Niet in geschil is het strijdige gebruik. Met andere woorden: de arbeidsmigranten mochten er niet wonen. De overtreder stelt dat de last alleen betrekking heeft op huisvesting van arbeidsmigranten die geen hoofdverblijf in Nederland hebben.Het oordeel van de hoogste bestuursrechter
De hoogste bestuursrechter acht dit standpunt onjuist. In de last staat niet dat de last enkel betrekking heeft op arbeidsmigranten die geen hoofdverblijf in Nederland hebben. Maar voor de praktijk relevanter: het feit dat één van de overtreders stond ingeschreven op een ander adres, acht de Afdeling niet van belang. Hij heeft verklaard dat hij in de recreatiewoning verbleef. Daarmee heeft de overtreder niet [tijdig] aan de last voldaan en is hij een dwangsom verschuldigd.Relevantie voor de praktijk
Of de inschrijving in de BRP in het geheel niet van belang is in dit soort zaken, is hiermee niet gezegd. Het betrof hier een recreatiewoning en het hangt altijd af van de omschrijving van de last. Het enkele feit dat een persoon op een ander adres in de BRP staat in geschreven, wil niet zeggen dat hij daarmee ook daadwerkelijk op dat adres woont en dus zijn hoofdverblijf heeft. Dat laat onverlet dat de BRP wel een aanwijzing is, dat een arbeidsmigrant ook daadwerkelijk op dat adres woont. Zo overwoog de Afdeling in een recente uitspraak van 13 mei 2020: “Verder is niet in geschil dat de acht arbeidsmigranten volgens de Brp op 19 maart 2018 op het adres van de woning stonden ingeschreven. De inschrijving in de Brp levert in het algemeen reeds een aanwijzing op dat de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben op het adres waarop zij zijn ingeschreven”. Die aanwijzing kan uiteraard weerlegd worden, wanneer uit de feiten blijkt dat de arbeidsmigrant wel degelijk feitelijk woonachtig is op een ander adres dan waarop hij in de BRP staat ingeschreven. Heeft u een vraag over het
Voorwaarden arbeidsovereenkomst
DeVerschillen stage en arbeidsovereenkomst
HetBeoordeling kantonrechter
De kantonrechter neemt in zijn
Wijze van slachten
Een noodslachting wordt uitgevoerd door een geladen schiettoestel (ook wel schietmasker genoemd) op het voorhoofd van het dier te zetten en af te vuren waarna een metalen pen in het hoofd van het dier schiet en het dier direct bedwelmd c.q. bewusteloos moet raken. Vervolgens dienen de halsslagaders van het dier doorgesneden te worden, waarna het doodbloedt.Het ongeval
De dierenarts is naar de stal gegaan met de veehouder. De stier lag rustig in een hok. De dierenarts is het hok ingegaan, heeft zijn schiettoestel op het voorhoofd van de stier gezet en heeft de pen afgevuurd. De stier bleek echter van het schot niet bedwelmd te zijn geraakt, maar lag wel weer rustig. De dierenarts is een paar meter bij de stier vandaan gegaan om zijn toestel opnieuw te laden. Op dat moment heeft de stier zich plotseling opgericht en een sprong gemaakt. De stier is uiteindelijk op het rechter onderbeen van de dierenarts terecht gekomen, dat daarbij is gebroken.Letsel en gevolgen
Vanwege complicaties waren 6 operaties noodzakelijk. De dierenarts kan korte stukken lopen. De dierenarts houdt praktijk voor gezelschapsdieren en is daarnaast ook veearts in loondienst. Hij is vanwege het letsel inmiddels afgekeurd voor zijn werk als veearts.Aansprakelijkstelling
De dierenarts heeft de eigenaar van de stier en diens verzekeraar aansprakelijk gesteld op basis van 6:179 BW. DeBeoordeling rechtbank
De dierenarts heeft de plotselinge sprong van de stier niet verlangd. In tegendeel, De dierenarts heeft juist beoogd de stier bewusteloos te schieten. Enige tijd nadat was gebleken dat het schot niet dit beoogde effect had, heeft het dier plotseling, spontaan, autonoom en onverwacht een sprong gemaakt. Dergelijk onberekenbaar gedrag van dieren rechtvaardigt juist de risico-aansprakelijkheid van art. 6:179 BW.Redelijk handelend en bekwaam dierenarts
Dat het schot niet tot bedwelming van het dier heeft geleid wil niet zegen dat de dierenarts niet heeft gehandeld als een redelijk handelend bekwaam dierenarts. Dat een rund niet bewusteloos raakt van een eerste schot is niet ongewoon blijkt uit onderzoek van het NVWA. De veehouder /verzekeraar had moeten stellen en toelichten waarom de dierenarts niet heeft geschoten zoals van een redelijk handelend en bekwaam veearts mocht worden verwacht. Dat de dierenarts tot fixatie was gehouden heeft de veehouder/verzekeraar onvoldoende toegelicht. Volgens het NVWA moet de kop worden gefixeerd ter bescherming van het rund. Dat dit voorschrift (mede) ertoe strekt de betrokken veearts tegen het dier te beschermen, volgt nergens uit en heeft de veehouder/verzekeraar ook niet nader toegelicht.Risicoaanvaarding door dierenarts?
De uitvoering van de opdracht tot het uitvoeren van de noodslachting bracht voor de dierenarts noodzakelijkerwijs risico’s mee, die de dierenarts
Iedereen heeft inzage in gepubliceerde boetes, berispingen of andere maatregelen die aan zorgpersoneel zijn opgelegd. Ook werkgevers.
Gepubliceerde boetes of berispingen die aan zorgpersoneel zijn opgelegd zijn openbaar. Indien u een maatregel – van een berisping tot een doorhaling – wordt opgelegd, is dat inzichtelijk voor personen die u in het digitale BIG-register opzoeken. Maatregelen waardoor een zorgverlener gedeeltelijk of helemaal zijn beroep niet meer mag uitoefenen, worden altijd openbaar gemaakt. Bij minder vergaande maatregelen, zoals berispingen en boetes, maakt de IGJ of het tuchtcollege een afweging of de maatregel ook openbaar gemaakt (gepubliceerd) moet worden. Dat is dus niet altijd het geval.
BIG-register
Probeert u het maar eens. U kan in het BIG-register zoeken op naam, beroep of geboortedatum van zorgverleners. Daarnaast wordt maandelijks een overzicht gepubliceerd van zorgverleners aan wie een maatregel is opgelegd. Het BIG-register is openbaar, dus iedereen kan deze informatie inzien. In sommige gevallen kan de opgelegde maatregel zelf in dag- of weekbladen in de regio waarin de zorgverlener werkt worden gepubliceerd. De werkgever wordt niet geïnformeerd over een opgelegde maatregel. Wel kan een werkgever een zorgverlener makkelijk opzoeken in het BIG-register. Het is belangrijk uw huidige of nieuwe werkgever te informeren over een openbaar gemaakte maatregel, het verzwijgen van die maatregel kan ertoe leiden dat uw werkgever arbeidsrechtelijke stappen onderneemt. Ontslag is daarbij niet uitgesloten. Overleg daarom altijd, om problemen achteraf te voorkomen. Bent u geïnformeerd door de Inspectie dat er een onderzoek naar u wordt ingesteld? Neem dan contact met ons op om de mogelijkheden te bespreken. Wij kunnen met u het proces doorlopen en proberen te voorkomen dat een onderzoek tot een maatregel leidt. Mr. Marlies Hol, jurist arbeidsrecht
Extra betalingen
Wat blijkt echter? De schoonzoon zet niet alleen de betalingen klaar die zijn schoonvader moet verrichten, maar zet tussen deze betalingen ook betalingen naar zijn eigen bankrekening. Op het moment dat de schoonvader de klaargezette betalingen dus accordeert, worden er ook betalingen verricht aan de schoonzoon zonder dat de schoonvader dit weet. Ook heeft de schoonzoon ervoor gezorgd dat zijn schoonvader geen papieren bankrekeningafschriften meer ontvangt, maar enkel nog digitale bankrekeningafschriften krijgt. Aangezien de schoonvader zoals gezegd niet handig is met computers, maakt dit het extra moeilijk voor de schoonvader om de betaalde bedragen te controleren. Bovendien heeft de schoonzoon eind 2015, zonder medeweten van zijn schoonvader, zijn eigen mobiele telefoon geregistreerd als betaalinstrument in gebruik bij zijn schoonvader. Hierdoor kan de schoonzoon via zijn mobiele telefoon bedragen van de bankrekening van zijn schoonvader naar zijn eigen bankrekening overschrijven zonder dat zijn schoonvader deze betalingen hoeft te accorderen.
Ontdekt
Op 23 december 2016 ontdekt de schoonvader dat zijn schoonzoon in twee jaar tijd een bedrag van ruim € 76.000,- heeft verduisterd. De schoonvader doet direct aangifte bij de politie en meldt de fraude bij de bank. De schoonvader stelt de bank vervolgens aansprakelijk voor de bedragen die naar zijn schoonzoon zijn overgeschreven. De bank stelt echter dat zij niet aansprakelijk is voor de schade van de schoonvader, omdat de schoonvader de betalingen aan zijn schoonzoon zelf heeft goedgekeurd. Ook heeft de schoonvader volgens de bank toestemming gegeven voor het registreren van de mobiele telefoon van de schoonzoon als betaalinstrument.Niet-toegestane betalingen?
De vraag waar het vervolgens om draait, is of hier sprake is van niet-toegestane betalingen volgens de wet over betalingstransacties. En indien dat het geval is, is de schoonvader daarbij dan wel of niet grof nalatig geweest? Als uitgangspunt voor de beoordeling van deze vragen heeft de Commissie van Beroep financiële dienstverlening van Kifid (“Commissie van Beroep”) zich gebaseerd op de (toenmalige) Europese richtlijn voor betalingsdiensten (PSD1). De schoonvader ontkent dat hij de betalingen aan zijn schoonzoon heeft toegestaan. Hij heeft nooit zijn bankpas en pincode afgegeven en heeft zijn schoonzoon nooit gemachtigd om zijn betalingen te doen of hem toegang gegeven tot zijn bankrekening. Enkel vertrouwde hij op de hulp van zijn schoonzoon bij het doen van zijn bankzaken. De Commissie van Beroep is het met de schoonvader eens. Het argument van de bank dat volgens de bankadministratie voor de betalingen de Rabo scanner en later de bankieren app is gebruikt, is niet voldoende bewijs dat de schoonvader de betalingen aan zijn schoonzoon heeft toegestaan. De betalingen naar de schoonzoon zijn dus niet-toegestane betalingen. Dit heeft tot gevolg dat de bank naar het oordeel van de Commissie van Beroep de niet-toegestane betalingen tot 13 maanden voorafgaand aan de ontdekking en melding daarvan moet terugbetalen aan de schoonvader. Dit betreft een bedrag van € 21.800,-. Dat de schoonvader de fraude eerder had kunnen ontdekken, maakt daarbij geen verschil. De schoonvader heeft de fraude direct na ontdekking gemeld en dat is voldoende.Schoonvader nalatig?
Vervolgens moest de Commissie van Beroep beoordelen of de schoonvader grof nalatig is geweest door op zijn schoonzoon te vertrouwen bij het doen van betalingen. De Commissie van Beroep is van mening – anders dan de Geschillencommissie in haar eerdere uitspraak – dat dit niet het geval is. Van grove nalatigheid zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn indien de schoonvader zijn pincode en/of bankpas bewust aan zijn schoonzoon had gegeven, indien hij zijn schoonzoon had gemachtigd om zijn bankzaken voor hem te regelen of indien hij de Rabo Bankieren app bewust op de mobiele telefoon van zijn schoonzoon had gezet. Dat alles is echter niet gebeurd. Wel is de Commissie van Beroep van mening dat de schoonvader enige nalatigheid kan worden verweten. Om die reden komt het eigen risico van € 150,- bij het vergoeden van niet-toegestane betalingstransacties wel voor zijn rekening. Conclusie: in dit geval blijkt de schoonzoon niet te vertrouwen. Hopelijk is dit een uitzondering! De volledige uitspraak van de Commissie van Beroep is hier te vinden. [post_title] => Is een schoonzoon te vertrouwen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => is-een-schoonzoon-te-vertrouwen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-02 09:58:49 [post_modified_gmt] => 2023-10-02 07:58:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=21562 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 21548 [post_author] => 8 [post_date] => 2020-08-17 11:09:03 [post_date_gmt] => 2020-08-17 09:09:03 [post_content] =>Wist u dat?
Bij het vaststellen van een kinderalimentatie zullen ook de

Doelstellingen maatschappelijke BV
Komende periode wordt de maatschappelijke B.V. door het kabinet verder- acteren in het economisch veld. Het moet gaan om ondernemingen die een verdienmodel hebben, bijvoorbeeld doordat zij btw-plichtig zijn en/of vennootschaps- of inkomensbelasting moeten betalen;
- een maatschappelijk doel nastreven. Om te beoordelen of een onderneming een maatschappelijk doel nastreeft, wordt gekeken naar het concept ‘algemeen nut’ zoals gedefinieerd in de fiscale ANBI-wetgeving;
- de verdeling van winst en vermogen beperken om zo het maatschappelijk doel te bereiken. De onderneming moet transparant zijn over de bijdrage aan de maatschappelijke missie en dit ook vastgelegd hebben in de statuten (“kapitaalklem”);
- transparant zijn over de stakeholdersdialoog en de uitkomsten en opvolging daarvan. De rol van de stakeholders moet ook vastgelegd zijn in de statuten;
- transparant zijn over de gerealiseerde maatschappelijke impact, waarbij maatschappelijke waarde zowel sociaal als natuurlijk kapitaal omvat;
- onafhankelijk zijn in zowel financiële als bestuurlijke zin. De maatschappelijke organisaties moeten zelfstandig zijn en onafhankelijk hun beleid kunnen formuleren en implementeren.
Staatssecretaris Keijzer
Staatssecretaris Keijzer zegt over de maatschappelijke BV: “Maatschappelijke ondernemers en organisaties zijn van steeds groter belang voor onze samenleving. Ze zorgen voor oplossingen voor uiteenlopende vraagstukken op het gebied van zorg of klimaat. Andere organisaties maken juist graag gebruik van werknemers met een achterstand tot de arbeidsmarkt. Maatschappelijk ondernemerschap vindt het kabinet belangrijk en daarom is betere erkenning en herkenning voor dit type ondernemerschap noodzaak. Ik neem daarom ook de soortgelijke conclusies van diverse onderzoeksrapporten over als het gaat om betere overheidsdienstverlening aan deze ondernemers en organisaties.” Wetgeving In de nieuwe wet worden in ieder geval de volgende punten voor de maatschappelijke BV verder uitgewerkt:- voorschriften waaraan de inrichting van de onderneming en de statuten moeten voldoen;
- bepalingen over het kunnen voeren van de aanduiding “maatschappelijke BV”; en
- bepalingen over de registratie van de maatschappelijke BV in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel.
Dienstverlening en begeleiding
Naast het invoeren van de maatschappelijke BV wordt ook de dienstverlening aan maatschappelijke ondernemers verbeterd. Maatschappelijke ondernemers zullen bijvoorbeeld begeleid worden met vragen over wet- en regelgeving en er wordt een werkgroep “Inkoop- en aanbestedingsbeleid overheid
Ook is het de bedoeling dat de overheid zelf maatschappelijke ondernemingen gaat betrekken in haar inkoop- en aanbestedingsbeleid. Om die reden zal worden onderzocht hoe meer aandacht uit kan gaan naar maatschappelijke ondernemingen en voorbehouden opdrachten. Tegelijkertijd moet het gelijke speelveld daarbij uiteraard wel behouden blijven.Vervolg
Het is de bedoeling van het kabinet om eind dit jaar een voorontwerp van de wet via internet in consultatie te brengen. Uiteraard houden wij u op de hoogte van de ontwikkelingen. [post_title] => Er komt een nieuwe rechtsvorm: de maatschappelijke BV [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => er-komt-een-nieuwe-rechtsvorm-de-maatschappelijk-bv [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-02 09:59:07 [post_modified_gmt] => 2023-10-02 07:59:07 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=21534 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 21499 [post_author] => 10 [post_date] => 2020-08-12 12:22:24 [post_date_gmt] => 2020-08-12 10:22:24 [post_content] => Een speciale-sectorbedrijf N, onderdeel van NS, gunt door middel van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging een opdracht aan A voor de modificatie van het huidige diagnosesysteem aan de hand waarvan onder andere de aandrijving van het treinmaterieel wordt gemonitord en een computersysteem bevat op grond waarvan afwijkingen worden geconstateerd en meldingen worden gegeven aan de bestuurders en monteurs. Dit diagnosesysteem is ontwikkeld door (de rechtsvoorganger van) A en daarna doorontwikkeld. A heeft intellectueel eigendomsrecht voor het ontwerp en de broncodes van het systeem. Een andere partij S stelt dat de bewuste onderhandelingsprocedure niet gevolgd mag worden en dat de opdracht in concurrentie moet worden aanbesteed.Procedure
De voorliggende juridische vraag ten overstaan van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland is of voldaan is aan de vereisten van artikel 3.36 sub c Aw 2012 om gebruik te kunnen maken van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging. Anders gezegd, kan alleen A zoals N stelt, de opdracht uitvoeren omdat mededinging om technische redenen ontbreekt en/of bescherming van uitsluitende rechten met inbegrip van intellectuele eigendomsrechten, aan de orde is. Op basis van een in opdracht van N opgesteld deskundigenrapport wordt aannemelijk dat de broncode van de software van het diagnosesysteem nodig is om dit systeem te kunnen aanpassen/upgraden. De voorzieningenrechter overweegt dat het aannemelijk is dat de broncode van de software van het diagnosesysteem nodig is om dit systeem te kunnen aanpassen/upgraden.Rechten
Verder is het aldus de voorzieningenrechter aannemelijk dat A als auteursrechthebbende de enige partij is die het recht heeft om de software te gebruiken en te verveelvoudigen, of om derden het recht te geven dit te doen. Het is aannemelijk dat A aan N geen licentie of andere toestemming heeft verleend om de software zelfstandig aan te passen of om derden in te schakelen om dat namens N te doen. N is dus niet gerechtigd om een derde de opdracht te geven om de software van het diagnosesysteem aan te passen. De opdracht kan dus alleen door A worden uitgevoerd, omdat het auteursrecht van A op het diagnosesysteem en de broncodes van de software van dit systeem beschermd moeten worden. Het pleidooi van S dat het volledig laten vervangen van het diagnosesysteem een redelijk alternatief is, wordt niet gevolgd. Dat zou immer een wezenlijk andere opdracht zijn dan de opdracht die N wil geven en als het al als alternatief zou kunnen worden gezien, is het geen redelijk alternatief. De voorzieningenrechter constateert dat in het voorgaande besloten dat het ontbreken van de mededinging niet het gevolg is van een kunstmatige beperking van de voorwaarden van de aanbesteding. Evenmin is komen vast staan dat er sprake is van toeschrijven naar de opdracht. N heeft de reële wens om het diagnosesysteem te upgraden en N kan er niets aan doen dat vanwege het auteursrecht alleen A de opdracht kan uitvoeren.Commentaar
Er is hier sprake van een situatie waarin de aanbesteder door eerder gemaakte keuzes met betrekking tot de opdracht nu aangewezen is op één leverancier. Ook wel een vendor lock-in genoemd. N heeft het dus zelf in de hand gehad in het beperken van de concurrentie. Uit rechtspraak van het Europese Hof van Justitie is gebleken dat wanneer voor een beroep op een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging, gewezen wordt op het bestaan van exclusieve rechten, er onder meer moet worden aangetoond dat er voor het betreffende product slechts één leverancier is en waaraan pas voldaan kan zijn als er op de markt voor het bewuste product geen concurrentie is. Doordat S voor de opdracht in aanmerking wil komen is er kennelijk sprake van concurrentie in de markt voor diagnosesystemen. De voorzieningenrechter heeft zich beperkt tot het toetsen van de redelijkheid van een mogelijk alternatief en bij het oordeel geen rekening gehouden met het feit dat N er eerder zelf voor heeft gekozen om bij zich afhankelijk te maken van A. Deze zaak is voor N goed afgelopen. Maar gelet op de jurisprudentie van het Europese Hof doen aanbesteders er goed aan om een vendor lock-in zoveel mogelijk te voorkomen. Zeker als in een markt te verwachten valt dat op enig moment ook nieuwe spelers zich gaan melden en er dus concurrentie ontstaat, kan het gebruik willen maken van een onderhandelingsprocedure zonder aankondiging problematisch worden. Zie de volledige uitspraak op rechtspraak.nl
Verhuur onder de Leegstandwet: is de verhuurder verplicht een verlenging van de vergunning aan de huurder mede te delen?
Inleiding
Wanneer een woning te koop staat, op de nominatie staat om gesloopt of gerenoveerd te worden of indien een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan is aangevraagd, kunnen woningeigenaren tijdelijk overgaan tot verhuur van de woning onder deMedewerking college
Alvorens tot tijdelijke verhuur onder de Leegstandwet over te kunnen gaan dienen verhuurders een vergunning aan te vragen bij het college b&w. Indien het college bereid is om medewerking te verlenen, dan vermeldt de vergunning in ieder geval het tijdvak en de huurprijs. De afgegeven vergunning kan meerdere malen verlengd worden, met een maximale totale duur van zeven jaren (in geval van verhuur vanwege sloop of renovatie). De Leegstandwet stelt een aantal eisen waaraan de huurovereenkomst dient te voldoen. Zo dient de huurovereenkomstWettelijke vereisten
Houdt de verhuurder zich niet aan de wettelijke vereisten, dan is de consequentie vrij vertaald dat er een reguliere huurovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij de huurder- Moet de verhuurder tegen het einde van de (eerste) tijdelijke huurovereenkomst met de huurder telkens een nieuwe huurovereenkomst sluiten en/of melding maken dát de vergunning is afgegeven, voor welk tijdvak en tegen welke huurprijs?
- Als de verhuurder dit niet doet, ontstaat er dan een reguliere huurovereenkomst of is de huurovereenkomst van rechtswege geëindigd na verloop van de in de vergunning opgenomen termijn?
De uitspraak
In de uitspraak van 18 augustus 2020 ging het kort gezegd om het volgende. Woningcorporatie Trivire verhuurt sinds 8 mei 2014 een aantal woningen in Dordrecht onder de vigeur van de Leegstandwet. De initiële looptijd bedroeg tot 31 december 2015. De gemeente Dordrecht heeft op 5 maart 2014 een vergunning afgegeven voor de duur van twee jaren en deze vergunning is vervolgens in de jaren daarop meermaals verlengd. Trivire informeert de huurders dat zij tot sloop van de woningen overgaat en beëindigt de huurovereenkomsten per 1 mei 2020.Aanspannen kort geding
Een aantal huurders was het niet eens met de voorgenomen opzegging en ging niet tot ontruiming over. Trivire heeft daar op volgend een kort geding aangespannen en de ontruiming van de woningen gevorderd. De huurders verweerden zich tegen de opzegging met de stelling dat er een reguliere huurovereenkomst was ontstaan, nu Trivire na afloop van de eerste huurovereenkomst geen nieuwe huurovereenkomst met de huurders was aangegaan noch dat zij op andere wijze melding heeft gedaan van de verlenging van de vergunning. De huurder mochten er naar eigen zeggen dus gerechtvaardigd van uitgaan dat er een reguliere huurovereenkomst was ontstaan en de huurders dus huurbescherming toekwam. De kantonrechter is het met deze stellingname niet eens en oordeelt dat ook in het geval dat de verhuurder de huurders niet informeert over de verlenging van de vergunning of dat de verhuurder geen nieuwe huurovereenkomst aanbiedt,Commentaar
De Leegstandwet biedt verhuurders de mogelijkheid om voor een bepaalde periode af te wijken van het reguliere regime voor woonruimten. Huurders van woonruimten kennen in de Nederlandse rechtsstaat een belangrijke mate van bescherming. Wil de verhuurder afwijken van dit wettelijke regime, dan dient hij aan een aantal in de wet verankerde vereisten te voldoen. Volgt de verhuurder dit niet, dan kan de verhuurder zich niet op de uitzonderingen uit de Leegstandwet beroepen. De huurovereenkomst wordt door partijen voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar, aangegaan. Dit kan overeenstemmen met de duur van de afgegeven vergunning, maar kan ook korter zijn. Het is van belang om dit onderscheid te maken.Kantonrechter
De kantonrechter oordeelt in zijn vonnis van 18 augustus 2020 dat de huurder er niet zomaar van uit mag gaan dat na afloop van de initiële looptijd van de huurovereenkomst een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd zou ontstaan. De kantonrechter legt hieraan ten grondslag dat de huurder bij het aangaan van de overeenkomst in feite wist dat de huur op een gegeven moment zou eindigen. De kantonrechter wijst expliciet op de regeling uit de Leegstandwet, waarin staat dat de huurovereenkomst eindigt door opzegging of het tijdstip dat de vergunning haar geldigheid verliest. De kantonrechter gaat ogenschijnlijk voorbij aan het feit dat partijen voor een bepaalde termijn, namelijk van 8 mei 2014 tot en met 31 december 2015, een huurovereenkomst zijn aangegaan. Vast staat dat er nadien géén nieuwe huurovereenkomst is gesloten. Tevens staat vast dat de huurders nadien het gehuurde tegen betaling zijn blijven gebruiken. Dat huurders er maar van uit moeten gaan dat zij, na afloop van de initiële looptijd, onder de vigeur van de Leegstandwet blijven huren, rijmt naar mijn mening niet met deArrest
De kantonrechter wijkt met zijn vonnis overigens af van het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 24 februari 2005, waarin het hof in een soortgelijke kwestie nu juist tot oordeel kwam dat nu de huurder na afloop van de tijdelijke huurovereenkomst het gehuurde tegen betaling is blijven gebruiken een reguliere huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Het was, aldus het hof, aan de verhuurder om stappen te ondernemen om de overeenkomst op te zeggen of een verlenging (onder de Leegstandwet) aan te bieden.
18 aug 2020